Samenvatting van de productkenmerken
1.
NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
Co-Quinapril Sandoz 10/12,5 mg filmomhulde tabletten Co-Quinapril Sandoz 20/12,5 mg filmomhulde tabletten Co-Quinapril Sandoz 20/25 mg filmomhulde tabletten
2.
KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Co-Quinapril Sandoz 10/12,5 mg filmomhulde tabletten : Elke tablet bevat 10 mg quinapril (onder de vorm van quinaprilhydrochloride) en 12,5 mg hydrochloorthiazide. Co-Quinapril Sandoz 20/12,5 mg filmomhulde tabletten : Elke tablet bevat 20 mg quinapril (onder de vorm van quinaprilhydrochloride) en 12,5 mg hydrochloorthiazide. Co-Quinapril Sandoz 20/25 mg filmomhulde tabletten : Elke tablet bevat 20 mg quinapril (onder de vorm van quinaprilhydrochloride) en 25 mg hydrochloorthiazide. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3.
FARMACEUTISCHE VORM
Filmomhulde tablet Co-Quinapril Sandoz 10/12,5 mg filmomhulde tabletten : Ovale, roze, biconvexe tablet met breukstreep aan beide zijden en met aan één kant de inscriptie « I ». Grootte : 4,5 x 8,7 mm. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses. Co-Quinapril Sandoz 20/12,5 mg filmomhulde tabletten : Ovale, roze, biconvexe tablet met breukstreep aan beide zijden en met aan één kant de inscriptie « I ». Grootte : 5,8 x 11,3 mm. De breukstreep is alleen om het breken te vereenvoudigen zodat het inslikken makkelijker gaat en niet voor de verdeling in gelijke doses. Co-Quinapril Sandoz 20/25 mg filmomhulde tabletten : Ronde, roze, biconvexe tablet met een breukstreep aan beide zijden en met aan één kant de inscriptie « I ». Diameter : 8,5 mm. De tablet kan verdeeld worden in gelijke helften. 4.
KLINISCHE GEGEVENS
4.1
Therapeutische indicaties
Behandeling van essentiële hypertensie. Deze vaste combinatie is aangewezen bij patiënten bij wie de bloeddruk niet voldoende
1/18
Samenvatting van de productkenmerken
onder controle komt met alleen quinapril. 4.2
Dosering en wijze van toediening
Vóór toediening van Co-Quinapril Sandoz is het aangewezen de afzonderlijke actieve stoffen te titreren. Indien dit klinisch aangewezen is, kan de onmiddellijke overstap van een monotherapie naar een vaste combinatie worden overwogen. Co-Quinapril Sandoz dient ‘s ochtends te worden ingenomen. Nierinsufficiëntie Bij nierpatiënten met een creatinineklaring tussen 30 en 60 ml/min, moeten de afzonderlijke doses van de actieve stoffen apart en met de grootste omzichtigheid worden getitreerd alvorens over te stappen op een vaste combinatie. De dosis van de vaste combinatie moet zo laag mogelijk worden gehouden. De vaste combinatie is niet aangewezen voor patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie rubriek 4.3. Bejaarden Bij bejaarde patiënten, moeten de afzonderlijke doses van de actieve stoffen apart en met de grootste omzichtigheid worden getitreerd alvorens over te stappen op een vaste combinatie. De dosis van de vaste combinatie moet zo laag mogelijk worden gehouden. Pediatrische populatie De thans beschikbare gegevens worden beschreven in rubrieken 5.1 en 5.2, maar er kan geen aanbeveling worden gedaan wat de dosering betreft. 4.3 -
4.4
Contra-indicaties Overgevoeligheid voor quinapril, voor één van de hulpstoffen of voor eender welke andere ACE-remmer Overgevoeligheid voor hydrochloorthiazide of voor andere sulfamide derivaten Antecedenten van angio-oedeem als gevolg van eerdere behandeling met een ACEremmer Erfelijk of idiopatisch angioneurotisch oedeem Anurie of sterk verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min). Ernstige leverinsufficiëntie 2e en 3e trimester van de zwangerschap (zie rubrieken 4.4 en 4.6). Quinapril mag niet worden gebruikt bij patiënten met een dynamische obstructie van het uitstroomkanaal van het linkerventrikel Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Quinapril Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van quinapril bij geselecteerde patiënten met een aortastenose. Overgevoeligheidsreacties: Er kunnen overgevoeligheidsreacties optreden bij patiënten met of zonder voorgeschiedenis van allergie of bronchiaal astma, bijv. purpura, fotosensitiviteit, urticaria, necrotiserende angiitis, respiratoire distress waaronder pneumonitis en longoedeem, anafylactische reacties. Symptomatische hypotensie Co-Quinapril Sandoz kan symptomatische hypotensie veroorzaken, maar gewoonlijk niet frequenter dan met een van beide geneesmiddelen in monotherapie.Symptomatische
2/18
Samenvatting van de productkenmerken
hypotensie werden zelden gezien bij patiënten met ongecompliceerde hypertensie. Bij hypertensieve patiënten onder quinapril doet hypotensie zich vermoedelijk vaker voor indien de patiënt een volumedepletie vertoont, bijvoorbeeld als gevolg van een diuretische behandeling, een zoutarm dieet, diarree of braken, of indien de patiënt een ernstige renineafhankelijke hypertensie vertoont (zie rubrieken 4.5. en 4.8). Voorzichtigheid is geboden bij het gebruik van Co-Quinapril Sandoz bij patiënten die een concomitante behandeling krijgen met andere antihypertensiva. De thiazidecomponent van Co-Quinapril Sandoz kan de werking van andere antihypertensiva potentiëren, vooral van ganglionblokkers en geneesmiddelen die de perifere adrenerge receptoren blokkeren. De bloeddrukverlagende effecten van de thiazidecomponent kunnen ook toenemen bij patiënten die een sympathectomie hebben ondergaan. Bij patiënten met hartfalen met of zonder begeleidende nierinsufficiëntie kan een behandeling met ACE-remmers voor hypertensie een te sterke daling van de bloeddruk veroorzaken, wat gepaard kan gaan met oligurie, azotemie en in zeldzame gevallen acuut nierfalen en overlijden bij die patiënten. De kans hierop is groter bij patiënten met een ernstigere graad van hartinsufficiëntie hetgeen tot uiting komt door gebruik van hogere doses lisdiuretica, hyponatriëmie of een nierfunctiestoornis. Bij patiënten met een verhoogd risico op symptomatische hypotensie, dient de behandeling onder medisch toezicht te worden ingesteld en opgevolgd. Soortgelijke overwegingen gelden voor patiënten met een ischemische hartziekte of een cerebrovasculaire aandoening bij wie een excessieve bloeddrukdaling een myocardinfarct of een cerebrovasculair accident tot gevolg zou kunnen hebben. Indien hypotensie optreedt, dient men de patiënt neer te leggen en hem, indien nodig, een intraveneus infuus van fysiologisch zout te geven. Tijdelijke hypotensie is geen contraindicatie voor verdere toediening, maar in dat geval moeten lagere doseringen van quinapril of het eventuele concomitante diureticum worden overwogen.
Hartfalen/Hartziekte: Als gevolg van remming van het renine-angiotensine-aldosteronsysteem zijn veranderingen van de nierfunctie te verwachten bij gevoelige individuen. Bij patiënten met ernstig hartfalen van wie de nierfunctie kan afhangen van de activiteit van het renine-angiotensinealdosteronsysteem, kan een behandeling met quinapril oligurie en/of progressieve azotemie en zelden acuut nierfalen en/of de dood veroorzaken. Aorta- of mitralis-klepstenose/hypertrofische cardiomyopathie Zoals ook voor andere ACE-remmers geldt, moet quinapril voorzichtig worden toegediend aan patiënten met een mitralis stenose of een obstructie ter hoogte van de uitstroom van het linkerventrikel zoals een aorta-stenose of een hypertrofische cardiomyopathie. In geval van significante hemodynamische obstructie, mag de vaste combinatie niet worden toegediend. Gewijzigde nierfunctie Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van Co-Quinapril Sandoz bij patiënten met een nierziekte. Bij een ernstige nierziekte kunnen thiaziden azotemie uitlokken en bij matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 10-20 ml/min) zijn thiaziden doorgaans inefficiënt en kunnen de effecten van herhaalde toediening cumulatief zijn. Er is onvoldoende ervaring bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 10 ml/min). De halfwaardetijd van quinaprilaat neemt toe naarmate de creatinineklaring daalt. In geval van nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 60 ml/min), moet de oorspronkelijke dosering van quinapril worden aangepast afhankelijk van de creatinineklaring van de patiënt (zie
3/18
Samenvatting van de productkenmerken
rubriek 4.2.), en vervolgens afhankelijk van de respons van de patiënt op de behandeling. Bij deze patiënten maakt een routinecontrole van kalium en creatinine deel uit van de normale medische praktijk. Bij een aantal patiënten met bilaterale stenose van de arteriae renales of met unilaterale stenose bij één functionerende nier, behandeld met een ACE-remmer, werden verhoogd bloedureum en serumcreatinine vastgesteld, die meestal reversibel bleken na stopzetting van de behandeling. Dit probleem kan zich vooral voordien bij patiënten met nierinsufficiëntie. In geval van renovasculaire hypertensie, bestaat er een verhoogd risico op ernstige hypotensie en nierinsufficiëntie. Bij deze patiënten moet de behandeling worden ingesteld aan een lage dosis en onder strikt medisch toezicht, waarbij de dosis voorzichtig zal worden opgedreven. Vermits de behandeling met diuretica hoger vermelde toestand in de hand kan werken, dienen deze diuretica te worden stopgezet en zal de nierfunctie tijdens de eerste weken behandeling met quinapril zorgvuldig worden opgevolgd. Sommige patiënten met hypertensie zonder duidelijke voorafbestaande nierziekte hebben een stijging van de serumspiegels van ureum en creatinine ontwikkeld, die gewoonlijk licht en van voorbijgaande aard was, vooral als quinapril samen werd gegeven met een diureticum. Een stijging van de serumspiegel van ureum en creatinine werd waargenomen bij respectievelijk 2% en 2% van de patiënten met hypertensie die werden behandeld met quinapril in monotherapie, en bij respectievelijk 4% en 3% van de patiënten met hypertensie die werden behandeld met Co-Quinapril Sandoz. De kans op een dergelijke stijging is hoger bij patiënten met een voorafbestaande nierinsufficiëntie. Een verlaging van de dosering en/of stopzetting van het diureticum en/of quinapril kunnen noodzakelijk zijn. Niertransplantatie Er bestaat geen enkele ervaring met de toediening van quinapril aan patiënten die recent een niertransplantatie hebben ondergaan. Bijgevolg is een behandeling met quinapril in dat geval niet aangewezen.
Overgevoeligheid/angioneurotisch oedeem Angioneurotisch oedeem ter hoogte van het gelaat, de extremiteiten, de lippen, de tong, de glottis en/of de larynx werd in zeldzame gevallen beschreven bij patiënten die met ACEremmers, waaronder quinapril, werden behandeld. Deze symptomen kunnen op elk moment tijdens de behandeling ontstaan. In dergelijke gevallen dient de toediening van quinapril onmiddellijk te worden gestaakt en dient goed te worden gecontroleerd of de verschijnselen geheel verdwenen zijn alvorens de patiënt weer naar huis te sturen. Zelfs in die gevallen waarbij enkel de tong gezwollen is zonder dat er ademnood ontstaat, kan het noodzakelijk zijn de patiënten langdurig te observeren vermits een behandeling met een antihistaminicum en corticosteroïden onvoldoende kan zijn. In zeer zeldzame gevallen werd overlijden gerapporteerd als gevolg van angioneurotisch oedeem, meer bepaald glottis- of tongoedeem. Patiënten bij wie de tong, de glottis of de larynx betrokken zijn, lopen gevaar op obstructie van de luchtwegen, in het bijzonder patiënten met antecedenten van respiratoire chirurgie. In deze gevallen dient er snel een noodbehandeling te worden opgestart. Dat kan het volgende omvatten: onmiddellijke subcutane toediening van een adrenalineoplossing 1/1000 (0,3 tot 0,5 ml) en/of openhouden van de luchtwegen. De patiënt moet onder strikt medisch toezicht blijven tot de symptomen volledig verdwenen zijn of wegblijven. Patiënten met een voorgeschiedenis van angioneurotisch oedeem dat niet het gevolg is van een behandeling met een ACE-remmer, vertonen een verhoogd risico op angioneurotisch oedeem wanneer zij een ACE-remmer krijgen (zie rubriek 4.3.).
4/18
Samenvatting van de productkenmerken
Hemodialyse en LDL-aferese: Patiënten die worden gedialyseerd met high flux polyacrylonitriel (‘AN69’) membranen, lopen een hoge kans op anafylactoïde reacties als ze worden behandeld met ACE-remmers. Die combinatie moet dan ook worden vermeden door andere antihypertensiva of andere membranen voor hemodialyse te gebruiken. Soortgelijke reacties werden waargenomen tijdens low density lipoproteïnenaferese met dextraansulfaat. Die methode mag dus niet worden gebruikt bij patiënten die worden behandeld met ACE-remmers. Anafylactoïde reacties tijdens LDL-aferese Het gebeurt zelden dat patiënten onder ACE-remmers tijdens een LDL-aferese met dextransulfaat levensbedreigende anafylactoïde reacties vertonen. Deze reacties kunnen worden vermeden door vóór iedere aferese de behandeling met de ACE-remmer tijdelijk stop te zetten. Immunologisch gemedieerde medicamenteuze reacties/Anafylactoïde reacties:Een aantal patiënten onder ACE-remmers vertoonde tijdens een desensibilisatiebehandeling (bijvoorbeeld tegen hymenopteragif) levensbedreigende anafylactoïde reacties. Bij deze patiënten konden deze reacties worden vermeden wanneer de ACE-remmers tijdelijk werden gestaakt ; de reacties verschenen echter opnieuw wanneer het geneesmiddel bij vergissing opnieuw werd toegediend.
Verminderde leverfunctie Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van Co-Quinapril Sandoz bij patiënten met een verminderde leverfunctie of progressief leverlijden, omdat lichte veranderingen van de vochten de elektrolytenhuishouding een hepatisch coma kunnen uitlokken. Quinapril wordt snel ontesterd tot quinaprilaat (quinaprildiacide, de belangrijkste metaboliet), die in studies bij mensen en dieren een sterke remmer van het angiotensineconverterende enzym is gebleken. Het metabolisme van quinapril tot quinaprilaat hangt normaal af van een hepatisch esterase. De quinaprilaatconcentraties zijn lager bij patiënten met alcoholische cirrose als gevolg van een verminderde ontestering van quinapril. Zelden werden ACE-remmers in verband gebracht met een syndroom dat begint als een cholestatische icterus en evolueert naar een fulminante levernecrose (met in sommige gevallen een fatale afloop). Het mechanisme van dat syndroom is nog niet duidelijk. Patiënten die tijdens een behandeling met ACE-remmers geelzucht of duidelijk verhoogde leverenzymen ontwikkelen, moeten de ACE-remmer stopzetten en moeten een geschikte medische follow-up krijgen. Intestinaal angio-oedeem: Intestinaal angio-oedeem is gerapporteerd bij patiënten die werden behandeld met ACEremmers. Die patiënten vertoonden buikpijn ( met of zonder nausea of braken) en in sommige gevallen was er geen voorgeschiedenis van faciaal angio-oedeem en waren de C1-esterasespiegels normaal. Het angio-oedeem werd gediagnosticeerd met procedures zoals een CT-scan of een echografie van het abdomen of tijdens chirurgie en de symptomen verdwenen na stopzetting van de ACE-remmer. Intestinaal angio-oedeem moet worden opgenomen bij de differentiële diagnose bij patiënten op ACE-remmers die buikpijn krijgen. Neutropenie/agranulocytose Er werden gevallen van neutropenie/agranulocytose, thrombocytopenie en anemie gesignaleerd bij patiënten onder ACE-remmers. Bij patiënten met een normale nierfunctie en zonder andere complicatiefactoren, treedt zelden neutropenie op. Neutropenie en agranulocytose zijn irreversibel na stopzetting van de ACE-remmers. Quinapril moet uiterst voorzichtig worden gebruikt bij patiënten met een aandoening van de collageenweefsels, bij patiënten behandeld met immunosuppressiva, allopurinol of procaïnamide, of bij patiënten
5/18
Samenvatting van de productkenmerken
met een combinatie van deze risicofactoren, vooral in geval van een reeds bestaande verstoorde nierfunctie. Sommige van deze patiënten ontwikkelden ernstige infecties, die in een aantal gevallen niet reageerden op een antibioticatherapie met hoge doses. Wanneer quinapril wordt gebruikt bij deze patiënten, is periodieke controle van het aantal witte bloedcellen aangewezen en dienen de patiënten verzocht te worden ieder teken van infectie te melden. Etnische verschillen Zoals ook voor andere ACE-remmers geldt, blijkt quinapril de bloeddruk bij negroïde mensen minder effectief te verlagen dan bij niet-negroïden, mogelijk vanwege een hogere prevalentie van een lage renine status bij de negroïde hypertensieve populatie. Hoest Er werden hoestaanvallen gesignaleerd tijdens het gebruik van ACE-remmers. Kenmerkend is dat de hoest niet-productief is, persisteert en na staken van de behandeling verdwijnt. Een hoest, veroorzaakt door een ACE-remmer, dient te worden beschouwd als onderdeel van de differentieeldiagnose. Heelkundige ingreep/anesthesie Bij patiënten die een ingrijpende operatie ondergaan, of die onder narcose worden gebracht met middelen die hypotensie veroorzaken, kan quinapril de vorming van angiotensine II na een compensatoire reninesecretie blokkeren. Als zich hypotensie voordoet die aan dit mechanisme wordt toegeschreven, dan kan deze hypotensie door volumevergroting worden gecorrigeerd. Hyperkaliëmie Er werden stijgingen van de serumkaliumconcentraties waargenomen bij sommige patiënten behandeld met een ACE-remmer, waaronder quinapril. Tot de patiënten met een verhoogd risico op hyperkaliëmie behoren patiënten met nierinsufficiëntie of diabetes of patiënten die gelijktijdig kaliumsparende diuretica, kaliumsupplementen of kaliumbevattende zoutvervangers gebruiken; of patiënten die andere geneesmiddelen innemen die een stijging van de serumkaliumconcentratie (bijvoorbeeld : heparine) tot gevolg hebben. Indien gelijktijdig gebruik van eerder genoemde middelen noodzakelijk lijkt, is regelmatige opvolging van de serumkaliumconcentraties aangewezen (zie rubriek 4.5). De patiënten moeten weten dat ze geen kaliumsupplementen of kaliumhoudend vervangingszout mogen gebruiken zonder hun arts te raadplegen (zie rubriek 4.5).
Diabetespatiënten Bij diabetespatiënten die worden behandeld met orale antidiabetica of insuline, moet de glykemie nauwgezet worden gevolgd, vooral tijdens de eerste maand van behandeling met een ACE-remmer (zie rubriek 4.5). Lithium Co-Quinapril Sandoz wordt niet aanbevolen in combinatie met lithium wegens de versterkte lithiumtoxiciteit (zie rubriek 4.5). Zwangerschap ACE-remmers mogen niet worden gestart tijdens de zwangerschap. Tenzij voortzetting van de behandeling met ACE-remmers noodzakelijk wordt geacht, moeten patiënten die een zwangerschap plannen worden overgeschakeld op een ander antihypertensivum dat een bewezen veiligheidsprofiel heeft voor gebruik tijdens de zwangerschap. Als een zwangerschap wordt vastgesteld, moet de behandeling met ACE-remmers onmiddellijk worden afgebroken en zo nodig dient een alternatieve behandeling te worden opgestart (zie rubriek 4.3 en 4.6)
6/18
Samenvatting van de productkenmerken
Hydrochloorthiazide Nierinsufficiëntie Bij patiënten met een nierziekte, kunnen thiaziden azotemie veroorzaken. Er kunnen zich gecumuleerde effecten van de actieve stof ontwikkelen bij patiënten met gewijzigde nierfunctie. Indien zich een progressieve nierinsufficiëntie voordoet, gekenmerkt door een stijging van het niet eiwit gebonden stikstofgehalte, moet de therapie nauwlettend worden geëvalueerd: de onderbreking van de therapie met het diureticum moet dan worden overwogen (zie rubriek 4.3.). Leverinsufficiëntie Thiaziden moeten voorzichtig worden gebruikt bij patiënten met een gewijzigde leverfunctie of een evolutieve leveraandoening, vermits kleine wijzigingen in het vocht- of elektrolytenevenwicht levercoma kunnen veroorzaken (zie rubriek 4.3). Metabolische en endocriene effecten Een behandeling met thiaziden kan tot glucose-intolerantie leiden. Bij diabetespatiënten kunnen dosisaanpassingen van de insuline of van orale hypoglycemiërende stoffen noodzakelijk zijn. Latente diabetes kan manifest worden tijdens een behandeling met thiazide. Verhogingen van de cholesterol- en de triglyceridespiegels werden in verband gebracht met thiazidediuretica. Bij sommige patiënten behandeld met thiazide kan hyperuricemie optreden of kan zich jicht ontwikkelen. Verstoord elektrolytenevenwicht Zoals het geval is voor alle patiënten behandeld met diuretica, is het aangewezen de serumelektrolyten op geschikte tijdstippen te controleren. Thiaziden (inclusief hydrochloorthiazide) kunnen leiden tot een verstoorde vloeistof- of elektrolytenbalans (hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypochloremische alcalose). De tekenen van een verstoord vocht- of elektrolytenevenwicht zijn : droge mond, dorst, zwakte, lethargie, slaperigheid, agitatie, spierpijn of krampen, spiermoeheid, hypotensie, oligurie, tachycardie en gastro-intestinale stoornissen zoals misselijkheid en braken. Hoewel er zich hypokaliëmie kan ontwikkelen tijdens het gebruik van thiazidediuretica, kan een gelijktijdige behandeling met quinapril de door de diuretica geïnduceerde hypokaliëmie doen verminderen. Het grootste risico op hypokaliëmie wordt vastgesteld bij patiënten met levercirrose, bij patiënten met overvloedige diurese, bij patiënten met een onvoldoende orale inname van elektrolyten, en bij patiënten behandeld met corticosteroïden of met ACTH (zie rubriek 4.5) Patiënten met oedeem kunnen bij warm weer verdunningshyponatriëmie ontwikkelen. De hypochloremie is over het algemeen matig van ernst en meestal is er geen behandeling vereist. Thiaziden kunnen de calcium-excretie via de urine verminderen en veroorzaken intermitterend een lichte verhoging van het serumcalcium bij afwezigheid van bekende stoornissen in het calciummetabolisme. Duidelijke hypercalciëmie kan een aanwijzing zijn voor verborgen hyperparathyroïdisme. De toediening van de thiaziden dienen te worden gestaakt vooraleer testen naar de parathyroïdfunctie uit te voeren. Van thiaziden werd aangetoond dat ze de urinaire excretie van magnesium verhogen, hetgeen kan resulteren in hypomagnesiëmie. Anti-dopingtest Hydrochloorthiazide aanwezig in dit geneesmiddel kan een positief analyseresultaat geven in
7/18
Samenvatting van de productkenmerken
een anti-dopingtest. Andere Gevoeligheidsreacties kunnen voorkomen bij patiënten met of zonder voorgeschiedenis van allergie of bronchiaal astma. De mogelijkheid van exacerbatie of activatie van systemische lupus erythematodes is gemeld bij gebruik van thiaziden. Combinatie quinapril/hydrochloorthiazide Risico op hypokaliëmie De combinatie van een ACE-remmer en een thiazide sluit hypokaliëmie niet uit. Het kaliumgehalte moet geregeld worden gecontroleerd. Lithium Co-Quinapril Sandoz wordt niet aanbevolen in combinatie met lithium wegens de versterkte lithiumtoxiciteit (zie rubriek 4.5). 4.5
Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Quinapril Tetracycline en andere geneesmiddelen die in wisselwerking treden met magnesium: Gezien de aanwezigheid van magnesiumcarbonaat in de galenische formule werd bij gezonde vrijwilligers aangetoond dat quinapril de absorptie van tetracycline met 28-37% verlaagt bij concomitante toediening. Het wordt aanbevolen concomitante toediening met tetracycline te vermijden. Met die interactie moet rekening worden gehouden als quinapril en tetracycline samen worden voorgeschreven. Kaliumsparende diuretica en kaliumsupplementen ACE-remmers zwakken het door de diuretica geïnduceerde kaliumverlies af. Kaliumsparende diuretica (bijvoorbeeld spironolacton, triamtereen of amiloride), kaliumsupplementen of kaliumbevattende zoutvervangers kunnen de serumkaliumconcentraties aanzienlijk verhogen. Het is niet raadzaam routinegewijs kaliumsparende diuretica of kaliumsupplementen toe te dienen omdat dat kan resulteren in een verhoogd serumkalium. Als gelijktijdig gebruik is aangewezen wegens aangetoonde hypokaliëmie, moeten deze geneesmiddelen met voorzichtigheid worden gebruikt onder frequente controle van de serumkaliumconcentraties (zie rubriek 4.4). Andere diuretica (thiaziden of lisdiuretica) Co-Quinapril Sandoz bevat een diureticum. Concomitant gebruik van een ander diureticum kan een additief effect hebben. Patiënten die diuretica krijgen, en vooral dan patiënten die een volume- en/of zoutdepletie vertonen, kunnen een te sterke daling van de bloeddruk vertonen bij het starten van de behandeling of bij het verhogen van de dosering van een ACE-remmer. Andere antihypertensiva Gelijktijdig gebruik van deze middelen kan het hypotensieve effect van quinapril verhogen. Gelijktijdig gebruik van nitroglycerine en andere nitraten of andere vaatverwijdende middelen kan de bloeddruk verder verlagen. Lithium Bij gelijktijdige toediening van lithium met ACE-remmers zijn reversibele verhogingen van het serumlithium en de lithiumtoxiciteit gemeld. Gebruik van quinapril in combinatie met lithium is dus niet aangewezen, maar als de combinatie noodzakelijk is, moet het serumlithium zorgvuldig worden gecontroleerd (zie rubriek 4.4).
8/18
Samenvatting van de productkenmerken
Corticosteroïden, ACTH: Een sterkere depletie van elektrolyten, vooral hypokaliëmie, werd waargenomen. Tricyclische antidepressiva/antipsychotica/anesthetica/narcotica Gelijktijdig gebruik van bepaalde anesthetica, tricyclische antidepressiva en antipsychotica met ACE-remmers kan de bloeddruk verder verlagen. Er kan posturale hypotensie optreden (zie rubriek 4.4). Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s), inclusief ≥ 3 g acetylsalicylzuur De toediening van NSAID’s kan het bloeddrukverlagend effect van de ACE-remmer verminderen. NSAID’s en ACE-remmers hebben een additieve werking op de toename van de serumkaliumconcentratie hetgeen een verminderde nierfunctie tot gevolg heeft. Meestal zijn deze effecten reversibel. Zelden treedt er acute nierfunctiestoornis op, vooral bij patiënten met een gewijzigde nierfunctie, zoals ouderen en gedehydrateerde patiënten. Sympathicomimetica Sympathicomimetica kunnen het antihypertensieve effect van ACE-remmers verminderen. Antidiabetica (orale antidiabetica en insuline): Bij diabetespatiënten kunnen ACE-remmers de gevoeligheid voor insuline verhogen en kunnen ze hypoglykemie veroorzaken bij patiënten die worden behandeld met orale antidiabetica of insuline. De glykemie moet nauwgezet worden gevolgd, vooral tijdens de eerste maand van de behandeling met een ACE-remmer (zie rubriek 4.4). Antacida Antacida kunnen de biodisponibiliteit van de ACE-remmers verminderen. Procaïnamide: Concomitante toediening met ACE-remmers kan het risico op leukopenie verhogen. Alcohol, barbituraten of narcotica:Alcohol versterkt het hypotensieve effect van ACEremmers. Hydrochloorthiazide Amfotericine B (parenteraal), carbenoxolon, corticosteroïden, corticotrofine (ACTH) of stimulerende laxativa Hydrochloorthiazide kan de elektrolytendepletie versterken, vooral hypokaliëmie. Calciumzouten In geval van gelijktijdige toediening met thiazidediuretica, kan zich een verhoging van de serumcalciumspiegels voordoen als gevolg van een verminderde excretie. Digitalisglycosiden Er bestaat een verhoogd risico op toxische effecten van digitalis in combinatie met door thiaziden geïnduceerde hypokaliëmie. Cholestyramine en colestipalharsen De absorptie van hydrochloorthiazide vermindert met 85% bij gelijktijdige toediening van cholestyramine en met 43% bij gelijktijdige toediening van colestipol. De producten moeten met een interval van enkele uren worden ingenomen.
9/18
Samenvatting van de productkenmerken
Sulfonamide-derivaten dienen minstens één uur voor of vier tot zes uur na dit geneesmiddel te worden ingenomen. Non polariserende myorelaxantie (bijvoorbeeld : tubocurarinechloride) Het effect van deze stoffen kan versterken onder invloed van hydrochloorthiazide. Geneesmiddelen geassocieerd met torsades de pointes Gelet op het risico op hypokaliëmie moet er blijk worden gegeven van voorzichtigheid in geval van gelijktijdige toediening van hydrochloorthiazide en geneesmiddelen geassocieerd met torsades de pointes. Dat is bijvoorbeeld het geval met sommige antiaritmica, sommige antipsychotica en andere geneesmiddelen waarvan geweten is dat ze leiden tot torsades de pointes. Combinatie quinapril/hydrochloorthiazide Lithium Gelijktijdig gebruik van thiazidediuretica kan het reeds toegenomen risico op lithiumtoxiciteit verder verhogen. Gebruik van quinapril en van hydrochloorthiazide in combinatie met lithium is dus niet aangewezen, maar als de combinatie noodzakelijk is, moet het serumlithium zorgvuldig worden gecontroleerd. Niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen In de litteratuur werd beschreven dat NSAID’s en ACE-remmers bij gelijktijdige toediening een additieve werking hebben op de toename van de serumkaliumconcentraties, terwijl de nierfunctie vermindert. In principe zijn deze effecten reversibel. Zelden treedt er acute nierinsufficiëntie op, vooral bij patiënten met een gewijzigde nierfunctie, zoals bejaarde en gedehydrateerde patiënten. De chronische toediening van NSAID’s kan het bloeddrukverlagend effect van ACE-remmers verminderen. De toediening van NSAID’s kan de diuretische, natriuretische en antihypertensieve werking van de thiazidediuretica verminderen. Trimethoprime De gelijktijdige toediening van ACE-remmers en thiaziden met trimethoprime verhoogt het risico op hyperkaliëmie. 4.6
Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding
Zwangerschap ACE-remmers Het gebruik van ACE-remmers wordt niet aanbevolen tijdens het eerste trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.4). Het gebruik van ACE-remmers is gecontra-indiceerd tijdens het 2e en 3e trimester van de zwangerschap (zie rubriek 4.3 en 4.4). Er is geen sluitend epidemiologisch bewijs inzake het risico op teratogeniteit na blootstelling aan ACE-remmers tijdens het eerste trimester van de zwangerschap; een kleine verhoging van het risico kan echter niet worden uitgesloten. Tenzij voortzetting van de behandeling met ACE-remmers noodzakelijk wordt geacht, moeten patiënten die een zwangerschap plannen worden overgeschakeld op een ander antihypertensivum dat een bewezen veiligheidsprofiel heeft voor gebruik tijdens de zwangerschap. Als een zwangerschap wordt vastgesteld, moet de behandeling met ACE-remmers onmiddellijk worden afgebroken en dient zo nodig een alternatieve behandeling te worden opgestart. Blootstelling aan ACE-remmers tijdens het tweede en derde trimester van de zwangerschap bij mensen kan foetotoxiciteit (verminderde nierfunctie, oligohydramnios, vertraagde ossificatie van de schedel) en neonatale toxiciteit (nierfalen, hypotensie, hyperkaliëmie)
10/18
Samenvatting van de productkenmerken
veroorzaken (zie rubriek 5.3). Als er blootstelling aan ACE-remmers heeft plaatsgevonden tijdens het tweede trimester van de zwangerschap of later, wordt aanbevolen de nierfunctie en schedel echografisch te controleren. Baby's van wie de moeder ACE-remmers heeft gekregen, moeten van dichtbij worden bewaakt op hypotensie (zie rubriek 4.3 en 4.4). Hydrochloorthiazide Er is beperkte ervaring met hydrochloorthiazide tijdens de zwangerschap, vooral tijdens het eerste kwartaal. Dieronderzoeken leveren onvoldoende gegevens op. Hydrochloorthiazide passeert de placenta. Op basis van het farmacologische werkingsmechanisme van hydrochloorthiazide kan gebruik tijdens het tweede en derde trimester de perfusie van foetus en placenta verstoren en bijwerkingen veroorzaken bij de foetus en neonatus, zoals icterus, verstoring van de elektrolytenbalans en trombocytopenie. Hydrochloorthiazide mag niet worden gebruikt voor zwangerschapsoedeem, zwangerschapshypertensie of pre-eclampsie, vanwege het risico op verlaging van het plasmavolume en hypoperfusie van de placenta, zonder gunstig effect op het beloop van de aandoening. Hydrochloorthiazide mag niet worden gebruikt voor essentiële hypertensie bij zwangere vrouwen, behalve in zeldzame situaties waarin er geen andere behandeling kan worden gebruikt. Borstvoeding Quinapril Uit de beperkte farmacokinetische gegevens blijkt dat zeer lage concentraties aanwezig zijn in de moedermelk (zie rubriek 5.2) Hoewel deze concentraties klinisch irrelevant lijken, wordt het gebruik van Co-Quinapril Sandoz niet aanbevolen bij moeders die borstvoeding geven aan een premature baby en tijdens de eerste weken na de bevalling, vanwege het hypothetische risico op cardiovasculaire en renale bijwerkingen en omdat er niet genoeg klinische ervaring is. Als de moeder borstvoeding geeft aan een oudere baby kan gebruik van Co-Quinapril Sandoz worden overwogen als de behandeling noodzakelijk is voor moeder en het kind wordt gecontroleerd op bijwerkingen. Hydrochloorthiazide Hydrochloorthiazide wordt in kleine hoeveelheden in de moedermelk uitgescheiden. Thiaziden in hoge dosering die een intense diurese veroorzaken, kunnen de melkproductie remmen. Het gebruik van Co-Quinapril Sandoz tijdens de periode van borstvoeding wordt niet aanbevolen. Als Co-Quinapril Sandoz wordt gebruikt tijdens de periode van borstvoeding, moeten de doseringen zo laag mogelijk worden gehouden.
4.7
Beïnvloeding van de rijvaardigheid en van het vermogen om machines te bedienen.
Dit geneesmiddel heeft een geringe tot matige invloed op het vermogen om voertuigen te besturen of machines te bedienen. Bij het besturen van voertuigen of bedienen van machines moet er rekening mee worden gehouden dat er soms duizeligheid of vermoeidheid kan optreden. 4.8
Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen werden met onderstaande frequenties vastgesteld tijdens een behandeling met quinapril en andere ACE-remmers : Zeer vaak (> 1/10) Vaak (> 1/100, < 1/10) Soms (> 1/1000, < 1/100)
11/18
Samenvatting van de productkenmerken
Zelden (> 1/10000, < 1/1000) Zeer zelden (< 1/10000, inclusief geïsoleerde gevallen) Niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald) Quinapril Systeem-/orgaanklasse Bloedlymfestelselaandoeningen Niet bekend
Bijwerking en
Immuunsysteemaandoeningen Niet bekend Voedingsen stofwisselingsstoornissen Vaak Psychische stoornissen Vaak Soms Zenuwstelselaandoeningen Vaak Soms Zelden Niet bekend Oogaandoeningen Soms Zeer zelden Evenwichtsorgaanen ooraandoeningen Soms Hartaandoeningen Soms Zeer zelden Bloedvataandoeningen Vaak Soms Niet bekend Zeer zelden Ademhalingsstelsel-, borstkasen mediastinumaandoeningen Vaak Soms Zelden Niet bekend
Agranulocytose, hemolytische neutropenie, trombocytopenie
anemie,
Anafylactische reactie
Hyperkaliëmie Insomnia Verwardheid, depressie, zenuwachtigheid Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie Transient ischaemic attacks, slaperigheid Evenwichtsstoornis, syncope, neuropathie Cerebrovasculair accident Amblyopie Wazig zicht
Vertigo, tinnitus Myocardinfarct, angina pectoris, tachycardie, hartkloppingen, asystolie Ritmestoornissen Hypotensie Vasodilatie Orthostatische hypotensie Raynaudfenomeen
Dyspneu, hoest, faryngitis, rinitis Droge keel, sinusitis, bovensteluchtweginfectie, bronchitis Eosinofiele pneumonitis, verergering van astma Bronchospasme In individuele gevallen bovensteluchtwegobstructie door angio-oedeem (kan fataal zijn)
Maag-darmstelselaandoeningen Vaak Soms
Braken, diarree, dyspepsie, buikpijn, nausea Flatulentie, droge mond of keel, spijsverteringsstoornissen, asthenie
12/18
Samenvatting van de productkenmerken
Zelden Zeer zelden Niet bekend Lever- en galaandoeningen Niet bekend Huidonderhuidaandoeningen Soms
Glossitis, constipatie, dysgeusie Ileus, angio-oedeem van de dunne darm Pancreatitis* Hepatitis, cholestatische icterus en
Zelden Zeer zelden Niet bekend
Skeletspierstelselen bindweefselaandoeningen Vaak Zelden Nier- en urinewegaandoeningen Soms Zelden Voortplantingsstelselen borstaandoeningen Soms Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak Soms Onderzoeken Vaak Niet bekend
Angio-oedeem, uitslag, pruritus, hyperhidrose, fotosensitiviteit Erythema multiforme, pemfigus, urticaria, Psoriasisachtige dermatitis, onycholyse Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse, exfoliatieve dermatitis, alopecia, fotosensitiviteitsreactie. Huidveranderingen kunnen gepaard gaan met pyrexie, spier- en gewrichtspijn (myalgie, artralgie, artritis), bloedvatontsteking (vasculitis), ontsteking van sereuze weefsels en bepaalde veranderingen van laboratoriumwaarden (eosinofilie, leukocytose en/of stijging van ANF, verhoogde bezinkingssnelheid)
Rugpijn, spierpijn Gewrichtspijn Nierdisfunctie, proteïnurie, urineweginfectie Hyperkaliëmie
Erectiestoornissen
Vermoeidheid, asthenie, pijn in de borstkas Veralgemeend oedeem, pyrexie, perifeer oedeem Verhoogde bloedspiegel van creatinine, verhoogde bloedspiegel van ureum ** Gedaald hemoglobinegehalte, gedaald hematocriet, daling van het hematocriet en het aantal WBC, verhoogde leverenzymen, verhoogde bloedspiegel van bilirubine. Bij patiënten met een congenitale G-6-Pdehydrogenasedeficiëntie zijn individuele gevallen van hemolytische anemie gerapporteerd
Hydrochloorthiazide De volgende bijwerkingen werden met onderstaande frequenties vastgesteld tijdens een behandeling met hydrochloorthiazide: Zeer vaak ≥ 1/10 Vaak ≥ 1/100 tot < 1/10 Soms ≥ 1/1000 tot < 1/100 13/18
Samenvatting van de productkenmerken
Zelden Zeer zelden Niet bekend
≥ 1/10.000 tot < 1/1000 < 1/10.000 (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald)
Systeem-/orgaanklasse Infecties en parasitaire aandoeningen Soms: Bloed- en lymfestelselaandoeningen Soms: Zelden: Zeer zelden: Voedings- en stofwisselingsstoornissen Vaak:
Soms Psychische stoornissen Soms: Zelden: Zenuwstelselaandoeningen Soms: Zelden: Oogaandoeningen Zelden: Evenwichtsorgaan- en ooraandoeningen Soms: Hartaandoeningen Soms: Bloedvataandoeningen Zelden: Ademhalingsstelsel-, borstkas- en mediastinumaandoeningen Zelden: Gastrointestinal disorders Soms: Zelden: Lever- en galaandoeningen Zelden: Huid- en onderhuidaandoeningen Zelden:
Zeer zelden:
Skeletspierstelsel- en bindweefselaandoeningen Soms:
Bijwerking Sialadenitis
Trombocytopenie Leukopenie, beenmergdepressie Neutropenie/agranulocytose, aplastische anemie, hemolytische anemie Elektrolytenstoornissen (zoals hyponatriëmie en hypokaliëmie), hyperurikemie, hyperglykemie, stijging van cholesterol en triglyceriden. Anorexie Slaapstoornissen, depressie Rusteloosheid Paresthesie, verlies van eetlust Duizeligheid Xanthopsie, tijdelijk wazig zicht. Vertigo Orthostatische hypotensie, hartritmestoornissen. Necrotiserende angiitis (vasculitis, cutane vasculitis).
Respiratoire distress (waaronder pneumonitis en longoedeem). Maagirritatie, diarree, constipatie Pancreatitis. Geelzucht (intrahepatische cholestatische icterus). Fotosensitiviteitsreacties, huiduitslag, urticaria, anafylactische reacties, toxische epidermale necrolyse. Cutane lupus erythematosusachtige reacties, heractivering van cutane lupus erythematosus.
Spierspasme.
14/18
Samenvatting van de productkenmerken
Nier- en urinewegaandoeningen Zelden:
Interstitiële nefritis, nierdisfunctie.
Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Soms: Zelden:
Asthenie. Pyrexie
4.9 Overdosering Er zijn geen gegevens over overdosering met Co-Quinapril Sandoz bij de mens. Symptomen De symptomen van overdosering zijn : toegenomen diurese, verstoorde elektrolytenbalans, ernstige hypotensie, bewustzijnsverlies (inclusief coma), convulsies, paresie, hartaritmie, bradycardie, nierinsufficiëntie. Behandeling Men dient maatregelen te nemen die gericht zijn op de absorptie (bijvoorbeeld maagspoeling, toediening van adsorbantia en natriumsulfaat maximum 30 minuten na de inname), en op het versnellen van de eliminatie in geval van recente overdosering. Indien hypotensie optreedt, dient de patiënt in shockpositie te worden gelegd, moet er zout worden toegediend en moet de bloedmassa worden hersteld. Behandeling met angiotensine II dient te worden overwogen. Gevallen van bradycardie of ernstige vagale reacties moeten worden behandeld met atropine. Gebruik van een pacemaker kan worden overwogen. De vocht-, elektrolyten- en zuur/basebalans moeten permanent worden gecontroleerd. In geval van hypokaliëmie, is de toediening van kalium noodzakelijk.
5.
FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN
5.1
Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische groep : ACE-remmers en diuretica, ATC Code :C09BA06 Co-Quinapril Sandoz is een vaste combinatie van quinapril, een ACE-remmer, en hydrochloorthiazide, een bloeddrukverlagend diureticum. De gelijktijdige toediening van deze stoffen verlaagt de arteriële druk in hogere mate dan een ander bestanddeel dat in monotherapie wordt toegediend. Zoals voor andere ACE-remmers geldt, kan quinapril het kaliumverlies inherent aan het gebruik van hydrochloorthiazide tegengaan. Quinapril wordt gehydrolyseerd tot de actieve metaboliet, quinaprilaat, een krachtige langdurig werkzame remmer van het angiotensine-conversie-enzym (ACE) in plasma en in de weefsels. Het angiotensine-conversie-enzym (ACE) katalyseert de conversie van concentraties angiotensine-I en angiotenisne-II, een krachtige vasoconstrictor. De inhibitie van het ACE leidt tot een verminderde concentratie van angiotensine II en tot een verlaagde aldosteronsecretie ; ook het metabolisme van bradykinine wordt vermoedelijk geïnhibeerd. In klinische studies werd vastgesteld dat quinapril neutraal is op het vlak van lipiden en geen effect heeft op het metabolisme van glucose. Quinapril vermindert de totale perifere weerstand en de weerstand van de ateria renalis. Over het algemeen zijn er geen klinisch significante wijzigingen in het renale bloeddebiet noch in de glomerulaire filtratie. Quinaprilaat induceert een vermindering van de arteriële druk in buikligging, in zittende of rechtopstaande positie. Het maximale effect wordt bereikt 2 tot 4 uur met de aanbevolen doseringen. Bij sommige patiënten treedt het maximale hypotensieve effect pas na 2 tot 4 weken behandeling op. In dierlijke modellen van
15/18
Samenvatting van de productkenmerken
hypertensie werd bij gebruik van quinapril een verminderde linker ventrikel hypertrofie vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar in verband met de morbiditeit en de mortaliteit. In een gerandomiseerde klinische studie met streefdoseringen van 2,5, 5, 10 en 20 mg quinapril bij 112 kinderen en adolescenten met hypertensie of een hoog normale bloeddruk gedurende 8 weken (2 weken dubbelblind en 6 weken extensie) werd de primaire doelstelling van verlaging van de diastolische bloeddruk na 2 weken niet bereikt. Wat de systolische bloeddruk alleen betreft (secundair eindpunt van doeltreffendheid), was er na 2 weken een statistisch significante lineaire dosisrespons met een significant verschil tussen quinapril 20 mg 1x/d en de placebogroep. De langetermijneffecten van quinapril op de groei, de puberteit en de algemene ontwikkeling werden niet onderzocht. Hydrochloorthiazide is een thiazidediureticum en een bloeddrukverlagend middel dat de plasmarenineactiviteit verhoogt. Hydrochloorthiazide vermindert de renale absorptie van elektrolyten in de distale tubuli en verhoogt de excretie van natrium, chloride, kalium, magnesium, bicarbonaat en water. De excretie van calcium kan verminderd zijn. De gelijktijdige toediening van quinapril en hydrochloorthiazide induceert een sterker bloeddrukverlagend effect dan wanneer deze producten in monotherapie worden toegediend. 5.2
Farmacokinetische eigenschappen
Quinapril De biobeschikbaarheid van de actieve metaboliet quinaprilaat, vertegenwoordigt 30 tot 40% van de oraal toegediende dosis quinapril. De plasmapieken worden na ongeveer 2 uur bereikt. De absorptie van quinapril wordt niet beïnvloed door de gelijktijdige inname van voedingsstoffen; een buitensporig hoog vetgehalte van de voedingsstoffen kan de absorptie echter wel beïnvloeden. Ongeveer 97% van de actieve stof wordt gebonden aan plasmaproteïnen. Bij herhaalde toedieningen, heeft quinaprilaat een halfwaardetijd van 3 uur. De steady state wordt bereikt na 2 tot 3 dagen. Quinaprilaat wordt ongewijzigd renaal geklaard. De klaring bedraagt 220 ml/min. Bij patiënten met een nierdisfunctie is de halfwaardetijd van quinaprilaat langer en zijn de plasmaspiegels van quinaprilaat hoger. Bij patiënten met een ernstig verstoorde leverfunctie zijn de concentraties quinaprilaat lager als gevolg van de verminderde hydrolyse van quinapril. De farmacokinetiek van quinapril werd onderzocht in een studie met een eenmalige dosis (0,2 mg/kg) bij 24 kinderen in de leeftijdsgroep van 2,5 maanden tot 6,8 jaar en in een studie met multipele doses (0,016-0,468 mg/kg) bij 38 kinderen in de leeftijdsgroep van 5-16 jaar die gemiddeld 66-98 kg wogen. Zoals bij volwassenen werd quinapril snel omgezet tot quinaprilaat. De quinaprilaatconcentraties bereikten doorgaans een piek 1 tot 2 uur na toediening en daalden met een gemiddelde halfwaardetijd van 2,3 uur. Bij zuigelingen en jonge kinderen is de blootstelling na een eenmalige dosis van 0,2 mg/kg vergelijkbaar met die bij volwassenen na een eenmalige dosis van 10 mg. In een studie met multipele doses bij kinderen van schoolgaande leeftijd en adolescenten stegen de AUC- en de Cmax-waarden van quinaprilaat lineair met de dosering van quinapril uitgedrukt in mg/kg.
Borstvoeding
16/18
Samenvatting van de productkenmerken
Na één orale dosis van 20 mg quinapril bij zes vrouwen die borstvoeding gaven, was de M/P-ratio (verhouding melk tot plasma) voor quinapril 0,12. Vier uur na de dosering werd er geen Quinapril aangetroffen in de moedermelk. Het gehalte quinalaprilaat in de moedermelk was niet-detecteerbaar (< 5 µg/l) op alle tijdstippen. Een baby die borstvoeding krijgt zou naar schatting ongeveer 1,6% van de gewichtsgecorrigeerde dosering van de moeder krijgen. Hydrochloorthiazide De biobeschikbaarheid van hydrochloorthiazide bedraagt 60-80%. Het diuretisch effect treedt op twee uur na de toediening en bereikt een maximaal effect na ongeveer 4 uur, om vervolgens 6 tot 12 uur aan te houden. Hydrochloorthiazide wordt in ongewijzigde vorm door de nieren uitgescheiden. De gemiddelde plasmahalfwaardetijd schommelt tussen 5 en 15 uur. De halfwaardetijd van hydrochloorthiazide is langer bij patiënten met een gewijzigde nierfunctie. 5.3
Gegevens uit het preklinische veiligheidsonderzoek
Uit het preklinisch onderzoek blijkt geen specifiek risico voor mensen op basis van conventionele studies naar veiligheidsfarmacologie, herhaalde doses toxiciteit, genotoxiciteit en carcinogeen potentieel. Er werden geen studies verricht naar de genotoxiciteit of de carcinogeniciteit van de combinatie van quinapril met hydrochloorthiazide. Onderzoek naar de reproductietoxiciteit bij de rat toont aan dat quinapril en/of hydrochloorthiazide geen negatieve effecten hebben op de fertiliteit en op de voortplanting en dat deze stoffen niet teratogeen zijn. Er werd aangetoond dat de klasse van ACE-remmers foetotoxisch zijn (ze veroorzaken afwijkingen en/of sterfte van de foetus), wanneer ze worden toegediend tijdens het tweede of het derde trimester. 6.
FARMACEUTISCHE GEGEVENS
6.1
Lijst van hulpstoffen
Kern van de tablet Magnesiumcarbonaat, zwaar Calciumwaterstoffosfaat, watervrij Gepregelatiniseerd zetmeel (maïs) Natriumcroscarmellose Magnesiumstearaat Filmomhulling Hydroxypropylcellulose Hypromellose Titaandioxide (E 171) Macrogol 400 Geel ijzeroxide (E 172) Rood ijzeroxide (E 172) 6.2
Gevallen van onverenigbaarheid
Niet van toepassing. 6.3
Houdbaarheid
17/18
Samenvatting van de productkenmerken
2 jaar. 6.4. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 30°C 6.5
Aard en inhoud van de verpakking
Blisterverpakkingen (Aluminium/polyamide/PVC) : 10, 14, 20, 28, 30, 42, 50, 56, 98, 100 en 500 (5 x 100) tabletten. Tablettencontainer (polypropyleen): 250 tabletten. Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6
Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Geen bijzondere vereisten.
7.
HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Sandoz nv/sa Telecom Gardens Medialaan 40 B-1800 Vilvoorde
8.
NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Co-Quinapril Sandoz 10/12,5 mg filmomhulde tabletten: BE269902 (tablettencontainer) Co-Quinapril Sandoz 10/12,5 mg filmomhulde tabletten: BE269911 (blisterverpakking) Co-Quinapril Sandoz 20/12,5 mg filmomhulde tabletten: BE269884 (tablettencontainer) Co-Quinapril Sandoz 20/12,5 mg filmomhulde tabletten: BE269893 (blisterverpakking) Co-Quinapril Sandoz 20/25 mg filmomhulde tabletten: BE269875 (tablettencontainer) Co-Quinapril Sandoz 20/25 mg filmomhulde tabletten: BE270566 (blisterverpakking) 9.
DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING
Datum eerste verlening van de vergunning : 01.09.2006 Datum van hernieuwing van de vergunning : 10.
DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
06/2011 Goedkeuringsdatum: 08/2011
18/18