HU - Montfoort rapport DEF.:Opmaak 1 21-03-12 16:39 Pagina 1
Transitie Jeugdzorg:
Elk kind telt De betekenis van professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk voor opvoeden en opgroeien.
Deze notitie is ontwikkeld door Van Montfoort/Collegio in samenwerking met de vereniging Humanitas
Woerden / Amsterdam, maart 2012
HU - Montfoort rapport DEF.:Opmaak 1 21-03-12 16:39 Pagina 3
Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding
2 3
1 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.3
Humanitas: de kracht van vrijwilligerswerk De visie van Humanitas Ondersteuning van ouders en kinderen Begeleide Omgangsregeling (BOR) Doorstart Professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk
4 4 4 4 4 5
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
Transitie jeugdzorg: van jeugdzorg naar zorg voor jeugd Achtergrond van de transitie Decentralisatie Kwaliteit van de omgeving en samenhangende zorgstructuur Eerste pijler: kwaliteit van de leefomgeving Tweede pijler: samenhangende zorgstructuur Conclusies
6 6 6 7 7 7 7
3 3.1 3.2 3.3 3.4
De pedagogische civil society Achtergrond Een nieuwe focus in het beleid: de pedagogische civil society Pedagogische civil society: rol van overheid, instellingen en burgers Conclusies
8 8 9 9 9
4 4.1 4.2 4.3 4.4
De betekenis van vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk in Nederland Professionele en vrijwillige inzet Professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk Conclusies
10 10 10 10 10
5 5.1 5.2 5.3
Samen werken aan de toekomst Wat is de betekenis van Humanitas? Samenwerken Conclusies
12 12 12 12
Literatuur
13
Inleiding Humanitas is een organisatie die zich van oudsher sterk maakt voor vrijwilligerswerk. De vrijwilligers bieden steun aan mensen die het in hun eentje even niet redden. Het vrijwilligerswerk van Humanitas is te typeren als professioneel, laagdrempelig en activerend. Vanuit de programmalijn ‘Elk kind telt’, is Humanitas sterk betrokken bij de zorg voor gezinnen en kinderen. Op het gebied van de zorg voor de jeugd staan ingrijpende veranderingen op stapel. Alle jeugdzorg wordt overgeheveld naar de gemeenten. Daarmee krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid voor het hele stelsel van zorg rond opgroeien en opvoeden, van preventie en lichte ondersteuning tot en met de zware gespecialiseerde zorg. De transitie jeugdzorg, zoals deze operatie genoemd wordt, is niet alleen een bestuurlijke verandering. Er wordt ook een inhoudelijke kanteling mee beoogd. Daarbij is de focus gericht op het versterken van de sociale omgeving van kinderen en gezinnen en het verminderen van de inzet van gespecialiseerde zorg. Het stimuleren van sociale netwerken en steunstructuren in de eigen omgeving van kinderen en gezinnen wordt aangeduid als de pedagogische civil society. De gedachte hierachter is dat de zorg voor kinderen en jongeren niet exclusief bij professionals ligt, maar ook om een betrokken sociale omgeving en inzet van burgers vraagt. Vrijwilligerswerk kan in de pedagogische civil society een rol van betekenis vervullen, meer dan tot nu toe in de beleidsstukken over de transitie jeugdzorg naar voren komt. De inzet van vrijwilligerswerk kan leiden tot duurzame en financieel haalbare oplossingen. Vrijwilligerswerk past bij uitstek bij de gewenste kanteling in de zorg. Vrijwilligers ondersteunen en versterken de eigen kracht van gezinnen en geven hen net dat duwtje dat zij nodig hebben om verder te kunnen. Daarmee zijn vrijwilligers een belangrijke bron van steun in de leefomgeving van kinderen en ouders. Vrijwilligerswerk beperkt zich niet tot activiteiten op het gebied van preventie en lichte ondersteuning, maar kan ook meerwaarde hebben als er sprake is van zwaardere problematiek. Daarbij is nadrukkelijk niet de bedoeling dat vrijwilligers de rol van professionele krachten overnemen, van belang is de eigenheid en de specifieke betekenis van het vrijwilligerswerk te op waarde te schatten, naast die van de professionele zorg. Kenmerkend voor Humanitas is de inzet van professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk. Vrijwilligers worden door Humanitas zorgvuldig geselecteerd, getraind en ondersteund zodat zij hun specifieke rol adequaat en kwalitatief goed vervullen. Humanitas denkt graag mee en staat open voor samenwerking met gemeenten en andere organisaties over de vragen die de transitie jeugdzorg oproept. Daarbij kan Humanitas haar expertise inzetten om het vrijwilligerspotentieel aan te boren en optimaal te benutten als natuurlijke hulpbron in een integraal stelsel dat voorziet in ondersteuning en zorg rond opvoeden en opgroeien.
2 Humanitas 2012
Samenvatting De regering werkt aan een ingrijpende vernieuwing van alle zorg voor jeugd. De huidige provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, GGZ-jeugd en LVB-jeugd worden de komende jaren geheel gedecentraliseerd naar de gemeenten. Het idee achter de ingrijpende veranderingen is het versterken van de eigen kracht van jeugdigen, ouders en breder van de ‘pedagogische civil society’ en daardoor verminderen van het beroep op intensieve zorg. Door één overheid integraal verantwoordelijk te maken voor alle zorg voor jeugd, worden afschuifmechanismen tegengegaan en wordt het beter mogelijk in en met de leefwereld van ouders en kinderen problemen te voorkómen en waar nodig op te lossen. Humanitas is, met name vanuit de programmalijn ‘Elk kind telt’, betrokken bij de zorg voor jeugd. Kenmerkend voor Humanitas is de inzet van getrainde vrijwilligers die steun bieden aan iedereen die een steuntje in de rug nodig heeft. Vrijwilligers gaan uit van de kracht van kinderen en ouders en nemen echt de tijd. Door de ondersteuning kunnen zwaardere problemen voorkomen worden. Daarmee vervult Humanitas een rol op het gebied van preventie en opvoedingsondersteuning. Maar ook als er zwaardere problematiek speelt, kunnen vrijwilligers van Humanitas een ondersteunende rol vervullen, naast de eventueel benodigde hulp door professionele organisaties. Daarmee heeft Humanitas betekenis voor de versterking van de sociale omgeving van kinderen en gezinnen, in het kader van de transitie jeugdzorg, ook wel ‘pedagogische civil society’ genoemd. De transitie jeugdzorg betekent voor alle partijen verandering. Gemeenten, Centra voor Jeugd en Gezin, organisaties voor jeugdzorg, diverse lokale organisaties bezinnen zich op wat de transitie voor hen betekent. Er zal veel moeten veranderen in de bestaande zorg, nieuwe allianties zijn nodig om een sociale omgeving te creëren die zo gunstig mogelijke voorwaarden biedt voor opgroeien en opvoeden, en waar nodig de zorg biedt om de opvoeding te versterken of herstellen. Daarbij gaat het om zowel professionele als vrijwillige inzet. In deze notitie wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen op het gebied van de transitie en de pedagogische civil society en wordt met name aandacht besteed aan de betekenis die het professionele vrijwilligerswerk hierin kan hebben.
3 Humanitas 2012
1 Humanitas: de kracht van vrijwilligerswerk Als landelijke vereniging voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw heeft Humanitas een rijke traditie en een goede positie in het werken met vrijwilligers, onder meer gericht op ondersteuning bij opgroeien en opvoeden. Bijna 11.000 vrijwilligers van Humanitas werken aan een samenleving waarin mensen actief vorm geven aan hun eigen leven en verantwoordelijkheid nemen voor het samenleven met elkaar. Daarmee worden ongeveer 40.000 deelnemers bereikt. Het vrijwilligerswerk wordt op lokaal niveau georganiseerd door Humanitas-afdelingen die worden bestuurd door lokaal verankerde bestuurders.
1.1 De visie van Humanitas Aan het werk van Humanitas liggen humanistische waarden ten grondslag: • Gelijkwaardigheid: vrijwilligers staan niet boven de deelnemer, maar naast hem. • Verantwoordelijkheid: in een samenleving ben je niet alleen verantwoordelijk voor jezelf, maar ook voor anderen. • Zelfbeschikking: mensen die een beroep doen op de diensten van Humanitas moeten hun leven weer zelf vorm zien te geven. • Vraaggericht aanbod: vrijwilligers helpen zo snel mogelijk en bieden ondersteuning op maat binnen de doelstelling van de activiteit of het project. Humanitas gaat uit van de eigen kracht van mensen en van het potentieel dat vrijwilligerswerk heeft om die eigen kracht te versterken. Het vrijwilligerswerk van Humanitas is te typeren als laagdrempelig, activerend en preventief. Voor de ondersteuning door Humanitas is geen indicatie nodig en er wordt niet gerapporteerd. Vrijwilligers nemen het roer niet over, maar bieden gelijkwaardige ondersteuning, zonder betutteling. Centraal staat het gewone ‘van mens-tot-mens contact’.
van afspraken over de omgangsregeling tussen kinderen en de niet-verzorgende ouder. Uitgangspunt is dat ieder kind na een scheiding recht heeft op contact met beide ouders. Dit is belangrijk voor het sociaal-emotionele evenwicht en de ontwikkeling van het kind. Vrijwilligers van Humanitas begeleiden de ouders gedurende een periode van maximaal 6 maanden in de omgang met de kinderen. De resultaten van BOR zijn positief. Uit onderzoek blijkt dat drie van de vier trajecten succesvol wordt afgesloten (Knipping en Waaijenberg, 2009). De gang naar de rechter is in die gevallen niet meer nodig. Voor kinderen betekent dit dat zij minder blootgesteld worden aan loyaliteitsconflicten en dat de kansen op een positieve ontwikkeling groter zijn. De meerwaarde van BOR is vooral gelegen in het feit dat er sprake is van een praktisch, vraaggericht, laagdrempelig aanbod door een levenservaren, getrainde en gemotiveerde vrijwilliger. BOR is een samenwerkingsproject waarin Humanitas nauw samenwerkt met partners in de jeugdzorg, maatschappelijk werk, Centra voor jeugd en gezin, rechtbanken, advocatuur en Raad voor de Kinderbescherming. BOR wordt anno 2012 in zeven regio's uitgevoerd. Vanwege de positieve resultaten is Humanitas bezig om BOR landelijk te ontwikkelen. Het landelijk expertisecentrum BOR zorgt voor de ontwikkeling en kwaliteitsbewaking van BOR-projecten.
1.2 Ondersteuning van ouders en kinderen 1.2.2 Doorstart Een van de programmalijnen van Humanitas is ‘Elk kind telt’. Binnen deze programmalijn worden vrijwilligersprogramma’s uitgevoerd zoals Home-Start (opvoedingsondersteuning aan gezinnen met jonge kinderen), kindervakantieweken, maatjes voor jongeren en diverse andere activiteiten. Twee succesvolle programma’s die met name van betekenis zijn in het kader van de transitie jeugdzorg en die we hier toelichten zijn Begeleide omgangsregeling (BOR) en doorstart. Met financiële steun van ZonMw hebben deze programma’s de afgelopen twee jaar een groei in omvang en in professionalisering doorgemaakt.
1.2.1 Begeleide Omgangsregeling (BOR) Het programma Begeleide Omgangsregeling (BOR) is bedoeld voor gescheiden ouders met kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar die problemen hebben met het maken en uitvoeren
Doorstart is een preventief programma gericht op opvoedings - en gezinsondersteuning voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 6 tot 14 jaar. Doorstart richt zich op gezinnen die de opvoeding van hun kinderen niet op eigen kracht aankunnen en weinig steun uit hun omgeving krijgen. De vrijwilligers van doorstart bieden een luisterend oor, geven advies en helpen een handje mee in gezinnen met kinderen tussen 7 en 14 jaar. Doorstart wil ouders stimuleren de kracht te (her)vinden om moeilijke situaties het hoofd te bieden en (weer) grip te krijgen op het eigen leven. Door ondersteuning in de opvoeding en een positieve benadering door de vrijwilligers streeft doorstart ernaar de opvoedingsvaardigheden te verbeteren, het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van ouders en kinderen te vergroten en hun sociale relaties te versterken. De ondersteuning van doorstart brengt het gezin weer in balans door positieve factoren te versterken.
4 Humanitas 2012
1 Humanitas: de kracht van vrijwilligerswerk
De vrijwilligers worden getraind en ondersteund door beroepskrachten. Het expertisecentrum doorstart bewaakt de kwaliteit en ontwikkelt doorstart-producten. De werkwijze van doorstart blijkt eenvoudig en goed overdraagbaar. Door de kwaliteit en laagdrempeligheid van doorstart verloopt de samenwerking met andere partijen soepel. Doorstart kan worden ingezet in een gezin waar al een hulpverleningstraject loopt, maar kan ook na afloop van zo’n traject worden ingeschakeld. Doorstart wordt momenteel in negen gemeenten en een regio uitgevoerd. Het streven is een landelijk dekkend aanbod te realiseren.
1.3 Professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk Humanitas heeft kwaliteit hoog in het vaandel. De vrijwilligers van Humanitas worden zorgvuldig geselecteerd. Hoog opgeleiden voelen zich sterk tot het werk van Humanitas aangetrokken. Circa 60% van de vrijwilligers heeft een HBOof hogere opleiding. Elke vrijwilliger krijgt training en begeleiding en wordt uitgedaagd om steeds na te blijven denken over zijn rol. De vrijwilligers van Humanitas worden gecoördineerd en ondersteund door ongeveer 300 beroepskrachten. De Humanitas-academie organiseert deskundigheidsbevordering en draagt daarmee bij aan de kwaliteit en herkenbaarheid van het werk dat vrijwilligers in het hele land uitvoeren. Dat maakt het aanbod van Humanitas uniek: het gaat om professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk. Humanitas is voortdurend in beweging. Als antwoord op de maatschappelijke ontwikkelingen streeft Humanitas naar maatwerk op lokaal niveau en een gedifferentieerd aanbod, in afstemming met overheden en ketenpartners. Humanitas streeft naar kwaliteit en transparantie en voert waar mogelijk evaluaties, effectmetingen en tevredenheidsonderzoek uit.
1.4 Conclusies Humanitas werkt vanuit humanitische waarden aan versterking van de eigen kracht van mensen. Binnen de programmalijn ‘Elk kind telt’ worden diverse programma’s uitgevoerd om kinderen, jongeren en gezinnen te ondersteunen en hun zelfredzaamheid te vergroten. Kenmerkend voor Humanitas is dat zij professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk biedt.
2 Transitie jeugdzorg: van jeugdzorg naar zorg voor jeugd Met de term ‘Transitie jeugdzorg’ wordt de ingrijpende vernieuwing van de zorg voor jeugd aangeduid die vanuit de overheid is ingezet. De transitie betreft een vernieuwing op zowel zorginhoudelijke als bestuurlijke en financiële aspecten. Naast decentralisatie gaat het over een nieuwe visie op de wijze waarop de zorg rond opgroeien en opvoeden van jeugdigen inhoud en vorm moet krijgen.
2.1 Achtergrond van de transitie De noodzaak tot verandering in de jeugdzorg is al enkele jaren voelbaar. In de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg1 en de analyse van de Parlementaire Werkgroep ‘Toekomstverkenning jeugdzorg’2 wordt een aantal knelpunten in de jeugdzorg gesignaleerd: a) een steeds groeiende vraag naar zorg, b) een verkokering in de zorg aan jeugdigen en hun gezinnen waardoor een integrale en samenhangende zorg moeilijk tot stand komt, c) afwijkend gedrag wordt soms onnodig gemedicaliseerd en d) de toenemende kosten als gevolg van deze knelpunten. Als antwoord op deze problemen is vanuit de overheid gekozen voor een complete stelselwijziging. In de brief van staatsecretarissen Veldhuizen van Zanten (VWS) en Teeven (V & J) aan de kamer d.d. 8 november 2011 worden de contouren van het nieuwe zorgstelsel geschetst. Naar aanleiding van de stelselwijziging kan een bezuiniging van €300 miljoen worden gerealiseerd. Het is de bedoeling dat de stelselwijziging in de periode 20132016 zijn beslag krijgt. In een transitieplan dat samen met provincies, de VNG en het Rijk wordt gemaakt zal de fasering en de ondersteuning die de gemeenten kunnen verwachten worden beschreven. “Alle kinderen groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee naar vermogen”. Dit is de ambitie van het kabinet. Ouders zijn als eerste hiervoor verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat komt de overheid in beeld. Op het moment dat er vragen zijn moet snel, goed en op maat een antwoord geboden worden. Hiertoe moet het stelsel eenvoudiger vorm gegeven worden en een integrale aanpak van problemen bevorderen. De hoofddoelen van de stelselwijziging zijn: a) vroegtijdige ondersteuning en zorg op maat, en b) betere samenwerking rond jeugdzorg en gezinnen.
opvoed- en opgroeiklimaat, voor preventie, voor vroegsignalering tot en met de (zware) gespecialiseerde zorg. Ook op andere terreinen dan de jeugdzorg vindt decentralisatie plaats, zoals op het terrein van begeleiding vanuit de AWBZ, de arbeidsparticipatie (Wetsvoorstel ‘Werken naar vermogen’) en de invoering van passend onderwijs. De gemeente zorgt voor samenhang in de zorg voor jeugd waarbij verbanden worden gelegd met onderwijs, zorg en inkomen en sport en veiligheid. Hiermee krijgt de gemeente meer mogelijkheden om op lokaal niveau een integraal beleid te voeren gericht op het vergroten van de participatie van kwetsbare groepen in de samenleving. De verschillende financieringsstromen voor de zorg worden afgeschaft en er komt er één financieringsstroom voor het huidige preventieve beleid, de vrijwillige provinciale jeugdzorg, de jeugd LVB en jeugd GGZ. Het recht op (jeugdzorg) zal anders worden vormgegeven, er komt een algemene zorgplicht voor gemeenten om jeugdigen en hun opvoeders opvoed- en opgroeiondersteuning te bieden. Het Centrum voor Jeugd en Gezin behoudt zijn sleutelrol in het nieuwe stelsel. Elke gemeente moet een herkenbare en laagdrempelige plek hebben van waaruit een aantal basisfuncties van ondersteuning en zorg wordt aangeboden. De taken van het CJG betreffen: a. Monitoren, screenen en vaccineren; b. Ondersteuning, voorlichting en advies; c. Zoveel mogelijk zelf bieden van hulp en bij complexe of specialistische zorgvragen hulp inschakelen in een zo vroeg mogelijk stadium; d. Integrale zorg rondom het gezin organiseren (bijvoorbeeld door inzet van gezinscoach volgens één gezin, één plan, één regisseur); e. Samenwerking met onderwijs.
2.3 Kwaliteit van de omgeving en samenhangende zorgstructuur
2.2 Decentralisatie Om dit te realiseren is in het regeerakkoord een decentralisatie van alle ondersteuning en zorg voor jeugd naar gemeenten afgesproken. De gemeente is zowel bestuurlijk als financieel verantwoordelijk voor een positief 1
Evaluatieonderzoek Wet op de Jeugdzorg, BMC: 2009 Parlementaire Wekgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg, Jeugdzorg dichterbij, 2010
De omslag naar een nieuw stelsel is ingegeven vanuit de missie van de overheid om ervoor te zorgen dat jeugdigen gezond en veilig opgroeien. Hiervoor is het niet voldoende om de verantwoordelijkheid voor de zorg te verplaatsen naar de gemeenten en de schotten in de financieringsstromen op te heffen. Ook op inhoudelijk niveau is een verandering nodig. Deze inhoudelijke slag moet gericht zijn op enerzijds minder
2
6 Humanitas 2012
2 Transitie jeugdzorg: van jeugdzorg naar zorg voor jeugd
inzet van gespecialiseerde voorzieningen voor jeugdigen (exclusie) en anderzijds meer inzet van voorzieningen om de opvoeding in de eigen sociale context te versterken (inclusie).3 In samenwerking met een groot aantal deskundigen heeft het NJi in 2011 een advies gepubliceerd over de visie op en discussiepunten over de inhoudelijke inrichting van het nieuwe stelsel. Volgens de deskundigen is een jeugdbeleid nodig dat op twee pijlers berust: 1) kwaliteit van de leefomgeving en 2) samenhangende zorgstructuur.
2.3.1 Eerste pijler: kwaliteit van de leefomgeving Bij de eerste pijler ligt het accent op de gewone, gezonde, positieve ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Hierin spelen burgers en niet de overheid een sleutelrol. De taak van de overheid hierin is het ontwikkelen van beleid dat gericht is op de versterking van enerzijds de informele steun van sociale netwerken, anderzijds de algemene voorzieningen. Het eerste onderdeel wordt ook wel aangeduid als de pedagogische civil society en verwijst naar een sociale opvoedomgeving waarin mensen zich medeverantwoordelijk voor en betrokken voelen bij de opvoeding van kinderen en jongeren in de buurt. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op de pedagogische civil society. De kwaliteit van de omgeving voor jeugdigen kan verder worden verbeterd door het op peil brengen en houden van algemene jeugdvoorzieningen zoals de kinderopvang, delen van de jeugdgezondheidszorg, scholen, sportclubs, buurthuizen etc.
2.3.2 Tweede pijler: samenhangende zorgstructuur De tweede pijler gaat over het realiseren van samenhangende zorg voor jeugdigen en gezinnen. Hiervoor zijn de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten en de samenvoeging van de verschillende financieringstromen tot één financiering belangrijke maatregelen. Focus hierbij is niet de opvoeding van ouders over te nemen maar zoveel mogelijk te versterken. In het advies van het NJi wordt de zorg in de nieuwe situatie ingedeeld in drie compartimenten: • In het eerste compartiment wordt de opvoeding versterkt. Dit gebeurt door middel van preventie en opvoedingsondersteuning gericht op ouders en medeopvoeders. Ook het organiseren van sociale steun hoort hierbij. Het CJG, in samenhang met het onderwijs, lokale voorzieningen en de Zorg Advies Teams (ZAT) hebben een belangrijke rol bij de uitvoering van de ondersteuning en preventie. Dit aanbod is beschikbaar voor iedereen. • Het tweede compartiment ‘Versterking ondersteunen’ biedt, binnen het eerste compartiment, aanvullend intensievere hulp. De hulp komt zoveel mogelijk naar kinderen en ouders en is gericht op het versterken van de eigen kracht van ouders en het in stand houden van de sociale context. Het CJG en ZAT vormen het schakelpunt voor het inzetten van extra hulp.
3
•
Het derde compartiment omvat het overnemen van de opvoeding. Het gaat om hulpverlening in het kader van een maatregel van jeugdbescherming en jeugdreclassering, fulltime residentiële hulp, gesloten opnames en plaatsing in een aparte school voor speciaal onderwijs. De inzet van deze vorm van hulp dient zo minimaal mogelijk te zijn aangezien het hier gaat om exclusie van jeugdigen. Bij plaatsing van jeugdigen in een van deze vormen van hulp is een toets vanuit beschermingsperspectief noodzakelijk. Ook voor de hulp in het derde compartiment geldt dat deze zoveel mogelijk vanuit het eerste compartiment wordt gegeven.
Samenvattend: het streven is om jeugdigen en gezinnen zoveel mogelijk in de eigen context te ondersteunen, waarbij extra hulp (tweede en derde compartiment) aanvullend is en naar de gezinnen toekomt.
2.4 Conclusies Gemeenten staan de komende jaren voor de grote uitdaging om een nieuw, samenhangend stelsel van zorg rond opgroeien en opvoeden vorm en inhoud te geven en een integraal aanbod van preventie tot hulp bij ernstige en complexe problemen te realiseren. Daarbij is duidelijk dat de budgetten verminderen. De transitie jeugdzorg betekent niet alleen een verschuiving van verantwoordelijkheden, maar ook een inhoudelijke omslag. Een belangrijke inhoudelijke verandering wordt aangeduid als de versterking van de pedagogische civil society. In het volgende hoofdstuk gaan we nader in op waar de pedagogische civil society voor staat en wat dat betekent voor de overheid, instellingen en burgers.
Werk in uitvoering. Bouwen aan het nieuwe jeugdstelsel. Nji (2011)
7 Humanitas 2012
3 De pedagogische civil society Een belangrijk inhoudelijk thema bij de transitie jeugdzorg betreft de versterking van de sociale opvoedomgeving. Door de betrokkenheid van burgers en informele steun van sociale netwerken te versterken, kan een positieve en ondersteunende opvoedomgeving ontstaan waarin kinderen, jongeren en ouders er niet alleen voor staan.
3.1 Achtergrond Al langere tijd wordt geconstateerd dat we leven in een sterk geïndividualiseerde samenleving. Ook op het gebied van opvoeden en opgroeien is dat duidelijk merkbaar, van een sociale inbedding rondom gezinnen is steeds minder sprake. Door maatschappelijke ontwikkelingen zoals mobiliteit, migratie, het verdwijnen van voorzieningen in de buurt, zijn familieleden en mensen uit de buurt steeds minder betrokken bij de opvoeding. De sociale kring om gezinnen heen is steeds meer op een afstand komen te staan. In deze setting is de opvoeding een zaak van individuele verantwoordelijkheid geworden. Een ontwikkeling die samenhangt met de individualisering en de lossere sociale structuur is een toename van het beroep op professionele hulpverlening. Het gebruik van jeugdzorg is in de afgelopen jaren spectaculair gestegen. Met name het beroep op zware en dure vormen van zorg is sterk gegroeid. Dit geldt voor een breed scala van voorzieningen. Tabel 1 geeft voorbeelden van de groei van het gebruik van voorzieningen over de afgelopen jaren.
Het groeiend beroep op (zware) voorzieningen leidt tot een grotere afhankelijkheid van professionals, waarbij de inzet van steun vanuit het eigen sociale netwerk naar de achtergrond verdwijnt. De groei van het gebruik van deze voorzieningen is onwenselijk, omdat het betekent dat meer jeugdigen apart gezet worden ten opzichte van de rest van de samenleving (exclusie). Er is brede steun voor de opvatting dat alle jeugdigen moeten kunnen meedoen in de samenleving10 . Een tendens die hiermee gepaard gaat, is een steeds groter accent op het signaleren van risico’s en op ingrijpen. Een aanleiding om vaker in te grijpen is te vinden in een aantal vreselijke incidenten die zich hebben voorgedaan; dit wordt ook wel het Savanna-effect genoemd. Positief aan deze ontwikkeling is, dat er meer oog is gekomen voor kindermishandeling en voor de bescherming van kinderen. De keerzijde is, dat veiligheid te eenzijdig wordt gezocht bij professionele voorzieningen en de eigen kracht van het gezin en de positieve krachten in de leefomgeving te weinig worden geactiveerd.
Tabel 1. Groeiend beroep op voorzieningen 2000
2005
2010
97.400
108.500
111.900
Aanmeldingen Toegan Bureau Jeugdzorg5
58.768
97.472
Adviezen en onderzoeken AMK6
38.052
62.001
29.156
39.633
73.739
101.173
194.400
267.700
Aantal leerlingen speciaal onderwijs4
Jeugdigen met maatregel jeugbescherming7
25.965
Cliënten Jeugd- en Opvoedhulp8 GGZ-jeugd aantal cliënten behandeld 9
4
www.stamos.nl Jeugdzorg Nederland, Brancherapportage Jeugdzorg 2010 Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, idem noot 2. 7 CBS. Cijfers exclusief voogdij minderjarige vluchtelingen. Laatste gegevens over 2009. 8 Ambulante hulp, daghulp, pleegzorg, residentiële hulp 9 GGZ Nederland; Jeugd-ggz; investeren in de toekomst. Cijfers over 2006 en 2009. 5 6
10
De minister voor Jeugd en Gezin in het vorige kabinet gaf zijn programma de titel “Alle kansen voor alle kinderen”.
8 Humanitas 2012
3 De pedagogische civil society
3.2 Een nieuwe focus in het beleid: de pedagogische civil society
3.3 Pedagogische civil society: rol van overheid, instellingen en burgers
De Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) en de Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) stellen in een adviesrapport (RMO/RVZ, 2009) dat beleid minder eenzijdig vanuit het risicoperspectief benaderd zou moeten worden. De focus dient verlegd te worden naar de kracht van de sociale omgeving. Het beleid is teveel gefocust op de 15% van de kinderen waar iets mee aan de hand is, waardoor er te weinig wordt nagedacht over een gunstig opgroeiklimaat voor alle kinderen. De raden vragen meer aandacht in het beleid voor het stimuleren en versterken van sociale netwerken en steunstructuren rond jeugd en gezin. Deze visie wordt inmiddels breed gedeeld en is door hoogleraar Pedagogiek Micha de Winter (2011) als de ‘pedagogische civil society betiteld. Daarmee doelt hij op dat deel van de buurtomgeving dat een informele rol speelt of kan spelen in de opvoeding van kinderen en jongeren. De gedachte erachter is dat problemen zoals kindermishandeling, jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast aanzienlijk minder kans hebben zich te ontwikkelen als gezinnen zijn ingebed in een sterk sociaal netwerk. De pedagogische civil society staat voor een radicaal andere visie op hoe de zorg voor de jeugd georganiseerd moet worden. Niet vanuit instanties en sectoren en niet vanuit problemen op geïsoleerde levensgebieden, maar vanuit de leefwereld van jeugdigen en ouders. Laagdrempelige informatie en advies voor ouders en jeugdigen en andere preventieve activiteiten moeten als vanzelfsprekend aanwezig zijn, maar daarnaast gaat het om een omgeving waar burgers als vanzelfsprekend een rol vervullen in de opvoeding van jeugdigen. In een dergelijke omgeving krijgen kinderen de meeste kans om zich positief te ontwikkelen. Mensen in de sociale omgeving kunnen fungeren als mede-opvoeder, als kinderen buiten het ouderlijk toezicht zijn. De sociale omgeving kan ook tot steun zijn bij onzekerheden, vragen of problemen in de opvoeding of bij de vraag wat goed is en wat niet, of wat mag en wat niet mag. Er bestaat een brede basis aan wetenschappelijke onderbouwing voor de positieve effecten van sociale verbanden voor opvoeden en opgroeien (De Winter, 2011). Sterke sociale verbanden dragen bij aan een vermindering van isolatie en een toename van opvoedingsvaardigheden en kennis. Sociale steun vergroot de draagkracht van gezinnen en helpt ernstige opvoedingsmoeilijkheden te voorkomen. En in buurten waar meer mensen elkaar en elkaars kinderen kennen, groeien kinderen met minder gedrags- en emotionele problemen op.
In de pedagogische civil society ligt het initiatief bij de burger. Het draait om de burger en diens kracht en niet langer om het oplossen van individuele problemen door de professional. Maar daarnaast is een rol voor de overheid weggelegd. Sociale verbanden ontstaan niet altijd vanzelf en blijven ook niet vanzelf bestaan. De overheid is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden waaronder de sociale verbanden gedijen. De gemeente kan ervoor zorgen dat initiatief van burgers wordt gestimuleerd door instellingen en professionals. Zij heeft hierin dan vooral een faciliterende taak. Een verschuiving in het perspectief op het jeugd- en gezinsbeleid betekent niet een verplaatsing van een eenzijdige focus op professionele hulp naar een eenzijdige focus op informele steun. De gemeente is ervoor verantwoordelijk dat er hulp beschikbaar is voor jeugdigen en gezinnen die kampen met ernstige en meervoudige problemen. Want meer informele steun en preventieve ondersteuning kan niet voorkomen dat zich in sommige gezinnen ernstige problemen voordoen. Maar ook voor deze gezinnen moet de hulp geboden worden in de eigen leefwereld en moet zoveel mogelijk voorkómen worden, dat jeugdigen in een keten van voorzieningen steeds verder van huis raken. Kortom, een ondersteunende omgeving is, naast professionele zorg, ook voor deze groep van belang. In een ondersteunende sociale omgeving kan vrijwilligerswerk van grote betekenis zijn. Hoewel vrijwilligerswerk en vrijwilligersorganisaties wel genoemd worden in documenten over de pedagogische civil society, lijkt de rol van vrijwilligerswerk als natuurlijke hulpbron onderschat (Van Baren e.a., 2011).
3.4 Conclusies De pedagogische civil society staat voor een sociale leefomgeving waarin een grotere rol is weggelegd voor burgers bij de opvoeding van kinderen en jongeren. Zorg voor jeugdigen is niet iets dat exclusief bij professionals ligt, maar vraagt ook om een betrokken sociale omgeving. Familieleden, buurtbewoners, leraren, sporttrainers en vele anderen delen in de pedagogische civil met elkaar de verantwoordelijkheid voor een goed klimaat voor opgroeien en opvoeden.
9 Humanitas 2012
4 De betekenis van vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk kan van grote betekenis zijn voor de transitie jeugdzorg en de pedagogische civil society. Zonder de inzet van vrijwilligers zal het heel moeilijk zijn om de doelstellingen van de transitie jeugdzorg te behalen. Vrijwilligerswerk is bij uitstek relevant voor de inhoudelijke omslag die wordt beoogd: minder zware professionele hulp, meer steun vanuit de sociale omgeving om de eigen kracht van gezinnen te versterken
4.1 Vrijwilligerswerk in Nederland Het aantal vrijwilligers in Nederland is al jaren redelijk stabiel. Het aandeel volwassenen dat in georganiseerd verband actief is, ligt al jaren rond de 43 procent (circa vijf miljoen). Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) kiezen mensen er over het algemeen voor om vrijwilligerswerk te doen uit altruïstische motieven, interesse in het werkveld en vanwege de flexibiliteit van het werk. Vrijwilligerswerk doet zich in verschillende vormen voor. Naast puur vrijwilligerswerk zijn ook vormen ontstaan waarin vrijwilligerswerk een meer verplichtend karakter heeft gekregen, bijvoorbeeld de maatschappelijke stage (verplicht onderdeel van de studie) of sociale activering (verplicht onderdeel om een uitkering te ontvangen). Als gevolg hiervan is gezocht naar een nieuwe term die recht doet aan het verplichtende karakter dat onbetaald werk tegenwoordig ook kan hebben. De term ‘vrijwillige inzet’ biedt hiervoor een kader. In toenemende mate is er aandacht voor de vrijwillige inzet als middel om burgers te betrekken bij de samenleving en als middel voor de verwezenlijking van beleidsdoelen. Een voorbeeld is te vinden in het programma Vrijwillige inzet voor en door jeugd en gezin. Dit programma is in 2009 opgezet door het voormalige ministerie van Jeugd en Gezin, gericht op het versterken van de pedagogische civil society. Het programma draagt bij aan het kabinetsbeleid dat gericht is op een samenleving waarin mensen niet alleen naast elkaar, maar ook met elkaar leven en samenleven en een actieve rol op zich nemen in de maatschappij.
4.2 Professionele en vrijwillige inzet Met het verruimen van de term ‘vrijwilligerswerk’ en het verschijnen van nieuwe vormen van vrijwillige inzet, verandert de grens tussen professioneel werk en vrijwilligerswerk. Een thema dat hierbij van belang is betreft de reikwijdte van de inzet en de kwaliteit van het vrijwilligerswerk ten opzichte van professionele ondersteuning. Een aandachtspunt is waar vrijwillige inzet stopt en professionele inzet begint. Omgekeerd geldt hetzelfde: waar stopt de professionele bemoeienis en kan vrijwillige inzet het overnemen? In veel gevallen zal samen optrekken van professionele en vrijwillige inzet een goede optie zijn. Vrijwilligers kunnen niet de inzet van professionele krachten vervangen. Belangrijk is om steeds voor ogen te
houden wat de specifieke meerwaarde van vrijwilligerswerk is, en te zoeken naar manieren waarop professionele en vrijwillige inzet elkaar aanvullen en versterken. Uitgangspunt van Humanitas bij de vrijwillige inzet in de pedagogische civil society is dat het onderscheid tussen vrijwilligerswerk en professionele zorg niet ligt bij de grens tussen preventie en ondersteuning bij lichte problematiek enerzijds en hulp bij zware problematiek anderzijds. Vrijwilligerswerk kan in de hele range van lichte naar zware problematiek betekenis hebben. Vrijwilligerswerk onderscheidt zich van de professionele zorg in de zin dat vrijwilligers geen behandeling bieden, niet gericht zijn op ‘beter maken’. Wel kunnen vrijwilligers ondersteuning bieden om ouders te helpen concrete problemen op te lossen en de situatie van kinderen en ouders te verbeteren. Belangrijk hierbij is goede afstemming met de professionele zorg.
4.3 Professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk Om vrijwilligers een geëigende rol te laten vervullen in het realiseren van de doelstellingen van de pedagogische civil society en daarin de kwaliteit te bieden die nodig is, is een vorm van professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk nodig. In de huidige samenleving lijkt voldoende potentieel aan vrijwilligers te zijn. Veel mensen hebben behoefte aan het leveren van een bijdrage aan de samenleving, aan direct ‘van mens tot mens contact’ en aan deel uitmaken van een betekenisvolle groep. Van belang is om de vrijwillige energie die overal in de civil society aanwezig is, aan te boren en op de juiste manier in te zetten. Werven, inwerken, trainen en ondersteunen van vrijwilligers zijn hierin onmisbare (professionele) taken.
4.4 Conclusies Vrijwilligerswerk is een nog onderbelicht, maar uiterst relevant thema bij de transitie jeugdzorg. Met de transitie jeugdzorg in combinatie met de decentralisatie van verschillende andere beleidsvelden naar de gemeente, staan gemeenten voor de uitdaging om een integraal stelsel van ondersteuning en zorg voor gezinnen en jeugdigen te realiseren terwijl tegelijkertijd de budgetten kleiner worden. Hiervoor is in feite een nieuwe visie op de opbouw van de samenleving in gemeenten nodig, waarbij de rol van burgers
10 Humanitas 2012
4 De betekenis van vrijwilligerswerk
in verschillende vormen van vrijwillige inzet een belangrijk element is. Vrijwillige inzet kan daarbij een grote betekenis hebben voor de inhoudelijke omslag die de transitie jeugdzorg beoogt. De vrijwillige inzet van burgers sluit naadloos aan bij beleidsdoelen als versterken van de eigen kracht van gezinnen en het realiseren van een steunende leefomgeving voor gezinnen en kinderen.
11 Humanitas 2012
5 Samen werken aan de toekomst Met de transitie jeugdzorg staan gemeenten en instellingen voor een grote uitdaging: het realiseren van een integraal stelsel voor jeugd- en opvoedhulp dat informele hulp van sociale netwerken versterkt en de zorg biedt die nodig is. Naast bedreigingen (het budget voor de jeugdzorg wordt kleiner), biedt de transitie ook kansen. Kansen op een daadwerkelijke kanteling in de zorg waardoor jeugdigen en gezinnen weer centraal komen te staan, versterkt worden in hun eigen kracht, en snel goede en passende zorg krijgen als dat nodig is. Voor het realiseren van dit toekomstbeeld is een samenbundeling van krachten nodig.
5.1 Wat is de betekenis van Humanitas? Humanitas heeft een geschiedenis van meer dan 65 jaar ervaring als professionele vrijwilligersorganisatie voor maatschappelijke dienstverlening en samenlevingsopbouw. Humanitas ziet vrijwilligerswerk als hèt antwoord op de gewenste kanteling in de zorg. Het vrijwilligerswerk van Humanitas is van betekenis voor de pedagogische civil society: de ondersteuning die de vrijwilligers bieden kenmerkt zich door laagdrempeligheid, gelijkwaardigheid en empowerment. Vrijwilligers maken deel uit van een ondersteunende omgeving voor gezinnen en kinderen. Humanitas biedt professioneel vrijwilligerswerk van hoge kwaliteit, vrijwilligers worden opgeleid en ondersteund. De expertise van Humanitas kan op verschillende manieren ingezet worden bij de transitie jeugdzorg. • Opvoeding versterken Allereerst heeft Humanitas diverse programma’s binnen de programmalijn Elk kind telt. Programma’s die betekenis hebben voor het versterken van de opvoeding: Gezin in balans (voor (ex-)gedetineerde moeders), Home-Start, doorstart, begeleide omgangsregeling na echtscheiding (BOR), activiteiten voor kinderen (o.a. kindervakantieweken, logeeropvang). Deze programma’s passen met name in het eerste en het tweede compartiment in de beoogde samenhangende zorgstructuur. De programma’s zijn zover ontwikkeld dat ze uitgerold kunnen worden over meer gemeenten. • Ondersteuning bij zwaardere problematiek De rol van Humanitas beperkt zich niet tot preventie en lichte ondersteuning. Humanitas is ook van betekenis voor de steun aan gezinnen en jeugdigen met zwaardere problematiek, het derde compartiment in de zorgstructuur. Daarbij heeft vrijwilligerswerk zijn eigen specifieke waarde en kwaliteiten, het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat vrijwilligerswerk de inzet van professionele krachten vervangt. De vrijwilligers van Humanitas spelen een rol in de attendering van gezinnen op zwaardere hulp indien nodig, verlenen steun naast de professionele hulp (tijd en aandacht) en kunnen na afloop van een hulpverleningstraject ‘stut en steun’ verlenen aan een gezin. Daarnaast kunnen de maatjesprogramma’s van Humanitas van betekenis zijn voor jongeren die tijdens of na een hulpverleningstraject iemand
•
nodig hebben die echt naast hen staat. Essentieel daarbij is dat de ondersteuning van de vrijwilligers wordt geboden in de dagelijkse leefomgeving van gezinnen en jeugdigen, dus het eerste compartiment. Verbinding tussen vrijwilligerspotentieel en vraag Humanitas wil en kan meer betekenen voor de versterking van de pedagogische civil society dan het aanbod van concrete programma’s en activiteiten. Met haar jarenlange ervaring kan Humanitas de krachten van burgers die iets willen betekenen voor gezinnen en kinderen mobiliseren en omzetten in vrijwilligersprogramma’s die het verschil kunnen maken voor gezinnen en kinderen.
5.2 Samenwerken Humanitas werkt altijd samen met anderen in de professionele dienstverlening en jeugdzorg. De programma’s BOR en doorstart bijvoorbeeld zijn ingebed in samenwerkingsverbanden op lokaal en regionaal niveau. Humanitas wil graag meedenken en –praten met gemeenten en samenwerkingspartners om samen naar antwoorden te zoeken op de vragen die zich voordoen rond de transitie jeugdzorg. Humanitas wil en kan hierbij als gelijkwaardig gesprekspartner participeren en haar expertise op het gebied van professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk inzetten. De inzet van vrijwilligers kan leiden tot duurzame en financieel haalbare oplossingen. Humanitas staat open voor allianties met andere organisaties om de krachten voor jeugdigen en gezinnen te bundelen.
5.3 Conclusies Om de pedagogische civil society werkelijkheid te laten worden, is de inzet van alle partijen die te maken hebben met kinderen en gezinnen nodig. Humanitas heeft daarin een rol van betekenis en kan de motor zijn in de samenwerking. Daarbij staat voor Humanitas de vraag van kinderen en gezinnen te allen tijde centraal.
12 Humanitas 2012
Literatuur Baren E. A. van, Meijs, L. C. P. M., Roza, L., Metz, J. & Hoogervorst, N. (2011). ECSP webpublicatie: Over hedendaagse ‘vrijwillige inzet’ en ‘vrijwilligersmanagement’ als bouwstenen voor de pedagogische civil society. Verkregen op 19 januari 2012 van http://goo.gl/UN9bG Elzinga, D. J. (2011). Riskante beleidsvrijheid in jeugdzorg. Binnenlands Bestuur, 18 november 2011, pagina 13. Gemeente Voorschoten. (2008). Een vernieuwingskuur: van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet. Voorschoten: gemeente Voorschoten. Humanitas (2011). Jaarverslag doorstart ’s Hertogenbosch. Amsterdam: Humanitas. Humanitas (2011). Jaarverslag BOR Twente 2010. Amsterdam: Humanitas. Humanitas (2012). Methodiek BOR Humanitas. Amsterdam: Humanitas. JSO (2010). Centra voor Jeugd en Gezin en de kracht van het sociale netwerk. Gouda: Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en opvoeding (JSO). K2 (2011). Transitie jeugdzorg: informatie over ontwikkelingen. ’s Hertogenbosch: K2 Adviesbureau voor jeugdvraagstukken. Kesselring, M., Gemmeke, M., & Geschiere, M. (2010). De pedagogische civil society en het CJG. Jeugd en Co Kennis, jaargang 3, pagina 19-28. Knipping, C. en M. Waaijenberg (2009). Begeleide Omgangs Regeling Twente. Anker voor kinderen. Deventer: B&A consulting bv. Meijer, L. (2011). Handreiking doorstart voor coördinatoren. Amsterdam: Humanitas. Montfoort, A. van, M. Goedhart, W. Vijgen, J. Verstegen, S. Hermsen, A. Gillis- Harbers (2011). Vernieuwing Zorg voor Jeugd in Limburg. Visiedocument (niet gepubliceerd). Movisie (n.d.). Vrijwillige inzet. Gevonden op 18 januari 2012. Website: http://www.movisie.nl/115025/def/home/vrijwillige_inzet/. Movisie (2011). Trendrapport 2011. Vrijwillige inzet 2.0. Utrecht: Movisie. NJi (n.d.). Project Allemaal Opvoeders. Gevonden op 18 januari 2012. Website: www.nji.nl/allemaalopvoeders. NJi (2010). De kracht van de pedagogische civil society. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut (NJi). NJi (2011). De rol van de Centra voor Jeugd en Gezin bij versterking van de pedagogische civil society. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut (NJi). NJi (2011). Werk in uitvoering. Bouwen aan een nieuwe jeugdstelsel. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut (NJi). RMO/RVZ (2009). Investeren rondom kinderen. Den Haag: Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. Staatsecretarissen Veldhuizen van Zanten (VWS) en Teeven (V & J). Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’. 8 november 2011 Winter, M. de (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP ZonMw (2009). Programma Vrijwillige inzet voor een door jeugd en gezin. Den Haag: ZonMw.
13 Humanitas 2012
Colofon © Van Montfoort/Collegio in samenwerking met Humanitas
Woerden / Amsterdam, maart 2012 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van Van Montfoort/Collegio en Humanitas. Bij overname is bronvermelding verplicht..
14 Humanitas 2012
HU - Montfoort rapport DEF.:Opmaak 1 21-03-12 16:40 Pagina 4
Humanitas Landelijk Bureau Bezoekadres: Sarphatistraat 4 Postbus 71 Postadres: 1000 AB Amsterdam Telefoon: 020 523 11 00 KvK: 405 30 895 E-mail:
[email protected] Internet: www.humanitas.nl Gesteund door:
De programma’s Humanitas doorstart en Humanitas BOR worden gesteund door: