Inhoud
Inhoud DEEL 1.. WANNEER IS ER RECHT OP AFTREK VAN BTW?.............. 11 Inleiding: Wie heeft de bewijslast dat de btw op een kost aftrekbaar is?................................................................................................... 11 1.
De notie “economische activiteit” inzake btw............................ 21
2.
Is btw-identificatie een voorwaarde om recht op aftrek te genieten?........................................................................................ 25
3. Aftrek veronderstelt een relatie met de belaste “economische activiteit”................................................................................ 27 4.
Toetsing van de notie “economische activiteit” in het kader van het verkrijgen van het recht op aftrek........................................ 28
5.
En de voorbereidende werkzaamheden?................................... 30 5.1. Bedrijfsmiddelen verworven in de hoedanigheid van niet-belastingplichtige................................................... 31 5.2. Notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten............ 32 5.3. Teruggaaf van historische aftrek voor notarissen, gerechtsdeurwaarders en advocaten.................................. 33 5.4. Afwijkende regelingen voor advocaten........................... 34 5.4.1. Verminderde maatstaf van heffing bij de (weder)verkoop door een advocaat van een personenwagen die hij vóór 1 januari 2014 voor beroepsdoeleinden heeft verworven........................ 34 5.4.2. (Weder)verkoop van een bedrijfsmiddel dat voor beroepsdoeleinden werd aangeschaft door een advocaat-medewerker of advocaat-stagiair die heeft geopteerd voor de facultatieve bijzondere regeling.............................................................. 34 5.5. Rompelman – voorbereidende werkzaamheden.............. 35
6.
Verval van het recht op aftrek?................................................. 37
7.
Stopzetten van de economische activiteit.................................. 38
8.
En de btw-belastingplichtige in bijberoep?................................ 41
DEEL 2.. HET RECHT OP AFTREK VOOR VERVOERMIDDELEN...... 43 1.
Omvang van het recht op aftrek m.b.t. vervoermiddelen............ 43 1.1. Verkrijging van de hoedanigheid van belastingplichtige na aanschaf van een goed.............................................. 43
3
Aftrekbare kosten inzake btw, van A tot Z
1.2.
Bijzonder geval met betrekking tot nieuwe vervoermiddelen die intracommunautair geleverd worden............... 45 1.3. Bijzonder geval met betrekking tot autovoertuigen bestemd voor het vervoer van personen en/of goederen over de weg. Aftrekplafond van 50 pct (zie aanschr. 73/1972)..................................................................... 46 2.
Belasting waarvan het recht op aftrek wordt beperkt................ 50
3. Voertuigen beoogd door artikel 45, § 2, die ter beschikking worden gesteld van een personeelslid of van een bestuurder of vennoot – samenhang tussen artikel 45, § 2 en andere bepalingen van het WBTW................................................................. 52 3.1. Het voertuig wordt verworven door de belastingplichtige................................................................................. 52 3.1.1. Er is bij aanschaf van het bedrijfsmiddel een gemengd gebruik................................................... 52 3.1.2. Er is bij aanschaf van het bedrijfsmiddel geen gemengd gebruik................................................... 53 3.2. Het voertuig wordt door de belastingplichtige gehuurd.. 54 4.
De belastingplichtige stelt een goed OM NIET ter beschikking van een zaakvoerder, bestuurder of een personeelslid of gebruikt zelf een goed voor andere doeleinden dan deze van zijn economische activiteit ............................................................. 54 4.1. Het bewijs van het (overwegend) beroepsgebruik inzake btw.............................................................................. 54
5. De belastingplichtige stelt een goed TEGEN BETALING VAN EEN PRIJS ter beschikking van een zaakvoerder, bestuurder of een personeelslid .................................................................... 61 5.1. Bepalen van de normale waarde ten aanzien van vervoermiddelen bedoeld in artikel 45, § 2, eerste lid, van het Wetboek...................................................................... 62 5.1.1. De belastingplichtige koopt een voertuig............. 62 5.1.2. De belastingplichtige huurt een voertuig............. 63 5.2. Bepalen van de normale waarde voor andere goederen... 63 5.2.1. De belastingplichtige koopt een goed (bv. lichte vrachtwagen)..................................................... 64 5.2.2. De belastingplichtige huurt een goed (bv. lichte vrachtwagen)..................................................... 64 5.3. Verplichtingen............................................................... 64
4
Inhoud
5.4.
Vaststellen van de maatstaf van heffing voor de toepassing van artikel 19, § 1, van het WBTW......................... 65
6.
Verkoop van voertuigen als bedoeld in artikel 45, § 2, eerste lid, van het WBTW........................................................................ 67 6.1. Modaliteiten................................................................. 67 6.2. Gevolgen bij de koper van het voertuig.......................... 68
7.
Aftrek inzake btw voor vervoermiddelen en aanverwante kosten: bijzondere aandachtspunten bij controle........................... 72 7.1. Autokosten van een zelfstandige in bijberoep................. 72 7.2. Wagens aangekocht onder margeregeling...................... 73 7.3. Voorwaarden om het recht op aftrek te kunnen uitoefenen op autokosten ....................................................... 73 7.4. Auto’s gefactureerd op naam van de echtgenoot............ 74 7.5. Verhuur van parkings.................................................... 75 7.6. De verhuur van een wagen aan de vennootschap............ 75
8.
Het bewijs van het (overwegend) beroepsmatige gebruik inzake btw: praktische regels.............................................................. 76
9. Wanneer is er sprake van een “fiscale” lichte vracht inzake btw?....................................................................................... 83 10. Voertuigen beoogd door artikel 45, § 2, die gebruikt worden door gemengde btw-belastingplichtigen – samenhang tussen artikel 45, § 2 en andere bepalingen van het WBTW................. 88 11. De verkoop van vervoermiddelen.............................................. 90 12. Uitgewerkte voorbeelden......................................................... 98 DEEL 3..HET RECHT OP AFTREK BIJ GEMENGDE BTW-BELASTINGPLICHTIGEN............................................................. 103 1. Inleiding ................................................................................. 103 2.
De belastingplichtige past het stelsel van het algemeen verhoudingsgetal toe.......................................................................... 103
3.
De belastingplichtige past het stelsel van het werkelijk gebruik toe ......................................................................................... 109
DEEL 4..ALFABETISCH OVERZICHT VAN DE AFTREKBARE KOSTEN INZAKE BTW............................................................. 117 1. Aandelen................................................................................. 117 2.
Akkoorden (met de fiscus inzake aftrek)................................... 118
5
Aftrekbare kosten inzake btw, van A tot Z
3. Alarminstallatie....................................................................... 119 4.
Afschrijvingen (kosten van)...................................................... 120
5.
Algemene vergadering (kosten in het kader van)....................... 120
6. Anciënniteitspremie................................................................. 120 7.
Appartement (kosten van inrichting)........................................ 120
8.
Banket met betalende en niet-betalende gasten........................ 121
9.
Belastingen, rechten en heffingen............................................. 121
10. Beroepsvereniging................................................................... 122 11. Bestuurdersvergoedingen......................................................... 123 12. Beveiligingscamera.................................................................. 123 13. Bewijs (methodes om het beroepsmatig gedeelte van de aftrek aan te tonen).......................................................................... 124 14. Bijberoep................................................................................ 126 15. Bijscholing.............................................................................. 127 16. Boetes..................................................................................... 127 17. Buitenlandse kaderleden (kosten gedragen door de werkgever tot ontlasting van)................................................................... 129 18. Buitenlandse reizen.................................................................. 130 19. Businessseats (en loges).......................................................... 130 20. Campingcar............................................................................ 131 21. Concessies.............................................................................. 133 22. Conciërgewoning..................................................................... 134 22.1. Principe........................................................................ 134 22.2. Toepassing................................................................... 134 23. Cliënteel.................................................................................. 136 24. Daguitstappen personeel (teambuilding).................................. 136 25. Dagvergoedingen (forfaitaire).................................................. 137 26. Demonstratiekosten................................................................ 137 27. Dividenden (kosten in het kader van de toekenning)................. 137 28. Drank, broodjes, … voor klanten en personeel.......................... 138 29. Echtgenoot (bedrijfsmiddelen verkregen op naam van)............. 138
6
Inhoud
30. Ecocheque.............................................................................. 139 31. Erelonen en commissies........................................................... 139 32. Erfpacht.................................................................................. 139 33. Evenementen (kosten in het kader van).................................... 140 34. Faillissement en gerechtelijk akkoord........................................ 141 35. Fietskosten.............................................................................. 142 36. Firmawagen............................................................................ 142 37. Geestrijke dranken................................................................... 142 38. Geldbeleggingen...................................................................... 143 39. Gedeeltelijke btw-belastingplichtige (aftrekmethode)................ 146 40. Gemengde btw-belastingplichtige (aftrekmethodes)................. 146 41. Gemengde btw-belastingplichtige (autokosten)........................ 150 42. Geschenken aan het personeel (gelegenheidsgeschenken)......... 152 43. Geschenken aan zakenrelaties (van geringe waarde).................. 154 44. Giften..................................................................................... 155 45. Gratis diensten........................................................................ 155 46. Gsm, internet, verwarming, elektriciteit (kosten van)................ 156 47. Helikopter............................................................................... 158 48. Inbreng (kosten in het kader van)............................................. 161 49. Infrastructuurwerken............................................................... 162 50. Intresten................................................................................. 165 51. Jaarrekening (kosten inzake publicatie van akten en jaarrekeningen)........................................................................................ 165 52. Juwelen................................................................................... 165 53. Kledij...................................................................................... 166 54. Kosten eigen aan de werkgever................................................. 168 55. Kunst...................................................................................... 168 56. Leasing (optie)........................................................................ 170 57. Lectuur................................................................................... 174 58. Lidgelden................................................................................ 174 59. Limousinevervoer.................................................................... 179
7
Aftrekbare kosten inzake btw, van A tot Z
60. Luxe-uitgaven en overdreven kosten......................................... 179 61. Maaltijdcheques (restaurants binnen of buiten de onderneming)...................................................................................... 180 61.1. Bedrijfskantines ........................................................... 180 61.2. Bepaald restaurant buiten de onderneming................... 181 61.3. Maaltijdcheques uitgereikt door gespecialiseerde vennootschappen............................................................... 182 61.4. Cateringbedrijven en verhuur van lokalen: bijkomende toelichting van de notie “materiële tussenkomst bij de klant”........................................................................... 183 62. Maatschap (leveringen van goederen en diensten m.b.t. een personenauto gebruikt door een maatschap)............................ 188 63. Magazijn................................................................................. 188 64. Managementprestaties............................................................ 188 65. Monsters (handelsmonsters)................................................... 189 66. Motorfietsen........................................................................... 189 67. Naheffing (btw inclusief of exclusief)........................................ 190 68. Natrekking.............................................................................. 193 69. Onroerend goed (aankoop)..................................................... 193 70. Onroerend goed (verkoop)...................................................... 194 71. Onroerend goed (verhuur)....................................................... 194 71.1. Onroerende verhuur: de vrijstelling vormt de uitzondering.............................................................................. 194 71.2. De terbeschikkingstelling van een onroerend goed met bijkomende diensten: belast of vrijgesteld?..................... 233 72. Onroerend goed (werk in onroerende staat)............................. 235 73. Onroerend goed (zelf verricht werk in onroerende staat)........... 236 74. Onthaal (kosten van)............................................................... 236 74.1. Begrip “kost van onthaal”............................................. 236 74.2. Welke kosten beschouwt de Administratie in ieder geval als kosten van onthaal?................................................. 240 74.3. Kosten die niet de aard hebben van kosten van onthaal.. 240 75. Openbare verkoping van de goederen van een gefailleerde........ 242 76. Opendeur- en verkoopdagen.................................................... 242
8
Inhoud
77. Opleiding................................................................................ 243 78. Opslagruimte.......................................................................... 243 78.1. De verhuur van opslagruimte......................................... 243 78.2. Lokalisatiecriterium...................................................... 247 79. Opstal..................................................................................... 256 80. Opties (extra opties bedrijfswagen).......................................... 256 81. Outplacement (kosten van)..................................................... 257 82. Overdracht (van een algemeenheid of bedrijfsafdeling)............. 258 83. Paarden.................................................................................. 269 83.1. Principe........................................................................ 269 83.2. Deelname aan wedstrijden: recht op aftrek?................... 270 84. Parkeerkosten......................................................................... 272 85. Personeelskosten..................................................................... 273 86. Pensioenopbouw..................................................................... 274 87. Personeelsfeest........................................................................ 275 88. Pleziervaartuig......................................................................... 277 89. Presentiegelden....................................................................... 277 90. Publiciteit................................................................................ 278 91. Receptiekosten........................................................................ 279 92. Restaurantkosten.................................................................... 282 93. Reizen..................................................................................... 282 93.1. Beroepsreizen............................................................... 282 93.2. Kosten van vervoer per spoor, tram en autobus.............. 284 93.3. Gemeenschappelijk vervoer van personen (spoor, tram, autobus) ..................................................................... 285 94. Schadevergoedingen................................................................ 285 95. Seminaries .............................................................................. 289 96. Serviceclubs............................................................................. 293 97. Spijzen en dranken.................................................................. 293 97.1. Hotel- en restauratiekosten die door personeel worden gemaakt....................................................................... 294
9
Aftrekbare kosten inzake btw, van A tot Z
97.2. Hotel- en restauratiekosten gedaan door belastingplichtigen die op hun beurt dezelfde diensten verstrekken ..... 296 97.3. Overzicht...................................................................... 296 98. Sponsoring.............................................................................. 299 99. Subsidies................................................................................. 303 100. Tabaksfabricaten..................................................................... 312 101. Tankkaart............................................................................... 312 102. Tantième................................................................................. 313 103. Taxivervoer.............................................................................. 313 104. Tolgelden................................................................................ 314 105. Verzekeringspremies................................................................ 314 105.1. Diensten van schade-experten....................................... 314 105.2. Schadeloosstelling na schade aan of verlies van voertuigen............................................................................... 317 105.3. Doorfacturering van verzekeringspremies....................... 322 106. Voordelen (sociale).................................................................. 323 107. Vruchtgebruik.......................................................................... 324 108. Waakhond.............................................................................. 330 109. Waarborgverplichtingen (kosten van)....................................... 330 110. Wachtdocument (als garantie voor de uitoefening van het recht op aftrek)................................................................................ 331 111. Wapens................................................................................... 334 112. Werk in onroerende staat – Verlegging van de heffing............... 334 113. Wettelijk verschuldigde btw (is aftrekbaar)............................... 338 114. Winstmargeregeling (tweedehandse goederen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten)........................................ 339 115. Winstmargeregeling (reisbureaus) ........................................... 339 116. Zeiljacht.................................................................................. 344
10