Emoties in partnerrelaties: een onderzoek naar het verband met frustratie van behoeften
Campus St.-Jorisstraat Auteur: Lien Martens Begeleider: Cathérine Barbez
Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van het diploma Bachelor in de Toegepaste Psychologie Academiejaar 2014-2015
Emoties in partnerrelaties: een onderzoek naar het verband met frustratie van behoeften
Campus St.-Jorisstraat Auteur: Lien Martens Begeleider: Cathérine Barbez
Bachelorproef voorgedragen tot het behalen van het diploma Bachelor in de Toegepaste Psychologie Academiejaar 2014-2015
Dankwoord Bij aanvang van dit eindwerk zou ik eerst en vooral al de mensen willen bedanken die bijgedragen hebben tot de realisatie van mijn eindwerk. Eerst en vooral wil ik mijn bachelorproefbegeleidster, Catherine Barbez, bedanken voor het aanreiken van het onderwerp, het verstrekken van onontbeerlijke informatie, het kritisch evalueren van de tekst en de verschillende samenkomsten met betrekking tot het bespreken van mijn aanpak en de resultaten van het onderzoek. Haar advies was onmisbaar bij het bewerkstelligen van het onderzoek. Daarnaast gaat er een grote dank uit naar doctoraatsstudente Gaëlle Vanhee die telkens paraat stond om mijn vragen omtrent de studie en data-analyse te beantwoorden. Verder zou ik graag ook mijn dank betuigen aan mijn familie, vrienden en partner die me telkens opnieuw motiveerden om deze bachelorproef tot een goed einde te brengen. Tot slot een laatste dankwoord voor alle koppels die bereid waren om de vragenlijst in te vullen. Zonder hun bijdrage zou dit onderzoek nooit tot stand gekomen zijn. Door de samenwerking van al deze mensen, gecombineerd met mijn eigen inzichten, motivatie en doorzetting heb ik dit eindwerk kunnen voltooien.
IV
Verklarende woordenlijst en afkortingen Woordenlijst Actietendens: Een actietendens kan gedefinieerd worden aan de hand van de bereidheid van een individu om een bepaalde handeling uit te voeren (Scherer, 2005a). Affectregulatie: dient om niet overweldigd te raken door de intensiteit van onze emoties (Brysbaert, 2009). Antwoordtendentie is een begrip uit de statistiek dat inhoudt dat in een enquête de respondenten de neiging hebben om te kiezen voor een niet-extreem antwoord, dus voor een antwoord 'er tussen in'. Antwoordtendentie is daarom een probleem waar rekening mee gehouden moet worden bij het opstellen van onderzoeken, omdat daardoor een vlak c.q. onduidelijk beeld verkregen wordt. De geënquêteerde persoon blijft dan hetzelfde antwoord geven, waardoor er een resultaat behaald zal worden dat te genuanceerd is ten opzichte van de daadwerkelijke mening (Baarda, 2009). Appraisals: zijn het resultaat van een evaluatie van de omgeving aan de hand van doelen, waarden en attitudes van het individu (Frijda, 1999). Interpersoonlijk conflict: Een interpersoonlijk conflict is een conflict tussen twee of meer personen, waarbij er onenigheid bestaat tussen onderwerpen, opvattingen, handelwijzen, doelen, behoeften en/of taken. Bij interpersoonlijke conflicten gaat het meestal om verschillen in perceptie, voorkeuren, macht of status (Van Veen, 2004). Intrapersoonlijk conflict: Een intrapersoonlijk conflict is een innerlijk conflict waarbij de persoon moet kiezen tussen onverenigbare doelen, behoeften en/of taken. Een intrapersoonlijk conflict wordt ook wel een rol conflict genoemd (Van Veen, 2004). Stuurvoorrang: Stuurvoorrang geeft aan dat een bepaalde emotie om voorrang vraagt. Deze emotie heeft dan een voorrangspositie in het besturen van gedrag (Frijda, 1999). Afkortingen BNT: Basis Need Theory (Deci & Ryan, 2002) NBPNRS: New Basic Psychological Needs in Relationships Scale (Chen, Vansteenkiste, & Byers, in press.) QMI: Quality of Marriage Index (Norton, 1983) ZDT: Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 2002) V
Inhoudsopgave Dankwoord ............................................................................................................................... IV Verklarende woordenlijst en afkortingen .......................................................................... V Inhoudsopgave ......................................................................................................................... VI Abstract ................................................................................................................................. VIII 1.
Inleiding ............................................................................................................................. 1 1.1. Algemene situering ...................................................................................................... 1 1.2. Zelfdeterminatietheorie ............................................................................................... 3 1.2.1.
Basic Needs Theory ............................................................................................. 4
1.2.2.
Zelfdeterminatie in intieme relaties...................................................................... 6
1.2.3.
Relationele tevredenheid ...................................................................................... 7
1.2.4.
Behoeftebevrediging/frustratie en relationele tevredenheid ................................ 8
1.3. Emoties ........................................................................................................................ 9 1.3.1.
Theorieën rond emoties ...................................................................................... 12
1.3.2.
Componentiële emotietheorie ............................................................................ 13
1.3.3.
Emoties en behoeften ......................................................................................... 16
1.4. Onderzoeksvragen en onderzoeksdoel ...................................................................... 17 2.
Methode ............................................................................................................................ 19 2.1. Deelnemers ................................................................................................................ 19 2.2. Meetinstrumenten/apparatuur .................................................................................... 23 2.2.1.
Apparatuur .......................................................................................................... 23
2.2.2.
Scenario’s ........................................................................................................... 23
2.2.3.
New Basic Psychological Needs in Relationships Scale ................................... 24
2.2.4.
Quality of Marriage Index .................................................................................. 25
2.2.5.
Emotielabels ....................................................................................................... 25
2.3. Procedure ................................................................................................................... 26 2.4. Analyse ...................................................................................................................... 27 VI
3.
Resultaten ......................................................................................................................... 29 3.1. Relatie tussen behoeftefrustratie en emoties ............................................................. 29 3.2. Is er een verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid? ..................... 32
4.
Discussie........................................................................................................................... 37 4.1. Behoeftefrustratie en emoties in intieme relaties ...................................................... 37 4.2. Behoeftebevrediging en relatietevredenheid ............................................................. 38 4.3. Sterktes en beperkingen van het onderzoek .............................................................. 40 4.4. Algemene conclusie ................................................................................................... 42
Literatuur .................................................................................................................................. 44 Bijlagen ................................................................................................................................ 50 5.
Beroepsproduct................................................................................................................. 61
VII
Abstract Deze bachelorproef onderzoekt de relatie tussen frustratie van fundamentele psychologische basisbehoeften en emoties bij partnerrelaties. Verder wordt het verband onderzocht tussen behoeften en relationele tevredenheid. Bij de behoeften wordt telkens een onderscheid gemaakt tussen bevrediging en frustratie van de behoeften autonomie, competentie en verbondenheid. Deze fundamentele psychologische basisbehoeften kunnen we linken aan de theorie van de Zelfdeterminatie. Er werd gebruik gemaakt van een kwantitatieve survey. De steekproef (N = 210) omvat individuen tussen de 20 en 75 jaar die zich in een vaste relatie bevinden. Als eerste gingen we na welke emoties zich het meest voordeden bij frustratie van de behoeften autonomie, competentie en verbondenheid. Hierna bekeken we welke emoties het sterkst naar voor komen. Dit bekeken we elk afzonderlijk op de drie verschillende behoeften. Uit de resultaten kwam vooreerst dat bij de behoefte verbondenheid meer negatieve emoties gerapporteerd worden in vergelijking met de andere basisbehoeften. Verder is er ook sprake van het rapporteren van hogere scores aan de negatieve emoties. Verder zochten we in dit onderzoek een verband tussen behoeftebevrediging van de drie fundamentele basisbehoeften en relatietevredenheid. Uit het onderzoek blijkt dat er in partnerrelaties een verband is tussen behoeftebevrediging van drie fundamentele basisbehoeften (autonomie, competentie en verbondenheid) en relatietevredenheid.
VIII
1. Inleiding 1.1.
Algemene situering
Zelfs de beste, stabiele koppels hebben conflicten. Soms komt men hierdoor terecht in een vicieuze cirkel waar negativiteit de bovenhand neemt. Aan de andere kant kunnen conflicten ook leiden tot meer diepgang in de relatie wanneer men elkaars behoeften begrijpt en respecteert. Dit gebeurt enkel wanneer elke partner zich bewust is van zijn eigen noden en dit op een effectieve manier kan communiceren naar de ander toe, zonder te liegen, zich te verdedigen of de ander te beschuldigen (Gottman, 1994). De Zelfdeterminatietheorie, opgesteld door Deci & Ryan (1985, 2000), stelt dat ieder mens drie
psychologische
basisbehoeften
heeft,
namelijk
competentie,
autonomie
en
verbondenheid. Wanneer deze behoeftes gefrustreerd worden, ontstaan er conflicten tussen de partners. Wanneer deze behoeften in de relatie bevredigd worden, leidt dit tot een groter gevoel van eigenwaarde en vitaliteit (La Guardia & Patrick, 2008). Behoeftebevrediging is een sterke voorspeller voor relatie-outcomes. Met relatie-outcomes verwijzen we naar de verschillende combinaties van relatietevredenheid en –stabiliteit die koppels kunnen hebben namelijk; koppels kunnen een relatie hebben die bevredigend en stabiel is, bevredigend en onstabiel, niet-bevredigend en stabiel, niet-bevredigend en onstabiel (Karney & Bradbury, 1995). In deze bachelorproef werd geopteerd om gebruik
te
maken van de
zelfdeterminatietheorie omdat dit de meest omvattende theorie is en in verschillende onderzoeken werd het belang van deze behoeften aangetoond (La Guardia & Patrick, 2008; Patrick et al., 2007; Reis, Sheldon, Gable, Roscoe & Ryan, 2000). Er is heel wat onderzoek dat aantoont dat een aantal individuele karakteristieken (bv. neuroticisme, impulsiviteit, vijandigheid, negatieve affectiviteit) van partners verband houdt met negatieve relatie-outcomes. Dergelijke onderzoeksresultaten zeggen ons echter weinig over hoe individuele kenmerken van partners of individuele psychopathologie relatieoutcomes beïnvloeden (Gottman, 1994). Er zijn, meer recent, een aantal onderzoekslijnen die erop wijzen dat de individuele karakteristieken van partners slechts een onrechtstreeks effect hebben op relatie-outcomes, en dit via communicatie en adaptieve processen binnen het koppel (Bradbury, Rogge & Lawrence, 2001). Sociale steun is ook een zeer belangrijk aspect bij partnerrelaties. Partners zijn namelijk de voornaamste steunfiguren voor elkaar. En deze wordt ook gezien als de meest effectieve steun (Reis, 1990). 1
Met opmerkingen [Flup1]: uniformiteit: voor alles wat tussen haakjes staat afkorting gebruiken, voor lopende tekst voluit schrijven
Ook de hechtingsstijl van de partner is een belangrijke factor om succes of falen van relaties te voorspellen. Uit onderzoek blijkt dat de algemene gehechtheid van partners een invloed uitoefent op de aard van partnerrelaties en dit over verschillende fasen van relatieontwikkeling (Mickulincer & Shaver, 2007). Basisbehoeften zijn sterk gerelateerd aan emoties. Mensen zijn gemotiveerd om dingen te bereiken die hen een aangenaam gevoel geven, en proberen dingen te vermijden die ze als onaangenaam ervaren. Emoties zijn aangeboren en hebben een belangrijke communicatieve functie. In partnerrelaties kan de gezichtsuitdrukking van de ene partner emoties uitlokken en versterken bij de andere partner (Ekman, 1994). In een partnerrelatie hebben mensen nood aan verschillende behoeftes (keuzevrijheid, waardering, verbondenheid, enz.). Wanneer in een partnerrelatie deze zaken niet worden verkregen, ervaren mensen allerlei emoties. Het ervaren van deze emoties zet mensen aan om hiernaar te handelen (bv. oplossingen zoeken, zich terugtrekken), die verschillend kunnen zijn naargelang de specifieke emotie. Zo zal iemand die zich gekwetst voelt op een andere manier reageren dan iemand die kwaad is. Partners zullen op hun beurt op dit gedrag reageren. Op die manier kan conflict ontstaan. Dit kan op termijn leiden tot relationele ontevredenheid bij koppels. Inzicht in deze relationele aspecten is dan ook noodzakelijk om mensen met relationele problemen beter te helpen en te begeleiden. We proberen dit inzicht te bereiken door na te gaan welke emoties gepaard gaan met de frustratie van de fundamentele behoeften (autonomie, competentie en verbondenheid). Er wordt gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek. Dit onderzoek beoogt de relatie te exploreren
tussen
behoeftefrustratie
en
emoties
en
behoeftebevrediging
en
relatietevredenheid. Deze resultaten kunnen nieuwe inzichten verwerven. De resultaten kunnen een meerwaarde bieden voor het werkveld en zijn een vervolgonderzoek op de doctoraatsstudie van Gaëlle Vanhee. De doctoraatsstudie gaat over emoties bij koppels en meer bepaald de relatie tussen relationele behoeften en relationeel conflict of ontevredenheid. Deze bachelorproef kan hier inhoudelijk bij aansluiten. In het eerste deel van mijn bachelorproef wordt de Zelfderminatietheorie grondig besproken. Het tweede deel concentreert zich vooral op relatietevredenheid en emoties. Hierna worden deze begrippen samengebracht om de samenhang hiervan te bekijken.
2
Verder in deze studie worden ook deelvragen opgesteld. Hierna wordt de methode van het onderzoek besproken die voor deze bachelorproef van toepassing is. Bij deze methode zullen we de deelnemers, gebruikte meetinstrumenten, procedure en analyse van de gegevens grondig bespreken. Uiteindelijk worden de resultaten van het onderzoek weergegeven gepaard met een grondige discussie. Als afsluiting van de paper wordt een kritische reflectie gevormd over het werk en een algemene conclusie vooropgesteld.
1.2.
Zelfdeterminatietheorie
De Zelfdeterminatietheorie (ZDT: Deci & Ryan, 2002) heeft een belangrijke plaats in de motivatiepsychologie. Deze theorie vertrekt uit een positief mensbeeld. In dit mensbeeld wordt verondersteld dat mensen niet re-actief zijn, maar van nature pro-actief hun omgeving vormgeven (Deci & Vansteenkiste, 2004). Zelfdeterminatie wil zeggen dat mensen denken, handelen en ontwikkelen vanuit hun eigen bewuste keuze omdat ze het zelf willen (Ryan & Deci, 2000a). Volgens de ZDT hebben mensen een inherente neiging om te willen groeien en zich verder te ontwikkelen door te zoeken naar uitdagingen, kennis uit te breiden, en de wereld te exploreren. Ze willen streven naar het integreren van deze ervaringen in een harmonieus en authentiek zelf (Vansteenkiste, Soenens, Sierens & Lens, 2005). Een deel van de zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985) stelt dat mensen optimaal functioneren wanneer ze steun ondervinden uit hun omgeving voor drie psychologische basisnoden of behoeftes: verbondenheid, competentie en autonomie (Deci & Ryan, 2002). De autonome motivatie staat tegenover de gecontroleerde motivatie en impliceert dat er gedrag wordt gesteld uit vrije keuze en wil. Hierbij gaat intrinsieke motivatie gepaard met interesse en plezier in de activiteit. Om autonome motivatie te vergroten moet er sprake zijn van de 3 psychologische basisnoden namelijk autonomie, verbondenheid en competentie. Deze zijn essentieel voor iemands persoonlijke groei, succes, integriteit en welzijn. De focus hierbij ligt niet op de variatie in sterkte van de noden maar op de mate waarin die noden bevredigd worden (Deci & Ryan, 2002). Aan deze Zelfdeterminatietheorie werd gewerkt doorheen de jaren. Er werden verschillende nieuwe onderdelen aan toegevoegd wanneer er sprake was van voldoende empirische evidentie. Hierdoor ontstonden vijf mini-theorieën (Cognitive Evaluation Theory (CET), Organismic Integration Theory (OIT), Causality Orientations Theory (COT), Basic Psychological Need Theory (BPNT), Goal-Content Theory (GCT)) (Vansteenkiste, Niemiec, & Soenens, 2010). 3
1.2.1. Basic Needs Theory De Basic Needs Theory (BNT; Deci & Ryan, 2002) is de vierde minitheorie van de zelfdeterminatietheorie (ZDT).
Deze theorie toont aan dat aangeboren psychologische
voedingstoffen noodzakelijk zijn voor het sociaal welzijn, de psychologische en fysieke gezondheid. Wij passen de ZDT toe op partnerrelaties waarbij er wordt ingegaan op de psychologische basisnoden en hoe deze kan ondersteund of ondermijnd worden door de partner. Deze basisnoden worden verwoord als volgt: Autonomie Autonomie kan men beschrijven als een diep en innerlijk verlangen om psychologisch vrij te kunnen handelen. Mensen streven ernaar om agent te zijn van het eigen gedrag (Deci & Ryan, 2000). Een aantal kenmerken van autonomie zijn: een gevoel van keuze wordt ervaren, handelen vanuit een gevoel om het gedrag te kunnen besturen en vrijheid ervaren bij het stellen van gedrag (Vansteenkiste, Niemiec & Soenens, 2010). Wanneer de behoefte autonomie wordt bevredigd, zal dit leiden tot adaptieve uitkomsten waarbij acties, gedachten en emoties beter in overeenstemming kunnen worden gebracht met de eigen behoeften (Vansteenkiste, Niemiec & Soenens, 2010). Wanneer individuen zich gedwongen voelen door een zelf opgelegde druk of het gevoel hebben gecontroleerd te worden door een extern, dan spreken we over frustratie van de behoefte autonomie. Het tegenovergestelde van autonomie is heteronomie. Hiermee wordt bedoeld dat het individu niet het eigen gedrag bepaalt maar zich hier in gedwongen of gecontroleerd voelt (zoals geciteerd uit: Elchje Minne, 2014, pp.2-3). Competentie Competentie beschrijft de natuurlijke neiging om te verkennen, te manipuleren en heer en meester te worden van de wereld (White, 1959). Deze exploraties leveren een bijdrage aan de individuele groei en vaardigheidsontwikkeling. Deze exploraties zijn dan ook een hulpmiddel om zich aan de complexiteit en de veranderingen in de wereld aan te passen. Mensen zoeken actief naar uitdagingen waarbij het fysiek en psychologisch functioneren wordt uitvergroot. Wanneer mensen geen kansen krijgen om hun eigen ontwikkeling vorm te geven of falen in hun zoektocht naar verbetering zullen ze ongemotiveerd worden (Deci & Ryan, 2000).
4
Verbondenheid Relationele verbondenheid gaat over wederzijdse zorg en een gevoel van betrokkenheid en warmte die mensen ervaren (Deci & Vansteenkiste, 2004). Mensen willen zich verbonden voelen met anderen. Ook willen ze bij een groep horen waar ze zich goed bij voelen. Ze hebben behoefte aan frequente, affectieve of positieve reacties met mensen die voor hen belangrijk zijn. Een voorwaarde is dat deze interacties langdurig en van stabiele aard zijn (Baumeister & Leary, 1995). Als men zich eenzaam voelt of conflicten heeft met geliefden, dan zal deze behoefte gefrustreerd worden. Ook wanneer er sprake is van oppervlakkige contacten zal de behoefte niet bevredigd worden (Reis, Sheldon, Gable, Roscoe, & Ryan, 2000). De Zelfdeterminatietheorie streeft naar integratie van de psychische elementen (voelen, denken en handelen) en met de sociale context. Er moet dus sprake zijn van een onderlinge samenhang en afhankelijkheid. Een voorbeeld hiervan is dat iemand voor zichzelf een doel stelt dat hij belangrijk vindt (autonomie), bv. meer beginnen sporten. Hij realiseert dit doel (competentie) met steun van belangrijke anderen (verbondenheid), bijvoorbeeld hij gaat elke week drie keer een halfuur gaan lopen. Soms doet hij dit alleen maar vaak gaat zijn vriendin mee om hem te motiveren. Wanneer dit het geval is kan er sprake zijn van een optimale ontwikkeling (Deci & Ryan, 2002). Fundamentele behoeften als universeel begrip De ZDT ziet de basisbehoeften als aangeboren en wordt een universeel begrip omdat iedereen ze bezit. Er werden hier studies rond gevoerd met deelnemers uit Westerse landen zoals Frankrijk, Canada, Verenigd Koninkrijk en België (Sheldon et al., 1996) maar ook Aziatische landen zoals China (bv. Vansteenkist et al., 2008) en Zuid-Korea (bv. Jang et al., 2009) en Arabische landen zoals Jordanië (bv. Ahmad, I., Vansteenkiste, M., & Soenens, B., 2011). Er werd getwijfeld of mensen uit Oosterse culturen ook voordeel hadden bij bevrediging van autonomie aangezien deze cultuur zich meer concentreert op groepsgevoel en samenhorigheid dan op onafhankelijkheid. Uit onderzoek bleek dat het begrip autonomie een andere betekenis heeft in collectivistische Oosterse culturen dan in individualistische Westerse culturen. In collectivistische culturen wordt het begrip autonomie gebruikt als handelen naar sociale normen, terwijl dit in een individualistische cultuur net de autonomiebehoefte zou frustreren. Bovendien stelt de ZDT dat autonomie niet hetzelfde is als onafhankelijkheid maar gelijk is aan vrije keuze en eigen wil (Deci & Ryan, 2000). Zoals eerder vermeld wordt een basisbehoefte beschreven als essentieel voor gezondheid en welzijn. Maar het 5
tegenovergestelde zal gebeuren wanneer deze basisbehoeftes niet bevredigd worden of tegengewerkt worden. Wanneer behoeftes niet bevredigd worden zullen er alternatieve, verdedigende en zelfbeschermende psychologische reacties ontstaan die risico’s hebben voor de gezondheid en het welbevinden (Deci & Ryan, 2000). Een voorbeeld dat hierbij wordt aangehaald is anorexia nervosa. Bij anorexiapatiënten zijn de behoeftes autonomie en competentie gefrustreerd en is het eten / het niet eten een domein waar ze wel controle over hebben. 1.2.2. Zelfdeterminatie in intieme relaties Het allerbelangrijkste in relaties is dat de partners oog hebben voor elkaars behoeften en deze respecteren. Het voorkomen of uitblijven van deze drie basisbehoeftes is van vitaal belang in elke relationele context. Het heeft een invloed op zowel de persoonlijke gezondheid als het dynamisch functioneren tussen partners. Hoe meer basisbehoeftes vervuld worden in partnerrelaties, hoe hoger de eigenwaarde en de positieve invloed; hoe meer intimiteit, hechting en veiligheid binnen de relatie (La Guardia & Patrick, 2008). De Zelfdeterminatietheorie biedt een kader aan waarin zowel naar de persoonlijkheid van het individu wordt gekeken, als naar de context. Dit is in groot contrast met onderzoeken die zich enkel focussen op persoonlijkheid of situationele factoren (La Guardia & Patrick, 2008). Knee, Patrick, Victor, Nanayakkara, and Neighbours (2002) onderzochten hoe autonomie invloed heeft op een relatie. De resultaten toonden aan dat als partners goed scoorden op autonomie, ze meer open stonden voor elkaar en meer gebruik maakten van actieve copingsstijlen tijdens discussies. Ook toonden ze meer positieve interacties (toenadering zoeken, vragen om verduidelijking, tonen van begrip, enz.) en meer flexibiliteit in tegenstelling tot wanneer ze zich gecontroleerd of onder druk gezet voelden. Blais et al. (zoals geciteerd in La Guardia & Patrick, 2008) tonen dat autonome partners een grotere overeenstemming en meer affectie en geluk ervaren. Frustratie van de behoefte aan autonomie kan leiden tot meer afstand en vermijding in intieme relaties. Dit heeft bijgevolg ook negatieve gevolgen voor het persoonlijk functioneren en welzijn (La Guardi & Patrick, 2008). Hurlburt (2013) geeft bij frustratie van autonomie aan dat ze zich kunnen opgesloten voelen en daarbij de schuld aan de ander geven. Wanneer de behoefte competentie gefrustreerd wordt, leidt dit tot meer gevoelens van falen en twijfels over de eigen capaciteiten (Chen et al., n.d.)
6
Frustratie van de behoefte verbondenheid leidt tot eenzaamheid en relationele spanningen (Chen et al., n.d.). In intieme relaties ligt bevrediging en frustratie van de behoeften autonomie en verbondenheid dicht bij elkaar. Partners verlangen naar verbondenheid maar het verlangen naar verbondenheid is strijdig met het verlangen naar autonomie (vrijheid). Dit conflict speelt zich vaak onbewust af en kan jaren later de kop opsteken. Het is cruciaal dat partners een goede balans vinden tussen totale autonomie en totale verbondenheid (Hurlburt, zoals geciteerd in Bormans, 2013, p. 258-259). 1.2.3. Relationele tevredenheid Karney en Bradbury (1995) deden onderzoek naar het functioneren van partnerrelaties. Ze stelden zich hierbij de vragen: “Hoe komt het dat voor veel koppels het huwelijk of samenwonen begint als een bron van geluk en voldoening, maar na een tijdje een bron van frustratie en wanhoop wordt?” (geciteerd uit: Verhofstadt & Buysse, 2006, p.247). Dit is een belangrijke vraag voor vele onderzoekers omdat heel wat mensen meerdere keren in hun leven trouwen. Tevredenheid speelt één van de belangrijkste rollen voor het individu en zijn omgeving en heel wat hulpverleners merken dat er meer en meer koppels relatiebegeleiding nodig hebben (Verhofstadt & Buysse, 2006). Relatietevredenheid is een breder begrip dan het ontbreken van ontevredenheid. Relatietevredenheid kan je zien als een continuüm dat kan variëren van een lichte tot sterke mate van satisfactie (Norton, 1983) waarbij positieve en negatieve relationele aspecten een invloed kunnen hebben op elkaar (Fincham, Beach & Kemp-Fincham, 1997). Verder is het een begrip dat kan evolueren en fluctueren doorheen de tijd. Het is geen statisch begrip waardoor we ons niet kunnen baseren op één enkel moment (Karney & Bradbury, 1995). Wij maken gebruik van de Quality of Marriage Index (QMI; Norton, 1983). Deze vragenlijst peilt naar de relationele tevredenheid bij koppels waarbij verschillende aspecten bevraagd worden, zoals: relationele stabiliteit, verbondenheid met de partner, geluk, gelijkheid van attitudes en interesses, relationele toewijding en de mate waarin partners met elkaar akkoord gaan. Deze aspecten kunnen we terugvinden in relationele tevredenheid. Verder werd ook een aspect van relationele stabiliteit bevraagd. Om relatietevredenheid verder te definiëren moeten we het begrip relatie-outcomes nader bekijken. Wat is dit nu precies? We spreken van relatie-outcomes wanneer we verwijzen naar de verschillende combinaties van relatietevredenheid en –stabiliteit. Relatietevredenheid is wanneer partners hun relatie evalueren. Ze stellen zichzelf hier de vraag “Ben ik gelukkig in deze relatie? Kan ik mijzelf zijn?”. Bij relatiestabiliteit zal men kijken naar de status van de 7
relatie. Zijn ze uit elkaar? Leven ze nog samen? Uit onderzoek bleek dat personen die laag scoorden op relationele tevredenheid toch een hoge score aangeven bij relatiestabiliteit. Wat aangeeft dat koppels die ongelukkig zijn in de relatie toch inschatten dat ze samen zullen blijven. Dit hang af van verschillende factoren als: kinderen, schulden, gewoonte of het willen samen overleven tijdens de eerste jaren met met elkaar (Norton, 1983). Verder is conflicthantering ook een belangrijke determinant van relatietevredenheid, naast de manier waarop partners elkaar steunen en omgaan met individuele stressoren. We kunnen besluiten dat er bij relationele tevredenheid meer bij komt kijken dan louter het ontbreken van ontevredenheid. Er moet rekening worden gehouden met verschillende factoren zoals de interpersoonlijke communicatie tussen partners (bv. cognitie, affect, sociale steun, enz.), de context waarin de relatie zich bevindt (Zijn er kinderen? Individuele kwetsbaarheden? Persoonlijkheid? Aanwezige stressoren?), als de wederzijdse invloed die de factoren hebben op elkaar. 1.2.4. Behoeftebevrediging/frustratie en relationele tevredenheid Eerder werd aangetoond dat behoeftebevrediging belangrijk is voor het individueel en relationeel welzijn (Patrick et al., 2007). In dit onderdeel gaan we dieper in op de positieve gevolgen van behoeftebevrediging en de negatieve gevolgen van behoeftefrustratie in relaties. Wanneer alle drie de fundamentele basisbehoeften bevredigd zijn leidt dit tot een grotere relatietevredenheid binnen de relatie (Patrick et al., 2007, Sheldon et al., 1996). Elke basisbehoefte wordt geassocieerd met relatietevredenheid. Als de basisbehoefte autonomie en verbondenheid bevredigd zijn, leidt dit tot meer toewijding binnen de relatie (Patrick et al., 2007). Wanneer er frustratie optreedt bij deze twee basisbehoeften, neemt de toewijding af binnen de relatie en kan dit leiden tot een relatiebreuk in de toekomst (Slotter & Finkel, 2009). Als men kijkt naar de drie basisbehoeften, is verbondenheid de meest belangrijke voorspeller voor een relatie out-come (Patrick et al., 2007). Een liefhebbende partner geeft een gevoel van veiligheid, die noodzakelijk is in een goed functionerende relatie (Collins & Miller, 1994). We kunnen hier uit afleiden dat het belangrijk is dat de partner het gevoel heeft zijn eigen behoeften te kunnen bevredigen. Ook de perceptie van de partner die de fundamentele basisbehoeften bevredigt, speelt een belangrijke rol in het relationeel welzijn van het individu (Patrick et al., 2007). Die perceptie van de partner speelt een grote rol bij de behoeften autonomie en competentie. Wanneer men spreekt over de behoefte aan verbondenheid, zijn de 8
percepties van het individu meer cruciaal. De bevinding over hoe men zich voelt over de relatie kan de percepties van de partner beïnvloeden. Het is een belangrijke indicator van verbondenheid en daarmee een centraal kenmerk van partnerrelaties. Een andere belangrijke factor bij relationele tevredenheid is het responsief reageren op de partner zijn noden. Responsief reageren houdt in dat de partner het gevoel heeft dat de ander aandacht en respect heeft voor zijn noden. Hier kan men uit besluiten dat verbondenheid een sterk bepalende factor is in het vergroten van relatietevredenheid (Patrick et al., 2007). Wanneer individuen constant worden geconfronteerd met behoeftefrustraties ontwikkelen zij minder goede copingstrategieën (Vansteenkiste & Ryan, 2013.) De Zelfdeterminatietheorie stelt twee gevolgen van behoeftefrustratie centraal. Wanneer er behoeftefrustratie optreedt kan er een verminderd welzijn en meer pathologisch functioneren plaatsvinden. Wanneer deze behoeftefrustratie permanent aanwezig blijft in hun leven, ontwikkelt men copingstrategiëen om om te gaan met deze frustratie. Mensen stellen compenserende gedragingen (Deci & Ryan, 2000) en ontwikkelen alternatieven voor behoeften die niet bevredigd kunnen worden. Deze alternatieven bestaan uit behoeftesubstituten die zorgen voor het bevredigen van andere behoeften wanneer de fundamentele basisbehoeften gefrustreerd zijn. Verder kan men nefaste regulerende systemen ontwikkelen waarbij mensen hoofdzakelijk de controle laten uitvoeren door anderen waardoor men minder of geen rekening meer houdt met de eigen intrinsieke factoren. Tot slot kunnen er rigide gedragspatronen ontstaan. Deze kunnen in bepaalde omstandigheden adaptief zijn doordat het mensen beschermt tegen de pijn die optreedt bij behoeftefrustraties. Uiteindelijk zorgt dit ervoor dat de situatie van behoeftefrustratie niet zal verdwijnen waardoor men in een negatieve cirkel terechtkomt waar kwetsbaarheden centraal staan van het niet-optimaal functioneren. Dit kan bijgevolg ook een invloed hebben op de relationele tevredenheid (Vansteenkiste & Ryan, 2013). Bijgevolg is het ook belangrijk om na te gaan welke emoties zich het sterkst voordoen bij behoeftefrustratie en behoeftebevrediging in ons onderzoek. In wat volgt wordt ingegaan op theorieën van emoties (Ekman,1994).
1.3.
Emoties
Mensen uiten hun emoties op verschillende manieren. Ze maken gebruik van hun stem (toonhoogte, stemvolume,..), gezichtsexpressies (fronsen, lachen, ...), reageren met een bepaald gedrag (bv. agressie) of ze gebruiken lichaamsbewegingen (bv. het bewegen van het hoofd) om een emotionele boodschap duidelijk te maken. Het uitdrukken van emoties is onderhevig aan de evolutie en heeft verschillende belangrijke functies: ze geven 9
noodzakelijke informatie over de manier waarop we in de wereld staan (kennisgevend) en ze zorgen dat we alert en snel kunnen reageren in levensgevaarlijke situaties (handelingsgericht). De meeste emoties zijn functioneel, maar de regulatie ervan is cruciaal voor het welbevinden van de mens (Frijda, 1999). Deze regulatie wordt besproken in de komende onderdelen. We stellen ons nu de vraag wat een emotie is. Emotie is door veel onderzoekers gedefinieerd als een verstoring in het energiesysteem van ons lichaam (wanneer de emoties niet verdwijnen of onverwerkt blijven) (Frijda, 1999). Emoties definiëren blijkt moeilijker te zijn dan men op het eerste gezicht verwacht. Hierdoor kunnen we in de literatuur verschillende definities van emoties terugvinden van verschillende onderzoekers. Waar emotietheoretici het wel over eens zijn met elkaar is dat een emotie bestaat uit een episode waar er een begin en een einde aan is. Alhoewel ze kunnen variëren in duur, zijn ze meestal van korte duurtijd. Onderzoekers onderscheiden op zijn minst 3 aspecten van emoties: een evaluatie van de stimulus (een cognitieve beoordeling), een respons (in de vorm van een fysiologische opwinding, een gezichtsuitdrukking en bepaalde gedragingen) en een subjectieve ervaring (Marc Brysbaert, 2009). Wanneer iemand op het nippertje ontsnapt is aan de dood, zal de persoon een gezichtsuitdrukking hebben van angst en zeggen bij zichzelf dat hij/zij zeer angstig is geweest. Frijda en Scherer (2009) hebben een definitie van emotie ontwikkeld die wordt gedeeld door de meerderheid van theoretici en onderzoekers in verschillende disciplines: 1) Emoties worden veroorzaakt wanneer iets belangrijks gebeurt voor het individu dat een directe invloed heeft op zijn noden, doelen, waarden en algemeen welzijn. Men gaat deze beoordelen aan de hand van bepaalde criteria: dit op basis van hoe onverwacht deze gebeurtenis is, zijn intrinsieke aangenaamheid of onaangenaamheid en zijn motivationele zekerheid. Dat is zijn volgzaamheid om het individu zijn noden te bevredigen, een doel te bereiken, of een waarde in stand te houden of het tegenhouden van deze criteria (Klaus R. Scherer, 2001).
Met opmerkingen [Flup2]: Lien: dit leest “niet lekker” vanaf: dat is zijn volgzaamheid. Ben je hier correct???
2) Emoties bereiden het individu voor om te gaan met belangrijke gebeurtenissen in hun leven en aldus hebben zij een sterke motivatiegevende kracht waarbij het lichaam zich klaar stelt om op elk moment actie waar te nemen (Klaus R. Scherer, 2001). 3) Emoties bezetten het gehele individu. Emoties houden verschillende componenten en subsystemen in van het individu. Deze worden gesynchroniseerd naar verschillende ‘levels’ gedurende emotionele episodes. Hierbij gaan ze de capaciteit van het individu 10
vergroten zodat het individu zich kan aanpassen aan de situatie (Klaus R. Scherer, 2001). 4) Emoties schenken voorrang (Frijda, 1999) aan deze toestanden van ‘action readiness’ wat ervaring en gedrag met elkaar verbindt (Klaus R. Scherer, 2001). Ekman (1994) maakt een onderscheid tussen primaire emoties; droefheid, blijheid, angst, woede, verrassing en combinatie walging/minachting en secundaire emoties. Deze emoties worden door de meerderheid van de mensen herkend. Frustratie behoort dus tot de secundaire emoties. Frustratie komen we elke dag tegen. Dit kan uitgelokt worden door onze onhandigheid, omstandigheden (bv. botsing in het verkeer). Dit alles bewijst dat frustratie een belangrijke emotie is ons dagdagelijks leven (Frijda, 1999). Blijdschap, boosheid, verdriet en angst zijn toegevoegd aan deze emotielijst, maar dit is niet het geval voor interesse, spijt, amusement of stress. Verder geeft Ekman (1994) aan dat de uitdrukking van emoties universeel en aangeboren is. De functie van emoties en gevoelens is het bewaken en besturen van het bevredigen van belangen (Frijda, 1999). In deze scriptie wordt gebruik gemaakt van deze indeling. Verder kan er een onderscheid gemaakt worden bij emoties tussen gender. Uit een studie van Kring en Gordon (1998) bleek dat vrouwen hun emoties meer tot uiting brachten in hun gezichtsuitdrukkingen. Er werd echter geen verschil gerapporteerd in de mate van betrokkenheid. Wanneer er zichtbare reacties gemeten worden, reageren vrouwen emotioneler dan mannen. Wanneer er fysiologische maten gebruikt worden, scoren mannen hoger dan vrouwen (zoals geciteerd in: Marc Brysbaert, 2009, pp.417-431). De verklaring is dat openlijke gevoelsuitdrukkingen sociaal meer aanvaard worden bij vrouwen dan bij mannen. Van kleinsaf worden bij jongens o.a. door ouders bepaalde emotionele gedragingen versterkt/verzwakt. Mannen leren hun zichtbaar emotionele reacties te onderdrukken en hun fysiologische reacties te versterken. Bijgevolg zullen ze hun emoties niet tonen wanneer dit niet gepast is en wordt er gekozen voor een fysiologische expressie. Uit onderzoek van Gross (2002) is dit enkel het geval voor negatieve emoties (angst, walging, woede, verdriet) (zoals geciteerd in: Marc Brysbaert, 2009, pp.417-431). Emotie kan in het kort beschreven worden als een begrensde gebeurtenis in het leven van een individu die gekenmerkt wordt als een belangrijk patroon van synchronisatie tussen veranderlijke toestanden van verschillende subsystemen van het individu (die gezien worden als componenten van emoties), ze bereiden de mensen aangepaste actietendensen aan 11
relevante gebeurtenissen voor door hun gedragsmatige betekenis en ervaring die ze er aan toekennen en bijgevolg hebben ze een krachtige impact op het gedrag en de ervaring van het individu. Aan de hand van deze definitie proberen ze emoties te onderscheiden van andere affectieve toestanden zoals voorkeuren, gemoedstoestanden, attitudes, interpersoonlijke standpunten en een affectieve gemoedstoestand (Scherer, 2005a).
Met opmerkingen [Flup3]: Hier klopt iets niet vanaf “ …, ze bereiden aangepaste …”
De verdeeldheid tussen wetenschappers over het begrip ‘emotie’ is enorm. Er is nog steeds geen consensus over vragen zoals: “Hoeveel emoties zijn er?”. Zijn sommige emoties meer ‘basic’ dan andere? Zijn er natuurlijke soorten? Wat men wel aanneemt is dat er verschillende soorten situaties zijn (bv. verlies, frustratie, gevaar, succes) waarbij specifieke emotionele reacties optreden. Deze reacties worden gekenmerkt door psychologische veranderingen (cardiovasculaire activiteit, bloedsomloop, ademhaling, temperatuur en spierspanning); expressies in de stem, gezicht en lichaam (zoals lachen, wenen, roepen, gebaren, hunkeren); en veranderingen in gedragsintentie en –richting (Scherer, 2001). 1.3.1. Theorieën rond emoties Hieronder worden de belangrijkste theorieën rond emotie weergegeven (Marc Brysbaert, 2009). James-Lange-Theorie Deze theorie legt ons uit dat stimuli uit de omgeving automatisch een lichamelijke reactie uitlokken die daarna door onze hersenen als een emotie wordt ervaren. Een voorbeeld hiervan is wanneer een man een aantrekkelijke vrouw tegenkomt. De man moet eerst de vrouw haar opwinding verhogen voor zij kan ondervinden dat zij verliefd is. De James-Lange geeft aan dat er geen emotie kan ervaren worden zonder lichamelijke opwinding (Marc Brysbaert, 2009). Cannon-Bard-theorie De bevindingen van James worden in twijfel getrokken waardoor Walter Cannon en Philip Bard een alternatieve theorie ontwikkelden (zoals geciteerd uit Marc Brysbaert, 2009, p.427). Volgens de Cannon-Bard-Theorie stimuleert een emotie-opwekkende situatie gelijktijdig het sympathische zenuwstelsel dat zorgt voor de lichamelijke opwinding en de hersenen die zorgen voor emotionele beleving (zoals geciteerd uit: Marc Brysbaert, 2009, p.427). Zij beweren bijgevolg dat het sympathisch zenuwstelsel intact moet zijn om emoties te ervaren.
12
Theorie van de cognitieve beoordeling (cognitive appraisal) Sommige onderzoekers gingen hiermee verder en beweren dat emoties niet tot stand kunnen komen zonder een cognitieve beoordeling. De eerste stap bij de theorie van de cognitieve beoordeling is dat men een cognitieve beoordeling maakt van de situatie en de manier waarop deze persoon evalueert. Alleen als deze beoordeling plaatsgevonden heeft, kan er fysiologische opwinding ontstaan. Deze beoordeling is van belang om te kunnen onderscheiden of de gepercipieerde gebeurtenis gevolgen kan hebben voor de persoon in kwestie (persoonlijk welzijn) (Marc Brysbaert, 2009). 1.3.2. Componentiële emotietheorie Zoals hierboven beschreven zijn er verschillende theorieën rond emoties opgesteld die elk hun eigen visie en inzichten weergeven. Er zijn verschillende theorieën over wat emoties precies zijn; discreet emotietheorie, basis emotietheorie, dimensionele emotietheorie en de componentiële emotietheorie. Wij gaan ons in dit onderzoek vooral baseren op de componentiële emotietheorie. Zoals het woord componentieel het al zegt, bekijkt deze emotietheorie emoties vanuit verschillende componenten. Emotie is een proces dat bestaat uit relaties tussen verschillende componenten zoals: appraisals, gevoelens, lichamelijke reacties, motorische expressies (gezicht, motoriek, gebaren), actietendensen en emotieregulatie en uitgelokt wordt door specifieke en relevante situationele antecedenten (geciteerd uit: Fontaine et al., 2007, p.1056). Omdat deze componenten allemaal een invloed hebben op elkaar, kan men een emotionele ervaring vanuit een multidimensionele ruimte benaderen. Aan de hand van appraisals kunnen we verschillende emoties van elkaar onderscheiden. Appraisals Theoretische benaderingen gaan ervan uit dat appraisals aan de basis liggen van de verschillende emoties (Ilse Speliers, 2008). Een eerste benadering zegt dat appraisals het resultaat zijn van een evaluatie van de omgeving aan de hand van doelen, waarden en attitudes van het individu (Lazarus, 1991). De tweede benadering zegt dat er eerst een betekenis aan de situatie wordt gegeven alvorens er emoties aan toegekend worden. Dit betekent dat de specifieke patronen van appraisals geassocieerd worden met specifieke emoties (geciteerd uit: Ilse Speliers, 2008, p.6). Scherer is een psycholoog die recent het componentiële proces model ontworpen heeft. Het model stelt dat een emotie bestaat uit een episode van intergerelateerde en gesynchroniseerde 13
veranderingen in organische subsystemen (Scherer, 2001). Deze verandering ontstaat aan de hand van een evaluatie van een externe of interne gebeurtenis. De gebeurtenis moet als belangrijk beschouwd worden door het individu. Het bestaat uit verschillende aspecten zoals: functie van de emotie, componenten van de emotie en organische subsystemen die hiermee samengaan (Ilse Speliers, 2008). De sequential check theory is het proces dat ontstaat bij het vormen van een emotie. Een persoon wordt geconfronteerd met een bepaalde situatie of stimulus en hier worden enkele vragen gesteld waardoor deze situatie een appraisal toegewezen krijgt. Dit vormt de basis voor het tot stand komen van de emotie (geciteerd uit: Ilse Speliers, 2008, p.6). Lichamelijke gewaarwordingen Lichamelijke gewaarwordingen worden aangestuurd door het autonoom zenuwstelsel waarop het individu geen invloed heeft. Lichamelijke gewaarwording hangt ook af van de situatie. Wanneer men minder gevoelig is aan prikkels van buitenaf, zal men meer gericht zijn op de gewaarwordingen van het eigen lichaam. Bij gevoelens van vrees, woede, en vreugde ervaart het individu meer hartkloppingen (Scherer, 2001). Breugelmans (2005) geeft aan dat blijdschap gepaard gaat met een snellere ademhaling, snellere hartslag en een warm gevoel vanbinnen. Lichamelijke gewaarwordingen zijn dus zeker belangrijk bij het waarnemen van een emotie. Dit kan zowel een goed gevoel geven als een probleem vormen en lichamelijke klachten geven (Brown, 2004). Motorische expressies We
kunnen
onze
emoties
op
verschillende
manieren
uitdrukken:
via
taal,
gezichtsuitdrukkingen, lichaamsbeweging en vocalisatie. Hierdoor kunnen we tonen aan anderen in welke toestand we ons bevinden, onze relaties vorm geven en anderen beïnvloeden met ons gedrag (Frijda, 1999). Actietendensen Een actietendens kan gedefinieerd worden aan de hand van de bereidheid van een individu om een bepaalde handeling uit te voeren. Hierdoor worden veel emoties gekarakteriseerd aan de hand van hun actietendens (vb. actietendens van vrees om ergens vandaan te gaan) (Frijda, 1999). Emotie is een gevoelde actietendens. Actietendensen worden gekenmerkt door stuurvoorrang (Engels woord: control precedence, in het Nederlands Boek van Frijda wordt stuurvoorrang gebruikt). Stuurvoorrang geeft aan dat een bepaalde emotie om voorrang vraagt. 14
Deze emotie heeft dan een voorrangspositie in het besturen van gedrag. Stuurvoorrang gaat voort op de primaire eigenschappen van lust en onlust of verlangen. Actietendensen zijn uiterst belangrijk om te overleven, omdat ze snelle reacties kunnen geven (geciteerd uit: Ilse Speliers,2008,p.8).
Met opmerkingen [Flup4]: Spaties nazien!
Actietendensen hebben ook een verschillende structuur. Ze kunnen tonisch of fasisch zijn. Uitgeputte wanhoop is een tonische emotie: hij kan onbepaald lang duren. Gevoelens Gevoelens en emoties zijn begrippen die vaak door elkaar gebruikt worden. Bij emotie is er sprake van een psychologische/fysiologische prikkel die iemand aanzet tot actie (actietendens en actiebereidheid). Bij gevoel is er meer sprake van een ‘weten’ van de toestand / het verschijnsel dat optreedt, hetgeen gereguleerd wordt door de hersenen (geciteerd uit: Sila, 2008). Frijda (1999) beweert dat bij emotie er sprake is van een mogelijke match of mismatch. Er is sprake van een gevoel wanneer de situatie niet belangrijk/dringend genoeg is om actieverandering te bewerkstelligen. Emotieregulatie Één van de grote uitdagingen in het leven is het met succes reguleren van emoties. Emotieregulatie kan gedefiniëerd worden als ‘beheersing van de emotie’. Frijda (1999) gebruikt de volgende definitie: “Elke emotionele impuls roept een secundaire impuls op die ertoe neigt die emotionele impuls te veranderen, uit bezorgdheid voor de mogelijke ongewenste gevolgen ervan”. De meeste emotieregulatie komt voor uit emotionele motieven. Emotieregulatie maakt deel uit van het bredere concept ‘affectregulatie’ en heeft vooral tot doel niet overweldigd te raken door de intensiteit van onze emoties. Regulatie is elke copingstrategie (problematisch of adaptief) die iemand gebruikt als hij wordt geconfronteerd met een emotie die heftiger is dan hij zou willen. Verder hangt emotieregulatie ook af van de context en situatie. Zij kan afhankelijk van de persoon of de situatie problematisch of adaptief worden. Er zijn acht strategieën voor het omgaan met emoties: confrontatie, afstand nemen, zelfcontrole, het zoeken van sociale steun, het accepteren van verantwoordelijkheid, vluchtenvermijden, planmatige probleemoplossing en positieve herinterpreatie (Lazarus, 1991). Er zijn ook niet-adaptieve strategieën zoals alcoholmisbruik en automutilatie. Deze kunnen de emotionele intensiteit voor een tijdje verminderen/stoppen maar ze sluiten niet aan bij de doelen die de mens voor ogen heeft in het leven. Conflicten in relaties gaan steeds gepaard 15
met een heleboel emoties. Problemen in het reguleren van emoties leiden tot intense conflicten. Deze zijn in partnerrelaties één van de beste predictors van scheidingen. 1.3.3. Emoties en behoeften Emoties ontstaan als reactie op gebeurtenissen die belangrijk zijn voor iemands belangen. Elke emotie verbergt een belang, dat wil zeggen, een motief of een behoefte, een belangrijk doel of belangrijke waarde (Geciteerd uit: De wetten der emoties, Frijda, 1999, p.35). Emoties zijn de belangrijkste materialen om behoeften van dichterbij te onderzoeken. Mensen willen vaak tegenstrijdige dingen waardoor er conflicten ontstaan. Bijvoorbeeld, ze willen vrijheid én willen dat anderen hun vrijheid opgeven. Mensen willen immers allemaal een gelijktijdige bevrediging van alle behoeften. Als de behoeftefrustratie te lang aanhoudt, leidt dit tot intraen interpersoonlijke conflicten die gepaard gaan met emoties zoals boosheid, schuldgevoel, berouw, spijt en wrok (Frijda, 1999). Deze vormen dan de basis van psychopathologie. Naast emotie wordt er ook verwezen naar affect. Affect wordt zowel gebruikt om emotie als stemming mee aan te duiden en verwijst naar de directe emotionele reactie op een situatie. De reactie kan te sterk zijn (verhoogd affect) of juist te gering (vlak affect) (Stroeken, 2013). Stemming verschilt van emotie door het feit dat een emotie optreedt naar aanleiding van persoonlijk betekenisvolle gebeurtenissen, kortdurend is en een stemming geen directe aanleiding heeft, langdurend is en op de achtergrond blijft van het bewustzijn. Voorbeelden van positief affect zijn hoop, belangstelling, vreugde, vertrouwen, acceptatie en tevredenheid. Wanneer we kijken naar behoeftebevrediging zien we dat wanneer mensen zich meer autonoom en competent voelen, ze meer positief affect en vitaliteit voelen (Sheldon et al., 1996). We kunnen concluderen dat emoties te voorschijn komen wanneer iemand geraakt wordt in zijn basisbehoeftes: autonomie, verbondenheid en competentie. Door iemand zijn emoties te observeren kunnen we zicht krijgen op de onderliggende behoeften. Ryan (1995) gebruikt de metafoor van een plant: net zoals een plant water en zonlicht nodig heeft om te overleven en te groeien, zo heeft een mens bevrediging van zijn basisbehoeften nodig om optimaal te functioneren. De basisbehoeften worden dus gezien als voedingsstoffen voor psychologische groei en welbevinden (geciteerd uit: Vandevoorde, 2011).
16
1.4.
Onderzoeksvragen en onderzoeksdoel
In de literatuurstudie geven we aan dat de Zelfdeterminatietheorie een belangrijk aspect is wanneer we kijken naar koppels bij het bevredigen en frustreren van behoeften. De rol van de partner bij het bevredigen of frustreren van een behoefte is zeer groot (La Guardia & Patrick, 2008). De mens heeft drie fundamentele basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid. Deze basisbehoeften zijn noodzakelijk voor de psychologische groei en welbevinden (Frijda, 1999). Verder bekijken we ook het verband tussen emoties en behoeftes. Behoeften vormen namelijk de ultieme verklaring van emoties (Frijda, 1999). Hier kunnen we uit besluiten dat emoties naar voor komen wanneer iemand geraakt wordt in zijn basisbehoeftes. De centrale onderzoeksvraag die hier uit vloeit is: ‘Is er een link tussen emoties van mensen in een relatie en de mate waarin basisbehoeftes gefrustreerd worden?’ Hiervan maken we ook gebruik bij het opstellen van onze deelvragen. We onderzoeken of er een link is tussen de fundamentele basisbehoeften en bepaalde emoties. Deelvraag 1: Is er een specifieke link tussen verbondenheid en bepaalde emoties? Deelvraag 2: Is er een specifieke link tussen autonomie en bepaalde emoties? Deelvraag 3: Is er een specifieke link tussen competentie en bepaalde emoties?
Met opmerkingen [Flup5]: Opmaak?
Deze vragen worden in de bachelorproef onderzocht door scenario’s voor te leggen aan de participanten. De scenario’s vertegenwoordigen telkens één van de fundamentele basisbehoeften waarbij er sprake is van een frustratiescenario en een satisfactiescenario van de behoefte. We gebruiken de emotielabels van Ekman (1999) om een zicht te krijgen over de verkregen emoties. Hierin zullen we beschrijvend te werk gaan door te kijken naar welke emoties het sterkst naar voor komen bij behoeftefrustratie van de fundamentele basisbehoeften. Verder in dit onderzoek zullen we het verband exploreren tussen behoeftebevrediging en relationele tevredenheid. Op basis van vorig onderzoek kunnen we een positief verband verwachten tussen behoeftebevrediging en relationele tevredenheid (Patrick et al., 2007, Sheldon et al., 1996). Deelvraag 1: is er een verband tussen de behoeftebevrediging van verbondenheid en relatietevredenheid?
17
Deelvraag 2: is er een verband tussen de behoeftebevrediging van autonomie en relatietevredenheid? Deelvraag 3: is er een verband tussen de behoeftebevrediging van competentie en relatietevredenheid? Dit onderzoek vertrekt vanuit nieuwe inzichten binnen de Zelfdeterminatietheorie en studie van partnerrelaties. Vooraf werd behoeftefrustratie binnen partnerrelaties en emoties nog niet belicht. Dit onderzoek draagt bij aan de doctoraatstudie van de praktijk van relatie- en gezinstherapie UGent. De onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van een kwantitatieve survey. Dit onderzoek is exploratief waarbij de nadruk niet ligt op het onderzoeken van verbanden tussen oorzaak en gevolg, maar meer specifiek op het exploreren van de relatie tussen twee concepten.
18
2. Methode 2.1.
Deelnemers
Dit onderzoek wordt opgesteld door de Universiteit van Gent waarbij Gaëlle Vanhee de leiding neemt. Ze heeft een doctoraatsstudie afgelegd over relatie en gezinnen. Bij het onderzoek zijn er verschillende criteria opgelegd voor deze studie. Wij nemen een onderzoek af bij individuen die zich in een heteroseksuele relatie bevinden. De individuen dienen ouder dan 18 jaar te zijn. Een andere voorwaarde is dat de partner van het individu niet mag deelnemen aan het onderzoek. We zoeken bijgevolg geen koppels maar individuen in een relatie. Dit is omdat data van partners gerelateerd zijn aan elkaar en bijgevolg afhankelijke data vormen. Het onderzoek telt 210 individuen waaronder 90 mannen (43%) en 120 vrouwen (57%). Gemiddeld waren de mannen 40,96 jaar (SD = 14,49) en de vrouwen 40,88 jaar (SD = 14,42). De gemiddelde relatieduur is 17 jaar (SD = 13,47) met een minimum van drie maanden en een maximum van 53 jaar. Het merendeel van deze personen bevindt zich in een relatie waarbij ze getrouwd zijn of samenwonend met inwonen(de) kind(eren) (45,24%). De resterende groep is 28.57%
van de deelnemers getrouwd of samenwonend zonder kinderen, 13,81%
is
getrouwd of samenwonend met kind(eren), die niet meer thuis woont/wonen, 8,57% is in een relatie maar niet getrouwd of samenwonend en tenslotte betreft 3,81% een nieuw samengesteld gezin. We merken op dat er sprake is van 20 deelnemers (9,52%) die een breuk of echtscheiding hebben doorgemaakt met hun partner. De rest van de deelnemers (190 deelnemers, 90,48%) gaf aan nog nooit een breuk of echtscheiding doorgemaakt te hebben met hun huidige partner. Verder kunnen we vaststellen dat er 20 deelnemers (9,52%) ooit (wettelijk) gescheiden geweest zijn (van een ex-partner). Inzake hoogst behaalde diploma heeft het merendeel van de steekproef een diploma hoger secundair onderwijs behaald (40,00%), Verder bezit 28,89% een diploma hoger onderwijs van één cycli, wat wil zeggen dat ze een professionele of academische bachelor behaald hebben. 26,67% bezit een diploma hoger onderwijs van twee cycli (master of master-na-master) en 3,33% heeft een diploma lager secundair onderwijs als hoogst behaalde diploma. Een diploma hoger onderwijs van drie cycli (doctoraat) werd behaald door 1,11% van de steekproef. Wat betreft de huidige beroepssituatie in onze steekproef is de meerderheid een bediende (30,00%). De resterende groep deelnemers werkt 17,78% als arbeider, 15,56% bezit de functie van midden kaderlid, 11,11% werkt als zelfstandige, 10% is gepensioneerd en 7,78% 19
studeert nog. Verder rapporteert 4,44% de functie hoger kaderlid te bezitten, 2,22% is werkloos/werkzoekend,
1,11%
is
arbeidsongeschikt
en
niemand
rapporteert
huisvrouw/huisman te zijn (0,00%). In tabel 1 wordt er een overzicht weergegeven van de demografische gegevens van de totale onderzoekspopulatie. Bij het rekruteren hebben we gebruik gemaakt van twee selecte streekproeftrekkingen, namelijk de gemakssteekproef en de sneeuwbalsteekproef. De eerste is een gemakssteekproef. Deze keuze nemen wij omdat we onze deelnemers voornamelijk via het internet contacteren. Ook de vragenlijst lieten wij door de deelnemers online invullen. Dit deed ik door familie en kennissen een bericht of mail te sturen. Op deze manier heb ik het grootste deel van mijn deelnemers
kunnen
bereiken.
Het
onderzoek
maakt
verder
gebruik
van
de
sneeuwbalsteekproef waarbij aan kennissen en familie werd gevraagd of zij nog mensen kenden die voldeden aan de criteria om deel te nemen aan het onderzoek. Met deze steekproeftrekking proberen we uit hetzelfde sociale circuit te breken. Ook werd er een oproep geplaatst op de verschillende pagina’s van Toegepaste Psychologie, maar ook op pagina’s van Facebook waar kledij of spullen worden verkocht. Dit was om deelnemers buiten mijn kennissen- en familiekring te vinden om zoveel mogelijk selectiviteit te vermijden. De deelnemers hebben we dus voornamelijk proberen te bereiken via sociale media. Verder werd er ook mondeling gerekruteerd door langs te gaan bij mensen in de straat die voldeden aan de criteria en openstonden om deel te nemen aan het onderzoek. Zelf nam ik ook deel aan het onderzoek. Om de steekproef zo representatief mogelijk te houden werd er rekening gehouden met de huidige leeftijd, burgerlijke en socio-economische status, gezinssituatie en de relatieduur. Ook was het belangrijk om een zo evenredig mogelijk aantal mannen en vrouwen te vinden voor het onderzoek aangezien het onderzoek gaat over individuen in een relatie. In de gezinssituaties waren er koppels die zowel samenwonend/getrouwd zijn met of zonder kinderen (die niet meer thuis wonen) als nieuw samengestelde gezinnen. Ook bij socioeconomische status is er heel wat diversiteit rond beroep en opleidingsniveau die een idee kan geven m.b.t. het huidige bezit en inkomen. Een moeilijkheid bij het samenstellen van de steekproef was om diversiteit te vinden op het vlak van leeftijd. Het was niet evident om in de dichte omgeving (vrienden en kennissen) deelnemers te vinden die zes maanden 20
samenwonen met hun partner. Hierdoor bevinden mijn deelnemers zich qua leeftijd vooral in de middenklasse. De steekproeftrekkingen waar we gebruik van maken in dit onderzoek bieden een mogelijkheid tot een grote representativiteit en generaliseerbaarheid.
21
Tabel 1: beschrijvende statistieken van de demografische gegevens omtrent het opleidingsniveau, huidige beroepssituatie en woonsituatie van mannen (N = 90) en vrouwen (N = 120) en deelnemers in het algemeen (N = 210). Mannen
Hoogst behaalde diploma Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Hoger onderwijs ‐ 1 cyclus Hoger onderwijs ‐ 2 cycli Hoger onderwijs ‐ 3 cycli Eindtotaal
Vrouwen
Algemeen
Aantal 3 36 26 24 1 90
Procent 3,33% 40,00% 28,89% 26,67% 1,11% 100,00%
Aantal 9 39 49 22 1 120
Procent 7,50% 32,50% 40,83% 18,33% 0,83% 100,00%
Aantal 12 75 75 46 2 210
Procent 5,71% 35,71% 35,71% 21,90% 0,95% 100,00%
16 27 14 4 10 2 0 9 7 1 90
17,78% 30,00% 15,56% 4,44% 11,11% 2,22% 0,00% 10,00% 7,78% 1,11% 100,00%
6 66 8 2 13 6 3 8 6 2 120
5,00% 55,00% 6,67% 1,67% 10,83% 5,00% 2,50% 6,67% 5,00% 1,67% 100,00%
22 93 22 6 23 8 3 17 13 3 210
10,48% 44,29% 10,48% 2,86% 10,95% 3,81% 1,43% 8,10% 6,19% 1,43% 100,00%
18 60 95 29 8 210
8,57% 28,57% 45,24% 13,81% 3,81% 100,00%
Huidige beroepssituatie Arbeiders Bediende Midden kaderlid Hoger kaderlid Zelfstandige Werkloos/werkzoekend Huisvrouw/huisman Gepensioneerd Student Arbeidsongeschikt Eindtotaal
Huidige gezinssituatie In een relatie maar niet getrouwd/samenwonend Getrouw/samenwonend zonder kinderen Getrouwd/samenwonend met inwonend(e) kind(eren) Getrouwd/samenwonend met kind(eren), die niet meer thuis woont/wonen Nieuw samengesteld gezin Eindtotaal
22
2.2.
Meetinstrumenten/apparatuur
In deze studie kijken we welke emoties belangrijk worden geacht wanneer een fundamentele basisbehoefte gefrustreerd wordt. Dit doen door het aanbieden van scenario’s aan de deelnemers. Daarbij nemen we ook nog enkele andere variabelen (relationele tevredenheid, individueel welzijn, enz.) op. Het betreft een ‘imagine’ design waarbij we mensen scenario’s aanbieden. Ze moeten zich inleven (imagine) in deze scenario’s (hiermee proberen we een bepaalde behoefte te frustreren of te bevredigen) en dan aangeven welke emoties (gevoelens, appraisals, reacties, enz.) ze zouden kunnen ervaren in de voorgelegde situaties. Na het voorleggen van een scenario komt de eerste vragenlijst New Basic Psychological Needs in Relationships Scale (NBPNRS: Vanhee, in press.) die de bevrediging en frustratie van fundamentele behoeften in intieme relaties meet. Hierop volgt een vragenlijst die de emoties tracht te meten bij een frustratiescenario en satisfactiescenario bij een basisbehoefte (bv. autonomie). Dit doen we aan de hand van emotielabels van Ekman (1999) zoals woede, verdriet, angst, blijdschap, afschuw en verbazing. De laatste vragenlijst is de Quality of Marriage Index die de relatietevredenheid meet in intieme relaties (QMI; Norton, 1983). Deze wordt in het begin van het onderzoek aan de deelnemers bevraagd en staat los van de scenario’s. 2.2.1. Apparatuur De apparatuur dat voor deze studie werd gebruikt gebeurt digitaal. Het is zeer toegankelijk omdat de deelnemers zowel een computer kunnen gebruiken, als hun smartphone of tablet. 2.2.2. Scenario’s Bij het voorleggen van scenario’s maken we gebruik van twee vragenlijsten. Deze vragenlijsten zijn opgesteld aan de hand van een between-within subject design. ‘Between’ betekent dat elke proefpersoon aan slechts één behoefte wordt toegewezen. De eerste proefpersoon krijgt bijvoorbeeld de vragenlijst rond competentie, maar niet rond autonomie en verbondenheid. ‘Within’ omdat elke proefpersoon telkens een frustratie scenario alsook een satisfactie scenario krijgt. Bijvoorbeeld één proefpersoon krijgt de vragenlijst rond competentie en moet daarbij de vragen rond een scenario invullen, die de behoefte aan competentie frustreert en vervolgens ook de vragen rond een scenario, die de behoefte aan competentie bevredigt. Er zijn in totaal zes verschillende scenario’s (bijlage 1) gebaseerd op de drie behoeften autonomie, competentie en verbondenheid. Deze behoeften worden telkens afgewisseld met 23
Met opmerkingen [Flup6]: ????
een frustratie - en satisfactiescenario waardoor we aan zes verschillende scenario’s komen in totaal. Bv. één persoon krijgt de vragenlijst over de behoefte competentie (dit weet de participant niet) en krijgt dan eerst een scenario over de satisfactie van de behoefte competentie en erna een scenario over de frustratie van competentie (of omgekeerd). Met andere woorden elke participant krijgt een satisfactie en een frustratie (= within) scenario, maar wat kan verschillen tussen proefpersoon is de behoefte (= between) die het scenario weerspiegelt. Afhankelijk van het antwoord op de geslachtsvraag (bij de vragenlijst demografische gegevens) krijgen de mannen een scenario voor mannen en de vrouwen een scenario voor vrouwen (zie bijlage). Ieder item volgt telkens op de standaardzin: “ Tijdens deze situatie zou …”. 2.2.3. New Basic Psychological Needs in Relationships Scale De New Basic Psychological Needs Scale (bijlage 2) is een vragenlijst die afkomstig is vanuit de Basic Psychological Needs Theory (BPNT: Deci & Ryan, 2002). Deze theorie is een onderdeel van de Zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (Chen et al., n.d.). Voor de doctoraatsstudie werd de NPBNS tot ‘In Relationships’ aangepast omdat het onderzoek specifiek de nadruk legt op relaties. Ieder item volgt telkens op de standaardzin ‘In de relatie met mijn partner ...’ In de New Basic Psychological Needs Scale staan de drie psychologische basisbehoeften van de ZDT centraal. Hierdoor is het mogelijk om de bevrediging en frustratie van de behoeften verbondenheid,
autonomie
en
competentie
te
meten.
Deze
behoeften
worden
vertegenwoordigd door 31 items. Deze items worden omgezet tot items die bruikbaar zijn in ons onderzoek naar relaties. De vernieuwde vragenlijst bestaat uit 12 items waarvan telkens vier items een basisbehoefte vertegenwoordigen. Ieder item volgt op de standaardzin ‘Tijdens deze situatie zou ik me…’. Items 1(-), 4(+), 7(-) en 10(+) vormen de categorie van de behoefte ‘verbondenheid’. Een voorbeeld hiervan is: ‘… ik een warm gevoel hebben bij hem/haar.’. De behoefte ‘autonomie’ wordt gevormd door de items 2(+), 5(-), 8(+) en 11(-), zoals: ‘… ik voelen dat wat ik doe/zeg, weergeeft wie ik werkelijk ben.’. Als laatste wordt de behoefte competentie samengesteld door de items 3(-), 6(+), 9(-) en 12(+). Een voorbeeld van deze competentie is: ‘…ik me in staat voelen om mijn doel te bereiken.’. De items zijn ingedeeld in frustratie- (-) en satisfactieitems (+). Deze items worden telkens met elkaar afgewisseld. De vragen worden beoordeeld aan de hand van een 5-puntenschaal die loopt van “helemaal niet” (1) tot “helemaal wel” (5) (Chen et al., n.d.). In dit onderzoek zullen we ons enkel fixeren op de mate van behoeftebevrediging en de mate van behoeftefrustratie. De 24
algemene behoeftebevrediging is niet van toepassing. Wanneer we de satisfactieitems optellen krijgen we een score van de mate van behoeftebevrediging. Evenzeer bij het optellen van de frustratieitems krijgen we een score van de mate van behoeftefrustratie. Een hoge score biedt een weergave voor een hoge bevrediging of frustratie van de behoeften en omgekeerd (Carless,
2014).
De
minimum
–en
maximumscore
voor
behoeftebevrediging
en
behoeftefrustratie gaat van 5 tot 30. De New Basic Psychological Needs Scale beschikt over een hoge begripsvaliditeit, namelijk 95. Verder is de interne consistentie over de verschillende landen hoog, met een minimum van .73. Deze hoge begripsvaliditeit kan een hoge betrouwbaarheid weerspiegelen. De New Basic Psychological Needs in Relationships Scale is voorlopig nog in ontwikkeling. Deze vragenlijst is gebaseerd op de NBPNS waardoor we er van kunnen uitgaan dat ze ook hoog scoort op validiteit en betrouwbaarheid. De NBPNS richt zich op behoeftes in relaties, waardoor dit een maat kan bieden voor een aannemelijke inhoudsvaliditeit (zoals geciteerd uit: Carless, 2014, pp.25). 2.2.4. Quality of Marriage Index De Quality of Marriage Index (Norton, 1983) peilt naar de kwaliteit van de echtelijke relatie (bijlage 3). Hieruit werden vijf items gehaald aangepast aan het onderzoek naar partnerrelaties. De items bevatten uitspraken over de partnerrelatie en worden beoordeeld op een 7-point Likertschaal die varieert van “Helemaal oneens” (1) tot “Helemaal eens” (7). Enkele uitspraken zijn: “We hebben een goede relatie” en “Mijn partner en ik vormen echt een team”. Als laatste wordt er een algemene vraag gesteld die peilt naar hoe gelukkig iemand is in zijn relatie. Deze vraag wordt beoordeeld aan de hand van een 10-puntenschaal die varieert van “Zeer ongelukkig” (1) tot “Perfect gelukkig” (10). De minimum –en maximumscore variëren van 6 tot 45. De hogere scores wijzen op een hoge relationele tevredenheid. De items waarvan we in dit onderzoek gebruik maken hebben een Cronbach’s alpha van .94 en zijn intern consistent. 2.2.5. Emotielabels Over de hele wereld gebruiken mensen woorden om hun huidige of voorbije emotionele ervaringen te beschrijven. Door het gebruik van één enkel emotiewoord kunnen mensen veel informatie geven. Ze kunnen verwijzen naar hun interpretatie van de situatie die de emotionele ervaring veroorzaakte, naar de lichamelijke symptomen die er uit voorkwamen, naar de manier waarop ze hun emotionele ervaring uitdrukten, naar de manier waarop ze 25
wilden reageren op de situatie, naar hun eigenlijke gevoelens, of naar de manier waarop ze de emotie probeerden te reguleren. Gaëlle Vanhee (doctoraatsstudente Universiteit Gent) maakt gebruik van 15 emoties: minachting, blijdschap, schaamte, verdriet, teleurstelling, irritatie, angst, kwaadheid/boosheid/woede, stress, gekwetst zijn, moe, sterk, rusteloos, kalm en zwak. De items worden beoordeeld aan de hand van een 7- point Likertschaal. Deze schaal varieert van 1 (helemaal niet) tot 7 (helemaal wel). De minimum en maximumscore variëren van 15 tot 105. We verdelen deze emoties in emotielabels van Ekman (1999) om een duidelijker overzicht te krijgen over de basisemoties. We gebruiken de emotielabel vreugde ter beschrijving van de emoties blijdschap, kalm en sterk. Onder het emotielabel verdriet zetten we de emoties zwak, gekwetst zijn, verdriet en teleurstelling. Bij woede zetten we de emoties kwaadheid/boosheid/woede en irritatie. Bij het emotielabel afschuw zetten we minachting en schaamte. Als laatste zetten we onder het emotielabel angst: rusteloos, angst en stress.
2.3.
Procedure
De eerste stap was om zoveel mogelijk deelnemers te bereiken met onze verschillende rekruteringsstrategieën. Door het delen van een Facebookstatus met daarin de vermelde standaardboodschap (bijlage 4) konden de mensen reageren door naar de link en code te vragen (zie bijlage 2). Deze link en persoonlijke code werd via een persoonlijk bericht naar hen toegestuurd. Het delen van dit bericht gebeurde op verschillende groepen (groep Toegepaste Psychologie, groepen waar er kledij en spullen verkocht worden, enz.). Familieleden, vrienden en kennissen deelden deze status op Facebook om deelnemers te vinden die voldeden aan de criteria. Verder werden er ook persoonlijke berichten gestuurd met een uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek indien er aan de criteria werd voldaan. Dit gebeurde grotendeels via mail en Facebookberichten. Telkens werd er bij deze berichten vermeld aan welke criteria voldaan moest worden en dat het onderzoek een volledig anoniem verloop kent. Verder deelde ik informatiebrieven uit in mijn straat met een uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek (bijlage 5 & 6) en mijn contactgegevens. Bij eventuele interesse voor deelname aan het onderzoek, kon men mij een mail sturen. Bij akkoord tot deelname aan het onderzoek kreeg elke deelnemer een aantal instructies en de link naar de vragenlijst met de bijhorende code. Deze vragenlijst kon enkel online ingevuld worden via een tablet, computer of smartphone. Er werd aangegeven dat het invullen van de vragenlijst minstens 30 minuten duurt. We kregen de gegevens van de koppels die we via de sneeuwbalmethode rekruteerden 26
(bv. hun e-mail) waarop wij hen een mail stuurden met instructies over de deelname aan het onderzoek met de bijhorende link naar de vragenlijst en code. De code bestaat uit een letter en een cijfer die ze in het begin van de vragenlijst moeten ingeven. De deelnemers worden op de hoogte gebracht dat we de codes nooit met hun data zullen kunnen linken. Er is sprake van volledige anonimiteit omdat de codes veranderd worden tijdens het verwerken van de gegevens. In de informatiebrief werd er weergeven dat de deelnemers vragen zullen beantwoorden over henzelf, hun relatie en enkele fictieve situaties. Er staat uitleg over hoe het onderzoek precies in zijn werk gaat, hoe lang het duurt en aan welke criteria de deelnemers moeten voldoen. Verder wordt benadrukt dat de verwerking van de gegevens volledig anoniem gebeurt en dat de deelnemer op elk moment kan beslissen om het onderzoek stop te zetten zonder hiervoor een reden op te geven. Op het einde van de informatiebrief kon je de contactgegevens vinden van de doctoraatstudente en de deelnemende studenten van de Universiteit van Gent en Hogeschool Howest. Het onderzoek is vooral geïnteresseerd in de individuele beleving van partnerrelaties en vragen dat de partner niet deelneemt aan het onderzoek (om overlappende data te vermijden). De deelnemer werd bedankt voor zijn/haar medewerking. Bij dit onderzoek is er geen sprake van een informed consent op papier die ze moeten handtekenen. Wanneer de deelnemers de bijhorende link naar de vragenlijst openen, zullen ze een digitale informed consent krijgen. Wanneer men hiermee akkoord is, dient de participant de huidige datum en persoonlijke code in te voeren waarna hij wordt doorverwezen naar de beginpagina. Aan het begin van de vragenlijsten wordt aan de deelnemers meegegeven dat het belangrijk is om alle vragen eerlijk te beantwoorden en dat er geen goede of foute antwoorden zijn. Na het invullen van de vragenlijsten volgt er een debriefing. Hierin wordt een nadere toelichting gegeven rond het onderzoek. Er wordt vermeld dat het onderzoek wordt gebruikt om inzicht te krijgen in relationele aspecten waardoor we mensen met relationele problemen beter kunnen helpen en begeleiden.
2.4.
Analyse
Ons onderzoek is kwantitatief waardoor we onze analyses uitvoeren in Excel. Eerst en vooral maken we gebruik van beschrijvende statistiek om een idee te krijgen over de demografische gegevens van de onderzoekspopulatie. Dit gebeurde door het berekenen van medianen en standaarddeviaties van de antwoorden op de verschillende vragenlijsten. 27
Voor de eerste onderzoeksvraag is de behoeftefrustratie de onafhankelijke variabele en emoties de afhankelijke variabele. Bij elke fundamentele basisbehoefte kijken we naar de emoties die centraal staan door een mediaan te nemen van alle antwoorden bij één bepaalde basisbehoefte, bv. competentie. Hierna kijken we welke emoties het sterkst naar voor komen bij welke basisbehoefte. Bij deze onderzoeksvraag gaan we beschrijvend te werk. Zo krijgen we een antwoord op onze verschillende deelvragen. Bij de tweede onderzoeksvraag zoeken we een verband tussen relatietevredenheid en behoeftebevrediging. Eerst kijken we aan de hand van een one-way ANOVA of er sprake is van een verschil tussen de drie basisbehoeften in de mate van het rapporteren van behoeftebevrediging. Ook kijken we of er een verschil is tussen de drie basisbehoeften in de mate van het rapporteren van relatietevredenheid. Wanneer er een verschil vastgesteld wordt, meten we waar dit verschil is aan de hand van een independent sample t-test. We zullen kijken of er een verband is tussen relatietevredenheid en behoeftebevrediging aan de hand van een correlationele analyse.
28
3. Resultaten 3.1.
Relatie tussen behoeftefrustratie en emoties
Frustratie van de behoefte autonomie gaat gepaard met emoties. Tijdens het frustratiescenario van autonomie wordt gesteld dat wanneer een individu in een relatie een uitje regelt dit afgewezen wordt door de partner. De partner stelt een ander idee voor en uiteindelijk wordt het idee van de partner ook uitgevoerd. In dit scenario wordt aangetoond dat de ene partner de ander oplegt wat hij moet doen en niet gesteund wordt in wat hij/zij leuk vindt. We onderzochten bij mannen en vrouwen de relatie tussen de scores van frustratie van autonomie en de emoties die daarbij gepaard gaan. Emoties worden gemeten aan de hand van een Likertschaal van 1 tot 7. We kijken hierbij naar het scenario die de behoefte autonomie frustreert. Om te kunnen bepalen of een emotie hoog of laag scoort op een bepaalde behoeftefrustratie, hebben we bij elke vragenlijst een mediaansplit uitgevoerd om het middelpunt te berekenen (de 50% grens). Tabel 2 geeft een overzicht van deze gemiddelden, medianen en standaarddeviaties. Op grond van deze grenswaarden kunnen we bepalen wanneer we de scores van emoties als hoog of laag kunnen interpreteren. Emoties zijn overheersend wanneer de mediaan hoger meet dan 4 op een 7-point Likertschaal. Wanneer de mediaan onder 4 ligt, spreken we van minder frequent gerapporteerde emoties. Bij het frustratiescenario van de behoefte autonomie zien we dat de emoties rusteloos, minachting, verdriet, gekwetst zijn, kwaadheid/boosheid/woede, irritatie en teleurstelling centraal staan. Deze emoties kunnen we onderverdelen volgens de basisemoties van Ekman in: afschuw, verdriet, woede en angst. Frustratie van de behoefte verbondenheid gaat gepaard met emoties. Bij het frustratiescenario van de behoefte verbondenheid wordt de situatie als volgt weergeven: de deelnemer heeft een zware dag achter de rug en heeft nood om zijn/haar hart te luchten. De deelnemer merkt weinig respons op van de partner. De partner stelt geen extra vragen, is bezig met andere zaken. De deelnemer heeft door dat hij helemaal niet naar zijn/haar verhaal aan het luisteren is. Uiteindelijk verlaat de partner de ruimte. Wanneer we kijken naar het frustratiescenario bij de behoefte verbondenheid zien we dat de emoties kwaadheid, gekwetst zijn, teleurstelling, irritatie, verdriet, minachting, rusteloos, moe, stress en zwak het meest naar voor komen. 29
Deze emoties kunnen we onderverdelen volgens de basisemoties van Ekman in: afschuw, verdriet, woede en angst. Frustratie van de behoefte competentie gaat gepaard met emoties. Bij het frustratiescenario van de behoefte competentie stelt de deelnemer aan zijn partner voor om een werkje uit te voeren in het huis. De partner denkt niet dat de deelnemer capabel genoeg is om het werkje op een gepaste manier uit te voeren en later bekritiseert hij dan ook het uitvoeren van het werkje en neemt de taak over. Wanneer we kijken naar het frustratiescenario bij de behoefte competentie zien we dat de emoties irritatie, teleurstelling, gekwetst zijn, verdriet, minachting, kwaadheid, stress en rusteloosheid het meest voorkomen. Wanneer we deze onderverdelen in de basisbehoeftes van Ekman, spreken we van verdriet, woede, afschuw en angst. We kunnen besluiten dat er bij de behoefte verbondenheid meer negatieve emoties gerapporteerd worden in vergelijking met de behoeftes autonomie en competentie. Bij het frustreren van de behoefte verbondenheid komen er 10 negatieve emoties. Autonomie en competentie gaan gepaard met 7 en 8 negatieve emoties. Verder zien we dat zowel de emoties teleurstelling en irritatie hoog scoren bij alle drie de basisbehoeften. Tot slot kunnen we afleiden dat bij de behoefte verbondenheid hogere scores worden toegediend aan de negatieve emoties. Verder kunnen we vaststellen dat er sprake is van een grote standaarddeviatie wat er op wijst dat de mate van rapportering bij bepaalde emoties sterk variëren. Bij de behoefte competentie wordt de emotie “irritatie” (M = 5.49, SD = 1.77) het meest gerapporteerd. Bij autonomie is dit de emotie “teleurstelling” (M = 5.69, SD = 1.58) en tenslotte bij verbondenheid wordt de emotie “teleurstelling” het meest gerapporteerd (M = 5.84, SD = 1.29).
30
Tabel 2: gemiddelden, medianen en standaarddeviaties van de gemeten emoties bij de drie fundamentele basisbehoeften
Emoties Minachting Blijdschap Schaamte Verdriet Teleurstelling Irritatie Angst Kwaadheid/boosheid/woede
Stress Gekwetst Moe Sterk Rusteloos Kalm Zwak
31
Verbondenheid M(SD) Me 4,17 (2.06) 5 1,6 (0.96) 1 3,03 (1.88) 2 5,14 (1.81) 5,5 5,84 (1.29) 6 5,56 (1.42) 6 3,19 (1.85) 3 5,36 (1.67) 6 4,89 (1.96) 5 5,77 (1.37) 6 4,69 (1.70) 5 2,99 (1.66) 3 4,96 (1.78) 5 2,69 (1.63) 2 3,76 (1.91) 4
Autonomie M(SD) Me 4,20 (2.05) 5 2,03 (1.30) 2 2,80 (1.88) 2 4,36 (2.03) 5 5,69 (1.58) 6 5,29 (1.87) 6 2,30 (1.75) 2 4,73 (1.91) 5 3,84 (2.18) 4 4,70 (2.03) 5 3,49 (2.07) 4 2,84 (1.73) 3 4,04 (1.97) 4 2,91 (1.79) 3 3,56 (2.12) 4
Competentie M(SD) 4,66 (2.08) 1,73 (1.24) 3,60 (2.12) 4,57 (2.16) 5,26 (1.84) 5,49 (1.77) 2,59 (2.00) 5,07 (2.04) 4,36 (2.15) 4,96 (2.09) 3,36 (1.89) 3,03 (1.79) 3,69 (2.10) 2,69 (1.85) 3,40 (1.92)
Me 5 1 3,5 5 6 6 2 5,5 5 6 3,5 3 4 2 3
3.2.
Is er een verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid?
Aan de hand van een one-way ANOVA kijken we er of er een significant verschil is tussen de drie fundamentele basisbehoeften en de mate van rapportering op de vragenlijsten behoeftebevrediging en relatietevredenheid. De behoeftes autonomie (M = 24.47, SD = 3.91), verbondenheid (M = 25.99, SD = 3.13) en competentie (M = 24.91, SD = 3.61) en de mate van rapportering op de vragenlijst behoeftebevrediging verschillen significant van elkaar, F(2, 207) = 3.34, p < .05. Verder is er geen significant verschil tussen de 3 basisbehoeftes autonomie (M = 37.97, SD = 6.85) , competentie (M = 37.94, SD = 6.36) en verbondenheid (M = 38.3, SD = 7.10) , F(2, 207) = 0,06, p = .94 en de mate van rapportering op de vragenlijst relatietevredenheid. Door een Independent samples t-test uit te voeren krijgen we een overzicht tussen welke behoeften (autonomie, verbondenheid en competentie) de verschillen zich voordoen bij de scoring op de vragenlijst behoeftebevrediging. De behoefte verbondenheid (M = 25.99, SD = 3.13) en autonomie (M = 24.47, SD = 3.91) verschillen significant van elkaar, t(69) = 2.73, p < .01 (bij tweezijdige toetsing). De behoefte verbondenheid (M = 25.99, SD = 3.13) en competentie (M = 24.91, SD = 3.91) verschillen significant van elkaar, t(69) = 1.89, p < .10 (bij tweezijdige toetsing). De behoefte autonomie (M = 24.47, SD = 3.91) en competentie (M = 24.91, SD = 3.91) verschillen significant van elkaar, t(69) = 1.67, p < .10 (bij tweezijdige toetsing). We besluiten dat er een significant verschil is tussen alle behoeftes bij de scoring op de vragenlijst behoeftebevrediging. Tussen de behoefte autonomie en verbondenheid bevindt zich het grootste verschil in de mate van rapportering van de de deelnemers op de vragenlijst relatietevredenheid. Verband behoeftebevrediging verbondenheid met relatietevredenheid We onderzochten bij mannen en vrouwen de relatie tussen de scores van bevrediging van autonomie en de relatietevredenheid aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt. De correlatie tussen bevrediging van de basisbehoefte verbondenheid en relatietevredenheid is niet significant, r = .06, p = .31.
32
Score relatietevredenheid
Verbondenheid 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Score behoeftebevrediging
Figuur 1. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van verbondenheid Op het spreidingsdiagram kunnen we zien dat er duidelijk sprake is van outliers (uitbijters of uitschieters). Dit zijn scores die helemaal afwijken van de andere scores. De correlatiecoëfficiënt is hier zeer gevoelig voor, wat kan leiden tot een onderschatting van het lineaire verband tussen de variabelen. In dit onderzoek hebben we gekeken wat de kenmerken van die outlier zijn, hem uit de steekproef gehaald en de correlatie opnieuw berekend voor behoeftebevrediging van de behoefte competentie en relatietevredenheid. Een voorbeeld van een uitbijter is iemand die hoog scoort op behoeftebevrediging (score 27, maximumscore: 30) maar laag scoort op relatietevredenheid (7, maximumscore: 45) (bijlage 7). Hetzelfde geldt voor de andere behoeftes: autonomie en competentie.
33
Scores relatietevredenheid
Verbondenheid 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Scores behoeftebevrediging
Figuur 2. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van verbondenheid zonder de outliers. Wanneer we vier uitschieters uit onze steekproef halen, is de correlatie tussen bevrediging van de basisbehoefte verbondenheid en relatietevredenheid, r = .24, p < .05 significant. Hieruit kunnen we afleiden dat er een middelmatig verband is tussen bevrediging van de basisbehoefte verbondenheid en relatietevredenheid. Verband behoeftebevrediging autonomie met relatietevredenheid Aan de hand van de Pearson correlatiecoëfficiënt werd bij mannen en vrouwen de correlatie tussen bevrediging van autonomie en relatietevredenheid nagegaan. De correlatie tussen bevrediging van de basisbehoefte autonomie en relatietevredenheid is niet significant, r = 0.10, p = .20
34
Score relatietevredenheid
Autonomie 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Score behoeftebevrediging
Figuur 3. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van autonomie.
Score relatietevredenheid
Autonomie 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Score behoeftebevrediging
Figuur 4. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van autonomie zonder de outliers. Wanneer we 4 outliers uit onze steekproef halen, is de correlatie tussen bevrediging van de basisbehoefte autonomie en relatietevredenheid significant, r = .32, p < .01. Er is een sterk verband tussen bevrediging van de behoefte autonomie en relatietevredenheid.
35
Verband bevrediging van competentie met relatietevredenheid Wat betreft de correlatie tussen bevrediging van de behoefte competentie en relatietevredenheid is er geen significantie, r = .05, p = .34
Score relatievredenheid
Competentie 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Score behoeftebevrediging
Figuur 5. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van competentie.
Score relatievredenheid
Competentie 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 0
5
10
15
20
25
30
35
Score behoeftebevrediging
Figuur 6. Spreidingsdiagram van scores van relatietevredenheid en behoeftebevrediging van competentie zonder de outliers. De correlatie tussen bevrediging van de behoefte competentie en relatietevredenheid is significant, r = .21, p < .05. Er is een middelmatig verband tussen bevrediging van de behoefte competentie en relatietevredenheid. 36
4. Discussie Eerder werd het cruciaal belang aangetoond van behoeftebevrediging voor individueel en relationeel welzijn (Deci & Ryan, 2000; Patrick et al., 2007). Het is zeer interessant om dit onderzoekdomein verder te exploreren door emoties van individuen in een relatie erbij te betrekken. Het doel van dit onderzoek was de relatie te exploreren tussen behoeftefrustratie en emoties. Verder keken we ook of er een verband was tussen relatietevredenheid en behoeftebevrediging. Deze verbanden werden onderzocht binnen het perspectief van de Zelfdeterminatietheorie, waar zowel rekening wordt gehouden met de persoonlijkheid als de context van het individu. Het onderzoek voerden we aan de hand van een kwantitatieve survey
en
data-analyse
en
werd
bewerkstelligd
door
middel
van
een
onlinevragenlijstonderzoek bij 210 deelnemers van 20 tot 78 jaar die zich in een vaste relatie bevinden.
4.1.
Behoeftefrustratie en emoties in intieme relaties
Volgens Frijda (2008) zijn emoties de belangrijkste materialen om behoeften van dichterbij te onderzoeken. Wanneer iemand geraakt wordt in zijn basisbehoeftes (autonomie, verbondenheid en competentie) komen er emoties naar boven (Van der Horst, 2014). Ekman (1994) praat over primaire emoties (angst, woede, verdriet, enz.) en secundaire emoties. In ons onderzoek gebruiken we de emotielabels van Ekman (1994). Frustratie behoort tot de secundaire emoties die uitgelokt wordt door dagdagelijkse omstandigheden. Een voorbeeld van frustratie is wanneer je in de file staat en je ergens dringend moet zijn. Secundaire emoties spelen net als primaire emoties een grote rol in ons onderzoek. Het al dan niet bevredigd of gefrustreerd zijn van de basisbehoeften zal een invloed hebben op hoe een persoon zich voelt. Dit kan aangetoond worden aan de hand van verschillende studies die de link leggen tussen bevrediging van de basisbehoeften en welbevinden (Sheldon, Ryan & Reis, 1996). Frustratie van die behoeften leidt ertoe dat mensen zich slecht voelen en een grotere kans hebben op verschillende soorten psychologische problemen. Het ervaren van deze emoties zet mensen aan om dingen te doen (bv. vechten, een oplossing zoeken, zich afzonderen, enz.). Welke actie iemand onderneemt hangt af van welke emoties er ervaren worden. Affect verwijst naar de direct emotionele reactie op een situatie. Die reactie kan te sterk zijn of juist te gering (Stroeken, 2013). In ons onderzoek merken we op dat er sprake is van een verhoogd affect bij alle drie de basisbehoeften wanneer ze gefrustreerd worden. Bij behoeftefrustratie spreken we over negatief affect zoals; verdriet, woede, angst, enz. De 37
behoefte verbondenheid rapporteert meer negatief affect. Ook worden er hogere scores toegekend aan de negatieve emoties bij de behoefte verbondenheid, wat er op wijst dat de behoefte verbondenheid een belangrijke behoefte is in partnerrelaties. We kunnen besluiten dat wanneer de behoefte verbondenheid gefrustreerd is, dit gepaard gaat met meer en heftigere negatieve emoties in vergelijking met de andere basisbehoeften. Negatieve gevoelens werken als een soort straf en verhinderen mensen om gedragingen te vertonen die slecht zijn voor ons. Aan de andere kant zijn positieve gevoelens een bekrachtiger die mensen aanzet tot herhalen van activiteiten die goed voor hen zijn (Marc Brysbaert, 2009). Wanneer deze behoeftefrustratie te lang aanhoudt, kan dit leiden tot intra- en interpersoonlijk conflict waarbij emoties zoals boosheid, schuldgevoel, berouw, spijt en wrok de bovenhand nemen (Frijda, 1999). Deze conflicten vormen de basis van psychopathologie. Tot slot geeft Deci & Ryan (2002) aan dat mensen er constant naar streven om hun behoeften te bevredigen. De partner kan ervoor zorgen dat er een tekort aan behoeftebevrediging ontstaat (Deci & Ryan, 2000; Vansteenkiste & Ryan, 2013). In de scenario’s waar wij gebruik van maken is het telkens de partner die de hoofdrol speelt in het frustreren van behoeften. Wanneer een individu de behoeften van de partner probeert te bevredigen, wordt de kans op optimaal functioneren aanzienlijk groter. Wanneer de persoon de behoeften van de partner negeert, zal het functioneren daaronder lijden en nemen negatieve emoties de bovenhand nemen (Deci & Ryan, 2000). Patrick et al. (2007) geeft aan dat elke behoefte evenveel belang heeft in het verklaren van individuele uitkomsten. In ons onderzoek zien we dat de frustraties van de behoeftes autonomie en competentie een minder negatief affect vertonen dan verbondenheid. Het verschil hiertussen is echter niet groot. Ons onderzoek kan hierbij aansluiten bij Patrick et al. (2007). In ons onderzoek besluiten we dat het niet bevredigen van deze fundamentele basisbehoeften leidt tot het ervaren van minder positieve emoties (Le & Agnew, 2001) .
4.2.
Behoeftebevrediging en relatietevredenheid
Onze onderzoeksvraag, die we baseerden op verschillende studies waarin een significant verband tussen behoeftebevrediging en relationele tevredenheid werd aangetoond (zie Patrick et al., 2007) werd grotendeels bevestigd. De individuen die een hoge mate van relationele tevredenheid rapporteerden alsook een hoge mate van behoeftebevrediging. 38
Patrick et al. (2007) geeft aan dat wanneer de drie fundamentele basisbehoeften bevredigd zijn een groter relationeel welzijn wordt ervaren. Hier wordt elke basisbehoefte geassocieerd met relatietevredenheid. In dit onderzoek werd er een verband gevonden tussen elke basisbehoefte en relatietevredenheid. Dit bevestigt het onderzoek van Patrick et al. (2007). Verder geeft Patrick et al. (2007) aan dat verbondenheid de belangrijkste determinant is voor een relatie-outcome. Uit de resultaten van ons onderzoek kwam het verband tussen autonomie en relatietevredenheid het sterkst naar voor. Knee et al. (2002) ondervonden dat autonomie een zeer belangrijke determinant is in relaties. Wanneer partners een hoge bevrediging ervaren bij de behoefte autonomie staan ze meer open voor elkaar en maken ze gebruik van actieve copingsstijlen tijdens discussies. Verder tonen ze meer positieve interacties en stellen zich meer flexibel op tegenover hun partner. La Guardia & Patrick (2008) stellen dat autonome partner meer affectie en geluk ervaren. Bormans (2013) stelt dat de bevrediging van de behoeften autonomie en verbondenheid dicht bij elkaar liggen. In ons onderzoek zien we dat de behoeften autonomie en verbondenheid het sterkst correleren met relatietevredenheid. Hierbij kunnen we aansluiten bij het onderzoek van Bormans (2013). Bormans (2013) geeft aan dat partners verlangen naar verbondenheid maar het verlangen naar verbondenheid is strijdig met het verlangen naar autonomie (vrijheid). Aan de hand van de independent sample t-test kunnen we dit bevestigen doordat er een groot verschil is tussen de twee behoeften in de mate van rapportering bij de vragenlijst van behoeftebevrediging. Gottman (1994) heeft aangetoond dat bij de behoefte verbondenheid vooral de bevestiging van de partner cruciaal is waardoor dit kan resulteren in een hogere relatietevredenheid. Ook het responsief reageren op de partner zijn noden is een belangrijk facet van relatietevredenheid (Patrick et al., 2007). Wanneer we een zorgende, liefhebbend partner hebben ervaren we sterke gevoelens van veiligheid binnen de relatie (Collins & Miller, 1994). Hier kunnen we uit afleiden dat gevoelens van veiligheid, bevestiging en responsief reageren door de partner, een belangrijke rol spelen in het relationeel welzijn. Dit kan wederom een verklaring bieden voor het verband tussen bevrediging van de behoefte aan verbondenheid en relatietevredenheid. Verder hadden we ook een verband tussen behoeftebevrediging van competentie en relatietevredenheid. Een partner is ondersteunend voor de behoefte aan competentie wanneer hij consistente, duidelijke en redelijke verwachtingen formuleert naar zijn partner toe (La
39
Guardia & Patrick, 2008). Dit resulteert in hogere relatietevredenheid wat ook door ons onderzoek wordt bevestigd.
4.3.
Sterktes en beperkingen van het onderzoek
Binnen dit onderzoek is er sprake van enkele sterktes en beperkingen. Algemeen konden we met onze steekproef respondenten bereiken over verschillende gebieden met een differente socio-economische en burgerlijke status. Ook situeren de deelnemers zich in een ruime leeftijdscategorie die reeds een relatief lange relatieduur heeft en verschilt van gezinssituatie. Ook is er voldoende aandacht besteed aan de verdeling tussen mannen (N = 90) en vrouwen (N = 120). Vrouwen stonden meer open om de vragenlijst in te vullen. Dit onderzoek werd gevoerd door nog drie andere studenten aan de universiteit van Gent. Hierdoor werd het mogelijk om deze steekproef representatief te maken door de verschillende deelnemers allemaal door elkaar te gooien. We kregen een realistisch beeld van de populatie en het onderzoek werd niet beperkt tot enkel deelnemers uit de sociale omgeving. Verder werd ook gebruik gemaakt van de sneeuwbalsteekproef waarbij er mensen werden gerekruteerd die zich niet in ons nabije sociale netwerk bevinden, wat er opnieuw voor zorgt dat de steekproef een representatief beeld weergeeft. Verder was er sprake van dat enkel de deelnemers die open stonden en geïnteresseerd waren in het onderzoek, ook effectief hebben deelgenomen. Een andere sterkte is het gebruik van Zelfdeterminatietheorie als invalshoek. Dit theoretisch kader werd tot nog toe weinig gebruikt bij het bestuderen van behoeftefrustraties in relaties en de emoties die erbij gepaard gaan. Dit kan gezien worden als een meerwaarde van het onderzoek. Naast de sterktes van het huidig onderzoek, erkennen we ook een aantal beperkingen in deze studie. Een eerste beperking is de onderzoeksopzet. Er werd namelijk alleen maar gebruik gemaakt van zelfrapportage onderzoek. Dit soort onderzoek is gevoelig voor sociaal wenselijke antwoorden en voor positieve of negatieve antwoordtendenties. Dit geeft aanleiding tot outliners. Hoewel we dit proberen te voorkomen door te benadrukken dat het onderzoek volledig anoniem verloopt, biedt dit geen garantie op het voorkomen van dergelijke responstendenties. Ook proberen we dit te voorkomen door ons toe te spitsen op één individu in een relatie waardoor de beïnvloeding door de andere partner zo minimaal mogelijk wordt gehouden. Aan de andere kant is het ook de geschikte manier om zicht te krijgen op de beleving en emoties van mensen.
40
Een beperking van dit onderzoek is de vragenlijst QMI. Relatietevredenheid is een begrip dat kan evolueren en fluctueren doorheen de tijd. Het is geen statisch begrip waardoor we ons niet kunnen baseren op één enkel moment (Karney & Bradbury, 1995). Resultaten van het onderzoek omtrent relatietevredenheid kunnen dus ook variëren van tijd tot tijd. De New Basic Psychological Needs in Relationships Scale werd opgesteld door doctoraatstudente Gaëlle Vanhee en is nog volop in ontwikkeling. Hierdoor hebben we geen gegevens omtrent de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst.
De New Basic
Psychological Needs scale daarintegen heeft een hoge begripsvaliditeit en interne consistentie. Doordat de NBPNRS onstaan is vanuit de NBPNS kunnen we er van uitgaan dat de vragenlijst geschikt is voor dit onderzoek. Tijdens het samenstellen van het onderzoek kenden we enkele moeilijkheden. Het was niet makkelijk om deelnemers te overtuigen om deel te nemen aan het onderzoek. Ook was het opvallend dat bepaalde deelnemers niet de gehele vragenlijst hebben ingevuld doordat de vragenlijst redelijk veel tijd in beslag nam. Sommige deelnemers die ingestemd hadden vergaten deel te nemen waardoor ze erna aan herinnerd moesten worden om de vragenlijst in te vullen. Sommige deelnemers hebben toegezegd en niet meegewerkt. Om hoeveel deelnemers het precies gaat is moeilijk te achterhalen wegens de anonimiteit en omdat we met verschillende studenten hebben meegewerkt aan het onderzoek. Hoge anonimiteit is verder een sterk punt. Bij het analyseren van de onderzoeksresultaten viel het op dat de participanten een hoge mate van behoeftebevrediging en een vrij lage mate van behoeftefrustratie rapporteerden Wanneer we dit vergelijken met de maximumscores op zowel behoeftefrustratie als behoeftebevrediging. Verder zagen we hoge scores voor relationele tevredenheid. Door outliners die extreme antwoorden geven (een hoge score voor behoeftebevrediging, lage score relatietevredenheid) werd de correlatie verstoord. Hierdoor waren we genoodzaakt om deze outliners uit de steekproef te halen. In deze studie werd uitsluitend vanuit een individueel perspectief gekeken, waardoor het interessant kan zijn in toekomstig onderzoek ook de partner te betrekken. Verder onderzoek hieromtrent is zinvol doordat er weinig wetenschappelijk onderzoek vooraf gebeurd is. De Zelfdeterminatietheorie vormt de basis voor het bestuderen van relationeel welzijn. In de huidige studie hebben we reeds associaties gezocht tussen behoeftebevrediging en relationele uitkomsten. Het onderzoek draagt bij aan de doctoraatsstudie van de vakgroep Relatie- en 41
gezinstherapie UGent en kan nieuwe inzichten bieden aan onderzoekers die werken in het kader van relatie- en gezinstherapie. Ook voor relatie- en gezinstherapeuten kan het nieuwe inzichten bieden. De algemene bevindingen van het onderzoek worden weergegeven in een folder die naar verschillende relatie- en gezinstherapeuten in Vlaanderen kan worden opgestuurd. Op deze manier worden zij ingelicht over het huidig onderzoek en de eventueel nieuwe inzichten die het met zich meebrengt. Indien ze meer willen weten over het huidige onderzoek kunnen ze dit opvragen. Hieruit kunnen we ook aangeven dat het onderzoek en de folder op vlak van kennis en inzicht een meerwaarde kan bieden voor het werkveld. Een theoretische implicatie is dat de nieuwe bevindingen uit dit onderzoek nog eens nader bestudeerd worden. Hieruit kunnen nieuwe theoretische inzichten vloeien via verschillende onderzoeken die wetenschappelijk gefundeerd zijn. Ook kan er in een volgend onderzoek een grotere steekproef genomen worden zodat de generaliseerbaarheid groter is. Verder kan men zich ook toespitsen op zowel heteroseksuele, biseksuele of homoseksuele relaties doordat in de huidige samenleving geen norm meer heerst over het al dan niet hebben van een heteroseksuele relatie. Dit kan opnieuw zorgen voor verrijkende inzichten. Een praktische implicatie kan zinvol zijn bij diagnostisch onderzoek dat uitgevoerd wordt bij koppels met relatieproblemen. De onderliggende emoties bij behoeftefrustraties kunnen op deze manier onthuld worden. Het niet kunnen reguleren van negatieve emoties is één van de beste predictors van scheidingen. Deze emoties kunnen bijgevolg blijvende gevolgen hebben voor de gezondheid op zowel fysisch als psychisch vlak. Wanneer we hierbij gebruik maken van psycho-educatie kunnen koppels inzicht krijgen in hoe negatieve emoties tot stand komen, wat een stap kan zijn om zichzelf en de ander beter te leren kennen. Door middel van het leren kennen van de eigen emoties en de behoeftefrustraties die erbij gepaard gaan, kan men hulp op maat bieden en de therapiedoelen hierop afstellen. Wanneer deze hypotheses toegepast worden in de praktijk, kunnen we een zicht krijgen of de hypotheses die getoetst werden in het onderzoek bevestigd worden in de praktijk.
4.4.
Algemene conclusie
Binnen deze studie was het onze doelstelling het onderzoekdomein omtrent behoeftefrustratie en emoties, behoeftebevrediging en relatietevredenheid bij individuen in een partnerrelatie te exploreren. De onderlinge verbanden tussen deze concepten werden onderzocht binnen de theorie van de Zelfdeterminatietheorie. Vooreerst was er sprake van rapportage van meer en 42
hogere scores bij negatieve emoties indien de behoefte verbondenheid werd gefrustreerd. Tot slot vonden we enerzijds een matig verband tussen de behoeftebevrediging van de fundamentele basisbehoeften verbondenheid en competentie tot relationeel welzijn en anderzijds een sterk verband tussen de behoeftebevrediging van de fundamentele basisbehoefte autonomie tot relationeel welzijn.
43
Literatuur Ahmad, I., Vansteenkiste, M., & Soenens, B. (in press). The relations of Arab Jordanian adolescents' perceived maternal parenting to teacher-rated adjustment and problems: The intervening role of perceived need satisfaction. Developmental Psychology.
Baarda, B. (2009). Dit is onderzoek! Handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers.
Baumeister, R., & Leary, M. R. (1995). The need to belong: Desire for interpersonal attachments as a fundamental human motivation. Psychological Bulletin, 117, 497-529.
Bradbury, T. N., Fincham, F. D., & Beach, S. R. H. (2000). Research on the nature and determinants of marital satisfaction: A decade in review. Journal of Marriage and Family, 62, 964-980.
Bradbury, T.N., Rogge, R., & Lawrence, E. (2001). Reconsidering the role of conflict in marriage. In A. Booth, A.C. Crouter, & M. Clements (Eds.), Couples in conflict (pp. 59-82). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Brown, R.J. (2004). Psychological mechanisms of medically unexplained symptoms: an integrative conceptual model. Psychological Bulletin, 130, 730-812.
Brysbaert, M. (2009). Psychologie, Motivatie en emotie (pp.417-431). London, England: Academia Press.
Carless, B. (2014). Onderzoek naar de frustratie van fundamentele behoeften en verandering in partnerrelaties (Thesis). Retrieved from: http://dspace.howest.be/bitstream/10046/1124/1/Bachelorproef+Bo+Carless+16.pdf
44
Chen, B., Vansteenkiste, M., & Beyers, M., (n.d.). Psychological Need Satisfaction and Desire for Need Satisfaction across Four Cultures. Manuscript submitted for publication.
Chen, B., Vansteenkiste, M., & Byers, W. (2012). Psychological need satisfaction and desire for need satisfaction across four cultures. Manuscript submitted for publication.
Collins, N. L., & Miller, L. C. (1994). Self-disclosure and liking: A meta-analytic review. Psychological Bulletin, 116, 457-475.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). The General Causality Orientations Scale: Selfdetermination in personality. Journal of Research in Personality, 19, 109-134.
Deci, E.L., & Ryan, R.M. (2000). The what and why of goal pursuits: Human Needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11 (4), 227-268.
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2002). Handbook of Self-Determination Research. Geraadpleegd op https://books.google.com/
Deci, E. L., & Vansteenkiste, M. (2004). Self-determination theory and basic need satisfaction: Understanding human development in positive psychology. Ricerche di Psichologia, 27, 17-34.
Ekman, P. (1994). Strong evidence for universal facial expressions: A reply to Russell’s mistaken critique. Psychological bulletin, 115, 268-287.
Fincham, F. D., Beach, S. R. H., & Kemp-Fincham, S. (1997). Marital quality: A new theoretical perspective. In R. J. Sternberg & M. Hojjat (Eds.), Satisfaction in close relationships (pp. 275-304). New York: Guilford Press.
45
Fontaine, J.R.J., Scherer, K.R., Roesch, E.B., & Ellsworth, P.C. (2007). The world of emotions is not two-dimensional. Psychological Science, 18, 1050-1057.
Frijda, N.H. (1999). De emoties. Amsterdam: Bakker.
Gottman, J. M. (1994). What predicts divorce? The relationship between marital processes and marital outcomes. Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Hurlburt, R. (2013). De vier krachten van de liefde. In L. Bormans (Ed.), The world book of love (pp. 258-259). Tielt, België: Lannoo.
Jang, H., Reeve, J., & Ryan, R. M. (2009). Can self-determination theory explain what underlies the productive, satisfying learning experiences of collectivistically oriented Korean adolescents? Journal of Educational Psychology, 101, 644-661.
Karney, B. R., & Bradbury, T. N. (1995). Assessing longitudinal change in marriage: An introduction to the analysis of growth curves. Journal of Marriage and the Family, 57, 10911108.
La Guardia, J. G., & Patrick, H. (2008). Self-Determination Theory as a Fundamental Theory of Close Relationships. Canadian Psychology, 49, 201-209. doi: 10.1037/a0012760
Le, B. & Agnew, C.R. (2001). Need fulfillment and emotional experience in interdependent romantic relationships. Journal of Social and Personal Relationships, 18, 423-440. DOI: 10.1177/0265407501183007
Mickulincer, M., & Shaver, P.R. (2007). Attachment in adulthood: structure, dynamics, and change. New York: The Guilford Press.
46
Minne, E. (2014). Need satisfaction binnen partnerrelaties: De relatie tussen behoeften, conflict en relationele tevredenheid [thesis]. Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.
Norton, R. (1983). Measuring marital quality: A critical look at the dependent variable. Journal of Marriage and Family, 45 (1), 141-151.
Patrick, H., Knee, C. R., Canevello, A., & Lonsbary, C. (2007). The role of need fulfillment in relationship functioning and well-being: A self-determination theory perspective. Journal of Personality and Social Psychology, 92 (3), 434-457. Reis, H.T. (1990). The role of intimacy in interpersonal relations. Journal of Social and Clinical Psychology, 9, 15-30.
Reis, H. T., Sheldon, K. M., Gable, S. L., Roscoe, J., & Ryan, R. M. (2000). Daily wellbeing: The role of autonomy, competence, and relatedness. Personality and Social Psychology Bulletin,26,419-435. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000a). The darker and brighter sides of human existence:Basic psychological needs as a unifying concept. Psychological Inquiry, 11, 319-338.
Scherer, K.R. (2001). The nature and study of appraisal: a review of the issues. In Scherer, K.R., Schorr, A., & Johnstone, T. (Eds). Appraisal Processes in Emotion: Theory, Methods, Research, 396-392. New York: Oxford University Press.
Scherer, K. R. (2005a). What are emotions? And how can they be measured? Social Science Information, 44, 695-729 Sheldon, K. M., Ryan, R. M., & Reis, H. T. (1996). What makes for a good day? Competence and autonomy in the day and in the person. Personality and Social Psychology Bulletin, 22, 1270-1279.
47
Sila. (2008, 22 oktober). Emoties: hoe en wat? Geraadpleegd op 18 april, 2015, van http://sila.infoteur.nl/specials/emoties.html Slotter, E. B., & Finkel, E. J. (2009). The Strange Case of Sustained Dedication to an Unfulfilling Relationship: Predicting Commitment and Breakup From Attachment Anxiety and Need Fulfillment Within Relationships. Personality and Social Psychology Bulletin, 35, 85-100.
Speliers, I. (2008). De betekenis van frustratie binnen de componentiële emotietheorie (Thesis).
Retrieved
from
http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/289/856/RUG01-
001289856_2010_0001_AC.pdf
Stroeken, H.(23 september 2013). Affect. Geraadpleegd op 15 maart, 2015, van http://www.psychoanalytischwoordenboek.nl/lemmas/affect/
Vandevoorde, I. (2011). Vermoeid of uitgeslapen? De samenhang tussen psychologische behoeftebevrediging en slaapkwaliteit [thesis]. Universiteit Gent, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.
Vansteenkiste, M., & Ryan, R. M. (2013). On psychological growth and vulnerability: Basic psychological need satisfaction and need frustration as a unifying principle. Journal of Psychotherapy Integration, 23, 263–280. doi: 10.1037/a0032359 Press.
Vansteenkiste, M., Niemiec, C. P., & Soenens, B. (2010). The development of the five minitheories of self-determination theory: an historical overview emerging trends, and future directions. The Decade Ahead: Theoretical Perspectives on Motivation and Achievement, 16A, 105-165. doi: 10.1108/S0749-7423(2010)000016A007
48
Vansteenkiste, M., Soenens, B., Sierens, E., & Lens, W. (2005). Hoe kunnen we leren en presteren bevorderen? Een autonomie-ondersteunend versus controlerend schoolklimaat. Caleidoscoop,17, 18-25. Van Veen, G. 2004. Conflict, zes vormen. Geraadpleegd op 2 mei, 2015, van http://www.psychowerk.com/Woordenboek/C/conflict,%20zes%20vormen.htm Verhofstadt, L., & Buysse, A. (2006). Mannen en vrouwen in interactie: een kijk op gelijkenissen en verschillen vanuit relatieonderzoek! In M. Demoor, L. Vandenbussche & G. Vandermassen (Ed.), Verslagen van het Centrum voor Genderstudies - UGent 2006 - Nr. 15 (pp. 5-22). Geraadpleegd op https://books.google.com/ White, R. W. (1959). Motivation reconsidered: The concept of competence. Psychological Review, 66, 297-333.
49
Bijlagen Bijlage 1: scenario’s VERBONDENHEID SCENARIO 1 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: U hebt een zware dag achter de rug. U komt thuis en u hebt nood om uw hart te luchten. U begint uw partner de gebeurtenissen van de voorbije dag te vertellen. U merkt echter weinig reactie: uw partner gaat niet in op de dingen waar u het lastig mee hebt, stelt geen extra vragen, en houdt zich intussen bezig met andere zaken. Na een tijdje blijkt duidelijk dat ze helemaal niet naar uw verhaal aan het luisteren is. Bovendien onderbreekt uw partner u en zegt dat ze ook een lastige dag gehad heeft en vanalles aan het hoofd heeft. Uw partner verlaat de ruimte en laat u alleen. SCENARIO 1 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: U hebt een zware dag achter de rug. U komt thuis en u hebt nood om uw hart te luchten. U begint uw partner de gebeurtenissen van de voorbije dag te vertellen. U merkt echter weinig reactie: uw partner gaat niet in op de dingen waar u het lastig mee hebt, stelt geen extra vragen, en houdt zich intussen bezig met andere zaken. Na een tijdje blijkt duidelijk dat hij helemaal niet naar uw verhaal aan het luisteren is. Bovendien onderbreekt uw partner u en zegt dat hij ook een lastige dag gehad heeft en vanalles aan het hoofd heeft. Uw partner verlaat de ruimte en laat u alleen. SCENARIO 2 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: U hebt een zware dag achter de rug. U komt thuis en u hebt nood om uw hart te luchten. U begint uw partner de gebeurtenissen van de voorbije dag te vertellen. Uw partner is geïnteresseerd in uw verhaal: ze luistert aandachtig, vraagt wat er exact gebeurd is, en laat u uitpraten. Ze reageert begripvol en maakt duidelijk dat ze er voor u is. SCENARIO 2 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: U hebt een zware dag achter de rug. U komt thuis en u hebt nood om uw hart te luchten. U begint uw partner de gebeurtenissen van de voorbije dag te vertellen. Uw partner is geïnteresseerd in uw verhaal: hij luistert aandachtig, vraagt wat er exact gebeurd is, en laat u uitpraten. Hij reageert begripvol en maakt duidelijk dat hij er voor u is 50
AUTONOMIE SCENARIO 1 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: U en uw partner maken plannen over wat jullie zouden doen het komende weekend. U stelt een bepaalde activiteit (bv. etentje, gezinsuitstap,…) voor aan uw partner. Nog voor u meer uitleg kan geven, reageert uw partner afkeurend en zegt: “Dat meen je toch niet, pff, daar heb ik nu echt geen zin in. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om dat te doen! Ik wil ook wel iets aan mijn weekend hebben.” U probeert uw voorstel te verdedigen maar ze onderbreekt u: “Neen, ik wil er echt niet meer over praten, doe dat maar alleen. Ik heb trouwens een veel beter idee, dat ook veel leuker is trouwens!” Het is iets wat uw partner heel fijn vindt, maar u helemaal niet. Ze begint er vervolgens alles voor in gereedheid te brengen. Uw partner laat niet toe dat u er nog over spreekt en uiteindelijk doen jullie de activiteit die uw partner voorstelde. SCENARIO 1 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: U en uw partner maken plannen over wat jullie zouden doen het komende weekend. U stelt een bepaalde activiteit (bv. etentje, gezinsuitstap,…) voor aan uw partner. Nog voor u meer uitleg kan geven, reageert uw partner afkeurend en zegt: “Dat meen je toch niet, pff, daar heb ik nu echt geen zin in. Geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om dat te doen! Ik wil ook wel iets aan mijn weekend hebben.” U probeert uw voorstel te verdedigen maar hij onderbreekt u: “Neen, ik wil er echt niet meer over praten, doe dat maar alleen. Ik heb trouwens een veel beter idee, dat ook veel leuker is trouwens!” Het is iets wat uw partner heel fijn vindt, maar u helemaal niet. Hij begint er vervolgens alles voor in gereedheid te brengen. Uw partner laat niet toe dat u er nog over spreekt en uiteindelijk doen jullie de activiteit die uw partner voorstelde. SCENARIO 2 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: U en uw partner maken plannen over wat jullie zouden doen het komende weekend. U stelt een bepaalde activiteit (bv. etentje, gezinsuitstap,…) voor aan uw partner. Uw partner vertelt u dat ze iets helemaal anders in gedachten had. Niettemin vraagt ze meer informatie over de activiteit waar u aan dacht en waarom u dit zo aanspreekt. Uw partner zegt vervolgens: “Mij spreekt het niet echt aan, maar het is zeker een mogelijkheid. Misschien moeten we nog eens enkele andere opties bekijken? Zo vinden we misschien iets dat we beiden leuk vinden? Is dit OK of zou je het op een andere manier willen oplossen?” U vindt dit een goed idee. Uw partner licht ook haar voorstel toe en vraagt naar uw mening. U bent eigenlijk helemaal niet te vinden voor dat idee. Ze reageert begripvol en jullie zoeken samen 51
verder. Uiteindelijk komen jullie tot een andere vrijetijdsbesteding waarmee jullie beide zeer tevreden zijn.
SCENARIO 2 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: U en uw partner maken plannen over wat jullie zouden doen het komende weekend. U stelt een bepaalde activiteit (bv. etentje, gezinsuitstap,…) voor aan uw partner. Uw partner vertelt u dat hij iets helemaal anders in gedachten had. Niettemin vraagt hij meer informatie over de activiteit waar u aan dacht en waarom u dit zo aanspreekt. Uw partner zegt vervolgens: “Mij spreekt het niet echt aan, maar het is zeker een mogelijkheid. Misschien moeten we nog eens enkele andere opties bekijken? Zo vinden we misschien iets dat we beiden leuk vinden? Is dit OK of zou je het op een andere manier willen oplossen?” U vindt dit een goed idee. Uw partner licht ook zijn voorstel toe en vraagt naar uw mening. U bent eigenlijk helemaal niet te vinden voor dat idee. Hij reageert begripvol en jullie zoeken samen verder. Uiteindelijk komen jullie tot een andere vrijetijdsbesteding waarmee jullie beide zeer tevreden zijn.
COMPETENTIE SCENARIO 1 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: Er zijn verschillende werkjes bij jullie thuis te doen. U stelt voor om een werkje uit te voeren dat in het verleden al vaker door uw partner werd uitgevoerd (en waar uw partner dan ook bedrevener in is). U zou dit bepaald werkje graag eens uitvoeren en u wilt daarbij graag hulp van uw partner. Uw partner twijfelt luidop of dat werkje wel iets voor u is en of u dit wel zal kunnen. U zet door en uw partner stemt uiteindelijk -met tegenzin- in met uw voorstel. U gaat aan de slag en terwijl u aan het werk bent, komt uw partner eens kijken hoe het gaat. Uw partner is ontevreden over uw werk en bekritiseert u. Vervolgens zegt ze geïrriteerd: “Ik wist dat het zo zou lopen, je was er beter nooit aan begonnen. Het is ook altijd hetzelfde met jou, ik zou het beter allemaal zelf doen”. Zonder aan te geven wat er beter kan of enkele tips te geven, neemt uw partner uw werkje volledig over. SCENARIO 1 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: Er zijn verschillende werkjes bij jullie thuis te doen. U stelt voor om een werkje uit te voeren dat in het verleden al vaker door uw partner werd uitgevoerd (en waar uw 52
partner dan ook bedrevener in is). U zou dit bepaald werkje graag eens uitvoeren en u wilt daarbij graag hulp van uw partner. Uw partner twijfelt luidop of dat werkje wel iets voor u is en of u dit wel zal kunnen. U zet door en uw partner stemt uiteindelijk -met tegenzin- in met uw voorstel. U gaat aan de slag en terwijl u aan het werk bent, komt uw partner eens kijken hoe het gaat. Uw partner is ontevreden over uw werk en bekritiseert u. Vervolgens zegt hij geïrriteerd: “Ik wist dat het zo zou lopen, je was er beter nooit aan begonnen. Het is ook altijd hetzelfde met jou, ik zou het beter allemaal zelf doen”. Zonder aan te geven wat er beter kan of enkele tips te geven, neemt uw partner uw werkje volledig over. SCENARIO 2 (MAN) Beeldt u volgende situatie in: Er zijn verschillende werkjes bij jullie thuis te doen. U stelt voor om een werkje uit te voeren dat in het verleden al vaker door uw partner werd uitgevoerd (en waar uw partner dan ook bedrevener in is). U zou dit bepaald werkje graag eens uitvoeren en u wilt daarbij graag hulp van uw partner. Uw partner gaat akkoord met uw voorstel en vindt het positief dat u iets nieuws probeert. Uw partner vraagt of u nog extra uitleg nodig hebt. U antwoordt bevestigend en uw partner legt stap voor stap op een heldere wijze uit wat u moet doen. U gaat aan de slag en terwijl u aan het werk bent, komt uw partner eens kijken hoe het gaat. Ze geeft aan dat u goed bezig bent en moedigt u aan zo verder te doen. Vervolgens geeft ze u nog enkele bijkomende tips. SCENARIO 2 (VROUW) Beeldt u volgende situatie in: Er zijn verschillende werkjes bij jullie thuis te doen. U stelt voor om een werkje uit te voeren dat in het verleden al vaker door uw partner werd uitgevoerd (en waar uw partner dan ook bedrevener in is). U zou dit bepaald werkje graag eens uitvoeren en u wilt daarbij graag hulp van uw partner. Uw partner gaat akkoord met uw voorstel en vindt het positief dat u iets nieuws probeert. Uw partner vraagt of u nog extra uitleg nodig hebt. U antwoordt bevestigend en uw partner legt stap voor stap op een heldere wijze uit wat u moet doen. U gaat aan de slag en terwijl u aan het werk bent, komt uw partner eens kijken hoe het gaat. Hij geeft aan dat u goed bezig bent en moedigt u aan zo verder te doen. Vervolgens geeft hij u nog enkele bijkomende tips.
53
Bijlage 2: Vragenlijst behoeftefrustratie/behoeftebevrediging en vragenlijst emoties 1 helemaal niet
2
3
4
5 helemaal wel
Tijdens deze situatie zou…
ik voelen dat hij/zij afstandelijk is tegenover mij.
1
2
3
4
5
ik voelen dat wat ik doe/zeg, weergeeft wie ik werkelijk ben.
1
2
3
4
5
ik me onzeker voelen over wat ik doe.
1
2
3
4
5
ik een hechte band ervaren met mijn partner.
1
2
3
4
5
ik me verplicht voelen om dingen te doen.
1
2
3
4
5
ik me bekwaam voelen in wat ik doe.
1
2
3
4
5
ik me buitengesloten voelen door mijn partner.
1
2
3
4
5
ik voelen dat wat ik doe me oprecht interesseert.
1
2
3
4
5
ik me teleurgesteld voelen in mijn prestaties.
1
2
3
4
5
ik een warm gevoel hebben bij hem/haar.
1
2
3
4
5
ik voelen dat de dingen die ik doe aanvoelen alsof ‘het moet’.
1
2
3
4
5
ik me in staat voelen mijn doel te bereiken.
1
2
3
4
5
1 helemaal niet
2
3
4
5
6
7 helemaal wel
Duid aan in welke mate u volgende emoties en gevoelens zou ervaren in deze situatie 1.
Minachting
1
2
3
4
5
6
7
2.
Blijdschap
1
2
3
4
5
6
7
3.
Schaamte
1
2
3
4
5
6
7
4.
Verdriet
1
2
3
4
5
6
7
5.
Teleurstelling
1
2
3
4
5
6
7
6.
Irritatie
1
2
3
4
5
6
7
7.
Angst
1
2
3
4
5
6
7
8.
Kwaadheid/boosheid/woede
1
2
3
4
5
6
7
9.
Stress
1
2
3
4
5
6
7
10. Gekwetst zijn
1
2
3
4
5
6
7
11. Moe
1
2
3
4
5
6
7
12. Sterk
1
2
3
4
5
6
7
13. Rusteloos
1
2
3
4
5
6
7
14. Kalm
1
2
3
4
5
6
7
15. Zwak
1
2
3
4
5
6
7
54
Bijlage 3: Quality of Marriage Index Geef aan in welke mate u het eens bent met volgende uitspraken over uw partnerrelatie. (A1 = helemaal oneens, A2, A3, A4, A5, A6, A7 = helemaal eens) (Code 1: Array) Wij hebben een goede relatie. Mijn relatie met mijn partner is heel stabiel. Onze relatie is sterk. Mijn relatie met mijn partner maakt me gelukkig. Mijn partner en ik vormen echt een team. (A1 = zeer ongelukkig, A2, A3, A4, A5, A6, A7, A8, A9, 10 = perfect gelukkig) (Code 2: Array)
Hoe gelukkig bent u – alles in acht genomen – met uw relatie?
55
Bijlage 4: Facebookbericht Dag Facebookvrienden, Ben je ouder dan 18 jaar, heb je een vaste heteroseksuele relatie, woon je minstens 6 maanden samen met je partner en wil je mij helpen met mijn thesis? Vul dan online enkele vragen in over jezelf, je partnerrelatie en enkele fictieve scenario’s. De vragenlijst invullen, duurt ongeveer 30 à 35 minuten. Bij mij kan je vragen naar de link naar de vragenlijst en een bijhorende code. Opgelet, indien je partner al deelgenomen heeft, is het belangrijk dat jijzelf niet meer deelneemt. Bedankt!
56
Bijlage 5: Informatiebrief INFORMATIEBRIEF Beste, De onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies van de Universiteit Gent voert momenteel een onderzoek naar hoe partners reageren wanneer aan bepaalde psychologische basisbehoeften in hun relatie niet wordt voldaan. Concreet zal u gevraagd worden om adhv een elektronische vragenlijst een aantal vragen over uzelf, uw relatie en enkele fictieve situaties te beantwoorden. Het onderzoek zal ongeveer 30 à 35 minuten duren. Bent u ouder dan 18 jaar, hebt u een vaste heteroseksuele relatie, woont u minstens 6 maanden samen met uw partner en hebt u interesse om deel te nemen aan dit onderzoek, contacteer dan een van de onderzoekers. Wij zijn voornamelijk geïnteresseerd in de individuele beleving van de partnerrelatie en vragen dan ook, om overlappende data te vermijden, dat uw partner niet deelneemt aan het onderzoek. De informatieverzameling gebeurt volledig anoniem: U zal op geen enkel moment gevraagd worden om identificatiegegevens (naam, adres) in te vullen. De data zullen uitsluitend worden gebruikt in het kader van wetenschappelijk onderzoek en zullen strikt vertrouwelijk en anoniem worden verwerkt. Uw deelname aan dit onderzoek berust op vrijwillige basis. U kunt op elk moment beslissen om het onderzoek stop te zetten en de toestemming in te trekken, zonder hierbij een reden te moeten opgeven. Indien u nog vragen heeft met betrekking tot het onderzoek en de verwerking van de data, kunt u steeds Gaëlle Vanhee (
[email protected]) contacteren. Met vriendelijke groeten en dank, Gaëlle Vanhee (Doctoraatsstudent Universiteit Gent, Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies,
[email protected]) Prof. Dr. Lesley Verhofstadt (Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies, Universiteit Gent) Prof. Dr. Gilbert Lemmens (Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie, UZ Gent – Universiteit Gent) Lindsay De Keirsmaeker, Femke De Groote, & Jana Machtelinckx (Masterstudenten Psychologie, Universiteit Gent) Lien Martens (Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest)
57
Bijlage 6: Informatiebrief 2 INFORMATIEBRIEF
Beste, De onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies van de Universiteit Gent voert momenteel een onderzoek naar hoe partners reageren wanneer aan bepaalde psychologische basisbehoeften in hun relatie niet wordt voldaan. Concreet zal u gevraagd worden om adhv een elektronische vragenlijst een aantal vragen over uzelf, uw relatie en enkele fictieve situaties te beantwoorden. Het onderzoek zal ongeveer 30 à 35 minuten duren. Bent u ouder dan 18 jaar, hebt u een vaste heteroseksuele relatie, woont u minstens 6 maanden samen met uw partner en hebt u interesse om deel te nemen aan dit onderzoek, contacteer dan een van de onderzoekers. Wij zijn voornamelijk geïnteresseerd in de individuele beleving van de partnerrelatie en vragen dan ook, om overlappende data te vermijden, dat uw partner niet deelneemt aan het onderzoek. De informatieverzameling gebeurt volledig anoniem: U zal op geen enkel moment gevraagd worden om identificatiegegevens (naam, adres) in te vullen. De data zullen uitsluitend worden gebruikt in het kader van wetenschappelijk onderzoek en zullen strikt vertrouwelijk en anoniem worden verwerkt. Uw deelname aan dit onderzoek berust op vrijwillige basis. U kunt op elk moment beslissen om het onderzoek stop te zetten en de toestemming in te trekken, zonder hierbij een reden te moeten opgeven. Indien u interesse hebt in het deelnemen aan het onderzoek, dan kan u een mail sturen naar
[email protected]. Hierna krijgt u een link met de bijhorende code. Deze code kan je in het begin van de vragenlijst ingeven. Indien u verder nog vragen heeft met betrekking tot het onderzoek en de verwerking van de data, kunt u steeds Gaëlle Vanhee (
[email protected]) contacteren. Met vriendelijke groeten en dank, Gaëlle Vanhee (Doctoraatsstudent Universiteit Gent, Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies,
[email protected]) Prof. Dr. Lesley Verhofstadt (Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies, Universiteit Gent) Prof. Dr. Gilbert Lemmens (Vakgroep Psychiatrie en Medische Psychologie, UZ Gent – Universiteit Gent) Lindsay De Keirsmaeker, Femke De Groote, & Jana Machtelinckx (Masterstudenten Psychologie, Universiteit Gent) Lien Martens (Bachelorstudent Toegepaste Psychologie, Howest)
58
Bijlage 7: Overzicht outliers spreidingsdiagram Verbondenheid Deelnemer 3: behoeftebevrediging: 27 en relatietevredenheid: 7 Deelnemer 31: behoeftebevrediging: 18, relatietevredenheid: 45 Deelnemer 34: behoeftebevrediging: 25, relatietevredenheid: 15 Deelnemer 44: behoeftebevrediging: 30, relatietevredenheid: 19
Autonomie Deelnemer 76: behoeftebevrediging: 19 en relatietevredenheid: 45 Deelnemer 84: behoeftebevrediging: 30 en relatietevredenheid: 25 Deelnemer 93: behoeftebevrediging: 13, relatietevredenheid: 40 Deelnemer 111: behoeftebevrediging: 30, relatietevredenheid: 13
Competentie Deelnemer 163: behoeftebevrediging: 30 en relatietevredenheid: 25 Deelnemer 183: behoeftebevrediging: 25 en relatietevredenheid: 13 Deelnemer 194: behoeftebevrediging: 16, relatietevredenheid: 44 Deelnemer 201: behoeftebevrediging: 12, relatietevredenheid: 37
59
Bijlage 8: Inlichtingenfiche valorisatiemeter
Bachelor Toegepaste Psychologie
Module Bachelorproef
INLICHTINGENFICHE VALORISATIEPETER OF –METER Voornaam en naam student: Lien Martens Titel bachelorproef: Wat is het verband tussen frustratie van behoeften en emoties bij partners in een relatie? Voornaam en naam valorisatiemeter: Eline Vanderbeken Functie
valorisatiemeter:
maatschappelijk
werkster
(ADMB
kinderbijslagfonds:
dossierbeheerder; zorgen voor de goeie regeling en betaling van het dossier en mensen te woord staan) Werkadres: Sint-Clarastraat 48, 8000 Brugge Telefoon of GSM: 0494 19 57 82 e-mailadres:
[email protected] Korte toelichting bij de keuze voor deze valorisatiemeter: Eline is iemand die zich nuttig wil inzetten voor de maatschappij om daarbij bepaalde groepen van mensen te helpen. Ze vond dit onderzoek dan ook zeer interessant doordat we met dit onderzoek vooral mensen willen helpen met relatieproblemen. Dit aan de hand van het leren kennen van hun eigen emoties en behoeftes. Eline beschikt over veel mensenkennis en heeft reeds leerrijke ervaringen opgedaan in het werkveld. Ze is niet bang om een discussie aan te gaan en zal dan ook altijd waarheidsgetrouw handelen. Ze heeft een kritische blik naar de buitenwereld en zal deze ook gebruiken wanneer zij mij helpt met het verwerken en nalezen van mijn bachelorproef. Korte omschrijving van het resultaat van het overleg met de valorisatiemeter voor de bachelorproef: inhoud en vormgeving bachelorproef en data-analyse
60
5. Beroepsproduct
“Emoties in partnerrelaties:
Met opmerkingen [Flup7]: Zin gesplitst na : oog mooier = titel en subtitel
een onderzoek naar het verband met frustratie van behoeften”
Auteur Lien Martens i.s.m. doctoraatstudente Gaëlle Vanhee en bachelorproefbegeleidster Catherine Barbez
Met opmerkingen [Flup8]: Dubbel punt verwijderd aangezien deze er ook niet staat voor de andere titels
Met opmerkingen [Flup9]: Naam en voornaam geforceerd op 1 lijn: oogt opnieuw mooier
Onderzoeksvraag Zelfs de beste en stabiele koppels hebben conflicten. Volgens de Zelfdeterminatietheorie gaan deze conflicten gepaard met behoeftefrustraties. De Zelfdeterminatietheorie gaat er van uit dat een relatie steunt op drie fundamentele basisbehoeften: autonomie, competentie en verbondenheid. Wanneer deze behoeften bevredigd zijn, wordt er een groter individueel en relationeel welzijn ervaren. Eveneens stelt de Zelfdeterminatietheorie dat, wanneer de fundamentele basisbehoeftes gefrustreerd zijn, er conflicten ontstaan die soms gepaard gaan met heftige emoties. Dit doet een vraag rijzen: “Welke emoties komen naar voor wanneer er een behoefte gefrustreerd wordt?”. Alsook is het belangrijk om na te gaan of er een verband is tussen relatietevredenheid en behoeftebevrediging. 61
Beschrijving project Dit onderzoek beoogt verbanden te exploreren tussen zowel emoties als behoeftefrustraties, als relatietevredenheid en behoeftebevrediging binnen de Zelfdeterminatietheorie. De nadruk wordt niet gelegd op het onderzoeken van verbanden in causaliteit, maar meer op het exploreren van de relatie tussen twee concepten.
Steekproef Tussen 22 januari 2015 en 23 februari 2015 werd aan alle personen die zich in een heteroseksuele relatie bevinden en ouder zijn dan 18 jaar gevraagd een vragenlijst in te vullen. Een voorwaarde is dat de partner niet mag deelnemen aan het onderzoek omdat het onderzoek zich richt op individuen in een relatie. Het onderzoek telt 210 individuen, waaronder 90 mannen (43%) en 120 vrouwen (57%).
Gezinssituatie deelnemers 4%
In een relatie maar niet getrouwd/samenwonend
8%
14% Getrouw/samenwonend zonder kinderen 29%
45%
Getrouwd/samenwonend met inwonend(e) kind(eren) Getrouwd/samenwonend met kind(eren), die niet meer thuis woont/wonen Nieuw samengesteld gezin
62
Methode In dit onderzoek kijken we welke emoties er belangrijk worden geacht wanneer een behoefte
Met opmerkingen [Flup10]: Je doorlopende tekst was veel te zwaar voor een samenvatting. Bijgevolg opgedeeld in zinvolle alinea’s
gefrustreerd wordt. Dit doen we door scenario’s voor te schotelen aan de deelnemers. Daarbij nemen we ook nog enkele andere variabelen op zoals relationele tevredenheid, individueel welzijn, enz. Het is een ‘image’ design waarbij mensen zich moeten inleven (imagine) in deze scenario’s (hiermee proberen we een bepaalde behoefte te frustreren of te bevredigen) en dan aangeven welke emoties (gevoelens, reacties, enz.) ze hierbij ervaren. Verder maken we gebruik van de vragenlijsten: New Basic Psychological Needs In Relationships Scale (NBPNRS: Vanhee, in press.) om de behoeftefrustratie en - bevrediging te meten. De tweede vragenlijst is de Quality of Marriage Index (QMI: Norton, 1983). Deze vragenlijst beoogt de relatietevredenheid van de deelnemers te meten. Dit onderzoek gebruikt de emotielabels van Ekman (1994). We maken gebruik van beschrijvende statistiek om een idee te krijgen over zowel de demografische gegevens als de onderzoeksvraag omtrent behoeftefrustraties en emoties. We zoeken eveneens een verband tussen behoeftebevrediging en relatietevredenheid. Dit doen we door eerst te kijken of er een verschil is tussen de drie basisbehoeften in de mate van het rapporteren van behoeftebevrediging aan de hand van een one-way ANOVA. Verder onderzoeken we of er een verschil is tussen de drie basisbehoeften in de mate van het rapporteren van relatietevredenheid. Tot slot gaan we na of er een verband is tussen relatietevredenheid en behoeftebevrediging aan de hand van een correlationele analyse.
63
Met opmerkingen [Flup11]: ten slotte = 'tot slot'; tenslotte = 'per slot van rekening, uiteindelijk'
Resultaten Emotie en behoeftefrustratie
Met opmerkingen [Flup12]: witregel toegevoegd na je titel
Uit de resultaten blijkt dat er een verhoogd affect is bij alle drie de basisbehoeften
Met opmerkingen [Flup13]: NAZIEN WANT IK BEN GEEN SHRINK affect of effect?
(autonomie, competentie en verbondenheid). Echter, de behoefte verbondenheid rapporteert meer negatief affect. We kunnen besluiten dat wanneer de behoefte verbondenheid gefrustreerd is, dit gepaard gaat met meer en hogere scores bij negatieve emoties in vergelijking met andere basisbehoeftes. Tot slot besluiten we dat het niet bevredigen van de fundamentele basisbehoeften leidt tot het ervaren van minder positieve emoties.
Emoties bij behoeftefrustratie verbondenheid 7
Score emotie
6 5 4 3 2 1 0
Met opmerkingen [Flup14]: witregel toegevoegd na je titel
Relatietevredenheid en behoeftebevrediging In dit onderzoek werd een verband gevonden tussen behoeftebevrediging van verbondenheid en competentie en relatietevredenheid. Uit de resultaten van ons onderzoek komt naar voor dat de fundamentele basisbehoefte verbondenheid de belangrijkste determinant is bij het voorspellen van relatietevredenheid. Verder is er een verband gevonden tussen de behoeftebevrediging van competentie en relatietevredenheid. Er werd geen verband gevonden tussen behoeftebevrediging van autonomie en relatietevredenheid.
64
Besluit Binnen dit onderzoek was het onze doelstelling het onderzoekdomein omtrent behoeftefrustratie en emoties, behoeftebevrediging en relatietevredenheid binnen individuen in een partnerrelatie te exploreren. De onderlinge verbanden tussen deze concepten werden onderzocht aan de hand van de theorie van de Zelfdeterminatie. Vooreerst was er sprake van rapportage van meer en hogere scores bij negatieve emoties bij behoeftefrustratie van verbondenheid. Tot slot vonden we een verband tussen de behoeftebevrediging van de fundamentele basisbehoeften verbondenheid, autonomie en competentie tot relationeel welzijn.
Mogelijke implicaties Het onderzoek draagt bij aan de doctoraatsstudie van de vakgroep Relatie- en gezinstherapie UGent en kan nieuwe inzichten bieden aan onderzoekers die werken in het kader van relatieen gezinstherapie. Ook voor relatie- en gezinstherapeuten kan het nieuwe inzichten bieden. Een praktische implicatie kan zinvol zijn bij diagnostisch onderzoek dat uitgevoerd wordt bij koppels met relatieproblemen. De onderliggende emoties bij behoeftefrustraties kunnen op deze manier onthuld worden. Het niet kunnen reguleren van negatieve emoties is één van de beste predictors van scheidingen. Deze emoties kunnen blijvende gevolgen hebben voor de gezondheid op zowel fysisch als psychisch vlak als gevolg van intra- en interpersoonlijk conflict. Wanneer we hierbij gebruik maken van psycho-educatie kunnen koppels inzicht krijgen in hoe negatieve emoties tot stand komen. Dit kan een stap zijn om zichzelf en de ander beter te leren kennen. Door middel van het leren kennen van de eigen emoties en de behoeftefrustraties die erbij gepaard gaan, kan men hulp op maat bieden en de therapiedoelen hierop afstellen. Wanneer deze hypotheses toegepast worden in de praktijk, kunnen we een zicht krijgen of de hypotheses die getoetst werden in het onderzoek, bevestigd worden in de praktijk.
65
Met opmerkingen [Flup15]: Dit zou ik schrappen, …het leest niet lekker. Even verder staat weer gevolg
Kritische bedenkingen Een eerste kritische bedenking is de onderzoeksopzet. Er werd namelijk alleen maar gebruik gemaakt van zelfrapportage onderzoek. Dit soort onderzoek is gevoelig voor sociaal wenselijke antwoorden en voor positieve of negatieve antwoordtendenties. Dit geeft aanleiding tot outliners. Hoewel we dit proberen te voorkomen door te benadrukken dat het onderzoek volledig anoniem verloopt, biedt dit geen garantie op het voorkomen van dergelijke responstendenties. Ook proberen we dit te voorkomen door ons toe te spitsen op één individu in een relatie waardoor de bëinvloeding door de andere partner zo minimaal mogelijk wordt gehouden. Anderzijds is deze onderzoeksopzet ook de geschikte manier om zicht te krijgen op de beleving en emoties van mensen. Bij het analyseren van de onderzoekresultaten viel het op dat de participanten een hoge mate van behoeftebevrediging en een vrij lage mate van behoeftefrustratie rapporteerden wanneer we
dit
vergeleken
met
de
maximumscores
op
zowel
behoeftefrustratie
als
behoeftebevrediging. Verder zagen we hoge scores voor relationele tevredenheid. Door outliners die extreme antwoorden gaven (een hoge score voor behoeftebevrediging, lage score relatietevredenheid) werd de correlatie verstoord. Hierdoor waren we genoodzaakt om deze outliners uit de steekproef te halen.
Een beperking van dit onderzoek is de vragenlijst QMI. Relatietevredenheid is een begrip dat kan evolueren en fluctueren doorheen de tijd. Het is geen statisch begrip waardoor we ons niet kunnen baseren op één enkel moment.
De New Basic Psychological Needs in Relationships Scale werd opgesteld door doctoraatstudente Gaëlle Vanhee en is nog volop in ontwikkeling. Hierdoor hebben we geen gegevens omtrent de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst. De New Basic Psychological Needs Scale daarentegen heeft een hoge begripsvaliditeit en interne consistentie. Doordat de NBPNRS ontstaan is vanuit de NBPNS kunnen we er van uitgaan dat de vragenlijst geschikt is voor dit onderzoek.
66
Verdere literatuur Ekman, P. (1994). Strong evidence for universal facial expressions: A reply to Russell’s mistaken critique. Psychological bulletin, 115, 268-287.
Norton, R. (1983). Measuring marital quality: A critical look at the dependent variable. Journal of Marriage and Family, 45 (1), 141-151.
Patrick, H., Knee, C. R., Canevello, A., & Lonsbary, C. (2007). The role of need fulfillment in relationship functioning and well-being: A self-determination theory perspective. Journal of Personality and Social Psychology, 92 (3), 434-457.
67
68