1 De jongste dag Elke dag is de jongste dag. Toch moet je naar je werk. De jongste dag is een paar uur oud, maar het is nog vroeg, heel vroeg, altijd en eeuwig te vroeg. Jij bent weer eens wakker op het verkeerde moment. He, het licht is nog aan. Als jij niet zou werken, zou je de nacht de dag laten worden. Eigenlijk zou je dit buitenkansje moeten benutten, nu moeten opstaan en de energie die je paraat hebt om moeten zetten in acties. Aan zo’n verrijzenis kun je wel denken, maar uitvoeren daar mis je de mentale veerkracht voor. Ja, De Winter, terwijl jij je uitrekt en dan het dekbed weer tot aan je kin optrekt, denk je aan wat deze dag komen gaat. Je gaat het uitmaken. Nu is het uit. Stop. Basta. Je wilt het niet meer horen. Je wilt er niets meer over horen. Met het hogere snoert Emma toch altijd iemand de mond. Daar valt niet tegenop te boksen. Dat hou je niet vol. En je hebt het al zolang volgehouden. Maar nu niet meer. Uit. Uit is het. Je denkt trouwens teveel aan andere dames. Dat is niet eerlijk, je kunt het je niet langer veroorloven. Het kost je je rust. Als ze de waarheid wist zou ze heel verdrietig zijn. Dat moet je voor zijn, want dat kun je haar niet aandoen. Niet langer die zachte aanpak. Vanmiddag heb je met haar afgesproken. Dan gaat het gebeuren. En dan droom je. Er loopt vocht vanuit je oksels, druppel na druppel, druppels die dan langs je borst weer verder glijden. Al snel kabbelen hele beekjes over je onderlichaam. Je brede onderarmen en lange, maar stevige handen en
1
vingers worden overdekt door fijne druppeltjes. Het water loopt vanaf je voorhoofd langs je neus. Het jeukt, maar je kunt je handen niet gebruiken. Net als vroeger bij de kapper. Met fijne haartjes aan je neus. Maar je moest wel stil blijven zitten. En je handen lagen onder het kapperslaken. Nu kun je ook niet meer bewegen. Je kijkt naar de grote klok. Nog vijf minuten en je zal je nooit meer bewegen. Minder dan vijf minuten. Je hebt nu spijt dat je de zwarte kap geweigerd hebt. Vier, lange, minuten. Geen gedachten, nog steeds geen bevrijdende gedachten. Ook niet de film van je leven. Geen projectie. Het scherm blijft leeg. Maar ben je dan niet de regisseur van de film en kun je niet bepalen hoe dit toneelspel verloopt? Als je je ogen sluit, dan besta je toch eigenlijk niet? Hou op, je lijkt wel een kindje dat verstoppertje speelt door een handje voor de ogen te houden. De beekjes worden stromen. De minuten, drie. Door en door nat. Niets is erger dan schuldloos gestraft te worden. En er is geen weg terug. De doodstraf. De aanklacht, je weet het niet. Niet meer. Je weet echt niet wat je misdaan hebt. Stromen worden rivieren. Nog twee minuten. Dat iemand zo nat van zijn eigen vocht kan worden. Maar het gebeurt nu, met jou. Onherroepelijk. Zou er net zo’n gapend gat voor je liggen, als dat waar je eens vandaan bent gekomen? Onherroepelijk, je kunt er niets aan veranderen. Er was eens een meisje op een bruiloft. Zij vertelde je over
2
haar moeder die gestorven was na een lange periode van dementie. Het meisje beweerde dat de mens voor de geboorte al bepaalt hoe zijn leven gaat verlopen. Haar moeder had de dementie dus gewild, van tevoren gepland. Een hele troost. Dan heb jij wel een foutje gemaakt toen je min twee was. Had je nou maar een cursus positief denken gevolgd. O ja, nog om je eigen grapje lachen ook. Toe nou maar. Je gaat positief denken. Je hebt de leiding en jij wilt dit niet. Er komen drie mannen om je heen staan. Ze kijken langs of door je heen. Genade is in hun ogen niet te zien. De laatste minuut. De allerlaatste. Je doet je ogen dicht. Je hoort één van de mannen met een zwaar Amerikaans accent praten. Je verstaat niet wat er gezegd wordt. Jouw kennis van het Engels laat je nu in de steek. Je bent alleen, definitief alleen. Je voelt je hoofd warm worden. Het vocht dat nu over je lichaam loopt is warm. Het is of je in de tijd vooruit kunt kijken. Je ziet een ouderwetse begrafenisstoet. Een wagen. Stapvoets. Mensen daarachter. Jij ziet Emma. Ze loopt voorovergebogen. Ze huilt niet. Zij ziet er intens verdrietig uit ook al kan jij haar gezicht niet zien. Jij weet waarom zij verdrietig is. Niet om wat geweest is. Maar om wat komen gaat. Om hetgeen nu niet meer ongedaan kan worden gemaakt, al zou zij haar eigen bloed ervoor geven. Och, wat houdt zij van jou. Het graf ligt open. Jij buigt je ver voorover om de bodem te kunnen zien. Te ver voorover. Je verliest je evenwicht en valt. Het is voorbij. Het is te laat. Nooit meer de mogelijkheid om jezelf te beteren.
3
Het licht heb jij nog niet uitgedaan. Het dunne pocketboekje heb jij nog in je hand. De kaft van het boekje en de eerste drie bladzijden zijn verfrommeld. Wat ben jij nu aan het lezen? Lezen? Ach wat lees jij tegenwoordig nog. Een halve bladzijde en jij valt in slaap. Word jij wakker dan kun jij weer overnieuw beginnen. “Ik was als een jongetje dat op het strand speelt en terwijl ik mijzelf vermaakte in het hier en nu, zo vond ik een gladdere kiezelsteen of een mooiere schelp dan normaal, lag de grote oceaan van de waarheid onontdekt voor mij.” Mooi. En dat als citaat voorin een roman. Maar heeft niets met de doodstraf te maken. Doodstraf, hoe kom jij daar nu bij? Op vakantie opgepakt voor een daad waar jij je voor schaamt maar jij hebt het niet gedaan? Jij voelt de schande nu nog, alsof het echt is. Eigenlijk briljant, dromen. Meer dan een gratis huisbioscoop. Het zijn kundig gemaakte doch ontoegankelijke A films en verschrikkelijke B films. En je mag er nog in meedoen ook. Daar steekt virtuele realiteit toch maar bleekjes bij af. Wel jammer dat jij je dromen zo slecht kunt vasthouden. En als het al lukt dan moet jij ze gelijk in woorden omzetten, dat is het beste. En dan die woorden opschrijven. Of aan iemand vertellen, al is het maar aan jezelf. De enige manier om ze te behouden. Jij hebt eens een periode gehad dat jij heel erg je best deed om dromen op te schrijven. Heb jij nog twee, of drie dromen aan overgehouden, na twintig of meer jaar. Maar de laatste tijd? Die droom over Ierland. Die lift van die dokter van tachtig jaar. Dat die man nog mocht rijden. Ach, dat is een levensecht detail, want dat heb jij zelf meegemaakt. Meerdere
4
malen heb jij al liftend in Ierland bij rijonbekwame want bijvoorbeeld dronken mensen in de auto gezeten? Met dertig kilometer per uur over die smalle weggetjes, jezelf voorhoudend dat jij je geen zorgen hoefde te maken. Jij hebt een keer met twee oude vrouwen in een wel heel oude auto gezeten. Jij was net wakker en opgestaan toen jij die lift kreeg. Jij had nog niet eens ontbeten. Nou, twee uur later was jij ook dronken hoor. We tuften van pub naar pub. Echt niet harder dan die dertig kilometer per uur, als het niet langzamer was. Zeven uur later was jij waar jij wezen moest, twintig kilometer verderop. Maar dan ben jij alleen, dan accepteer jij dat. Bij die dokter zat jij met meerdere mensen van je werk in de auto. Karel, en dan noem je gelijk iemand die in deze Ierse film echt niet thuishoort. Hij komt hoogstens in Ierland om op zalm te vissen, te duiken en om whiskey te drinken. De opperbazin, ook al heeft zij wel een Iers klinkende naam, Siopa. Veel te zakelijk voor Ierland. Gelukkig is Ronaldo er ook bij. Hoewel, gelukkig, die snapt er ook geen barst van, die steekt ook heel anders in elkaar dan jij. Maar hij steekt wel leuk in elkaar. We zijn met teveel mensen die geen geduld hebben. Te kritisch. Reageren te snel op wat jij zegt. Als het niet direct lijkt te kloppen, niet ronduit logisch is, dan. Je moet te snel de rationeel juiste argumenten leveren. Dan sla jij dicht. Ze vertrouwen niet dat jij uiteindelijk met een tastbaar bewijs komt. Wees toch duidelijk! Maar dat kan toch niet altijd, één, twee, drie. Soms heeft dat tijd en geduld nodig en gaat dat met omwegen waarvan achteraf pas duidelijk wordt waarom ze genomen moesten worden..
5
Het is heel stil in de auto van de dokter. En wat draait die man moeilijk de bochten in. Jij moet wat zeggen. Verduidelijken. Anders geloven ze niet dat Ierland anders is. Dat er andere wetten gelden en dat de mensen anders zijn. Maar dat vind jij zelf ook al lang niet meer. Ierland is nu ook opgestoten in de vaart der volkeren. Het echte Ierland is ook al niet meer. Het is net zo overgeorganiseerd als bij ons. De meeste herinneringen zijn in korte tijd vernietigd. Van die verengelste pubs. Weer zo’n onmogelijke bocht. Oei, maak jij je toch zorgen. Opeens, een veld vol mensen in overall. “Kijk nou eens,“ zeg jij in je beste Engels, “Zie je wel dat Ierland Ierland niet meer is. Tien man tegelijkertijd aan het werk in dezelfde wei. Dat zou je dertig jaar geleden nou nooit gezien hebben.” De dokter is doof, hoort het niet. De anderen kijken je aan of jij gek bent. De wekker geeft vijf uur aan. Het is doodstil in de kamer. Buiten ook. Emma. Jij weet dat zij van jou houdt. Maak jij het dan uit? Jij houdt haar eigenlijk alleen maar voor de gek. Jij wilt eigenlijk niet meer naar haar luisteren. Niet omdat jij haar niet waardeert. Jij bent verkeerd begonnen. En dat heb jij al die jaren niet ongedaan kunnen maken. Niet volwassen. Jij hebt je laten leiden. Door haar kordate optreden dat eindigde in de vorm van een vraag. Ja, zei jij, ja. Makkelijk antwoord. Maar de daden bij het woord voegen? Jij gaat uit bed. Je legt het dekbed aan het voeteneinde, om wat te drogen. Je vindt het niet vreemd dat het bed zo vochtig is. Dat heb je wel vaker. Jij doet je kletsnatte pyjama
6
en onderbroek uit. In de badkamer droog jij je af voordat je een schone onderbroek aandoet. Jij gaat voor de spiegel staan. En wat valt als eerste op?Je droeve ogen. Je ogen zijn oud. Oneindig veel ouder dan jijzelf bent. Je ogen doen je denken aan foto’s die jij eens gezien heb in een tot expositieruimte omgebouwde kapel. Dat waren vergrote afbeeldingen van de ogen van olifanten. Ook al waren die ogen ingelegd in een bed van grijze prehistorische rimpels, het waren ogen die alles al eens gezien hadden. Jij kunt wel een grimeur gebruiken. Iemand die de doffe huid wat oppoetst, die ook zorgvuldig de kale plekken kan wegwerken. Zo kort geknipt valt het trouwens nog mee met de kale plekken, maar wel behoorlijk grijs al aan de slapen. Niet van dat gedistingeerde grijs, wat sommige mannen zo’n van nature manager voorkomen geeft. Integendeel, het is van dat grijs, dat je echt je best moet doen om wat gedaan te krijgen. En dan lijkt deze spiegel altijd een toverspiegel die jou voorliegt. De spiegels op het toilet op het werk liegen nooit. Jij blijft in de spiegel kijken. Jij zit achterste voren bij de kapper! Geintje. Gewoon op z’n Hollands, goedkoop, de tondeuse er overheen. Manneke, manneke, wat zie je eruit. Niet te geloven. Wat doet zo’n aasgierkopie toch op zo’n kolossaal lichaam. Recht die rug. Rechter. Sta toch niet zo krom, man. Rechtop lopen, ontzag afdwingen met al die kilo’s. Heb je niet voor niets zo hard aan gewerkt. Dat telt echt wel mee. Wat zei die lerares op school ook altijd weer. Drie tips. Voor het slapen gaan en na het tanden poetsen met koude thee spoelen. Nooit gedaan, maar
7
dat is in het fluorideertijdperk ook niet meer nodig. Met blote voeten op een handdoek gaan staan en dan met je tenen proberen de doek op te tillen. Tegen platvoeten. Nooit gedaan. Al had jij verzakte voorvoeten. En een stok vastklemmen tussen je holle rug en je armen. Krijg je vanzelf een mooie houding. Dat had jij moeten doen. Gaaf mens, trouwens. Proefwerken altijd vol rode strepen en erboven: “Je hebt er niets van begrepen, Manus.” En dan kreeg je een acht als cijfer. Waarom ben jij niet als de grote, kleine vrouw, Marianne Siopa. Die vrouwelijke tegenhanger van Napoleon, op bedrijfsniveau. Die vleesgeworden vrouwtjesboeddha van één meter zestig maximaal. Dacht je dat die zich ooit druk maakte over haar uiterlijk. Ben je gek. En dan breng jij toch echt meer centimeters en kilo’s mee. En wat dacht je van Karel. Lang geen Napoleon. Eerder een Machiavelli. Armen en benen als bamboestokken. Kleine voeten, toch een massief bovenlichaam en een geweldige snor. Jij krijgt een warm hoofd. Lichaamswater loopt uit de poriën juist onder je onzichtbare haargrens. Dat had jij ook op die afscheidsreceptie van een paar dagen geleden. Twee slokken lauw bier en jij had het gevoel dat jij al dronken was. En tot overmaat van ramp kwam die nieuwkomer Dolle Tinus als eerste op je af om jou hartelijk de hand te schudden. En wat jij ook deed, jij kreeg hem niet meer weg. Die jongen werkt net twee maanden bij ons. Ging praten over zaken die jou in het geheel niet interesseren. Is niet te stuiten. Is volstrekt ongevoelig voor afwijzende signalen. Ziet niet dat jij tegelijkertijd vijf andere gesprekken, het liefst die
8
van de dames, probeert te volgen. Dat jij alleen uit beleefdheid af en toe ja knikt. En wat zei hij nou? Dat jij er nog vief bijliep voor een vroege zestiger? Als jij nu een jolig iemand was geweest, dan had jij tegen hem gezegd dat jij er al voor minder in elkaar heb geslagen. Nee. Jij doet het veel subtieler natuurlijk. Jij geeft hem een bijnaam. Maar jij zeg niets, helemaal niets. Mensen maken maar opmerkingen tegen je. Niet te geloven eigenlijk. Ach ja, je lacht maar eens, maar je snapt eigenlijk niet hoe ze durven. Over je kleding. Waar bemoeien ze zich mee? Als je een shirt met verticale strepen draagt, doet het pijn aan de ogen. Effen, dan is het saai. Bloemen, dan is het weer een zigeunershirt. Vervolgens mag je het ook niet langer dan een dag per werkweek dragen, anders ben je een viezerik. Alhoewel, dát zeggen ze niet waar je bij staat. Iemand is de kamer nog niet uit, of in de gang de hoek nog niet om, of. Nou ja, jij doe het ook. Heerlijk toch eigenlijk, vooroordelen. Roddelen. Laat jou sandalen met sokken zien en dan het liefst nog een zwart polstasje erbij en het komt nooit meer goed. Of geef jou de combinatie van macht en holle praat. Als jij je gedachten daarover nu eens voor je kon houden. Normaal gesproken likt men naar boven. Jij trapt op de verkeerde momenten naar boven en likt naar onderen. Vind je het gek dat jij in de problemen komt? Ach man. Je barst van de vooroordelen. Als iemand het maar waagt om een gelikt zelfverkooppraatje te beginnen, dan luister jij al niet meer. Dan vind jij dat geklets. Vermorzelde je ze dan maar. Maar nee hoor. Jij laat je wegdrukken. Jij laat je domineren door
9
nietszeggende figuren. En bij dominante mensen waag je het juist wel om kritiek te hebben of besmuikt afkeurend te lachen. Maar dan kun je niet tegen ze op als het erop aankomt. Dan verlies je het en ben je ook de klos. Ach wat. Denk liever aan positieve vooroordelen. Een mooie vrouw kan geen kwaad bij je doen. Een aparte glimlach is genoeg. Of een briljant gebit, mooie handen. Een oogopslag. Ook al is het een kreng. Als iemand eenmaal door jou gebrandmerkt is dan lukt het diegene eigenlijk niet om die tekening ooit nog kwijt te raken. Dat is alleen mogelijk als jij toevallig dagelijks met de gebrandmerkte geconfronteerd wordt. Veroordeeld tot langdurige en intensieve samenwerking. Ja, dan moet je wel eens je eerste indruk herzien. Wees maar eerlijk, makker, dat gebeurt vaak genoeg! Jij droogt je voorhoofd weer met een nieuwe handdoek. Je loopt de slaapkamer weer in en glijdt uit over een krant die op de grond ligt. Met je neus valt je bovenop een krantenkop. “Hypochonder denkt bij diarree direct aan kanker.” Jij bent zo hypochondrisch aangelegd dat jij bij het lezen van zo’n artikel gelijk denkt dat jij een hypochonder bent. Je staat op en propt de krant in elkaar, maar ziet nog net: “Twee Duitse toeristen op het strand door bliksem getroffen.” Temidden van duizenden? Dan vraag jij je toch wel af waarom juist zij? Waarom niet één Duitse toerist en een inwoner uit Hoofddorp of Dronten? Twee Duitse toeristen, dat geloof je toch niet? Maar ja, wat geloof je de dag van heden nog wel. Er waren wel duizend of meer mensen aanwezig. Dan zijn er wel getuigen. Oké, maar waren er in Ierland jaren geleden ook niet duizenden die getuigden dat zij
10
Mariabeelden zagen wuiven. Hoor je niets meer van. Als ze het nou zouden ondersteunen met een film. Ja dan? Zegt ook niets meer. Is ook al lang niet meer te vertrouwen. Vroeger ook niet trouwens. Geslachtsdelen en hele mensen verdwenen door de kunst van het retoucheren. Je kunt het niet meer bijhouden, hè. Je wordt oud, jongen. Het leuke is dat met het klimmen der jaren niets je meer uit je evenwicht zou moeten kunnen brengen. Nou, dat is bij jou net omgekeerd. Jij wordt zelfs nog geshockeerd door een berichtje uit een of andere Engelse krant, dat een doorsnee huisvrouw tegen betaling een miniatuur camera in zich heeft laten plaatsen, zodat de rest van de wereld kan meegenieten van het moment dat ze seks heeft met haar man. Altijd leuk onderwerp om met de meisjes over te praten. Of met Ronaldus. Onthouden. Of zal jij het eens bespreken met het nieuwste voorwerp van je begerigheid. Au, wat krijgen we nou, wat is dat voor een steek in de buik? Jij strompelt de paar meter naar de badkamer weer terug en schopt je onderbroek uit. Nog net op tijd. Pfuh. Goedemorgen, het lijkt wel pis. Een straal als van een vrouw die zit te plassen. Net zo ongericht. Naar achteren vegen, dames! Let op de bacteriën. Hebben wij gelukkig geen last van. Handig zo’n uitwendig buisje. Loop je wel weer mee te slingeren. Bloot is het esthetisch beslist een stuk minder. Begrijp eigenlijk niet waarom sommige dames durven beweren dat wij het zoveel makkelijker hebben. “Jullie kunnen het altijd achter een boom doen, of in de bosjes. Wij niet.” Vergeten wel dat als zij gaan zitten je alleen maar een
11
pietsje van de billen ziet, verder niets. En wij staan daar maar met dat lullige slangetje. En dan heb jij nog geluk met je maatje, want onder je buik lijkt hij al gauw kleiner dan hij in werkelijkheid is. Die kerel in Dublin toen. In de plee. Onder de grond daar bij dat station, Euston of Connolly. Die had pech. Als een hengst. Ongelooflijk wat die man in zijn handen hield. Moest hij wel laten zien. Net als Basse. Die Roeltje Basse toch. Wat is daar van terechtgekomen? Was jij toch maar vijf en hij zes. Hij wilde altijd zien, en gezien worden. Net zes en dan al met die grootte gezegend. Wat een straf. Jij begrijpt toch niet dat dát voor dames ook maar enige aantrekkingskracht kan hebben. Zeker omdat het er knullig uitziet. Zal wel vertederend werken, anders is het toch niet te verklaren. Gelukkig maar. Voor homofiel zou jij echt niet geschikt zijn. Moet je toch niet aan denken, dat je zo’n rare lolly langs achteren naar binnen krijgt. Laat staan voor de lol in je mond. Als jij dame was, dan hadden ze een kwaaie aan jou. Ze kwamen er niet in. Maar ja, jij hoort bij het knullige geslacht. En dan nog wel bij de knulliger der knulligen. En toch lopen er nog achter je aan? Wees toch wijzer vrouwen! Doe het toch niet. Zoek toch liever zelf weer een leuke, mooie, sterke vrouw op. Dat is veel beter. Geloof mij. Ook in het algemeen belang. Overbevolking? Lost zich vanzelf op. Echt waar. Plus, de knullen gaan wél een toontje lager zingen. Hou je ze gewoon een poosje tegen de slijpsteen. Kunnen jullie het uiteindelijk toch niet laten wat diensten te verlenen? Doe het dan tenminste in ruil voor de macht. Krijgen jullie zó in handen!
12
Jij staat op en veegt je billen schoon. Een heel karwei. Pechvogel die jij bent. Karren papier. Zou toch handiger moeten kunnen. Van voren naar achteren dames. Er zijn erbij die het met twee of drie velletjes af kunnen. Zo hoort het eigenlijk wel. En reukloos moet het ook zijn. Nou vergeet het maar. Klaar. Je trekt het toilet door en wilt de deur open doen. Een pijnscheut laat jou weer zitten. Spuit er maar uit joh. Wat kan jou het schelen. Toe maar, je hebt er voor betaald. Normaal gesproken kun je de eigen stank toch wel velen, maar dit! Begrijp jij nou waarom je zo dik bent? Net een holle buis. Je bent toch niet meer dan een holle buis? Aan de ene kant duw je er voedsel in. En met het erin proppen komt, wat er nog in zit, aan de andere kant net zo hard er weer uit zetten. Weet jij hoe lang dat proces duurt? We zijn toch echt niets anders dan een buis. Een worm die zich door de aarde graaft. Van voren gaat het erin. Van achteren komt het eruit. Zou leuk zijn, als wij van die zandslingertjes achter ons zouden laten. Net als je op de wadden ziet als ze droogvallen. Hebben we eindelijk betekenis voor moeder Aarde, structuur van de grond verbeteren. Floep, ah, ja! Toe maar. Spetter de spetter. Toch maar eens naar de dokter? “Dokter, mijn ontlasting is de laatste tijd wat rommelig en het stinkt zo.” “Heeft u laatstelijk uw eetgewoonten veranderd?” “Neen, dokter, niet dat ik weet. Af en toe komt er zelfs een tipje bloed mee. Al is er geen peil op te trekken wanneer. Ik heb het idee dat het voorkomt na het eten van hete spijzen. En als ik teveel heb gedronken.”
13
“Dan zullen we maar eens rectaal bekijken of er sprake van een beschadiging is.” “Dank u wel, dokter.” Sommige mensen laten toch drollen achter, zo groot, dat ze die niet eens weggespoeld krijgen. Dan vraag jij je echt af hoe de boel onbeschadigd kan blijven en hoe het er doorheen kan. Net als het geboortekanaal. Nou ja, onbeschadigd? Relatief dan. Zou je bij ontlasting ook minieme bloedingen veroorzaken, net als bij de gemeenschap? Prachtig woord. En oud sperma, is dat ook nog aids overdragend? Oudere vrouwen en ongelukkige kinderen, typisch mannelijk standpunt. Neen. Oud sperma en zij die simpel van geest zijn, niet ongelukkige kinderen. Wie zegt jou dat ze ongelukkig zijn? Wij zijn ongelukkig! Omdat wij ons van zoveel bewust zijn. Regelmatig doen, dan maar. Regelmatiger doen. En anders met de hand vers houden dat spul, om de kans te verkleinen. Onan was zo gek nog niet. Meestal poep en denk jij in de tijd van de baas, ja. Vast tijdstip. Na de lunch. Echt maar eens naar de dokter gaan. Ezeltje strek je. Zal jij vanmiddag nou weer moeten? Of is je systeem volledig in de war? Op. Vegen. Doortrekken. Klaar. Jij loopt de slaapkamer weer in. De wekker staat op zes uur. Naar bed gaan heeft geen zin meer. Jij kunt nu beter gaan douchen. En dan eens een goede beurt maken op het werk. Vroeg op het werk. Als jij niet wacht op de intercity, maar de
14
stoptrein de alternatieve kant op neemt, maak jij die reis ook eens mee en ben jij mooi als eerste aanwezig. Wie eenmaal de naam heeft, hoeft nooit meer vroeg op te staan. Douchen dus! Had jij ook niet twee handdoeken vuil hoeven te maken. Jij gaat onder de douche staan. Had jij ook mooi wat papier kunnen besparen. Schoon wordt het toch wel. Jammer dat de waterdruk op deze hoogte wat aan de lage kant is. Drup. Drup. Kan het niet wat harder? Net een Zwitserse waterval, maar niet heus. Verleden maand was wel leuk, die Zwitser. Heette niet voor niets meneer Zott. Wat een schitterende introductie voor een financieel pakket. Hij begon met een prachtig Zwitsers accent. “Gentlemens!” Dat is toch al niet serieus meer te nemen. Dan kun jij al niet meer luisteren hoor. Jij droogt je, trekt je kleren aan, pakt je tas met het brood dat je de vorige avond reeds hebt klaargemaakt, gaat de voordeur uit en loopt de portiektrap af. Je bewoont de zolderetage van een pand aan een rustige gracht in een oud gedeelte van de binnenstad. Je houdt van de buurt, de kleine straatjes en winkeltjes. Als het mooi weer is geeft je buurtje je een vakantiegevoel. Bootjes op het water. Wat drinken op een terrasje. Flarden van gesprekken opvangen. Jij loopt de altijd krakende trap af. Je doet dit zo voorzichtig mogelijk om de buren niet wakker te maken. De
15
deur van meneer Glorius staat open. Jij twijfelt of je voorbij zal lopen of niet. Meneer Glorius is een communist van de oude stempel. Meneer Glorius is van oorsprong een Vlaming, maar hij is al zo lang geleden naar hier verhuisd dat dát, tot een paar maanden geleden voor zijn hersenbloeding, aan zijn taalgebruik in ieder geval niet meer te horen was. Het is een klein, tonrond mannetje met een grote, blauwe puist op zijn onderlip. Tot voor kort rookte hij de hele dag dikke sigaren. Hij zei dan altijd tegen jou dat jij toch echt moest stoppen met sigaretten roken. Jij rookt helemaal niet meer. Hij stopte jou dan steevast een sigaar in de hand met de mededeling dat hij al vanaf zijn vijfde jaar bolknakken rookt en dat als het sigaretten waren geweest hij hier nu niet meer zou rondlopen. En dat jij dat ook maar moest doen. Ook ging meneer Glorius er prat op dat hij vroeger met vele, mooie meisjes meneer, naar bed was geweest. Maar, zei hij daar dan bij, “Altijd op tijd de kerk uit, meneer, want de kerk daar was ik toch al nooit dol op.” Van de twee, Oud-katholieke zussen, die een verdieping lager wonen, zei Meneer Glorius altijd, “Die geloven nog in de grote leugenaar, meneer.” Jij komt vrijwel elke week over de vloer bij die dames. De oudste zus van negentig jaar heeft evenwichtsstoornissen en de jongste, die twee jaar jonger is, zit in een leunstoel of de grote leugenaar te lezen of te dromen van haar verloren jeugdliefde. De oudste maakt elke week nog de benedentrap schoon. Ze komt dan naar buiten met een emmer, een doek en een stok om de doek mee over de traptreden heen en
16
weer te halen. Het is niet te geloven dat ze nog nooit te pletter is gestort van de steile trap. Regelmatig wordt jij gebeld door de jongste zus om hulp, als de oudste zus weer eens is omgerold en niet meer zelfstandig overeind kan komen. Steevast vertelt de jongste zus dan over haar verkering met de man van haar dromen, maar dat ze toch bij haar zus is blijven wonen. En dat zij al jaren in het huis wonen en daarvoor in de buurt. En dat ze de eerste dag dat ze in dit huis wakker werden zo’n kabaal hadden gehoord, zo erg, dat de ene tegen de andere had gezegd, “Maria, bel de huisbaas dat we teruggaan, want het is veel te gehorig hier.” Het was de eerste dag van de oorlog geweest. Als jij de deur van de familie Glorius passeert komt Meneer Glorius net naar buiten. Onder zijn jas is een pyjamabroek zichtbaar. Hij heeft een boodschappentas in zijn hand. ‘Goedegezellig.’ ‘Zo, meneer Glorius, u gaat vroeg op pad?’ Man, man. Waarom ben je na al die jaren van vrijgezellentijd en van het voor het zingen de kerk uit nu vlak voor je toch aanstaande dood getrouwd met je verpleegster? Op zich misschien wel slim. Zeker na die hersenbloeding, maar toch. En ze is een stuk jonger. Dat valt niet te ontkennen. Maar wat is ze vervelend. Je wordt toch behandeld als een klein kind, man. Wat een ellende toen ik jou eens zou helpen met wat taaltraining. Toen we het weer eens een keer op wilden nemen, zoals we al vaker gedaan hadden met jullie radiorecorder apparaat. Maar daar was zij nooit bij geweest
17
want zij nam liever de gelegenheid te baat om eens boodschappen te doen. Dit keer was ze er wel bij. En zij vanuit de keuken blèren, “Dat kan helemaal niet!.” Maar wij wisten wel beter. Man, man, je blik zei mij genoeg toen ik haar uitlegde dat er een ingebouwde microfoon aanwezig was. Wel lachen trouwens, die keer dat ik die uitgeknipte plaatjes had meegenomen. Met dat plaatje van de slager, en jij wist het niet. Ik de s maar voorzeggen, “Es, es, ja, sla, sla ….” En ineens kwam er bij jou, “Jawel, beenhouwer.” En nu? Vrijwillig laat jij je folteren en knechten. Ouwe Vlaamse, reuze communist. Ergste wat er is als je de beheersing over de taal kwijt bent. Zit je opgesloten in je lichaam. Nou ja, Glorius kan tenminste nog rondlopen, vrij bewegen, zijn biertje drinken. De verpleegster komt al aanrennen. ‘Och, och. Het is een kruis, meneer de Winter. Ik kan niet eens meer rustig slapen. Ik weet niet of ik dit zo vol kan houden.’ Praat fijn over zijn hoofd heen, mevrouwtje, alsof hij een kind is. Geeft niets. ‘Meneer Glorius, de winkels zijn nog niet open hoor. U bent aan de vroege kant. Wel dapper dat u zelf de boodschappen gaat halen. Had u samen een boodschappenlijstje opgesteld als houvast?’ ‘Ja, daar kan ik allemaal niet aan beginnen hoor,’ zei
18
mevrouw Glorius. ‘ ik heb nog meer te doen. Mooi, u gaat naar uw werk en wij gaan naar binnen. Goedendag.’ ‘Dag, mevrouw, meneer Glorius.’ Jij loopt de trap verder naar beneden, langs de deur van de zussen waar het nog stil is, en gaat de voordeur uit. Als jij de auto’s wegdenkt en de lantarens verandert, dan maak jij deel uit van een foto van heel lang geleden, toen ze net begonnen met fotograferen. Oké, woonbootje weg. Nou, hoeft niet, jij heb er geen last van, valt niet op. Nee alleen echt storende elementen zou je moeten weghalen. Dan is het net alsof je zo een foto van vroeger binnenstapt. Zoals bij de stereofotografie die ze toen toepasten. Als je naar zo’n foto kijkt is het echt alsof je in een werkende tijdmachine gestapt bent. Feest der herkenning. Kijk die gevels daar. Gelukkig nog precies hetzelfde. Want als je ze de kans geeft, dan blijft er niet veel van over. De ratten. De jonge ondernemers. De geldwolven. De speculanten. Er zijn erbij die al verschillende malen failliet zijn gegaan. Hoe kan dat? Daar aan de overkant moet vroeger een kroeg hebben gestaan. Een tapperij. Toch om jaloers op te worden. Kijk dit onderdeurtje eens. Meestal hebben ze het openstaan. Kun je zo naar binnen kijken. Zou jij ook doen. Deze mensen van het souterrain gaan altijd expres gezellig laat en zichtbaar tafelen. Gelijk hebben ze. Kop op. Je bent zelf een geluksvogel, dat je elke dag in deze wijk mag rondlopen en dwalen. Je slaat linksaf de bredere gracht op. Biervliet. Och Emma toch. De enige keer dat Emma een
19
kater had. Het spijt jou zo dat jij moest lachen om dat kokhalzen en gorgelen zo ineens naast je. “Emma, wat is er?” En zij kon alleen maar naar dat uithangbord met Biervliet erop wijzen en de andere hand voor de mond houden. Het ging net goed. En weet je nog die keer samen bij dit bruggetje. Het was toen spekglad. Van de andere kant, die strontzatte poppendokter met een koptelefoon dwars op zijn hoofd. Bleek verder niets meer aan te zitten. Kon zich met moeite staande houden aan de leuning. En er was geen helpen aan, we moesten mee naar het buurtcafé. Dat hij zei dat hij nog voor Castro had gevochten. Fido Castro. En wist u dat Fido homo was? Waarop die vals kijkende homo aan de bar begon te protesteren. Maar later ging die homo vertellen dat hij net zo vals was als zijn moeder. “Ik heb het niet van een vreemde hoor,” zei hij. “Mijn moeder was ook al zo’n kreng.” Wij elkaar voorzichtig aankijken. Serieus blijven. De poppendokter had nog wel zijn kinderen laten dopen, zei hij. Waarop barjuffrouw Mae West over de tap dook, hem bij zijn stropdas vastpakte en zei “Tussen dopen en doden zit maar één letter verschil, Joop!” Begon de man te huilen. Je ziet een meisje met een heel vuil gezicht en hele vieze kleren voor een duur grachtenpand staan. Dame, u bent nu tenminste stil. Dat was wel eens anders. Die keer dat zij ineens je rechterhand greep. Shit, wat was jij vies van haar. Zij zei, “Mag ik handlijnkunde uitoefenen?” En jij, jij schrok je rot, maar je durfde niet te weigeren. Zij zei, “Dat zijn echte handen van een filosoof, en dat aan zo’n groot lijf. In proportie zijn ze toch lang, maar wel heel stevig. En wat een dikke en toch lange, aparte vingers. Om geld en goed geeft u
20
niet veel, is het wel?” Jij durfde niet te antwoorden. Jij durfde ook je hand niet terug te trekken. Prompt greep ze ook nog je andere hand. “Die zegt wat over het leven, jawel. En de andere over het werk, jawel. Maar die vingers!” En ze begon hard te lachen, alsof jij je moest schamen. Zou ze jou nog herkennen? Wat ziet ze eruit. Ze ging nog verder toen, “Relatief korte kootjes als basis, om te bewijzen dat u niet in geld geïnteresseerd bent. Dan lange middenstukken voor het geestelijk leven. En de vingertoppen ook lang, wat een wil. Echt een wil. Eens kijken of de rest van de handen daar wat te nuanceren hebben? Tja, rechts en links toch wel lange levenslijnen.” Toen dacht jij nog, dat belooft in ieder geval een lang leven, dat is alvast mooi meegenomen. “Maar meneertje, dat zegt niets hoor. U hebt gewoonweg veel energie, als ge maar wilt. En verder!” En ze liet jou los en begon te schelden en pats, daar had jij een klodder spuug midden in je gezicht. Hoe overleeft zo’n kind toch? Zomer en winter. Moet je nou medelijden met haar hebben of niet? En waar doet zij haar plasje en haar poepje? Zo, in een boogje om haar heen, mocht zij weer gaan spugen. Denkt zij nog wat of heeft ze het helemaal opgegeven? Op de grond liggen wat schamele, gitzwarte bezittingen. Dat moet toch niet nodig zijn. Zorg mensen, zorg. Moeten we weer terug naar de tijd van de diaconie? Nee toch. Dat is toch de taak van de overheid. Betalen we toch belasting voor. Mag je toch eisen. De overheid moet toch een paar zaken
21
garanderen. Dat is helemaal fraai. Zij kijkt naar je alsof ze medelijden met je heeft. Eten, onderdak, veiligheid. Nee, beknibbelen op de zorg mensen. Hoewel, de bewoners van dit pand stemmen waarschijnlijk wel op een van de partijen die juist voor de afbraak van overheidstaken pleiten. Als de boel minder waard wordt, piepen ze wel anders. Of ze zetten er muren omheen. Wordt de tweedeling in de maatschappij nog duidelijker zichtbaar. Maar daar is geen ruimte voor. Dan maar een muur om de wijk heen. Hoe doen die winkeliers dat toch in deze straatjes? De ene komt, de ander gaat. Wel leuk, want het straatbeeld is nooit hetzelfde. En waar leven ze van? Waar krijgen ze het geld om te starten? En niet zomaar starten, nee, hele volksstammen komen hier met handen vol geld luxe zaken bouwen, winkels opnieuw inrichten en zijn dan na een maand weer verdwenen. Jij steekt een plein over en krijgt het station in zicht. Wat een drukte. Nu al. Zo vroeg. Ah, hier is de kroeg waar die groep Ieren bleef hangen. Ze kwamen over voor de voetbalwedstrijd Nederland-Ierland. Bleven in de eerste de beste kroeg die ze tegenkwamen steken. Niets van de stad gezien, behalve kroeg, station en stadion. Hadden die verschrikkelijke Brendan bij zich. Er bestaan ook wel onsympathieke Ieren natuurlijk. Uitzondering bevestigt, nietwaar? Ging meestal niet eens mee naar de kroeg. Bleef, gelukkig, vaak op zijn kamer om op z’n bed jointjes te roken. En toen ze met de bus terug gingen had iemand hem wijs gemaakt dat er bij de Belgische grens streng gecontroleerd
22
zou worden. In recordtijd had hij voor iedereen een joint gerold. En roken maar om zes uur ‘s morgens. Leuk voor de oudere, niets vermoedende medepassagiers. Brendan kon er de humor niet van inzien, toen ze bij Oostende de boot opreden, zonder enige controle. Een echtpaar in schone vodden vraagt om geld. Jij diept een muntstuk op uit je rechterbroekzak waar je voor deze vragen meestal wat kleingeld gereed hebt. Ha, Adam en Eva. Wat zien jullie er toch altijd uit alsof jullie net uit het paradijs geschopt zijn. Je krijgt een grom van Adam als dank. Je steekt een brede straat over en loopt het station binnen. Jij zoekt naar het voor jou ongewone perron. De stoptrein staat er al. Jij installeert je. Vroeger had je de ellende van rokers en niet-rokers. Dus deelde men de wagon in twee stukken, voor de rokers en de niet-rokers. Vervolgens moest men omdat men geen deuren tussen de twee delen wilde met airconditioning werken om de rook uit het niet roken gedeelte weg te houden. Dat lukte nooit helemaal. Als je op een bank zat in de buurt van het middenstuk, had je altijd een koude stroom in je nek en de lucht van cafébezoek van gisteravond of de lucht van twee dagen niet geleegde asbakken om je heen. Het is ook moeilijk natuurlijk om een wagon voor niet-rokers en een aparte wagon voor rokers te bouwen. Ach, zo blijf je bezig. Toen jij nog rookte, kon jij nooit een zitplaats vinden in het rookgedeelte, terwijl er zoveel lege plaatsen voor niet-rokers waren. Toen jij
23
niet meer rookte, was de situatie omgekeerd. Lege plekken bij de rokers te over. Fijn gespreksonderwerp op feesten en recepties, als je echt niets anders meer weet. Verslaving aan roken, dat raak je nooit kwijt, daar ben jij zeker van. Altijd blijven er nog momenten, fracties van seconden, dat die borstverzengende trek in een sigaret opkomt. Op de tanden bijten en het is weer voorbij, maar toch. Och ja, die jongeman laatst op dat feestje die over roken begon. Was jaren gestopt. Had iemand doodgereden. En had ter plekke alleen om een sigaret kunnen vragen. Was zijn schuld niet geweest. Ben je niet altijd schuldig als je achter een stuur plaatsneemt? Ben je toch al een potentiële moordenaar? Dit is echt een stoptrein zeg, hij gaat niet eens. Fijn dat ze niet omroepen wat er aan de hand is, want we zijn toch maar vijf minuten te laat. Als dat zo doorgaat, kun jij maar beter de intercity nemen. Het is nog te vroeg voor jou, ben jij niet gewend, krijg jij last van de zenuwen. Of nee, we zijn al tien minuten te laat! Toe maar. Hup eruit en gauw naar het andere spoor. Ha de deuren gaan dicht. Vooruit dan maar. Goed zo, daar gaan we. Hè, dat is de verkeerde kant uit. Het stelt je misschien niet helemaal gerust, maar de trein rijdt niet lang de verkeerde kant op. De trein blijft halverwege het station staan! Er wordt omgeroepen dat de trein door een onbekend effect enige vertraging heeft opgelopen. Verdere berichten zullen volgen. Amok. Rellen schoppen. Daar vraagt dit toch om. Wat is dit nu weer? We staan tussen twee treinen in. Naast jou de nu onbereikbare intercity nota bene. Links en rechts verdwijnen er treinen. Ja hoor, daar gaat je intercity ook nog. Dit gelooft toch
24
niemand. Zo kom jij zelfs nog te laat. Oeps, daar gaan wij. Knap toch, die mensen die in de trein slapen en op tijd weer wakker worden. Geheel getraind. Zal jij daar ooit aan kunnen wennen? Zeker niet als jij steeds een andere trein neemt, of zulke avonturen meemaakt. Jij valt in slaap op de cadans van de trein. Je loopt door een nieuwbouwwijk met vreemdsoortige woningen. Je staat stil voor een huis dat er uitziet als een raket. Als één van de ramen van de raket openzwaait zie je het vrolijke, blozend gezonde gezicht van de man die getrouwd was met het meisje waarop jij smoorverliefd was, de eerste keer dat dát jou was overkomen, Sarah. De woning blijkt een echte raket te zijn die het luchtruim kiest voor je er erg in hebt. Jij vindt Sarah terug in een lieflijk oud huisje met een grote tuin die grenst aan het terrein van een verpleegtehuis. Jullie wonen daar rustig samen en jij voelt je dan ook intens gelukkig. Toch merk je al snel dat het niet klopt. De directrice van het tehuis roept je bij zich. Over de heg heen vertelt zij jou dat de geringste verkeerde beweging fataal kan zijn, daar het huisje van boven tot onder is volgestopt met een speciale springstof die bij een bepaalde emotionele trilling tot ontploffing komt. Pijn in je nek van het telkens opzij vallen van je hoofd doet je opkijken. Maar nog geen seconde later heb jij je ogen al weer gesloten. Jij zit weer in een klaslokaal op school, naast Sarah. Ze heeft weer naar je gelachen met die blik in haar ogen die simpelweg betekent dat zij van jou houdt en dat jij bij haar
25
hoort. Jij bent van haar. Jij hebt betekenis. De eerste keer dat jij dat had gezien was in een schoolbus geweest toen zij voor je zat. Op het moment dat zij achterom keek wist je het. Jij had haar niet gevraagd hoe lang zij al zo naar je keek. Voor dat moment was zij jou eigenlijk zelfs nooit opgevallen. Blind was je geweest voor zoveel schoonheid. Jij had het te druk gehad met je eigen flarden van gedachten. Maar nu was zij daar. Mooier en liever dan de vrouw van je dromen. In een steeds terugkerende droom lig jij in je bed met de dekens half van je af. Jij ligt dan in een pose met je hoofd op de elleboog van je linkerarm die gekruist is met je rechterarm. Je armen liggen schuin op het kussen. Je achterhoofd is naar de deur gekeerd waar de vrouw door naar binnenkomt. Je ogen houd je dicht, maar je denkt precies te weten hoe de vrouw eruit ziet en hoe ze naar jou toeloopt. De hand die zij op je rug legt en waar ze jou mee streelt voelt droog aan en geeft jou precies die warmte die jij wilt. Eindeloos mag zij hier mee doorgaan, want als zij op de ene plek aait, dan draai jij je rug al zo dat een ander ongeduldig plekje geraakt wordt. Herfstig zonlicht valt schuin van achteren het schoollokaal binnen en maakt lange schaduwen. Zo raakt de neus van Sarah je hand. Jij kijkt naar haar, maar ze trekt haar blik onverschillig weg. Jij kijkt om je heen. Je ziet voornamelijk slapende mensen. Sjonge, jonge. Jij slaapt toch wat af. Gisteren nog in de stoel in slaap gevallen. Hé, we rijden door een tunnel. Als je het traject niet kent en je wordt op dit moment wakker dan zou je toch kunnen denken dat je te lang in de trein bent blijven zitten omdat het ineens nacht is.
26
Sarah. O, wat liep jouw ik trots met haar rond. Die ik durfde haar amper vast te houden, want als hij dat deed dan kreeg hij gelijk een halve erectie, daar schaamde hij zich voor, maar dat deed zij toen met hem. Wat was dat geweldig. Ook al schaamde die ik zich. En wat voelde hij zich verheven boven andere mannen omdat hij naast haar liep en niet een ander. Zij naar hem lachte. Zij voor hem aandacht had. Wat was hij een geluksvogel toen. En wat was die ik nou precies waard? Niets. Een sukkel. Hoe kon zij zo dom zijn om met hem te gaan? Vertel het niet tegen Emma, maar met haar had die ik zo willen trouwen en kinderen willen krijgen. Sjonge, slappeling. Je moet dat juist wel vertellen, sukkel. Openheid van zaken. Eerlijk zijn. Dat zal Emma heus wel waarderen. Je zegt het. Vanmiddag. Jij valt weer in slaap. Jij fietst en fietst, met Sarah achterop. Het lijkt wel of de versnelling in de zwaarste stand staat. Met geen mogelijkheid krijg jij de fiets vooruit. Het enige wat je kunt doen is de fiets overeind houden in een delicaat evenwicht. Een lichtere versnelling kun jij niet vinden. Nog 500 meter tot het stoplicht dat op groen staat. Jij hangt in de pedalen. Je komt niet vooruit. Zij springt van de fiets, geeft jou een duw en springt er weer op. Het stoplicht springt op rood en weer op groen. Jij perst er uit wat er uit te persen valt. Rood. Groen. Rood. Jij kunt geen oplossing bedenken om het stoplicht te halen met z’n tweetjes op één fiets. En dan ben je weer wakker. Hé, jij droomt in kleur, wat een vooruitgang. Was jij nu iemand aan het vermoorden met een raket? Dat lijkt me veel te opvallend. De perfecte moord pleeg je met een
27
zweefvliegtuig, in de nacht.. Je neemt een blok ijs ter grootte van een voetbal en dat laat je op iemand vallen. Die oude vrouw in die kroeg op Texel vertelde over haar grote liefde, de parachutist. Zij stond te kijken bij de cirkel waarbinnen hij zou landen. Hij had goed gemikt. Hij kwam alleen rechtstandig naar beneden met een rot vaart omdat de parachute niet openging. Zij hadden nog oogcontact. Ook had hij zijn duim opgestoken. Zij wist dat zij de enige ware voor hem was. Als je gloeit en broeit van de ideeën, ben je dan geniaal of juist niet? Of ben je geniaal als je die hoeveelheid kunt indammen en dempen en af en toe kunt concentreren op één ervan en dát idee dan ook weet te realiseren? Maar jij heb altijd alleen maar van die vreemde gedachten. Concentreer je eens op de wereldproblemen, man. Het energieprobleem, los dat nu eens op. Je moet gebruik maken van natuurlijke bewegingen. Zonne-energie is toch veel te ingewikkeld. Windturbines ook, en lelijk. Sta in de weg, doorn in het oog. Uit het zicht. Exploitatie van de energie die gemoeid moet zijn bij plaattektoniek, dat lijkt me wel wat. Of, kunnen we geen gebruik maken van de draaiing van de aarde? Convectiestromingen? Ja, daar hebben we wat aan. Dat schiet lekker op met jou aan het roer. Jij kunt niet eens een behoorlijk gesprek voeren. Wie zich voortdurend afvraagt of de ander zich wel op zijn gemak voelt, wordt ontzettend afgeleid van de inhoud van het gesprek. De mensen die niet luisteren komen hoog. Het erge is dat ze wel luisteren, maar alleen eruit pikken wat hen uitkomt.
28
Je hoofd valt weer opzij. Jij zit in een tram die de lange tocht maakt tussen de uit het niets opgetrokken nieuwbouwwijk en het centrum van de stad. Je hebt het gevoel dat je bekeken wordt. Jij kijkt om je heen, maar je ziet niet dat iemand nu naar jou kijkt of opvallend een andere kant zit uit te staren als een ambtenaar van een geheime dienst die de ganse dag als een onopvallende schaduw achter zijn object aanloopt. Het gekke is zelfs dat nu pas tot jou doordringt dat er verder niemand in de tram zit. Je neemt maar aan dat de enige andere aanwezige de bestuurder is, maar dat kun je eigenlijk niet goed zien, want de tram is erg lang en het hokje voor de bestuurder is van de rest van de tram afgeschermd door donker glas. En toch weet je het zeker. Jij wordt geobserveerd. Jij kijkt eens naar boven, maar ziet daar niets bijzonders. Ook zie je geen spiegels, behalve dan de spiegels bij de deuren van de tram, waar iemand jou misschien ongemerkt in kan gadeslaan. De treindeuren die dichtklappen maken jou wakker. Nog één station. De trein rijdt langs een autoweg waar twee files worden gevormd, één de ene kant uit en één de andere kant uit. Toch te gek eigenlijk, dat zinloze heen en weer reizen. Of je nu met de trein gaat of met een auto, het maakt allemaal niet uit. De ene programmeur gaat van A naar B en de andere van B naar A. Net als de boekhouders, verpleegkundigen, directeuren en nog eens honderden anderen. Een banenruilbeurs. Dat moet jij oprichten. Dan kan de ene
29
programmeur in A blijven en de andere in B. Is goud mee te verdienen. Trouwens alle ideeën om van verloren tijd gewonnen tijd te maken, betalen dik uit. Het fileprobleem kun je met drie tegelijk aanpakken: één chauffeert, de ander is psychiater, leraar, huisarts, of zoiets. Afhandeling van zaken met persoon drie terwijl u rijdt. In de trein kan ook, al is dat minder privé. Moet je coupé kunnen huren. Je kunt ook rijk worden met kleurloze of gifvrije kleding, dankzij allerlei milieuallergie angsten. Als je ziet wat men in sommige huis aan huis bladen durft te schrijven over pillen en medicinale armbanden dan moet er een markt zijn. Je stapt uit. Alles aan en in dit station, deze stad, irriteert jou. Jij kunt er niets aan doen. Elke stap die jij hier moet zetten, en dat zijn er niet eens zo gek veel, haat jij. De hoge gebouwen. Klein Manhattan. Maar zonder de bijbehorende allure. En de mensen maar babbelen, “Het is toch zo leuk geworden.” De taal van de mensen alleen al. Het accent. Oké, er zijn wel excuses en ze kunnen beter hier experimenteren met hoogbouw dan in andere steden. En in een tijd dat men weer terug wil naar de menselijke schaal kan het allemaal zonder probleem of groot verlies tegen de vlakte. Voor je het weet lijkt het Londen, Parijs of Dublin wel. Glazen kooien. Cliché. Maar wel waar. Alles lijkt toch op elkaar. Overal kun je dezelfde hamburger eten. Maar goed, zoals reeds gemeld, laat ze het allemaal hier doen, alsjeblieft. Hier kan toch niets meer verloren gaan. De enige stad in het land waar je altijd kunt parkeren als je de bordjes dienstverkeer maar negeert. Ze zijn hier nu al zoveel jaren aan het vernieuwbouwen. En nog is het
30
een grote bouwput. Van het station is het maar een paar minuten lopen naar het kantoor. Daar ga jij weer. Eerst dit chaotisch plein over met de foeilelijke gebouwen. Een wonder dat jij nog niet aan een zware bril moet, want de netvliezen krijgen de ene opdoffer na de andere te verwerken. Het hoogste gebouw van het land. Het postmodernste gebouw van het land, van dertig jaar geleden. Het ene gebouw solliciteert met nog meer overtuigingskracht dan het andere naar een sessie met een ijzeren bal aan een hijskraan, de moderne goedendag. Jij ziet een foto, in de bij een krantendepot opgehangen plaatselijke krant, van een voorstad van Parijs waar hele woontorens werden opgeblazen. Dat is je enige troost dat de boel zo snel verouderd is en uitgeleefd, dat renoveren geen zin heeft, liever het dynamiet eronder. Tegen die tijd is de smaak hopelijk wat verbeterd. Zo gek nog niet hoor die oudere kroonprins van Engeland met zijn fulmineren tegen de moderne architectuur. Vervuiling van de horizon. Zo het plein is overgestoken. Al een hele prestatie op zich gezien de vele afleiders en natuurlijk ook de stromen auto’s die van alle kanten uit het niets ineens optrekken. Dan, winkelcentrum in. Dat is door de tijd achterhaald. Genadeloos laat de tijd de liefdeloosheid en de goedkoopte zien, waarmee het indertijd uit de grond is gestampt. Jij kijkt, al lopende, omhoog om de verdiepingen te tellen
31
van het hoogste gebouw in aanbouw van het land en ziet de onverwachte stoeprand niet. Je valt. Een meneer en een mevrouw helpen jou overeind. ‘Dat gaat niet meneer, je moet hier voor je op de grond kijken. In andere steden moet dat om niet in de hondenpoep te stappen, maar hier moet het om geen ongeluk te krijgen.’ ‘U heeft gelijk. Nou ja, niks gebroken, het loopt goed af, al geloof ik warempel dat ik buiten westen geweest ben.’ ‘Dan zou ik als ik u was maar naar de dokter gaan.’ ‘Dat zal ik zeker doen. Dank u wel hoor, voor de hulp en het advies.’ Jij vervolgt je weg. Vol haat sla jij rechts de hoek om, vrij snel gevolgd door een linker hoek. Daar ligt het plein wat uitkijkt op het laatste gebouw van aanzien en proporties. Het plein wordt in z’n geheel omzoomd door de kantoren van het bedrijf waar jij, Maan, bij werkt. Jij wilt net de draaideur instappen als er een meeuwenpoep op je jas valt. Hallo, hallo! Lekker. Hoe is dat nou mogelijk. Precies op je hart. Hoe krijgt zo’n beest dat nou weer voor elkaar. Er lopen hier honderden mensen, je begrijpt er niks van wat ze hier komen doen in deze gribuszooi, maar goed, ze lopen er. Wel ja joh, meneer meeuw, nog schreeuwen ook zeker. Hoe krijg je dat nu weer weg?
32
Jij haalt een papieren zakdoekje uit je tas. Je maakt het zakdoekje nat met spuug en wrijft over de vlek. Tja, mooier wordt het er niet op, dat is duidelijk. Ach wat maakt het uit. Voor dat zooitje hier hoef jij je niet op te doffen. Jij stapt de draaideur door en groet de portier. Zo, daar zijn we weer. Gezellig. Goedemorgen meneer. Goedemorgen mevrouw. Oké, dan groeten we niet terug, ook best. De nonsens. Zoveel uur heenreis, zoveel uur terugreis. Dankzij een centralisatiegril. Over een paar jaar moeten we weer decentraliseren. Dan zijn de mensen die hier naar toe zijn verhuisd weer de klos. Het is net een pendule. Centraliseren. Decentraliseren. Centraliseren. Jij loopt de trap op en vervolgens loopt je een benauwende hal in. Links en rechts beveiligde deuren. Net een gevangenis. Bij elke deur hangt een automaat waarop je een code dient in te typen. Ja hoor. Daar gaan we weer. Code, één, twee, drie, vier. Wat een beveiliging. En dat op alle verdiepingen, aan beide kanten. Wat een lacher. Financieel bureau. Een fijne afdeling om op te werken. Uw zaken zijn bij ons veilig. Heel fijn. Net zo beveiligd als vroeger, toen jij als scholier in de vakantie schoonmaakte op het ministerie van defensie. Liep er zo’n stille met maffiose zonnebril met je mee om te controleren dat je de geheime documenten ongemoeid liet. Was jij nog geen zestien, wilde jij op die brommer ernaar toe. Moest je goed om je heen kijken en snel afstappen als er politie kwam. Achter je bromfiets
33
duiken en net doen alsof je de trapper aan het repareren was. De vaste schoonmaaksters, met die leidster die pure sambal uit het potje at, met de heupflesjes waar stevig uit gedronken werd. Zei dat mens, “Maar ik kan straks zeggen dat ik tenminste heb geleefd.” Grappig was dat later met die politieke partij der kabouters. Hebben toen eens Ministerie van Offensie, op het dak geschilderd. Die generatie is toch wel heel origineel geweest. En nu? Klanten bellen en worden dan teruggebeld. Financiële diensten leveren. Zouden er thuiswerk van kunnen maken. Hoeft er bijna niet gereisd te worden. Zo, snel langs het kantoor van mevrouw Meester Siopa. Kan je zo fijn bij je achternaam noemen, “Zo, de Winter.” De aloude hiërarchische verhoudingen zijn dan gelijk in ere hersteld. Zit maar één ding op, gewoonweg antwoorden met, “Zo, Siopa.” Het toilet ruikt naar chloor. Het water smaakt naar chloor. De thee en de koffie die er mee worden gemaakt zijn eigenlijk niet te drinken. De kantine aan de overkant van het plein in een ander kantoor, bovenin, levert alleen verpakte broodjes met zweetkaas en leverworst. Jij moet door een grote kamer lopen waar normaal de meeste van de collega’s van je afdeling verblijven. Daar ligt ook een multomap waarin iedere werknemer van de afdeling aankomsttijd en vertrektijd dient te noteren. Te beroerd om een prikklok te kopen, waarbij alles eerlijk geregistreerd wordt. Ze gokken gewoon op de asociale controle. Want éénmaal te laat is altijd te laat. Zal je net zien nu jij nog aan de vroege kant
34
ben, dat niemand aanwezig is om dat feit mentaal te noteren en door te roddelen. “Nou hij was zo vroeg aanwezig, ik ben benieuwd wat er aan de hand is. Zal wel niet naar bed zijn geweest joh. Of wel, maar dan niet alleen in ieder geval.” Niet vergeten om straks Emma voor de zekerheid nog even te bellen. En bij personeelszaken laten bevestigen dat jij vanmiddag vrij hebt. En dan gaat het gebeuren, echt waar. Jij moet volwassen worden. Keuzes maken. Eigen keuzes.
35