Energiejaarrapportage Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) 2012
Rapportagejaar: 2012 Verslaglegging aan: Werkgroep Energie & Water en MT Datum: 3 december 2013 Auteur: Jan-Cees Jol Functie: Duurzaamheid/Energiecoördinator EFB
Inhoud
Management samenvatting ............................................................................................ 3 Inleiding ......................................................................................................................... 5 1. Energie Efficiency Index (EEI) .............................................................................. 6 2. Energiestromen op campus Woudestein................................................................. 8 3. Analyse van het elektriciteitsverbruik campus Woudestein ................................. 12 3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Basislast ............................................................................................................ 12 Verbruik dal- en piekuren ................................................................................. 12 Energiebalans .................................................................................................... 13 Verbruiken per gebouw..................................................................................... 13
4. CO2-uitstoot op campus Woudestein .................................................................... 15 5. Energiestromen in de gebouwen........................................................................... 16 5.1. 5.2. 5.3
Energiestromen in de gebouwen vergeleken .................................................... 16 Verbruiks- en overige gegevens per gebouw .................................................... 19 10%-normoverschrijdingen............................................................................... 36
6. Financiële verslaglegging ..................................................................................... 37 7. Energiezorgsysteem .............................................................................................. 39 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5.
Basischeck energiezorg ..................................................................................... 39 Energiezorgplan ................................................................................................ 39 Werkgroep Energie & Water ............................................................................ 40 Energiebesparingsmaatregelen ......................................................................... 40 Campus in Ontwikkeling .................................................................................. 41
8. Conclusies ............................................................................................................. 43 Bronnen ........................................................................................................................ 44
2
Management samenvatting In het kader van de meerjarenafspraak MJA-3, heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) een energiezorgsysteem opgezet om de energie-efficiëntie te verbeteren met jaarlijks 2% in de periode 2005 – 2020 (AgentschapNl, 2008). Het energie en waterverbruik wordt hiervoor ook gemonitord. De jaarverbruiken 2012 waren als volgt. Energie- en waterverbruik 2011 - 2012 Jaar Warmte GraadGJ/ Elektriciteit Water CO2* Primaire [GJ] dagen grddag [kWh] [m3] [ton] energie [GJ] 2011 41.424 2521,3 16,4 14.433.495 71.094 10.718 175.900 2012 45.288 2818,8 16,1 14.275.264 91.081 10.958 178.700 *berekend op basis van de kentallen van het AgentschapNL (hier incl. elektriciteit)
Het totale energieverbruik op de campus in termen van GJ primair was in 2012 in lijn met 2011. In 2012 is het waterverbruik gestegen, het verbruik van stadswarmte toegenomen en het elektriciteitsverbruik licht gedaald ten opzichte van 2011. Het verbruik per graaddag is in 2012 gedaald t.o.v. 2011 (16,1 vs. 16,4 GJ/grddag). In het kader van de MJA afspraken wordt ook de energie-efficiency index (EEI) bepaald. Deze komt uit op 106,5. De energie-efficiency is hiermee weliswaar ten opzichte van 2011 verbeterd is maar niet ten opzicht van het referentiejaar 2005. Conform de doelstelling in MJA-3 had de energie-efficiency index 86 moeten zijn. In 2012 was een energie-efficiencyverbeteringsslag van 20% benodigd om een energiehuishouding conform MJA-3 te hebben. Overige 1. In 2012 zijn maatregelen uitgevoerd om de energie-efficiëntie te verbeteren. De opzet van een energiezorgsysteem, het EPC en diverse duurzaamheidsmaatregelen in het kader van Campus in Ontwikkeling, stemmen hoopvol dat een verbetering in de energie-efficiëntie kan plaatsvinden in 2012 en later. Aanzienlijke inspanningen zijn geleverd door Technisch Beheer, wat onder meer is terug te zien in de energiebesparingen die in de gebouwen zijn gerealiseerd. 2. Er is sprake van positieve saldo’s op het beschikbare energiebudget sinds 2009. De kosten voor energie waren in 2012 lager in vergelijking tot voorgaande jaren. Dit maakte het mogelijk om het energiebudget iets te verlagen alhoewel wel rekening dient te worden gehouden met toegenomen vloeroppervlak (Erasmus Paviljoen en parkeergarage ) waardoor het verbruik en de energiekosten zullen stijgen. 3. Ten aanzien van de ‘10%-normoverschrijdingen’ is het noodzakelijk dat er eerst overeenstemming komt tussen het gemeten verbruik van alle gebouwen middels de tussenmeters en het werkelijk totaalverbruik van de campus. Dit geldt voor alle energiestromen maar met name water en elektriciteit. Onderstaand is het overzicht van de 10% normoverschrijdingen opgenomen.
3
10% energieverbruik-overschrijdingen Conform het Energiezorgplan wordt het MT ingelicht over een aantal ‘10%normoverschrijdingen’ met betrekking tot het energieverbruik in 2012 ten opzichte van 2011. Overschrijdingen zijn een procentuele toename of afname in energieverbruik. De grootste afwijkingen hebben in het elektriciteit en waterverbruik plaatsgevonden. De toename in het waterverbruik in het S-gebouw wordt deel verklaard door een verkeerde meting in 2011. Het verbruik van het FGQ cluster is waarschijnlijk ook door een mismeting. Opvallend is het lage verbruik van water in het L gebouw. Het verbruik van water in het HACP cluster komt weer overeen met het verbruik in de jaren 2005-2009. De stijging van elektriciteit in het C-gebouw komt omdat het gebouw in 2011 gerenoveerd werd. Niet duidelijk is waar de elektriciteitsdaling in het H-gebouw vandaan komt.
4
Inleiding In het kader van MJA-3, heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) een energiezorgsysteem opgezet om de energie-efficiëntie te verbeteren met jaarlijks 2% in de periode 2005 – 2020 (Agentschapnl, 2008). Een onderdeel van het energiezorgsysteem is het 4-maandelijkse E&W overleg met een energierapportage. In principe loopt het samen met de planning en control cyclus. De laatste 4maandelijkse energierapportage is tevens de jaarrapportage. Het document voor u, is de jaarrapportage van 2012. In deze rapportage worden de verbruiken van de stadsverwarming, elektriciteit en water belicht voor 2012 en voorgaande jaren. Tevens wordt ingegaan op de CO2uitstoot en organisatorische ontwikkelingen binnen het EFB ten behoeve van energiezorg. Wat betreft de data wordt gerapporteerd in GJ primair in lijn met het EEP 2013 – 2016 (Agentschapnl, 2012 - 2). De gebouwen HCAP zijn samengenomen tot een gebouwencluster wegens de aanwezigheid van een centrale energievoorziening met uitzondering van elektriciteit. De dienstwoningen zijn niet opgenomen in de grafieken, omdat het verbruik verwaarloosbaar is ten opzichte van de andere gebouwen op campus Woudestein. Een korte noot over de bronnen. Energiestromen op de campus als geheel worden ontleend aan gegevens van de facturen van de energieleveranciers. Deze data is leidend, omdat deze verbruiken daadwerkelijk zijn gefactureerd door de energieleverancier. De energieleverancier geeft geen inzicht in de verbruiken op gebouwniveau. Energiestromen op gebouwniveau worden daarom ontleend aan Erbis. Er zitten verschillen tussen beide datasets waardoor nader onderzoek nodig is op dit punt. Deels is het te verklaren door de vele werkzaamheden op de campus waarbij energiemeters tijdelijk zijn losgekoppeld. Ook zijn niet alle nieuwe gebouwen direct aangesloten op bemetering. Er is inmiddels de beslissing genomen de bemetering up-to-date te brengen en bij voorkeur op afstand uitleesbaar. De opbouw van dit document is als volgt. In hoofdstuk 1 wordt over de Energie Efficiency Index (EEI) gerapporteerd. In hoofdstuk 2 staan energiestromen op campus Woudestein centraal, waarna dit verder wordt geanalyseerd in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de CO2-uitstoot. Hoofdstuk 5 geeft inzicht in de energiestromen in de gebouwen. Hoofdstuk 6 bevat de financiële verslaglegging over het energiebeheer. Hoofdstuk 7 geeft een update van het energiezorgsysteem en de hieraan gelieerde organisatorische inspanningen zoals besparingsmaatregelen. In hoofdstuk 8 worden enkele afsluitende opmerkingen gemaakt. Het verzoek van de energiecoördinator aan de manager HS is om aan het MT te rapporteren over de energieverbruiken in 2012, op grond van deze rapportage1. In het bijzonder wordt gevraagd om de >10% energieverbruik-overschrijdingen te rapporteren aan het MT.
1
Zie het Energiezorgplan 2012 – 2016: (p. 15 – 19) voor de procedure.
5
1. Energie Efficiency Index (EEI) De Energie Efficiency Index (EEI) is een gestandaardiseerde indicatie van het energieverbruik aan de EUR. Er worden twee reeksen weergegeven. Allereerst een EEI Index met een tijdreeks vanaf 1996 om inzage te geven in het historische energieefficiëntie bij de aanvang van MJA-1 (figuur 1). De tweede tijdreeks heeft 2005 als basisjaar, waarbij sprake is van een kwantitatieve norm van 2% energie efficiencyverbetering per jaar. 2005 is het referentiejaar van MJA-3 (figuur 2). Wat opvalt in figuur 1, is de sterke schommeling in de EEI tussen 1996 en 2011. Uit figuur 1 blijkt dat inspanningen om de EEI omlaag te brengen tot 2006 betrekkelijk succes hebben gehad. Na 2006 is de EUR niet meer in staat geweest om de behaalde energie efficiencyverbetering vast te houden. In 2012 is de energie-efficiency met ruim 5 % verbeterd ten opzichte van het referentiejaar 1996.
Figuur 1: EEI met referentiejaar 1996 bij aanvang MJA-1 (1996 = 100). Bron: Eigen berekening met behulp van ‘Monitoring_EEI_Erasmus_jp’, EFB.
Echter, wordt 2005 als referentiejaar genomen in het kader van MJA-3, dan ziet het beeld er anders uit. Figuur 2 laat zien dat in 2012 de energie-efficiency weliswaar ten opzichte van 2011 verbeterd is maar niet ten opzicht van het referentiejaar 2005. De energie-efficiency index is uitgekomen op 106,5 voor 2012 terwijl deze 86 had moeten zijn (conform de afspraken in MJA-3).
6
De belangrijkste oorzaak voor de hoge EEI is een nog steeds hoog elektriciteitsverbruik in 2012 ten opzichte van voorgaande jaren. Het hoge elektriciteitsverbruik hangt deels samen met bouwactiviteiten in het kader van Campus in Ontwikkeling. Verder zijn de openingstijden van gebouwen verruimd waardoor meer elektriciteit is verbruikt ten behoeve van verlichting, koeling, ventilatie en verwarming. Ook zijn de comforteisen hoger geworden (meer ruimtekoeling).
Figuur 2: EEI met referentiejaar 2005 bij aanvang MJA-3 (2005 = 100). Bron: Eigen berekening met behulp van ‘Monitoring_EEI_Erasmus_jp’, EFB.
7
2. Energiestromen op campus Woudestein In figuur 3 komt naar voren dat het waterverbruik is toegenomen sinds 2006. Hetzelfde geldt voor elektriciteit. Het verbruik van de stadsverwarming is toegenomen tot 2010 waarna een afname plaatsvond in 2011. Dit verbruik is echter ook afhankelijk van de buitentemperatuur. Er wordt daarom een correctie voor graaddagen gemaakt. Het elektriciteitsverbruik is ongeveer gelijk gebleven in 2012 t.o.v. 2011. Het verbruik is beïnvloed door het weer in gebruik nemen van het C-gebouw. Daarnaast zijn er continu bouwwerkzaamheden in het kader van Campus in Ontwikkeling geweest. Ook is de parkeergarage in gebruik genomen. Tevens zijn er aanpassingen geweest aan de koelinstallatie en het datacenter. In 2012 is er meer warmte gebruikt dan in 2011 (45.288 tegen resp. 41.424 GJ). 2012 was ook t.o.v. van 2011 een iets kouder jaar en het verbruik per graaddag is juist iets gedaald. Tabel 1Warmteverbruik
Jaar 2011 2012
GJ 41424 45287,9
graaddagen 2521,3 2818,8
GJ/graaddag 16,4 16,1
De toename van het waterverbruik hangt samen met bouwactiviteiten in het kader van Campus in Ontwikkeling en een lekkage nabij de Kralingse Zoom in de zomermaanden. Dit verklaart geheel de stijging.
Figuur 3: Verbruik van stadsverwarming, elektriciteit en water aan de EUR in de periode 2006 – 2012. Bron: Financiële administratie EFB.
8
Uit figuur 4 blijkt dat in de periode 2006 – 2012 het totale energieverbruik in GJ primair is toegenomen. In 2012 is iets meer energie verbruikt als in 2011 met 178,7 duizend GJ (primair) verbruik. Het aandeel elektriciteit is gelijk gebleven maar er is iets meer stadswarmte gebruikt door het koudere jaar.
Figuur 4: Energieverbruik (GJ primair) aan de EUR in de periode 2006 – 2012. Omrekenfactoren: 1 kWh = 0,009 GJ primair, 1 GJ SVW = 1,11 GJ primair. Bron: Financiële administratie EFB & AgentschapNl 2012 (omrekenfactoren)
9
Van 2008 tot 2010 is het verbruik uitgedrukt in ‘GJ primair per vierkante meter bruto vloeroppervlak (BVO)’ gestegen (figuur 5). Veranderingen in het aantal m2 hebben plaatsgevonden met afstoten van het Visser ’t Hooft in 2009 (minus 2000 m2 BVO) en de bouw van het V-gebouw in 2011 (plus 2000 m2 BVO). 2011 kende een afname in het totale energieverbruik per m2 BVO ten opzichte van 2010. In 2012 is het verbruik weer iets gestegen. Dit komt door het koudere jaar (2819 t.o.v. 2561 graaddagen) t.o.v. 2011. Bij een gelijk gebleven verbruik zou 2012 iets lager uitkomen dan 2011 door een iets lager elektriciteitsverbruik.
Figuur 5: Energieverbruik (GJ primair) per m2 BVO aan de EUR in de periode 2006 – 2012 exclusief water. Bron: Financiële administratie EFB & Planon.
In 2012 zijn de 1e fase parkeergarage en het Erasmus Paviljoen vrijwel gereed gekomen. De parkeergarage heeft een energiezuinige LED verlichting, ventilatie, oprit verwarming en een viertal oplaadpunten voor elektrische auto’s. De parkeergarage geeft dus wel een extra elektriciteitsverbruik. Het paviljoen heeft naast verlichting theatervoorzieningen en een restaurantkeuken. De extra vierkante meters zijn nog niet verwerkt.
10
In figuur 6 valt op dat het verbruik per fte universitair personeel is afgenomen sinds 2008 en de laatste jaren stabiel is. Dit hangt samen met een toename in het aantal fte’s universitair personeel. Het verbruik per student is al geruime tijd stabiel is. Sinds 2009 is het stabiel met jaarlijks iets meer dan 20.000 studenten aan de EUR.
Figuur 6: Energieverbruik (GJ primair) per student en per fte universitair personeel in de periode 2006 – 2012. Bron: Financiële administratie EFB & VSNU (2013) op basis van WOPI data.
11
3. Analyse van het elektriciteitsverbruik campus Woudestein Om een indruk te krijgen van het elektriciteitsverbruik kan er gekeken worden naar een aantal parameters. Dit zijn o.a. de basislast, het verbruik in dal- en piekuren en de verbruiken per gebouw op de campus. Ook het specifiek verbruik per m2 BVO geeft inzicht in het verbruik en maakt het mogelijk dit verbruik met andere gebouwen te vergelijken.
3.1.
Basislast
De basislast geeft het vermogen aan dat eigenlijk altijd wordt afgenomen. In de grafiek is dit het verbruik in de nachturen. Dit verbruik wordt veroorzaakt door installaties en apparatuur die continu aanstaan. Overdag komt daar dan bijvoorbeeld de verlichting bij.
Figuur 7: Dagverbruik elektriciteit van de campus op 29 april 2013. Bron: https://stedin.e-dataportal.nl, 2013.
De totale basislast voor de campus ligt rond de 1000 kW, dus het totaal elektrisch vermogen wat eigenlijk het jaar rond continu wordt afgenomen door pompen, ventilatie etc.
3.2.
Verbruik dal‐ en piekuren
Het verbruik van elektriciteit was in 2012 ruim 14.275 MWh. De EUR wordt door het energiebedrijf afgerekend voor het verbruik in de daluren en in de piekuren waarbij voor de piekuren het hoogste tarief geldt. De verhouding dal/piekverbruik is ca. 33% dal tegen 67% piekverbruik.
12
Tabel 2 Verbruik in dal- en piekuren
2012 Verbruik daluren Verbruik piekuren Totaal
kWh 4.663.098 9.612.166 14.275.264
% 32,7 67,3 100,0
Daarbij geldt: Piekuren (Peak): het elektriciteitsverbruik tijdens werkdagen, dat geregistreerd wordt vanaf 07.00 uur tot aan 23.00 uur. Daluren (off peak): het elektriciteitsverbruik tijdens werkdagen, dat geregistreerd wordt vanaf 23.00 uur in de avond tot aan 07.00 in de ochtend en het verbruik tijdens het weekend en de officieel in Nederland erkende feestdagen. Bevrijdingsdag is eens per vijf jaar een feestdag; Goede Vrijdag valt buiten de feestdagen. Tabel 3 Verhouding dal- en piekuren
Ma t/m vr Za, zo Uren %
Dal 40 48 88 52%
Piek 80 80 48%
Totaal 120 48 168 100%
De activiteiten van de universiteit liggen natuurlijk in de piekuren overdag en deels in de avond.
3.3.
Energiebalans
Een energiebalans geeft inzicht in de verdeling van het verbruik over een aantal energiefuncties. Meestal worden onderscheiden verbruiken van: verwarming, koeling, tapwater, verlichting, apparatuur, ventilatie en pompen. Een energiebalans is op basis van de beschikbare gegevens en metingen op dit moment lastig op te stellen. In de EPA-U rapporten is een aanzet gemaakt voor een balans per gebouw. Op basis van deze de EPA-U studies voor de panden zal de totale energiebalans worden bepaald.
3.4.
Verbruiken per gebouw
Op basis van historische verbruiken is het gemiddeld verbruik van de afgelopen jaren bepaald. Het verbruik per m2 BVO is hiermee bepaald. Onderstaand het overzicht
13
Tabel 4 Specifiek verbruik elektriciteit gebouwen
Gebouw A-gebouw B-gebouw C-gebouw E-gebouw F-gebouw* G-gebouw* H-gebouw J-gebouw L-gebouw M-gebouw N-gebouw P-gebouw Q-gebouw* S-gebouw T-gebouw V-gebouw W-gebouw FGQ-gebouw Totaal
Historisch verbruik**[kWh] 317.975 623.461 541.364 289.670 3.073.462 803.369 1.686.499 1.280.110 51.576 98.815 493.618 3.932.151
788.587
BVO [m2] 8.676 9.378 10.435 4.910 5.270 5.391 27.963 11.807 18.460 21.199 1.843 3.683 992 7.563 38.000 2.200 40 11.653 177.810
Verbruik/ m2 [kWh/ m2] 36,6 66,5 51,9 59,0 109,9 68,0 91,4 60,4 28,0 26,8 65,3 103,5
67,7
Bouwjaar 1968 1968 1968 1977 1984 1984 1968 1999 1990 1994 1980 1980 1997 1970 2005 2011 1997 nvt
*FGQ gebouw als 1 verbruik / **Gemiddelde van de laatste jaren
Het specifiek verbruik van de campus Woudestein als geheel is 80,2 kWh/m2 (14.275.264 kWh /177.993 m2). Het specifiek verbruik voor kantoren ligt in de range van 32-1382 kWh/m2. Het verbruik van de EUR is dus gemiddeld. Het verbruik van de meeste gebouwen ligt onder het campus gemiddelde. De gebouwen H, T en L zitten er boven. Voor het T gebouw en H gebouw geldt dat er de grote koelmachines staan en een datacenter is. Deze verklaren het hogere specifieke verbruik.
Figuur 8: Specifiek elektriciteitsverbruik per m2 BVO per gebouw 2
Bron: Cijfers en tabellen 2007 Kantoren 500-10.00 m2 , AgentschapNL
14
4. CO2‐uitstoot op campus Woudestein In figuur 9 komt naar voren dat de CO2-uitstoot van het gebouwencomplex HCAP het grootst is ten opzichte van de andere gebouwen op de campus. Daarna volgen het T-gebouw, S-gebouw en L-gebouw als grootste CO2-uitstoters. Vastgesteld kan worden dat 2010 een record kende in CO2-uitstoot ten opzichte van voorgaande jaren. In 2012 is de CO2-uitstoot iets gestegen ten opzichte van 2011 door een gestegen verbruik van stadswarmte i.v.m. het koudere jaar. De groene elektriciteit die de EUR jaarlijks inkoopt heeft geen CO2-uitstoot (Electrabel GDF Suez, 2009: 12). Waterverbruik kent eveneens geen CO2-uitstoot. CO2-uitstoot gerelateerd aan het gasverbruik (voor de dienstwoningen) is niet opgenomen in de statistieken wegens een zeer geringe uitstoot. De totale CO2uitstoot van de universiteit gelieerd aan energie, komt voor rekening van de stadsverwarming. Hierbij is gerekend met de emissiefactor van het AgentschapNL zoals ook gebruikt wordt in de MJA systematiek.
Figuur 9: CO2-uitstoot (ton) op gebouwniveau aan de Erasmus Universiteit, 2005 - 2012. Totale CO2-uitstoot is ontleend aan de CO2-uitstoot van stadswarmte. Bron: Erbis, 2013 & eigen berekening met omrekenfactoren AgentschapNl.
15
5. Energiestromen in de gebouwen Op de eerste plaats wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven van energiestromen op gebouwniveau, dusdanig dat deze met elkaar te vergelijken zijn. Op de tweede plaats wordt per gebouw het energielabel vermeld, de staat van het gebouw onder monumentenzorg, het aantal m2 en de CO2-uitstoot. De CO2-uitstoot, water en stadsverwarming voor de gebouwen Hoogbouw, C, A en P worden gezamenlijk weergegeven en niet op gebouwniveau, omdat deze gebouwen gezamenlijk beschikken over een centrale energievoorziening. Uitzondering hierop is de elektriciteitsvoorziening. Vervolgens worden de verbruiken gerapporteerd. Indien een verbruikstoename of -afname van 10% of meer in 2012 ten opzichte van 2011 plaatsvond, wordt het MT in kennis gesteld door middel van deze rapportage. In aanvulling hierop wordt, waar mogelijk, een verklaring hiervoor gegeven.
5.1.
Energiestromen in de gebouwen vergeleken
Uit figuur 103 blijkt dat het gebouwencomplex HCAP, T-gebouw, S-gebouw en Lgebouw het grootste aandeel hebben in de afname van stadswarmte.
Figuur 10: Jaarlijks verbruik van stadswarmte op gebouwniveau in GJ aan de EUR, 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
3
De verbruiken in de figuren 10, 11 en 12 komen niet overeen met de totale verbruiken uit figuur 3. Reden is een verschil tussen de totale verbruiksdata en verbruiksdata op gebouwniveau in Erbis. Er wordt getracht de totale verbruiksdata en data op gebouwniveau uit Erbis op elkaar aan te laten sluiten.
16
De grootste campusgebouwen zoals hoogbouw H, het L-, M- en T-gebouw hebben het grootste aandeel in het elektriciteitsverbruik (van 15.800 tot 37.500 MWh per jaar). Het jaarverbruik in figuur 11 lijkt te zijn gedaald t.o.v. 2011 maar de registratie in het monitoringprogramma Erbis sluit helaas niet helemaal aan op het totaal verbruik zoals dit gefactureerd is.
Figuur 11: Jaarlijks elektriciteitsverbruik op gebouwniveau in MWh aan de EUR, 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
17
Uit figuur 12 blijkt dat het T-gebouw, het L-gebouw, het M en H gebouw een groot aandeel hebben in de waterconsumptie. Dit is gezien de grootte van de gebouwen te verwachten. Het waterverbruik in het gebouw cluster FGQ in 2011 en 2012 is hoog. Dit is waarschijnlijk een mismeting. In 2012 is er in de zomermaanden een lekkage geweest bij de Kralingse Zoom waardoor er veel water is weggelekt.
Figuur 12: Jaarlijks waterverbruik op gebouwniveau in m3 aan de EUR, 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
In de grafiek is niet het totaal waterverbruik van de campus zichtbaar. Een deel van het water wordt op het terrein verbruikt en gaat buiten de tussenmeters in de gebouwen om. Het totaal verbruik van de 3 hoofdmeters komt overeen met het verbruik zoals gefactureerd is door het waterleidingbedrijf (ca. 90.000 m3).
18
5.2.
Verbruiks‐ en overige gegevens per gebouw
Gebouw A
Gebouw A: Label C (1,23)
Energielabel C Monument 8.676 m2 BVO Gebouw A is onderdeel van het HCAP complex, waardoor het waterverbruik, stadsverwarmingsverbruik en de CO2-uitstoot op HCAPniveau worden gerapporteerd.
In figuur 13 komt naar voren dat het elektriciteitsverbruik in het A-gebouw tot 2008 een licht dalende trend kende. Na de renovatie is het verbruik van de elektriciteit toegenomen waarna het tot 2011 vrij stabiel is gebleven. In de periode 2011/2012 is er een mismeting geweest waardoor het verbruik lager is uitgevallen. Uit figuur 14 blijkt dat er circa 30.000 kWh te weinig geregistreerd is in 2011 en 100.000 kWh in 2012. Vermoedelijk houdt dit verband met de werkzaamheden in het C-gebouw.
Figuur 13: Elektriciteitsverbruik in gebouw A in de periode 2005 – 2012. Data water, SVW en CO2-uitstoot van gebouw A zijn opgenomen onder HCAP. Bron: Erbis, 2013. Elektr. [kWh] 2010 360.355 2011 370.924 2012 263.321 2011* 400.924 2012* 363.321 *met correctie
Figuur 14: Maandverbruiken gebouw A periode 2010-2013
19
Bibliotheek
Energielabel G Monument 9.378 m2 BVO 172 ton CO2-uitstoot (2012)
Bibliotheek: Label G (1,85)
In de bibliotheek is het elektriciteitsverbruik vanaf 2008 geleidelijk aan afgenomen (figuur 15). In 2011 is vermoedelijk ongeveer evenveel elektriciteit verbruikt als in voorgaande jaren, maar zijn velden omgezet en nieuwe aansluitingen gerealiseerd in het kader van de renovatie van het C-gebouw. Verder waren de geprogrammeerde pulsfactoren niet bekend, waardoor onjuiste elektriciteitsregistratie in 2011 heeft plaatsgevonden. Het verbruik van elektriciteit in 2011 is dan ook buiten beschouwing gelaten. Het verbruik van de stadsverwarming laat een wisselend beeld zien. 2010 was een koud jaar met een hoog warmteverbruik. Het verbruik in 2011 is in lijn met de jaren 2007 en 2008. De afname in stadswarmte in 2011 hangt ook samen met een enthalpieregeling. In 2012 is er absoluut iets met warmte gebruikt dan in 2011 (+6%). Gecorrigeerd voor graaddagen neemt het warmteverbruik de laatste 2 jaren iets af.
Figuur 15: Energieverbruik en CO2-uitstoot in de bibliotheek in de periode 2005 – 2012. Data water en stadsverwarming 2005 niet beschikbaar, evenals data elektriciteit in 2011. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 485.200 176.491 337.238
SV [GJ] 3622 2601 2764
GJ/grddag 1,11 1,02 0,98
20
Water [m3] n.a. n.a. n.a.
CO2 [ton] 226 162 172
Gebouw C
Gebouw C: Energielabel B (na renovatie) Label B Monument 10.435m2 BVO Onderdeel HCAP complex, waardoor het waterverbruik, stadsverwarmingsverbruik en de CO2-uitstoot op HCAP-niveau worden gerapporteerd.
Het elektriciteitsverbruik van het C-gebouw is tot 2010 vrij constant gebleven. In 2011 en 2012 is het C gebouw gerenoveerd en is er geen representatief verbruik weer te geven. In september 2012 is het gebouw weer in gebruik genomen. De jaren 2011 en 2102 zijn niet representatief voor het verbruik. Vanaf 2013 wordt het verbruik weer gemonitord. Op basis van de eerste resultaten lijkt het erop dat het verbruik, evenals het comfort, wel iets is toegenomen (zie fig. 17). De centrale hal is nu bijvoorbeeld in gebruik als verblijfsruimte. Ook zijn de audiovisuele voorzieningen gemoderniseerd en uitgebreid.
Figuur 16: Energieverbruik in gebouw C in de periode 2005 – 2012. Data water en SVW niet beschikbaar. SVW gaat via cluster HCAP. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 521.108 217.714 309.864
21
Figuur 17: Maandverbruiken elektriciteit gebouw C in de periode jan 2010 – okt 2013. Bron: Erbis, 2013.
22
Gebouw E
Gebouw E: Label G (1,76)
Energielabel G Geen monument 4.910 m2 BVO 74 ton CO2-uitstoot (2012)
Het stadsverwarmingsverbruik over 2012 in gebouw E is licht gestegen t.o.v. 2011. Het verbruik per graaddag is echter iets gedaald (3%). Het E-gebouw (figuur 18) kende een constant waterverbruik van 2005 tot en met 2008. Het waterverbruik is opeenvolgend gestegen in 2010 en 2011 maar in 2012 weer iets gedaald. Het elektriciteitsverbruik is gestegen t.o.v. 2011 (5%).
Figuur 18: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw E in de periode 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 250.106 263.173 275.098
SV [GJ] 1690 1124 1194
GJ/grddag 0,52 0,44 0,42
23
Water [m3] 878 956 923
CO2[ton] 105 70 74
Gebouw FGQ
Gebouw F beschikt over Gebouw F: energielabel C Label C (1,23) Gebouw G beschikt over energielabel D Gebouw Q beschikt over energielabel G Geen monumenten Gebouw F: 5.270 m2 BVO Gebouw G: 5.391 m2 BVO Gebouw Q: 992 m2 BVO 178 ton CO2-uitstoot (2012)
Gebouw G: Label D (1,39)
Gebouw Q: Label G (2,37)
Het verbruik van de stadsverwarming in het FGQ-gebouw is iets gedaald in 2012 ten opzichte van 2011. Het verbruik per graaddag is licht gedaald (1,33 tegen 1,39 in 2011). Het waterverbruik van 2011 en 2012 is onbekend wegens een mismeting.
Figuur 19: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouwencluster FGQ in de periode 20052012. Data over het waterverbruik in 2012 is niet beschikbaar wegens een mismeting. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
SV [GJ] 4450 3556 3743
GJ/grddag 1,36 1,39 1,33
Water [m3] 3605 -
24
CO2 [ton] 277 221 240
Vanaf 2010 is het verbruik van het totaal FGQ niet meer gestegen en iets aan het afnemen (daling 1%). Het elektriciteitsverbruik in 2012 was overeenkomstig het verbruik in 2011 met een lichte daling.
Figuur 20: Het elektriciteitsverbruik van de afzonderlijke gebouwen de afgelopen jaren. Bron: Erbis, 2013.
Het verbruik van de gebouwen wordt bemeterd door een aantal tussenmeters. Voor het FG-gebouw zijn dit hoofdverbruik en kracht/licht en voor het Q-gebouw het geheel (Q kracht/licht).
Tabel 5 Elektriciteitsverbruik F, G en Q gebouw 2010 2011 2012
Totaal [kWh]
FG Hoofd
1.041.889 1.026.218 1.013.932
629.377 637.714 647.068
FG kracht/licht 193.950 171.337 145.268
Q kracht/licht 218.562 217.167 221.597
Het complex FGQ is in gebruik als: F studentenhuisvesting (sinds 2010) G PC-zalen en studiewerkplekken. Q diverse zalen (masteropleidingen en verhuur) Het verbruik van het Q-gebouw is licht gestegen.
25
Hoogbouw (Gebouw H)
Hoogbouw: Energielabel G Label G (2,20) Monument 27.963 m2 BVO De hoogbouw is onderdeel van het HCAP complex, waardoor het waterverbruik, het stadsverwarmingsverbruik en de CO2-uitstoot op HCAPniveau worden gerapporteerd.
Tussen 2005 en 2009 is het elektriciteitsverbruik in de Hoogbouw sterk toegenomen. Vervolgens vond in 2010 een sterke daling plaats, waarna het in 2011 weer steeg naar 3105 MWh. In 2012 is het verbruik weer gedaald.
Figuur 21: Energieverbruik in de Hoogbouw in de periode 2005 – 2011. Data water niet beschikbaar. Data SVW niet beschikbaar op gebouwniveau. Bron: Erbis, 2012.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 2.987.058 3.104.794 2.575.655
26
Cluster HCAP
Hoogbouw, energielabel G; gebouw C, energielabel D; gebouw A, energielabel C; gebouw P, energielabel E. Hoogbouw, gebouw A en C zijn monumenten. Gebouw P is geen monument. 50.768 m2 BVO (gebouwen HCAP gezamenlijk). 919 ton CO2-uitstoot (2012)
Hoogbouw: Label G (2,20)
Gebouw C: Label B
Gebouw A: Label C (1,23)
Gebouw P: Label E (1,48)
Cluster HCAP vormt qua verwarmingsinstallatie een geheel. Het stadsverwarmingsverbruik, het waterverbruik en de CO2-uitstoot wordt op gebouwencomplex niveau gerapporteerd. In 2012 is het verbruik van stadswarmte in HCAP ongeveer gelijk gebleven t.o.v. 2011. Hierbij dient wel aangetekend te worden dat gebouwdeel C pas in september in gebruik is genomen na de renovatie. Het verbruik per graaddag is licht gedaald (van 5,58 naar 5,24) . In 2012 is het waterverbruik fors gestegen (met 53%) ten opzichte van 2011. De reden hiervoor is niet geheel duidelijk. Het kan deels verklaard worden door het weer in gebruik nemen van gebouw C.
Figuur 22: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouwencluster HCAP in de periode 2005 – 2012. Data over het elektriciteitsgebruik wordt op gebouwniveau aangeleverd. Bron: Erbis, 2013. 2010 2011 2012
SV [GJ] 20.763 14.288 14.765
GJ/grddag 6,34 5,58 5,24
Water [m3] 7732 6911 10.565
27
CO2[ton] 1293 890 919
Gebouw J
Gebouw J: Label A (0,91)
Energielabel A Geen monument 11.807 m2 BVO 102 ton CO2-uitstoot (2012)
Ondanks dat 2012 een iets ouder jaar was, is het absolute stadsverwarmingsverbruik gedaald. Het verbruik per graaddag is ook gedaald. Het elektriciteitsverbruik in 2012 was in lijn met het elektriciteitsverbruik in voorgaande jaren maar is wel licht gedaald. Het waterverbruik laat sterke schommelingen zien tussen 2005 en 2010. In 2012 is het verbruik 3% gestegen t.o.v. 2011. In de tabel is ook het verbruik van gekoeld water voor comfortkoeling opgenomen. Dit is 7% gestegen.
Figuur 23: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw J in de periode 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2012.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 775.470 785.105 765.218
SV [GJ] 2292 1714 1645
GJ/grddag 0,70 0,67 0,58
28
Water [m3] 3351 2893 2988
GKW [MJ] 346.425 298.472 319.280
CO2[ton] 143 106 102
Gebouw L
Energielabel D Geen monument 18.460 m2 BVO 312 ton CO2-uitstoot (2012)
Gebouw L: Label D (1,32)
Het elektriciteitsverbruik is vrij constant gebleven in de periode 2005 – 2011 in het Lgebouw. In 2012 is het verbruik fors gedaald. Een verklaring hiervoor is niet bekend. In 2012 is het verbruik van stadswarmte vrijwel gelijk gebleven t.o.v. 2011. Het verbruik per graaddag is echter gedaald en weer op het niveau van 2010. Het waterverbruik kende wederom een daling van iets meer dan 25%. Historisch gezien ligt het verbruik in 2012 lager dan het verbruik van voorgaande jaren.
Figuur 24: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw L in de periode 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 1.719.404 1.772.821 1.581.201
SV [GJ] 5.807 4.965 5.008
GJ/grddag 1,77 1,94 1,78
29
Water [m3] 17.421 13.116 9.409
CO2[ton] 362 308 312
Gebouw M
Gebouw M: Label C (1,27)
Energielabel C Geen monument 21.199 m2 BVO 324 ton CO2-uitstoot (2012)
Het verbruik van stadswarmte varieert met warmere en koudere jaren. Wel is de laatste 2 jaren een stijging te zien in het verbruik per graaddag. In 2012 is dit 18% gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Deze stijging wordt dus niet door de buitentemperatuur bepaald maar kan door een minder goede regeling of intensiever gebruik worden veroorzaakt. Het elektriciteitsverbruik neemt geleidelijk toe vanaf 2007. Ook in 2012 is het iets gestegen t.o.v. 2011 (1,6%). Het waterverbruik in 2012 ligt in lijn met voorgaande jaren met uitzondering van extreem lage verbruiken in 2006 en 2010.
Figuur 25: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw M in de periode 2005 – 2012. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 1.732.327 1.781.360 1.810.015
SV [GJ] 4.462 4.029 5.205
GJ/grddag 1,36 1,57 1,85
30
Water [m3] 7.300 9.965 9.496
CO2[ton] 278 251 324
Gebouw N
Gebouw N: Geen label
Geen energielabel wegens geringe grootte gebouw Geen monument 1.843 m2 BVO 29 ton CO-uitstoot (2012)
Het elektriciteitsverbruik is vanaf 2006 geleidelijk aan toegenomen tot aan 2011. De meeste elektriciteit werd in 2011 verbruikt. In 2012 is het 15% lager dan in 2011. Het verbruik van de stadsverwarming was in 2012 vergelijkbaar met 2011. Het verbruik per graaddag is gedaald. Alleen in 2010 werd relatief veel stadswarmte afgenomen. Het verbruik van water is gestegen in 2012 (12% meer dan in 2011) na een eerdere daling vanaf 2008.
Figuur 26: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw N in de periode 2005 – 2012. Data waterverbruik. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 60.210 64.138 54.727
SV [GJ] 553 484 465
GJ/grddag 0,17 0,19 0,16
31
Water [m3] 426 379 427
CO2[ton] 34 30 29
Gebouw P
Gebouw P: Energielabel E Label E (1,48) Geen monument 3.683 m2 BVO Geen informatie over CO2-uitstoot op gebouwniveau. De afname van stadswarmte, het waterverbruik en de CO2-uitstoot zijn reeds op HCAP-niveau gerapporteerd.
Uit figuur 22 blijkt dat gebouw P een vrij constant elektriciteitsverbruik heeft gehad over de jaren. In 2012 is het verbruik weer licht gestegen t.o.v. 2011 (3,5%).
Figuur 27: Elektriciteitsverbruik in gebouw P in de periode 2005 – 2012. Data afname stadsverwarming, waterverbruik en CO2-uitstoot van gebouw P wordt in het gebouwencluster HCAP weergegeven. Bron: Erbis, 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 97.932 92.289 95.500
32
Gebouw S - Sportgebouw
Gebouw S: Label B (1,06)
Energielabel B Geen monument 7.563 m2 154 ton CO2-uitstoot (2012)
Het stadsverwarmingsverbruik kende een aanzienlijke stijging in 2012 t.o.v. 2011. Het verbruik per graaddagen is ook gestegen. Hetzelfde geldt voor de CO2-uitstoot. Het waterverbruik is vanaf 2005 geleidelijk aan afgenomen tot 2011. Echter in 2012 is het verbruik weer fors toegenomen. Ten opzichte van 2011 is er een stijging van 238%. Dit heeft deels te maken met een mismeting in 2011. Het elektriciteitsverbruik is in 2012 bijna 10% gedaald ten opzichte van het verbruik in 2011 (figuur 28).
Figuur 28: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw S in de periode 2005 – 2012. Bron: Erbis 2013.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 529.925 547.506 494.164
SV [GJ] 2685 1692 2474,5
GJ/grddag 0,82 0,66 0,88
33
Water [m3] 2043 1176 2793
CO2[ton] 167 105 154
Gebouw T
Gebouw T: Label A (0,82)
Energielabel A Geen monument Ca. 38.000 m2 366 ton CO2-uitstoot (2012)
Het stadsverwarmingsverbruik (figuur 29) in 2012 lag in lijn met de periode 2006 2011. Het stadsverwarmingsverbruik steeg in 2012 met 4% in vergelijking tot 2011. 2012 was echter een kouder jaar en de stijging is lager dan op basis van graaddagen verwacht mocht worden (resp. 2561 tegen 2819). Het verbruik per graaddag is dus gedaald. Het T-gebouw kende een geleidelijke stijging in het waterverbruik vanaf 2005 (figuur 29) tot 2011. In 2012 is het verbruik gedaald met 11%. Er staan 3 etages leeg. Het elektriciteitsverbruik (figuur 31) lag in 2012 in lijn met de historische maandelijkse verbruiken.4 De laatste 2 jaren is het verbruik aan het dalen (zie figuur 31). In 2012 is het 13% gedaald t.o.v. 2011. Het niveau is nu weer dat van 2009. Er staan wel enkele etages leeg in het T-gebouw wat de daling deels kan verklaren.
Figuur 29: Energieverbruik en CO2-uitstoot in gebouw T in de periode 2005 – 2012 Bron: Erbis. M.u.v. elektriciteitsverbruik Bron: Stedin Dataportal.
2010 2011 2012
Elektr. [kWh] 4.436.684 4.302.875 3.749.648
SV [GJ] 7183 5637 5882
GJ/grddag 2,19 2,20 2,09
Water [m3] 16.766 17.006 15.214
CO2[ton] 447 351 366
Data van netbeheerder Stedin is geraadpleegd om te rapporteren over het elektriciteitsverbruik in het T-gebouw. 4
34
D.m.v. het dataportal van Stedin is het elektriciteitsverbruik van het T-gebouw zeer inzichtelijk. De kwartierwaarden zijn beschikbaar waardoor het verbruik per dag goed gevolgd kan worden.
Figuur 30: Maandelijks elektriciteitsverbruik in het T-gebouw in de periode 2008-2011 Bron: https://stedin.e-dataportal.nl, 2013.
Figuur 31: Jaarlijks elektriciteitsverbruik in het T-gebouw in de periode 2005-2012 Bron: https://stedin.e-dataportal.nl, 2013.
35
5.3 10%‐normoverschrijdingen Conform het Energiezorgplan wordt het MT ingelicht over een aantal ‘10%normoverschrijdingen’ met betrekking tot het energieverbruik in 2012 ten opzichte van 2011. Overschrijdingen zijn een procentuele toename of afname in energieverbruik. Opgemerkt wordt dat de verschillen in energieverbruiken tussen 2011 en 2012 een enigszins vertekend beeld opleveren, omdat 2011 (evenals het jaar ervoor 2010) wat betreft verbruiken een vrij extreem jaar is geweest. Wordt een historische datareeks vanaf 2005 in oogschouw genomen, liggen de verbruiken in 2012 veelal in lijn met verbruiken in de voorgaande jaren. Opvallend in figuur 32 is dat de grootste afwijkingen in het elektriciteit en waterverbruik lijken te hebben plaatsgevonden. Het totaal van de gebouwgebruiken van water en elektriciteit komen echter door mismetingen niet overeen met het totaal verbruik van de campus. De toename in het waterverbruik in het S-gebouw wordt deel verklaard door een verkeerde meting in 2011. Het verbruik van het FGQ cluster is waarschijnlijk ook door een mismeting. Opvallend is het lage verbruik van water in het L gebouw. Het verbruik van water in het HACP cluster komt weer overeen met het verbruik in de jaren 2005-2009. De stijging van elektriciteit in het C-gebouw komt omdat het gebouw in 2011 gerenoveerd werd. Niet duidelijk is waar de daling in het H-gebouw vandaan komt.
Figuur 32: >10% norm-overschrijdingen in energieverbruik per gebouw in 2012 ten opzichte van 2011, EUR campus Woudestein. Bron: Eigen berekening, 2013.
36
6. Financiële verslaglegging Uit figuur 33 komt naar voren dat vanaf 2009 het energiebudget toereikend is geweest. In 2008 was hier geen sprake van. In 2009 is het budget verhoogd in verband met stijgende elektriciteitsprijzen. In 2010 en 2011 is het budget verlaagd vanwege nieuwe klikmomenten met lagere elektriciteitsprijzen ten opzichte van 2009. Het budget is in 2012 iets verhoogd voor het warmtebudget omdat dit in 2011 niet toereikend was. Uiteindelijk is in 2012 er een positief saldo van iets meer dan €600.000 gerealiseerd.
Figuur 33: Budget en kosten (euro) van energiebeheer in de periode 2008 – 2013 aan de EUR. Bron: Financiële administratie EFB, 2013.
In figuur 34 (zie volgende pagina) wordt duidelijk dat het merendeel van kosten opgaat aan elektriciteit (60%). Deze totale kosten zijn de afgelopen drie jaar verminderd. De kosten voor de stadsverwarming (35%) en water waren in 2012 weer hoger dan in 2011. De verwachting voor de komende jaren is dat de elektriciteitsprijzen voor de levering van elektriciteit gelijk zullen blijven. Echter door stijgende kosten voor transport en opslagen voor de energiebelasting en duurzame energie en het verhoogde BTW tarief zal er toch een licht stijging zijn. Kosten voor water en stadswarmte nemen ook toe. Ook het aantal m2 BVO neemt toe (o.a. Erasmus Paviljoen).
37
Figuur 34: Kosten (euro) stadsverwarming, elektriciteit en water in de periode 2008 – 2012 aan de EUR. Bron: Financiële administratie EFB, 2013.
Het aantal vierkante meter BVO is ongeveer gelijk gebleven sinds 2005 (177.993 m2 BVO) en de energiekosten schommelen rond de EUR 15 per m2. De verschillen in warmteafname en enkele verrekeningen (o.a. BTW) zijn hier debet aan. In 2012 zijn de energiekosten per m2 BVO €15,09. Dit zijn de kosten voor alleen elektriciteit, warmte en water. Investeringen in monitoringsapparatuur of afschrijvingen voor energie besparingsmaatregelen zijn niet meegenomen.
Figuur 35: Energiekosten (euro) per m2 BVO in de periode 2008 – 2012 aan de EUR. Bron: Financiële administratie EFB, 2013.
38
7. Energiezorgsysteem
7.1.
Basischeck energiezorg
Het grootste deel van het energiezorgsysteem is reeds gerealiseerd. De EUR heeft nog niet voldaan aan 4 componenten die in 3 jaar voldaan zouden moeten zijn. Bovendien is nog niet voldaan aan 4 componenten die in 2 jaar gerealiseerd zouden moeten zijn. Beide termijnen zijn reeds verstreken. De volgende elementen van de basischeck energiezorg moeten nog worden uitgevoerd, ongeacht het tweejaarlijkse of driejaarlijkse termijn5: 1. Een actueel overzicht van de belangrijkste energieaspecten opstellen met betrekking tot de grootste energiegebruikers (art. 2). 2. Bij de inkoop van goederen en diensten de consequenties voor het energiegebruik analyseren (art. 6.3). 3. Het vastleggen van de manier waarop energiezorg werkt inclusief het leggen van relaties naar relevante instructies en procedures (art. 18). 4. Eenmaal per jaar een interne audit uitvoeren naar energiezorg door een externe energiecoördinator (art. 19). De auditor gaat na of de vastgestelde werkwijzen en afspraken uit het Energiezorgplan worden uitgevoerd ten aanzien van het energiegebruik (art. 20 & 21). 5. Als voorbereiding op de evaluatie van de audit stelt het management een overzicht van nieuwe energieaspecten op (art. 24.1). Verder verzamelt het management informatie over de energieprestaties aan de hand van monitoringsinformatie (art. 24.2), informatie over de toetsing van meetregistraties aan branche/proceskentallen en/of ratio’s (art. 24.3), en informatie over de naleving van wettelijke vereisten en andere afspraken (art. 24.4). 6. Tijdens de evaluatie van de audit beoordeelt het management de doeltreffendheid van het energiezorgsysteem op basis van de inbreng van de auditor (art. 25). Tijdens de evaluatie bespreekt het management mogelijke bijstellingen van het beleid en de doelstellingen als gevolg van veranderde omstandigheden en/of de verplichting tot continue verbetering van de energie-efficiencyprestatie (art. 26). De verwachting is dat het energiezorgsysteem in 2012 volledig is opgezet. Via de eMJV rapportage die eind maart 2012 is ingediend is het AgentschapNl hiervan in kennis gesteld.
7.2.
Energiezorgplan
In 2011 en deels 2012 is een energiezorgplan (EZP) opgesteld om taken en verantwoordelijkheden vast te leggen in het kader van energiezorg aan de EUR. De verwachting is dat het EZP in zomer 2012 wordt goedgekeurd door de directie van 5
Het nummer refereert aan het betreffende artikelnummer uit de Basischeck Energiezorg.
39
het Erasmus Facilitair Bedrijf tezamen met het Energie Efficiency Plan 2013 - 2016. De energiebeleidsverklaring wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het College van Bestuur.
7.3.
Werkgroep Energie & Water
In maart 2012 is een energiewerkgroep gestart om de energieverbruiken te bespreken. Op deze manier wordt op een 4-maandelijkse basis over de verbruiks- en financiële cijfers systematisch gerapporteerd. De werkgroep is in 2013 gecontinueerd.
7.4.
Energiebesparingsmaatregelen
De Erasmus Universiteit verwacht dat vanaf 2012 in de EEI index een dalende lijn wordt ingezet vanwege de doorvoering van energiebesparende maatregelen. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen. Midden 2010 is de Erasmus Universiteit Rotterdam een zogenaamd Energie Prestatie Contract (EPC) aangegaan met Honeywell Building Solutions. De kern van het EPC is dat een pakket aan maatregelen turn-key door Honeywell wordt geïmplementeerd, waarbij de energiebesparingen zijn gegarandeerd. Het project heeft zich geconcentreerd op het H-gebouw en het B-gebouw. Het EPC levert zodoende een bijdrage aan de MJA-3 doelstellingen van de EUR. Daarnaast zal ingezet worden op energiezuinig koeling door middel van een warmte / koudesysteem. Dit moet de komende jaren bijdragen aan het halen van de doelstelling door met name een lager elektriciteitsverbruik voor koeling. Ook het toepassen van warmteterugwinning bij de renovatie van L en M-gebouw zal hieraan bijdragen. Ook zullen bij dit soort renovaties daglicht- en aanwezigheidsschakelingen van de verlichting worden aangebracht. In 2011 zijn alle gebouwen voorzien van energielabels. De behaalde resultaten zijn wisselend, mede vanwege het feit dat de gebouwen A, bibliotheek, C en de Hoogbouw onder de monumentenzorg vallen. De jaarlijkse 2% energie efficiencyverbetering is mede niet behaald vanwege de slechte energieprestatielabels van sommige gebouwen (figuur 36).
40
Gebouw Gebouw A Bibliotheek Gebouw C Gebouw E Gebouw F Gebouw G Gebouw H Gebouw J Gebouw L Gebouw M Gebouw P Gebouw S Gebouw T
Energielabel C G D G C D G A D C E B A
Monumentenzorg Ja Ja Ja Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Figuur 36: Energieprestatielabels en status onder monumentenzorg per gebouw op campus Woudestein. Stand: 10 mei 2013. Bron: Synorga Electrical Management (2011) & Frishert-CEAC (2007).
7.5.
Campus in Ontwikkeling
Gebouw C In 2011 is het bestek voor de renovatie van het C-gebouw vastgesteld. Het bestek bevat bepalingen voor de aanleg van een warmteterugwinningsinstallatie via warmtewielen in luchtbehandelingkasten, CO2 gestuurde ventilatievoorzieningen, waterbesparende sanitaire voorzieningen met spoelreservoirs met twee knopbediening en waterbesparende douchekoppen, efficiënte verlichtingsarmaturen bestaande uit hoogfrequent en Led, hoge temperatuurkoeling (12/18 °C) en lage temperatuurverwarming (55/40 °C) waardoor de installatie op een toekomstige WarmteKoudeOpslag systeem kan worden aangesloten, energiezuinige liften, toepassing van HR++ beglazing, isolatie van betonnen ondervloertribunes van de collegezalen A1, A2, B1, B5, gebruik van Prefab voor tribunes en de gevel van de verbindingsbrug tussen de gebouwen C en B (bibliotheek) en frequentieregelingen op motoren. In de zomer van 2012 wordt het C-gebouw opgeleverd met energielabel D. Ondanks de duurzame technische maatregelen, wordt energielabel D toegekend vanwege de aanwezigheid van een grote hal in het gebouw. Hierdoor neemt de potentiële energievraag toe. Erasmus Paviljoen Van januari 2011 tot juni 2011 is het bestek opgesteld voor het Studentenpaviljoen. Het bestek bevat bepalingen voor de inrichting van flexibele ruimtes, CO2klimaatsturing, isolatievoorzieningen, duurzaam materiaalgebruik, lamellen, zonnepanelen, demontabele gevel en prefab elementen. Energetisch staat het terugdringen van de energievraag centraal in combinatie met het aanvullen van de energiehuishouding met hernieuwbare energie (koude uit de grond en warmtelevering vanuit het warmtenet). Er wordt 100% beglazing rondom het
41
gebouw gerealiseerd (3-bladig). De verwachting is dat de bouw start in juni 2012 en de opening kan plaatsvinden in september 2013. Parkeergarage De ondergrondse parkeergarage is een belangrijk onderdeel van het aantrekkelijk maken van de campus. Bestaande parkeerterreinen her en der over de campus zullen vervangen worden door de parkeergarage. Het 1e deel van de parkeergarage zal in 2013 in gebruik worden genomen. Er is bij het ontwerp ook gelet op het energieverbruik. Zo is er energiezuinige LED verlichting die dimt zodra er geen personen meer aanwezig zijn.
42
8. Conclusies 1. In 2012 zijn maatregelen uitgevoerd om de energie-efficiëntie te verbeteren. De opzet van een energiezorgsysteem, het EPC en diverse duurzaamheidsmaatregelen in het kader van Campus in Ontwikkeling, stemmen hoopvol dat een verbetering in de energie-efficiëntie kan plaatsvinden in 2012 en later. Aanzienlijke inspanningen zijn geleverd door Technisch Beheer, wat onder meer is terug te zien in de energiebesparingen die in de gebouwen zijn gerealiseerd. 2. Er is vastgesteld dat sinds 2005 geen dusdanige energie-efficiencyverbetering heeft plaatsgevonden dat een energiehuishouding conform MJA-3 is gerealiseerd. In 2012 was een energie-efficiencyverbeteringsslag van 20% benodigd om een energiehuishouding conform MJA-3 te hebben. 3. In 2012 is het waterverbruik gestegen, het verbruik van stadswarmte toegenomen en het elektriciteitsverbruik licht gedaald ten opzichte van 2011. Het totale energieverbruik op de campus in termen van GJ primair was in 2012 in lijn met 2011. 4. De gerapporteerde CO2 uitstoot hangt samen met het verbruik van stadswarmte. Het verbruik van elektriciteit is niet van invloed op de CO2-uitstoot wegens in de inkoop van groene elektriciteit zonder CO2-uitstoot. Afhankelijk van het feit of het een koud of warm jaar is zal de afname van stadswarmte variëren (veel of weinig graaddagen). De stijging van de CO2-uitstoot in 2012 t.o.v. 2011 is te verklaren door het gestegen verbruik van stadswarmte omdat het een relatief kouder jaar is geweest. Het verbruik per graaddag is in 2012 juist iets gedaald t.o.v. 2011 (16,1 vs. 16,4 GJ/grddag). 5. Er is sprake van positieve saldo’s op het beschikbare energiebudget sinds 2009. De kosten voor energie waren in 2012 lager in vergelijking tot voorgaande jaren. Dit maakte het mogelijk om het energiebudget iets te verlagen alhoewel wel rekening dient te worden gehouden met toegenomen vloeroppervlak (Erasmus Paviljoen en parkeergarage ) waardoor het verbruik en de energiekosten zullen stijgen. 6. Ten aanzien van de ‘10%-normoverschrijdingen’ is het noodzakelijk dat er eerst overeenstemming komt tussen het gemeten verbruik van alle gebouwen middels de tussenmeters en het werkelijk totaalverbruik van de campus. Dit geldt voor alle energiestromen maar met name water en elektriciteit.
43
Bronnen Agentschap.nl (2008) MJA-3 MeerJarenAfspraak energie-efficiency 2001 – 2020. http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/MJA3_convenanttekst_20 08-07-01_excl_bijlagen.pdf, geraadpleegd op 5 maart 2012. Agentschapnl Basischeck Energiezorg. http://www.mijnenergiezorg.nl/index_content.asp, art. 7&8 Agentschapnl (2012-2) Handreiking EEP-format 2013-2016 – MJA3, 31 januari 2012. Electrabel GDF Suez (2009), Overeenkomst voor de Levering van Elektrische Energie en het voeren van programmaverantwoordelijkheid, 8 juli 2009. Erasmus Facilitair Bedrijf (2013) Erbis 6. Erasmus Facilitair Bedrijf (2013) Energiezorgplan 2012 - 2016, Ivo Beenakker, dd. 5 maart 2012. Erasmus Facilitair Bedrijf (2013), Planon. Erasmus Facilitair Bedrijf (2011) Monitoring_Erasmus_jp, geraadpleegd in maart 2012. Financiële administratie EFB (2012), Verbruiken en fakturen 08 09 10 11, Financiële administratie EFB, geraadpleegd in februari 2012. Frishert-CEAC (2007) Iconenkaart, EUR monument Woudestein. Honeywell & EFB (2012), Energieprestatiecontact (EPC), Frank Bakker (Honeywell) & Cock Michels (EFB). Honeywell (2010) Energie Prestatie Contracten. Reduceer uw energieconsumptie… Gegarandeerd. Eindrapportage 20 mei 2010. Stedin (2012) Elektriciteitsverbruik geraadpleegd op 8 juni 2012.
T-gebouw,
https://stedin.e-dataportal.nl,
Synorga Electrical Management (2011) Energie Prestatie Advies voor utiliteitsgebouwen. VSNU (2011), Instellingsaantallen per functiecategorie – in fte. Data op basis van WOPI. http://www.vsnu.nl/web/show/id=79576/langid=43, geraadpleegd op 31 mei 2012. WE Adviseurs (2010) Duurzaamheidslabel EUR gebouw C, 2 juni 2010.
44