Ekklesia Breda 23 augustus 2015 Zomerviering Grote Kerk – goed leven, voor allen Toespraak Franck Ploum 1. Wie wil er nu niet een goed leven? Dat je voldoende te eten hebt, geen zorgen over je huur of hypotheek, je eventuele kinderen kunt bieden wat ze nodig hebben. Als basis. Want een goed leven gaat ook over gelukkig leven: gezond, vrienden bij wie je terecht kunt, een relatie – als je dat ambieert, fijn werk – niet alleen voor het geld, maar waar je voldoening uithaalt. Een goed leven heeft ook met betekenis te maken. Dat je voelt dat je leven zin heeft. Je draagt iets bij, kunt iets doen voor een ander, je helpt op de een of andere manier de samenleving een stapje verder. Of zou het ook zo kunnen zijn dat je leven in zichzelf al betekenis heeft? Durven we dat nog te denken? Kùnnen we dat nog denken: ik ben waardevol als mens, zonder dat ik iets presteer, bijdraag, briljant ben? Ik ben waardevol omdat ik mens ben? Over natuur denken we nauwelijks nog op deze manier. Dat een boom waarde heeft in zichzelf en niet omdat er economisch gewin uit te halen is, dat is bijna een vloek in dit maakbaar neoliberale klimaat. Over mensen praten we ook steeds vaker op deze manier: ouderen als probleem, personeel als kostenpost, “Heeft uw baby een handicap, had u dat niet kunnen voorkomen?”. Bij een goed leven hoort ook dat je in harmonie bent met je omgeving. Onmin en conflict met de mensen om je heen is verstorend als het om goed leven gaat. Het brengt namelijk spanningen en onrust met zich mee. Zelfs kan het leiden tot onvrijheid. Je durft niet meer te gaan en staan waar je wilt, bang om de persoon met wie je in conflict bent tegen het lijf te lopen. Kun je nagaan wat dat betekent wanneer het conflict zich in je straat of misschien zelfs in je eigen huis bevindt. Een goed leven, is een leven waarin natuurlijk ook conflicten voorkomen, dat kan niet anders, maar waarin die ook weer worden opgelost. Een goede en veilige omgeving heb je nodig om als mens te functioneren. Daarmee is een goed leven dus ook een leven waarin je ergens bij hoort, deel van uitmaakt. Dat je geen eiland bent, alleen op jezelf aangewezen, dat je alleen te leven hebt met jezelf. Daar wordt een mensenleven niet beter van, alleen met jezelf leven. Niet alleen leven met jezelf… Zou er ook nog ‘niet alleen leven voor jezelf’ bij kunnen horen? Of is dat ook al vloeken? Als mens ergens bij horen betekent immers ook dat je een rol speelt binnen een gezin, straat, een groep, een vereniging. En waar mensen op de een of andere manier elkaar kennen en bij elkaar horen, komt ook aandacht voor elkaar om de hoek kijken. Dat je weet hebt van hoe het met de ander gaat en dat je pogingen doet iets voor elkaar te betekenen wanneer problemen zich aandienen. En bij wat meer intieme banden, elkaar tot troost kunt zijn en steun wanneer het leven zwaar is en het goede leven uit het zicht verdwijnt. Dat je lijden hoort en ziet en er bent. 2. Mozes is op weg gestuurd met, laten we het zo zeggen, een zooitje ongeregeld. Mensen van allerlei pluimage, rang en stand, bevinden zich in de lange stoet op weg naar bevrijding. Zo werkt dat. Het begint met een klein groepje dat vindt dat het zo niet langer kan, dat een plan maakt, dat de straat op gaat en verandering eist. En langzaam wordt dat groepje een groep en de groep een hele grote groep en de hele grote groep een massa mensen. Iedereen die zich herkent sluit zich aan. Groepen
die zich in dezelfde benarde situatie bevinden herkennen zichzelf in de problematiek en verklaren zich bondgenoot. Alle mensen en groepen die zich bij de vleespotten van Egypte gebruikt, misbruikt, opgejaagd, onvrij voelden trekken mee in de stoet. Op weg naar? Dat weet eigenlijk niemand precies. Er is een vaag vermoeden, een onbestemde richting, ergens ooit een beloofd land. Beloofd door wie? Een zekere “Ik ben” die gezegd heeft “Ik zal er Zijn”. Niemand heeft ooit gezien, niemand heeft ooit gehoord, behalve Mozes, die sprak van aangezicht tot aangezicht. Een tocht van veertig jaar, een mensenleven lang onderweg naar een bestemming. Dan blijft gemor en conflict niet uit. Je kunt er donder op zeggen dat na veertig dagen de ellende al begint. Wie ooit met kinderen gereisd heeft weet dat dit een optimistische inschatting is. Mozes is voortdurend bezig de boel bij elkaar te houden, brandjes te blussen en gemoederen te sussen. En er zijn ook voortdurend mensen die terugverlangen naar waar ze vandaan komen. Ook dat kennen we tot op vandaag. ‘Vroeger was alles beter’. Zelfs de diepste ellende krijgt na decennia een gouden rand. Je hoort soms wel eens mensen roepen ‘Het wordt tijd dat er weer oorlog komt, dan zitten de kerken weer vol.’ Nou, laat ze maar lekker leeg. En tegelijk snap ik het wel, want er ligt een diepe laag van verlangen onder, verlangen naar een omkadert leven waarin je weet bij wie je hoort, tot welke groep jij je mag rekenen, een verlangen naar wat ooit – met alle beperkingen – toch voor velen een goed, misschien vooral overzichtelijk leven was. Steeds opnieuw moet Mozes het verleden in herinnering roepen en het vergezicht scherp stellen. Allemaal prima die vleespotten en ik begrijp dat er toen voldoende eten was, maar wat voor leven was dat, in groeiende onvrijheid, in achterstelling en uitsluiting? Is een goed leven dan niet meer dat voldoende te eten? We gaan op weg naar iets nieuws, iets groots, een wijd licht land, een land dat overvloeit van melk en honing. Het oude loslaten en letterlijk of figuurlijk wegtrekken naar iets nieuws, dat zijn moeilijke en intensieve processen, dat is in 2015 niet anders. Mozes functioneert in het hele proces als leidsman, als baken, als vleesgeworden visioen van dat land van ruimte om te ademen en vruchten om te eten. Alles is daarop gericht en dat is ook wat al die verschillende mensen bij elkaar houdt en tot een groep, gemeenschap maakt: dat ze een gezamenlijk einddoel hebben, een visioen waarvan en waarvoor ze leven. Twaalf vertegenwoordigers, van dat zooitje ongeregeld, worden vooruitgestuurd, om het nieuwe land te verkennen, want het moet natuurlijk wel een land zijn dat goed is voor allen, waar allen ruimte om te leven hebben en allen kunnen ademhalen en eten van goede vruchten. 3. Hoe groot is de kring van mensen waar we bij horen? Voor hoeveel mensen kun je een troost zijn en een helpende hand? Met hoeveel mensen delen wij een gezamenlijk visioen? Voelen wij ons verbonden met de toekomst van de twaalf stammen, dat wil zeggen: heel het volk, heel het zooitje ongeregeld verspreidt over vijf continenten en misschien mag het ook nog wel breder: ‘goed leven, voor allen’ wordt dan ‘goed leven, voor alles’. Dat is een grote stap. Dat jij je goede leven voor jezelf kunt verbinden met anderen, met mensen om je heen, met groepen, maar uiteindelijk ook met een massa die je niet kent, maar van wie je vermoed dat ze iets met jou gemeen hebben, dat ze leven van hetzelfde visioen, namelijk dat ze een goed leven kunnen leiden. Dat is wat we solidariteit noemen: dat je iemand persoonlijk niet kent, maar je wel solidair bent met iemand omdat jij je als mens kunt verplaatsen in de situatie van de ander. Je weet wat het betekent onvrij te zijn, je kunt
invoelen wat het betekent wanneer je je kinderen geen toekomst kunt bieden, je kunt aanvoelen wat de angst is van mensen die leven op plekken waar elk moment de pleuris uit kan breken. ‘Goed leven’, ja dat willen we. ‘Goed leven, voor allen’ willen we dat ook? En wat is dat ons waard en hoe ver willen of kunnen we daar in gaan? 3. ‘Wij kwamen in het land, en werkelijk het vloeit over van melk en honing’. (Numeri 13,27). Na veertig dagen komen de twaalf verspieders – vertegenwoordigers van de hele groep -‐ terug met goed nieuws. Hier kan een goed leven geleefd worden door allen. Er is één maar: Er wonen al mensen, groot en sterk. Later in verhaal worden het zelfs reuzen. Opnieuw slaat de angst voor het onbekende toe: ‘dit wordt onze dood, laten we teruggaan naar Egypte.’ Dat is toch een onbegrijpelijke paradox in het verhaal. Een goed wijd land en een goed leven voor allen, maar zij die er wonen moeten er uit verdreven worden. Alleen ‘wij’ hebben recht op dat land van melk en honing. Zelfs met God aan onze kant. Dus plaatsen we bommen in treinen, verdrijven we mensen van hun land en claimen we rechten. We bouwen muren in Palestina, in Hongarije in Mexico en zoveel onzichtbare muren en barrières, waar ter wereld niet, om ons grenzeloze ‘recht hebben op’ te beschermen binnen onze eigen grenzen. Hier laat het bijbelverhaal zien hoe moeilijk die solidariteit is met mensen die je niet kent. Een goed leven, voor allen. Het is snel gezegd en zelfs beaamd, maar als het er op aan komt is het maar al te vaak ‘een goed leven voor mij en de mensen om mij heen’. ‘Wij kunnen toch niet het leed van de hele wereld op onze nek nemen?’ Wordt dat dan gevraagd? Of is dit de slagzin, de quote, waarmee we onze gerichtheid op alleen onszelf en ons eigen kleine groepje goedpraten? Hoe goed kan een leven zijn wetende dat grote groepen geen deel hebben aan dat goede leven? Zijn de rijkdom en de druiven niet bitter zoet in een wijd licht land waar enkelen mogen verblijven en zich niets aantrekken van wat er in de rest van de wereld gebeurt? 4. In de verhalen uit de Tora, komt het hele mensenleven en het samenleven van mensen voorbij. Het volk Israël heeft in deze verhalen haar identiteit gegrondvest. Kijk, hier komen wij vandaan, dit zijn wij en zo hebben wij ons ontworsteld aan onderdrukking door mensen en door goden. En het blijft een levenslange opdracht, wel veertig jaar woestijn, om steeds weer, elke generatie opnieuw, te leven met het visioen van vrijheid voor allen voor ogen. Met alle moeite die dat kost en gemor dat het oplevert. Ook met alle schuren en schaven met mensen en groepen die je niet kent, maar met wie je toch solidair wilt zijn. Zeg amen, dat het zo moge zijn.
Voorbede Gij met uw bevrijdend woord die ons steeds opnieuw het visioen voor ogen houdt van een wereld met toekomst voor allen, Wij bidden U: Om een land van melk en honing Voor allen die uitzien en hopen op toekomst voor henzelf en hun kinderen, allen die in oorlog en conflict moeten overleven allen die op de vlucht zijn voor geweld en onrust zovelen verdreven van land en eigendom in naam van een God, een idee, of gewoon uit macht en kracht.
Om een land van melk en honing voor wie zijn vastgeroest in pijn en teleurstelling en niet weten hoe verder allen die zonder doel en droom hun dagen slijten, allen die hun leven als zinloos ervaren al die mensen die worden afgeschreven als te duur, kostenpost, last en niet rendabel. Om een land van melk en honing dat zich in ons denken en doen vestigt en ons leven verbindt met zovelen, bekend en onbekend, dat wij mensen zijn die het visioen voorleven en anderen op sleeptouw nemen naar wijdt licht land. Laat onze ogen opengaan Dat wij zien en horen wat ook gebeurt: Dat mensen zich wereldwijd verbinden en opkomen voor elkaar Laat onze ogen opengaan Velen die zich inzetten voor humaniteit en mensenrecht, Allen die actievoeren voor mens en dier en leefmilieu, Hier, elders, tot aan de door economie bedreigde Noordpool toe. Laat onze ogen opengaan Voor deze ekklesia hier bijeen… In het voorbedenboek staat vandaag geschreven….. Onze doden, voor uw aangezicht, naam voor naam….. Onze levenden, allen die bij ons horen en die wij liefhebben, voor uw aangezicht, naam voor naam…. Zo komen wij tot u: Met al uw Joodse mensen die uw Tora betrachten, al uw moslimmensen die uw aanroepen: barmhartige alle mensen van goede wil en met al uw christenmensen wanneer wij bidden: onze vader..