ENQUÊTE : FRANCHISE IN BELGIË
opgesteld door de Belgische Franchise Federatie
INHOUDSTAFEL INLEIDING Voorwoord van de voorzitter Onderzoek 2012
I. Werkwijze A. Objectieven B. Panel
R E S U LTAT E N VA N H E T O N D E R ZO E K
3 4 4
5
5 5
6
I. De franchisenemers
6
A. Gemiddelde leeftijd B. Man of vrouw ? C. Studieniveau D. Professionele ervaring E. Gemiddelde anciënniteit in het verkooppunt F. Belangrijkste drijfveren G. Multi- en Plurifranchisenemers : 1. Hoeveel verkooppunten richt men doorgaans op onder franchise ? 2. Om welke redenen werd een tweede of zelfs derde verkooppunt opgericht ? 3. Trouw aan de naam 4. Waarom deze keuze ?
6 6 6 6 7 7
II. De franchisegevers
8
A. Wie zijn ze ? B. Uitgeoefend beroep C. Geografische herkomst van de onderneming : 1. Vanwaar komen de concepten die in België worden uitgebaat ? 2. Waar vindt men Belgische concepten ? D. Locatie van het verkooppunt E. Investeringsbronnen bij de opstart
8 8 9 9 10 10
III. Franchise creëert werk
10
A. Bij de franchisegever B. Bij de franchisenemer
10 10
I V. O p l e i d i n g
11
A. De mening van de franchisegever B. De mening van de franchisenemer
11 11
V. D e W e t L A R U E L L E
12
V I . A l s h e t t e h e r d o e n w a s …
14
7 8 8 8
INLEIDING De Belgische Franchise Federatie (BFF) heeft in 2012 haar 20 jarig bestaan gevierd. Uiteraard bestaan de ondernemingen op basis van een franchisesysteem al veel langer. Er bestonden zelfs al franchisevormen tijdens WOI. Maar het systeem kreeg pas de laatste 20 jaar een echte boost, naarmate het via de grootdistributie meer en meer zijn weg vond naar alle sectoren van de economie.
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
3
VOORWOORD VAN DE VOORZITTER
De resultaten van het onderzoek dat de BFF in 2012 hield, zijn beë langrijk voor de verschillende franchiseondernemingen, die in Belgi en actief zijn. Op basis van een duidelijker inzicht in de evolutie kunn ze zich immers beter positioneren op hun respectievelijke markten. zo Het onderzoek heeft tot doel informatie te verzamelen om een nauwkeurig mogelijk beeld weer te geven van de markt vandaag. Voor de BFF –auteur van dit rapport – was dan ook niets teveel geen vraagd. De diverse ondernemingen werden verschillende keren op basis van verschillende communicatiemiddelen gecontacteerd. en Zo kon een correcte beeldvorming én een efficiënt beleid word ontwikkeld, om de gemeenschappelijke belangen van de leden van elke corporatie te verdedigen. De Ook op organisatorisch vlak zijn deze inzichten belangrijk ! franchise is immers hét domein bij uitstek wat beheer van kennis en knowhow betreft. Precies daarin onderscheidt het zich van de andere vormen van commercieel partnership. Hoe verschillend franchisesystemen enerzijds ook zijn, zo sterk lijken ze anderzijds en ook op elkaar. Alleen al de manier waarop ze bijv. hun kennis ervaring inzetten: het enige doel is daarbij telkens hun organisatie te systeem te optimaliseren en hun business op een duurzame wijze ontwikkelen. Het onderzoek dat de BFF in 2012 hield, kadert dus volledig met e deze visie en maakt het mogelijk enkele conclusies te trekken inzak op goede en minder goede praktijken. Zo hebben we een betere kijk nde evolutie van de verschillende systemen. We zien enkele tende esen die aan de terechte verwachtingen van zowel de franchiseg e vers als van de nemers beantwoorden, met het oog op toekomstig spelers op de franchisemarkt.
Didier DEPREAY,
Voorzitter van de BFF
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
4
I. WERKWIJZE
A. OBJECTIEVEN
B. PANEL
Na een kwantitatieve studie in 2006 en een kwalitatieve analyse in 2007 leek het ons deze keer meer opportuun om de sector te evalueren op basis van de actuele stand van zaken qua ontwikkeling en zijn kansen om meer economische activiteit te creëren.
De franchisenemers : 465 vragenlijsten werden per e-mail verstuurd naar franchisenemers uit de netwerken, aangesloten bij de BFF. 120 antwoorden werden gevalideerd, m.a.w. 25% van alle ondervraagden. Dit levert een representatief beeld op, waarop de resultaten uit het rapport gebaseerd zijn. De zelfstandigen die het onderzoek beantwoordden, vertegenwoordigen een totaal van 818 filialen en 3.213 officiële en gelijkgestelde franchisenemers. De meerderheid is gevestigd in de Brusselse Regio en in Wallonië.
We hebben geprobeerd duidelijke profieltypes te onderscheiden van zowel franchisenemers als –gevers. Dat maakt het makkelijker om de dialoog tussen hen en de Federatie te begrijpen en om de opleidingsprogramma’s beter af te stemmen op al wie de stap naar de franchise overweegt of vragen heeft over het specifieke karakter van dit systeem in ons land. In dit onderzoek werden dan ook verschillende thema’s behandeld : de opleiding van de franchisenemers, de franchise als bron van jobcreatie en zelfs de kwalitatieve vereisten die een franchisegever in acht moet nemen om een kandidaat in de franchise te aanvaarden .
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
Wat de netwerken van de handelsassociaties betreft, werden er 375 vragenlijsten verstuurd op basis van interne contactlijsten en van de Who’s Who 2012 van «franchise.be ». Daarin zaten zowel leden als niet-leden van de Belgische Franchise Federatie. In totaal ontvingen we 94 antwoorden, m.a.w. een respons die eveneens 25 % bedraagt. Opmerking : met taalverschillen werd geen rekening gehouden.
5
R E S U LTAT E N VA N H E T O N D E R ZO E K I. DE FRANCHISENEMERS
A. GEMIDDELDE LEEFTIJD
C. STUDIENIVEAU
De gemiddelde leeftijd van de Belgische franchisenemer is 46 jaar en de leeftijd waarop men de franchiseactiviteit start, is 38. Blijkbaar hebben de meesten dus een eerste professionele carrière van zo’n 15 jaar (meestal in loondienst) achter de rug voor ze met hun franchise starten.
Een onderneming onder franchise uitbaten is niet makkelijk. Anderzijds is het zeker niet uitsluitend weggelegd voor een elite ! Het diploma is geen bepalend criterium bij de selectie van een kandidaat franchisenemer om toegelaten te worden tot het netwerk. 32% van de franchisenemers heeft een diploma van hoger secundair onderwijs. 23% beschikt over een graduaat en 19% heeft een universitaire titel.
B. MAN OF VROUW ? Als men de grote ‘vrouwelijke’ netwerken zoals PREMAMAN en YVES ROCHER uitsluit, is de franchisenemer in 75% van de gevallen een man. Telt men de vrouwelijke netwerken wel mee, dan daalt het aandeel van de mannen naar 55% (zoals eerder al was aangetoond in het onderzoek van 2006). Ook de resultaten van een studie die de Franse Franchise Federatie (Institut CSA) deed in 2011 wijzen in dezelfde richting: 55 % mannen en 45 % vrouwen oefenen het beroep uit onder het zelfstandig statuut van franchisenemer.
26%
19%
Franchisenemer of franchiseneemster ? Vrouw
Studieniveau van de franchisenemer
32%
23%
Man Hogere studies Graduaat
25%
Universitair Anderen
75%
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
D. PROFESSIONELE ERVARING 86,15 % van deze franchisenemers heeft eerst via één of meerdere jobs professionele ervaring opgedaan, vooraleer de stap naar de franchise te zetten. Uit deze resultaten kunnen we afleiden dat heel wat loontrekkenden een verandering in hun leven zoeken en zelfstandig willen worden op basis van
6
franchise. 36 % was ooit loontrekkende in een sector die niets te maken heeft met hun huidige franchiseactiviteit. 33 % is in dezelfde activiteitensector gebleven.
tuut van zelfstandige te zijn overgestapt om zijn eigen baas te kunnen zijn.
Aantal verkooppunten per franchisenemer
E. GEMIDDELDE ANCIËNNITEIT IN HET VERKOOPPUNT
6%
Het onderzoek toont aan dat de franchisenemer gemiddeld al bijna 12 jaar in zijn verkooppunt aanwezig is. Gezien de franchisecontracten doorgaans over negen jaar lopen, kunnen we eruit afleiden dat een meerderheid van franchisenemers tevreden is en hun franchisegever vertrouwt, en dus zijn franchisecontract minstens één keer vernieuwt.
24% 70%
Waarom franchisenemer worden ?
46% 44% 44% 40%
1
2à3
+ de 3
G. MULTI- EN PLURIFRANCHISENEMERS Multifranchise en plurifranchise : in beide gevallen probeert een franchisenemer zijn kansen op succes te vergroten door verschillende verkooppunten te openen. Multifranchise doet dat binnen één enkel concept, plurifranchise onder verschillende concepten.
Eigen patrimonium opbouwen Inkomsten verbeteren
Een job voor zijn kinderen creëren Zijn eigen baas worden
F. BELANGRIJKSTE DRIJFVEREN Welke zijn de redenen die de vroegere loontrekkenden ertoe aanzetten om zelfstandig franchisenemer te worden? Vier belangrijke redenen lijken aan de basis
te liggen: 32%
19%
➜4 6 % vindt het essentieel om een financieel patrimonium uit te bouwen. ➜ 44 % wenst zijn inkomen te verhogen en slaagt hierin. ➜ 44 % ziet zo de kans om werk aan zijn kinderen te kunnen bieden. ➜ En tot slot verklaart 40 % naar het sta-
23%
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
1
oeveel verkooppunten richt men H doorgaans op onder franchise ?
Meer dan 70 % van de Belgische franchisenemers focust zich uitsluitend op één enkel verkooppunt. Toch baat bijna 24% ook nog een tweede en een derde verkooppunt uit, binnen hetzelfde concept. Slechts 1% verklaart meer dan drie verkooppunten te hebben. Twee onder hen geven aan daarbij aan over tien verkooppunten te beschikken. 2
Om welke redenen werd een tweede of zelfs derde verkooppunt opgericht ?
41 % antwoordt een buitengewone kans te hebben gekregen om een bijkomend verkooppunt uit te bouwen, terwijl 35% deze expansie wijdt aan financiële en / of stra-
7
tegische overwegingen. Men breidt steeds vaker uit om de zichtbaarheid van de onderneming en het marktaandeel binnen de eigen doelgroep te verhogen. 3
➜ de financiële vereisten, ➜ de voorwaarden tot aansluiting, ➜ de voorwaarden om in het netwerk opgenomen te worden.
Trouw aan de naam
86 % van de franchisenemers die een tweede of derde verkooppunt uitbaten, behoudt dezelfde naam terwijl 14% liever via een andere onderneming en dus een ander concept een nieuw verkooppunt opricht. 4
Waarom deze keuze ?
De belangrijkste redenen om voor een bepaald concept te kiezen zijn : ➜ de aantrekkingskracht van het product, ➜ de aard van het beroep, ➜ de bekendheid en het imago van de onderneming,
II. DE FRANCHISEGEVERS
A. WIE ZIJN ZE ? 84% van de merken die aan het onderzoek hebben deelgenomen, werken onder franchise of een gelijkaardige vorm en 16% onder hen ontwikkelen zich via een netwerk onder eigen beheer. Onder deze laatsten overweegt 70% om zich te ontwikkelen via franchise.
15% behoort tot de Horeca, 10% valt onder de huishoudelijk sector en onder diensten aan particulieren en 6% valt onder de verbouwingssector. De franchise is dus aanwezig in de klassieke grootdistributiesectoren zoals voeding, huishoudelijke apparatuur en de bouw. De klassieke grootdistributiesectoren worden vertegenwoordigen een derde van de franchisegevers.
B. UITGEOEFEND BEROEP : 17 % van de ondervraagde franchisegevers en van andere vormen van commercieel partnership (geassimileerd) behoren tot de voedingssector(gespecialiseerd of niet),
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
8
D e verschillende soorten franchise: 1) De productiefranchise Waarbij de franchisegever goederen produceert en ze door zijn franchisenetwerk verdeelt. De franchisenemers hebben vaak het verbod om iets anders te verkopen vermits de basis van het marketingconcept het handelsmerk is. De bekendste sectoren zijn de vervaardiging van pralines, de textiel, de parfums, de bakkerijsector. 2) De distributiefranchise De franchisegever verdeelt producten door een gefranchiseerd winkelnetwerk. Hij speelt ofwel de rol van inkoopcentrale en biedt aan zijn franchisenemers het voordeel aan van een centrale stock ; of hij beperkt zich tot een referentiecentrale door productlijsten en/of erkende leveranciers voor te stellen. In beide gevallen berust de know-how van de franchisegever op de toegang tot betere aankoopvoorwaarden, tot een leveringssysteem en op de gemodeliseerde organisatie van het verkooppunt. Het is de franchise die men traditionneel ontmoet in de voedingsdistributie, doe het zelf, boekhandel-sectoren, en nog recenter eveneens in de huishoudapparatuur, de telecommunicatie en informatica.
3) De dienstenfranchise De franchise bestaat hier uit een aantal diensten volgens methodes en instructies ontwikkeld door de franchisegever Deze franchises zijn, in bepaalde gevallen, op productlevering afgestemd. Het is het geval bijvoorbeeld in de fast food, hotelketens, de schoonmaak- en onderhoudsdiensten. Anderen leveren geen producten zoals bij de carwashnetwerken, de automatische wasserijen, de dienst aan personen. (ouderen). Dit franchisetype ontwikkelt zich momenteel het sterkst. 4) De industriële franchise Het gaat om een beperkte franchisegroep die de franchisenemer toelaat zijn eigen industriële productie-eenheid te openen volgens de technieken, het lastenboek voor de uitrusting, de werkprocedures en de organisatieschema’s die door de franchisegever werden bepaald. De franchisenemer waarborgt de productie, de levering en de marketing van de producten op het grondgebied dat hem werd toegestaan. 31% van de netwerken zijn distributienetwerken, maar de eerste plaats gaat naar de dienstenfranchise met 37%. De productiefranchise haalt 17% van de sector terwijl 5% de merklicentie uitoefenen.
C. GEOGRAFISCHE HERKOMST VAN DE ONDERNEMING a. V an waar komen de concepten die in België worden uitgebaat ?
b. W at zijn de intenties van de Belgische franchisegevers naar export toe ?
Een franchiseconcept wordt geëxporteerd en geïmporteerd.
60% van de Belgische franchisegevers streven ernaar naar Frankrijk uit te breiden.
In België zijn 53 % van de concepten van Belgische oorsprong.
43 % naar Nederland en Duitsland,
23 % zijn van Franse oorsprong en
17 % denkt aan Groot-Brittanië, 13 % aan de Tsjechische Republiek.
13 % zijn van Amerikaanse oorsprong (Verenigde Staten).
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
9
D. DE LOCATIE VAN HET VERKOOPPUNT De franchisegever moet ook de locatie van het verkooppunt van zijn kandidaat franchisenemer valideren ; hij alleen kan de commerciële kwaliteiten van de locatie inschatten in functie van de afstemming met het concept. Elk concept vereist een locatie in functie van door de franchisegever voorgedefinieerde criteria. Aldus zal elk verkooppunt van hetzelfde concept in een typemilieu gevestigd zijn, zoals het binnen rijden van een stad, binnen of vlakbij een industriezone, in het stadcentrum en/of in een winkelcentrum. Het onderzoek geeft niet aan dat de ene plaats beter is dan een andere maar toont aan dat 49 % van de locaties zich in periferie van grote steden bevinden terwijl 27 % in het stadcentrum zelf gelocaliseerd zijn. 37% liggen in de directe omgeving van een winkelcentrum.
E. OORSPRONG VAN DE INVESTERINGEN BIJ DE OPSTART Het investeringsbedrag varieert in functie van het concept en van de eisen van de franchisegever. De exploitatie van een franchise kan een oppervlakte van 60 m² vereisen zonder financiering van een belangrijke voorraad van goederen of dure installaties, terwijl een doe het zelf zaak een veel grotere oppervlakte en een belangrijke voorraad vereist. Aldus kan de investering bij de opstart 50.000 euro bedragen maar ook 500.000 euro. Hoe dan ook zal de franchisegever van de franchisenemer een inbreng eisen die ongeveer een derde van de totale investering vertegenwoordigt, de twee andere derden kunnen via andere bronnen komen. Vermits de franchisenemer aldus zijn kapitaal op het spel zet, betuigt hij zo zijn vertrouwen in het concept en in de franchisegever.
III. FRANCHISE CREËERT WERK
A. BIJ DE FRANCHISEGEVER De franchisegever die zich in franchise wil ontwikkelen, wordt zelf werkgever. Een « franchisecentrale » kan meerdere tientallen werknemers tellen - rechtstreeks of onrechtstreeks -.
B. BIJ DE FRANCHISENEMER De franchisegever creëert niet alleen werk in zijn centrale maar genereert ook werk bij zijn franchisenemers. Als werkgever is de franchisenemer belast met de werving van zijn medewerkers. Sommige franchises vereisen tot 30 werknemers.
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
10
I V. O P L E I D I N G E N
A. DE MENING VAN DE FRANCHISEGEVER
B. DE MENING VAN DE FRANCHISENEMER
Iedere franchisegever die bezorgd is over een goed gebruik van zijn concept en het imago van zijn uithangbord hecht het grootste belang aan de opleiding en de integratie van de kandidaat franchisenemer.
Het onderzoek geeft aan dat de franchisenemers het grootste belang hechten aan de opleidingen die het beheer van het concept betreffen. De opleiding over productkennis komt op de tweede plaats.
Daarom organiseren 88% onder hen zelf de specifieke opleidingen binnen hun gebied. Het gaat over het algemeen over de technische aspecten van het beroep.
Op plaats drie staat het informaticaproces voor voorraadbeheer, en communicatie (intern en extern).
De overigen (12%) overhandigen aan hun kandidaat een lijst van vereiste opleidingen die ze op eigen kracht moeten volgen alvorens de contractuele procedure te kunnen starten. De interne opleidingen - zowel theoretisch als praktisch - kunnen zich tot enkele dagen beperken maar kunnen ook een paar weken en zelfs een paar maanden duren (18 maanden in één geval). Specifieke opleidingen over verkooptechnieken of voorraadbeheer worden ook in de verkooppunten georganiseerd. In de horecasector is een theoretische opleiding qua hygiëne een noodzakelijke vereiste teneinde elk probleem van slecht beheer in kwaliteit en netheid te vermijden: niet alleen in het verkooppunt zelf maar ook qua verkochte producten. De franchisegever hecht eveneens veel belang aan de menselijke hoedanigheden van de franchisenemers om hun teams te managen.
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
Op de vraag « Bent u tevreden over de vorming door de franchisegever ? » verklaren 70 % van de ondervraagde franchisenemers voldaan te zijn en 30 % verklaren meer opleidingen te wensen, met name in verband met het marketing. Ondanks dat vindt ook een 30% de vorming « te theoretisch ». De franchisegever biedt over het algemeen opleidingsdagen aan zijn franchisenemer aan: gemiddeld 9 dagen van « voortgezette » opleiding. De franchisenemer haalt zeker baat uit deze vorming : zoals een betere beheersing van zijn exploitatiekosten, adviezen inzake financiering van zijn investeringen, internetgebruik en meer bepaald sociale netwerken als communicatievectoren. Vanaf de opening van een verkooppunt waarborgt de franchisegever de opvolging van zijn franchisenemer. Deze opvolging kan van de ene franchisegever tot de andere variëren. Franchisegevers waarborgen een permanente bijstand, meer bepaald gedurende de eerste maanden na de opstart.
11
V. D E WET LARUELLE (WET VAN 19 DECEMBER 1995, BELGISCH STAATSBLAD 18 JANUARI 2006) 12,5% van de ondervraagden (franchisenemers in ruime zin) verklaren de wet niet te kennen. Slechts 79.5% van de netwerken gebruiken een BPI (Blad van Precontractuele Informatie) en eerbiedigen de verplichting om de precontractuele informatie minstens 30 dagen voor de ondertekening van een contract aan ieder kandidaat franchisenemer te overhandigen. Het BPI heeft tot doel om de communicatie van de contractuele informatie te structureren, wat een betere leesbaarheid en een beter inzicht van de verantwoordelijkheden en verplichtingen van beide partijen tot gevolg heeft. Het BPI laat aldus een echte discussie toe tussen de franchisegever en de kandidaat franchisenemer over de rechten en verplichtingen van elk van hen. Zelfs als dit een aanvullende administratieve werkload voor de franchisegever betekent, wordt het BPI over het algemeen positief ervaren door beide partijen.
B. DE WIL VAN DE WETGEVER De wet voorziet in de verplichting om minstens een maand voor het sluiten van een commercieel partnerschapsovereenkomst een Blad van Precontractuele Informatie (BPI) te geven aan diegene die het recht verkrijgt - zie hierboven. De inhoud van het BPI is in de wet aangegeven. De wetgever heeft terecht het toepassingsgebied van de wet niet tot de franchiseovereenkomsten willen beperken. De wettelijke definitie van de commerciële partenariaten maakt het immers mogelijk om een massa vormen van commerciële medewerkingen te omvatten die allemaal op een activiteit van goederenverkoop of van dienstverlening betrekking hebben. De niet-naleving van de wet kan ernstige gevolgen hebben die tot de nietigheid van de overeenkomst kan gaan. C. W ELKE OVEREENKOMSTEN VALLEN ONDER DE WET? Talrijke distributieovereenkomsten vallen onder de wet. De meest gebruikelijke overeenkomsten zijn de volgende (deze opsomming is niet beperkend) : De franchiseovereenkomst
DE PRECONTRACTUELE INFORMATIE A. INLEIDING De commerciele partnerschapsovereenkomsten worden in België aan de voorschriften van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie onderworpen De wet is van toepassing op de partnerschapsovereenkomsten gesloten tussen twee personen die elk in eigen naam en voor eigen rekening handelen waarbij een van deze personen aan de andere het recht geeft, in ruil voor een betaling onder welke vorm ook, rechtstreeks of onrechtstreeks, om bij de verkoop van producten of bij de dienstverlening een commerciële formule onder één of meer vormen te gebruiken : ➜ een gemeenschappelijk uithangbord, ➜ een gemeenschappelijke commerciële naam, ➜ een overdracht van know-how, ➜ een commerciële of technische bijstand. ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
De franchiseovereenkomst valt onder de wet aangezien als men de Regeling EC n°2790/1999 van de Europese Commissie van 22 december 1999 neemt, leest men: « Een franchiseovereenkomst is een overeenkomst volgens dewelke een vennootschap, de franchisegever, aan de tegenpartij, de franchisenemer, tegen een rechtstreeks of onrechtstreeks loon, toestaat om bepaalde goederen te verkopen en/of bepaalde prestaties uit te voeren. De overeenkomst bevat minstens volgende verplichtingen: 1) het gebruik van een gemeenschappelijke naam of een gemeenschappelijke uithangbord en een gemeenschappelijk object ; 2) de overdracht van know how van de franchisegever aan de franchisenemer; 3) de verplichting van de franchisegever om zijn franchisenemer permanent bij te staan op commercieel en technisch vlak, en dit
12
tijdens de ganse periode van de overeenkomst ». De licentieovereenkomst De eigenaar of de houder van een merk staat het recht toe aan een derde om dit merk te gebruiken. Deze licentieovereenkomst kan met andere rechten en verplichtingen uitgebreid worden : territoriale exclusiviteit, producten- of dienstenexclusiviteit, naleving van kwalitatieve normen, richtlijnen betreffende reclame en marketing, enz. Deze overeenkomst wordt door de nieuwe wet beoogd als deze licentie de licentiehouder toelaat om gebruikte maken van het toegestane merk, tegen een vergoeding, een gemeenschappelijk uithangbord of een gemeenschappelijke handelsnaam te gebruiken, voor zover ze als onafhankelijke handelaars van dezelfde commerciële formule gebruik maken. De wet omschrijft de uitdrukking « commerciële formule » : met name het gebruik van een gemeenschappelijk uithangbord en een gemeenschappelijke handelsnaam tussen verschillende onafhankelijke handelaars. De concessieovereenkomst Het beëindigen van deze overeenkomst is door de Belgische wet van 27 juli 1961 gereglementeerd. Deze wet heeft tot doel de opzeggingstermijnen te reglementeren en de vergoedingen te bepalen die aan de dealer toekomen als de exclusieve overeenkomst van onbepaalde duur door de wil van de concessieverlener beëindigd wordt. De nieuwe wet van 19 december 2005 wijzigt in geen enkel opzicht de wet van 27 juli 1967. Ze bouwt erop verder in bepaalde gevallen, waar bijvoorbeeld de dealer het recht krijgt om een gemeenschappelijk uithangbord te gebruiken of van de concessieverlener een commerciële hulp krijgt op voorwaarde echter dat de dealer voor de voordelen aan de verlener moet betalen
ciers gunstige voorwaarden te onderhandelen. Als deze overeenkomst bovendien aan het lid bepaalde rechten verleent, met name het recht om een gemeenschappelijk uithangbord of commerciële hulp te krijgen, zal hij door de nieuwe wet gebonden zijn.
DE ARBITRAGECOMMISSIE De wet heeft een Arbitragecommissie benoemd, bestaande uit vertegenwoordigers van franchisegevers, franchisenemers, professionele federaties en advocaten gespecialiseerd in commerciële dienstverlening. De Belgische Federatie van Franchise is in deze commissie vertegenwoordigd. Een evaluatierapport van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie in verband met commerciële partnerschapovereenkomsten dat door de Arbitragecommissie wordt opgesteld, vindt u op de website van de Federale OverheidsDienst Economie op het volgende webadres: http : //economie.fgov.be /organization_ market/franchise/evaluation_report_fr.pdf Dit rapport bevat de conclusies van de Commissie van tien vergaderingen over een reeks vragen betreffende de toepassing van de wet, en het bevat ook bepaalde aanbevelingen. Dit verslag is bestemd voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het zou de parlementariërs moeten inspireren bij een nieuwe discussie over verbeteringen aan de huidige wet. De Commissie kan vragen doorgespeeld krijgen door ieder die met de wet van 19 december 2005 te maken krijgt. Ze zet haar werkzaamheden voort door het onderzoek van precieze vragen.
Het affiliatiecontract Deze overeenkomst bindt een lid aan een aankoopcentrale die zich ertoe verbindt om al zijn leden aan interessante voorwaarden te bevoorraden, of bij de erkende leveranENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
13
V I . A L S H E T T E H E R D O E N W A S . . . 84 % van de ondervraagden zijn voldaan met hun statuut. Deze hoge ratio geeft de wens aan van de franchisenemer om verder te gaan: door zijn risico op een veilige manier te beheren, samen met de franchisegever die controle uitoefent en assistentie geeft bij belangrijke beslissingen. De franchisenemer aarzelt niet om de voordelen van zijn statuut te poneren: « Baas » van zijn onderneming, hij geniet van de know-how van zijn franchisegever, van zijn ervaring en de bekendheid van het uithangbord, of het merk waarvan hij de ambassadeur is. Uiteindelijk spreekt de franchisenemer zijn tevredenheid uit om tot een netwerk te behoren, een « gemeenschap » van ondernemers die hetzelfde doeleinde nastreven : de ontwikkeling van een project van gemeenschappelijk belang dat door het grootste aantal wordt gedeeld. Er zijn uiteraard enkele aspecten zoals de workload, en de verplichting om de normen en het « lastenboek » van de franchisegever na te leven, die enigszins het actiegebied van de franchisenemers zouden kunnen beperken. Iedereen is er zich van bewust dat wanbeheer of onzorgvuldig beheer door een franchisenemer een weerslag heeft op de ganse gemeenschap van franchisenemers en daardoor schade toebrengt aan het imago van de ganse keten.
CONCLUSIE De resultaten van dit onderzoek bevestigen dat de franchise een vorm van commercieel partnership blijft, waar een echte economische en sociale toegevoegde waarde gecreëerd wordt in een minder riskante omgeving dan bij veel andere onafhankelijke projecten. Dit zowel voor de personen die er actoren van worden, als voor de ondernemingen die verder met de behoeften van de markt evolueren.
ENQUÊTE : DE FRANCHISE IN BELGIË
In dit verband is het duidelijk dat meer diepgaande en meer frequente studies noodzakelijk zijn. Jaarlijkse studies zouden toelaten: ➜ om de gegevens te actualiseren, één keer per jaar, ➜ om alle netwerken die in België werken te identificeren, geklasseerd per vorm van partnership, ➜ om de leesbaarheid van de resultaten te verbeteren en verdere informatie te ontwikkelen, ➜ om het evenwicht tussen de handelspartners te verbeteren, ➜ om een precieze kwalitatieve informatie te ontwikkelen, ➜ om de debatten betreffende de krachtverhoudingen tussen de partijen te professionaliseren. Daarom pleit de BFF voor de oprichting van een Observatorium van alle vormen van handelspartenariaten die in het toepassingsgebied van de wet Laruelle van 19 december 2005 vallen. De rol van dit Observatorium zou elke vorm van discussie en actie op het gebied van het commerciële partnership moeten bevorderen : vergaderingen, informatie, vorming, studies, centralisering en verwerking van de economische, sociale en juridische gegevens. Het zou een ethiek kunnen opstellen alsook analyse instrumenten op juridisch en economisch vlak. Ons richtend naar het voorbeeld van de Arbitragecommissie binnen de wet LARUELLE zou het Observatorium er de verlenging van kunnen zijn, en het zou een ruime verspreiding van de werkresultaten kunnen waarborgen door een jaarlijks evaluatierapport te publiceren.
Didier Depreay, Voorzitter van de BFF
14