Bedrijfsmanagementsysteem Doc. nr. Blad Revisie
Rapportage :Energiemanagementprogramma
PRM 01-a 1 van 11 2
Energiemanagementprogramma
REVISIE
DATUM
OMSCHRIJVING
OPGESTELD
GECONTROLEERD
GOEDGEKEURD
0
4-10-2013
Nieuw programma i.v.m. verlopen oude
M.v.d.Welle
L. Klein
J. Toes
1
24-11-2014
Data analyse verwerkt in nieuw programma
P. van Leent
M. Vormeer
J. Toes
2
20-11-2015
Periodieke revisie programma
P. van Leent
M. Vormeer
J. Toes
Blad
Alle
Revisie
2
Revisie bijlagen: Geen bijlagen
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 2 van 11 2
INHOUD 1.0
Inleiding .................................................................................................................................... 3
2.0
Behaalde resultaten 2011-2013............................................................................................... 4
3.0
Reductiedoelstellingen 2014-2016 .......................................................................................... 6 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Doelstellingen en maatregelen scope 1 ......................................................................... 9 Doelstelling scope 2 ...................................................................................................... 10 Doelstelling scope 3 ...................................................................................................... 10 Monitoring en meting .................................................................................................... 11 Afwijkingen, corrigerende- en preventieve maatregelen .............................................. 11
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
1.0
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 3 van 11 2
INLEIDING Visser & Smit Hanab (V&SH) ontwikkelt, bouwt en onderhoudt verbindingen, netwerken en installaties voor de transport van water en energie. In deze branche willen wij ons profileren als duurzame ondernemer. Dit voornemen zetten wij kracht bij door onze keuze in projecten die we de afgelopen jaren hebben uitgevoerd. Zo hebben wij vele projecten gerealiseerd op het gebied van stadsverwarming uit restwarmte, geothermie, drinkwaterwinning, ontzilting, opslag van CO2 en het hergebruik van CO2 in kassen. Bij het realiseren van deze projecten zijn wij grotendeels afhankelijk van de vraag vanuit onze opdrachtgevers. Daarom is het voor ons dus van het grootste belang om vooral ook tijdens de uitvoering van projecten zo zuinig mogelijk met water, energie en andere natuurlijke grondstoffen om te gaan. Wij zetten ons in waar het er echt toe doet: door het verbruik van deze middelen te reduceren, waar onze bedrijfsvoering de meest materiële uitstoot veroorzaakt. Deze emissies zijn verderop in dit document per scope benoemd. Door onze inzet verlagen wij niet enkele onze CO2-uitstoot en onze impact op het milieu, maar ook die van leveranciers, onderaannemers, opdrachtgevers en derden. Er zijn doelstellingen geformuleerd voor de directe uitstoot van het bedrijf, de uitstoot veroorzaakt door de producten of diensten die wij gebruiken en de uitstoot die V&SH veroorzaakt bij andere partijen (scopes 1, 2 en 3). Wij proberen hierbij zo goed mogelijk aansluiting te vinden op de wensen van onze stakeholders. Het bouwen van netwerken en verbindingen zit ons in het bloed. Onze ambitie wordt al enkele jaren kracht bijgezet door onze certificering op trede 5 van de CO2-prestatieladder. Dit document is een samenvatting van de strategie en doelstellingen van V&SH op het gebied van CO2-reductie en de maatregelen om deze doelstellingen te behalen. Deze aspecten worden nader uitgewerkt in een aantal procedures (4A2) en rapportages (PRM01-b tot –h) en het proces van data-collectie en –validatie verloopt middels onze CO2-management applicatie, ofwel CSR-report (CSR: Corporate Social Responsibility). Validatie vindt plaats op 3 verschillende niveaus: intern per kwartaal door onze controllers, door het CSR-platform van VolkerWessels en jaarlijks vindt een externe verificatie van de data plaats door KPMG (3A2). Visser & Smit Hanab heeft een groot aantal maatregelen -om de CO2-uitstoot tijdens de uitvoering van projecten te reduceren- in de praktijk getest. De succesvol gebleken maatregelen zijn vastgelegd in een overzichtelijke checklist voor onze uitvoering: PRM01-01 (2B1). Dit is geen statische lijst, maar een levend document, waarbij wordt gestreefd naar een continue verbetering. Hierbij is de input van onze werknemers van het grootste belang. Tevens wordt de inzet van deze maatregelen op verschillende niveaus getoetst en gemeten en waar noodzakelijk verbeterd. De voornaamste doelstellingen en maatregelen van V&SH zijn in dit energiemanagementprogramma samengevat en geplaatst in het kader van de CO 2prestatieladder. Waar deze invulling geven aan een specifieke eis van de ladder, is het nummer van de eis hier tussen haakjes achter geplaatst. Er wordt verwezen naar de eisen zoals deze zijn vastgelegd in handboek 3.0 van de CO 2-prestatieladder van 10 juni 2015. Dit document is dan ook leidend voor de jaarlijkse directiebeoordeling op het vlak van duurzaamheid. Overkoepelende doelstellingen zijn tevens geformuleerd in het KAMjaarplan (2B4). Vanuit het concern, VolkerWessels, worden middels het Duurzaamheidsverslag eveneens de voortgang gerapporteerd en wordt de CO2reductiedoelstellingen voor de komende jaren vastgesteld. Deze doelstellingen gelden voor V&SH als een minimum vereiste.
Bedrijfsmanagementsysteem Doc. nr. Blad Revisie
Rapportage :Energiemanagementprogramma
PRM 01-a 4 van 11 2
Transparantie is van groot belang wanneer het gaat om de communicatie op het gebied van onze emissies en reducties. Op projectbasis staat hierbij een terugkoppeling over de behaalde besparingen naar onze opdrachtgever centraal. Hierin stellen wij ons als doel de meerwaarde voor de opdrachtgever uit te drukken in concrete getallen. Ook voor overige stakeholders binnen en buiten het bedrijf zijn kennisgeving van onze strategie, doelstellingen en voortgang hierop van groot belang. Om alle belanghebbenden te identificeren en bereiken heeft V&SH een communicatieplan opgesteld (2C3, 3C2). Een persoonlijke dialoog met direct belanghebbenden en het bijsturen van onze strategie op basis van de input van onze stakeholders zijn speerpunten van de organisatie (4C1, 4C2).
2.0
BEHAALDE RESULTATEN 2011-2013 Voor V&SH is in 2010 het basisjaar vastgesteld en daarmee het basisverbruik voor scopes 1 en 2 bepaald. De eerste reductiedoelstellingen en maatregelen waren dan ook gedefinieerd ten opzichte van dat referentiejaar. De doelstellingen: 15% reductie voor scope 1 en 30% voor scope 2, is trapsgewijs doorgevoerd. De VolkerWessels doelstelling van een totale 5% CO2-reductie voor de jaren 2012 -2014 viel ruim binnen onze eigen doelstelling zoals vastgesteld in het rapport ‘Energiemanagementprogramma 2011’. Onderstaande tabel geeft de uitstoot weer van 2010 tot en met 2013 in periodes van een half jaar. H1 2010
H2 2010
H1 2011
H2 2011
H1 2012
H2 2012
H1 2013
H2 2013
Voorspelling voor boekhouding
2618,3
3042,3
2458,2
2860,9
2298,1
2679,4
2138,0
2498,0
Uitstoot van boekhouding
2618,3
3042,3
1746,3
1063,6
967,7
1799,8
5397,1
6952,9
Uitstoot van boekhouding scope 1
2035
2455,6
1137,1
952,5
820,1
1712,8
5318,9
6740,2
Uitstoot van boekhouding scope 2
583,3
586,7
609,2
112,1
147,6
87,0
78,2
71,9
140,8
140,8
3399,8
4455,0
Uitstoot van boekhouding scope 3 Verschil voorspelling - uitstoot
0
0
-711,9
-1797,2
-1330,4
-879,6
Tabel 1: Uitstoot van Visser & Smit Hanab 2010 – 2013 per half jaar (H) in tonnen CO2. De uitstoot is uitgesplitst per scope en op basis van de doelstelling per scope is de totale voorspelling voor boekhouding berekend ten opzichte van het basisjaar (2010). In de onderste rij wordt het verschil tussen de voorspelling en werkelijke uitstoot weergegeven. Een negatief getal (groen) duidt op het behalen van de doelstelling, bij het niet halen van de doelstelling is het verschil positief (rood). Emissies zijn herberekend onder de conversiefactoren op http://co2emissiefactoren.nl/ van 20 november 2015.
In de periode 2010 – 2012 heeft Visser & Smit Hanab jaarlijks zijn emissies weten te reduceren binnen de door zichzelf gestelde doelstellingen. De uitbreiding naar 15% reductie op scope 1 voor 2013 is te ambitieus gebleken. Sterker nog, de uitstoot in 2013 was zelfs groter dan die van 2010. Dit is geheel te wijten aan de arbeidsintensieve projecten van TDS met langgerekte tracés in 2013. Hierdoor is erg veel brandstof verbruikt, het geen de hoofdoorzaak is van de gestegen uitstoot. Meer informatie valt in de periodieke rapportage H2 van 2013 te lezen. Meer dan een derde van de gehele bedrijfsuitstoot was in die periode toe te rekenen aan een enkel project. Daarom was het ondanks de genomen maatregelen niet mogelijk onze doelstelling te behalen. V&SH is een sterk projectgedreven bedrijf en daarom kan de totale CO2-uitstoot sterk fluctueren, ondanks het aantal genomen reductiemaatregelen. Om dergelijke uitschieters te kunnen elimineren, zullen wij in de periode 2014 – 2016 niet alleen de doelstelling formuleren in verhouding tot de omzet. Daarnaast zal nader onderzoek worden verricht om een verklarend verband te vinden tussen de omzet per
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 5 van 11 2
business unit/afdeling en de daarmee samenhangende CO2-emissies op de projecten. Dit model zal worden geïmplementeerd in het energiemanagementprogramma en de periodieke rapportages om veranderingen in emissie door de tijd beter met elkaar te kunnen vergelijken. De verwachting is echter dat binnen een lastig wiskundig model ook niet alle emissies eenvoudig te verklaren zullen zijn. Daarom zal het noodzakelijk zijn de totale uitstoot te blijven verklaren in het kader van de huidige projectenportefeuille. Zoals is te zien in tabel 1, is een 30% reductie op de scope 2 emissies van V&SH is wel ruimschoots behaald. Dit is bewerkstelligd door een besparing op zowel de uitstoot door vliegverkeer als een overschakeling naar groene stroom op de meeste kantoren en projectlocaties. Het gebruik van groene stroom is een besparing die zeker in de volgende jaren zal worden voortgezet. Ook op het aantal vluchtkilometers zal V&SH blijvend trachten te besparen, al is deze variabele sterk afhankelijk van het aantal projecten dat in het buitenland wordt uitgevoerd. Ook hier dient dus met een scherp oog te worden gekeken naar de aard van de projecten. Een groot aantal maatregelen zoals benoemd in het energiemanagementprogramma 2011 zijn inmiddels doorgevoerd (zie PRM01b, periodieke rapportage H2 2013), waaronder het eerder genoemde gebruik van groene stroom op alle statische locaties in eigen beheer, het gebruik van projectfietsen en een elektrische projectauto en het leaseauto beleid waarbij gestuurd wordt op label A/B auto’s. Een gedetailleerd overzicht van de voortgang ten opzichte van de genomen maatregelen, is vastgelegd in onze CO2-management applicatie. De CO2-uitstoot wordt inmiddels in sterke mate bepaald door het brandstofgebruik binnen projecten, daarom is in 2013 een start gemaakt met het verkrijgen van meer inzicht in deze specifieke emissiestroom. In 2014 hebben wij hierin een grote verdiepingsslag gemaakt door een verscheidenheid aan maatregelen in de praktijk te testen op een groot project (looptijd > 1 jaar) en de vordering te meten. Ervaringen hier omtrent zijn inmiddels geanalyseerd en worden breed gecommuniceerd binnen en buiten de organisatie. Het nemen van de zinvol bevonden maatregelen is geborgd binnen de organisatie: er wordt onder andere gestuurd op het inhuren van energiezuiniger materieel en het bewust omgaan met energieverbruik op de werkplek. Dit moet in de toekomst gaan leiden tot een efficiënter energieverbruik op de projecten. Er wordt sterk geappelleerd aan gedrag- en cultuurverandering bij de verbruiker. Dit belang wordt gecommuniceerd op alle niveaus binnen de organisatie. Ingeleend personeel en personeel van onderaannemers worden in dit traject hetzelfde behandeld als eigen personeel.
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
3.0
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 6 van 11 2
REDUCTIEDOELSTELLINGEN 2014-2016 De reductiedoelstellingen van V&SH worden geformuleerd voor periodes van 3 jaar (3B1). De meest materiële emissies, zoals bepaald in de energiebeoordeling, periodieke rapportages (4B2, 5B2, 1C1, 1C2, 2C1, 3C1), ketenanalyses en een rapport van pilotproject Leiding over Noord, zijn gebruikt om de vernieuwde reductiedoelstellingen vorm te geven. Daarnaast zijn de doelstellingen voor de periode tot en met 2016 worden geformuleerd in relatie tot de omzet. In de komende periode zal ook worden verkend of we een verklarend model kunnen opstellen met daarin de omzet per business unit en de hoeveelheid brandstofverbruik op projecten. Dit zal het bedrijf mogelijk helpen grote afwijkingen in de CO2-uitstoot vooraf beter te voorspellen. Om in de dagelijkse praktijk tot substantiële reducties te komen hebben de reductiedoelstellingen vanaf deze revisie hoofdzakelijk betrekking op de projecten. Gezien de omvang van de emissies, zal in 2016 tevens opnieuw aandacht worden besteed aan de uitstoot van de bedrijfs- en leasevoertuigen. Visser & Smit Hanab heeft zich in december 2013 gecertificeerd op niveau 5 van de CO2prestatieladder. Dit betekent dat het reductiebeleid zich naast scope 1 en 2 van het GHGprotocol eveneens op scope 3 richt. Doelstellingen in scope 3 richten zich op het CO2verbruik binnen de keten. Dit betekent dat wij ons niet beperken tot het reduceren van de uitstoot van het eigen bedrijf, maar streven naar CO2-reductie op regionaal en zelfs mondiaal niveau. Dit vergt verdergaande samenwerking met overheden, leveranciers, klanten, collega-bouwbedrijven en niet gouvernementele organisaties (NGO’s). In 2013 een start gemaakt met het monitoren van het woon- werkverkeer, het verbruik van water en emissies uit afvalverwerking. In de benoemde periode (2014 – 2016) zullen ook andere substantiële emissies, waarop Visser & Smit Hanab een redelijk niveau van invloed heeft, worden opgenomen in de half jaarlijkse rapportages. Hiertoe zullen specifieke gegevens worden opgevraagd bij onze ketenpartners, die een goed beeld kunnen geven van de behaalde besparingen. De focus zal hierbij liggen op projectlogistiek en besparingen uit innovatieve boortechnieken. De doelstellingen en maatregelen vloeien voort uit de hiervoor opgestelde ketenanalyses. Eén van deze ketenanalyses is mede opgesteld door een onafhankelijk deskundige, die ook de andere analyses heeft becommentarieerd als onderdeel van een interne controle (documenten PRM01f en PRM01g, eis 4A1, 4A3, 1B2). Maatregelen om andere scope 3 emissies te reduceren zijn uiteraard ook overwogen (5A2) aansluitend bij de meest materiële emissies in scope 3 (document PRM01e, eis 5A1). De meest reële mogelijkheden zijn uitgewerkt en de uiteindelijke doelstelling is opgenomen in dit energiemanagementprogramma (5B1). Het volgende hoofdstuk beschrijft welke maatregelen zullen worden getroffen om de hieronder vastgestelde reductiedoelstellingen te behalen. Daar de projectrealisatie bepalend is voor de uitstoot, worden mogelijke besparingen op projecten als leidraad genomen voor de totale bedrijfsdoelstelling voor het reduceren van de CO2 -uitstoot. Dit conform de doelstellingenmatrix ISO 14001 2011. Bij het formuleren van reductiedoelstellingen en bijbehorende maatregelen is het volledige spectrum beoordeeld, maar is wel de focus gezet op de drie grootste emissiestromen die de footprint bepalen (data van referentiejaar 2013), te weten:
Brandstof projecten (63%) Leasewagens (17%) Bedrijfsauto’s (17%)
Verwarming van de gebouwen, het aardgasverbruik, is met 1,8% de volgende post in de footprint. Maar grofweg genomen valt alles -buiten de drie bovengenoemde categorieën-
Bedrijfsmanagementsysteem Doc. nr. Blad Revisie
Rapportage :Energiemanagementprogramma
PRM 01-a 7 van 11 2
weg in de marge. De energiebesparing die te behalen is op onze vestigingen, is echter ook onderzocht. De resultaten van dit onderzoek en de daarop geformuleerde maatregelen en doelstellingen, zijn te vinden in onze energiebeoordeling (PRM01d, eis 2A3). De besparingsmaatregelen in scope 1, 2 en 3 zullen samen tot een totale reductie van 5% moeten gaan leiden in de komende 3 jaar (periode 2014-2016). Hierdoor wordt opnieuw een scherp doel gesteld voor de reductie in scope 1 vanaf het nieuwe basisjaar 2013, terwijl de doelstelling voor de sterk gedaalde scope 2 emissies verder wordt aangescherpt. De invloed van Visser & Smit Hanab in de keten is kleiner dan de invloed op de bedrijfseigen emissies, maar de besparingspotentieel is hoger. Daarom wordt ook de doelstelling voor scope 3 vastgesteld op 5%. Waar een vrijwel oneindige verscheidenheid aan mogelijke scope 3 emissies valt te definiëren, is gekozen deze niet in één getal samen te vatten voor het gehele bedrijf. De verschillende invloeden op deze waarde zijn te groot in aantal om hierover iets zinnigs te zeggen. Daarom is gekozen om specifiek over de voortgang van de gedefinieerde maatregelen in scope 3 te rapporteren in de periodieke rapportages en middels de opgestelde ketenanalyses.
H1 2013
H2 2013
H1 2014
H2 2014
H1 2015
Voorspelling voor boekhouding
33,73
42,58
33,17
41,87
32,61
Uitstoot van boekhouding
33,73
42,58
41,69
15,29
9,84
Uitstoot van boekhouding scope 1
33,24
42,13
41,04
14,61
6,03
Uitstoot van boekhouding scope 2
0,49
0,45
0,65
0,68
0,44
0
0
8,52
-26,58
-22,77
Verschil voorspelling - uitstoot
H2 2015
H1 2016
H2 2016
Tabel 2: Uitstoot van Visser & Smit Hanab 2013 – 2016 per half jaar (H) in tonnen CO2 per miljoen euro omzet. De uitstoot is uitgesplitst per scope en op basis van de doelstelling per scope is de totale voorspelling voor boekhouding berekend ten opzichte van het referentiejaar (2013). Over de relevante scope 3 emissies wordt gerapporteerd middels de periodieke rapportages en ketenanalyses, waar de totale scope 3 emissies niet in één getal voor het gehele bedrijf zijn samen te vatten. In de onderste rij wordt het verschil tussen de voorspelling en werkelijke uitstoot weergegeven. Een negatief getal (groen) duidt op het behalen van de doelstelling, bij het niet halen van de doelstelling is het verschil positief (rood). Emissies zijn herberekend onder de conversiefactoren op http://co2emissiefactoren.nl/ van 20 november 2015.
In tabel 2 valt te zien dat in het eerste half jaar van 2014 de CO2-uitstoot verder stijgt in samenhang met dezelfde trends als beschreven voor de periode 2010-2013. Vanaf het tweede half jaar zien we echter een substantiële daling in de totale uitstoot, die met name is te verklaren door een reductie in brandstofverbruik op de projecten (scope 1). De uitstoot in scope 2 wordt hoofdzakelijk nog bepaald door vluchten naar projecten in het buitenland. Dit zien we ook nog terug in de scope 2 emissies voor de tweede helft van 2014. Overall zien we door de wijziging in de aard van de projecten echter een daling in de uitstoot in scope 1. De uitstoot voor de meest substantiële scope van V&SH daalt in de tweede helft van 2014 met 65%. In de eerste helft van 2015 daalt deze uistoot verder met 82% ten opzichte van 2013. Verder zien we dat ook de emissies in scope 2 weer zijn gedaald tot onder het niveau van 2013 (5B3). De reductie in CO2-uitstoot is zoals aangegeven tweeledig. Enerzijds is de aard van de projecten grotendeels bepalend. Daarnaast is een uitvoerig pakket maatregelen genomen om de uitstoot op de projecten te reduceren. De maatregelen die binnen ons ‘pilotproject’ een bewezen Return of Investment hebben behaald, vormen op dit moment een basispakket van maatregelen voor alle projecten die vallen onder het Arbobesluit Bouwproces (t.w. projecten met meer dan 500 mensdagen of meer dan 20 werknemers tegelijk aan het werk op de bouwplaats). De maatregelen worden middels een checklist
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 8 van 11 2
beschikbaar gesteld aan de leider project, die hieruit een lijst projectspecifieke maatregelen selecteert (i.e. projectfietsen op een werkeiland in de Haringvliet zijn niet praktisch). Vanzelfsprekend kan de leider project hiervoor professioneel advies inwinnen bij de KAMafdeling. Deze maatregelen zijn niet verplicht maar wel beschikbaar voor de kleinere werken. In verband met materialiteit van deze emissies wordt op de grote projecten (vallend onder het Arbobesluit) toegezien op een praktische implementatie van de maatregelen. Dit toezicht gebeurt door zowel het management (managementbetrokkenheidsbezoek), als het middenkader (werkplekinspectie), als de bouwplaatsmedewerker (Veiligheidsindex Bouw), als de medewerkers van KAM (interne audits). Bevindingen uit alle inspecties en gegeven toolboxen aangaande het onderwerp CO2-reductie, worden minimaal jaarlijks geanalyseerd (4A2).
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
3.1
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 9 van 11 2
Doelstellingen en maatregelen scope 1 Reductiedoelstelling scope 1 wordt vastgesteld op: 2014 – 2016 : 5% Het is nogmaals van belang te realiseren dat de uitstoot vanaf 2014 is uitgedrukt in verhouding tot de omzet voor vergelijking met eerdere jaren. Dit heeft echter geen effect op de doelstellingen, die zijn uitgedrukt als een percentage. De CO2-uitstoot veroorzaakt door scope 1 bedraagt 98,6% van de totale footprint (data scope 1 & 2 2013. Scope 3 is hierin niet meegenomen, aangezien de boundary van scope 3 lastig is te bepalen). Dit betekent dat het gewicht van de inspanning om de CO2 uitstoot te reduceren binnen V&SH zal liggen op scope 1. Er zal hoofdzakelijk worden gefocust op het verbruik van fossiele brandstoffen:
Brandstoffen op projecten Brandstoffen leasewagens Brandstoffen bedrijfsauto’s
Voor de projecten zijn CO2-reductiemaatregelen gedefinieerd in PRM01-01 (2B1). Voor ieder groot project (meer dan 500 mensdagen of meer dan 30 mensdagen en meer dan 20 personen tegelijk op de bouwplaats) worden minimaal 5 van deze maatregelen geselecteerd, passend bij de uit te voeren werkzaamheden. Deze maatregelen worden momenteel geborgd middels de opzet van het VGM-plan. De lijst is ook beschikbaar voor calculatie en werkvoorbereiding, maar een actiepunt voor 2016 is het borgen van de maatregelen in de werkvoorbereiding. De uitstoot op de projecten is voor V&SH namelijk veruit de meest substantiële emissie. De instructie of toolbox CO2-reductie dient verplicht gegeven te worden aan onze vakmensen op deze projecten (2B3). Onderstaande maatregelen zijn verder gedefinieerd in onze CO 2-management applicatie. Hierin is voor iedere maatregel beschreven op welke emissiestromen de maatregelen effect heeft en de beoogde reductie is opgegeven voor de periode 2013-2016. Tevens is de voortgang van de implementatie van een maatregelen weergegeven. Meer informatie hierover valt te lezen in de periodieke rapportage. De volgende maatregelen dienen tezamen te zorgen voor een reductie van 5% op de uitstoot in scope 1 (in orde van belang): 1. Inzet energiezuinig materieel 2. Optimalisatie tussen benodigde capaciteit en transport 3. Inrichting energiezuinige bouwplaats (beperken onnodig vervoer en vertragingen) 4. Gedrag verbruikers beïnvloeden middels instructie 5. Dialoog ketenpartijen over aanschaf energiezuinig materieel (brandstof V&SH) 6. Blijvende sturing op selectie A/B label voertuigen 7. Besparing transport distributie (b.v. transporthubs) 8. Verlagen brandstofverbruik bedrijfsvoertuigen 9. Maatregelen energieverbruik statische locaties (PRM01d) 10. Optimalisatie en gebruik van keet met zonnepanelen 11. Efficiënter gebruik beschikbare kantoorruimte 12. Gebruik omvormer bus/gasfles in plaats van aggregaat 13. Aanstellen medewerker om te enthousiasmeren en maatregelen te borgen 14. Aandacht voor CO2-reductie in periodieke inspecties 15. Inventarisatie gebruik vaste stroomaansluiting 16. Beloning speciale duurzame inzet 17. Inzet plug-in-hybrides met brandstofbudget
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 10 van 11 2
18. Snelheidsbeperking bedrijfsbusjes met tracking systeem 19. Onderzoek besparingen wagenpark (bv. belading busjes) 20. Inzet projectfiets 3.2
Doelstelling scope 2 Reductiedoelstelling scope 2 2014 – 2016 : 5% Daar scope 2 slechts 1,4% van de totale footprint (data 2013) uitmaakt en de grote winst door overgang naar groene stroom al is gerealiseerd, lijkt een verdere reductie van 5% reëel (2B2). Deze winst zal hoofdzakelijk moeten worden behaald op de uitstoot uit vluchtkilometers en zakelijke kilometers gereden met de privé auto. Wij verwachten dat vanuit gedragsverandering binnen Visser & Smit Hanab en voortschrijdende technische ontwikkelingen het energieverbruik met enkele procenten zal afnemen. Het aantal projecten in het buitenland zal hierbij echter bepalend zijn, middels het totaal aantal afgelegde kilometers bij internationale vluchten. De volgende maatregelen zijn opgesteld voor een reductie in scope 2: 1. Verplaatsing vestigingen Hoensbroek & Meppel 2. Maatregelen transport ingeleende werknemers 3. Vervanging korte vluchten met treinreis 4. Maatregelen energieverbruik statische locaties (PRM01d) 5. Gedrag verbruikers beïnvloeden middels instructie 6. Verkenning mogelijke verbeteringen keet Geleen 7. Berekening rendabiliteit groene stroom i-Flex 8. Verkenning verdere besparingen woon-werkverkeer
3.3
Doelstelling scope 3 Reductiedoelstelling Scope 3 (4B1) 2014 – 2016 : 5% Vanuit de ketenanalyses blijkt dat vooral op logistiek gebied en voor specifieke alternatieven voor boortechnieken concrete doelstellingen kunnen worden geformuleerd, zoals deze verderop in dit hoofdstuk zijn weergegeven. Verder zijn de meest materiële emissies waarop een reductie kan worden gerealiseerd het brandstofverbruik van materieel van onderaannemers en het transport van personeel en materieel van onderaannemers. Waar mogelijk worden de doelstellingen gemeten ten opzichte van basisjaar 2013, emissies die in 2013 nog niet waren gedocumenteerd, zullen worden vergeleken met het jaar waarin zij voor het eerst werden gemeten. Om de reductie in scope 3 zo nauwkeurig mogelijk te bepalen wordt gebruik gemaakt van data die gericht wordt opgevraagd bij onze ketenpartners (5A3). Doelstellingen die niet zijn gekwantificeerd middels ketenanalyses, zijn geformuleerd op basis van grove inschattingen en de te verwachten invloed die V&SH heeft om een reductie in de keten te realiseren. In het afgelopen jaar is meer inzicht verkregen in CO2-emissies in de keten. In de komende periode zal verder worden gezocht naar nieuwe samenwerkingsverbanden en innovatieve methoden om een besparing in de keten te realiseren. Wij zullen streven naar een CO2reductie in de keten van minimaal 5%. 1. 2. 3. 4. 5.
Aanbieden alternatieve boortechnieken bij aanlandingen Gebruik bestaande bouw als projectkantoor Dialoog onderaannemers over ‘total cost of ownership’ en inzet efficiënter apparatuur Gedrag onderaanneming beïnvloeden middels instructie Initiatieven personenvervoer delen met ketenpartners
Bedrijfsmanagementsysteem
Rapportage :Energiemanagementprogramma
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Doc. nr. Blad Revisie
PRM 01-a 11 van 11 2
Efficiënt planningssysteem logistiek grote leveranciers Wateraanvoer leidingtests optimaliseren Verhoogd scheidingspercentage reststromen Lokale verwerking reststromen Inzet lokale medewerkers en leveranciers Waar mogelijk toepassen transport over water Leveringen afvoeren en combineren Toenemend aantal processen digitaliseren Verkennen mogelijkheden verdere investering in relining Inventariseren gebruik beladingsgraad als monitor uitstoot
Om het belang van de maatregelen (in scope 1, 2 en 3) te onderstrepen, zijn deze opgenomen in het KAM-jaarplan. 3.4
Monitoring en meting Voor het actueel houden van een adequate emissie-inventaris wordt gebruik gemaakt van de applicatie CO2-management (1A1, 1A2, 1A3, 2A1, 2A2, 3A1). Hierin worden alle emissies van Visser & Smit Hanab vastgelegd, alsmede voor eventuele toekomstige projecten die gegund zijn op basis van de CO2-prestatieladder. De voortgang van de doelstellingen wordt middels deze applicatie gemonitord. Voortgang van doelstellingen in scope 3 worden vastgelegd in de periodieke rapportage (PRM01b) en in de bijbehorende ketenanalyses indien deze worden geactualiseerd (PRM01f en PRM01g). Deze documenten zijn openbaar gepubliceerd op onze website (3B1, 4B2, 5B1, 3C1, 5C3). De CO2-doelstellingen en de daaruit voortvloeiende maatregelen zijn een vast onderdeel van het KAM-jaarplan. Het aantal genomen maatregelen op projecten wordt gecontroleerd en vastgelegd middels verscheidene inspecties door zowel het management (managementbetrokkenheidsbezoek), als het middenkader (werkplekinspectie), als de vakman (Veiligheidsindex Bouw), als de medewerkers van KAM (interne audits). De voortgang van dit jaarplan wordt per kwartaal vastgelegd en met behulp van de managementrapportage (MARAP) tussentijds gemonitord door het management. Tweejaarlijks wordt meer inzicht verschaft middels de periodieke rapportage. Voortgang van relevante doelstellingen, evenals duurzame ontwikkelingen in de sector worden besproken in het directieoverleg (1D1, 1D2). Onze deelname aan brancheverenigingen en keteninitiatieven (PRM01c, eis 5C1, 5C2, 2D1 – 3D2), evenals de inbreng van de afdeling KAM zijn hierbij leidend (1B1). Naast het ‘halen en brengen’ van informatie, is een plan van aanpak opgezet om in samenwerking met de overheid NGO en branchepartners actief de CO2-uitstoot op de bouwplaats te reduceren (5D1 – 5D3). Tevens heeft V&SH plannen om innovatieve technieken te delen met onze ketenpartners met als doel het breder inzetbaar maken van een innovatie met een substantieel CO2-reductiepotentieel (scope 3) in de branche (4D1, 4D2). De procedures PRM01 ‘energiemanagement’ is bepalend voor het proces van continue verbetering van het CO2-reductieprogramma van V&SH (3B2, 2C2).
3.5
Afwijkingen, corrigerende- en preventieve maatregelen De voortgang van bovenstaande maatregelen wordt bijgehouden in onze CO2-management applicatie. Tussentijdse acties, afwijkingen en corrigerende maatregelen worden hierin vastgelegd. In iedere periodieke rapportage (PRM01b) wordt hier melding van gemaakt. Op basis van analyses gerapporteerd in de voortgangsrapportage kan het pakket van maatregelen worden bijgesteld of worden aangevuld.