Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
Projectnr. 08-2843
Paul de Graaf, met medewerking van Jurriën Vroom (CBS) en Marja Troost (dS+V) Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) April 2009 In opdracht van het Rotterdam Climate Initiative.
© Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteurs: Paul de Graaf, met medewerking van Jurriën Vroom (CBS) en Marja Troost (dS+V) Project: 08-2843 Prijs: € 10,00
Adres:
Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 267 15 00 Telefax: (010) 267 15 01 E-mail:
[email protected] Website: www.cos.rotterdam.nl Gegevens mogen worden overgenomen, mits met bronvermelding. Verveelvoudiging voor eigen of intern gebruik toegestaan. 2 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
INHOUDSOPGAVE Inleiding Noten
5 6
Samenvatting en conclusies
7
1
9
Energieverbruik in Rotterdam in 2004 Noten
11
2
Gemiddeld gasverbruik op kleinschalig niveau
13
3
Energiebesparing door huishoudens
15
3.1 3.2
Kenmerken van huishoudens en woningen en energiegedrag Voornemens tot energiebesparende maatregelen in Rotterdam Noten
15 15 18
Publicatieoverzicht COS
19
3 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
4 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
INLEIDING
Het Rotterdam Climate Initiative heeft als centrale doelstelling een reductie van de CO2-emissie in 2025 in haven en stad met 50% ten opzichte van 1990. In het kader daarvan is ook een monitor opgezet waarin de vorderingen worden bijgehouden. Hiervoor verschenen in 2007 en 2008 rapportages van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) over de component ‘gebouwde omgeving (woningen)’, waarin emissies geschat werden op basis van onder meer het gas- en elektriciteitsverbruik volgens de bestanden van het EnergieVerbruik Huishoudens (EVH) van het CBS over het energieverbruik in Nederlandse woningen. In de laatste COS-monitoringsrapportage bleek dat Rotterdam al aardig op weg is: voor 2007 werd een emissie ten gevolge van gasverbruik geschat die een kwart lager lag dan die in 19901:
Figuur 0.1:
Schatting CO2-emissie door Rotterdamse huishoudens in miljoenen kilogrammen conform de IPCC-richtlijnen; 1990-2007.
1990 Gas 658 Idem, 1990 = 100 100%
1995 672 102%
2000 592 90%
2001 613 93%
2002 577 88%
2003 586 89%
2004 575 87%
2005 559 85%
2006 536 82%
2007 491 75%
Elektriciteit
.
.
457
.
.
456
447
446
445
444
Totaal
.
.
1.049
.
.
1.042
1.022
1.005
981
935
Aantal woningen 273.432 278.467 283.667 285.041 286.286 286.762 286.287 285.982 287.262 288.349 Aandeel1 1
):
4,71%
4,50%
4,30%
4,29%
4,27%
4,24%
4,20%
4,17%
4,16%
4,14%
Aantal Rotterdamse woningen als percentage van het aantal woningen in heel Nederland.
Bron: Rekenmodel COS, versie/data september 2008. Uitkomsten over 2004 en 2005 zijn gebaseerd op de EVH’s van 2004 respectievelijk 2005, en daarmee net zo definitief als de achterliggende EVH-uitkomsten. Uitkomsten over jaren vóór 2004 zijn gebaseerd op achteruitberekeningen op basis van het EVH 2004, en daarmee net zo definitief als de achterliggende EVH-uitkomsten. Uitkomsten over jaren ná 2005 zijn gebaseerd op vooruitberekeningen op basis van het EVH 2005; over 2007 bovendien nog gebaseerd op voorlopige cijfers voor die vooruitberekeningen. Zie verder de betreffende rapportage.
De forse daling in de laatste twee jaar volgt uit op landelijke emissie-ontwikkelingen gebaseerde aannamen, want voor deze jaren konden nog geen Rotterdamse verbruiksgegevens worden gebruikt, maar zijn extrapolaties verricht. De Rotterdamse daling is daarbij sterker, omdat het aandeel van Rotterdam in de landelijke woningvoorraad afnam. De landelijke emissie door het gasverbruik van huishoudens is de laatste jaren door zachte winters, betere isolatie en een toename van het aantal hoogrendementsketels fors gedaald2:
Figuur 0.2:
Emissie
Landelijke hoeveelheid CO2-uitstoot in miljoenen kilogram conform de IPCCrichtlijnen; ‘Consumenten’ (huishoudens); 1990-2007. 1990 1995 19.700 21.100
Idem, 1990 = 100 100%
107%
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007* 19.400 20.200 19.100 19.500 19.300 18.300 17.600 16.200 98%
103%
97%
99%
98%
93%
89%
82%
Bron: Emissieregistratie CBS/MNC. Deze gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op de website http://www.cbs.nl. Het cijfer over 2007 is nog een voorlopig cijfer.
5 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
De bestanden EnergieVerbruik Huishoudens (EVH) van het CBS Het CBS heeft van de energienetbedrijven de klantenbestanden over 2004, 2005 en 2006 ontvangen, met daarin voor alle aansluitingen die horen bij het desbetreffende energienet het gasen elektriciteitsverbruik. Deze klantenbestanden heeft het CBS gekoppeld aan onder meer zijn bedrijvenbestand, en aan het CBS-WoningenRegister. Eind maart 2009 heeft het CBS uit deze bestanden voor het eerst gegevens gepubliceerd: het gemiddeld gasverbruik, het gemiddeld elektriciteitsverbruik en het aandeel stadsverwarming per gemeente, wijk en buurt in 2004. Van de bestanden over 2005 en 2006 is de schoning nog niet geheel afgerond. Het COS heeft, na de berekeningen voor eerdergenoemde monitoringsrapportages, eind december 2008 door het CBS aanvullende berekeningen laten verrichten op het bestand Energieverbruik Huishoudens 2004 (EVH 2004). Daartoe was dit bestand niet alleen verder geschoond, maar ook aangevuld met door het COS aangeleverde verdere kenmerken van de woning, zoals het bouwjaar en de eigenaar/verhuurder. Gegevens over recentere jaren dan 2005 zijn op dit moment nog niet op een dergelijke manier (uit een net zo uitgebreid geschoond en aangevuld bestand) beschikbaar. De EVH-bestanden bevatten (alleen) alle voor bewoning bestemde gebouwen per 1 januari van het betreffende jaar; woningen die geen gebouw zijn, zoals woonboten of woonwagens, ontbreken dus, en het energieverbruik en de CO2-uitstoot door het midden- en kleinbedrijf vallen daarmee buiten het bestek van de hier gepresenteerde berekeningen. Anderzijds zijn wel alle soorten woonruimte bij de berekeningen “meegenomen”: niet alleen “gewone” woningen, maar ook recreatiewoningen, wooneenheden en bijzondere woongebouwen. Het energieverbruik in de EVH-bestanden is gebaseerd op het verbruik volgens meterstanden, dat is omgerekend naar een verondersteld verbruik per kalenderjaar.
Opbouw van deze rapportage Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt het gas- en elektriciteitsverbruik in 2004 door Rotterdamse huishoudens geschetst naar een aantal kenmerken van huishoudens en woningen, en een korte vergelijking gemaakt met het verbruik in de andere grote steden en landelijk. In hoofdstuk 2 wordt het Rotterdamse gasverbruik op een geografische kaart van de stad gepresenteerd per zescijferig postcodegebied (zeg maar: per woningblok). In hoofdstuk 3 tenslotte wordt stilgestaan bij de samenhang tussen de kenmerken van huishoudens en van woningen, (on-)zuinig energiegedrag van huishoudens en het energieverbruik, en worden uitkomsten gepresenteerd van vragen in de jaarlijkse Omnibusenquête van het COS over energiebesparende maatregelen. Dit alles wordt voorafgegaan door een pagina met samenvattende conclusies.
Noten 1.
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (P.A. de Graaf): Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie september 2008; Rotterdam, september 2008.
2.
Zie over de daling van de uitstoot van broeikasgassen het artikel Verdere daling uitstoot broeikasgassen van 3 september 2008 in het Webmagazine op de CBS-website http://www.cbs.nl.
6 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Het Rotterdam Climate Initiative heeft als centrale doelstelling een reductie van de CO2-emissie in 2025 in haven en stad met 50% ten opzichte van 1990. In de laatste COS-monitoringsrapportage over het aan huishoudens toe te rekenen deel daarvan bleek dat Rotterdam al aardig op weg is: voor 2007 werd een emissie ten gevolge van gasverbruik geschat die een kwart lager lag dan die in 1990. Al langere tijd is sprake van een daling, en in de laatste twee jaar was die extra sterk. Deze ontwikkeling is geschat op basis van landelijke emissie-ontwikkelingen en de ontwikkeling van het aantal Rotterdamse woningen; voor de meeste jaren konden namelijk nog geen specifiek Rotterdamse verbruiksgegevens worden gebruikt. Landelijk is de emissie door het gasverbruik van huishoudens de laatste jaren fors gedaald, en door de afname van het aandeel Rotterdamse woningen zou de daling in Rotterdam dus extra sterk moeten zijn geweest. Voor de voorliggende rapportage zijn door het CBS berekeningen gemaakt over het gas- en elektriciteitsverbruik door Rotterdamse huishoudens volgens de klantenbestanden van de energienetbedrijven. Volgens deze berekeningen bedroeg het gas- en elektriciteitsverbruik in Rotterdam in 2004 gemiddeld 1.234 m3 respectievelijk 2.675 kWh per huishouden c.q. woning. In totaal zou dat een totaalverbruik van 328,8 miljoen m3 respectievelijk 718,8 miljoen kWh betekenen. Er is een duidelijk stijgend verband tussen huishoudensgrootte en gas- en elektriciteitsverbruik. Naar bouwperiode is het beeld wat minder eenduidig; wellicht ook mede doordat renovaties hier het beeld kunnen vertroebelen. Het laagste gasverbruik vinden we in de woningen van de laatste paar jaar; het hoogste in de vooroorlogse woningen. Het gasverbruik verschilt in zeer sterke mate met het woningtype: in half of heel vrijstaande woningen wordt veel meer gas verbruikt dan in woningen die door andere woningen worden omgeven. De uitersten: in vrijstaande woningen wordt gemiddeld ruim drie keer zo veel gas verbruikt als in appartementen. Voor het elektriciteitsverbruik geldt overigens het zelfde verband, en ook hier zijn de verschillen zeer groot. Bij het elektriciteitsverbruik zullen deze verschillen echter vooral veroorzaakt zijn doordat in duurdere soorten woningen meer welvarende bewoners wonen. Per deelgemeente tenslotte bestaan ook flinke verschillen; ten dele door het hoge aandeel stadsverwarming in het Stadscentrum en Prins Alexander. Al met al is, net als in de andere drie grote steden, het energieverbruik in Rotterdam een stuk lager dan in de rest van het land: in Rotterdam bedraagt het gemiddelde gasverbruik ongeveer tweederde van het landelijke, en het gemiddelde elektriciteitsverbruik ongeveer viervijfde van het landelijke. Behalve het grotere aandeel stadsverwarming zal daarbij ook de in Rotterdam gemiddeld veel kleinere huishoudens- en woninggrootte een verklaring vormen, evenals de slechtere inkomenspositie van Rotterdamse huishoudens en de isolerende rol die de compacte bouw van een grote stad speelt. In hoofdstuk 2 is het Rotterdamse gasverbruik (elektriciteitsverbruik is in beleidsmatig opzicht minder interessant) gepresenteerd per zescijferig postcodegebied (zeg maar: per woningblok). Op een geografische kaart van de stad is met verschillende kleuren aangegeven op welke plekken in de stad het gasverbruik er in positieve of negatieve zin “uitspringt”. Zie aldaar. In hoofdstuk 3 tenslotte is stilgestaan bij de samenhang tussen de kenmerken van huishoudens en van woningen, (on-)zuinig energiegedrag van huishoudens en het energieverbruik, en zijn uitkomsten gepresenteerd van vragen in de jaarlijkse Omnibusenquête van het COS over voornemens tot energiebesparende maatregelen.
7 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
8 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
1
ENERGIEVERBRUIK IN ROTTERDAM IN 2004
Het gas- en elektriciteitsverbruik in Rotterdam in 2004 bedroeg volgens het EVH 2004 gemiddeld 1.234 m3 respectievelijk 2.675 kWh per huishouden c.q. woning1. In totaal zou dat een totaalverbruik van 328,8 miljoen m3 respectievelijk 718,8 miljoen kWh betekenen. In figuur 1.1 is het gemiddelde energieverbruik per Rotterdamse woning in 2004 weergegeven naar huishoudensgrootte.
Figuur 1.1:
Gemiddeld energieverbruik per woning met geldig verbruik in Rotterdam naar huishoudensgrootte; 2004.
Gemiddeld verbruik per woning naar huishoudensgrootte 1 persoon 2 personen 3 personen 4 personen 5 personen 6 en meer personen Totaal
Gasverbruik Gemiddeld Aantal 86.140 1.028 m3 72.512 1.242 m3 30.430 1.393 m3 3 23.585 1.522 m 1.612 m3 9.137 1.644 m3 5.127 1.234 m3 226.931
Excl. stadsverwarming Elektriciteitsverbruik Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal 1.197 m3 73.974 1.926 kWh 87.722 62.982 2.743 kWh 73.099 1.429 m3 27.181 3.285 kWh 30.320 1.559 m3 3 21.396 3.837 kWh 23.544 1.677 m 1.750 m3 8.416 3.821 kWh 9.093 1.742 m3 4.836 3.528 kWh 5.095 1.408 m3 198.785 2.675 kWh 228.873
Bron: CBS, EVH 2004, bewerking COS. Het vermelde verbruik is exclusief niet-geldige verbruiken (zie noot 1). Leesvoorbeeld: eerste regel: 86.140 eenpersoonshuishoudens met een “geldig gasverbruik” (zie noot 1) verbruikten ge3 middeld 1.028 m gas. Exclusief het nulverbruik van de 12.166 eenpersoonshuishoudens in woningen met stadsverwar3 ming is dat gemiddeld 1.197 m . Voorts verbruikten de eenpersoonshuishoudens gemiddeld 1.926 kWh elektriciteit.
Zoals te verwachten was, is er een duidelijk stijgend verband tussen huishoudensgrootte en gasen elektriciteitsverbruik; al geldt dit bij de allergrootste huishoudens niet meer. In figuur 1.2 is het gemiddelde energieverbruik per Rotterdamse woning in 2004 vervolgens weergegeven naar bouwperiode (het jaar waarin de bouw van de woning werd voltooid).
Figuur 1.2:
Gemiddeld energieverbruik per woning met geldig verbruik in Rotterdam naar jaar waarin de bouw werd voltooid; 2004.
Gemiddeld verbruik per woning naar bouwperiode Vóór 1925 1925 t/m 1945 1946 t/m 1965 1966 t/m 1975 1976 t/m 1980 1981 t/m 1985 1986 t/m 1990 1991 t/m 1995 1996 t/m 1999 2000 en later Totaal
Gasverbruik Gemiddeld Aantal 3 31.787 1.578 m 30.470 1.536 m3 3 55.889 1.329 m 1.376 m3 20.674 1.026 m3 15.738 3 756 m 24.730 3 965 m 18.196 1.140 m3 14.562 3 865 m 9.086 3 603 m 5.799 1.234 m3 226.931
Excl. stadsverwarming Elektriciteitsverbruik Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal 3 31.346 2.624 kWh 1.600 m 31.987 30.024 2.654 kWh 1.559 m3 30.755 3 54.263 2.446 kWh 1.368 m 56.435 1.447 m3 19.652 2.797 kWh 20.924 1.400 m3 11.514 2.943 kWh 15.727 3 1.269 m 14.730 2.610 kWh 24.620 3 1.200 m 14.624 2.787 kWh 18.352 1.318 m3 12.597 2.945 kWh 15.082 3 1.183 m 6.644 3.036 kWh 9.207 3 1.031 m 3.391 2.762 kWh 5.784 1.408 m3 198.785 2.675 kWh 228.873
Bron: CBS, EVH 2004, bewerking COS. Het vermelde verbruik is exclusief niet-geldige verbruiken (zie noot 1).
9 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
Naar bouwperiode is het beeld wat minder eenduidig; wellicht ook mede doordat renovaties hier het beeld kunnen vertroebelen. Het laagste gasverbruik vinden we in de woningen van de laatste jaren; het hoogste in de vooroorlogse woningen. In figuur 1.3 is het gemiddelde energieverbruik per Rotterdamse woning in 2004 vervolgens weergegeven per woningtype.
Figuur 1.3:
Gemiddeld energieverbruik per woning met geldig verbruik in Rotterdam naar woningtype; 2004.
Gemiddeld verbruik per woning naar woningtype Appartement Tussenwoning Hoekwoning Twee onder één kap Vrijstaand Woningtype onbekend Totaal
Gasverbruik Gemiddeld Aantal 3 132.815 1.059 m 3 1.406 m 61.358 3 1.740 m 16.088 2.434 m3 2.584 3 3.393 m 1.664 3 1.055 m 12.422 1.234 m3 226.931
Excl. stadsverwarming Elektriciteitsverbruik Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal 3 113.221 2.337 kWh 134.194 1.242 m 3 1.535 m 56.201 3.103 kWh 61.470 3 1.851 m 15.118 3.444 kWh 16.108 2.510 m3 2.504 4.453 kWh 2.604 3 3.562 m 1.584 5.648 kWh 1.691 3 1.290 m 10.157 2.434 kWh 12.806 1.408 m3 198.785 2.675 kWh 228.873
Bron: CBS, EVH 2004, bewerking COS. Het vermelde verbruik is exclusief niet-geldige verbruiken (zie noot 1).
Het gasverbruik verschilt in zeer sterke mate met het woningtype: in half of heel vrijstaande woningen wordt veel meer gas verbruikt dan in woningen die door andere woningen worden omgeven. De uitersten: in vrijstaande woningen wordt gemiddeld drie keer zo veel gas verbruikt als in appartementen. Voor het elektriciteitsverbruik geldt overigens het zelfde verband, en ook hier zijn de verschillen zeer groot. Bij het elektriciteitsverbruik zullen deze verschillen echter vooral veroorzaakt zijn doordat in duurdere soorten woningen meer welvarende bewoners wonen.
Figuur 1.4:
Gemiddeld energieverbruik per woning met geldig verbruik in Rotterdam en aandeel stadsverwarming naar deelgemeente; 2004.
Gemiddeld verbruik per woning naar deelgemeente Stadscentrum (stadsverw.: 53%) Delfshaven ( 6%) Overschie ( 1%) Noord (10%) Hillegersberg-Schiebroek ( 2%) Kralingen-Crooswijk (21%) Feijenoord ( 8%) IJsselmonde ( 2%) Pernis ( 0%) Prins Alexander (29%) Charlois ( 0%) Hoogvliet ( 0%) Hoek van Holland ( 0%) Haven- en Industriegeb. ( 9%) Totaal (12%)
Gasverbruik Gemiddeld Aantal 3 13.317 478 m 21.033 1.226 m3 3 6.289 1.460 m 3 17.449 1.247 m 1.719 m3 16.187 3 20.350 1.148 m 1.225 m3 24.792 1.464 m3 24.766 3 1.703 m 1.802 959 m3 37.597 1.339 m3 26.059 3 1.393 m 13.740 1.672 m3 3.517 3 2.274 m 32 1.234 m3 226.931
Excl. stadsverwarming Elektriciteitsverbruik Gemiddeld Aantal Gemiddeld Aantal 3 6.283 2.253 kWh 1.008 m 12.595 19.738 2.413 kWh 1.307 m3 21.225 3 6.257 2.822 kWh 1.467 m 6.460 3 15.728 2.401 kWh 1.383 m 17.955 1.750 m3 15.899 3.063 kWh 17.198 3 16.026 2.526 kWh 1.457 m 20.380 1.325 m3 22.919 2.495 kWh 25.026 1.500 m3 24.172 2.770 kWh 24.946 3 1.703 m 1.802 3.152 kWh 1.813 1.353 m3 26.624 3.035 kWh 36.928 1.339 m3 26.059 2.361 kWh 26.583 3 1.393 m 13.740 3.078 kWh 14.104 1.676 m3 3.509 3.165 kWh 3.630 3 2.509 m 29 4.087 kWh 30 1.408 m3 198.785 2.675 kWh 228.873
Bron: CBS, EVH 2004, bewerking COS. Verbruik en percentage stadsverwarming zijn exclusief niet-geldige verbruiken (zie noot 1).
10 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
In figuur 1.4 tenslotte is het gemiddelde energieverbruik per Rotterdamse woning in 2004 weergegeven per deelgemeente. Het gemiddelde gasverbruik in het Stadscentrum bedraagt slechts iets meer dan een derde van het stedelijk gemiddelde. Hier blijkt duidelijk de invloed van de stadsverwarming: het nulverbruik in dergelijke woningen zorgt in delen van het Stadscentrum voor een heel laag gemiddeld gasverbruik. Ook als daarmee rekening wordt gehouden, is het verbruik in het Stadscentrum echter nog steeds relatief erg laag. In Prins Alexander is het gemiddelde gasverbruik eveneens laag, en ook hier komt dat door het aandeel stadsverwarming; maar hier verschilt het verbruik exclusief stadsverwarming veel minder van het gemiddelde. Het hoogste gasverbruik vinden we in Hillegersberg-Schiebroek (meer dan een derde boven het stedelijk gemiddelde). Ook in Pernis (strikt genomen overigens geen deelgemeente) en Hoek van Holland is het gasverbruik ruim bovengemiddeld. De deelgemeenten met het hoogste gemiddelde elektriciteitsverbruik zijn Hoek van Holland, Pernis, Hoogvliet, Hillegersberg-Schiebroek en Prins Alexander.
Net als in de andere grote steden is het energieverbruik in Rotterdam een stuk lager dan in de rest van het land: in Rotterdam bedraagt het gemiddelde gasverbruik ongeveer tweederde van het landelijke, en het gemiddelde elektriciteitsverbruik ongeveer viervijfde van het landelijke; zie figuur 1.5. Behalve het grotere aandeel stadsverwarming zal daarbij ook de in Rotterdam gemiddeld veel kleinere huishoudens- en woninggrootte een verklaring vormen, evenals de slechtere inkomenspositie van Rotterdamse huishoudens en de isolerende rol die de compacte bouw van een grote stad speelt.
Figuur 1.5:
Gemiddeld energieverbruik per woning en aandeel stadsverwarming in de vier grote steden en landelijk; 2004.
Gemiddeld verbruik per woning in grote steden en landelijk Rotterdam Amsterdam ’s-Gravenhage Utrecht Nederland
Gemiddeld gasverbruik 1.250 m3 1.300 m3 3 1.550 m 3 1.300 m 1.800 m3
Gemiddeld elektriciteitsverbruik 2.650 kWh 2.400 kWh 2.650 kWh 2.850 kWh 3.350 kWh
Aandeel stadsverwarming 12% 5% 5% 18% 5%
Bron: CBS, EVH 2004. Deze (op veelvouden van 50 afgeronde) gegevens zijn te vinden op de elektronische databank Statline op de website http://www.cbs.nl onder ‘Nederland regionaal’, ‘Kerncijfers wijken en buurten’, en verschillen soms heel licht van elders in deze rapportage opgenomen gegevens omdat die niet op alle aansluitingen waren gebaseerd (zie noot 1).
In het volgende hoofdstuk zal nader worden ingegaan op het energieverbruik in de verschillende delen van Rotterdam.
Noten 1.
De gepresenteerde gegevens betreffen gemiddelde verbruiken van woningen met een enkelvoudige aansluiting (hoewel meervoudige aansluitingen niet zo heel dik gezaaid zijn!), mits ‘geldig’. ‘Geldige verbruiken’ zijn verbruiken
11 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
die in één van de stappen van het verwerkingsproces door het CBS zijn toegekend als huishoudelijk verbruik; dat wil zeggen: a) koppelbaar aan het Huishoudensbestand van het CBS; b) identificeerbaar in het Aansluitingenregister (wat voor Rotterdam nogal eens mis gaat, in Rotterdam zijn er veel woningen met een adres met twee toevoegsels aan het huisnummer, en zulke woningen zijn in de aansluitingenregisters identiek aangegeven met alleen huisnummer en eerste toevoegsel). Meerdere aansluitingen per woning zijn niet meegenomen; deze woningen zijn er nu dus uitgevallen! c) niet als “uitbijter” aangemerkt door vergelijking met mediaan en 75%-kwartielgrens per postcodegebied; d) eventueel als blokverwarming geïdentificeerd, of een nul-verbruik of heel laag verbruik dat wel wordt toegestaan in geval van stadsverwarming.
12 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
2
GEMIDDELD GASVERBRUIK OP KLEINSCHALIG NIVEAU
In het vorige hoofdstuk werd het gemiddelde energieverbruik per deelgemeente gepresenteerd. Op een zo grootschalig niveau zijn echter nog niet zulke interessante conclusies te trekken; zeker niet met betrekking tot de vraag waar plekken zijn met een hoog verbruik waar, bijvoorbeeld door gebiedsgerichte isolatiestimulering, nog veel winst te behalen kan zijn. Daarom is het Rotterdamse gasverbruik (elektriciteitsverbruik is in beleidsmatig opzicht minder interessant) ook berekend per zescijferig postcodegebied (zeg maar: per woningblok). Op een geografische kaart van de stad is dan met verschillende kleuren aan te geven op welke plekken in de stad het gasverbruik er in positieve of negatieve zin “uitspringt”. Op dit kleinschalige niveau blijkt in sommige delen van de stad overigens ook duidelijk de invloed van de stadsverwarming: het nulverbruik in dergelijke woningen zorgt hier en daar voor heel lage gemiddelde gasverbruiken. Op de volgende pagina is het gemiddelde gasverbruik in Rotterdam per zescijferig postcodegebied op zo’n manier weergegeven; onderstaande grafiek geeft aan hoeveel zescijferige postcodegebieden een hoe hoog gemiddeld verbruik hadden.
Figuur 2.1:
Frequentieverdeling van het gemiddeld gasverbruik per zescijferig postcodegebied in Rotterdam; 2004.
Bron: CBS, EVH 2004, bewerking COS en dS+V/Verg/Geo-info.
Het hoge gasverbruik concentreert zich met name in delen van Hillegersberg-Schiebroek, Kralingen, ’s-Gravenland, Hoek van Holland en Charlois. De meeste gebieden hebben een gemiddeld gebruik tussen de 1.000 en 1.500 m3, dus niet ver af van het stedelijk gemiddelde van 1.234 m3. Wel zitten er veel meer gebieden boven dan onder het gemiddelde
13 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
3
ENERGIEBESPARING DOOR HUISHOUDENS
3.1
Kenmerken van huishoudens en woningen en energiegedrag
Over de vraag naar de samenhang tussen de kenmerken van huishoudens en van woningen, (on-)zuinig energiegedrag van huishoudens en het energieverbruik verscheen in opdracht van het Ministerie van VROM (DG Wonen) in april 2005 een uitgebreide studie van RIGO Research en Advies BV: Wonen en Energie; stook- en ventilatiegedrag van huishoudens1. Daarin werd ook specifiek voor eigenaar-bewoners de vraag betrokken hoe het energiegedrag, de energielasten, de huishoudensfase en het inkomen, gegeven de woningkenmerken, samenhangen met de bereidheid om te investeren in energiebesparende maatregelen. Stookgedrag en kenmerken van de woning bleken samen ongeveer de helft van de verschillen in het gasverbruik van huishoudens te verklaren. En eigenaar-bewoners zouden vooral geneigd zijn te investeren in energiebesparende maatregelen in hun woning als zij beschikken over voldoende inkomen, als nog geruime tijd kan worden genoten van de investering (niet te hoge leeftijd en kort na aankoop van de woning) en als er (nog) geen kinderen zijn. Ongeveer 40% van de huishoudens in Nederland zou de woning verwarmen op een manier die in mindere of meerdere mate als ‘onzuinig’ kan worden getypeerd. Als deze totale groep zou kunnen worden bewogen om te verwarmen volgens een meer normaal patroon, zou dat een besparing van circa 8,5% van het totale verbruik betekenen. De onzuinige gedragingen met het grootste besparingspotentieel zijn het verwarmen van veel kamers in verhouding tot de grootte van het huishouden, het ’s nachts op relatief hoge temperatuur verwarmen (16° C of meer) en het overdag en/of ’s avonds verwarmen op een hoge temperatuur (22° C of meer). Het meest onzuinige gedrag komt vooral voor in grote koopwoningen, in zeer grote woningen, in woningen van ouderen en in woningen van huishoudens met een hoog inkomen; het meest zuinige gedrag komt vooral voor als men weinig aanwezig is in de woning, als men niet in een eengezinswoning woont en bij jonge werkenden die veelal overdag niet aanwezig zijn.
3.2
Voornemens tot energiebesparende maatregelen in Rotterdam
In de Omnibusenquête van het COS (een jaarlijks in februari en maart afgenomen schriftelijke enquête onder 3.500 Rotterdammers van 16 tot 85 jaar) zijn in 2008 ook vragen opgenomen over voornemens tot onderhoud van de woning, en energiebesparende maatregelen in het bijzonder. Deze vragen zijn alleen aan bewoners van koopwoningen gesteld; de achterliggende aantallen respondenten zijn derhalve niet groot. De uitkomsten geven echter wel een indicatie. Aan de Rotterdammers die in een koopwoning wonen is allereerst gevraagd of men van plan is om op korte termijn in de woning te investeren voor onderhoud, energiebesparende maatregelen en wooncomfort (“extra luxe”). De uitkomsten zijn in figuur 3.1 te zien. Bijna de helft van de Rotterdammers die in een koopwoning wonen, is op korte termijn van plan te investeren in onderhoud van de woning. Energiebesparende maatregelen en extra wooncomfort worden door meer dan de helft niet nodig gevonden; men zal daar dan ook niet op korte termijn in investeren. 10% van de eigenaar-bewoners is wel van mening dat men zou moeten investeren in energiebesparende maatregelen, maar is dit op korte termijn niet van plan.
15 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
Figuur 3.1:
Voornemens om op korte termijn in de eigen woning te investeren; 2008.
Onderhoud
Energiebesparende maatregelen
Nee, niet nodig
8%
4% 10%
58%
28%
Waarschijnlijk w el
10%
53%
30%
Wooncomfort (extra luxe)
4% 6%
43%
48%
Nee, maar w el nodig
Weet niet
Bron: COS, Omnibusenquête 2008.
In figuur 3.2 is de beantwoording van deze vraag onderverdeeld naar een aantal persoons- en huishoudenskenmerken; hoewel de aantallen respondenten per antwoordcategorie eigenlijk erg klein zijn voor al te harde conclusies. (Het COS hanteert doorgaans een ondergrens van zo’n 200 benodigde respondenten om uitkomsten verantwoord te achten.)
Figuur 3.2:
Voornemens om op korte termijn in de eigen woning te investeren voor energiebesparende maatregelen; 2008 (horizontale percentering).
Bent u van plan om op korte termijn in uw woning te investeren voor energiebesparende maatregelen? Leeftijd: tot 40 jaar 40 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Opleidingsniveau: laag midden hoog Huishoudensinkomen: tot modaal modaal tot twee keer modaal twee keer modaal en hoger Vereniging van Eigenaren: ja nee Totaal 1
):
1
waarschijn- nee, niet lijk wel nodig
nee, maar wel nodig
weet niet
totaal; aantal antwoorden
28% 32% 27%
50% 54% 59%
14% 7% 2%
9% 6% 11%
100%; 200 100%; 228 100%; 44
31% 28% 30%
48% 58% 52%
3% 9% 12%
18% 6% 6%
100%; 71 100%; 151 100%; 244
30% 27% 33%
44% 57% 53%
11% 9% 10%
15% 7% 4%
100%; 93 100%; 192 100%; 171
26% 33%
52% 54%
13% 7%
9% 6%
100%; 231 100%; 223
30%
53%
10%
8%
100%; 472
Inclusief telkens zo’n tien respondenten die de onderscheidende vraag niet beantwoord hebben.
Bron: COS, Omnibusenquête 2008.
Hoewel deze uitkomsten door de kleine aantallen respondenten als niet meer dan indicatief mogen worden beschouwd, lijkt het er toch op, dat het voornemen van Rotterdamse eigenaar-
16 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
bewoners om op korte termijn in de woning te investeren voor energiebesparende maatregelen weinig verschilt met de leeftijd, het opleidingsniveau en het inkomen van de bewoners of met de vraag of men tot een Vereniging van Eigenaren2 behoort. Dit voornemen komt iets vaker voor bij eigenaar-bewoners van middelbare leeftijd en in woningen met een Vereniging van Eigenaren (al zijn de verschillen slechts bescheiden!); met het opleidingsniveau en het huishoudensinkomen lijkt geen verband te bestaan. De kans dat men zou investeren in de woning zou voor tweederde van de eigenaar-bewoners groter worden als men daar subsidie voor zou krijgen van de gemeente. 41% zou eerder tot een investering overgaan als de omgeving door de gemeente zou worden opgeknapt, en één op de vijf zou in het huis investeren als anderen in de straat dat ook zouden doen. Deze vraag was geformuleerd voor alle drie de soorten investeringen tezamen, dus er kan niet zonder meer verondersteld worden dat dit “algemene” antwoord ook altijd betrekking had op het onderdeel ‘energiebesparende maatregelen’. Niettemin is ter indicatie in figuur 3.3 de beantwoording van de vraag naar grotere investeringsbereidheid onderverdeeld naar de beantwoording van de vraag naar het voornemen op korte termijn te investeren voor energiebesparende maatregelen. Vanwege de bovenbedoelde algemeenheid van de vraag én omdat de aantallen respondenten per antwoordcategorie eigenlijk allemaal erg klein zijn voor al te harde, moeten ook deze uitkomsten als niet meer dan indicatief worden beschouwd.
Figuur 3.3:
Vergroting van de kans om te willen investeren in de woning; 2008 (horizontale percentering).
Is de kans groter dat u zou investeren in uw woning als …?
… andere mensen in de straat dat ook zouden doen ja nee weet niet aantal antwoorden … u hiervoor subsidie zou krijgen van de gemeente ja nee weet niet aantal antwoorden … de omgeving door de gemeente zou worden opgeknapt ja nee weet niet aantal antwoorden 1
):
Van plan op korte termijn te investeren voor energiebesparende maatregelen: 1 waarschijn- nee, niet nee, maar weet niet totaal lijk wel nodig wel nodig 32% 60% 8% 139
15% 74% 11% 247
17% 78% 4% 46
23% 46% 31% 39
21% 68% 12% 483
82% 11% 7% 143
56% 36% 8% 253
81% 13% 6% 47
64% 10% 26% 39
67% 24% 10% 496
59% 27% 14% 140
31% 51% 17% 249
36% 53% 11% 45
36% 15% 49% 39
41% 41% 18% 484
Inclusief telkens zo’n tien respondenten die de vorige vraag niet beantwoord hebben.
Bron: COS, Omnibusenquête 2008.
Theoretisch lijkt het niet erg aannemelijk dat de “buitenste” twee stimulantia de investeringsbereidheid ten aanzien van energiebesparende maatregelen zullen stimuleren. Bij subsidie van de gemeente is dat echter wél goed indenkbaar, en dan blijkt ook inderdaad dat eigenaarbewoners die al zulke voornemens hadden of zulks eigenlijk wel nodig vinden nóg vaker dan anderen hiervoor gevoelig zijn. Ook bij wie energiebesparende maatregelen niet nodig vindt, acht
17 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
een kleine meerderheid (56%) de kans groter te zullen investeren in de woning; maar wellicht bedoelden velen van hen daarbij niet energiebesparende, maar andere maatregelen. In de Omnibusenquête van 2009 (uit februari en maart 2009) zijn deze vragen wederom opgenomen. Bij het ter perse gaan van dit rapport waren de uitkomsten daarvan echter nog niet beschikbaar. Het zelfde geldt voor de in de Omnibusenquête 2009 opgenomen vragen over aangebrachte energiebesparende maatregelen.
Noten 1.
RIGO Research en Advies BV (K. Leidelmeijer en P. van Grieken): Wonen en Energie; stook- en ventilatiegedrag van huishoudens; Amsterdam, april 2005.
2.
De helft van de eigenaar-bewoners gaf in de enquête aan dat de woning tot een Vereniging van Eigenaren (VvE) behoort. Bij het merendeel van de VvE’s wordt gespaard voor onderhoud aan de woningen (84%). Volgens driekwart van de eigenaar-bewoners wordt er door de VvE ook voldoende gespaard.
18 Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004
Publicatieoverzicht COS Titel rapport (uitgave)
jaar
ALGEMEEN Kerncijfers Rotterdam 2008 Staat van Rotterdam 2008 Feitenkaart Omnibusenquête 2008 Aandachtsgebieden in beeld 2007 Monitor Prins Alexander 2007 Feijenoord in beeld Handleiding voor het opstellen van meetbare doelstellingen Binnenstadsmonitor 2005 Feitenkaart Rotterdam in Europees perspectief Staat van de Jeugd
2008 2008 2008 2008 2008 2007 2006 2005 2004 2004
ARBEID EN INKOMEN Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2006 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2006 Rotterdam voor afgestudeerden. Binding van afgestudeerde bestuurskundigen met Rotterdam Monitor bedrijventerreinen stadsregio Rotterdam 2008 Monitor Lage Inkomens Delft 2008 (i.s.m. SWA) Feitenkaart De Rotterdamse Kantorenmarkt per 1 januari 2008 De Rotterdamse marktbezoeker 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Werken bij Roteb (i.s.m. SWA) Monitor Lage inkomens Westland. 1e meting (i.s.m. SWA) Monitor Gemeentelijke Lastendruk Rotterdam, 2003-2006* Rotterdammers over werken bij de gemeente 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Feitenkaart Economie en Arbeidsmarkt in Rotterdam Economische statistiek per deelgemeente Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster Rijnmond. Een pilot
2009 2009 2008 2008 2008 2008 2008 2008 2007 2006 2005 2005 2004 2004
BEVOLKINGSGROEPEN Chinezen in Rotterdam Monitor allochtone ouderen IJsselmonde Minderhedenmonitor 2003. Integratie en inburgering (i.s.m. ISEO) Stand van zaken Lus di Trafiko-projecten per 1 mei 2004 Sociale integratie en de islam in Rotterdam Emancipatiemonitor Rotterdam 2004 Feitenkaart Kerncijfers Antillianen in Rotterdam
2006 2005 2004 2004 2004 2004 2004
COMMUNICATIE EN KLANTTEVREDENHEID Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Rotterdammers over bouwoverlast in het centrum van Rotterdam 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Het digitaal bewonerspanel Prins Alexander over het Evenementenbeleid Het digitaal bewonerspanel Prins Alexander over de deelgemeentegids Tevredenheidsmeting Feijenoord 2007 Kijk- en Luisteronderzoek SLOR 2006 Gebruik en waardering JOS Intranet Stadswinkel op voorhand Rapportage Mediagebruik Rotterdamse Ambtenaren Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2005. Middelland Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2005. Tussendijken Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting 2004 Spangen
2008 2008 2008 2008 2007 2007 2006 2006 2005 2005 2005 2004
DEMOGRAFIE Feitenkaart Bevolkingsmonitor, januari 2009 Feitenkaart Prognose huishoudens 2025 Bevolkingsprognose Rotterdam 2025 Trendprognose Rotterdam 2020 De bevolkingsontwikkeling van Rotterdam 2003-2004
2009 2008 2007 2006 2004
KUNST EN CULTUUR Cultuurparticipatie van Rotterdammers, 2007 Pilot cultuurparticipatie Delfshaven Ruimte voor creativiteit. Onderzoek naar de bedrijfshuisvestingsvraag van creatieve ondernemers in Rotterdam Belangstelling voor opera in Rotterdam 2008 Klanttevredenheid SKVR Rotterdammers en de bibliotheek 2005. Resultaten uit de afgelopen Omnibusenquêtes
2008 2008 2008 2008 2006 2005
LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID Energieverbruik door Rotterdamse huishoudens 2004 Vervolgmeting Monitor CO2-uitstoot Rotterdam, Woningen. Versie september 2008 Dak- en thuislozenopvang Vlaardingen. Nulmeting 2007 Monitor hot spots Rotterdam. Vijfde meting (2007) Beleving luchtkwaliteit onder Rotterdammers 2007 Rotterdammers over het milieu 2007. Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 Rotterdammers over sloten, singels en vijvers. Resultaten uit de Omnibusenquêtes 2002-2007 Effectmeting overlast Oude Noorden Herkenning van radicalisering Nulmeting Leefbaarheid Opvang Pijnackerstraat Oude Noorden
2009 2008 2008 2007 2007 2007 2007 2007 2005 2005
Publicatieoverzicht COS (vervolg) Titel rapport (uitgave)
jaar
ONDERWIJS VVE-monitor Rotterdam 2008. 3e meting Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2007-2022 Integratie in het primair onderwijs Rotterdam Wonen en leren van volwassenen in de regio Belangstelling Openbaar Daltononderwijs Papendrecht
2008 2008 2005 2005 2004
POLITIEK EN BESTUUR Rotterdammers over burgerparticipatie 2007. Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 Feitenkaart Het oordeel van Rotterdammers over het gemeentebestuur voorjaar 2007 Opkomen voor Rotterdam Skyline op ooghoogte Analyse deelraadsverkiezingen 2006 Analyse gemeenteraadsverkiezingen 2006
2007 2007 2006 2006 2006 2006
RUIMTELIJKE ORDENING EN VERKEER Evaluatie Rotterdams Restauratiefonds 2006 Mobiliteit in Rotterdam, de stadsregio en Nederland 2004-2007 Rotterdammers over het verkeer 2008. Resultaten uit de Omnibusenquête 2008 Tevredenheidsonderzoek Evenementenparkeerregeling 2007 Rotterdammers over het openbaar vervoer 2007. Resultaten uit de Omnibusenquête 2007 Masterplan Lijnbaanhoven Draagvlakmeting parkeren onder de Noorderhavenkade Belevingsonderzoek groene golf Schiekade / Schieweg Rotterdammers over imagobepalende plekken in de openbare ruimte
2008 2008 2008 2007 2007 2007 2006 2006 2005
SOCIAAL BELEID Jonge moeders in Rotterdam. Stand van zaken 2008 Sociale Kaart 2004 stadsregio Rotterdam
2008 2004
VRIJETIJDSBESTEDING Nadere analyses vrijwilligerswerk in Rotterdam Bezoek en waardering groenvoorzieningen Rotterdam Rotterdammers in hun vrije tijd 2007. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibusenquête 2007 Vrijwilligers(organisaties) in Hoogvliet. Meningen en behoeften Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2007. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2007 Quick scan Rotterdamse jongeren in hun vrije tijd Recreatief bezoek van Rotterdammers aan Rotterdam. Resultaten uit de Vrijetijdsomnibus 2005 Relevante trends voor het vrijwilligerswerk in 2020 Rotterdammers in de wintermaanden van 2005 Joffen in Feijenoord
2009 2008 2008 2008 2008 2006 2006 2006 2005 2005
WELZIJN EN VOLKSGEZONDHEID Maatschappelijke opvang in Rotterdam Subsidiëring van welzijnsinstellingen door deelgemeenten en gemeentelijke diensten in Rotterdam, 2007 Sterfte in Rotterdam tijdens de hittegolven in juli 2006
2008 2007 2007
WONEN Woningbehoefte stadsregio Rotterdam 2010-2020 Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2006 Monitor Aanbodmodel Rotterdam 2007 Woonruimteverdeling Voorne-Putten en Rozenburg juli 2007 - juli 2008 Kans van slagen. Monitor Woonruimteverdeling stadsregio Rotterdam 2008 kwartaal 3 Kansen op de Schiedamse woningmarkt 2007 Komen en gaan. Selectieve migratie in Rotterdam in 2006 Monitor Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam 2007 Monitor Woningbouwafspraken Stadsregio Rotterdam 2007 Evaluatie invoering huisvestingsvergunning Rotterdam Monitor Gentrification in pilotgebieden Bewoners over het nieuwe dure huursegment Rotterdammers over herstructurering 2006. Resultaten uit de Omnibusenquête 2006 Rotterdammers over de verkoop van huurwoningen 2006. Resultaten uit de Omnibusenquête 2006 Evaluatie experiment huisvestingsvergunning Bewonersonderzoek Nesselande
2009 2009 2008 2008 2008 2008 2008 2008 2008 2007 2007 2006 2006 2006 2005 2005
OVERIG Quick scan objectgebonden vergunningen Evaluatie Flexwerken dS+V Rapportage Warmtekrachtkoppeling Bergschenhoek Rotterdammers en computers 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Evaluatie stoelmassage dS+V. Resultaten uit een enquête bij drie dS+V-afdelingen
2007 2006 2005 2005 2004
Bovenstaand overzicht is een greep uit het publicatieaanbod van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Een compleet overzicht is te raadplegen op Internet: http://www.cos.rotterdam.nl.