Epilepsie Algemeen We spreken van epilepsie als er herhaald toevallen optreden. Tijdens een toeval is er sprake van abnormaal gedrag. Dit abnormale gedrag kan gegeneraliseerd zijn, dat wil zeggen dat er sprake is van een gestoord bewustzijn en omvallen met spierkrampen, speekselen, gillen of janken en incontinentie voor urine en/of ontlasting. Het abnormale gedrag kan ook partieel zijn, dat wil zeggen dat de afwijkingen gelokaliseerd blijven, al dan niet met bewustzijnsstoornissen. Een voorbeeld van partiële epilepsie is kramp in een voorpootje of trekken met de lippen. De tijdsduur tussen de verschillende toevallen kan per patiënt verschillen. Oorzaken Een toeval kan ontstaan als er een storing is in de hersenactiviteit. Deze storing kan veroorzaakt worden door een afwijking in de hersenen of door afwijkingen buiten de hersenen. In veel gevallen kan er geen oorzaak voor de storing gevonden worden. Bij huisdieren wordt op basis hiervan onderscheid gemaakt in verschillende vormen van epilepsie. Primaire epilepsie Bij deze vorm van epilepsie kan er geen duidelijke oorzaak worden vastgesteld. De eerste toevallen worden meestal gezien tussen ½ en 5 jaar leeftijd. Tussen de toevallen door is de hond normaal en lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek zijn niet afwijkend. De toevallen treden vooral op in rust en er is geen relatie met inspanning. Bij teefjes kan een toename van het aantal toevallen gezien worden tijdens de loopsheid. Ook kunnen heftige emoties een toeval in gang zetten (angst, blijdschap, stress). Deze vorm van epilepsie kan erfelijk zijn. De tijd tussen twee toevallen kan erg variëren. Behandeling van de epilepsie wordt aangeraden bij toevallen die erg heftig zijn, lang duren of vaker dan een keer per maand optreden. Secundaire epilepsie Bij deze vorm van epilepsie ligt de oorzaak in de hersenen. Deze vorm van epilepsie kan aangeboren zijn (b.v. afwijkende bouw van de hersenen) en zal dan op zeer jonge leeftijd al optreden of kan op oudere leeftijd ontstaan zijn (b.v. hersentumor) en zal dan pas op oudere leeftijd optreden. Deze vorm kan ook erfelijk zijn. De ernst en de frequentie van de toevallen kan afhankelijk zijn van b.v. inspanning of voeding. Tussen de aanvallen door kan ook afwijkend gedrag waargenomen worden.
Reactieve epilepsie Bij deze vorm van epilepsie ligt de oorzaak buiten de hersenen. Ook deze vorm kan aangeboren zijn (b.v. aangeboren slechte nierfunctie) of op oudere leeftijd zijn ontstaan (slijtage van de hartkleppen). De oorzaak voor de epilepsie kan door middel van nader onderzoek vaak vastgesteld worden. In deze gevallen staat de behandeling van de oorzaak voorop en vaak behoeft de epilepsie zelf dan niet behandeld te worden.
Verschijningsvormen Algemeen Gegeneraliseerde epileptische aanvallen kunnen bij verschillende honden erg divers zijn in hun verschijningsvorm. Ook de intensiteit en de duur van de toevallen kunnen per hond erg verschillen. Over het algemeen lijken de aanvallen bij een en dezelfde hond wel erg op elkaar. De meeste toevallen bestaan uit drie fasen: De inleiding (aura) De hond is onrustig, vertoont afwijkend gedrag, heeft soms een rare blik in de ogen. Deze fase kan enkele minuten tot enige dagen duren. Veel hondeneigenaren kunnen op basis van de kenmerkende verschijnselen al een aanval bij hun hond aan zien komen. De eigenlijke aanval (ictus) De hond verliest het bewustzijn en valt om. Vervolgens verstijven de spieren van de kop en de poten. Daarna kunnen nog enige tijd ontspanning en kortdurende krampen elkaar afwisselen. Tijdens deze aanval kan de hond urine of ontlasting verliezen en ook kan het dier kwijlen of speekselen. Deze fase duurt meestal slechts enkele minuten. De periode na de aanval (post-ictale fase) Na een aanval kunnen de dieren nog enige tijd gedesoriënteerd zijn, wankel lopen, slecht zien, geheugenverlies hebben of meer honger of dorst hebben. Deze periode kan enkele seconden tot soms zelfs enkele weken duren. Benader dieren in deze periode voorzichtig, want vaak zijn de dieren dan wat schrikachtig, wat tot onbedoelde agressie kan leiden. Partiele toevallen Vaak verliezen dieren hierbij niet het bewustzijn, al reageren ze vaak wel minder goed dan normaal. Ook vallen de dieren hierbij meestal niet om.
Krampaanvallen kunnen wel optreden, maar blijven dan meestal beperkt tot de kop of het lichaam. Ook kan er slechts sprake zijn van afwijkend gedrag, zoals onrust, hyperactiviteit, doelloos rondrennen of denkbeeldige vliegen vangen of de eigen staart najagen. De eerste aanval Heeft Uw hond voor het eerst een epileptische aanval gehad, neem dan contact op met onze kliniek. Een lichamelijk onderzoek en een bloedonderzoek of een hartonderzoek kunnen een eventuele oorzaak voor de epilepsie opsporen. Tijdens een aanval Probeer tijdens een aanval aan een aantal dingen te denken: 1. Blijf rustig! Uw hond voelt het als U in paniek bent en opwinding of stress kan de epilepsie verergeren. 2. Zorg ervoor dat Uw hond zichzelf niet kan verwonden en ook dat hij U niet per ongeluk kan verwonden. Dus let op dat hij niet van de bank valt of iets omstoot tijdens de aanval en hou in gedachten dat hij per ongeluk kan bijten of krabben op zo’n moment. Mensen worden nogal eens gebeten omdat ze de tong, die ook verkrampt tijdens een aanval, uit de bek willen halen. 3. Film de aanval met uw mobiele telefoon of met een camera en neem het filmpje mee naar onze kliniek. Bij twijfelgevallen kan dit heel illustratief zijn. 4. Controleer of uw hond bij bewustzijn is. Reageert hij als U tegen hem praat of hem aanraakt? 5. Is zijn tong blauw tijdens de aanval, of heeft hij een normale, rose kleur? 6. Meet hoe lang de aanval duurt. Het lijkt vaak langer dan het in werkelijkheid is. Behandeling Bij reactieve epilepsie zal behandeling in de eerste plaats gericht zijn op de primaire aandoening, de oorzaak van de epilepsie. Is er geen oorzaak gevonden, dan zal in de meeste gevallen tot behandeling van de epilepsie overgegaan worden bij gemiddeld meer dan 1 toeval per 4 weken of bij erg heftige toevallen. Ook als de ene toeval de andere opvolgt (clustering) is behandeling noodzakelijk. Behandeling zal zelden de epilepsie volledig laten verdwijnen. Het doel van de behandeling is echter om de tijd tussen de toevallen te verlengen en om de ernst van de toevallen en ook het aantal te laten afnemen. Hiervoor zijn verschillende medicijnen beschikbaar. De dosering van deze medicijnen is bij elke patiënt anders en het effect moet per dier beoordeeld worden. Over het algemeen wordt
gedurende 6 weken een startdosering gegeven en afhankelijk van het effect kan deze dosering aangepast worden.
Medicatie Fenobarbital Het meest gebruikte middel bij de hond is fenobarbital. In de eerste dagen kan slaperigheid of sufheid optreden. Gaat dit niet na een paar dagen over, dan moet de dosering verlaagd worden. Verder kan er een toename optreden van de eetlust, van het drinken en van het plassen. Omdat fenobarbital door de lever afgebroken wordt, kan er in zeldzame gevallen een leverontsteking optreden. Bij langdurig gebruik van fenobarbital of bij erg hoge doseringen kunnen de bijwerkingen ernstiger worden en kan er gekozen worden voor een combinatie met Kaliumbromide. Fenytoine Dit middel veroorzaakt minder sufheid en slaperigheid dan fenobarbital, maar geeft wel meer kans op misselijkheid, slechte eetlust en vermageren. Ook het risico op leverontsteking is groter dan bij fenobarbital. Dit is de reden dat wij in onze kliniek zelden tot nooit fenytoine voorschrijven. Kaliumbromide Dit middel wordt meestal gecombineerd met fenobarbital, indien enkelvoudige therapie met fenobarbital niet afdoende is. In een enkel geval werkt alleen kaliumbromide ook. Hoewel kaliumbromide een voederadditief is en geen diergeneesmiddel, kent het ook bijwerkingen zoals sufheid, huidontstekingen en zwakte van de achterhand. Een ernstiger bijwerking is het optreden van een dronkemansgang. Dit kan behandeld worden door middel van een infuus. De inwerktijd van kaliumbromide is lang en het effect kan pas na 2 tot 3 maanden beoordeeld worden. Het middel is minder geschikt voor nierpatiënten. Hierbij dient de dosering aangepast te worden. Verder moet er bij het gebruik van kaliumbromide op gelet worden dat de hond niet teveel zout binnen krijgt. Denk hierbij niet alleen aan het voer dat hij krijgt, maar bijvoorbeeld ook aan zwemmen in zeewater. Veel honden krijgen dan toch aardig wat zeewater binnen. Zout maakt het kaliumbromide onwerkzaam met als gevold dat de toevallen dan weer toe kunnen nemen.
Aandachtspunten 1. Hou een epilepsiedagboek bij (gratis bij ons verkrijgbaar). Noteer de data van de toevallen met hun tijdsduur en heftigheid. Noteer ook op welk
moment de toeval optrad, b.v. in de slaap, na de wandeling, bij blijdschap etc. 2. Zorg dat U altijd voldoende medicatie op voorraad heeft of bij U heeft als U met uw hond op vakantie gaat. Onderbreek de medicatie niet onnodig. 3. Meld bij een eventuele narcose of behandeling altijd dat Uw hond epilepsie heeft. 4. Zorg dat U een middel in huis heeft om via de anus in te brengen als Uw hond niet meer kan slikken, b.v. tijdens clustering of tijdens status epilepticus. Clustering betekent dat Uw hond meerdere aanvallen krijgt op een dag, die niet worden onderbroken door een herkenbare post-ictale periode. Status epilepticus is een aanval die langer duurt dan een kwartier. Wij hebben hiervoor diazepam rectiolen. Voor het juiste gebruik kunnen wij U in onze kliniek informatie geven.