Kunsteducatie wil mensen, jong en oud, helpen om betekenisvol bezig te zijn met kunst. Deze brede definitie staat ook voor een breed veld, gaande van instellingen die aandacht hebben voor kunsteducatie en bemiddeling, kunsteducatieve initiatieven, cultuurcentra, organisaties uit het jeugdwerk, sociaal-cultureel werk en het onderwijs. We vroegen Marijke Van Eeckhaut om een discussietekst te schrijven over kunsteducatie in de beeldende kunst vanuit het standpunt van de organisaties: zij schuift enkele pistes naar voor op basis van een stand van zaken. Brecht Demeulenaere van Canon cultuurcel schrijft over kunsteducatie vanuit het onderwijs en kiest voor een inspirerende tekst op basis van ervaring en voorbeelden.
En avant: groeipotentieel voor kunsteducatie Kunsteducatie wil mensen, jong en oud, helpen om betekenisvol bezig te zijn met kunst.1 Kan een definitie ruimer? Wellicht niet, maar gezien de veelzijdigheid en complexiteit van kunst denk ik dat het niet wenselijk is om in te perken. Daarbij wil ik alvast één kanttekening plaatsen. De neiging bestaat om deze ruimte in hokjes op te delen: ‘passieve’ (denken) versus ‘actieve’ (doen) kunst educatie, het kunstwerk versus de participant als uit gangspunt. Dergelijke tweedelingen zijn echter lang niet zo zwart-wit. Doen zonder denken levert niet veel op en het zogenaamd passieve denken is in wer kelijkheid een heel actieve bezigheid. Wat er wordt bedoeld, is dat sommige kunsteducatie de nadruk legt op zelf met de middelen van de kunst aan de slag gaan
1.
Marijke Van Eeckhaut
(workshops, ‘discovery rooms’ …) en dat andere vooral de nadruk legt op praten over kunst (rondleidingen, filosoferen, teksten …). Vandaag bestaat er bovendien een sterke consensus dat een combinatie van denken en doen, experiment en reflectie, de beste en meest beklijvende resultaten oplevert. Gelukkig zien we in kunsteducatie steeds meer, en dikwijls ook meer kwa litatieve, mengvormen opduiken. Op dezelfde manier worden ook kunst en publiek steeds meer als even waardig beschouwd: kunsteducatie draait rond kunst maar vertrekt van de vragen, behoeften, interesses, vaardigheden en kennis van de participant. Kunst educatie mag geen of/of, maar moet een en/en ver haal zijn. Deze veelzijdigheid en complexiteit heeft zo zijn gevolgen …
Deze tekst wordt in de eerste plaats geschreven vanuit het perspectief van de beeldende kunst, en meer bepaald dat van de kunstinstellingen (kunstmusea en kunstencentra), maar heeft ook relevantie voor andere contexten.
1
All creatures great and small
meeste steeds steviger wordt ingebouwd. Ze worden ook dikwijls op hun beleidsmatig kader vastgepind: de ene zou vertrekken van de kunst en de ander van de participant, maar goede kunsteducatie neemt zoals gezegd beide als evenwaardig uitgangspunt. Ten slotte wordt nog in heel wat andere contexten aan kunsteducatie gedaan: cultuur- en gemeenschaps centra, organisaties voor sociaal-artistiek werk, voor amateurkunsten, voor volwassenenonderwijs en ook steden en gemeenten ontplooien een heel scala van kunsteducatieve initiatieven. Deze maken soms gebruik van het aanbod van kunstinstellingen (uitstappen naar tentoonstellingen) en werken er soms mee samen (bij voorbeeld het project Visite waarbij het M HKA samen werkt met cultuurcentra). Vermeldenswaardig zijn de raakvlakken van kunsteducatie in kunstinstellingen met participatie en sociaal-artistiek werk. Dat situeert zich vooral op het vlak van de werking met wat dikwijls ‘kan sengroepen’ wordt genoemd en toeleiding: er wordt een kunsteducatief project opgezet met een bepaalde groep mensen om hen aan te zetten tot kunstpartici patie en/of om de instelling in te bedden in de buurt. Hierbij aansluitend mogen we niet vergeten te ver melden dat ook binnen de kunsten zelf plaats is voor educatie en betrokkenheid van het publiek. Het bestaat reeds decennia maar krijgt de laatste jaren weer meer aandacht: kunstenaars die het publiek uitnodigen om te participeren aan hun kunstwerken, tijdens het cre atieproces of aan het gepresenteerde werk. Deze participatie kan tot stand komen binnen een artistiek, educatief en/of maatschappelijk gerichte vraag van de kunstenaar, maar het effect is educatief; participanten leren bovendien niet alleen iets over kunst, deze parti cipatie verhoogt ook sterk hun betrokkenheid.
Zelfs als je het perspectief beperkt tot dat van de kunst instellingen (kunstmusea en kunstencentra), dan is het landschap van de kunsteducatieve initiatieven nog steeds uitzonderlijk uitgestrekt en complex. Kunst instellingen ontplooien hun eigen kunsteducatie (in deze context overigens eerder educatie, publieks werking, publieksbegeleiding of bemiddeling genoemd), maar komen daarbij in aanraking met zowat iedere andere kunsteducatieve speler. Op de eerste plaats is er het onderwijs. Kunstinstel lingen steken vaak veel tijd en energie in een kunst educatief aanbod voor het onderwijs, net als kunst educatieve organisaties en cultuurcentra, die zowel binnen vrije tijd als schooltijd werken. Ook het onder wijs zelf organiseert kunsteducatie, bijvoorbeeld door een samenwerking met kunstenaars op te zetten of via projecten die de leerkrachten zelf initiëren en niet in het minst door de organisatie van uitstappen naar musea. Het is geen toeval dat de lerarenopleidingen sinds enige jaren ook het vak Project Kunstvakken (PKV) aanbie den, gericht op de uitbouw van kunsteducatie in scho len. Binnen het onderwijs vinden we zowel ‘passieve’ als ‘actieve’ kunsteducatie, maar typisch voor het muzi sche is de combinatie van denken en doen. Daarnaast is er het deeltijds kunstonderwijs dat niet alleen grote groepen kinderen en jongeren, maar ook vele volwas senen bereikt. Ook zij beperken zich al lang niet meer tot doen, maar hebben eveneens oog voor de culturele context, inclusief het aanbod van kunstinstellingen. Daarnaast zijn er de kunsteducatieve organisaties die zowel binnen de kunsten en erfgoed als binnen het jeugdwerk en het volwassenenwerk opereren. Zij creëren hun eigen aanbod, werken op maat van aan vragers en een aantal onder hen verzorgt ook educatie binnen musea. Bekende kunsteducatieve organisaties met een sterke poot beeldende kunsten zijn Mooss, De Veerman, Piazza dell’Arte, AmuseeVous, Rasa, ABC, Artforum, Kunst in Zicht en Wisper; de eerste vier wer ken regelmatig met musea samen. Kunsteducatieve organisaties worden vaak geassocieerd met work shops of ‘actieve’ kunsteducatie, terwijl reflectie bij de
Het kunsteducatieve veld is met andere woorden zeer divers: veelkoppig en alomtegenwoordig. In verband met kunsteducatie of bemiddeling in kunstinstellingen wil ik in het onderstaande inzoomen op drie groeipun ten.
2
Blijf van de kunstwerken af
Fascinerend is de vaststelling dat musea in de negen tiende eeuw in verhouding een veel groter en vooral breder publiek trokken. Hoewel publieksonderzoek in die periode slechts zelden en niet volgens onze actu ele standaarden gebeurde, zijn er voldoende indicaties dat musea, en niet in het minst kunstmusea, bezoekers uit alle sociale lagen en met diverse achtergronden aanspraken. De omslag in de samenstelling van het publiek kwam er als gevolg van veranderingen in het denken over en het presenteren van kunst. De isole ring van kunstwerken in de ‘white cube’, niet alleen ten opzichte van elkaar, maar ook en vooral ten opzichte van de buitenwereld, bleek betekenisgeving tegen te werken. Niet in het minst omdat het ook kunsteducatie/ bemiddeling tegenwerkt: daarvoor is evenmin veel ruimte in de setting van de ‘white cube’. Deze situatie staat in schril contrast tot de oude, maar sinds de jaren zestig gestaag groeiende vraag, komende van het publiek tot de overheid, om te verrui men en een sterkere maatschappelijke rol op te nemen. Het geloof dat kunst iedereen wat te bieden heeft, is sinds de opvoedende en verheffende uitgangspunten van het negentiende-eeuwse museum gewijzigd van inhoud, maar heeft niets aan kracht ingeboet. Toch lijken kunstinstellingen zich voor wat hun corebusi ness betreft vaak nog sterk van de maatschappij af te schermen, en focussen ze zich op een zeer ervaren tot professioneel kernpubliek van ‘peers’. Dat heeft zeker ook te maken met het feit dat het professionele publiek een belangrijke stakeholder van kunstmusea is geble ven, terwijl bijvoorbeeld wetenschappers zich sinds het begin van de twintigste eeuw hebben teruggetrokken in hun laboratoria en de wetenschapsmusea zich konden concentreren op wetenschapseducatie voor kinderen en families. Kunstinstellingen zien zich geconfronteerd met een ongemakkelijke spagaat tussen een gespecia liseerd en een niet-gespecialiseerd publiek, waar kunst educatie/bemiddeling het slachtoffer van kan worden. De angst blijft bestaan, en het is een belegen maar toch nog hardnekkige misvatting, dat publieksvriendelijke maatregelen een kunstwerk onvoldoende serieus zou den nemen.
Opvallend is de groei en bloei van kunsteducatie buiten de kunstinstellingen: ateliers en workshops, activiteiten op scholen, in cultuurcentra en op eigen locaties, tot zelfs het maken van tentoonstellingen in eigen beheer om er een uitgebreide bemiddeling bij te creëren. Even opvallend zijn de moeilijkheden die kunsteducatie/ be middeling blijft ondervinden om zich ten volle te ontwikkelen in de kunstinstellingen, zeker wat de meer derheid van de bezoekers betreft, namelijk volwassen bezoekers zonder gids. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het publiek van onze kunstinstellingen nog steeds beperkt is, niet alleen qua diversiteit, maar ook op het vlak van kwan titeit (we mogen niet vergeten dat wat in de jaarcijfers ‘bezoekers’ heet, eigenlijk ‘bezoeken’ zijn, het reële publiek van een kunstinstelling is door herhalings bezoek nog veel kleiner dan deze cijfers doen uit schijnen). Kwantiteit is niet zaligmakend, verre daar van, maar onderzoek toont aan dat er een veel groter potentieel is: mensen die projectmatig worden binnen gebracht zijn over het algemeen aangenaam verrast en van plan om nog eens terug te komen.2 Maar dan heb ben ze dikwijls wel extra vragen in verband met kunst educatie/bemiddeling. Uit onderzoek blijkt bovendien dat zelfs het publiek dat deze instellingen wel bereiken, dikwijls beter kan worden bediend: velen vinden er let terlijk en figuurlijk hun weg niet, voelen zich onzeker, halen er niet uit wat er voor ieder van hen persoonlijk in zou kunnen zitten.3
2. Een goed voorbeeld zijn de experimenten in elf Amerikaanse kunstmusea beschreven in: WALSH Amy (ed.) (1991), Insights: Museums, Visitors, Attitudes, Expectations – A Focus Group Experiment, Los Angeles: J. Paul Getty Trust and the Getty Center for Education in the Arts. 3. Zie bijvoorbeeld McDERMOTT-LEWIS Melora et al. (1990), The Denver Art Museum Interpretive Project, Denver: The Denver Art Museum. [rapport] (gedownload op 10.05.2010)
3
Deze weerstand binnen kunstinstellingen, ingebed in de ‘white cube’ en als gevolg van de focus op een ge specialiseerd publiek, is iets waar andere kunsteducatieve initiatieven veel minder mee geconfronteerd worden.
wordt gecreëerd voor blinden, kan ook de ‘gewone bezoeker’ ten goede komen: veel mensen genieten van auditieve commentaren of muziek, en de mogelijkheid om iets aan te raken wordt door bijna alle bezoekers met enthousiasme onthaald. Zorg dat participatieve projecten zoals een tentoonstelling laten maken door het publiek, niet alleen een kleine groep ten goede komen, maar dat ze betekenisvol kunnen worden gemaakt voor het grote publiek, dat je er als instel ling uit leert. Ontwikkel materiaal voor kinderen en jongeren op zo’n manier dat het ook geïnteresseerde volwassenen kan aanspreken: veel volwassenen leren graag van de meer concrete suggesties, opdrachten en associaties die aan jongere bezoekers worden aan geboden. Enzovoort.
‘Gewone’ volwassenen moeten hun plan trekken Dat is uiteraard niet helemaal waar, maar we moeten toch vaststellen dat kunsteducatie vooral voor kinde ren en jongeren bestaat, of dat zich daar de ruimte voor experiment situeert. Bij bemiddeling voor volwassen bezoekers is er veel minder bewegingsruimte, zeker wanneer ze een kunstinstelling bezoeken zonder gids; ook gidsen hebben immers dikwijls meer vrijheid om te experimenteren en het midden te zoeken tussen kunst en publiek, dan bijvoorbeeld in een zaaltekst mogelijk is. Bemiddeling voor de volwassen bezoeker zonder gids staat met andere woorden voor een inhaaloperatie.
Meten is weten, maar nu m/weten we nog niet veel Een derde vaststelling is dat veel kunsteducatie intu ïtief gebeurt, gestoeld op jarenlange ervaring, maar weinig is gebaseerd op en getoetst aan onderzoek.
Daarom is het belangrijk dat de nog steeds groeiende focus op doelgroepen wordt bijgesteld. Vandaag investeren veel kunstinstellingen hun tijd en energie in de ontwikkeling van kunsteducatie/bemiddeling voor doelgroepen, omdat daar specifieke noden worden gepercipieerd, maar ook omdat daarvoor interesse en geld te krijgen is: veel projectsubsidies, maar ook middelen uit mecenaat en sponsoring gaan naar der gelijke projecten. Intussen blijft de bemiddeling voor de gewone volwassen bezoeker zonder gids, dus voor de meerderheid van het publiek, in zoveel gevallen onderontwikkeld. Omdat er altijd tijd en geld te kort is binnen kunsteducatie, doe ik graag een warme oproep om deze projecten binnen een inclusief perspectief te ontwikkelen. Want daarin mogen we ons niet vergis sen: ontwikkeling van bemiddeling voor volwassen bezoekers zonder gids bestaat niet zomaar uit het invoeren van extra tekst. Een goede bemiddeling is een zeer complexe en uitgebreide aangelegenheid, die veel investering, onderzoek en experiment vraagt. Daarom is het aan te raden om projecten voor doel groepen zodanig te ontwerpen dat ze ook de bemid deling in het algemeen ondersteunen. Materiaal dat
Betekenisgeving staat vandaag centraal in kunstedu catie: we proberen meer en meer het eenrichtings verkeer af te schaffen en onze kennis en expertise ter beschikking te stellen van de toeschouwer als bouw stenen en aanknopingspunten om persoonlijke beteke nis te creëren. Dat gaat echter niet vanzelf. Het is een meer complexe vorm van kunsteducatie/bemiddeling die een heel andere benadering van de kunstinstel ling vraagt. Daarvoor is een goede wetenschappelijke onderbouwing onontbeerlijk, met een focus op inhoud en methodische aanpak. Een gedegen publieksonder zoek vormt hierop het sluitstuk. Er wordt vandaag over het algemeen veel te wei nig écht naar het publiek geluisterd; en dat geldt voor zowat alle kunsteducatieve initiatieven. Als er al publieksonderzoek wordt gedaan in kunstinstellingen, dan beperkt zich dat dikwijls tot het vragen naar de postcode van de bezoeker, en dat terwijl we er zoveel van kunnen leren en het de kwaliteit van bemiddeling echt kan opkrikken.
4
Je wordt nederig van publieksonderzoek: het publiek heeft een andere achtergrondkennis dan waar veelal van wordt uitgegaan en het heeft andere vragen en noden dan wat doorgaans wordt aangeboden. Dat heeft niet alleen een rechtstreekse impact op de manier waarop we bemiddeling ontwikkelen, maar biedt ook onweer legbare argumenten in de onderhandelingen over de plaats en rol van kunsteducatie/bemiddeling in de kunst instelling.
- Verder inzetten op inclusie (bis): aan het verstrek ken van subsidies voor doelgroepenprojecten indi catoren verbinden (waarbij ik uitdrukkelijk pleit voor kwalitatieve indicatoren) die de link met de reguliere werking stimuleren. - Verder inzetten op kruisbestuivingen: de verschil lende organisaties die met kunsteducatie bezig zijn, hebben dikwijls hun eigen expertise opgebouwd die juist door het andere perspectief een waardevolle bijdrage kan vormen.
En avant
- Verder inzetten op samenwerking: zeker op lokaal niveau kunnen kunsteducatieve initiatieven van divers pluimage (binnen kunst, onderwijs, jeugd, vor mingswerk …) elkaar door hun nabijheid projectmatig of structureel versterken.
Om het groeipotentieel van deze drie punten waar te maken, moeten we op een aantal fronten tegelijk werken: - Verder inzetten op de positionering en rol van kunst en kunstinstellingen in de samenleving: de kunstin stelling heeft verschillende stakeholders, kunst is van iedereen en kunsteducatie is fundamenteel om kunst betekenisvol te helpen maken voor alle betrokkenen. - Verder inzetten op opleidingen: de urgentie, uit gangspunten en methoden van kunsteducatie opne men in de opleiding van iedereen die professioneel met kunst te maken zal hebben. Minimaal voorzien in meer vorming voor educatoren, niet alleen ter verbe tering van de kwaliteit van kunsteducatie, maar ook voor de ontwikkeling van argumenten in het gesprek met curatoren en kunstenaars. - Verder inzetten op wetenschappelijke onderbouwing en publieksonderzoek: niet alleen ter verbetering van de kwaliteit van kunsteducatie, maar ook voor de ontwikkeling van argumenten in het gesprek met curatoren en kunstenaars.
Marijke Van Eeckhaut is gespecialiseerd in bemid deling. Als student begonnen als gids in het M HKA, werd zij van eind 1999 tot begin 2006 mee verant woordelijk voor de publiekswerking in dit museum. Vanuit deze praktijkervaring heeft zij vervolgens aan de Universiteit Gent een doctoraatsonderzoek gedaan naar bemiddeling in musea voor moderne en hedendaagse kunst. Sindsdien zet zij deze expertise zowel in het onderwijs als in diverse kunsteducatieve contexten in. Eind 2013 heeft zij samen met twee collega’s De Derde Verdieping opgericht, een advies bureau voor musea en publiek.
- Verder inzetten op inclusie: projecten voor doel groepen zodanig ontwerpen dat ze de bemiddeling in het algemeen ondersteunen - de aandacht voor het wegwerken van drempels kan alle bezoekers ten goede komen.
5