Eindverslag RGI Het RGI netwerk
[34]
Kennisinstellingen
Internationale organisaties
[35] Bedrijven
[114]
[23] Netwerk-
organisaties
[71]
Overheidspartijen
[33]
Universiteiten
Ruimte voor Geo-Informatie
Ruimte voor Geo-informatie BSIK 03003 Postbus 508 3800 AM Amersfoort Nederland Tel. +31 (0) 33 – 460 4120 Fax. +31 (0) 33 – 465 6457 E
[email protected] Versie 1.0 d.d. 30 oktober 2009
1
Eindverslag Bsik project 03003 “Ruimte voor Geo-Informatie (RGI) Gegevens Bsik project: Projectnummer:
Bsik03003
Projecttitel:
Ruimte voor Geo-Informatie (RGI)
Begindatum project:
17-02-2003 (subsidiebeschikking 1 maart 2004)
Einddatum project:
30-09-2009 (om adm.redenen is einddatum van 31-07-2009 verplaatst met toestemming Minister VROM)
Auteur: Klaas Maas (TNO) i.s.m. programmabureau RGI
Inhoud: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Managementsamenvatting Deelprojecten / Thema’s Realisatie mijlpalen Resultaten en stand van zaken, innovatie, valorisatie en verankering Synergie met andere Bsik-projecten Internationale positionering Organisatie en bestuur Financiering Bsik-project RGI in relatie tot de begroting Uitgaven per jaar verdeeld over de verschillende kostensoorten Financiering van het Bsik-project RGI uit de verschillende financieringsbronnen Verdeling BSIK-subsidie over de diverse soorten partijen binnen RGI Toelichting op het verloop van kosten en financiering
3 5 12 18 20 21 22 23 1 2 3 3
Bijlagen: Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11: Bijlage 12: Bijlage 13: Bijlage 14: Bijlage 15:
Achtergrondinformatie RGI Programmabrede kwantitatieve mijlpalen Lijst met PhD studenten Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s) Nederland Geoland, managementsamenvatting (onderdeel Delta in Transitie) Lijst met Brugprojecten Lijst met internationale projecten Lijst van publicaties Bibliometrische analyse, managementsamenvatting Organisatie RGI Advies Raad van Toezicht Advies van de Adviesraad Wetenschap (Engels) Advies van de Adviesraad Gebruikers (Engels) Self assessment Bestuur Self assessment Programmabureau
2
0. Managementsamenvatting Achtergrond en beweegredenen, probleemstelling Het Bsik-programma Ruimte voor Geo-Informatie (RGI) is een van de vijf programma’s binnen het Bsikthema “Hoogwaardig Ruimtegebruik”. De geo-informatiesector (GI) is van oudsher een technische sector die toeleverancier is van ruimtelijk informatie voor tal van toepassingen, op gebieden als ruimtelijke en stedelijke planning, verkeer en transport, maar ook bijvoorbeeld onderwijs, toerisme en weersvoorspelling. De ontwikkelingen binnen de ruimtevaart en de IT-technologie betekenden een revolutie voor de GI-sector en haar toepassingsmogelijkheden (denk aan satellietobservatie met een steeds hogere resolutie, satellietnavigatietechnologie, TomTom, Google Earth, etc.). De sector was echter versnipperd georganiseerd en vaak onbekend met de maatschappelijke probleemgebieden waarin zij zou kunnen bijdragen aan oplossingen. RGI heeft een impuls willen geven aan wederzijdse bewustwording, het organiseren van nieuwe samenwerkingsverbanden en kennisontwikkeling. De algemene informatie over het subsidieprogramma Bsik en de wijze waarop het programma1 Ruimte voor Geo-Informatie binnen dat kader is uitgevoerd is gegeven in Bijlage 1: Achtergrondinformatie RGI. Missie, resultaten, samenhang RGI is effectief uitgevoerd in vijf thema’s1 onderverdeeld in 98 projecten1, voor een totaal budget van 45,8 miljoen euro waarvan 20 miljoen euro Bsik-subsidie. De missie van RGI: “De verbetering en innovatie van de Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII) en het Geo-kennisveld in Nederland voor een adequaat en efficiënt bestuur en een krachtig bedrijfsleven” is vertaald in vijf kerndoelen voor de ‘geo-informatisering’ van Nederland: meer vraaggerichtheid; meer stromen van kennis; meer samenhang; meer innovatie; meer bekendheid. Niet het aanbod van geo-informatie maar de vraag ernaar staat in RGI centraal. Bij de inhoudelijke realisatie van het programma is daarom ook gekozen voor een invulling via ‘bottom-up’ initiatieven in een aantal tenderrondes (zie ook paragraaf 1.1). Daarnaast is verankering reeds vanaf de start onderdeel geweest van de programmastrategie. RGI heeft door het ontsluiten van de “subexploited resource”2 geoinformatie, voor overheden, bedrijfsleven en consumenten, aan de betreffende sectoren binnen de Nederlandse samenleving een sterke innovatie-impuls gegeven en daarbij ook het beleidsconcept van de elektronische overheid (eOverheid) krachtig uitgedragen en bevorderd: Belangrijkste resultaten: • Een concept voor de Nationale Geo-Informatie Infrastructuur NGII is geïntroduceerd en ontwikkeld met 5 bouwstenen (data, standaarden, technologie, beleid, mensen) wat structurerend werkte en waarmee een aanscherping plaatsvond van de oorspronkelijke doelstelling uit de subsidieaanvraag. Dit was belangrijk voor het bereiken van meer samenhang. Het concept is verankerd in de mede door RGI tot stand gebrachte beleidsnota GIDEON. • Het bewustzijn van behoefte aan en noodzaak van geo-informatie in toepassingssectoren is sterk vergroot, specifiek in de sectoren Openbare Orde en Veiligheid (RGI-thema OOV); in de sector Ruimtelijke Orde en Inrichting (RGI-thema ROI) inclusief de agrarische sector, in de sector Onderwijs, en voor de particuliere burger/consument in zijn relaties met de markt en met de overheid (RGIthema Consumenten en Leerlingen – COL). • De samenhang in de sector is versterkt en de sector is zelfbewust geworden. Mede door de impact van RGI is besloten tot oprichting van het GI-Beraad als interdepartementaal adviesorgaan voor de Minister van VROM op topambtelijk niveau, instelling van GeoNovum als opvolgorganisatie van de publieke geo-informatie instellingen Ravi en NCGI, fusie van bedrijfsverenigingen tot GeoBusiness Nederland en instelling van GeoMeeting als overlegplatform voor de sector. • Daarenboven heeft de voor RGI gekozen uitvoeringsmodus geleid tot een breed en multidisciplinair netwerk (bijna 300 partners) van (kennis)instellingen, bedrijven en gebruikers – dit wordt door velen gezien als het belangrijkste resultaat van RGI. Wijzigingen in strategie en uitvoering Wijzigingen betroffen: 1
In de formele administratieve zin is “Ruimte voor Geo-Informatie (RGI)” een Bsik-project, onderverdeeld in 5 deelprojecten, onderverdeeld in 98 subprojecten. In dit Eindverslag wordt echter gesproken van het RGI-programma dat is onderverdeeld in de 5 RGI-thema’s (OOV, ROI, COL, NGII en WETENSCHAP) die zijn onderverdeeld in 98 RGIprojecten.
2
Karakterisering toegeschreven aan Al Gore.
3
• Introductie van paraplu met 5 kerndoelen zoals eerder benoemd, bij de start van RGI in 2004. Hiermee werd het programma op een hoger strategisch niveau getild en omgezet van multiprojectmanagement naar daadwerkelijk programmamanagement. • Omzetting van deelprogramma’s naar kennisthema’s, omdat veel projecten in meer dan één deelprogramma vielen en de indeling in de praktijk niet functioneerde. De nieuwe indeling was logischer en communiceerde beter. Na de midterm review is ook de financiële verantwoording op deze manier georganiseerd en zijn de mijlpalen herschikt naar de kennisthema’s in overleg met SenterNovem en VROM. De omzetting had geen inhoudelijke gevolgen voor het programma en het bereiken van de mijlpalen. • Transparantie van de tenderprocedure. Na evaluatie van de eerste tender is de procedure vereenvoudigd en transparanter gemaakt, tevens is het inhoudelijk kader van de kennisagenda specifieker gemaakt en zijn financiële randvoorwaarden meegegeven voor een goede verhouding tussen kosten en baten. Tevens is de communicatie verbeterd. • Vermijden van (schijn van) belangenverstrengeling hetgeen heeft geleid tot diverse organisatorische aanpassingen: invulling positie onafhankelijk voorzitter in Bestuur en Raad van Toezicht RGI, internationalisatie ARW en benoeming van wetenschappelijk directeur in directie RGI. Bijdrage aan doelstellingen Bsik-impuls als geheel Met haar resultaten heeft het RGI-programma ruimschoots beantwoord aan de generale doelstellingen van de Bsik-impuls die beoogde “de samenwerking tussen onderzoeksinstellingen en ondernemingen te stimuleren ten einde te komen tot kwalitatief hoogwaardige netwerken in de kennisinfrastructuur voor onderzoek dat aansluit op de maatschappelijke kennisbehoefte”. RGI heeft als vliegwiel gefunctioneerd om te komen tot een multidisciplinair netwerk van kennisinstellingen, universiteiten, publieke organisaties en bedrijven, dat tevens internationaal is ingebed in een mondiaal netwerk (met vergelijkbare programma’s in Canada, Australië en Korea). De RGI-productenportfolio kan, zoals door een tussentijdse evaluatie door Ecorys en Prisma&Partners is aangetoond een meer dan gemiddeld marktsucces realiseren en heeft dit deels al laten zien. Nederland neemt wetenschappelijk gezien op geo-informatiegebied een plaats in de wereldtop in: internationaal een 5e plaats met het aantal wetenschappelijke publicaties, en zelfs een 3e plaats als het gaat om citatie-impact (zie Bijlage 10. bibliometrische analyse). Uit een door RGI uitgevoerde marktmonitor (Geo-sector in kaart) blijkt dat we met een zeer innovatieve sector te maken hebben. Ongeveer 7% van de totale sectoromzet (1.4 miljard in 2008) wordt geïnvesteerd in R&D. Het bedrijfsleven neemt hiervan ca. 4 % voor haar rekening. Mede door RGI is het MKB beter gepositioneerd en is de geo-sector uitstekend voorgesorteerd in de internationale concurrentiepositie. RGI heeft hiermee, meer dan oorspronkelijk werd verwacht, ‘value for money’ gerealiseerd. Blik op de toekomst Nog meer value for Money is te bereiken door verdere benutting van RGI-resultaten in de praktijk. Zoals de internationale Midterm Review Committee al schetste, vereisen netwerkprogramma’s zoals RGI een looptijd van 7-10 jaar. Om de resultaten uit de RGI-investering (45,8 Meuro) verantwoord te borgen en daarvan het optimaal rendement veilig te stellen is op onderdelen een vervolgimpuls nodig, zo concludeerde deze commissie. Continue innovatie in de sector is van groot belang omdat de geo-ontwikkelingen een grote vlucht nemen en de Nederlandse ruimtelijke problematiek op het gebied van water en klimaat optimale inzet van geo-informatie vereist. Reflectie De gekozen strategie met tendering was een juiste keuze gezien de fase waarin de sector zich bevond en de noodzaak om de sector van binnen naar buiten te keren. Alle doelen zijn behaald, de ambities waren hoog doch realistisch en het programma is breed neergezet en heeft daarom in de volle breedte van de sector impact gehad. Binnen de mogelijkheden van het programma is er ruimschoots gepresteerd op het terrein van innovatie, valorisatie en verankering. De belangrijkste systeeminnovatie is het netwerk. De toekomst oogt zorgelijk gezien het tot op heden uitblijven van een vervolg op RGI. RGI heeft met een flink aantal brugprojecten zelf een brugfunctie vervuld tussen de Bsik-thema’s ICT, Hoogwaardig ruimtegebruik en Duurzame Systeem Innovaties. Er is op zowel programma- als op projectniveau een realistische internationale inbedding en samenwerking gerealiseerd. De onderzoeksactiviteiten waren geconcentreerd op vooraf gekozen speerpunten en de internationale impact hiervan begint zichtbaar te worden. De organisatie functioneerde efficiënt en effectief. Het programma heeft grotendeels conform begroting gedraaid. Het programma kent een evenwichtige verdeling van subsidie over de verschillende type partijen en goede participatie vanuit het bedrijfsleven.
4
1 Deelprojecten (Kennisthema’s RGI) 1.1 Programmastrategie De stichting RGI heeft bij de eerste ronde toewijzingen van projecten bewust ingezet op een tweesporenbeleid: er is gekozen voor een onderscheid tussen enerzijds omvangrijke projecten (> 500 Keuro, looptijd ca. 4 jaren) waarin nieuwe kennis wordt ontwikkeld, en anderzijds in omvang beperkte innovatiepilots en voorbereidende definitiestudies. In de eerste twee tenders (resulterend in de projecten RGI-001 t/m -030, deels zgn. vliegende start projecten) is nadrukkelijk ingezet op de ontwikkeling en ondersteuning van een nationale geo-informatie infrastructuur; deze NGII betreft de aanbodzijde van RGI. Daarnaast is aan de vraagzijde ingezet op geoinformatiefacilitering t.b.v. risicomanagement; op geo-informatieontwikkeling t.b.v. ruimtelijke en agrarische planning; en geo-informatie voor gebruik in het onderwijs. Binnen de projecten van deze eerste twee tenders zijn ook 13 PhD-onderzoeken gestart. In de tweede tenderronde (projecten RGI-101 t/m -255) is deze invulling van het programma sterk uitgebreid en gediversifieerd; met name het onderwerp geo-informatie voor gebruik in het onderwijs is uitgebreid tot geo-informatie voor gebruik op school en thuis, door leerlingen en door hun ouders als consumenten en burgers. De derde tenderronde (projecten RGI-301 t/m 335) was vooral bedoeld om reeds lopende succesvolle projecten uit te bouwen (in zgn. Top-up projecten), of te verbinden met onderzoek elders in inhoudelijk complementaire Bsik-programma’s (in zgn. Brugprojecten) of te internationaliseren. Met de vierde tender (projecten RGI-401 t/m 422) is ingezet op het borgen/verankeren van de RGIresultaten. Deze geleidelijke invulling van het RGI-programma via een reeks van tenders heeft ook bijgedragen aan de upgrading van de inhoud en de structuur van het programma. In het oorspronkelijke proposal was RGI in opgedeeld in 6 ‘deelprojecten’ waaronder het deelproject Authentieke geo-registraties. Toen echter bij de daadwerkelijke start van RGI in 2004, bleek dat het oorspronkelijk becijferde programmabudget (59 Meuro) voor slechts 70% gefinancierd kon worden zijn de Authentieke geo-registraties uit het programma gelicht3. Vervolgens zijn vijf richtinggevende doelen (kerndoelen) geïntroduceerd (meer vraaggerichtheid; meer stromen van kennis; meer samenhang; meer innovatie; meer bekendheid) waarmee het oorspronkelijke voorstel op een hoger strategisch niveau is getild. Bij deze stapsgewijze implementatie van RGI is er verder voor gekozen om, bij de aansturing op hoofdlijnen vanuit de kerndoelen, de inhoudelijke invulling van het programma mede te laten bepalen door het initiatief vanaf de ‘basis’, i.e. het initiatief van de proposal-indieners bij de opeenvolgende tenders binnen de kaders van de kennisagenda. Met deze ‘bottom-up’ invulling van RGI kwam men tot drie op maatschappelijke toepassingsgebieden gerichte vraaggestuurde thema’s (Openbare Orde en Veiligheid, OOV; Ruimtelijke Ordening en Inrichting, ROI; Consumenten en Leerlingen, COL), en één aanbodgestuurd thema (Nederlandse Geo-Informatie Infrastructuur, NGII). Daar door- en overheen is ver-
3
De Rijksoverheid had inmiddels binnen de Stichting ICTU een specifiek programma gelanceerd (Stroomlijning Basisgegevens) met als doelstelling een stelsel van basisregistraties waarin de authentieke geo-registraties ook hun plaats zouden krijgen. De resultaten van dit programma zijn ondergebracht in het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-Overheid (NUP).
5
Fig. 1 De vijf RGI-kennisthema’s (= -deelprojecten) in hun onderlinge samenhang: drie vraaggestuurde thema’s (OOV, ROI, COL, wit), één aanbodthema (NGII, paars) en één omvattend thema (WETENSCHAP, blauw) volgens een vijfde thema gedefinieerd: de uit de 4 voorgaande thema’s samengebrachte componenten van het op een zekere afstand van de markttoepassingen gesitueerde fundamenteel en strategisch kennisontwikkelingsonderzoek (vooral PhD-onderzoek) dat gezien de bijzondere behoeften aan monitoring daarbij, is aangestuurd als een apart thema Wetenschappelijk Onderzoek (WETENSCHAP). Met de benoeming van 5 ‘themacoördinatoren’ zijn deze thema’s ook onder eenhoofdige leiding gebracht (zie ook hieronder, par. 1.2, ‘projectleiders’). Aansluitend zijn ook de kernvragen van RGI aangescherpt en gegroepeerd binnen het kader van deze vijf thema’s: Voor het thema OOV: Welke eisen stellen openbare orde en veiligheid aan de nationale geo-informatie infrastructuur? Welke kennisimpuls is nodig om de kloof tussen vraag en aanbod van geo-informatie te overbruggen? Voor het thema ROI: Welke eisen stellen ruimtelijke ordening & inrichting aan de nationale geo-informatie infrastructuur? Welke kennisimpuls is nodig om de kloof tussen vraag en aanbod van geo-informatie te overbruggen? Voor het thema COL: Hoe kunnen consumenten (tevens burgers) en leerlingen beter profiteren van de nationale geo-informatie infrastructuur? Hoe kan het stromen van kennis tussen wetenschap, onderwijs, professionele praktijk en maatschappij worden bevorderd? Voor het thema NGII: Hoe zorgen we ervoor dat de NGII beter aansluit op de vraag? Hoe verbeteren en innoveren we de Nationale Geo-Informatie Infrastructuur? Hoe waarborgen we een duurzame ontwikkeling van de NGII? De NGII is essentieel voor de realisatie van het beleidsconcept eOverheid en daarmee voor de gehele samenleving; het departement VROM heeft als hoeder van de geo-informatie van Nederland de leidende rol bij de bestuurlijke implementatie van de NGII. Voor het thema WETENSCHAP: Welke geo-informatiekennis en -technologie moet worden ontwikkeld om aan de missie van het RGI-programma te kunnen voldoen? Hoe bevorderen wij dat de nieuw ontwikkelde (en bestaande) geo-informatiekennis en -technologie wordt doorontwikkeld tot praktische toepassingen? Vanuit deze thematische kernvragen zijn in de aanloopfase van het programma de generale streefdoelen geformuleerd, de zgn. RGI-mijlpalen; deze zijn, mèt de bereikte generale resultaten, per thema uitgeschreven in Hoofdstuk 2 conform de systematiek zoals eerder afgesproken. In de hieronder volgende meer feitelijke en gedetailleerde beschrijvingen van de vijf thema’s is op hoofdlijnen aangegeven hoe aan de bovenstaande RGI-kernvragen per thema concreet invulling gegeven is. Reflectie De gekozen strategie met tendering was een juiste keuze gezien de fase waarin de sector zich bevond en de noodzaak om de sector van binnen naar buiten te keren. De voordelen (netwerkvorming, tal van nieuwe ideeën, nieuwe gebruikers, transparantie) wogen zeker op tegen het nadeel van de bottum-up invulling van het programma. Daarnaast kon het programma kwalitatief hoogstaand worden ingevuld – door de tenders viel er wat te kiezen omdat elke tender ca. 2,5 maal overtekend werd. Door een zorgvuldige opbouw van de tenders en focus in de kennisagenda’s kon het programma steeds goed worden bijgestuurd. Daarnaast ervaren wij het systeem met de kleine projecten (innovatiepilots) als succesvol, het beperkte budget en de geboden ruimte waren bronnen van creativiteit. Wel bracht dit de nodige inspanning op het programmabureau met zich mee voor het projectbeheer.
1.2 Beschrijving van de thema’s (=deelprojecten) 1.2.1 Thema Openbare orde en veiligheid (OOV) Thema
Titel en omschrijving thema
1
Openbare Orde en Veiligheid (OOV): Het thema OOV betreft de verbetering en uitbreiding van de inzet van geo-informatie t.b.v. openbare orde en veiligheid. Informatievoorziening via de locatie is een unieke neutrale integrator voor de verstrekking van de bij incidenten en calamiteiten benodigde (geo-) informatie aan de diverse actoren
BeginDatum 11-012005
Einddatum 01-032009
Uitvoerders: (onderzoeks) groepen en projectleider Themacoördinator: Dhr. B. Ybema (Ybema Advies / Hulpverleningsdienst Kennemerland) Deelnemende groepen: Onderwijs- en wetenschapsinstellingen: TU Delft; Universiteit Nijmegen; Universiteit Utrecht; VU Spin-lab; WUR.
6
binnen de OOV-sector en daarmee ook een aanjager van de multidisciplinaire samenwerking en informatieuitwisseling tussen (de meldkamers van) Politie, Brandweer, Ambulance en soms ook Defensie. Het project is uitgevoerd voor een budget van 4,0 Meuro. Het ging in OOV enerzijds om een betere en slimmere inzet van geo-informatie bij de bestrijding van ongevallen en grootschalige incidenten (repressie) en anderzijds om die inzet ter voorkoming van calamiteiten (preventie). Het merendeel van de projecten en pilots binnen OOV waren gericht op de ‘repressiefase’ en betroffen bijvoorbeeld de mobiele inzet van actuele geoinformatie bij ‘incidenten’ met als resultaten: snellere aanrijtijden, betere positiebepaling, beter overzicht bij een ramp, betere inzet van materieel, personeel etc. Daarnaast is t.b.v. de preventie bijvoorbeeld een nieuwe methode ontwikkeld voor de voorspelling van catastrofaal hoogwater, is er een open veiligheidsplatform voor het operationeel gebruik van geo-informatie bij rampenbestrijding opgezet en is er een prototype software ontwikkeld voor de automatische interpolatie van gegevens uit waarschuwingsnetten; dat prototype is toegepast op het Nationaal Radioactief Monitoring netwerk. Dankzij het onderzoek binnen het thema OOV heeft de OOV-sector zich verder ontwikkeld tot grootverbruiker van geo-informatie en is er beweging gekomen in de allerwegen geconstateerde binnen deze sector bestaande organisatorische verkokering.
Publieke (onderzoeks)instituten en organisaties: Rijkswaterstaat; Kadaster; Milieu en Natuurplanbureau; RIVM; TNO; WL|Delft Hydraulics∗; NVBR. Overheden / ZBO’s: Prov. Gelderland; Prov. N. Brabant; Prov. Z. Holland, Hoogheemraadschap Delfland; Hoogheemraadschap Rijnland; Waterschap Hunze en Aa’s; Gem. Arnhem; Gem. Rotterdam; Gem. Velzen; Hulpverleningsdienst Gelderland Midden; Hulpverleningsdienst Kennemerland; Veiligheidsregio N. en O. Gelderland; Brandweer Haarlem; Brandweer Nijmegen. Commerciële organisaties en bedrijven: Arcadis; Atlis-Informatie-systemen; CityGIS; Consilience; EARS; Eproducties; Geodan; Hanraets Advies; Hydrologic; dIMAGINE; Miramap B.V.; Mobi-Spot; Nieuwland;; Ontwerpstudio Jacco den Haan; Ybema Advies; Yucat; Waterwatch. Buitenlandse partners: Bundesamt fur Strahlenschutz, Joint Research Centre (EC-JRC).
1.2.2 Thema Ruimtelijke Ordening en Inrichting (ROI) 2
Ruimtelijke Ordening en Inrichting (ROI): Dit thema dat is uitgevoerd voor een budget van 7,1 Meuro, betreft een van oudsher belangrijk toepassingsgebied van geo-informatie: Voor het ordenen (plannen), inrichten en beheren van de ruimtelijke omgeving is het gebruik van goede geoinformatie een vereiste. In het achter ons liggende decennium is in het ruimtelijke ordeningsbeleid de omslag gemaakt naar de integrale benadering van zowel de boven- als de ondergrondse ruimte met als speciale aandachtspunten ‘meervoudig ruimtegebruik’ en ‘ondergronds bouwen’. Tevens is in die periode de praktische overstap gemaakt van het gebruik van analoge (papieren) naar digitale geoinformatie. Dat gebruik van digitale geo-informatie beleeft momenteel een nieuwe doorbraak nu de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening bepaalt dat vanaf 01-07-2009 alle ruimtelijke plannen digitaal gepubliceerd moeten worden; een ontwikkeling die vanuit het RGI-project 002, DURP, inhoudelijk, procedureel, technisch en organisatorisch is ondersteund. Het thema ROI betreft in brede zin de geo-informatisering van het ruimtegebruik met als afgeleiden watermanagement en energiebeleid. De projecten en pilots van het thema ROI waren geconcentreerd op een aantal gebieden: Het faciliteren van digitale uitwisseling van ruimtelijke plannen m.b.v. digitale ondergronden (in DURP). De door-
∗
11-012005
01-032009
Themacoördinator: Dhr. drs. R.A.A. van der Krogt (TNO/Deltares) Deelnemende groepen: Onderwijs- en wetenschapsinstellingen: ITC Enschede; TU Delft; TU Eindhoven; Universiteit Utrecht; VU-A’dam; WUR. Publieke (onderzoeks)instituten en organisaties: Alterra; Deltares; Geonovum;; Kadaster; Kiwa Water Research; KNMI; LEI; LSV-GBKN; Milieu en Natuurplanbureau; Rijkswaterstaat; Staatsbosbeheer; TNO; WL|Delft Hydraulics*. Overheden / ZBO’s: Min. LNV; Dept. VROM, IPO; Prov. N. Holland, Prov. Z. Holland Prov. Overijssel, Prov. Utrecht; Noardelike Fryske Wâlden; Regio Randstad; Hoogheemraadschap Delfland; Hoogheemraadschap Rijnland; Commerciële organisaties en bedrijven: Agroportal; Agrovision; Bedrijfslab v. Grond en Gewas; Bedrijvenplatform Geo-Informatie; Bentley Systems Netherlands; Cebra; CycloMedia;
thans Deltares
7
ontwikkeling van de digitale geo-informatie infrastructuur t.b.v. de RO (bijvoorbeeld de oplossing van schaalproblemen; het omgaan met planobjecten zonder vaste begrenzing, b.v. een gifwolk). De inzet van virtual reality en gaming bij RO-planning. Het faciliteren van digitale informatieverstrekking t.b.v. de agrarische bedrijfsvoering: opgave van perceelsgeometrie; opgave van gewassenteelt (met de tool Agrovision). De inzet van historische geo-informatie. En het simuleren/modelleren van toekomstige ontwikkelingen, voor een betere kwaliteit van de ruimtelijke planning. Tijdens de uitvoering van deze projecten en pilots zijn tal van nieuwe toepassingen ontwikkeld en nieuwe inzichten verworven. Voorbeelden hiervan zijn: De ontwikkeling van planning support tools (LUMOS Pro, een land use modelling system; GeoOffice, een tool voor scenario-onderzoek t.b.v. ruimtelijke planning in de kantorensector; en SimLandscape, een virtual reality tool voor het plannen van gebiedsontwikkeling). De ontwikkeling van Geo-ICT tools voor het agrarisch bedrijf: In het project GeoBoer (RGI-004) is gewerkt aan een geoinformatie infrastructuur voor het landelijk gebied die het mogelijk maakt om t.b.v. de jaarlijkse verplichte opgave aan de overheid, de perceelsinformatie zoals geometrie, bemesting, geteeld gewas etc., vanuit het agrarische bedrijfsmanagementsysteem aan te leveren aan de overheid. T.b.v. de precisielandbouw zijn Geo-ICT tools ontwikkeld en worden pilotstudies uitgevoerd (o.a. in de Hoekse Waard, rechte rijpaden) die tijdsduur van RGI overstijgen. De eisen die vanuit de ruimtelijke ordening gesteld worden aan een nationale geo-informatie infrastructuur zijn in de boven aangestipte en ook in de andere projecten in den brede aan de orde gekomen. Nu met het RGI-programma een basis is gelegd en een netwerk is ontwikkeld, is de verbetering in de afstemming tussen vraag en aanbod van Geo-ICT op het gebied van ruimtelijke ordening voor de belanghebbende partijen een kwestie geworden van voortgaan op de ingeslagen weg.
DHV; Ecorys; ESRI; FutureWater; Grontmij; Kverneland; NedGraphics; Nieuwland; Nexpri, Nirov, Object Vision; Opticrop, Oranjewoud; Realworld OO Systems; Sense Organisatie & Coaching; Silve; Synoptics; Waterwatch; Buitenlandse partners: University of Calgary; University of Melbourne; Finnish Geodetic Institute; COGIT Laboratoire IGN; IMAA-CNR (Italië);
1.2.3 Thema Consumenten en Leerlingen (COL) 3
Consumenten en Leerlingen (COL): Het thema Consumenten & Leerlingen is uit gevoerd voor een budget van 9,6 Meuro. COL betreft vooral de uitbreiding van het toepassen van digitale geo-informatie voor en door de consument in data services en tools (denk bijvoorbeeld aan TomTom en Google Earth), de toename van de inzet van digitale geo-informatie in het onderwijs, en de brede verankering van het toegenomen gebruik van geo-informatie in de samenleving. De ‘geo-‘ consumenten- en -leerlingenmarkt is een groeimarkt voor het ‘geo-‘bedrijfsleven dat zich van oudsher vooral op de overheid richtte. Het gebruik in het onderwijs van digitale geo-informatie tools die het geografisch besef kunnen stimuleren is van groot belang voor het ontwikkelen van een goed begrip van actuele en structurele maatschappelijke vraagstukken zoals klimaatverandering, grondstoffen- en
11-012005
01-032009
Themacoördinator: Dhr. drs. E. Postma (KNAG) Deelnemende groepen: Onderwijs- en wetenschapsinstellingen: Erasmus Univ. Rotterdam; ITC Enschede; TU Delft; TU Eindhoven; Univ. v. A’dam; Univ. v. Tilburg; Univ. Utrecht; VU A’dam; WUR; Hogeschool Utrecht; Educatieve Hogeschool van Amsterdam; Fontys Lerarenopleiding; Digischool; St. Ignatius Gymnasium; St. Nicolaas Lyceum. ROC ASA; ROC Friese Poort; ROC Mondriaan; ROC Rijn en IJssel; ROC Twente; ROC West-Brabant; ROC Zadkine. Publieke (onderzoeks)instituten en organisaties: Alterra; Fryske Akademy; Geonovum;
8
energieschaarste, economie, milieu en veiligheid, etc. Daarnaast speelt voor het onderwijs de schaarste van ‘geo-‘deskundigheid op de arbeidsmarkt, de promotie van het geo-werkveld binnen het onderwijs is daarom belangrijk. De projecten en pilots binnen COL waren tevens gericht op innovatieve toepassingen van geoinformatie voor consumenten (dat zijn tevens burgers) in nieuwe toepassingsgebieden zoals in de recreatie en de zorg; bij de interactie tussen burgers en overheden om de kloof tussen overheid en burgers te verkleinen; en door de verbetering van de ‘geo-‘ infrastructuur voor het onderwijs. Enkele voorbeelden uit het scala van resultaten: COL neemt met digitale exposities en games deel aan een groot aantal educatieve events, tijdelijke zoals in het Int. Year of Planet Earth 2007-2008 van UNESCO of permanente zoals de in 2011 te openen educatieve geo-workshop Geofort gehuisvest in een van de mooiste forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. T.b.v. het voortgezet onderwijs is een interactief educatief GIS-portaal opgezet. T.b.v. de communicatie burger/overheid is voor de gemeente Tilburg een module voor de gemeentelijke website ontwikkeld waarmee burgers alle geo-informatie rond de gemeentelijke plannen en maatregelen kan inzien. Op de in COL ontwikkelde Natuurkalender website worden voor de individuele consument de natuurgerelateerde gezondheidsrisico’s (hooikoorts, tekenbeten e.d.) voorspeld en gevolgd. De in COL ontwikkelde toepassingen voor de particuliere consument zullen zich natuurlijk moeten bewijzen op de markt. Door de uitvoering van COL is een stevig netwerk ontstaan tussen dat deel van de Geo-sector dat zich met onderwijs en voorlichting bezig houdt en het reguliere onderwijsveld. Verder heeft het project COL geresulteerd in ‘best practices’ voor digitale communicatie tussen overheid en burger; de voor dit gebied ontwikkelde toepassingen vinden thans hun weg naar de markt.
Kadaster; KNMI; Naturalis; NIDIKNAW; Rijkswaterstaat; RIVM; Sara Reken- en Netwerkdiensten; TNO. Overheden / ZBO’s: Prov. Flevoland; Prov. Gelderland; Prov. Utrecht Prov. Zuid-Holland; Gem. Amersfoort; Gem. Amsterdam; Gem. Apeldoorn; Gem. Den Haag; Gem. Eindhoven; Gem. Helmond; Gem. Tilburg; Gem. Utrecht; Niet-commerciële organisaties en instellingen: Afvalcombinatie de ValleiGemeenten BV; ANWB; Centrum Beeldende Kunst Utrecht; De Vlinderstichting; GeoFort; GeoTip; IVN Vereniging voor Natuuren Milieu-educatie; KNAG; Stichting DigiCare; Stichting Domplein 2013; Stichting voor Duurzame Ontwikkeling; Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei; Vereniging GIN; Waag Society. Commerciële organisaties en bedrijven: ADVIN; Anaximander; Bunker8; Cartografisch Vormgever Peter de Vries; Cebra B.V.; CityWorks; Codename Future; CycloMedia; DANS; DHV; DS Landschapsarchitecten; ESRI; Fugro; Galileo Communicatie Projecten; Games Factory Online; Geodan; Geobusiness NL; Geomatics Business Park; Grontmij; Heliview; IceMobile BV; KPN Telecom; LaserScan; Microsoft; Meteo Consult; Movares BV; NIDO Universal Machines; Nieuwland; NMPO; Object Vision; Razar Community & Development; Zenc Buitenlandse partners: Imperial College of Science - Technology and Medicine, London; Leibniz Universität Hannover.
1.2.4 Thema Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII) 4
Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII): Het thema NGII was met een budget van 19,6 Meuro veruit het omvangrijkste RGI-thema. Het concept van een NGII is eenvoudig: de nationale ruimtelijke gegevensbestanden moeten binnen één infrastructuur (een Spatial Data Infrastructure – SDI) op elkaar worden afgestemd om in samenhang te kunnen worden ontsloten voor alle denkbare toepassingen. Zo’n afstemmingsproces ontmoet echter technische, organisatorische, financiële, juridische en politieke complicaties die de realisatie van een NGII tot een weerbarstig dossier maken. Zo is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat met publieke middelen ingewonnen geo-data ook “om niet” aan het publiek verstrekt dienen te worden, een startpunt geweest voor zeer moeizame onderhandelingen. Een NGII bestaat uit een aantal “harde” componenten: data, techniek, standaarden; en twee “zachte” componenten: beleid en mensen
11-012005
01-032009
Themacoördinator: Dhr. ir. K. de Zeeuw (Kadaster) Deelnemende groepen: Onderwijs- en wetenschapsinstellingen: Erasmus Univ. Rotterdam; ITC Enschede; TU Delft; Univ. van A’dam; Univ. Utrecht; VU A’dam; WUR. Publieke (onderzoeks)instituten en organisaties: Alterra; CBS; CWI (NWO); ESA; Geodelft∗; Geonovum; Kadaster; Kiwa Water Research; LOFAR / ASTRON; KNMI; Landkaartje; LSV-GBKN; MARIS; MNP; NEN; NIOO-KNAW; NIOZ; NLR; RIVM; Ruimtelijk Planbureau; Rijkswaterstaat; SIKB; SRON; Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland; TNO; WL|Delft Hydraulics*. Overheden / ZBO’s:
9
(organisaties). Het (omvangrijke) thema NGII vormt de basis van het RGI programma. In dit project is voor de geo-informatie infrastructuur van Nederland een breed gedragen toekomstvisie ontwikkeld en het daarop aansluitende actieplan uitgevoerd. Het uitgangspunt daarbij was dat de NGII onderdeel zou zijn van de elektronische overheid (d.w.z. zou aansluiten op NORA, de Nederlandse Overheids Referentie Achitectuur). Het project sluit tevens aan bij de ontwikkelingen rond INSPIRE, de Europese geo-informatierichtlijn. Bij de uitvoering van het thema NGII in projecten en pilots is met name gewerkt aan het scheppen van randvoorwaarden (introductie van standaarden en basisinfrastructuur, het wegnemen van juridische en financiële obstakels, agendering) en aan het (verder) ontwikkelen en ontsluiten van de infrastructuur (integratie van databestanden, ontwikkeling van deelinfrastructuren, innovatieve ontsluiting en innovatie van databases, uitbreiding met sensoren, etc.). De volgende projectresultaten zijn illustratief: De binnen RGI ontwikkelde norm NEN 3610:2005.nl: Basismodel Geo-informatie, is overgenomen in de EU-richtlijn INSPIRE. Bij grote civiel technische werken waarin universitaire onderzoekers, Rijkswaterstaat en ingenieursbureaus samenwerken worden thans de NGII standaarden toegepast en gebruikt bij het uitwisselen van informatie. T.b.v. het beheer en onderhoud van rioleringen is binnen RGI een Nederlandbreed gedragen data-model ontwikkeld. Er is een prototype ontwikkeld voor het afleiden van een nationaal populatiebestand uit gegevens van de NGII met een zeer elegante methodiek voor mutatie signalering. Binnen het NGII-thema is i.s.m Geonovum ook het “Framework van Geo-standaarden” ontwikkeld dat beantwoord aan de eisen van INSPIRE en dat door de Overheid (het GI-Beraad) als landelijk verplichte standaard is vastgesteld. T.b.v. de uitvoering van de Europese KaderRichtlijn Water is een grensoverschrijdende geo-informatie infrastructuur met Duitsland ontwikkeld. Voor het monitoren van de 4 nationale en de internationale GII ontwikkelingen is een assessment framework ontwikkeld. Ook de innovatie van softwarecomponenten heeft binnen de NGII aandacht gekregen: er zijn nieuwe data-structuren voor 3D topgrafie ontwikkeld; er is een datamodel ontwikkeld voor de integratie van geologische en bodemkundige gegevens (IMBOD). De technologische component van de NGII is verder ingevuld door o.a. de ontwikkeling van een op de nieuwe generatie multimedia gebaseerde geodatabase infrastructuur en van real-time data inwinning door sensor-webs. Dit laatste project is in samenwerking met het Bsik-programma LOFAR uitgevoerd. De gebruiksvoorwaarden van geo-data en de organisatie van het geo-werkveld zijn geïnventariseerd en voorstellen voor veranderingen zijn geagendeerd. Zie daarvoor o.a. de door RGI en Geonovum uitgewerkte Beleidsnota GIDEON – Basisvoorziening geo-informatie Nederland: Visie en implementatiestrategie 2008-2011 (VROM 2008). Met de uitvoering van het thema NGII is een fun4 ∗
Min. Defensie; Min. LNV; Min. OCW; Min. VROM; Prov. Flevoland; Prov. Gelderland; Prov. Limburg; Prov. N. Brabant; Prov. Overijssel; Gem. Groningen; Gem. ’s-Hertogenbosch; Gem. Leeuwarden; Gem. Nijmegen; Gem. Rotterdam; Gem. Sint-Michielsgestel; Gem. Tiel; Gem. Tilburg; Gem. Utrecht; Gem. Utrechtse Heuvelrug; Gem. Zwolle; Waterschap Rivierenland. Niet-commerciële organisaties en instellingen: De Vlinderstichting; Floron; RAVON; SOVON Vogelonderzoek Nederland; Commerciële organisaties en bedrijven: Actors BV; Aerodata; Agrisearch Equipment; Agroportal; Arcadis; ArcheoPro; Atlis Informatiesystemen; Brabant Water; Bedrijvenplatform GeoInformatie; Bentley Systems Netherlands; Bridgis; Capgemini; Covalent ITS; CycloMedia; DANS; Dataland; Deloitte Consulting; DHV; Ecorys; Eijkelkamp; Envidat; ESRI; Fugro; Geobusiness NL; Geografiek; Grontmij; Imagem; ISRIC; Kragten; KPN Telecom; Luchthaven Schiphol; Medusa Explorations; NCAR; Navteq; NedGraphics; NEO BV; Nieuwland; Oracle; Oranjewoud; PCRaster Environmental Software; Royal Haskoning; Simpact; Stichting RIONED; Tauw; TerraImaging; The SmartAgent Company; Toposcopie; UNIDATA; Van der Valk + de Groot; VB Ecoflight, Vexcel Nederland; Vitens. Buitenlandse partners: Aachen Universität; Harvard University; Katholieke Universiteit Leuven; TU Dresden; TU Wenen; University of Glamorgan; City University London; University College London; University of Melbourne; University of York. Dept. of Nat. Res. And Water (Australia); Ministerium für Umwelt und Naturschutz, Landwirtschaft und Verbraucherschutz NRW; Geologischer Dienst NRW; Infrastructure LLC (USA); IMAACNR (Italië); Joint Research Centre (EC-JRC); Geoconnections (Canada);GSDI Association (USA). Ludvig Emgard Cy. (Zweden); Wallingford Software.
GII: Geo-Informatie Infrastructuur; de internationale term is Spatial Data Infrastructure, SDI. thans Deltares
10
dament gelegd en een opbouw gerealiseerd. De uitvoering van het RGI-programma heeft tevens geresulteerd een breed maatschappelijk netwerk van ‘supporters’ voor de idee van een NGII. Met de vaststelling van de Nota GIDEON is de voltooiing en overheidsbrede ingebruikname van de NGII in principe vastgelegd. Het is nu aan de nationale overheid om het initiatief over te nemen en de NGII te voltooien en in te voeren.
1.2.5 Thema Wetenschappelijk onderzoek (WETENSCHAP) 5
∗
Wetenschappelijk onderzoek (WETENSCHAP): 11-01Het RGI-thema WETENSCHAP heeft geen ‘eigen’ 2005 projecten en ook geen ‘eigen’ budget. Alle projecten (en pilots) van het thema Wetenschappelijk Onderzoek behoren immers tevens tot één van de drie vraaggestuurde RGI-thema’s (OOV, ROI of COL) dan wel tot het aanbodgestuurde thema NGII. Binnen die thema’s bevinden zich projecten met een sterk wetenschappelijke component, zoal bijv. een promotie-onderzoek. Deze (gedeelten van ) projecten zijn via het thema Wetenschappelijk Onderzoek apart aangestuurd. De universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen hebben bij de start van RGI afgesproken om hun inspanningen en middelen te focussen. De uitgangspunten daarbij waren: verdere versterking van die onderwerpen waar Nederland al sterk in is, en daarnaast onderwerpen waaruit de Nederlandse maatschappij veel profijt kan behalen. Het RGI-thema Wetenschappelijk Onderzoek was derhalve gericht op 4 speerpunten: (1) Geo-informatie en samenleving; (2) Geoinformatie infrastructuurconcepten; (3) Mensmachine interactie; (4) Ruimte-tijd modellering (4). (1) Binnen het speerpunt Geo-informatie en samenleving is o.a. gewerkt aan: Een automatische methodiek om multi-inzetbare basiskaarten te ‘generaliseren’ uit topografische kaarten (promoties Poppe en Foerster, ITC Enschede); Een geoinformatie infrastructuur voor het landelijk gebied (met o.a. GIS-applicaties voor uitwisseling van perceel- en gewasinformatie – onderzoek van De Bruin en Castelein, WUR); GIS-toepassingen t.b.v. beleidsontwikkeling en planning van de uitvoering (promotie Moody – EUR); Het gebruik van location based services van individugebonden gegevens (irisscan, vingerafdruk) t.b.v. het locaal bestuur (promotie Van Ooijen – U Tilburg); Ondersteuning van een multi-actoren RO-planningsproces met gaming software / ontwikkeling van de tool Simlandscape (promotie Slager – TUE); Ontwikkeling van geo-risico waarschuwingssysteem (geobepaalde risico’s) t.b.v. RO planning (promotie Neuvel – WUR). (2) Binnen het speerpunt Geo-informatie infrastructuurconcepten is o.a. gewerkt aan: Een raamwerk ter beoordeling van NGII’s – status en functioneren (promotie Grus – WUR); Een studie van de ontwikkeling van NGII’s als een cultureel en organisatorisch bepaald proces (promotie Koerten – TU Delft); De afstemming van geo-informatie (content
01-032009
Themacoördinator: Dhr. prof.dr. A. Bregt (WUR-CGI) Deelnemende groepen (deze zijn voor dit deelproject beperkt tot de instellingen voor hoger onderwijs en wetenschap en de publieke R&D instellingen): Onderwijs- en wetenschapsinstellingen: Erasmus Univ. R’dam; ITC Enschede; TU Eindhoven; TU Delft; Univ. v. A’dam; Univ. v. Tilburg; Univ. Utrecht; VU A’dam; WUR. Publieke (onderzoeks)instituten en organisaties: Alterra; CWI (NWO), EARS; Geodelft*; KNMI; LOFAR/ASTRON; NLR; RIVM; SRON; Stichting Wetenschappelijke Atlas van Nederland; TNO; WL|Delft Hydraulics∗. Buitenlandse partners: City University of London; Imperial College of Science - Technology and Medicine (London); KU Leuven; Leibniz Universität; TU Dresden; TU Wenen; University of Calgary; University College of London; University of Glamorgan; University of Melbourne; University of York; TU Dresden. ESA; Joint Research Centre (ECJRC); GSDI Association (USA); COGIT Laboratoire IGN; IMAA-CNR (Italië).
thans Deltares
11
en verstrekking) op de cyclus van weg-en waterbouwprojecten (promotie Tegtmeier – ITC Enschede). De toevoeging van de derde dimensie aan een topografische database met behulp van lasser scanner data (promotie Oude Elberink – TU Delft); (3) Binnen het speerpunt Mens-machine interactie is o.a. gewerkt aan: De toevoeging van de diepte dimensie aan topografische databases: 3D Topografie voor wegen en gebouwen (promotie Penninga – ITC Enschede). (4) Binnen het speerpunt Ruimte-tijd modellering is o.a. gewerkt aan: Een virtual reality tool voor stedelijke planning (promotie Shi Pu – ITC Enschede); De ontwikkeling van een geo-informatiemodel dat de veranderingen in landgebruik in kaart brengt en kan simuleren t.b.v. beleidsscenario’s (promotie Van Schrojenstein Lantman – WUR); en aan: Een methodiek voor de verstrekking van geo-informatie op variabele schaal – “Moveable Maps” (promotie Meijers – TU Delft). De keuze om de PhD-onderzoeken te laten uitvoeren als onderdeel van grotere RGI-projecten heeft er toe geleid dat de binnen deze fundamentele promotiestudies ontwikkelde algoritmes, methodieken, systemen etc. konden direct worden ingezet in de op toepassing in de praktijk gerichte onderdelen van de betreffende RGI-projecten (een directe link tussen GI-science en GI-practice).
2. Realisatie mijlpalen 2a: Output thema OOV
1
2
3
Mijlpalen voor het thema Openbare Orde en Veiligheid (OOV) Een (1) studie die de vraag naar GI in beeld brengt.
Status en inhoudelijk resultaat
De vraag naar de behoefte aan geo-informatie binnen het gebied van Openbare Orde en Veiligheid is beantwoord in het project RGI-001 Geografische dimensies van risicomanagement, een definitiestudie waarin de (informatie)behoeften van de betrokken actoren zijn geïnventariseerd. Een (1) deelinfrastructuur die wordt ingebed in de Binnen het thema OOV is de deelinfrastructuur GDI4DM NGII. (Geo-spatial Data Infrastructure for Disaster Management) ontwikkeld en beschikbaar gemaakt voor inbedding in de NGGI. Het betreft een ruimtelijke datainfrastuctuur ontwikkeld in project RGI-239, voor gebruik bij rampenbestrijding op regionaal niveau met de nadruk op generieke services, dynamisch informatiebeheer en interfaces voor de verschillende gebruikersgroepen. In één (1) nieuw toepassingsveld wordt GI op In het project RGI-123 is een mobiele IT-werkplek / datapilotbasis gebruikt voor maatschappelijke vraag- terminal voor gebruik op uitrukvoertuigen (brandweer / ambustukken. (dit streefdoel van 1 toepassingveld is in lances / politie e.d.) met raadpleegfunctionaliteit voor alle redit thema overschreden). levante informatiebestanden, ontwikkeld en met succes als pilot ingezet. In het project RGI-147 is de inzet uitgetest van een onbemande helikopter voor het maken en uitwerken van digitale luchtfoto’s van een rampgebied binnen enkele uren nadat een ramp zich heeft voorgedaan, en het beschikbaar stellen van deze gegevens aan de OOV diensten binnen hun eigen digitale netwerken voor hun eigen GIS applicaties. Er is inmiddels een bedrijf opgericht, “Geocopter” dat deze projectresultaten vermarkt.
Nadere toelichting op de realisatie van de mijlpalen voor het thema OOV
12
In de OOV-projecten zijn goede resultaten zijn geboekt. Het effect daarvan zou nog aanzienlijk versterkt kunnen worden wanneer door de diverse instellingen en diensten binnen de OOV-sector, bij de toepassing van deze resultaten afstemming en samenhang gerealiseerd zou kunnen worden. Helaas vormen belangentegenstellingen daarbij nog te vaak een belemmering. Om de behaalde resultaten optimaal te benutten zal in de periode post-RGI ook veel energie en aandacht gericht moeten worden op de inhoudelijke koppeling van de gerealiseerde resultaten. Door een effectieve verbinding te leggen tussen de resultaten van de studies en de operationele toepassingen kan een product worden neergezet waarmee we de eerstelijns hulpverlening sterk kunnen verbeteren. Hier ligt dan ook de uitdaging voor het vervolgtraject, voor de centrale overheid en de lagere overheden maar ook voor de deelnemende marktpartijen. Het mag duidelijk zijn dat een succesvolle implementatie van de RGI-resultaten binnen het thema OOV een niet vrijblijvende samenwerking vereist. 2b: Output thema ROI
1
2
3
Mijlpalen voor het thema Ruimtelijke Ordening Status en inhoudelijk resultaat en Infrastructuur (ROI) Studies (3) die de vraag naar GI in beeld brenDe behoefte aan geo-informatie binnen het gebied van Ruimgen. telijke Ordening en Inrichting (incl. agrarische planning) is geïnventariseerd: in de definitiestudie van het project RGI003, Virtueel Nederland (een inventarisatie van de informatiebehoeften van de actoren binnen ROI); in het project RGI-023 LUMOS, een definitiestudie het gebruik en de vraag naar de bestaande ‘land use modelling systems’ in kaart heeft gebracht; en (t.b.v. de agrarische planning) in de definitiestudie van het project RGI-004 GEOBoer, waarin de behoefte aan een geo-informatieinfrastructuur voor het landelijk gebied is onderzocht. Een (1) deelinfrastructuur die wordt ingebed in de In het project GEOBoer (RGI-004) is als onderdeel van de NGII. NGII, een open geo-informatie infrastructuur ontwikkeld waarbinnen de digitale uitwisseling wordt gefaciliteerd van perceelsinformatie, incl. geometrie (kaartmateriaal) tussen de Bedrijfs Management Systemen van de agrariërs en het perceelsinformatiesysteem van de Dienst Regelingen van LNV. Een (1) GI-toepassing in de interactie burgerIn het project Speelruimte met Simlandscape (RGI-101) woroverheid binnen het gebied van Ruimtelijke Orden scenariomodellen, multi-actor procesmodellen, ontwerpdening en Inrichting. tools en GIS gecombineerd. Op basis van een “visuele” typologie van kavels wordt het mogelijk een pakkend beeld samen te stellen van wat een toekomstig ruimtelijke inrichtingscenario kan betekenen voor een gebied. De Simlandscape tool biedt een praktisch hulpmiddel bij de interacties tussen (lokale) overheden, eigenaren, projectontwikkelaars en andere betrokkenen.
Nadere toelichting op de realisatie van de mijlpalen voor het thema ROI ROI was geconcentreerd op een relatief beperkt aantal onderwerpen en heeft daarin ook echt voortgang en blijvend resultaat kunnen boeken, mede vanwege een goede aansluiting op het overheidsprogramma dat voortkomt uit de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening; ook de aansluiting op de agrarische sector bood kansen. De projecten die het genereren en het gebruik van digitale ondergronden betroffen, leverden tevens een bijdrage aan een systeemwijziging, namelijk het digitaliseren van ruimtelijke plannen zoals dat in de nieuwe Wet RO vereist is. Ook zullen de uitkomsten van de GeoBoer projecten waardoor de voor agrarische bedrijven verplichte opgave van gewassen via Geo-ICT kan geschieden, een grote verandering teweeg brengen in die bedrijfsvoering en bij de verwerking van de gewasopgaven door de overheid. Ook bij andere ROIprojecten zijn de gebruikers met de resultaten aan de slag gegaan: Boeren van de vereniging Agribase hebben m.b.v. de inzet van GPS hun administratieve lasten substantieel verminderd. De binnen het thema ROI behaalde projectresultaten kunnen grote veranderingen teweeg brengen in de agrarische bedrijfsvoering en de administratieve controle daarop door de overheid.
13
2c: Output thema COL
1
2
3
4
5 6
Mijlpalen voor het thema Consumenten en Leerlingen (COL) Een studie (1) die de vraag naar GI in beeld brengen (het streefdoel van deze mijlpaal, 1 studie, is hier overschreden).
Status en inhoudelijk resultaat
De vraag naar geo-informatie van leerlingen en consumenten/burgers manifesteert zich vooral op de markt. Aspecten van deze complexe marktvraag zijn in diverse RGI-projecten behandeld: Het project EduGIS (RGI-022) , richt zich op de vraag naar digitale (zo mogelijk interactief gepresenteerde) geografische informatie (informatie die op digitale kaartondergronden verstrekt kan worden) in het voortgezet onderwijs. In het project “Verkenningen van innovaties bij Geo-standaarden voor NGII” (RGI-116) is het ‘Framework’ van standaarden t.b.v. de NGII ontwikkeld; daarbij is echter tevens de behoefte aan GI-standaarden in het onderwijs in beeld gebracht. In het project “Geo-data, van verstrekking naar toegang − een verkenning naar de organisatorische, juridische en financiële belemmering bij de toegankelijkheid van geo-data” (RGI-117) is ook de vraag vanuit de consumenten/burgers meegenomen. Voorts is in de diverse RGI-definitiestudies waar dat van toepassing was de particuliere vaag naar geo-informatie systemen en/of tools behandeld. Een deelinfrastructuur (1) ingebed in de NGII In het project EduGIS (RGI 022) is voor het voortgezet on(totaal 5). derwijs een Educatief GIS portaal ontwikkeld met ruim 160 digitale kaartlagen met thematische informatie over tal van onderwerpen (milieu, landbouw, klimaat, aardse risico’s etc.), dit portaal is onderdeel van de NGII. Twee GI-toepassingen (2) in de interactie burIn het project Sense of the City (RGI-173) is een digitaal rolger-overheid. lenspel ontwikkeld dat de bewoners en ruimtegebruikers van de stad Eindhoven intensief betrekt bij de beleving van de ambiance van de stad. Sense of the City is gebaseerd op een vrij toegankelijk GIS-systeem (Geo-gids), waarbij de onderliggende data en kaarten van de gemeente worden gematched met ervaringen en belevingen van de bewoners en ruimtegebruikers in de stad. In het project BurgerGIS (RGI-206) is binnen de website van de gemeente Tilburg een generieke module ontwikkeld voor het raadplegen, op een ondergrond van basisgeometrie (GBKN5, luchtfoto, stratenplan, etc.), van alle ruimtelijke informatie, zoals: bestemmingsplannen, publiekrechtelijke beperkingen, bouwaanvragen, milieu informatie, verkeer, ruimtelijke (her)inrichtingsplannen, etc. In twee nieuwe toepassingsvelden (2) wordt GI In het project RGI-246 is een ‘natuurkalender’ ontwikkeld: een op pilotbasis gebruikt voor maatschappelijke nationale interactieve website voor het dagelijks monitoren, vraagstukken. (het streefdoel van deze mijlpaal – voorspellen en beheren van informatie over ontwikkelingen in 2 gerealiseerde pilots – is ruimschoots overde natuur waaronder gezondheidsrisico’s uit de natuur (hooischreden.). koorts, tekenbeten, eikenprocessierups etc.). Project RGI-253 heeft een service ontwikkeld voor met name ouderen en minder validen om met behulp van een mobiele telefoon met hogesnelheidsverbinding (UMTS), met een ‘video-call’ om hulp te vragen bij een helpdesk waarbij er dus visueel contact is met de helpdesk zodat er efficiënter geholpen kan worden. In het project RGI-156 (Digitale wichelroede) is met behulp van LBS6-technologie, een locatie-specifieke mobiele informatieservice voor educatief toerisme opgezet (informatie over hunebedden e.d. ter plekke op de mobiele telefoon). Project RGI-169 (Kunst-o-Pedia) heeft een platform gerealiseerd voor het geocoderen van kunst in de openbare ruimte op basis van open GIS en Cidoc-CRM standaarden en heeft dit platform ontsloten voor een breed publiek dat daarmee een mobiele toegang krijgt tot databases over kunst in de openbare ruimte met de mogelijkheid om zelf informatie toe te
GBKN: Grootschalige BasisKaart Nederland LBS: Location Based Services
14
voegen. In het project RGI-102 (Verkeersverwachting) zijn twee unieke historische databases in tijd en ruimte met elkaar gecombineerd: de tijdreeksen voor het weer (op 2,5 bij 2,5 km grid uit Meteo Consult’s weerdatabase) en de tijdreeksen van reistijden op alle belangrijke wegen in de provincie Noord-Brabant (van LogicaCMG’s wereldwijd unieke Mobile Traffic Services). Het resultaat bestaat uit een set van algoritmen die in tijd en ruimte het verband leggen tussen weer en verkeer wat een belangrijke stap voorwaarts is in het maken van een weerverkeersverwachting. Project RGI-190 (Simclimate) heeft een GIS opgezet waarin (1) de bekende Nederlandse natuurlijke klimaatarchieven (afzettingen in de ondergrond die geschikt zijn voor gedetailleerde paleoklimaat- en milieuanalyses) zijn vastgelegd en (2) de afgeleide paleomilieu- en -klimaatreeksen grafisch worden weergegeven. Zulke reconstructies van de geschiedenis van het klimaat kunnen inzicht verschaffen inzicht in de toekomstige ontwikkelingen. Met dit project verkrijgt de wetenschap en het publiek een laagdrempelige toegang tot deze informatie.
Nadere toelichting op de realisatie van de mijlpalen voor het thema COL Toen het RGI-programma vijf jaar geleden van start ging werd geo-informatie slechts op zeer beperkte schaal toegepast in het basis- en voortgezet onderwijs. De beschikbaarheid van en de mogelijkheid om bewerkingen uit te voeren op ingewikkelde geo-data, en het beschikbaar zijn van applicaties en lesmodules, zijn noodzakelijke voorwaarden voor het gebruik van geo-informatie in de klas. Vanuit het RGI programma is hierin in belangrijke mate voorzien (bijvoorbeeld via het project RGI-022, Edugis). De digitale verstrekking van kennis vanuit de wetenschap en de professionele praktijk aan docenten en leerlingen heeft zich inmiddels als routine ontwikkeld (bijvoorbeeld via het project GeoWeek, RGI-164). Bij een breed publiek is via de KRO-jeugdtelevisie in een programma waarin het gebruik van geo-informatie centraal staat en met een daaraan gekoppelde educatieve website, kennis overgedragen over de gebruiksmogelijkheden en de werking van geo-informatie (het project Dropzone, RGI-323). Er is een stevig netwerk met het reguliere onderwijsveld ontstaan rond de projecten van die personen uit de Geo-sector die zich met onderwijs en voorlichting bezighouden. Verder heeft het RGI-thema COL geresulteerd in best practices voor (elektronische) communicatie tussen overheid en burger (de projecten RGI-206, BurgerGis, en RGI-173, Sense of the City). Binnen het RGI programma ontwikkelde toepassingen vinden inmiddels hun weg naar de markt (bijvoorbeeld BurgerGis). 2d: Output thema NGII
1
2
Mijlpalen voor het thema Nationale GeoInformatie Infrastructuur (NGII) NGII uitgekristalliseerd in samenhangend concept (instrument voor coördinatie NGII).
Innovatieve ontsluitingsconcepten en mechanismen voor clearinghousefunctie.
Status en inhoudelijk resultaat Het NGII-concept is met vijf binnen RGI ontwikkelde ‘building blocks’ [te weten: Data (1), Standaarden (2), Technologie (3), Beleid (4), Mensen (5)] ingevoerd in het programma van de Beleidsnota GIDEON die gebruik maakt van het gedachtegoed en de ervaringen van een breed scala van RGIprojecten. Ook heeft de Geo-sector de toekomstige geoinnovatieagenda neergelegd in het FES7 proposal Nederland Geoland (RGI-420). De ontsluitingsconcepten voor het NGGI en de mechanismen voor de clearinghousefunctie zijn ontwikkeld in de projecten RGI-006, Geoloketten (de realisatie van een raamwerk voor een netwerkstructuur voor geo-portals, en een netwerk van geo-portals dat laagdrempelige toegang tot geo-informatie biedt, en een model voor de verbetering van de toegang tot geo-informatie); RGI-111, Nationale atlas (de realisatie van een prototype van de 3e editie van de Nationale Atlas in een
7
FES: Via het Fonds Economische Structuurversterking (FES) van de Nederlandse Rijksoverheid wordt een gedeelte van de aardgasbaten beschikbaar gemaakt voor de financiering van investeringsprojecten die beogen de economische structuur van Nederland te versterken.
15
3
Groeipad NGII met aanpak obstakels in beeld.
4
Deelinfrastructuren (5) ingebed in de NGII (het streefdoel van 5 deelinfrastructuren is overschreden).
5
NGII: 75 % van het GI Kennisveld kent het concept en onderschrijft het belang.
geodatainfrastructuuromgeving waarbij de atlas functioneert als visuele samenvatting van, en interactieve toegang tot, beschikbare geodata en geodiensten); en in RGI 413, Verankering RGI-resultaten (o.a. door de ontwikkeling van een INSPIRE portaal en een Nationaal georegister). De resultaten zijn geland bij Geonovum en worden verder geïntegreerd in het Overheidsinitiatief Publieke Dienstverlening Op Kaart (PDOK). Het NGII groeipad is op hoofdlijnen beschreven in de Beleidsnota GIDEON; de daarbij te nemen obstakels zijn in beeld gebracht in project RGI-117 (de inventarisatie van de organisatorische, juridische en financiële obstakels m.b.t. de toegankelijkheid van geo-data; ontwikkeling van voorstellen voor oplossingen en de agendering daarvan in de bestuurlijke gremia). De vereiste monitoring van de NGII is uitgewerkt in RGI-005 (de realisatie van een assessment framework voor NGII’s waarin de kernaspecten van een NGII worden geïdentificeerd en in samenhang worden onderzocht en tevens periodiek de wereldsituatie worden “gemeten” (dit levert een mondiale referentie op waarmee de Nederlandse situatie wordt vergeleken)). Dit wordt inmiddels in de praktijk ingezet in de monitoring van Gideon. Daarnaast zijn in andere projecten diverse ontwikkelingslijnen uitgewerkt op gebieden als: automatische mutatiesignalering; de schaalproblematiek; de problematiek van onzekere (‘fuzzy’) objecten; het gebruik van sensoren als databronnen; de optuiging van een multimediale geodatabase infrastructuur; en het inzetten van geoinformatie in relaties tussen overheid en burgers bij de aanpak van maatschappelijke problemen. De volgende deelinfrastructuren zijn gerealiseerd en ingebed in de NGII: De NODCi (de nationale infrastructuur voor ontsluiting van oceanografische en mariene Data en Informatie die is uitgewerkt in project RGI-014); Het CWMI portal (van het Crossborder Water Management Initiative tot een grensoverschrijdend web portal met ondergrond- en grondwatergegevens van weerszijden van de Duits-Nederlandse grens dat is uitgewerkt in RGI-010); De BRO (de BasisRegistratie Ondergrond Nederland die is voorbereid in het project RGI-154 en waarvan de introductie inmiddels is vastgelegd in een principebesluit van de Overheid); ADAGUC (Atmospheric Data Access for the Geospatial User Community, een door het KNMI beheerde geo-infrastructuur waarin ruimtelijke atmosferische datasets beschikbaar worden gesteld voor verwerking in GIS-applicaties – ADAGUC is ontwikkeld in project RGI184); GIMCIW (Geo-Informatie Management voor Civieltechnische Infrastructurele Werken, een metadata-portal dat garant staat voor beschikbaarheid, vindbaarheid, toegankelijkheid, bruikbaarheid en integreerbaarheid van de terzake benodigde geo-informatie en daarmee voorziet in doelgerichte en efficiënte informatiestromen tijdens de gehele levenscyclus – planning, ontwerp, realisatie, beheer en weer verlaten – van grote civieltechnische infrastructurele werken, ontwikkeld in project RGI-029); Voor de publieke beschikbaarstelling van remote sensing data – luchtfoto’s en hoge-resolutie satellietdata – is het Remote Sensing knooppunt NGII (van het Geospatial Data Service Centre van het NLR) ontwikkeld binnen het project RGI-405. De bekendheid van het concept NGII binnen het vakgebied van de Geo-Informatie is gerealiseerd door de PR-activiteiten rond de uitvoering van het programma, via artikelen en workshops, via symposia (GIN-RGI symposia in 2006 en 2008, GSDI-RGI symposium in 2009), en last but not least via de groei van het RGI deelnemersconsortium waarvan thans vrijwel alle Nederlandse GI-spelers lid zijn. Uit een in 2007 gehouden enquête is gebleken dat 95% van het GI-kennisveld het NGII-concept kent en ondersteund. In het laatste jaar van RGI is een impuls gegeven via het Georeporter Kanaal op
16
6
NGII ingebed in internationale infrastructuren (INSPIRE).
You Tube waarbij ca 10 000 mensen zijn bereikt, ook internationaal. Nederland behoort bij de Europese koplopers en speelt een actieve rol in de uitwerking van INSPIRE. Met het binnen project RGI-116 in samenwerking met Geonovum ontwikkelde Framework voor de Nederlandse GII (in definitieve versie 2.0 uitgebracht op 10 december 2007) voldoet de NGII aan de 8 eisen van INSPIRE ..
Nadere toelichting op de realisatie van de mijlpalen voor het thema NGII De projecten binnen het thema NGII waren op zichzelf niet direct gericht op innovatie maar op het scheppen van de condities voor een innovatief gebruik van geo-informatie. NGII is hét leidende thema van RGI vanuit de gedachte dat een transparante, beschikbare en bereikbare en rijk gevulde geo-informatie-faciliteit de basis is voor allerlei vormen van diensten en producten. De NGII-projecten maken het mogelijk voor innovatieve marktpartijen om onderscheidende oplossingen te bieden voor grote problemen of om nieuwe markten bloot te leggen. Ontsluiting van publieke geo-informatie en koppeling van bestanden is dan ook precies wat het bedrijfsleven bepleit. De projecten van het thema NGII sluiten naadloos op dat pleidooi aan en dekken vele invalshoeken daarvan af met zowel de oplevering van specifiek nationale faciliteiten (zoals bijvoorbeeld een rioleringendatabase) als met het invullen van een internationale trekkersrol in de ontwikkeling van geoinformatiestandaarden. De VROM nota GIDEON vormt de beleidsmatige verankering van de resultaten van het thema NGII en kan daarmee worden gezien als een voorlopig kristallisatiepunt van de binnen het thema NGII geleverde inspanningen. De nota GIDEON wijst er op (p. 15) dat blijvende aandacht voor ontwikkeling en innovatie nodig is: “Om voldoende focus en massa in het geo-onderzoek te behouden en tot innovatie te komen is blijvende samenwerking nodig tussen overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en universiteiten”. Bij de laatste RGI-tenderronde is gebleken dat de Geo-sector in staat is verrassende nieuwe methoden op te pakken om resultaten uit het RGI programma maatschappelijk onder de aandacht te brengen: Met een netwerk van 35 ‘geo-reporters’ (uit bedrijfsleven, overheid en wetenschap) is in korte tijd een internet geocommunity opgericht die de in RGI behaalde resultaten communiceert naar de samenleving. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van het kanaal Youtube waarop ‘Georeport’ inmiddels meer dan 100 korte filmpjes heeft geplaatst. Georeport (www.georeport.nl) opereert thans als een zelfsturende geo-gemeenschap. 2e: Output thema WETENSCHAP
1
Mijlpalen voor het thema Wetenschappelijk Onderzoek (WETENSCHAP) Nederland op 4 GI speerpunten R&D wereldsubtop.
2
10 Gammawetenschappers actief in GIkennisveld.
3
20 Internationale wetenschappers actief in RGIprojecten/fora.
Status en inhoudelijk resultaat Een bibliometrische analyse van publicaties op geoinformatiegebied gedurende de laatste 9 jaar toont aan dat het aantal wetenschappelijke publicaties van Nederlandse auteurs gedurende de looptijd van het RGI-programma sterk is gestegen. Hoewel een direct verband met het RGIprogramma niet kon worden bewezen, blijkt toch de ambitie van RGI, dat Nederland op geo-informatiegebied een plaats in de wereldtop inneemt, te zijn vervuld: De Nederlandse GIauteurs staan thans internationaal op een 5e plaats met het aantal wetenschappelijke publicaties, en zelfs op een 3e plaats (na Duitsland en de VS) als het gaat om citatie-impact. De inhoudelijke verschillen tussen de 4 in binnen het RGIthema genoemde ‘speerpunten’ zijn niet goed te objectiveren. Een toewijzing van de publicitaire GI-output aan deze ‘speerpunten’ is daarom achterwege gelaten. Deze mijlpaal is gerealiseerd: Het RGI-breed beoogde aantal gammawetenschappers wordt alleen al binnen de projecten van het thema Wetenschap ruimschoots overschreden. Deze mijlpaal is gerealiseerd: Het aantal bij RGI betrokken buitenlandse kennisorganisaties liep gedurende de looptijd van RGI op tot tenminste 28 organisaties, overwegend universiteiten en publieke kennisinstellingen, die stuk voor stuk met tenminste één wetenschapper in RGI participeerden.
8
INSPIRE: De EU-Richtlijn 2007/2/EC (vastgesteld door het Europese parlement en de Raad van ministers op 14 maart 2007) waarin de eisen zijn vastgelegd voor de “Infrastucture for Spatial Information in the European Community (INSPIRE)”.
17
Nadere toelichting op de realisatie van de mijlpalen voor het thema WETENSCHAP Er is vanuit het programma bureau sterk gestuurd op internationale samenwerking. Dat heeft geleid tot een brede internationale deelname aan RGI projecten: Aan het eind van de looptijd van het programma zijn tenminste 28 buitenlands kennisorganisaties bij RGI betrokken. Ook zijn er vanuit het programma bureau samenwerkingsafspraken gemaakt met innovatieve Geo-informatieprogramma's in het buitenland. Het betreft het GEOIDE9 netwerk uit Canada, het CRC-SI10 uit Australië en tenslotte het Europese Joint Research Centre (gevestigd in Italië). Met deze netwerken zijn "best practices", onderzoekers, studenten en onderzoeksresultaten uitgewisseld. Deze samenwerking heeft geresulteerd in het feit dat momenteel een mondiaal "Network for Networks" wordt opgericht waarbij de deelnemende landen GI-research agenda's uitwisselen en afstemmen. Tot dit netwerk zullen ook Duitsland, Zuid-Korea, China en de USA toetreden.
2f Programmabrede kwantitatieve mijlpalen (zie Bijlage 2) Bijlage 2 bevat een overzicht van de kwantitatieve output. Het behalen van de kwantitatieve mijlpalen werd tijdens de Midterm Review al positief ingeschat en is aan het eind van het programma ruimschoots bereikt.
2g: Uitstroom van onderzoekers uit de projecten Binnen het RGI programma is geen systematisch informatie verzameld over de uitstroom en het verloop van alle onderzoekers in de projecten. Wel hebben we zicht op de ontwikkeling en het verloop van de PhD studenten binnen de RGI-projecten. Het algemene beeld is dat de onderzoekers over de gehele looptijd van het project zeer loyaal aan de projecten hebben gewerkt. Er is weinig tussentijds verloop geweest en na afloop van het project hebben de meeste onderzoekers binnen de deelnemende organisaties hun werk kunnen voortzetten of werk kunnen vinden. Van de 24 PhD studenten die bij de projecten van RGI zijn betrokken (zie Bijlage 3) zijn er drie vroegtijdig gestopt. Van de overigen hebben er inmiddels twee hun PhD onderzoek succesvol afgerond. De resterende negentien 19 zijn nog met hun proefschrift bezig. De verwachting is dat de meesten dit in 2010 zullen afronden. Alle betrokken organisatie betalen de PhD studenten het laatste jaar door. Een aantal PhD studenten heeft, na afloop van de promotie zicht op een aanstelling als Post-doc of universitair docent. Reflectie De strategische doelen hebben goed richting gegeven aan de impuls die het programma wilde geven en het doel “meer bekendheid” werd hierbij in de loop van het programma steeds belangrijker. De inhoudelijke mijlpalen van het programma zijn alle behaald. Veel is bereikt op de mijlpaal “pilots in nieuwe toepassingsvelden“ hetgeen de verbreding van geo-informatie goed laat zien. De mijlpaal “NGII als uitgekristalliseerd concept en instrument voor coördinatie geo-informatievoorziening” was een belangrijke, complexe mijlpaal waar vanaf de start aan is gewerkt. De totstandkoming van Gideon is vanuit RGI geagendeerd en uiteindelijk door VROM samen RGI, Geonovum en de sector gerealiseerd. Enkele mijlpalen zijn later opgeleverd dan gepland vanwege de complexiteit, maar uiteindelijk is alles binnen de totale planning van het programma behaald. Alle kwantitatieve mijlpalen zijn gehaald. Conclusie: de ambities waren hoog doch realistisch en het programma is breed neergezet en heeft daarom in de volle breedte van de sector impact gehad. De aangebrachte focus via opzet in kennisthema’s n.a.v. het advies van de Commissie van Wijzen heeft hierbij positief gewerkt om die breedte te kunnen hanteren.
3. Resultaten en stand van zaken innovatie, valorisatie en verankering Innovatie Binnen het RGI programma is een onderscheid te maken tussen systeeminnovaties en marktinnovaties. Door het RGI programma zijn de volgende systeeminnovaties gerealiseerd: (1) Er is stevig kenniscluster geo-informatie in Nederland ontstaan dat bestaat uit een netwerk van samenwerkende kennisinstellingen, publieke organisaties en bedrijven; (2) De samenwerking tussen bèta- en gamma-disciplines op het domein 9 The GEOIDE network (Canada) aims to create a sustainable networking structure that integrates all sectors of the Canadian geomatics community. As a result, Canada can continue to play a leading role in geomatics worldwide. 10
CRC-SI: the Cooperative Research Centre for Spatial Information is one of the more than fifty Cooperative Research Centres (CRC’s) of Australia which bring together researchers from universities, CSIRO and other government laboratories, and private industry or public sector agencies, in long-term collaborative arrangements which support research and development and education activities.
18
van geo-informatie is gerealiseerd; (3) Het belang van een goed functionerende geo-informatie infrastructuur wordt nu breed gedragen en de realisatie ervan is verankerd in nationaal beleid (GIDEON). De door RGI gerealiseerde marktinnovaties is onderwerp geweest van een innovatiescan uitgevoerd door het onafhankelijk bureau Prisma en Partners (Quickscan Innovativiteit Portfolio RGI, Prisma en Partners, 12 juli 2007) voor de Midterm review. Succesvolle innovaties kenmerken zich door een hoge score op snelheid, onderscheid en het vermogen om een nieuwe richting in te slaan (“revolutionariteit”). De innovativiteit van de RGI-portfolio is in deze scan als hoog beoordeeld, omdat een relatief groot aantal projecten voldeed aan de genoemde kenmerken. Uit de kwalitatieve analyse van een representatieve steekproef van de projecten is geconcludeerd dat van de ruim 90 projecten er ca. zeven een marktsucces zouden laten zien. In het bedrijfsleven is het gebruikelijk dat slechts een paar procent van innovatiegerichte projecten daadwerkelijk tot marktsucces leidt. Aan het eind van het programma blijkt dat van de 7 geïdentificeerde projecten er reeds een aantal substantiële marktsuccessen (waardecreatie) tot gevolg hebben. Aanpak verankering en valorisatie Verankering was reeds bij de start een belangrijk beoordelingsaspect bij de toekenning van subsidies en kwam onder andere tot uitdrukking in consequente deelname van gebruikers in de projecten. Daarnaast is verankering als taak belegd bij de themacoördinatoren om de verankering (en valorisatie) van projecten en thema’s op een hoger plan te brengen. De themacoördinatoren hanteerden daarbij een model om de projecten in de keten te positioneren, zie de uitvoeringsschema’s in bijlage 4 . Hier is ook te zien dat het merendeel van de projecten verder zijn gekomen in de verankering dan oorspronkelijk voorzien. Dit kwam mede door investeringen uit de laatste tender die specifiek gericht was op verankering. Een van de meest omvangrijke projecten uit deze tender betrof het door Geonovum uitgevoerde project “Verankering RGI-resultaten” (RGI 413 + 413A) waarin voor 15 geselecteerde, veelbelovende RGI-projecten specifieke verankeringsactiviteiten zijn ondernomen en waarmee de link naar het Nationaal GeoRegister werd versterkt. Het project is zeer geslaagd en was genomineerd voor de Geo-Innovatie Award. Valorisatie (waardecreatie) Bij de waardecreatie is een onderscheid te maken tussen aantoonbare waardecreatie binnen de looptijd van het programma en verwachte waardecreatie na afloop van het programma. Aantoonbare waardecreatie is bij een aantal projecten opgetreden. Het betreft o.a. de Populator (RGI-013), Brandweer 100% Mobiel (RGI123), Mutatis mutandis (RGI-027), BurgerGIS (RGI-206). Bij al deze projecten hebben de betrokken bedrijven op basis van RGI onderzoek nieuwe diensten en producten kunnen ontwikkelen die een stevige groei van de omzet van de betrokken bedrijven tot gevolg had (voorbeelden zijn NEO, CityGIS). Een formule voor succes lijkt een combinatie van een innovatief bedrijf in de “lead”, met een kennisinstelling en een goede gebruikersgroep gericht op een scherp geformuleerde doelstelling. Er is een aantal nieuwe bedrijven ontstaan, waaronder de GeoCopter (innovatieve inwinning) en vestiging van een aantal ZZP-ers rond onder andere GI-consultancy in de OOV-sector en communicatie in de geo-sector (zij profiteren hierbij van het opgebouwde netwerk van RGI). Over de verwachte waardecreatie na afloop van het programma kunnen we op dit moment nog geen harde uitspraken doen, maar we zien ontwikkelingen op de volgende gebieden: (1) Agrarische sector; vanuit RGI zijn een aantal projecten gefinancierd rond precisie landbouw. Vanuit de agrarische sector worden deze resultaten snel opgepikt en zijn vervolg investeringen gedaan en in voorbereiding. (2) Interactieve tools voor planvorming en burger participatie; de binnen diverse RGI projecten ontwikkelde concepten en prototypes worden door de markt opgepikt en er ontstaan kleine nieuwe bedrijven die hun diensten aanbieden. (3) Innovatieve inwinningstechnieken; Binnen diverse RGI projecten is geëxperimenteerd met nieuwe manieren van gegevensinwinning. De betrokken bedrijven zijn bezig de ontwikkelde technologie verder te ontwikkelen en nieuwe diensten aan te bieden. Verankering Het algemene doel van het verankeren is het veiligstellen van de RGI-programmaresultaten zodat deze duurzaam kunnen worden ingezet en verder ontwikkeld. De verankering van RGI resultaten heeft veel dimensies en is te splitsen in: personele verankering, productverankering, beleidsverankering, institutionele verankering; economische verankering, netwerk verankering en verankering via awareness. De personele verankering heeft betrekking op het behoud van onderzoekers en PhD’s die actief zijn binnen RGI. Veel onderzoekers zullen na afloop van RGI hun onderzoeksactiviteiten voortzetten en uit een gehouden peiling onder de PhD’s bleek dat de meesten na promotie zicht hebben op een onderzoeks- of UD baan.
19
RGI heeft voor de productverankering een kennisportaal ontwikkeld. Dit is een statische databank waarin alle in de RGI-projecten behaalde resultaten zijn vastgelegd (www.kennis.rgi.nl). Het portaal is publiek toegankelijk en blijft nog 3 jaar in de lucht, evenals de programmawebsite www.rgi.nl. Beleidsverankering voor de verder ontwikkeling van de nationale geo-informatie infrastructuur is gerealiseerd door de beleidsnota GIDEON. Deze nota is samen met VROM en Geonovum opgesteld en in 2008 door de ministerraad en de kamer tot nationaal beleid verklaard. Institutionele verankering heeft op onderdelen plaatsgevonden. Bij de KNAW-NCG is een subcommissie ingesteld die de onderzoeksmatige ontwikkeling van de geo-informatie infrastructuur tot taak heeft. Daarnaast is de (tijdelijke) Stichting arbeidsmarkt Geo opgericht, waarin overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen samenwerken om grote tekorten aan personeel te helpen oplossen. Bij beide institutionele verankeringsactiviteiten heeft RGI een katalyserende rol gespeeld. Verder is het GI-Beraad en Geonovum ingesteld. De economische verankering vindt primaire plaats door bedrijven die, met de binnen RGI ontwikkelde kennis, nieuwe producten en diensten ontwikkelen. Een substantieel aantal projecten (zie ook Valorisatie) zijn op deze wijze economisch verankerd. Een zeer belangrijk resultaat van het RGI programma is het ontwikkelde netwerk van samenwerkende bedrijven, overheden, kennisinstellingen en gebruikers. Te verwachten valt dat met de beëindiging van RGI dit netwerk sterk verzwakt. Daarom heeft RGI een onderzoek laten uitvoeren met als doel netwerk verankering, en was daarmee katalysator van een online geonetwerk op LinkedIn. Tot slot was een van de strategische doelen meer bekendheid voor geo-informatie en vond door het vergroten van geo-awareness verankering plaats. Hierin is zowel vanuit de projecten (GeoWeek, Geojaar, Geofort, You Tube kanaal Georeporter) als vanuit de communicatie activiteiten van het programmabureau (onder andere via de communicatie strategie Geo Inside en het eindboek NL GEO11) structureel geïnvesteerd. Tevens heeft dit geresulteerd in oprichting van de Stichting Centrum voor Geo-Communicatie met als doel meer kaarten in de pers (www.geocommunicatie.nl). Vervolg Tenslotte is geconstateerd dat, ondanks alle verankeringsactiviteiten, er nog voldoende geo-vraagstukken overblijven die om een stevige netwerk aanpak vragen zoals RGI die in de afgelopen jaren heeft gegeven.. Daarom heeft RGI eind 2007 een initiatief voor een vervolg gestart. Dit heeft geresulteerd in het voorstel Nederland Geoland met breed draagvlak en financieel commitment uit het veld. Het voorstel is gericht op kennisontwikkeling en maatschappelijk en economische benutting via een co-creatie aanpak in proeftuingebieden op vijf maatschappelijke thema’s (zie de managementsamenvatting in Bijlage 3). Dit voorstel is ingebracht in het FES-voorstel Delta in Transitie begin 2009, welke is afgewezen. Met het ophouden van RGI zijn de inspanningen vanuit RGI op dit vlak gestopt. Vanuit het werkveld worden nu enige lijnen onderhouden om het onderwerp in te brengen in een nieuwe versie in het FES-thema Aarde Water Klimaat in december 2009. Nalatenschap kennisthema’s Binnen de mogelijkheden van RGI heeft in elk thema goede verankering plaatsgevonden. In bijlage 4 wordt ook een blik op de toekomst gegeven voor elk kennisthema. De conclusie is als volgt. Zonder vervolgimpuls op RGI zullen aan de vraagkant, met uitzondering van het agro-ICT cluster, de thema’s niet op eigen kracht doorontwikkelen. Het onderwijs is het meest zorgelijk, hier zullen naar verwachting concreet parels verloren gaan. Aan de aanbod kant is voor de NGII voor de korte termijn de verdere implementatie geborgd maar voor de lange termijn is terugval te verwachten door gebrek aan verdere innovatie en kennisontwikkeling. Tevens is terugval te verwachten in de internationale en wetenschappelijke positie van Nederland. De Gideon doelstellingen voor Kennis, Innovatie en Educatie zullen niet behaald worden zonder vervolg impuls. Reflectie Binnen de mogelijkheden van het programma is er ruimschoots gepresteerd op het terrein van innovatie, valorisatie en verankering. De belangrijkste systeeminnovatie is het netwerk. Economische waardecreatie is reeds zichtbaar en oogt veelbelovend. Op terrein van verankering zijn projecten verder gekomen dan voorzien, onder andere de laatste tender gericht op verankering. De toekomst oogt echter zorgelijk gezien het tot op heden uitblijven van een vervolg op RGI.
4. Synergie met andere Bsik-projecten
11
Het eindboek NL GEO is een laagdrempelig en toekomstgericht boek waarbij projecten uit RGI als voorbeeld dienen. Het boek is inmiddels al in herdruk en vindt grote afname bij onder andere overheden en scholen. Het boek is ook te koop bij het Centrum voor Geo-Communicatie.
20
Reeds ten tijde van de subsidieaanvraag van RGI waren er contacten met andere programma’s en participeerde RGI in het “8 voor Ruimte” overleg over de structurering van het Bsik-thema “Kwalitatief Hoogwaardig Ruimtegebruik”. Binnen 8 voor Ruimte heeft RGI regelmatig nieuwe mogelijkheden voor samenwerking ingebracht, o.a. via projecten die aansloten op evenementen binnen het Onderwijsveld, zoals Geoweek en Geojaar. Er zijn uiteindelijk 15 zgn. ‘brugprojecten’ opgezet, zie voor een volledig overzicht Bijlage 6. RGI heeft o.a. bij de CUR in Gouda een ‘makel- en schakel-’ sessie gehouden voor de derde RGI-tender waarbij vertegenwoordigers van voor RGI inhoudelijk complementaire Bsik-programma’s uitgenodigd waren. Via deze in het najaar 2006 gehouden tender, “Geo-Connected”, zijn succesvol bruggen geslagen naar andere Bsik-programma’s. Daarnaast werden de brugprojecten die reeds bij de tweede tender, in 2005, waren gestart, nader geconcretiseerd. RGI heeft 10 brugprojecten uitgevoerd met drie andere Bsik-programma’s binnen het thema Hoogwaardig Ruimtegebruik, te weten: Leven met Water, Habiforum en Klimaat voor Ruimte. De onderwerpen van deze brugprojecten zijn inhoudelijk gesitueerd binnen de gebieden ruimtelijke planning & veiligheid en/of communicatie & awareness (gaming) en behoren dan ook tot de toepassingsgerichte thema’s van RGI: OOV, ROI en COL. Daarnaast zijn er vanuit het aanbodgerichte RGI-thema NGII, 4 brugprojecten uitgevoerd met diverse programma’s van het Bsik-thema ICT. Tenslotte heeft RGI samen met diverse andere Bsik-programma’s geparticipeerd in het brugproject Transities van het Bsik-programma KSI (Kennisnetwerk SysteemInnovaties en transities) behorend tot het Bsik-thema Duurzame Systeeminnovaties. Met name integrale projecten (waarbij naast inhoudelijke ook financiële participatie vanuit meerdere subsidieprogramma’s plaatsvond) leidden tot een duidelijke meerwaarde. Voorbeelden daarvan zijn de projecten Klimaatatlas (RGI-418, met Ruimte voor Klimaat) en Simwaterscape (RGI-101 + Top-up, met Leven met Water) en Lumos Pro (RGI-254, met Habiforum). Een ander – niet geïntegreerd maar toch succesvol – brugproject was Planning Futures (RGI-316) waarin de geo-informatie in de ruimtelijke planning onder de loep werd genomen en waarbij 4 Bsikprogramma’s samenwerkten, cases inbrachten en een artikel maakten. Reflectie In algemene zin kan worden geconcludeerd dat RGI met een flink aantal brugprojecten zelf een brugfunctie heeft vervuld tussen de Bsik-thema’s ICT en Hoogwaardig ruimtegebruik en Duurzame Systeem Innovaties. Daarbij moet worden opgemerkt dat de meerwaarde van deze brugprojecten in sommige gevallen beperkt gebleven is en in sommige gevallen duidelijk aanwezig was; dit laatste was onder meer het geval bij financieel geïntegreerde brugprojecten.
5. Internationale positionering RGI heeft consequent gestreefd naar een goede internationale inbedding van het totale programma en het daarvoor in aanmerking komende deel van haar projecten. Dit was wenselijk, zowel om langs die weg kennis van buiten Nederland binnen te kunnen halen als om de RGI-consortiumpartners, kennisinstellingen en bedrijven, een goede positie te geven bij bijvoorbeeld EU tendering). Daarnaast was het RGI’s ambitie om op de vier gekozen speerpunten binnen het RGI-thema Wetenschappelijk onderzoek (Geo-informatie en samenleving, Geo-informatie infrastructuurconcepten, Mens-machine interactie, Ruimte-tijd modellering) tot de wereldtop te behoren. Internationale oriëntatie en zichtbaarheid is daarvoor een vereiste. Nederland blijkt (zie bijlage 9 en vraag 2e) op geo-informatiegebied een plaats in de wereldtop in te nemen: De Nederlandse GI-auteurs staan thans internationaal op een 5e plaats met het aantal wetenschappelijke publicaties, en zelfs op een 3e plaats (na Duitsland en de VS) als het gaat om citatie-impact. Op programmaniveau is er een visie ontwikkeld en uitgedragen over de internationalisatie van het programma. Zeer beknopt is deze visie als volgt: Samenwerking met de buren (Duitsland, België, Engeland) i.v.m. ‘cross border’ geo-informatie uitwisseling; samenwerking met het Europese Joint Research Centrum (JRC) in Italië, onder andere t.b.v. de implementatie van INSPIRE; en samenwerking met het GEOIDE12programma in Canada en het CRC-SI13 -programma in Australië, met het oog op uitwisseling van onderzoeksagenda’s en de identificatie van gemeenschappelijke projecten. Op het internationale toneel waren GEOIDE en CRC-SI de enige ‘geo-’ kennisinvesteringsprogramma’s, die qua doelstelling, opzet, aanpak en budget vergelijkbaar zijn met RGI (Korea is hier recent bij gekomen). In de afgelopen jaren heeft RGI deze visie volgens plan uitgevoerd: Er zijn samenwerkingsprojecten geprogrammeerd met de “buren” en RGI heeft geparticipeerd in de onderzoeksprogramma’s van GEOIDE en 12 GEOIDE: GEOmatics for Informed DEcisions - een een door de federale overheid van Canada gesponsord ($50 miljoen, 1998-2005) R&D investeringsprogramma ter consolidatie van Canada’s expertise in geomatica; . tevens een netwerk van Canada’s relevante ‘Centres of Excellence’ (zie ook voetnoot 7). 13 CRC-SI: Cooperative Research Centre for Spatial Information – een door de federale overheid van Australië gesponsord langlopend geo-informatie R&D investertingsprogramma met bij behorende consortium en netwerk (zie ook voetnoot 8).
21
CRC-SI. Met het Europese Joint research Centrum (JRC) in Italië zijn afspraken gemaakt (vastgelegd in een Memorandum of Understanding) over het uitwisselen van resultaten van SDI-14 onderzoek. Met het JRC organiseren RGI, GIN15 en de GSDI16 association een internationaal congres te houden van 15-19 juni 2009 te Rotterdam, dat tevens het slotcongres van RGI zal zijn. De internationale samenwerking binnen RGI is gerealiseerd binnen individuele projecten en betrof ook nadrukkelijk projecten binnen het thema WETENSCHAP. Vrijwel al het PhD onderzoek heeft zich binnen deze projecten afgespeeld. In Bijlage 7 is een overzicht gegeven van de betreffende RGI projecten met hun internationale partners. De realisatie van de ambities binnen deze projecten is getoetst middels een voor de output van deze projecten uitgevoerde bibliometrische analyse (Veller et al. 2009, zie ook Bijlage 9). Reflectie Samenvattend concluderen wij dat het RGI programma zowel op programma- als op projectniveau een realistische internationale inbedding en samenwerking heeft gerealiseerd. De onderzoeksactiviteiten waren geconcentreerd op vooraf gekozen speerpunten en de internationale impact hiervan begint zichtbaar te worden.
6. Organisatie en bestuur Bijlage 10 bevat een beschrijving van de organisatie. Corporate governance structuur De voorbereiding van het RGI-proposal door een samenwerkingsverband van geïnteresseerde instellingen is destijds gecoördineerd door de Ravi17 als penvoerder namens deze samenwerkende geo-instellingen. De RGI-subsidie is dan ook in eerste instantie toegekend aan de Ravi. In de loop van 2004 heeft echter een ontvlechting plaatsgevonden en is de Stichting RGI opgericht en ontstond vervolgens een subsidierelatie tussen VROM en RGI (op programmaniveau). De organisatie is als volgt ingericht • Bestuur: stelt de kaders vast, beslist over toekenning van subsidiegelden, eventueel stopzetting projecten en acceptatie van resultaten en stelt de jaarrekening op. •
Raad van Toezicht: geeft het Bestuur strategisch en financieel advies.
•
Adviesraad Wetenschap en Adviesraad Gebruikers: adviseren het Bestuur over resp. de wetenschappelijke kwaliteit en maatschappelijke relevantie en houden toezicht op de kennisverspreiding. Zij stellen kennisagenda op voor de tenders, beoordelen projectvoorstellen en monitoren projecten.
•
Directieteam: programmadirecteur (functioneert als algemeen directeur) en wetenschappelijk directeur; draagt zorg voor vormgeving en realisatie van het programma.
•
Programmabureau: projectbegeleiding en projectbeheer en kennis- en communicatie op programmaniveau. Directieteam maakt deel uit van programmabureau en het programmabureau functioneert als verlengstuk van het bestuur.
•
Themacoördinatoren voor de 5 kennisthema’s: versterking van de samenhang en verankering binnen en tussen de thema’s.
•
Projectconsortia: uitvoering van projecten, met penvoerder als formeel aanspreekpunt. De meeste consortia bestaan uit kennisinstelling/universiteit, overheid en bedrijf.
De rollen voor de kwaliteitsborging van projecten zijn hierbij strikt gescheiden, zie ook bijlage 11. De Corporate Governance van RGI is vastgelegd in een document dat op de website van RGI beschikbaar is. De opzet van de organisatie heeft een aantal verbeteringen ondergaan n.a.v. adviezen van de Commissie van Wijzen (onder andere: instelling positie wetenschappelijk directeur, internationalisatie ARW, benoeming 14
SDI: Spatal Data Infrastructure, de gangbare internationale term voor Geo-Informatie Infrastructuur. GIN: de Vereniging Geo-Informatie Nederland. 16 GSDI: Global Spatial Data Infrastructure, tevens de internationale vereniging (‘association’) van geo-instellingen, bedrijven en betrokken individuen wereldwijd. 17 Ravi: Raad van advies voor de vastgoedinformatie 15
22
onafhankelijk voorzitter RvT) en detail aanpassingen. Ook zijn in de diverse organen door natuurlijk verloop enkele personeelswisselingen opgetreden. In juni 2007 is gestart met het benoemen van RGI-ambassadeurs voor het openen van deuren, het verder profileren van resultaten en signaleren van relevante ontwikkelingen. Systeem van kwaliteitsborging en projectbeheer Het systeem van kwaliteitsborging bouwt op de corporate governance structuur en is uitgewerkt in een zorgvuldige inrichting van processen en procedures (vastgelegd in een procedurehandboek) en steunt verder op een zorgvuldige bemensing van de RGI-organen en -projecten, het kiezen van betrouwbare partners en beoordeling d.m.v. peer reviews. Het projectbeheer is gestandaardiseerd. Het procedurehandboek, het functiehandboek, de governance regels en de planning & control cyclus vormen de basis voor het beheermodel. Vastlegging vindt plaats in een digitaal projectbeheersysteem en daarnaast in de financiële administratie die inzicht biedt op projectniveau. Belangrijke adviezen van de Raad van Toezicht, de Adviesraad Wetenschap en Adviesraad Gebruikers en Self-assessment van Bestuur en het Programma bureau. Zie respectievelijk de bijlagen 11, 12, 13,14 en 15 Reflectie De organisatie functioneert efficiënt en effectief in onze beleving. De organisatie wordt door de buitenwereld als ‘professioneel’ aangemerkt. De aanpassingen n.a.v. advies vanuit de Commissie van Wijzen hebben wij in de praktijk als kwaliteitsverhogend ervaren.
7. Financiering Bsik-project RGI in relatie tot de begroting RGI heeft bijna geheel volgens de begroting heeft kunnen opereren: De toegekende subsidie wordt in zijn geheel gedeclareerd. Ook de eigen bijdrages van de bedrijven en kennisinstellingen zitten op een flink hoger niveau als de begroting. De subsidie van de Europese commissie is hoger uitgevallen dan geraamd. De totale financiële omvang van het programma komt boven begroting uit (45,8 M t.o.v. 42,0 M begroot). Begroot 42.029.925,00 20.000.000,00
Werkelijk 45.831.979,00 20.000.000,00
22.029.925,00
25.831.979,00
0,00 3.982.984,00 10.770.517,00 6.118.292,00
0,00 5.434.910,00 12.067.520,50 6.356.175,50
1.158.132,00
1.973.373,00
Europese Commissie NL Bestuursorganen Universiteiten Bedrijven
14.626,00 414.602,00 70.324,00 39.500,00
82.164,00 497.479,00 127.638,00 195.588,00
enz.
619.080,00
1.070.504,00
0,00
0,00
Totale projectkosten Toegekende BSIKsubsidie Nog te financieren Eigen bijdrage voor: Penvoerder Bedrijven Kennisinstellingen Overigen Ontvangen subsidies van: Subsidie 1 Subsidie 2
Programmabureau RGI
Andere financieringsbronnen: Bron 1 Bron 2
23
24
8. Uitgaven per jaar verdeeld over de verschillende kosten soorten Het gros van de kosten betreft loonkosten. In 2008 is de achterstand in de te verwerken declaraties grotendeels ingehaald. Zoals verwacht, door de gevolgde tenderprocedure, zijn pas in de laatste twee jaar (2007 en 2008) de meeste uitgaven gedeclareerd (66%).
Uitgaven Loonkosten Kosten van arbeid Opslag algemene kosten Kosten van machines en apparatuur Kosten te verbruiken materialen en hulpmiddelen Kosten verspreiding en overdracht van kennis Totaal
2003 0 0 0 0 0 0 0
2005 2006 2004 2.185.837 4.736.518 359.998 656.449 49.347 999.284 202.866 1.250.837 2.142.094 13.925 246.595 0 0 212.864 90.866
2007 6.759.794 1.292.765 3.159.721 583.747 227.067
2008 8.570.936 2.153.207 4.210.884 838.342 433.212
2009 788.967 358.218 319.492 35.691 9.023
138.849 448.749 815.836 1.102.451 422.525 15.023 627.234 4.458.761 8.664.106 12.838.930 17.309.032 1.933.916
2010 Totaal 0 23.402.050 0 5.509.270 0 11.285.894 0 1.718.300 0 973.032 0
2.943.433
0 45.831.979
1
9. Financiering van het Bsik-project RGI uit de verschillende financieringsbronnen In 2009 hebben nog een paar projecten kosten gedeclareerd (verankering- en themacoördinatie projecten hadden een doorloop tot begin 2009). De meeste uitgaven voor 2009 zijn gemaakt door het programmabureau.
Totale projectkosten Toegekende Bsik subsidie
2003
2004
2005
2006
2007
0 0
627.234 311.578
4.458.761 1.956.527
8.664.106 3.880.662
12.838.930 5.872.169
2008
2009
2010 Totaal
17.309.032 1.933.916 7.179.642 799.424
0 45.831.979 0 20.000.000
0 315.656 2.502.235 4.783.445 6.966.762 10.129.391 1.134.492 Eigen bijdragen (Vermeldt hier welk bedrag afkomstig is van de verschillende consortiumpartners, zoals bedrijven, universiteiten) Overheid 0 11.834 281.917 1.105.558 797.906 1.128.504 275.971 Bedrijven 0 22.233 379.852 1.098.604 1.850.310 2.034.742 49.169 Universiteiten 0 47.395 196.727 850.717 1.842.443 2.441.141 107.814 Onderzoeksinstellingen 0 949.254 918.825 1.388.534 3.057.065 267.606 Overigen 0 234.194 575.908 447.349 604.661 458.443 433.933
0 25.831.979 0 0 0 0 0
3.601.690 5.434.910 5.486.237 6.581.284 2.754.486
0 0 118.577 Bijdragen derden (Vermeldt hieronder welk bedrag afkomstig is van externen, zoals:) Bedrijven 0 0 5.588 Universiteiten 0 0 10.138 Onderzoeksinstellingen 0 0 0 Europese commissie 0 0 7.164 NL Bestuursorganen 0 0 84.857 Overigen 0 0 10.830 0
0
0
362.392
482.908
1.009.496
0
0
1.973.373
13.000 0 0 0 153.430 195.962
57.000 77.000 37.000 35.000 79.192 197.716
120.000 40.500 370.393 40.000 180.000 258.603
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
195.588 127.638 407.393 82.164 497.479 663.111
0
0
0
0
0
0
2
10. Verdeling BSIKsubsidie over de diverse partijen binnen het RGI-consortium De subsidie toont een mooie verdeling aan voor de diverse partners. De bedrijven (23%), universiteiten (23%) en de onderzoeksinstellingen (27%) zijn gelijkmatig verdeeld binnen het programma. Partijen Bedrijven Universiteiten Onderzoeksinstellingen Anderen Totaal
2003 0 0 0 0 0
2005 2006 2007 2004 276.124 951.828 1.662.544 24.763 138.062 769.161 1.711.402 0 676.503 887.198 1.411.568 52.621 865.838 1.272.475 1.086.655 234.194 311.578 1.956.527 3.880.662 5.872.169
2008 1.633.550 1.882.536 2.315.760 1.347.796 7.179.642
2009 25.652 56.247 139.616 577.910 799.424
2010 Totaal 0 4.574.461 0 4.557.408 0 5.483.266 0 5.384.866 0 20.000.000
11. Toelichting op verloop van kosten en financiering De in 2004 geboekte kosten hebben voornamelijk betrekking op de aanloopkosten van het programma. De totale realisatie van de declarabele projectkosten overstijgt de oorspronkelijke begroting met 9%. Dit is mede het resultaat van de manier van toewijzen: RGI heeft in drie tenders de projecten uitgezet, is er pas laat in de tijd progressie gekomen in de realisatie. In 2007 en 2008 is middels een pré-uitvraag geconstateerd dat er een onderuitputting zou plaatsvinden. RGI heeft toen middels een extra toewijzingsronde een aanvullende subsidie-aanvraag uitgezet. De meeste kosten zijn in 2008 gerealiseerd. Op een paar projecten na hebben de projecten de einddatum van 31 december 2008. RGI heeft een subsidietoekenning ontvangen van 20.000.0000 euro. RGI heeft ter dekking van de bureaukosten een percentage ingehouden op de uitgekeerde subsidies van de projecten. RGI heeft middels een gedetailleerde aanvraag de resterende 20% subsidie opgevraagd en ontvangen van het ministerie VROM. RGI heeft de resterende subsidie op projecten derhalve reeds uitgekeerd aan de penvoerders van de projecten. Reflectie Het programma kent een evenwichtige verdeling van subsidie over de verschillende type partijen en goede participatie vanuit het bedrijfsleven. Het programma heeft conform begroting gedraaid. Dit is bereikt door bereidheid vanuit het netwerk om te participeren in RGI, adequaat risicomanagement en het slim inspelen op ontstane mogelijkheden via bijvoorbeeld toekenning van subsidies onder voorbehoud. Het gekozen systeem voor dekking bureaukosten via een fee op de projecten geeft een afhankelijkheid die onwenselijk is; tevens is het systeem lastig te communiceren. Het advies is om dit in de toekomst direct om te slaan bij de start zoals bij andere programma’s ook gebruikelijk is. De overhead bestaat uit algemeen management en projectbegeleiding en bedraagt 6,9 %.
3
4
BIJLAGE 1 Achtergrondinformatie RGI Introductie De Bsik-regeling (Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur – 16-12-2002 vaststelling / 28-11-2003 budgetallocatie) betreft een subsidieprogramma van de Nederlandse Overheid waarmee, onder strenge voorwaarden, ca. 800 M euro is geïnvesteerd in innovatieve R&D t.b.v. de ontwikkeling van de nationale kennisinfrastructuur. Het Bsik-programma ging uit van de constatering dat in Nederland van veel innovatief onderzoek de resultaten nauwelijks leiden tot industriële of commerciële toepassing (de ‘innovatieparadox’) en van de EU-doelstelling om per 2010 op het gebied van kenniseconomie tot de wereldtop te behoren (de Lissabon-agenda). Nieuwe kennis moest worden ontwikkeld en moest stromen. Daartoe zijn op strategische gebieden innovatieprogramma’s gestart met onderzoekers, bedrijven en gebruikers die zouden samenwerken op basis van het concept van ‘open innovatie’, waarbij innovatie werd gezien als een cyclisch netwerkproces. RGI is een van de programma’s in het Bsik-themaveld Hoogwaardig ruimtegebruik. De missie van RGI luidt: “verbetering en innovatie van de geo-informatie infrastructuur voor een adequaat en efficiënt bestuur en een krachtig bedrijfsleven”. Beoogde effecten van RGI zijn daarmee: een overheid die kwalitatief beter en efficienter functioneert, vergroten van de omzet van het (geo)bedrijfsleven, betere dienstverlening voor burgers, en R&D op wereld(sub)top niveau. RGI vervult de rol van katalysator, onder andere door partijen bij elkaar te brengen en een duurzaam netwerk op te bouwen. Visie op de geo-sector en op innovatie De geo-informatiesector is van oudsher een technische sector die toeleverend van aard is. Geo-informatie is een belangrijke, maar ook onzichtbare ‘grondstof’ bijvoorbeeld voor wijkontwerp, ruimtelijke en investeringsbeslissingen en het leren over de ruimte. RGI constateerde bij de start van haar programma dat de geosector intern gericht is, versnipperd is georganiseerd, en te ver af staat van de maatschappelijke problemen waarvoor zij een rol zou kunnen spelen. De maatschappelijke belangstelling voor geo-informatie is sterk toegenomen en van de geo-sector wordt nu gevraagd om steeds meer in dialoog met toekomstige gebruikers te werken aan innovatie. RGI wil hieraan een impuls geven en zo een vliegwielfunctie vervullen. Maatschappelijke vragen zijn: hoe kunnen we de informatie beter ontsluiten, wie mag welke informatie gebruiken, wat is de rol van de overheid en wat is de rol van het bedrijfsleven, hoe verhouden de verschillende financieringsmodellen voor de geodatabestanden zich tot elkaar? Je zou dat “netwerkvraagstukken’ kunnen noemen. Het concept van de nationale geo-informatie infrastructuur (NGII) is daarbij het kader van de oplossingen en vormt de rode draad van het programma. Doelen RGI heeft vanuit deze visie de volgende richtinggevende doelen geformuleerd: • meer vraaggericht, • meer samenhang, • meer bekendheid, • meer kennisstromen, • meer innovatie. Om deze doelen handen en voeten te geven zijn een aantal concrete (SMART) mijlpalen geformuleerd waarbij is uitgegaan van de beschrijving in de oorspronkelijke subsidieaanvraag en van interviews bij de start van het programma. Met de realisatie van deze mijlpalen is ook daadwerkelijk een impuls gegeven aan de richtinggevende doelen van RGI. Strategie Als strategie heeft RGI gekozen voor een netwerkaanpak. Dit werd mede ingegeven door de fase waarin de geo-sector zich bij de start van het programma bevond: een beweging naar externe oriëntatie was nodig. Eindgebruikers en onderzoekers dienden samen aan tafel te zorgen voor evenwicht tussen vraag en aanbod, zodat het resultaat ook blijvend zou worden gebruikt (‘mutual shaping’). Dit was vooral belangrijk omdat het centrale RGI-doel, de NGII, een infrastructurele faciliteit betreft. Een infrastructuur bestaat bij de gratie van het gebruik en behoeft tevens financieel draagvlak bij de gebruikers voor het toekomstig onderhoud. In het kader van de netwerkaanpak heeft RGI makel- en schakelsessies georganiseerd, zijn de subsidies verdeeld via tendering en zijn er voor de uitvoering van de projecten zoveel mogelijk gemixte consortia samengesteld (publieke instellingen, overheden, bedrijfsleven / onderzoek, onderwijs, bestuur). Deze aanpak had de volgende voordelen:
BIJLAGE 1 Achtergrondinformatie RGI •
partijen van buiten de geo-sector zijn gestimuleerd om mee te doen, waardoor het geo-netwerk zich heeft verbreed;
•
de kwaliteit werd hoger doordat er “wat te kiezen viel”;
•
meer geo-innovaties zijn gelanceerd doordat mensen gestimuleerd werden om, binnen de contouren van de kennisagenda’s van de tenders, ‘out of the box’ te denken;
• meer bekendheid en geo-awareness door de pr rond de tenders. De inhoudelijke en financiële kaders van een tender werden vastgelegd in een kennisagenda, voor voldoende focus op de doelen van RGI. Het portfoliomanagement richtte zich op een portefeuille in balans. De inhoudelijke focus is gelegd op een beperkt aantal onderwerpen binnen de kennisthema’s (GI-Practice) en een evenwichtige verdeling over vier wetenschappelijke speerpunten (GI-Science). De financiële balans is bereikt door een goede spreiding tussen een beperkt aantal grote projecten met beperkt risico en daarnaast voldoende ruimte voor kleine innovatiepilots met een groter risico en meer creativiteit. RGI heeft met deze strategie een katalysatorrol vervuld voor innovaties en voor verdere implementatie van de NGII.
2
BIJLAGE 2 Programmabrede kwantitatieve mijlpalen Bijlage 2
Programmabrede kwantitatieve mijlpalen Kwantitatieve mijlpalen
1.
2.
3. 4.
8 promovendi actief in het programma, waarvan, van wie 6 op gammaterrein, op de volgende speerpunten: • geo-informatie infrastructuur concepten
Waarde gerealiseerd bij einde programma 24
Streefwaarde In 2009 9 = gehaald 89
4
19
•
spatio-temporele modellering
8
19
•
geografische mens-machine interactie
4
19
•
geo-informatie & maatschappij
8
9
1 leerstoel op snijvlak sociale wetenschappen en GI 50 artikelen geaccepteerd voor wetenschappelijke tijdschriften (peer review) Boeken en hoofdstukken in boeken
1
19
77
50 9
90
Geen streefw. 9
80 artikelen in vakbladen (b.v. Geo Info, VI Matrix) stijging in citation index
134
80 9
Onbekend, er is geen nulmeting geweest. 51
25% 20 9
231
30 9
85
30 9
25
59
216
160 9
174
70 9
20 projecten met deelname internationale wetenschappers 6. 30 bijdragen aan congressen 7. 30 posters 8. 5 vakken waarin de GI component een nieuwe, significante rol heeft (WO en HBO) 9. 160 mensjaren in RGI 10. 70 wetenschappelijke onderzoekers (cumulatief): 5.
•
60 wetenschappelijke bèta onderzoekers
•
10 wetenschappelijke alfa en gamma onderzoekers 11. 95 deelnemende partijen (cumulatief):
133
60 99
41
10 9
275 (305)
18
959
•
25 bedrijven
114
25 9
•
15 kennisinstellingen
34
15 9 9
•
10 universiteiten
33
10 9
•
10 netwerkorganisaties
23
10 9 9
•
30 overheidspartijen (20 gebruikers, 10 aanbieders) 5 internationale partners (buiten de internationale wetenschap)
71
30 99
35
5 99
•
18
De internationale partners zijn niet alle toegetreden tot het RGI consortium, er zijn 275 partijen toegetreden tot het RGI consortium en in totaal 305 deelnemende partijen.
3
BIJLAGE 2 Programmabrede kwantitatieve mijlpalen 12. 5 contacten met kamerleden 13. 35 bedrijven die gebruik maken van kennis die in RGI ontwikkeld is 14. toename in het aantal innovatie subsidie aanvragen rond GI met 25% (cumulatief) 15. 30 artikelen voor niet-wetenschappelijk publiek (kranten, tijdschriften, opiniebladen. b.v. Grasduinen, NRC). 16. 50 presentaties voor vakpubliek (b.v. studiemiddagen) 17. 20 samenwerkingsprojecten met overheid (cumulatief) 18. 2 deelnames aan relevante fora (bijvoorbeeld Acht voor Ruimte) 19. 4 deelnames in standaardisatieplatforms (cumulatief): 3 internationaal (ISO, INSPIRE, CEN) 1 nationaal (Ravi) 20. 5 projecten halen een gedeelte van de cofinanciering uit EU programma’s zoals FP7, Interreg, eContentplus 21. vervolgonderzoek is ingebed in nieuw programma door middel van een nieuw programmavoorstel voor RGI-2
19
16
59
> 35
35 9
> 25%
19
25% 9
315
30 9
735
50 9
40
20 9
5
29
20
49 39
11
19
9 7 (schatting)
59
1 (voorstel niet gehonoreerd)
19
Uit gegevens van SenterNovem blijkt dat er een sterk opgaande lijn is.
4
BIJLAGE 3 Lijst met PhD studenten aangesteld in het kader van het RGI-programma
Organisatie/universiteit Erasmus Universiteit ITC ITC ITC ITC ITC ITC NEO Nieuwland Advies TU Delft TU Delft TU Delft TU Delft TU Delft Universiteit van Tilburg Universiteit van Amsterdam VU Amsterdam VU Amsterdam VU Amsterdam VU Amsterdam Wageningen UR Wageningen UR Wageningen UR Wageningen UR
PhD-student Rebecca Moody Eddie Poppe Theodor Foerster Kate Lance Sander Oude Elbrink Shi Pu Wiebke Tegtmeier Corné van der Sande Kymo Slager Henk Koerten Friso Penninga Rod Thompson Arta Dilo Wei Xu Charlotte van Ooijen Rob Peters Jasper Dekkers Tim Favier Irene Pleizier Chris Jacobs Lukasz Grus Jeroen Neuvel Watse Castelein Jonas Schrojenstein Lantman
RGI-thema NGII ROI ROI NGII NGII ROI OOV NGII ROI NGII NGII NGII OOV OOV NGII NGII ROI COL COL ROI NGII OOV NGII ROI
Speerpunt GI & S MMI RT GIC RT RT GI & S RT GI & S GI & S RT RT RT RT GIC MMI GI & S MMI MMI GI & S GIC GI & S GIC GI & S
Verklaring afkortingen speerpunt: GI & S = geo-informatie & maatschappij / samenleving (8x) GIC = geo-informatie infrastructuur concepten (4x) MMI = geografische mens-machine interactie (4x) RT = ruimte tijd modellering (8X)
5
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Algemene toelichting op methodiek: De bijlage geeft een samenvattend overzicht van de scope en het ambitieniveau van de projecten in de achtereenvolgende tenders. Met de scope wordt hier gedoeld op de bijdrage aan de achtereenvolgende fasen in de kennisketen: onderzoek - inventie - innovatie - pioniersfase - brede implementatie. Het begin en eindpunt van de pijlen geven aan vanaf welk punt de kennisontwikkeling is gestart en waar men beoogde uit te komen aan het einde van het project. De totale scope van een project kan dus binnen één fase van de kennisketen liggen (smalle projecten), of zich uitstrekken over meerdere fasen (brede projecten). Met zwarte stippen is schematisch aangegeven wat de werkelijk gerealiseerde progressie is geweest. Dit betreft een raming die is gebaseerd op het projectverslag, maar uiteraard ook subjectieve en voor discussie vatbare inschattingen bevat. De open stippen en stippellijnen geven weer hoe de uitgevoerde top-ups op de projecten hebben bijgedragen aan additionele progressie. Bijvoorbeeld project RGI-019 (Uitvoeringsschema 2D, thema NGII) is ingezet als een innovatieproject waarin de haalbaarheid d.m.v. een demonstrator vastgesteld zou worden. De ontwikkelaars van de populator-demonstrator zijn echter verder gekomen dan dit en zijn na een korte pioniersfase gestart met de vermarkting en brede implementatie van de tool. Dit is weergegeven met een stippellijn die doorgaat waar de pijl eindigt. Voor het thema wetenschap is de scope aangepast naar: onderzoek –publicaties - toepassing – onderwijs. De projecten zijn hier inhoudelijk gebundeld per wetenschappelijk speerpunt. Naast een toelichting is per thema ook een blik op de toekomst van het thema gegeven.
6
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Uitvoeringsschema OOV, Toelichting: Bovenstaand schema geeft in één oogopslag aan wat de scope en het ambitieniveau van de projecten binnen het thema OOV zijn. Een enkel project RGI-149 heeft haar gestelde ambitieniveau niet kunnen halen. Het overgrote deel heeft echter voldaan aan de gestelde verwachtingen. Binnen dit thema zijn een aantal projecten bottum-up van start gegaan. Dit is vooral gedaan om de geoinformatie ruim beschikbaar te maken ook voor het direct toepassen in de operationele omgeving van de eerstelijns hulpverlening. In het project RGI-001 is van de onderzoeksfase gewerkt naar een toepasbare oplossing binnen het operationele veld. Vanuit onderzoek werden er in de vervolgprojecten RGI-128 en RGI-239 succesvol uitgevoerd en geïmplementeerd. Dit heeft uiteindelijk er ook toe geleid dat er een nationale prijs aan dit project werd toegekend. Aan de in dit project gebruikte kaartlagen kan op eenvoudige wijze het resultaat van RGI-203 gekoppeld worden. Op deze wijze wordt het mogelijk een juiste inschatting te maken van de effecten voor de gebieden met (dreigend) hoogwater. Binnen RGI-147 is nadrukkelijk gewerkt aan het beschikbaar krijgen en delen van geoinformatie vanuit de lucht doormiddel van het ontwikkelen van een op afstand bestuurbare onbemande helikopter. Deze real-time informatie kan gedeeld worden met daarvoor ingerichte grondstations. Dit project staat aan de vooravond om internationaal uitgerold te worden. RGI-210 heeft een grote impuls gegeven aan het verder standaardiseren van symbolen. Het is immers cruciaal over dezelfde interpretatie te geven aan een gebruikt symbool in de geo. RGI-203 heeft een bijzondere bijdrage geleverd aan het op de juiste wijze in kaart kunnen brengen wat de ruimtelijke gevolgen zijn van een nucleair incident. Deze toepassing geeft de mogelijkheid snel en effectief te interpreteren welke de maatregelen te nemen voor welk gebied. RGI-123 heeft de Innovatie Award ontvangen binnen de categorie Maatschappij. Deze toepassing maakt het mogelijke mobiele geodata snel en efficient te delen met de operationele eenheden van brandweer. Deze toepassing is interactief met de operationele meldkamers en mobiel commando units waardoor snel bron en effectgebieden in kaart kunnen worden gebracht. Zonder RGI zouden de resultaten binnen de projecten niet zijn behaald en sterker gezegd zouden deze producten waarschijnlijk niet eens het levenslicht hebben aanschouwd. Het is voor deze sector een zeer grote uitdaging de behaalde resultaten te borgen in hun onderscheidene werkprocessen en binnen de diverse kolommen breed te implementeren. De maatschappij heeft daar recht op.
Blik op de toekomst Erfenis Binnen het prgramma zijn een aantal prachtige projecten ontwikkeld die momenteel her en der worden geimplementeerd binnen de diensten van ambulance, brandweer en politie. Er is meer samenhang gecreëerd tussen de verschillende projecten en er wordt door de bedrijven steeds vaker de onderlinge samenwerking gezocht. Er is eveneens een eerste aanzet gegeven voor een multidisciplinaire opleiding GEO bij de geza-
7
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap) menlijke opleidingscholen voor politie, brandweer en ambulance. Op het opleidingsaspect hebben de diensten elkaar gevonden. Er zijn nieuwe spin-off bedrijven ontstaan, recent is het bedrijf EAGLE opgericht voor het aanbieden van geo-informatie
Borging Er zijn binnen het programma veel projecten succesvol afgerond. Dat wil echter niet zeggen dat deze projecten ook werkelijk geborgd zijn binnen de onderscheidene onderdelen binnen de sector OOV. De ervaring heeft geleerd om dat te bereiken daar meer dan sturing voor nodig is. Het gaat om daadkracht, commitment en de wil tot samenwerking. De maatschappij heeft recht op het snel en efficiënt hulp verlenen aan hen die dat behoeven. Ieder korps, regio of dienst gaat min of meer autonoom zijn eigen gang en zo kan het gebeuren dat hulpverleners met onvoldoende parate geo- en incident informatie (positie incident, gevaarlijke stoffen, hoeveelheid bewoners in het getroffen gebied etc) op pad worden gestuurd met alle gevolgen van dien. Anno 2009 is dit niet meer verantwoord. De overheid en dan met name de Ministeries worden uitgenodigd hierin hun verantwoordelijkheid te nemen. Consolideer en bouw die producten uit die hun meerwaarde al ruim hebben bewezen en start pas daarna nieuwe projecten. Om succes te verzekeren is het eveneens aan te bevelen daarbij mensen te betrekken die daadwerkelijk kennis van zaken hebben van het operationele hulpverleningsproces. De erfenis zou dan ook moeten zijn dat de waardevolle parels bij een partij kunnen worden neergelegd in het vertrouwen dat ze tot volledige wasdom kunnen komen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en ook VROM zouden hierin een rol moeten spelen.
Conclusie Het OOV-thema laat een mooie erfenis na met projecten met mogelijkheden voor brede implementatie, die deels ook hun weg naar de markt gevonden hebben. Het bedrijfsleven is zich sterker op deze sector gaan richten en er zijn nieuwe bedrijven ontstaan. Verdere verankering die recht doet aan de eisen van de maatschappij, vraagt echter het doorbreken van de verkokering. Een sterke regie en coördinatie lijkt op dit moment onvoldoende aanwezig in het OOV-domein. Kansen voor verdere benutting van de erfenis blijven daardoor liggen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, VROM en het Veiligheidsberaad zouden hierin een rol moeten spelen.
8
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Uitvoeringsschema ROI, Toelichting: In bovenstaand figuur wordt een schematisch overzicht gegeven van de scope en het ambitieniveau van de diverse projecten binnen het thema ROI, met daarbij een inschatting van de mate waarin de uiteindelijke resultaten ten opzichte van die scope en ambities kunnen worden gepositioneerd. In algemene zin kan uit dit schema worden afgelezen dat de meeste projecten zijn gestart vanuit een onderzoekscontext of vanuit eerste potentieel innovatieve ideeën. In de meeste gevallen is vervolgens flinke vooruitgang gerealiseerd in de kennisketen, waarbij concrete innovaties zijn ontwikkeld, die vaak ook in pilots worden ingezet. De vertaling van innovaties naar pilots in de reële praktijk en vervolgens de afronding daarvan als basis voor een bredere implementatie blijkt vervolgens echter een lastige hobbel. Voor een deel lijkt dit terug te voeren op de moeizame uitwisseling tussen de werkvelden van de Geo-ICT en de ROI-praktijk. Anderzijds was deze ambitie meestal ook nog geen expliciet onderdeel van de projecten; het verder vooruitgaan in de kennisketen heeft immers net als de eerste stappen ook zijn tijd nodig. Voor enkele projecten komt de brede implementatie ten behoeve van het werkveld wel in beeld, onder meer via GeoNovum die de resultaten van RGI-008 en RGI-314 zal meenemen bij de verdere ontwikkelingen van RO-standaarden. Vanuit een andere invalshoek draagt ook het marktonderzoek gekoppeld aan de DURP Portaal bij aan een brede implementatie omdat het een goede inhoudelijke connectie legt tussen de beoogde doelgroepen en de verdere ontwikkeling van RO-online. In algemene zin is de brede implementatie van digitale ondergronden in combinatie met ruimtelijke plannen (met als uitgangsproject RGI-002 DURPondergronden) wel in zicht, zeker ook gesteund door het feit dat volgens de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening het bevoegd gezag hun ruimtelijke plannen per 1 juli 2009 digitaal beschikbaar dienen te stellen. Tenslotte kan in dit verband nog het project Geoboer (RGI-004 en het vervolg RGI-176) worden genoemd, dat een geheel gebruiksklare applicatie voor de digitale gewasopgave heeft opgeleverd, waar vele potentiële
9
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap) agrarische gebruikers enthousiast over zijn. De oorspronkelijke ambitie was ook gericht op brede implementatie, maar de organisatorische context en beleidsomgeving vormen vooralsnog een te grote barrière.
Blik op de toekomst - ROI Het ROI thema laat feitelijk drie erfenissen na: Erfenis: aanzet verbinding Geo-ICT en RO wereld: Omschrijving erfenis: Inzichten in hoe beide werelden (Geo-ICT en ROI) meer van elkaar kunnen profiteren: barrières en mogelijkheden tot verbinden, in combinatie met een eerste aanzet tot verbinden. Hoe verder: Met name vanuit de brugprojecten ‘Planning Futures’ (RGI-316) en LUMOS-Pro (RGI-254) en andere activiteiten is in dit verband veel ervaring beschikbaar. RGI heeft op onderdelen bijgedragen aan het verbinden van de beide werelden, maar niet als gericht strategisch traject. Vanuit de overtuiging dat er veel te winnen is met het verbinden van beide werelden (buiten goed verankerde trajecten zoals RO-online en bijv. Basisregistratie Ondergrond (BRO)) is een ‘doorstart’ en verder aanjagen nog noodzakelijk. Erfenis: Kennis geo-informatie en digitale uitwisseling ruimtelijke plannen Omschrijving erfenis: Zeer waardevolle kennis, inzichten en ervaring in relatie tot het landelijke traject rond de digitale uitwisseling van ruimtelijke plannen (DURP en RO-online, en alles daaromheen). Hoe verder: Dit heeft de potentie van een internationaal export-product, omdat Nederland hiermee internationaal ver vooruit loopt. Voor het watermanagement bestaat er voor het internationaal uitventen van kennis en ervaring bijvoorbeeld het NWP (Netherlands Water Partnership), voor dit thema zou men ook aan zo’n soort organisatie kunnen denken.
Erfenis: Succesvol geo-ICT in agrocluster Omschrijving erfenis: Cluster aan geo-ICT projecten rond Geoboer: model voor uitwisseling perceelsgeometrie en -gegevens met de overheid. Het project had ook een hoge uitstralingswaarde naar de Agrosector die zich welwillend opstelde voor ook andere geo-ICT-toepassingen. Hoe verder: Met de oprichting van het Groene Geo Platform bij het Ministerie van LNV in samenwerking met een ondernemende agrosector lijken de kansen goed voor verdere implementatie en voor innovatie binnen het argocluster. Conclusie: RGI laat een mooie erfenis na met een aanzet van verbinding tussen de Geo-ICT en RO wereld. Zowel deaanjaagfunctie als het ontwikkelen van een strategisch perspectief daarop zouden belegd moeten worden om kansen voor de toekomst te benutten. Daarnaast biedt de erfenis rond geo-informatie en digitale uitwisseling ruimtelijke plannen mogelijkheden als exportproduct. De erfenis geo-ICT in de agrosector lijkt op enkele operationele zaken na goed geland en is een kansrijk innovatiedomein voor Nederland. Er is inmiddels een ‘Groen Geo Platform’ ingesteld op initiatief van LNV en het bedrijfsleven.
10
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Uitvoeringsschema COL, Toelichting: Een aantal projecten binnen het thema COL zijn fundamenteel van aard: het onderzoek resulteert in inventies en innovaties die ter beschikking komen voor nieuwe toepassingen. In deze categorie valt RGI-129, Panoramische Virtual Reality, waarin onderzocht is hoe uit panoramische opnamen een virtuele wereld geautomatiseerd kan worden afgeleid. Een ander project, Luchtverontreiniging voorspellen met GIS (RGI-137), resulteerde in een protocol voor de schatting van humane blootstelling aan luchtverontreiniging en een evaluatie van de bruikbaarheid daarvan. Binnen het project Mobimaps (RGI-233) zijn algemeen voorkomende problemen bij het gebruik van kaarten op mobiele toepassingen onderzocht, zoals plaatsbepaling en locatieherkenning bij inzoomen en uitzoomen op een klein scherm. De uitkomsten van Mobimaps zijn belangrijk voor toepassing in de zich ontwikkelende massamarkt voor consumenten. In andere projecten werd de pioniersfase (eerste toepassingen in pilots) bereikt; we noemen Verkeersverwachting (RGI-102) en Preventieve gladheidbestrijding (RGI-168). Ook andere projecten bereikten een eerste toepassing: De resultaten van Digitale Wichelroede (RGI-156) en Kunst-o-Pedia (RGI-169) blijken in de praktijk te voldoen. Met het project Wonen Zorg en Welzijn KansenKaarten (RGI-209) is het instrumentarium voor het voorspellen van de vraag verbeterd en zijn een generieke methode en beoordelingsstandaarden ontwikkeld. De Natuurkalender(RGI 246) kent inmiddels een brede implementatie. Verder heeft het thema COL geresulteerd in best practices voor (elektronische) communicatie tussen overheid en burger zoals in de projecten RGI-173, Sense of the City en RGI-206, BurgerGis dat inmiddels zijn weg naar de markt vindt. Ook de bevordering van het gebruik van GI in het onderwijs heeft bij een aantal projecten geleid tot praktische toepassing. We noemen de project RGI-022, Edugis, RGI-330, Innovatief Geo-onderwijs, en de kennisoverdrachtprojecten RGI-164, GeoWeek, RGI-335, Geojaar, en het jeugdtelevisiespel dat mede ontwikkeld is in het project RGI-323, Dropzone.
11
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap) Blik op de toekomst - COL Het thema bevatte feitelijk een drietal clusters van projecten: - consumenten (commercieel belang, te bereiken via de markt) b.v. digitale wichelroede - burgers (publiek belang, te bereiken via de overheden) b.v. BurgerGIS, Sense of the City - onderwijs: leerlingen (maatschappelijk belang, te bereiken via docenten) De erfenissen rond consumenten en in mindere mate rond burgerinteractie vinden via de markt hun weg. De parels uit het cluster van burgerinteractie zou in de toekomst betrokken kunnen worden bij een mogelijk vervolg op het thema ROI. Voor onderwijs is de situatie het meest prangend. Erfenis onderwijs Het RGI-programma heeft een aantal parels opgeleverd. Binnen onderwijsprojecten als Edugis en de GeoWeek is concrete toegevoegde waarde gecreëerd in de vorm van: • geïntegreerde databases, applicaties, websites en didactiek • projectorganisaties • routines binnen bedrijven/instellingen en scholen • netwerken binnen en tussen beroepspraktijk-onderwijs • nascholing, acceptatie en toepassing binnen het onderwijs. Vele honderden docenten en vele duizenden leerlingen in het reguliere onderwijs zijn met geo-informatie aan de slag gegaan. Daarbij zijn eveneens honderden professionals uit de sector betrokken. Het is noodzakelijk deze erfenis centraal onder te brengen en voor de sector veilig te stellen. Centraal omdat er een sectoraal belang geldt en geen individueel belang. De volgende aanbevelingen zijn ingebracht vanuit RGI bij de Stichting Arbeidsmarkt Geo, die uit naam van de sector de onderwijs- en promotieactiviteiten behartigt: • De Stichting Arbeidsmarkt Geo houdt namens de sector zicht op de doorlopende succesvolle onderwijsprojecten uit het RGI-programma (met name Edugis en GeoWeek, bij deze projecten geldt vooral een sectoraal belang en komt ‘geo-informatie’ expliciet aan de orde). De Stichting Arbeidsmarkt Geo zorgt voor agendering. • Onderzoek welke structurele instrumenten ontwikkeld kunnen worden om projecten te versterken, bijvoorbeeld een sectoraal opleidings- en promotiefonds onder de hoede van Stichting Arbeidsmarkt Geo. • Sluit het RGI-netwerk onderwijs, inclusief Primair Onderwijs (PO) en Voortgezet Onderwijs (VO) aan op dat van Stichting Arbeidsmarkt Geo zodat het optimaal benut wordt en er aandacht is voor geoinformatie in een doorlopende leerlijn. Een punt van zorg is de tijdelijke bestaansduur van de Stichting (2 jaar) en de beperkte financiën van de Stichting. Het is daarom onzeker of de erfenis goed kan landen. Verder vergt het onderwerp een lange adem voordat geoogst kan worden. Conclusie RGI laat een mooie onderwijs-erfenis na maar de toekomst hiervan is zorgelijk door beperkte mogelijkheden van de Stichting Arbeidsmarkt Geo. De erfenissen rond consumenten en in mindere mate rond burgerinteractie vinden via de markt hun weg. De parels uit het cluster van burgerinteractie zou in de toekomst betrokken kunnen worden bij een mogelijk vervolg op het thema ROI.
12
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Uitvoeringsschema NGII, Toelichting: Uit de bijlage blijkt de evenwichtige ontwikkeling van het programma in de tijd (projecten staan chronologisch van boven naar beneden). In de eerste en tweede tender lag het accent op projecten met een relatief brede scope en startend aan de linkerkant van de figuur (het begin van de kennisketen). In de derde tender zijn projecten geformuleerd die witte vlekken invullen. In de vierde tender is vooral een verbreding van de maatschappelijke thema's gezocht met aandacht voor de zachtere componenten: beleid en organisatie. In de laatste tenderronde ligt het accent op de rechterkant van de figuur (de laatste fasen in de kennisketen). Hier is conform de aanbevelingen van de Midterm Review vooral aandacht gegeven aan de verankering en brede maatschappelijke toepassing die ook zichtbaar blijft na de programmaperiode. Een nadere beschouwing van de individuele projectresultaten leidt tot de volgende conclusies: •
De meeste projecten hebben het beoogde resultaat gehaald; enkele projecten zijn veel verder gekomen dan voorzien.
•
Sommige projecten hebben niet het beoogde resultaat opgeleverd, wat inherent is aan een innovatieprogramma. Veelal betreft dit projecten met een focus op data, techniek en standaarden waarbij organisatie en beleid de uiteindelijke beperkende factor zijn geweest.
•
Het verankeringsproject (RGI-413) heeft een grote impact gehad en heeft veel projecten een stap verder getrokken in de kennisketen van wetenschappelijk onderzoek naar brede maatschappelijke
13
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap) toepassing. Met name de overbrugging van de pioniersfase blijkt een moeilijke stap in de kennisketen. Deze heeft daarom in het voorstel Nederland Geoland ook prioritaire aandacht gekregen.
Blik op de toekomst – NGII De nalatenschap van het thema NGII bestaat uit een vijftal erfenissen. Erfenis: Governance van de GII Gedurende de RGI periode heeft ontwikkeling plaats gevonden van GIDEON, INSPIRE, Geonovum en GIberaad. Deze ‘erfenissen’ zijn allen zover dat zijn zelfstandig – en in samenhang - voortgezet kunnen worden. De met behulp van RGI opgestelde beleidsnotitie GIDEON zal niet alleen tot uitvoering gebracht worden, maar ook worden gemonitord. Ditzelfde geldt voor de uitvoering van INSPIRE. In RGI zijn methoden ontwikkeld waarmee deze monitoring plaats kan vinden (bijv. RGI-005). VROM is hier het beleidsverantwoordelijke Ministerie, Geonovum is partij die de uitvoerende taak op zich neemt. Erfenis: Alle ingrediënten voor échte samenwerking op gebied van dataontsluiting van de overheid Het project PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) zal RGI resultaten op alle deelgebieden van de NGII (data, techniek, standaarden, organisatie en kennis) inzetten bij de ontwikkeling van de zgn. PDOK motor. Deze erfenis ligt bij de PDOK projectpartners. De aansluiting van de geo-sector op de administratieve en ICT wereld en het gemeenschappelijk werken vanuit een sterke vraagsturing blijft een aandachtspunt. Erfenis: Deelinfrastructuren van geo-informatie Er zijn binnen RGI acht deelinfrastructuren opgebouwd en een vijftal deelinfrastructuren methodisch ontwikkeld. De deelinfrastructuren zijn bruikbaar voor verdere invulling door verschillende partijen. Bijvoorbeeld bij NLR (RGI-405), TNO en Alterra (RGI-008) is te zien dat dit ook wordt opgepakt. Het Nationaal Geo-Register (NGR)is de eerste aanzet tot een nationaal portaal voor geo-informatie. Deze is opgezet bij Geonovum en zal geïntegreerd worden in het project PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) van een 6-tal overheidspartijen. Hiermee lijkt de erfenis van RGI nu definitief zacht te landen binnen te overheid. NLR heeft ambitie de portaalfunctie voor Remote Sensing data verder op te pakken. Erfenis: Standaarden en informatiemodellering Binnen RGI is veel kennis ontwikkeld op het gebied van standaardisatie en informatiemodellering. Zonder RGI is nu al meteen duidelijk dat de sector zelfstandig nieuwe informatiemodellen snel oppakt en op basis van RGI resultaten snel een completer palet van informatiemodellen ontwikkelt. Voorbeelden daarvan zijn het Informatie model landelijk gebied (LNV) en de afstemming IMGEO en IMTOP (GBKN, Kadaster en Geonovum). Erfenis: Communicatie binnen de Geo-sector Georeport is een experimenteel Youtube kanaal gericht op interne en externe communicatie van geoinformatie gestuurde innovaties. Het kanaal is in de toekomst bruikbaar voor community building en het vertellen van geoverhalen. Een eerste gebruik zal zijn om de georeportverhalen te gebruiken als input voor het VPRO programma Boven Holland (werktitel), gericht op een breed publiek. Geobusiness Nederland en GIN beraden zich op evt. overname redactie van het Youtube kanaal. Conclusie: De NGII-erfenis vanuit RGI is groot en in principe goed verankerd bij Geonovum, beleidsmatig in Gideon en ingebed in het omvangrijke project PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart, 17, 4 M Euro – deels uit programma Vernieuwing Rijksdiensten). De aansluiting van de geo-sector op de administratieve en ICT wereld en het gemeenschappelijk werken vanuit een sterke vraagsturing blijft een aandachtspunt.
14
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap)
Uitvoeringsschema WETENSCHAP, Toelichting: Zie voor een toelichting op de opbouw van de Uitvoeringsschema de algemene toelichting op de methodiek. Uit de bijlage blijkt dat het wetenschappelijk onderzoek binnen RGI qua aantal projecten niet evenredig over de 4 wetenschappelijke speerpunten verdeeld zijn. Het blijkt dat er relatief veel aandacht is geweest voor het speerpunt Geo-informatie en samenleving (G&S) en Geo-informatie infrastructuur concepten (GIC). In mindere mate zijn er projecten uitgevoerd voor het speerpunt Mens-machine interactie (MMI) en Ruimte-tijd modellering (RT). Dit is goed te verklaren uit de overall strategische keus binnen het programma om de ontwikkeling en innovatie van de Geo-informatie infrastructuur binnen maatschappelijk vraagstukken als rode draad te kiezen. De wetenschappelijk thema’s geo-informatie en samenleving en geo-informatie infrastructuur concepten sluiten zeer goed hierbij aan. Wat verder opvalt bij de beoordeling van de projecten dat veel wetenschappelijke projecten niet alleen publicaties hebben opgeleverd, maar dat de resultaten ook hun weg hebben gevonden naar toepassingen en gebruik in onderwijs. Dit is gevolg van de sterke inbedding van wetenschappelijk onderzoek binnen meer toepassingsgericht projecten. De Bsik hypothese dat koppeling van wetenschappelijk onderzoek aan toepassingsvragen sneller direct toepasbare resultaten oplevert kan op basis de RGI ervaring bevestigend worden beantwoord. Bij bestudering van de inhoudelijke resultaten van de projecten blijkt dat er weliswaar goed onderzoek is geleverd, maar dat er geen echt grensverleggende nieuwe concepten of theorieën zijn ontwikkeld.
Blik op de toekomst
15
BIJLAGE 4 Uitvoeringsschema projecten per thema (vijf thema’s: OOV, ROI, COL, NGII, Wetenschap) Erfenis Voor onderzoek in de geo-informatiekunde is het stimuleringsprogramma Ruimte voor Geo-informatie (RGI) van groot belang geweest. RGI heeft met het financieren van AIO’s in de geo-informatiekunde een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de nationale en internationale kennisontwikkeling op een aantal (deel)gebieden. Uit een uitgevoerde bibliometrische analyse blijkt dat Nederland op dit gebied tot de mondiale top-5 behoord qua wetenschappelijke output en impact. Dit heeft te maken met de unieke geografische situatie in Nederland (veel mensen op een klein oppervlak) en een sterke historische positie op dit onderwerp (maken van kaarten en navigatie). Het vakgebied is altijd sterk dienstverlenend naar andere disciplines. Het gevolg is dat geo-informatiekunde een goede bijdrage levert aan de innovatie en ontwikkeling van andere discipline, maar dat het eigen onderzoek veel minder zichtbaar is. RGI heeft het vakgebied ook als een eigen discipline op de kaart gezet.
Voorzetting van het onderzoek Na afronding van RGI is de aandacht voor wetenschappelijk onderzoek in de geo-informatiekunde bij twee organisaties beleidsmatig verankerd: 1) De Nederlandse Commissie voor geodesie (KNAW-NCG). De NCG heeft recent een nieuw beleidsplan geformuleerd waarin het onderzoek naar geo-informatie een duidelijke plaats heeft gekregen; 2) GIDEON. In de beleidsnota GIDEON van VROM wordt kennis en innovatie als strategie genoemd voor het veder ontwikkelen van de nationale geo-informatie infrastructuur. Qua beleidsmatige aandacht is de erfenis van RGI ook in het onderzoek goed geregeld, maar beleidsmatige aandacht alleen is niet voldoende om het onderzoek voort te zetten. Het ontbreekt aan financiële middelen om geo-informatiekundig onderzoek te financieren. Het NCG heeft geen eigen middelen voor onderzoek en in het kader van GIDEON zijn tot nu toe ook geen gelden voor kennisontwikkeling en innovatie vrijgemaakt. Ook bij andere onderzoekfinanciers (o.a. NWO) is het lastig om binnen te komen, omdat geo-informatie onderwerpen nooit het doel van “call” vormen.
Conclusie RGI laat een mooie wetenschappelijke erfenis na met een positie in de wereldtop. De toekomst hiervan is zorgelijk. Het is te verwachten dat Nederland haar mondiale sterke wetenschappelijke positie op het gebied van de geo-informatiekunde de komende jaren niet zal kunnen vasthouden door gebrek aan middelen.
16
BIJLAGE 5 Nederland Geoland, managementsamenvatting (onderdeel Delta in Transition)
Nederland Geoland; managementsamenvatting (onderdeel Delta in Transition) Geografische informatie speelt een belangrijke rol in de kanteling naar een integrale en transdisciplinaire aanpak van gebiedsvraagstukken. Geo-informatie (GI) biedt ondersteuning om ons huidige instrumentarium van wetten, regels, uitvoering en handhaving met elkaar te verbinden. Het voorziet in databases, analyses en visualisatie van de leefomgeving en de daarin gewenste aanpassingen in gebiedsontwikkeling. Om geoinformatie als strategische infrastructuur te versterken moet aandacht besteed worden aan wat wij daar precies onder willen verstaan en hoe wij dat wensen te ontwikkelen. De Europese INSPIRE richtlijn en de Nederlandse beleidslijn GIDEON geven daar richting aan, alsmede de in opgang zijnde visie om gebiedsontwikkeling in samenwerking met betrokkenen en belanghebbenden uit te voeren. Missie De missie van Nederland Geoland is om geo-innovatie te versnellen en daarmee de Nederlandse geoinformatie bedrijfstak te positioneren als een wereldwijd competitieve sector, om effectieve oplossingen in bedrijfsprocessen te stimuleren en om de mogelijkheden van de overheid te vergroten om maatschappelijke problemen op te lossen. Nederland Geoland heeft als ambitie om de innovatie op GI gebied te versnellen en daarmee de GI sector internationaal op de kaart te zetten. Hiermee beoogt het programma om effectievere ondersteuning van bedrijfsprocessen te leveren en de Nederlandse overheden beter in staat te stellen om gebiedsgericht te werken bij het aanpakken van maatschappelijke problemen. Hiertoe heeft het programma gekozen voor een aanpak om wetenschap, belanghebbenden, industrie en overheid te verbinden in de aanpak van ‘Living Labs’. Hierin worden onderzoeks- en innovatieprocessen met elkaar verbonden waardoor kennisdoorwerking efficiënter verloopt. Behalve het bijeenbrengen van partijen om in co-creatie te werken aan gebiedsinrichting vormt een Living Lab ook een sociaal laboratorium waar met name de socio-technische aspecten van een geo-informatie infrastructuur en de betekenis daarvan kunnen worden onderzocht. Nederland Geoland heeft vijf Innovatie Acceleratie Projecten (IAPs) gedefinieerd: 1. Complexe gebiedsinrichting: IAP Markermeer / IJmeer; 2. Ondergrondse infrastructuur: IAP Noord Brabant; 3. Landbouw, natuur en landschap: IAP Hoeksche Waard; 4. Watersysteem en achterland: IAP waterveiligheid (diverse locaties); 5. Stedelijke ontwikkeling en netwerken: IAP Randstad Zuidvleugel.
Met deze IAPs als uitvoeringsbasis worden wetenschappelijke thema’s, kennisdoorwerking en innovatie met elkaar verbonden. De wetenschappelijke thema’s zijn zo gekozen dat zij passen in de internationale onderzoeksagenda’s en daarbij de specifieke Nederlandse situatie versterken en verdiepen. Typische Nederlandse GI thema’s zijn: - Het verder ontwikkelen van een geo-informatie infrastructuur naar een duurzame en bedrijfskritische infrastructuur als basis voor innovatie en efficiënte e-overheid; - De mogelijkheden van geïntegreerde geo-sensor netwerken benutten voor real-time informatievoorziening voor o.a. milieumonitoring en incidenten management; - De bestuurskundige aspecten (zowel politiek, financieel, organisatorisch en juridisch) uitwerken van een geo-informatie infrastructuur en het ontwerpen en toetsen van verschillende governance structuren; - Het onderzoeken van de implementatie en acceptatie van standaarden en het verbeteren van standaardisatieprocessen in interdisciplinaire context.
17
BIJLAGE 5 Nederland Geoland, managementsamenvatting (onderdeel Delta in Transition) Momenteel heeft Nederland in het GI domein een internationaal competitieve industrie. Ook scoort Nederland hoog (5e plaats) in de wetenschappelijke productie op geo-informatie gebied. Een sector die naast enkele grote bedrijven bestaat uit zo’n 300 innovatieve MKBers die nationaal en internationaal hun innovatieve producten en diensten vermarkten. De kennisdoorwerking van wetenschap naar MKB en naar het onderwijs is een essentieel onderdeel van het programma. Naast curriculum ontwikkeling is ook een groot crossmediaal publieksprogramma in ontwikkeling (BirdsEye NL). Hiermee beoogt het programma meer GI professionals af te leveren waar op dit moment grote vraag naar is. Nederland Geoland is een programma waarin 28 kennisinstellingen (inclusief universiteiten), 58 bedrijven en 46 overheden samenwerken aan versterking van de innovatiekracht van de Nederlandse GI sector. Het programma omvat 50 Miljoen Euro waarvoor 25 miljoen Euro FES-subsidie wordt gevraagd. Door de partners is reeds ruim 25 miljoen Euro co-financiering toegezegd. De geconstateerde belemmeringen van kennisdoorstroming en innovatie worden hiermee aangepakt wat leidt tot een sterkere economische positie van de GI sector, een effectievere overheid en een betere aanpak van gebiedsvraagstukken.
18
BIJLAGE 6 Lijst met Brugprojecten
Lijst met brugprojecten RGI
Projectnaam
Brug naar
Bsik-thema
026A
Location Based Services 24-7 (LBS24-7)
Freeband
ICT
101B
Simwaterscape
Leven met water
Ruimte
(geïntegreerd) 106
GeoBos
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
150A
3D plaatsbepaling top-up
Habiforum
Ruimte
184
ADAGUC
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
189
Sensors als databronnen aan de geo-informatie infrastructuur
LOFAR
ICT
190
SimClimate
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
208
Climategame
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
232
Geo Info Ned
MultimediaaN
ICT
246
Natuurlijk gezond van dag tot dag
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
254
LUMOSpro
Habiforum
Ruimte
(geïntegreerd) 315
Cow Cow Navigator
LOFAR
ICT
LmW / Habiforum / KvR
Ruimte
(onderdeel van project 004) 316
Planning Futures (onderdeel van project 128)
401
Transitiemonitoring tbv RGI
KSI
Duurzame Systeem Innovaties
418
Van Schetsboek naar Klimaatatlas
Klimaat voor Ruimte
Ruimte
(geïntegreerd)
19
BIJLAGE 7 Lijst met internationale projecten
Lijst met internationale projecten RGI002
Buitenlandse Partner Finnish Geodetic Institute
Land Finland
COGIT Laboratory, IGN
France
University of Melbourne
Australia
Katholieke Universiteit Leuven, Public Management Institute
Belgium
Infrastructure LLC
USA
Global Spatial Data Infrastructure Association (GSDI)
USA
CYTED-project IDEDES-606 (Projectconsortium)
Latin America and Caribbean
Geoconnections
Canada
University of Aachen
Germany
Ministery MUNLV-NRW
Germany
Envidat
Germany
Geologischer Dienst NRW (GDNRW)
Germany
Department of Natural Resources and Water (Queensland Government)
Australia
University of Glamorgan (Wales)
UK
City University London
England
University College London/ CASA
England
TU Wien
Austria
Ludvig Emgard Company
Sweden
014
NODC
Worldwide
017
Univiversity of Melbourne
Australia
116
JRC
Italy
137
Imperial College of science, technology and medicine (London)
England
150
TU Dresden
Germany
160
CNR (Area della Ricerca CNR di Pisa; Italy)
Italy
University of Calgary (Canada)
Canada
162
Wallingford Software
UK
233
Leibniz University of Hannover
Germany
302
Bundesamt fur Strahlenschutz
Germany
JRC
Italy
305
University of York (UK)
UK
313
European Commission (JRC)
Italy
326
Katholieke Universiteit Leuven Public Management Institute, zie ook 005a
Belgium
Info: infrastructure LLC (USA)
USA
Penn State University - Dept. of Geography, College of Info Sciences & Technology
USA
City University, London, UK - Dept. of Information Science
England
University of Zurich, Dept. of Geography
Swis
Universität Bremen, Cognitive System Group, Dept. of Informatics
Germany
Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO)
United Nations
005
010
011
327
421
20
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties
Wetenschappelijke publicatielijst RGI totaal Publicatielijst Accepted & Published Internationaal Wetenschappelijke Tijdschriften (n=77) Oort, P.A.J. van, M.C. Kuyper, A.K. Bregt and J. Crompvoets, (2009). Geoportals: An Internet Marketing Perspective. Data Science Journal 9, 162-181 Oort, P.A.J. van; Hazeu, G.W.; Kramer, H.; Bregt, A.K.; Rip, F.I. (accepted) Social networks in spatial data infrastructures. Geojournal Heuvelink, G.B.M., Jiang, Z, De Bruin, S. and C. Twenhöfel C., (2009), Optimization of mobile radioactivity monitoring networks. International Journal of GIS (in press). Kooistra, L., Bergsma, A., Chuma, B., de Bruin, S., (2009). Development of a dynamic web mapping service for vegetation productivity using remote sensing and in situ sensors in a sensorweb based approach. Sensors 9: 23712388 Ligtenberg, A., and Kooistra, L., (2009). Sensing a Changing World. Sensors 9: 6819-6822 Foerster, T., Stoter, J.E., Kraak, M.J. (accepted) Current Challenges for Automated Generalisation at European mapping agencies. The Cartographic Journal Foerster, T., Lehto, L., Sarjakoski, T. and Stoter, J.E. (2009) Map generalization and schema transformation of geospatial data combined in a Web Service context. Computers, Environment and Urban Systems Grus, L.; Crompvoets, J.W.H.C.; Bregt, A.K. (2007) Multi-view SDI assessment framework International Journal of Spatial Data Infrastructures Research 2, 33 – 53 Grus, L.; Crompvoets, J.W.H.C.; Bregt, A.K (accepted). Sp Spatial Data Infrastructures as Complex Adaptive Systems. International journal of geographical information science Stoter, J.E., Burghardt, D., Duchêne, C., Baella, B., Bakker, N., Blok, C.A. and ... [et al.] (2009) Methodology for evaluating automated map generalization in commercial software. Computers, Environment and Urban Systems 13, 311-324. Georgiadou, P.Y. and Stoter, J.E. (2009) Studying the use of geo - information in government : a conceptual framework. Computers, Environment and Urban Systems Stoter, J.E., de Kluijver, H. and Kurakula, V. (2008) 3D noise mapping in urban areas: International journal of geographical information science, 8, 907-924 van Oosterom, P.J.M., Lemmen, C.H.J., Ingvarsson, T., van der Molen, P., Ploeger, H.D., Quak, W., Stoter, J.E. and Zevenbergen, J.A. (2006) The core cadastral domain model. In: Computers, Environment and Urban Systems 30, 627-660. Arens, C., Stoter, J.E. and van Oosterom, P.J.M. (2005) Modelling 3D spatial objects in a geo - DBMS using a 3D primitive. Computers and geosciences, 31,165-177. Stoter, J.E. and van Oosterom, P.J.M. (2005) Technological aspects of a full 3D cadastral registration. International journal of geographical information science 19, 669-696 Crompvoets J., de Bree F., van Oort P., Bregt A., Wachowicz M., Rajabifard A., Williamson I., (2007). Worldwide Impact Assessment of Spatial Data Clearinghouses. Urisa Journal, 19(1), 23-32 Lammeren, R. van; Goossen, M.; Roncken, P. (2009). Sensing Landscape History with an Interactive Location Based Service. Sensors 9: 7217-7233. Aditya T., Kraak M.J., Ormeling F.J., (2006). Geospatial data infrastructure portals: Using national atlasses as a portal. Cartographica, 41(2), 115-133 Van Oosterom P., (2005). Variable-scale Topological Data Structures Suitable for Progressive Data Transfer: The GAPface Tree and GAP-edge Forest. Cartography and Geographic Information Science, 32(4), 331-346 Hiemstra P., Pebesma E., Twenhöfel C., Heuvelink G., (2008). Automatic real-time interpolation of radiation hazards: a prototype and system architecture considerations.. International Journal for Spatial Data Infrastructures Research, 3, 58-72 Hiemstra P., Pebesma E., Twenhöfel C., Heuvelink G., (2009). Real-time automatic interpolation of ambient gamma dose rates from the Dutch Radioactivity Monitoring Network.. Computers & Geosciences, (accepted). Lance K., Georgiadou Y., Bregt A., (2006). Understanding how and why practitioners evaluate SDI performance. International Journal for Spatial Data Infrastructures Research, 1(1), 65-104 Lance K., Georgiadou Y., Bregt A., (2009). Cross-agency coordination in the shadow of hierarchy: 'joining up' government geospatial information systems. International Journal of Geographical Information Science 23, 249 - 269 Verbree E., Most A., Quak W., van Oosterom P., (2005). Towards a 3D Feature Overlay through a Tetrahedral Mesh Data Infrastructure. CaGIS, 32(4) Hack R., Orlic B., Ozmutlu S., Zhu S., Rengers N., (2006). Three and more dimensional modelling in geo-engineering. Bulletin of Engineering Geology and the Environment, 65, 143-153 Weger L., Linden A., Terreehorst I., Slikke W., van Vliet A., Hiemstra P., (2008). Spread of ragweed plants and ragweed sensitization in the Netherlands. Allergy, 63(S88), 103 Louwsma J., Zlatanova S., van Lammeren R., van Oosterom P., (2006). Specifications and implementations of constraints in GIS. GeoInformatica, 10(4), 531-550 Ledoux H, Gold C., (2007). Simultaneous Storage of Primal and Dual Three Dimensional Subdivisions. Computers Environment & Urban Systems, 31(4), 393-408
21
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Boer A., van Engers R., Peters R., Winkels R., (2007). Separating law from geography in GIS-based eGovernment Services. Artificial Intelligence and Law, 15(1), 49-76 Basta C., Neuvel J., Zlatanova S., Ale B., (2007). Risk-maps informing land-use planning processes; A survey on the Netherlands and the United Kingdom recent developments. Journal of Hazardous Materials, 145(1), 214-249 De Bruin S., (2008). Propagation of positional measurement errors to agricultural field boundaries and associated costs. Computers and Electronics in Agriculture, 63(2), 245-256 De Bruin, S., Lerink, P., Klompe, A., van der Wal, T., Heijting, S. Spatial optimisation of cropped swaths and field margins using GIS (2009) Computers and Electronics in Agriculture, 68, 185-190 Oude Elberink, S.J. and Vosselman, G. (2009) 3D information extraction from laser point clouds covering complex road junctions. The photogrammetric record, 125, 23-36 Oude Elberink, S.J. and Vosselman, G. (2009) Building reconstruction by target based graph matching on incomplete laser data : analysis and limitations. Sensors, 9 6101-6118. Pu, S. and Vosselman, G. (2009) Building facade reconstruction by fusing terrestrial laser points and images. Sensors, 9, 4525-4542. Giff G., Crompvoets J., (2008). Performance Indicators a tool to Support Spatial Data Infrastructure Assessment. Computers Environment & Urban Systems, 32(5), 365-376 Ledoux H., Gold C., (2008). Modelling Three-dimensional Geoscientific Fields with the Voronoi Diagram and its Dual. International Journal of Geographical Information Science, 22(5), 547-574 de Bruin S., (2008). Modelling Positional Uncertainty of Line Features by Accounting for Stochastic Deviations from Straight Line Segments. Transactions in GIS, 12(2), 165-177 Schmitz O., Karssenberg D., van Deursen W., Wesseling C., (2009). Linking external components to a spatio-temporal modelling framework. Environmental Modelling & Software, 24(9), 1088-1099 Pu S., Vosselman G., (2009). Knowledge based reconstruction of building models from terestrial laser scanning data. ISPRS Journal of Photogrammetry and Remote Sensing. van Oort P., (2007). Interpreting the change detection error matrix. Remote Sensing of Environment, 108(1), 1-8 Eppink F., Rietveld P., van den Bergh J., Vermaat J., Wassen M., Hilferink M. (2008). Internalising the costs of fragmentation and nutrient depposition in spatial planning: Extending a decision support tool for the Netherlands. Land Use Policy, 25(4), 563-578 Schaepman M., Sluiter R., de Jeu R., Vicente A., Martin J., (accepted as a special issue). Special Issue on Heterogeneous data access and use for geospatial user communities. IEEE J-STARS Verbree E., Maat K., Bohte W., van Nieuwburg E., van Oosterom P., Quack W., (2005). GPS monitored itinerary tracking: Where have you been and how did you get there?. Geowissenschaftliche Mitteilungen, 74, 73-80 Andrienko G., Andrienko N., Dykes J., Fabrikant S., Wachowicz M., (2008). Special Issue on Geovisualization of Dynamics, Movement and Change. Information Visualization, 7(3), 173-180 Van Elzakker C., Delikostidis I., van Oosterom P., (2008). Field-based usability evaluation methodology for Mobile GeoApplications. The Cartographic Journal, 45(2), 139-149 Menzel A., Sparks T., Estrella N., Koch E., Aasa A., Ahas R., Alm-Kübler K., (2006). European phenological response to climate change matches the warming pattern. Global Change Biology, 12(10), 1969-1976 Lemmens R., de By R., Gould M., Wytzisk A., Granell C., van Oosterom P., (2007). Enhancing Geo-Service Chaining through Deep Service Descriptions. Transactions in GIS, 11(6), 849-871 Bohte W., Maat K. (2009). Deriving and validating trip purposes and travel modes for multi-day GPS-based travel surveys: A large-scale application in the Netherlands. Transportation Research Part C: Emerging Technologies, 17(3), 285-297 Lance K., Georgiadou Y., Bregt A., (2009). Cross-agency coordination in the shadow of hierarchy: 'joining up'. International Journal of Geographical Information Science, 23(2), 249-269 Haunert J., Dilo A., van Oosterom P., (accepted). Constrained set-up of the tGAP structure for progressive vector data transfer. Computers and Geosciences Briggs D., de Hoogh C., Gulliver J., (accepted). Comparative assessment of GIS-based methods and metrics for modelling exposure to air pollution. Journal of Toxicology and Environmental Health Boncz P., Kersen M., Manegold S., (2008). Breaking the memory wall in MonetDB. Communications of the ACM, 51(12), 77-85 Haunert J., Sester M. (2008). Assuring logical consistency and semantic accuracy in map generalization. Photogrammetrie - Fernerkundung - Geoinformation (PFG), (3), 165-173 Sester M., Brenner C., (accepted). a vocabulary for a multiscale process description for fast transmission and continuous visualization of spatial data. Computers & Geosciences Dilo A., de By R., Stein A., (2007). A system of types and operators for handling vague spatial objects. International Journal of Geographical Information Science, 21(4), 397-426 Vonk G., Geertman S., Schot P., (2007). A SWOT analysis of planning support systems. Environment & Planning A, 39(7), 1699-1714 Penninga F., van Oosterom P. (2008). A simplicial complex-based DBMS approach to 3d topographic data modelling. International Journal of Geographical Information Science, 22(7), 751-799 Hoek G., Beelen R., de Hoogh K., Vienneau D., Gulliver J., Fischer P., Briggs D., (2008). A review of land use regression models to assess spatial variation of outdoor air pollution. Atmospheric Environment, 42(33), 7561-7578 Schäffer B., Foerster T. (2008). A client for distributed geo - processes and workflow design. Journal of Location Based Services, 2(3), 194-210
22
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Andrienko G., Andrienko N., Jankowski P., Keim D., Kraak M.J., McEachren A., Wrobel S., (2007). Geovisual analytics for spatial decision support: Setting the research agenda. International Journal of Geographical Information Science, 21(8), 839-857 Koekoek A., van Lammeren R., Vonk G., (accepted). The potential of e-participation as planning support system. Urisa Journal Geertman S., Hagoort M., Ottens H., (2007). Spatial-temporal specific neighbourhood rules for cellular automata landuse modeling. International Journal for Geographical Information Science, 21(5), 547-568 Nouwt S., (2008). Reasonable expectations of geo-privacy. Scripted - A Journal of Law, Technology and Society, 375 Gillmore Pontius R., Boersma W., Castella J., Clarke K., de Nijs T., Dietzel T., Duan Z., (2008). Comparing the input, output, and validation maps for several models of. The Annals of Regional Science, 42(1), 11-37 Vonk, G., Geertman, S. and P. Schot (2007). New Technologies Stuck in Old Hierarchies; An analysis of diffusion of geoinformation technologies in Dutch public organizations, Public Administration Review, 67, 745-756. Vonk, G.A., Geertman, S., Ottens, H., Schot, P., Why some Planning Support Systems are more widely used than others, Journal of the American Planning Association, 2007 Hagoort, M., S. Geertman, and H.Ottens (2008). Spatial externalities, neighbourhood rules and CA land-use modelling. Annals of Regional Science 42,39-56. Valbuena, D.F.; Verburg, P.H.; Bregt, A.K.; Ligtenberg, A. (2009) An agent-based approach to model land-use change at a regional scale. Landscape Ecology Neuvel, J.M.M. and Van den Brink, A., (2009). The consideration of emergency management issues in spatial planning practices. Environment and Planning C: Government and Policy Neuvel, J.M.M. and Van den Brink, A., (2009). Flood risk management in Dutch local spatial planning practices. Environmental Planning and Management. 57 (7) 865-880 Kraak, M.J., Ormeling, F.J., Köbben, B.J. and Aditya, T. (2009) The potential of a national atlas as integral part of the geodata infrastructure exemplified by the new Dutch national atlas. In: SDI convergence, research emerging trends and critical assessment / ed by. B. van Loenen, J.W.J. Besemer, and J. Zevenbergen. Delft : Netherlands Geodetic Commission, 2009. ISBN 978-90-6132-310-5. (Netherland Geodetic Commission : green series, 48) pp. 9-20 Rod Thompson en Peter van Oosterom. Connectivity in the Regular Polytope Representation GeoInformatica, An International Journal on Advances of Computer Science for Geographic Information Systems Peter van Oosterom Research and development in geo-information generalisation and multiple representation Computers, Environment and Urban Systems 33 (2009) 303-310 Arta Dilo, Peter van Oosterom, Arjen Hofman Constrained tGAP for generalization between scales: The case of Dutch topographic data Computers, Environment and Urban Systems 33 (2009) 388-402 Peter van Oosterom, Arco Groothedde, Christiaan Lemmen, Paul van der Molen, and Harry Uitermark Land Administration as a Cornerstone in the Global Spatial Information Infrastructure International Journal of Spatial Data Infrastructures Research, 2009, Vol. 4. Sester M., and Brenner C.,: A vocabulary for a multiscale process description for fast transmission and continuous visualization of spatial data, Computers and Geosciences, vol. 35, issue 11, 2177-2184, 2009.
Publicatielijst Boeken en Hoofdstukken in Boeken (n=90) Kooistra, L., Thessler, S., and Bregt, A., 2009. User requirements and future expectations for geosensor networks – an assessment. In: Trigoni, N., Markham, A., Nawaz, S. (eds.), GeoSensor Networks 2009. Lecture Notes in Computer Science, 5659, Springer Berlin-Heidelberg, p. 149-157. Thompson R., (2009). Use of Finite Arithmetic in 3D Spatial Databases. In Lee J., Zlatanova S. 3D Geo-Information Sciences. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 193-212 Van Schaick J., van der Spek S., (2008). Urbanism on Track - Application of Tracking technologies in urbanism. Research in Urbanism Series series, Delft University of Technology Press, Delft Maarleveld M., van de Velde R., van Uum J., Pleizier I. (2006). To see or not to see, that is the question: Geo-information visualization tools as a means to facilitate stakeholder dialogues in land and water management planning. In Stollkleemann S., Welp M. Stakeholder dialogues in Natural Resources Management. Environmental Science and Engineering series, Springer, Berlin, pp 187-210 Omran E., Bregt A., Crompvoets J., (2007). Spatial data sharing: A cross cultural conceptual model. In Onsrud H., Research and Theory in Advancing Spatial Data Infrastructure Concepts. ESRI-press, Redlands, pp 79-97 Welle Donker F., van Oosterom P., (2009). Public Sector Information Access Policies in Europe. In Fitzgerald B., Essays on PSI Access. Sydney University Press, Sydney Eelderink L., Crompvoets J., De Man E., (2008). Towards key variables to assess National Spatial Data Infrastructures (NSDIs) in developing countries. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 307325 Grus L., Crompvoets J., Bregt A., (2008). Theoretical introduction to the Multi-view Framework to assess SDIs. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 93-113 Delgado-Fernandez T., Delgado-Fernandez M., Andrade R., (2008). The SDI readiness model and its worldwide application. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 117-134
23
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Verbree E., Zlatanova S., (2007). Positioning LBS to the third dimension. In Gartner G., Cartwright W., Peterson Peterson, Location Based Services and TeleCartography. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 107-118 Zlatanova S., Stoter J., (2006). The role of DBMS in the new generation GIS architecture. In Sanjay R., Jayant S. Frontiers of Geographic Information Technology. Springer, Berlin, pp 156-180 Wachowicz M., Macedo J., Renso C., Ligtenberg A. (2009). The role of a multi-tier ontological framework in reasoning to discover meaningful patterns of sustainable mobility. In Miller H., Han J. Geographic Data Mining and Knowledge Discovery. CRC Press, Boca Raton Tegtmeijer W., Hack R., Zlatanova S., van Oosterom P. (2007). The problem of uncertainty integration and geoinformation harmonization. In Coors V., Rumor M., Fendel E., Zlatanova S. Urban and regional data management: UDMS annual 2007. Taylor & Francis Group, London, pp 171-184 De Man E., (2008). The multi-faceted nature of SDIs and their assessment; dealing with dilemmas. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 23-49 Carstjens G., (2009). . In Supporting Strategic Spatial Planning. Planning support systems for the spatial planning of metropolitan landscapes. PhD Thesis series, Wageningen Universiteit, Wageningen Schenk M., van Vliet A., Smulders M., Gilissen L. (2006). Strategies for prevention and mitigation of hay fever. In Gilissen L., Wichers H., Savekoul P., Bogers R. Allergy Matters; New approaches to allergy prevention and management. Wageningen UR Frontis series, Springer, Dordrecht, pp 129-141 Koerten H., (2008). Assessing the Organizational Aspects of SDI: Metaphors Matter. A Multi-view Framework to Assess SDIs. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 235-254 Rajabifard A., (2008). Spatial Data Infrastructure for a Spatially Enabled Government and Society. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 1-7 Geogiadou Y., Stoter J., (2008). SDI for public governance: implications for evaluation research. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 51-68 Lance K., (2008). SDI evaluation and budgetting processes: linkages and lessons. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 69-91 Nedovic-Budic Z., Pinto Z., Budhathoki N., (2008). SDI Effectiveness from the User Perspective. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne Ledoux C., (2008). FieldGML: An Alternative Representation For Fields. In Ruas A., Gold C. Headway in Spatial Data Handling. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 385-400 Kang Z., Zhang Z., Zhang J., Zlatanova S. (2007). Rapidly Realizing 3d visualization for urban street based on multisource data integration. In Zlatanova S., Fabbri A. Geomatics Solutions for Disaster Management. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 149-163 Van Vliet A., Leemans R., (2006). Rapid Species Responses to Changes in Climate Require Stringent Climate Protection Targets. In Schnellhuber H., Cramer W., Nakicenovic N., Wigley T., Yohe G., Avoiding dangerous climate change. Cambridge University Press, Cambridge Groothedde A., Lemmen C., van der Molen P., van Oosterom P. (2008). A standardized land administration domain model as part of the (spatial) information infrastructure. In Van Oosterom P., Zlatanova S. Creating spatial information infrastructures: towards the spatial semantic web. CRC Press, Boca Raton Kleijer F., Odijk D., Verbree E., (2009). Prediction of GNSS Availability and Accuracy in Urban Environments - Case Study Schiphol Airport. In Gartner G., Rehrl K. Location Based Services and TeleCartography II. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 387-406 Xu W., Zlatanova S., (2007). Ontologies for Disaster Management Response. In Li J., Zlatanova S., Fabbri Fabbri, Geomatics Solutions for Disaster Management. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 185-200 Crompvoets J., (2006). National Spatial Data Clearinghouses. Worldwide Development and Impact. PhD Thesis series, Wageningen Universiteit, Wageningen Crompvoets J., Bregt A., (2007). National Spatial Data Clearinghouses, 2000 to 2005. In Onsrud H., Research and Theory in Advancing Spatial Data Infrastructure Concepts. ESRI-press, Redlands, pp 141-154 Hofstra H., Scholten H., Zlatanova S., Scotta A. (2008). Multi-user tangiable interfaces for effective decision-making in disaster management. In Nayak S., Zlatanova S. Remote Sensing and GIS Technologies for Monitoring and Prediction of Disasters. Environmental Science and Engineering series, Springer, Berlin, pp 243-266 Van Vliet A., (2008). Monitoring, analysing, forecasting and communicating phenological changes. PhD Thesis series, Wageningen Universiteit, Wageningen Reuvers M., Aalders H., (2008). Metadata and spatial searching as key SII component: future standardization developments. In Van Oosterom P., Zlatanova S. Creating Spatial Information Infrastructures: towards the spatial semantic web. CRC Press, Boca Raton, pp 151-165 Moody R., (2007). Assessing the role of GIS in E-government: A tale of E-participation in two cities. In Electronic Government. Lecture Notes in Computer Science series, Springer, Berlin, pp 354-365
24
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Vandenbroucke D., Janssen K., van Orshoven J., (2008). INSPIRE State of Play: Generic approach to assess the status of NSDIs. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 145-172 Vandenbroucke D., Zambon D., Crompvoets J., Dufourmont H. (2008). INSPIRE Directive: Specific requirements to monitor its implementation. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 327355 Abdul-Rahman A., Zlatanova S., Coors V., (2006). Innovations in 3d Geo-information systems. In . Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin Hunter G., de Bruin S., Bregt A., (2007). Improving the Usability of spatial information products and services. In Fabrikant S., Wachowicz M. The European Information Society. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 405-418 Emgard L., Zlatanova S., (2008). Implementation of alternatives for an integrated 3d Information Model. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 313-329 Scholten H., van der Velde R., van Maanen N., (2009). Geospatial Technology and the Role of Location in Science. GeoJournal Library series, Springer, Berlin Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen B., Delgado-Fernandez T. (2008). Future directions for Spatial Data Infrastructure-assessment. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 385397 Zlatanova S., Holweg D., Stratakis M., (2007). Framework for Multi-risk emergency response. In Tao V., Advances in mobile mapping technology. International Society for Photogrammetry and Remote Sensing book series series, Taylor & Francis, London, pp 159-171 Steudler D., Rajabifard A., Williamson I., (2008). Evaluation and Performance Indicators to Assess SDI Initiatives. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 193-210 Ligtenberg A., van Lammeren R., Goossen M., Bulens J. (2008). Enhancing the experience of the landscape: the Digital Dowsing Rod. In Gartner G., Rehrl K. Location Based Services and TeleCartography II. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 239-261 Zlatanova S., (2008). Data collection and 3d reconstruction. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 425-428 Boguslawski P., Gold C., (2009). Construction operators for modeling 3d objects and dual navigation structures. In Lee J., Zlatanova S. 3D Geo-Information Sciences. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 47-59 Crompvoets J., Bregt A., (2008). Clearinghouse suitability index. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 135-144 Wachowicz M., Ligtenberg A., Renso C., Gürses S. (2008). Characterizing the next generation of mobile applications through a privacy-aware geographic knowledge discovery process. In Gianotti F., Pedreschi D. Mobility, Data Mining and Privacy - Geographic Knowledge Discovery. Springer, Berlin, pp 39-72 Bregt A., Grus L., Crompvoets J., Castelein W., Meerkerk J., (2008). Changing demands for spatial data infrastructure assessment: experience from the Netherlands. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, DelgadoFernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 357-369 Slingsby A., Raper J., (2008). Navigable Space in 3D City Models for Pedestrians. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 49-64 Ledoux H., (2008). The Kinetic 3D Voronoi diagram: A Tool for Simulating Environmental Processes. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 361-380 Kazar B., Kothuri R., van Oosterom P., Ravada S. (2008). On Valid and Invalid Three-Dimensional Geometries. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 19-46 Emgard L., Zlatanova S., (2008). Implementation alternatives for an integrated 3D Information Model. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 313-329 Tet Khuan C., Zlatanova S., (2008). 3D Solids and Their Management in DBMS. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 279-311 Thompson R., van Oosterom P., (2008). Mathematically provable correct implementation of integrated 2D and 3D representations. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 247-278 Delikostidis I., van Elzakker C., (2008). Geo-Identification and Pedestrian Navigation with Geo-Mobile Applications: How do Users Proceed?. In Gartner G., Rehrl K. Location Based Services and TeleCartography II. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 185-206
25
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Penninga F., van Oosterom P., (2008). First implementation results and open issues on the Poincaré-TEN data structure. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 177-197 Tse R., Gold C., Kidner D., (2008). 3D City Modelling from LIDAR data. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 161-175 Pu S., (2008). Automatic building modelling from terrestrial laser scanning. In Van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga Penninga, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 147-160 Van Loenen B., van Rij E., (2008). Assessment of SDIs from an Organizational Perspective. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne Koerten H., (2008). Assessing the organizational aspects of SDI: metaphors matter. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 235-254 Foerster T., Stoter J., Lemmens R., (2008). An interoperable web service architecture to provide base maps empowered by automated generalization. In Ruas A., Gold C. Headway in Spatial Data Handling. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 255-275 Grus L., Crompvoets J., Bregt A., Castelein W. (2008). Applying the Multi-view Framework to Assess National Spatial Data Infrastructures with particular focus on the Dutch SDI. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne Grus L., Crompvoets J., Bregt A., van Loenen B., Delgado-Fernandez T., (2008). Applying the Multi-view SDI Assessment Framework in several American countries and The Netherlands. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne Du Y., Zlatanova S., (2006). An approach for 3d visualisation of pipelines. In Abdul-Rahman A., Zlatanova S., Coors V., Innovations in 3D Geo Information Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 501-517 Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen B., Delgado-Fernandez T. (2008). A Multi-View Framework to Assess SDIs. In . The Melbourne University Press, Melbourne Karimpour F., Delavar M., Frank A., (2008). A Mathematical Tool to Extend 2D Spatial Operations to Higher Dimensions. In Karimpour F., Delavar M., Frank Frank, Computational Science and Its Applications – ICCSA 2008. Lecture Notes in Computer Science series, Springer, Berlin, pp 153-164 Janssen K., (2008). A legal approach to assessing Spatial Data Infrastructures. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 255-272 Giff G., (2008). A framework for designing performance indicators for Spatial Data Infrastructure Assessment. In Crompvoets J., Rajabifard A., van Loenen van Loenen, Delgado-Fernandez T. A Multi-view Framework to Assess Spatial Data Infrastructures. The Melbourne University Press, Melbourne, pp 211-234 Bogorny V., Wachowicz M., (2009). A framework for Context-aware Trajectory Data Mining. In Bogorny V., Wachowicz M. Data Mining for Business Applications. Computer Science series, Springer, Berlin, pp 225-239 Stoter J., Morales J., Lemmens R., Meijers B., van Oosterom P., (2008). A data model for multi-scale topographical data. In Ruas A., Gold C. Headway in Spatial Data Handling. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 233-254 Fabrikant S., Wachowicz M., (2007). A compact topological DBMS data structure for 3d topography. In Penninga F., van Oosterom P. The European Information Society. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 455-471 Lee J., Zlatanova S., (2008). A 3d data model and topological analysis for emergency response in urban areas. In Zlatanova S., Li J. Geospatial Information Technology for Emergency Response. Taylor & Francis, London, pp 143168 Tet-Khuan C., Abdul-Rahman A., Zlatanova S., (2007). 3d spatial operations in Geo DBMS Environment for 3d GIS. In Tet-Khuan C., Abdul-Rahman A., Zlatanova Zlatanova, Computational Science and Its Applications – ICCSA 2007. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 151-163 Tet-Khuan C., Abdul-Rahman A., Zlatanova S., (2008). 3d solids and their management in DBMS. In Tet-Khuan C., Abdul-Rahman A., Zlatanova Zlatanova, Computational Science and Its Applications – ICCSA 2007. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 279-311 Zlatanova S., (2006). 3d geometries in spatial DBMS. In Abdul-Rahman A., Zlatanova S., Coors V., Innovations in 3D Geo Information Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 1-14 Zlatanova S., Prosperi D., (2006). Large scale 3d data integration: challenges and opportunities. CRC Press, Boca Raton De Wit A., van den Brink A., Bregt A., van der Velde R. (2009). Spatial Planning and Geo-ICT, or' : How Spatial Planners Invented GIS and Are Still Learning How to Use It. In Scholten H., van der Velden R., van Maanen N., Geospatial technology and the Role of Location in Science. The GeoJournal Library series, Springer, Berlin, pp 163-185 Frank A., (2008). Working Group I - Requirements and Applications. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 419-423
26
BIJLAGE 8 Lijst met publicaties Zlatanova S., (2008). Working Group II - Acquisition. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F, Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 425428 Gold C., (2008). Working Group III - Modeling. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 429-433 Lee J., (2008). Working Group IV - Analysis. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 435-438 Van Kreeveld M., (2008). Working Group V - 3D Geo-visualization. In van Oosterom P., Zlatanova S., Penninga F., Fendel E. Advances in 3D Geoinformation Systems. Lecture Notes in Geoinformation and Cartography series, Springer, Berlin, pp 439-441 Peters R., Hoekstra R., van Engers T., Hupkes E. (2009). Legal Simcity: Legislative maps and semantic web supporting conflict resolution. In van Loenen B., Besemer J., Zevenbergen Zevenbergen, SDI Convergence. Research, Emerging Trends, and Critical Assessment. Nederlandse Commissie voor Geodesie, Delft, pp 63-74 Welle Donker F., (2009). Different PSI access polities and their impact on the social and economic values. In Uhrlir P., The Socioeconomic Effects of Public Sector Information on Digital Networks. US National Committee for CODATA and the OECD Workshop on the Socioeconomic Effects of Public Setor Information on Digital Networks series, The National Academies Press, Washington, pp 31-36 Foerster T., Schäffer B., (2007). A Client for Distributed Geo-processing on the Web. In Foerster T., Schäffer B. Web and Wireless Geographical Information Systems. Lecture Notes in Computer Science series, Springer, Berlin, pp 252263 Penninga F., (2006). Constrained tetrahedral models and update algorithms for topographical data. In Van Oosterom P., van Kreveld M. Geo-information and computation geometry. Nederlandse Commissie voor Geodesie, Delft, pp 3542 Van Oosterom P., (2006). Constraints in Spatial Data Models, in a Dynamic Context. In Drummond J., Billen R., Joao Joao, Forrest D. Dynamic and mobile GIS: investigating changes in space and time. Innovations in GIS series, Taylor & Francis, London, pp 104-137 Neuvel J., van den Brink A., (2006). De rol van de risicokaart in de ruimtelijke planning. In Aarts M., During R., van der Jagt van der Jagt, Te koop en andere ideeen over de inrichting van Nederland. Wageningen-UR, Wageningen, pp 169-176 Van Wamelen J., de Kool D., (2008). Web 2.0 and the implications for eGovernment. In Cunningham P., Cunningham M. Collaboration And The Knowledge Economy : Issues, Applications, Case Studies. Ios Press Inc, Amsterdam, pp 423-433 Neuvel, J.M.M. (2009), Geographical dimensions of risk management, The contribution of spatial planning and Geo-ICT to risk reduction. Doctoral thesis, Wageningen University, Wageningen
27
BIJLAGE 9 Bibliometrische analyse, managementsamenvatting Samenvatting bibliometrische analyse GIScience 1999-2007 (samenvatting van de conclusies uit het Eindrapport RGI-402: “Effect van Ruimte voor Geo-informatie” op GIScience in Nederland, Veller et al. 2009) Het project “Effect van “Ruimte voor Geo-informatie” op GIScience in Nederland” heeft tot doel vast te stellen wat het effect van het kennisprogramma “Ruimte voor Geo-informatie” (RGI), dat van eind 2004 tot en met 2008 gelopen heeft, is geweest op de wetenschappelijke output van het geo-kennisveld in Nederland en welke positie dit kennisveld wereldwijd gezien inneemt. Een bibliometrische analyse van de wetenschappelijke discipline GIScience voor de perioden 1999-2001, 2002-2004 en 2005-2007 is uitgevoerd om de wetenschappelijke output en citatie impact van Nederland te bepalen en na te gaan in hoeverre deze veranderd is. De perioden 1999-2001, 2002-2004 en 2005-2007 zijn gekozen om na te gaan of er verschillen zijn in output en citatie impact voor een referentie periode (19992001), een periode voorafgaand aan het RGI programma (2002-2004) en een periode waarin het RGI gelopen heeft (2005-2007). Er is gekeken naar de output in de vorm van wetenschappelijke publicaties en de citatie impact hiervan voor Nederland in verhouding tot andere landen, verschillende Nederlandse organisaties en onderzoekers op het gebied van GIScience welke in Nederland werkzaam zijn. Ook is er gekeken naar (inter)nationale samenwerking in Nederlandse publicaties. Naast van wetenschappelijke publicaties is ook van (een tweetal) vaktijdschriften en van Nederlandse proefschriften op het gebied van GIScience de output geanalyseerd om een beeld van de omvang voor en tijdens de perioden waarin het RGI programma gelopen heeft te krijgen. Voor de wetenschappelijke publicaties is gebleken dat Nederland qua aantallen publicaties op een vijfde plaats komt na de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Canada en China (inclusief Hong Kong). Over de drie perioden heen neemt de publicatie omvang van Nederland voor GIScience publicaties toe. Zowel de plaats van Nederland ten opzichte van de andere landen als de groei van Nederlandse publicaties is voor de GIScience hoger dan voor de totale wetenschappelijke output zoals gemeten door de Wetenschaps- en Technologie- Indicatoren 2008 van het NOWT. Ook qua citatie impact scoren de Nederlandse GIScience publicaties goed. Nederland neemt voor de citatie impact van deze publicaties een derde plaats in na Duitsland en de Verenigde Staten. Voor de citatie impact van de totale wetenschappelijke output volgens het NOWT neemt Nederland ook een derde plaats in (ditmaal na de Verenigde Staten en Zwitserland). Zowel nationaal als internationaal nam de samenwerking bij het schrijven van GIScience publicaties waaraan Nederland een bijdrage leverde over de drie perioden toe. Vooral voor Nederlandse publicaties welke samen met partners uit het buitenland werden gepubliceerd was de toename tussen de periode 1999-2001 en 2005-2007 erg sterk; meer dan een verviervoudiging van het aantal samenwerkingsverbanden. Nederlandse publicaties op het gebied van GIScience werden vooral geschreven bij universiteiten en onderzoeksinstituten. Echter naast deze twee producenten van wetenschappelijke publicaties waren ook diverse bedrijven en overheidsdiensten actief bij de publicatie van wetenschappelijke publicaties op het gebied van GIScience. Het belang van deze organisaties in de publicatie output van GIScience onderstreept het toegepaste karakter van deze wetenschappelijke discipline. In totaal 285 Nederlandse auteurs hebben in de drie perioden 1999-2001, 2002-2004 en 2005-2007 een bijdrage geleverd aan in totaal 222 GIScience publicaties. De gemiddelde bijdrage per Nederlandse auteur was vrijwel constant over de drie perioden (een bijdrage aan gemiddeld anderhalve publicatie per auteur). Van de 285 Nederlandse auteurs waren er 28 die bijgedragen hebben aan vier of meer publicaties over de gehele periode 1999-2007. Zij schreven gemiddeld mee aan zeven publicaties over de gehele periode. Voor de afzonderlijke perioden was de bijdrage voor deze 28 auteurs stabiel en lag tussen de twee en de drie publicaties per auteur. Voor de drie perioden 1999-2001, 2002-2004 en 2005-2007 was het aantal proefschriften dat gepubliceerd werd bij Nederlandse universiteiten min of meer stabiel (rond de 20 proefschriften). Voor Nederlandse bijdragen aan publicaties in vaktijdschriften was er een kleine toename in de periode waarin het RGI programma liep ten opzichte van de periode ervoor. Vergelijk van de wetenschappelijke output van GIScience met de output van de totale Nederlandse wetenschap laten zien dat er bij GIScience over de tijd een sterkere toename was in de publicatie omvang, internationale samenwerking en bijdragen door Nederlandse universiteiten. Opgemerkt dient te worden dat ondanks deze constatering niet geconcludeerd kan worden dat dit volledig het gevolg is geweest van het RGIprogramma.
28
BIJLAGE 10 Organisatie RGI
Beschrijving RGI-organisatie en samenstelling organen
Raad van Toezicht RGI Bestuur RGI
Adviesraad Wetenschap
Programmabureau
Adviesraad Gebruikers
Organisatiestructuur De RGI-organisatie is bovenstaand weergegeven. Voor RGI is een aparte Stichting opgericht. Er is sprake van een subsidierelatie tussen het Ministerie van VROM als penvoerend ministerie en de Stichting RGI. Het ministerie van VROM treedt op als subsidiegever en stelt de subsidie vast, de Stichting RGI is subsidieontvanger en voert de subsidiebeschikking (het RGI-programma) uit met de partijen die participeren in het kennisconsortium RGI. Het RGI-bestuur stelt hierbij de kaders vast. Het beslist over de toekenning van subsidiegelden aan projecten, de eventuele stopzetting van projecten, de acceptatie van resultaten en stelt de jaarrekening op. De Raad van Toezicht vergadert tweemaal per jaar en voorziet het bestuur van strategisch en financieel advies. De adviesraad wetenschap en de adviesraad gebruikers adviseren het bestuur over respectievelijk de wetenschappelijke kwaliteit en de maatschappelijke relevantie en houden toezicht op de kennisverspreiding. Zij stellen de kennisagenda voor de tenders, beoordelen projectvoorstellen en monitoren de projecten. Het directieteam bestaat uit een programmadirecteur (functioneert als algemeen directeur) en een wetenschappelijk directeur en draagt zorg voor de realisatie van het programma. Het programmabureau heeft een rol in de projectbegeleiding en het projectbeheer en voeren daarnaast Kennis& Communicatie activiteiten op programmaniveau uit. De projecten/pilots worden uitgevoerd door projectconsortia die over het algemeen bestaan uit kennisinstelling/universiteit, bedrijf, overheid en waarvan de penvoerder het formele aanspreekpunt is. Themacoördinatoren dragen zorg voor versterking van de samenhang en verankering in het kennisthema en tussen de thema’s (aansturing via programmabureau). De themacoördinatoren zijn afkomstig uit de sectoren waarin de verankering moet plaatsvinden. Rolverdeling bij kwaliteitsborging projecten Samenvattend is de rolverdeling bij de kwaliteitsborging van de projecten in de cyclus van indiening tot en met afronding als volgt :
29
BIJLAGE 10 Organisatie RGI
Rolverdeling
Verantwoordelijk
Subsidiegever
RGI-Bestuur
Indiener projectvoorstel/ Subsidie ontvanger
Penvoerder projectconsortium
Beoordeling van het projectvoorstel
Adviesraad Wetenschap (ARW) en Adviesraad Gebruikers (ARG)
Besluit over het projectvoorstel
RGI-bestuur
Begeleiding van de intake en uitvoering (‘process & control’)
Programmabureau, namens het RGI-bestuur
Projectuitvoering
Projectconsortium
Kwaliteitsmonitoring aan de hand van de projectrapportages
ARW en ARG, ondersteund door PB
Acceptatie projectresultaten en definitieve subsidievaststelling
RGI- bestuur
De rol van procesbegeleider (het Programmabureau) is in deze opzet strikt gescheiden van de rollen van kwaliteitsmonitor (ARW en ARG) en beslisser (het RGI-Bestuur). De voorzitters van de ARW en ARG hebben een onafhankelijke positie. Het programmabureau functioneert als verlengstuk van het bestuur.
30
BIJLAGE 10 Organisatie RGI
De samenstelling van de organen is als volgt:
Bestuur Dhr. Mr.ing. C. van Tilborg (Cor)
Voorzitter
Dhr. Prof. dr. W. van Vierssen (Wim)
Vice-voorzitter
Dhr. Dr. ir. M. J. van Bracht (Mart)
Penningmeester
Mw. Drs. Th.A.J. Burmanje (Dorine)
Bestuurslid
Dhr. Ir. J.J. ten Siethof (Jurgen)
Bestuurslid
Dhr. Ing. W. Papperse (Wim)
Bestuurslid
Dhr. B. van Rietschote (Bart)
Bestuurslid
Raad van Toezicht Dhr. ir. J.C. Huis in ’t Veld (Hans)
Voorzitter
Dhr. Ir. L.H. Keijts (Bert)
V&W Rijkswaterstaat
Dhr. Drs. P.J. Welling (Peter)
VROM
Mevr. Ir. A.N. Wouters (Anita)
LNV
AdviesRaad Wetenschap Dhr. Prof. Dr. H.F.L. Ottens (Henk)
Voorzitter
Dhr. Prof. Dr. Ir. P.J.M. van Oosterom (Peter)
TU Delft
Dhr. Prof. Dr. M.J. Kraak (Menno Jan)
ITC
Mw. Prof. Mr. J. de Jong (Jitske)
TU Delft
Dhr. Dr. G. Heuvelink (Gerard)
WUR, Alterra
Mw. Dr. J. Stoter (Jantien)
ITC
Dhr. Dr. S.C.M. Geertman (Stan)
Universiteit Utrecht
Dhr. prof.dr. V.J.J.M. Bekkers (Victor)
Erasmus Universiteit Rotterdam
Dhr. dr. K.P.B. Thomson (Keith)
Internationaal corresponderend lid
Dhr. prof. dr. I. Masser (Ian)
Internationaal corresponderend lid
Dhr. prof. Ph. De Maeyer (Phillipe)
Internationaal corresponderend lid
Dhr. P. C. Smits (Paul)
Internationaal corresponderend lid
AdviesRaad Gebruikers Dhr. drs. M.R.H.E. Peersmann (Martin)
Voorzitter
Dhr. dr. J. van Belkom (Jeanôt)
Provincie Noord-Holland
Dhr. H. de Blouw MSc (Hidde)
Politieacademie
Dhr. A. den Boer (Adri)
-
Dhr. dr. G. van der Burg (Gert)
Geomatica Park
Mw. dr. L.A.E. Vullings (Wies)
Alterra
Dhr. ir. K. de Zeeuw (Kees)
Kadaster
Dhr. J. van Doorn (Jandit)
InTraffic B.V.
Dhr. G. Boekelo (Gijs)
Grontmij
Dhr. C.H.J.P. Hendriks (Kees)
Naturalis
31
BIJLAGE 10 Organisatie RGI
Programmabureau Mw. ir. J.C. Meerkerk (Jacqueline)
Programmadirecteur *)
Dhr. prof.dr. A. Bregt (Arnold)
Wetenschappelijk directeur*)
Mevr. ir. M.E.A. van Gijsen (Miep)
Programmamanager
Dhr. drs. M. Verschoor (Marco)
Adviseur communicatie *)
Dhr. G. Tory (Gerald)
Hoofd Bedrijfsbureau*)
Dhr. W. de Hollander (Wichard)
Programmasecretaris
Mw. I.E. Sebens (Ida) *)= part-time
Managementassistent
Themacoördinatoren Dhr. B. Ybema (Bauke)
Themacoordinator OOV
Dhr. drs. R.A.A . van der Krogt (Rob)
Themacoordinotor ROI
Dhr. drs. E. Postma (Eelco)
Themacoordinator COL
Dhr. ir. K. de Zeeuw (Kees)
Themacoordinator NGII
Dhr. prof.dr. A. Bregt (Arnold)
Themacoordinator Wetenschap
32
BIJLAGE 11 Advies Raad van Toezicht
Advies Raad van Toezicht De Raad van Toezicht adviseert het Bestuur op strategisch en financieel gebied. De Raad van Toezicht RGI heeft op 21 oktober 2009 haar eindadvies uitgebracht aan Bestuur RGI in een gezamenlijke slotvergadering. Op strategisch gebied heeft de Raad van Toezicht steeds het belang van verbindingen benadrukt – in de vorm van brugprojecten met andere Bsik-programma’s en internationaal. Dit advies is met succes opgevolgd. Daarnaast is de strategische discussie over een visie op de Nationale Geo Informatie Infrastructuur intensief gevoerd. We zijn blij dat dit onderwerp is geland bij het GI-Beraad en dat het resultaat ook politiek verankerd is in de Beleidsnota Gideon die aanvaard is door het Parlement. Qua financiën heeft de Raad van Toezicht de jaarrekeningen steeds bekrachtigd en is zij tevreden over het gevoerde financiële beleid; het was knap balanceerwerk om tot een goede financiële afwikkeling te komen. Het advies van de Raad van Toezicht om een stelselwijziging in de jaarrekening aan te brengen rondom de verwerking van de fee is opgevolgd en werkt positief door. De Raad van Toezicht hecht veel waarde aan verankering. Dit is goed opgepakt en heeft onder andere geleid tot verankering van diverse projectresultaten bij Geonovum. De Raad van Toezicht spreekt haar waardering uit voor het gevoerde communicatiebeleid en de kennisuitwisseling, ook internationaal. Zowel de Geo-Innovatie Dagen in 2007 als het wereldwijde GSDI-congres in 2009 gaven een goed overzicht van de kracht en reikwijdte van RGI. Het is positief dat op het GSDI-congres een speciale dag was ingeruimd met een jeugdprogramma. De Raad van Toezicht heeft steeds het belang van een vervolgprogramma op RGI onderschreven, in navolging van de Midterm Review Commissie. De resultaten van RGI en het opgebouwde netwerk vereisen een verdere doorzetting om tot goede benutting en een zelfstandig functionerend netwerk te komen. Het advies was om bij een vervolgprogramma het belang van het onderwijs en het bedrijfsleven te benadrukken en een goede en samenhangende focus te kiezen. De Raad van Toezicht heeft waardering voor de inspanningen die op dit front door RGI zijn geleverd, samen met de sector. Tot op heden is er geen financiering voor een vervolgprogramma. De Raad van Toezicht is van mening dat dit het schaamrood op de kaken moet jagen bij VROM. ICT-projecten en programma’s staan erom bekend dat een groot deel mislukt c.q. stevig uit planning en budget loopt. Dit geo-ICT programma is een zeer positieve uitzondering hierop. Daarbij komt nog de prestatie van het vormen van een breed kennisnetwerk in een korte tijd. De Raad van Toezicht constateert dat de kennisontwikkeling, innovatie en educatie op het belangrijke domein van de geo-informatie nu dreigen onder te sneeuwen voor Nederland en de internationale gemeenschap. De Raad van Toezicht adviseert aan het Bestuur RGI om als slot-actie het belang van een vervolg nogmaals bij het GI-Beraad te agenderen en zal dit daarnaast zelf in de eigen geledingen onder de aandacht brengen. De conclusie is dat het RGI-programma zeer succesvol is verlopen, waardevolle resultaten heeft opgeleverd en dit ook uitstraalde naar buiten en dat een vervolg van groot belang is. De Raad van Toezicht complimenteert de organisatie voor de innovatieve en succesvolle wijze waarop het programma getrokken is. Een suggestie is om eventuele baten van de Stichting te benutten voor onderwijs/jeugdzaken.
33
BIJLAGE 12 Advies van de Adviesraad Wetenschap
Program Assessment Scientific Advisory Council RGI Introduction On April 21 2009, the Scientific Advisory Council assessed the impact that the RGI program has had. The council focused on the scientific and innovative impact, but also shortly discussed the economic and societal impact and made some general remarks about the procedures of the program. This report gives a concise summary of the outcomes of the discussions. Scientific impact Looking back to the initial goals, the council concluded that the results achieved are better than expected. All research and knowledge institutes in the Netherlands with a stake in geo-information participated. Moreover, they worked together well with each other and with government agencies and businesses. A couple of interesting and productive forms of international cooperation have been established. Many more PhD-projects could be started than anticipated and, quite often after a somewhat delayed starting date, output was produced at a steady pace. Scientists also, often successfully, contributed to applied research (sub)projects. The scientific output generated is already impressive, while, because not all PhD-projects are finished yet, more is underway. The council thinks that also without the RGI-program the Netherlands geosciences community would have performed well, but that RGI significantly boosted volume, cooperation, international prestige, and orientation on demand and application. The character of the RGI-program meant that pure, fundamental research was not supported, but within PhD-projects quite some fundamental issues have been researched. Publications A publication analysis of GI-science in the Netherlands revealed that Dutch researchers take the fifth place in the worldwide ranking of number of a articles in peer-reviewed journals in the field, behind the United States, the United Kingdom, Canada and China. The analysis covered the 1999-2007 period. Per capita, the Dutch scientists clearly lead the world list of most productive GI-science countries before Australia and Canada. International scientific publications are a good indicator for the innovativeness of the GI-science sector. The council concludes that RGI has had a very positive effect on both quantity and quality of the scientific work done. The Dutch publication production increased from 61 in 199-2001 to 98 in 2005-2007. Over the period analyzed, the number of joint publications with international colleagues increased as well. ITC/Enschede, WU/wageningen, TUD/Delft and UU/Utrecht generated the major share of the scientific publications. Research agenda An RGI-project dealing with developing the infrastructure for GI-science and a GI research agenda. showed the strong and connected position of the science community within the geo-community at large (including government, business, education and professional associations). Based on an assessment of scientific and societal needs and challenges, three priority areas were identified for the future research agenda: 1. Formal and informal geo-sensor networks 2. Geo-information infrastructures in the networked society 3. Governance of spatial operations, services and decision making and of GI-infrastructures Institutional position A problem that not yet has been solved is the structural embedding of scientific GI-research in the institutional scientific infrastructure of the Netherlands. This implicates that good access to continued funding is not well guaranteed. The NCG (Netherlands Geodetic Commission) of the Netherlands Academy of Sciences (KNAW) is best placed to initiate activities to strengthen the institutional position of the relevant (sub)disciplines. Higher education Related to the project, an analysis of the labor market for GI-specialists was carried out. It estimated the yearly need for specialists with a higher professional or scientific education at 150-225 and 100-150 respectively. This is significantly above the current outflow of graduated students, meaning higher education institutions need to step-up their efforts to attract new students and deliver graduated students for the Dutch market. Improved cooperation among higher education institutes and ‘research-embedded education’, with an appropriate mix of applied and fundamental research, are indicated as directions to follow in the near future.
34
BIJLAGE 12 Advies van de Adviesraad Wetenschap Economic impact The council considers the economic impact of the RGI-program as positive, better than expected. Many application-oriented projects would not have started without RGI and demonstrably more and new business has been generated. A number of economically successful projects have been completed. Societal impact The impact of RGI on especially secondary education has been substantial. Awareness and interest have been raised, but structural funding of all initiatives for the future is not fully guaranteed yet. Compared to a field like history, societal interest in geography, the directly related policy sectors like spatial and environmental planning, and the needed geo-information technologies is less than the sector deserves. However, new services like Google Maps and Earth, web-mapping and navigation systems (TomTom) have put GI solidly ‘on the map’, but this has happened with little influence of RGI. Administrative issues The administrative and especially the financial procedures of RGI (and the other Bsik projects), were considered cumbersome. The organization of international participation in projects was almost impossible. Also, the (often required) large consortia, in quite some cases had too many participants and had not enough coherence to function efficiently and effectively. Main recommendations 1. Continued attention for the institutional, societal and human aspects of geo-information as a complement to and in interaction with conceptual and technical research. 2. More emphasis on risky but potentially more innovative projects. 3. Continued attention for multi-disciplinary and multi-sectoral projects. 4. Secured access of the scientific community to (low cost) spatial data.
RGI International Scientific Advisory Committee, June 19th 2009 Rotterdam meeting of the two RGI Advisory Councils (during the GSDI11 World Conference) Dr. Keith Thomson (Canada) Prof. Ian Masser (UK) Prof. Dr. Philippe De Maeyer (Belgium) Dr. Paul Smits (JRC Italy) In this short brief we would like to report our conclusions on the success of RGI and comment on the future. RGI has been a very successful structured network program that has achieved almost all of the strategic goals and milestones that were fixed during the program. The RGI program has put the Netherlands in forefront in the domain of Geo-information. The Netherlands is presently one of the world leaders in Geoinformation. It is certainly a European leader. RGI has been an important catalyst in the Dutch Geoinformation community and the international position of Dutch Geo-information is largely due to the RGI program. One of the major contributions of RGI was to create more coherence and awareness of Geo-information across the three concerned sectors: university (research and education), industry and public (e.g. government) sector. We were concerned about the situation of no further funding. In our view this will generate a loss of momentum across the Dutch Geo-information community and will have an important negative influence on the position of the Netherlands on the international scene. On the international scene there are three networks that are currently forming more a global international network (a memorandum of understanding is due to be signed in 2010 in Canada). The networks involved are the GEOIDE Network (Canada), CRC.SI Spatial Information Network (Australia) and the Korean Land Spatialisation Group. RGI should also be a player in this global network. However, without further funding this is no longer possible. We agree that every effort should be made to reconstitute/maintain RGI and to capitalize on the past 5 years investment. In our experience a strong national network such as RGI needs to mature over a period of 7 to 10 years. An additional recommendation is that in any future proposals RGI should focus on scientific excellence, international networking and strong commercial linkages.
35
BIJLAGE 13 Advies van de Adviesraad Gebruikers
Program assessment Users Advisory Council RGI Innovation System innovation: Distinction must be made between scientific-technical innovation and innovation of the system in the domain of communication in society by improving the knowledge flows between science,education, professional practice and society. The projects in the programme Knowledge themes; Public order & Safety (OOV), Spatial Planning & Design (ROI), Consumers & Students (COL), National Geo/Information Infrastructure (NGII) have resulted in the following: • A strong knowledge network between the research institutes, public organisations and geo-business in the Netherlands • Integration of Bèta and Gamma sciences on the geo-information domain • Political support to establish a national geo-information infrastructure and outlined in GIDEON policy document approved by the Dutch government in 2008. From this point of view it is innovative for the Netherlands and even world wide. Only a few countries made comparable efforts for raising awareness about geo-information. Market innovation The excellent social relevance and the potential economic relevance of this theme are reflected in a high level of innovative activities by the Dutch geo industry. The technological development on the different components of the geo-information system (GIS) were mainly made with proven techniques or required only limited new green field developments. However frontier developments have been made by the integrated approach and usage of the different components in new domains as outlined in the knowledge themes of the programme. In particular the development of coupled modelling linked to GIS, dynamic numerical models presenting there results and spatial impact scenario’s in geo-information systems in a standardised method using the NGII. Currently already 7 projects have created added market value and are regarded as commercial success by the geo-business community. The potential commercial spin-off within the coming 2-3 years after the formal end of the programme is estimated to become much higher because a large amount of projects is rated revolutionary. During the programme the result of these were implemented by the early adaptors however currently a main stream implemented has not yet materialized. This is regarded by the members of the council just a matter of time. Valorisation Scientific Quality: The council agrees with the point of view that this theme, regarding its nature of an applied research programme, would only aspire to limited scientific aims and therefore can’t really be measured by this key. Nevertheless the presented projects demonstrate some successful scientific results (peer reviewed articles and ongoing PhD research). Part of this scientific output is situated in communication and pedagogic sciences rather than in sec the field of geo-information science and geomatics. Economic Relevance (value for money):The present involvement of private companies makes the projects moderately relevant from a point of view of direct benefits. However potential commercial spin-off is regarded high. Societal relevance:: The very high societal relevance has the potential to become a strong driving force behind the creation of new national and international business in the future for the Dutch geo information industry. However, big ICT-companies like Microsoft, Google and Tomtom, have as business strategy fast implementation of technical geo-spatial innovations in their consumer products and services in order maintain their competitive edge. Hence they invest more in proprietary research, early adoption and added value geo-
36
BIJLAGE 13 Advies van de Adviesraad Gebruikers services specifically targeted at the consumer market than the Dutch geo industry. Traditionally they are primarily focussed at the professional geo-information market. Viability and future: A strong vibrant network with a good critical mass has been built up. Most of the projects have very good dissemination quality on applications of geographic information to broader public and to pupils, e.g. climate game and natural health risks in space and time. Care must be taken to ensure the viability of networking programmes over more years (2-5 yrs). International position The programme has contributed by the shear number of scientific publications, adoption of the NGII standard (NEN3610) by INSPIRE in the EU, the participation of Dutch experts in JRC to a significant improvement of the international position of the Dutch geo-science and geo-industry and the participation in the global network together with the programmes from Canada and Australia. Recommendations: The key to the success of the programme results is the extent to which it will be sustainable after the end of the programme RGI remains a concern of this council. The main recommendation is to safeguard the RGI-results by: 1) embedding (especially the NGII results) into a structure of existing and possible new institutions that can adopt and extend the present role of RGI; 2) to ensure further knowledge development in the relevant structures (involvement of private sector (Stichting Arbeidsmarkt Geo en Geoinformatie work@geo), the compliance of governmental institutions with the general principles (on data availability and pricing as stated in GIDEON), the international embedding of the programme (participation in INSPIRE drafting teams, National Geo Portal); 3) Adoption an implementation of the geo-information standards and web services technology as developed by the theme NGII in the six legally founded geo-information base-registries currently developed under supervision of the ministry of VROM.
37
BIJLAGE 14 Self assessment Bestuur
Self assessment Bestuur over RGI De aard van de geo-informatiesector is bescheiden. Nu de balans van het programma is opgemaakt kunnen wij als bestuur niet anders dan trots zijn op de resultaten die er liggen. Dit dankzij inzet van velen waaronder met name de projectuitvoerders die ook mede-investeerden in RGI. Onze ambities met RGI zijn meer dan waargemaakt. Hoewel veel is bereikt op het gebied van verankering ligt het zwaar op de maag dat er geen follow-up is bereikt voor RGI. De geo-informatie heeft geen ruimte gekregen voor een goede plek in de toekomst. Wij spreken hierbij onze zorg uit over de toekomst, mede gezien het advies van de internationale Adviesraad Wetenschap. Wij vinden het belangrijk dat de afronding binnen de beschikbaar gestelde middelen kan plaatsvinden. We zijn blij te constateren dat dit het geval is. Wij zijn het Ministerie van VROM erkentelijk voor het mogelijk maken van dit programma als penvoerend ministerie en de wil om binnen de mogelijkheden van de Bsikregeling zaken op te lossen. Een belangrijke sleutel tot het succes van RGI was de rol van het programmabureau. Op efficiënte en zorgvuldige wijze is vanaf de start vorm gegeven aan het programma en de programma-organisatie. Door steeds flexibel bij te sturen is ingespeeld op inhoudelijke en administratieve wensen en mogelijkheden. Het programmabureau heeft zo een belangrijke rol gehad in het creëren van een goed netwerk. De verhouding bestuur – programmabureau is altijd goed geweest. Hetzelfde geldt voor de relatie met de Adviesraad Wetenschap, de Adviesraad Gebruikers en de Raad van Toezicht. Gezamenlijk is het programma tot een goed einde gebracht. Ook is de sfeer in het bestuur plezierig geweest. Dit alles droeg bij aan een goede uitvoering, waarbij discussies niet werden gemeden maar waarbij wel altijd oog was voor het uiteindelijke resultaat voor de maatschappij. Naar onze mening is met RGI de geo-sector op de (internationale) kaart gezet!
38
BIJLAGE 15 Self assessment Programmabureau
BIJLAGE 15
Self assessment programmabureau Programma inhoudelijk (doel, scope, resultaten / afwijkingen van de aanvraag) Ten opzichte van de oorspronkelijke subsidie aanvraag (“gele boek”) zijn er enkele inhoudelijke wijzingen aangebracht bij de toekenning van de subsidie en de start van het programma. De basisregistraties zijn uit het programma gehaald (want elders ondergebracht en gefinancierd). De innovaties door bedrijven zijn ingebed in het programma (i.p.v. een apart deelprogramma) en dit is zeer succesvol gebleken. Qua scope is de nadruk sterker op de vraagkant komen te liggen dan in het gele boek was voorzien. Dit is goed geweest voor de maatschappelijke output van het programma. De beweging van een gesloten naar een open, vraaggerichte sector kreeg zo een impuls. De wetenschappelijke speerpunten zijn ongeveer gevolgd zoals gepland, zij het dat sommige speerpunten meer aandacht kregen dan andere (er werden op sommige speerpunten minder subsidie aanvragen ingediend in de tender). Aan de aanbodkant is een forse slag gemaakt met de ontwikkeling en awareness van het concept (met 5 building blocks: techniek,data, standaarden,beleid, mensen) van de Geo-Informatie Infrastructuur. Ten opzichte van het gele boek is de perceptie van een geo-informatie infrastructuur veranderd: waar destijds gedacht werd dat een technische infrastructuur zou worden gerealiseerd ontstond gaandeweg het besef dat RGI hier vooral een rol had als katalysator met het aandragen van innovatieve componenten; de daadwerkelijke implementatie was een aantal bruggen te ver (en ook niet de rol van een innovatieprogramma). Met de oprichting van Geonovum werd een verdere impuls gegeven aan verankering van de innovatieve componenten in het nationale geoportaal (als nationaal knooppunt voor het Europese INSPIRE portaal). Verder was het tijdsgewricht voor RGI gunstig met de komst van Google Earth en TomTom.
Succesfactoren Een aantal succesfactoren vanuit het programmabureau gezien: - Werkwijze met tendering waardoor er wat “te kiezen viel”. Hierdoor was er een goede kosten/baten verhouding, resultaatgerichte benadering en verbreding van het netwerk. Elke tender was ca. 2,5 maal overvraagd. Door met een kennisagenda de focus van de jaarlijkse tender bij te stellen kon goed en flexibel worden bijgestuurd (onder andere: sterker internationaal gericht). - Veel aandacht voor communicatie. De innovatieve communicatiestrategie “Geo Inside” (met als motto: geo-informatie niet communiceren als doel op zich, maar via de toepassingen waar geo een grondstof voor is) werd door velen overgenomen. Via toegankelijke producten als de projectenwaaier en het NL Geo boek (inmiddels al in herdruk – nabesteld door diverse overheden, universiteiten, scholen en bedrijven) vond het onderwerp zijn weg naar de maatschappij. Inhoudelijk vond de communicatie ook zijn weerslag in de projecten in het kennisthema Consumenten en Leerlingen (en Burgers), zoals bij voorbeeld in de GeoWeek, de GeoTruck en EduGIS. - Meta-informatie over de positie van RGI en de sector. Om de positie te kunnen duiden, hebben we gestimuleerd om een aantal projecten uit te voeren op meta-niveau, zoals Geo-sector in kaart (facts en figures van de geo-sector), bibiometrische analyse (met informatie over de wetenschappelijke positie) en de innovatie-scan (scan door de portefeuille aan RGI-projecten). Dit heeft inzicht gegeven en goed gewerkt. De innovatiescan bevestigde daarbij de balans in de portefeuille van RGI: een beperkt budget voor kleine, innovatieve projecten (met relatief veel risico en veel ruimte voor creativiteit) en daarnaast grote projecten met een beperkter risico. - Strakke sturing en slim omgaan met financiën – door o.a. continue monitoring en subsidietoekenningen onder voorbehoud werd geanticipeerd op onderuitputting en kon de subsidie optimaal worden besteed. Leerervaringen projecten (selectie) Naar aanleiding van een uitgevoerde enquête via de eindrapportage van projecten een selectie van leerervaringen: - Samenwerking en kennisdeling met andere partijen en disciplines is waardevol. - Samenwerking met overheidspartijen is soms lastig door vrijblijvende opstelling/ andere dynamiek. Samenwerking met bedrijven is soms lastig door andere prioriteiten (commerciële belangen). - Beschikbaarheid van geo-informatie is knelpunt in de uitvoering van een aantal projecten - Bekend maar mag niet onvermeld blijven: de administratieve rompslomp is hoog en gezocht moet worden naar oplossing voor de onevenredig hoge rompslomp voor kleine partijen.
39
BIJLAGE 15 Self assessment Programmabureau -
Verankering van relevante resultaten van innovatieprojecten zou als structurele taak belegd moeten worden.
Aanbevelingen Een aantal aanbevelingen voor de toekomst: - De kennisdoorstroming met de themacoördinatoren kwam relatief laat op gang, dit zou bij een eventueel volgend programma eerder moeten worden ingeregeld. - Het advies is om een eventueel batig saldo van de Stichting te investeren in 1) Onderwijs: RGI Beurs voor studenten en/of voorzetting Geoweek 2) Valorisatie-scan uit te voeren over ca. 5 jaar. - Aanbevolen wordt om de kennis en leerervaringen vanuit de projecten en het programmabureau in te zetten in de toekomst. - Een zorg blijft het beklijven van de resultaten en de beleidsmatige aandacht voor kennis, innovatie en educatie. Bij de overheid gaat de energie en aandacht vooral naar implementatie van geoinformatie, wat natuurlijk heel belangrijk is. Voor de lange termijn is echter ook blijvende aandacht nodig voor de kennisontwikkeling, dit moet sterker in de genen van de overheid komen (hier moeten mensen van wakker liggen!). Zowel (internationaal) wetenschappelijk gezien als voor de maatschappelijke en economische revenuen voor Nederland. Een zorg is daarbij dat het onderwerp geoinformatie nog steeds lastig is, het is een ‘enabler’ en er is moeilijk mee te ‘scoren’. Door toonaangevende organisaties en personen die in de positie zijn om de potentie van geo-informatie te kunnen overzien, moet het onderwerp daarom goed geagendeerd worden.
40