THE POINT BDO-NIEUWSBRIEF
HET INTERNATIONALE NETWERK VAN BDO AUDIT
De audithervorming - Wat verandert er voor de bedrijven?
TAX
Mini One Stop Shop voor EU-ondernemers komt met rasse schreden naderbij
PARTNERSHIP NEWS
3rd edition International Trade Executive Programme 2014-2015
WWW.BDO.BE
EDITORIAAL
COLOFON
Het zal u niet ontgaan dat deze editie van de Nieuwsbrief “internationaal” getint is. Daar zijn diverse goede redenen voor.
BDO-NIEUWSBRIEF #03 | 2014
Niet alleen is BDO België lid van het internationale BDO-netwerk met meer dan 56.000 medewerkers in 144 landen, het speelt binnen het netwerk ook een zeer actieve rol als doorgeefluik of coördinator voor internationale opdrachten. Veel van onze diensten hebben bovendien een belangrijke internationale dimensie of worden beïnvloed door internationale regelgeving , In deze nieuwsbrief gaan we hier dieper op in en bekijken we ook de toekomstige evoluties op dit vlak.
REDACTIERAAD Werner Lapage Hans Wilmots Dirk Vandendaele Ann Celis Cindy De Bock Annick Deklerck © BDO 2014 : De opgenomen informatie in deze nieuwsbrief heeft een signalerend en globaal karakter en is niet bedoeld als beroepsmatig advies. Onze adviseurs houden zich ter beschikking om verdere adviezen en acties terzake met u uit te werken. Wenst u deze nieuwsbrief voortaan ook elektronisch te ontvangen, dan kan u contact met ons opnemen via
[email protected]. U vindt onze Nieuwsbrief eveneens op www.bdo.be. Ook Frans-, Engels- en Duitstalige versies zijn beschikbaar. V.U. BDO Academy Burg.Ven. CVBA/ Soc. Civ. SCRL Werner Lapage, p/a The Corporate Village, Da Vincilaan 9 Box E6, Elsinor Building – 1935 Zaventem
Niet langer het binnenland, maar de wereld is voor veel bedrijven vandaag de dag het referentiekader, niet in het minst door de geavanceerde technologische mogelijkheden. Uit een recente VBO-enquête is gebleken dat het gros van de bedrijfsleiders overtuigd is van het strategisch belang van internationaal zakendoen. Internationalisering lijkt op het eerste gezicht eenvoudig en aantrekkelijk, maar het is in wezen één van de meest complexe business-strategieën. Om Belgische bedrijfsleiders te steunen en te begeleiden bij hun internationale ambities heeft BDO samen met een aantal partners, binnen de schoot van het International Business Institute (IBI), een International Trade Executive Programme gelanceerd. Rudi Thomaes, secretaris-generaal van het IBI, geeft in deze nieuwsbrief nadere toelichting bij het programma. Het thema sluit bovendien mooi aan bij de nieuwe VBO-brochure “Internationaal zakendoen” die BDO, dit keer in samenwerking met ING, heeft samengesteld. In deze brochure, beschikbaar in 3 talen, bundelen we in 78 bladzijden de voornaamste aspecten die van belang zijn bij een buitenlandse strategie. Niet alleen voor de bedrijfsleider die zijn eerste internationale stappen zet, maar ook voor de meer ervaren ondernemer. Getuigenissen uit de praktijk maken de “theorie” tastbaar. BDO hoopt met deze Nieuwsbrief, gekoppeld aan de VBO-brochure en het IBIinitiatief, uw internationale vaardigheden en knowhow aan te scherpen tijdens deze boeiende buitenlandse reis. Omdat wat voor België geldt, meestal niet zomaar kan toegepast worden in het buitenland, is het absoluut aan te raden u te laten bijstaan door specialisten vertrouwd met de lokale buitenlandse regels. Het BDO-netwerk staat u graag met raad en daad bij! Succes! WERNER LAPAGE Voorzitter van de redactieraad
INHOUD
4
8
14
18 28
COVER STORY HET INTERNATIONALE NETWERK VAN BDO
4
CORPORATE FINANCE DE M&A-MARKT AAN DE HORIZON
8
TAX HET BEPS-ACTIEPLAN: EEN TUSSENTIJDSE EVALUATIE MET BLIK OP DE TOEKOMST
11
FAQ’S VASTE INRICHTING
14
TAX MINI ONE STOP SHOP VOOR EU-ONDERNEMERS KOMT MET RASSE SCHREDEN NADERBIJ
18
AUDIT DE AUDITHERVORMING - WAT VERANDERT ER VOOR DE BEDRIJVEN? INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS (IFRS) ZORGEN VOOR HARMONISATIE IN FINANCIËLE VERSLAGGEVING
20 22
INTERNATIONAL NETWORK BDO INTERNATIONAL BUSINESS COMPASS 2014
24
PARTNERSHIP NEWS 3RD EDITION INTERNATIONAL TRADE EXECUTIVE PROGRAMME 2014-2015
28
CORPORATE NEWS
30
BROCHURE INTERNATIONAAL ZAKENDOEN
BIJLAGE BELASTINGTARIEVEN WERELDWIJD 2014
COVER STORY
HET INTERNATIONALE NETWERK VAN BDO MARTIN VAN ROEKEL, VOORHEEN MANAGING PARTNER VAN BDO NEDERLAND, IS SINDS 1 OKTOBER 2011 CEO VAN BDO INTERNATIONAL LTD. HET BDO-NETWERK IS IN 1963 OPGERICHT MET EEN KLEINE GROEP ACCOUNTANTSKANTOREN UIT VIJF LANDEN. SINDSDIEN IS HET BEDRIJF SPECTACULAIR GEGROEID TOT EEN ONDERNEMING MET MEER DAN 55.000 MEDEWERKERS. BDO HEEFT RUIM 1200 KANTOREN IN ZO’N 150 LANDEN EN IS AANWEZIG IN ALLE GROTE ECONOMISCHE CENTRA VAN DE WERELD.
4 2thePOINT | #3 | 2014
Ann Celis
WAT MAAKT BDO ZO ANDERS? MARTIN VAN ROEKEL: “Technische uitmuntendheid is een gegeven. Grote, wereldwijde netwerken kunnen er allemaal hetzelfde uitzien: een goede, wereldwijde spreiding met een geloofwaardige aanwezigheid in de belangrijke landen. BDO doorstaat die test met glans. Even belangrijk is dat een netwerk een complete dienstverlening moet aanbieden. De voorbije jaren heeft BDO op grote schaal uitgebreid om alle audit-, accounting-, fiscale, juridische en adviserende diensten te kunnen aanbieden die onze klanten nodig hebben. Ik ben ervan overtuigd dat andere netwerken niet dezelfde ziens- en handelwijze hebben. Voor mij onderscheidt BDO zich op drie gebieden: relaties, cultuur en een voortreffelijke klantenservice. Het belangrijkste is echter hoe onze klanten ons ervaren. Onze sector draait om mensen en binnen BDO zijn onze medewerkers het belangrijkste. Het grote verschil is de uitstekende klantenservice die wij willen bieden, gecombineerd met een evenwichtige mix van een zakelijke en persoonlijke relatie, en dit binnen de regels van onze sector.” Een van de essentiële troeven van BDO is de samenwerking tussen de diverse “member firms” van de groep. BDOpartners in de hele wereld kennen elkaar goed. Die persoonlijke, op vertrouwen gebaseerde relatie tussen de BDO-partners effent de weg naar een nog efficiëntere en kwalitatieve
samenwerking over de grenzen heen. Dat is de BDO-cultuur: de bereidheid om elkaar te helpen en zodoende onze klanten te ondersteunen.
het netwerk zoals, bijvoorbeeld, vragen over conflicterende belangen, de herziening van prijsoffertes en aanbestedingen.
Elk land heeft zijn eigenheden, dus ook wat de relaties met de klanten betreft. Wanneer een klant internationaal advies vraagt aan een ander BDOkantoor, dan is het niet meer dan logisch dat hij steeds kan rekenen op een vergelijkbare aanpak en service, ongeacht het land.
MARTIN VAN ROEKEL: “De rol van de ILP is uitermate belangrijk. Door onze ‘best practices’ en ervaringen wereldwijd aan elkaar door te geven, kunnen wij ons serviceaanbod verder verbeteren en de aanpak op maat garanderen die onze klanten verdienen.”
Een voorbeeld: in België zijn klanten gewend aan een grote mate van betrokkenheid op Partnerniveau. Wanneer een Belgische klant internationaal advies nodig heeft en wordt doorverwezen naar een ander kantoor van onze groep, dan rekent hij op die zelfde betrokkenheid.
BERT KEGELS: “De economie speelt zich meer en meer op wereldschaal af. In het verleden kon een ondernemer zich beperken tot zijn nationale grondgebied, maar tegenwoordig is een internationale voetafdruk vaak een must. Als betrouwbare adviseur heeft BDO deze evolutie goed begrepen en daarom werken wij meer en meer grensoverschrijdend samen met de buitenlandse vestigingen van ons BDO-netwerk. Dit brengt uiteraard nieuwe uitdagingen met zich mee en vereist efficiënte structuren om in te spelen op internationale opdrachten, die steeds complexer worden. De ILP heeft tot taak om ervoor te zorgen dat wij de juiste knowhow inzetten om aan de behoeften van onze klanten tegemoet te komen.”
DE ROL VAN DE INTERNATIONAL LIAISON PARTNER Om deze aanpak op maat te garanderen, heeft elke BDO-land een eigen International Liaison Partner (ILP). De ILP is de katalysator tussen BDO België en de andere kantoren van het BDO-netwerk en hij heeft een dubbele taak. In zijn proactieve rol identificeert hij (internationale) projecten en opportuniteiten, waarbij hij klanten de noodzakelijke, grensoverschrijdende toegevoegde waarde én een uitzonderlijke klantenservice biedt. In zijn reactieve rol beantwoordt hij bovendien specifieke vragen vanuit
GEOGRAFISCHE ‘DESKS’ EN SECTOR GERELATEERDE SPECIALISMEN In elk land kan de ILP terugvallen op het sterke wereldwijde netwerk van BDO. Kennis en expertise worden ofwel opgebouwd rond zogenaamde
BDO-NIEUWSBRIEF 5
COVER STORY
«
De ILP moet ervoor zorgen dat wij de juiste knowhow inzetten om aan de behoeften van onze klanten tegemoet te komen. BERT KEGELS
geografische ‘desks’, die regionale knowhow groeperen, of rond bepaalde sector gerelateerde specialismen, zoals technologie en biowetenschappen, vastgoed enzovoort. De desks ondersteunen klanten die internationaal willen investeren/ uitbreiden, zowel inkomend als uitgaand. De ‘Nederlandse desk’ is een van de meest ervaren Belgische desks en kan meer dan 20 jaar grensoverschrijdende samenwerking en expertise tussen België en Nederland voorleggen. Daarnaast heeft BDO België ook uitstekende Duitse, Franse, UK- en US-desks. Ongeveer twee jaar geleden is ook een kleine maar dynamische Chinese desk opgestart, zodat klanten zeer eenvoudig de vele financiële (en culturele) verschillen tussen beide landen kunnen overbruggen. BERT KEGELS: “Naast de regionale aanpak werken wij ook met specialismen. Door de aanhoudende
6 2thePOINT | #3 | 2014
globalisering is een dieper inzicht in de activiteiten van onze klanten en in de specifieke uitdagingen en problemen waarmee hun sector geconfronteerd wordt, essentieel geworden. Met onze specialismen profiteren klanten die vaak dezelfde problemen hebben van onze multidisciplinaire expertise. Wij zorgen daarbij dat wij de marktontwikkelingen voorblijven, ongeacht om hoeveel verschillende rechtsgebieden het gaat. Alle BDO-teams gaan uit van hetzelfde principe: het delen van de ‘best practices’ en methodes. Specialismen zijn per definitie ook internationaal, aangezien ieder BDO-land erover beschikt en ze regelmatig wereldwijd tussen de specifieke sectorgroepen worden uitgewisseld. Een voorbeeld hiervan is de recente ontmoeting in Parijs van de BDO Technology & Life Sciences-groep, waarin ongeveer dertig landen en BDO-leden vertegenwoordigd zijn. BDO België staat sterk in de publieke sector, familiebedrijven, healthcare en real estate, maar het kantoor speelt ook een prominente rol op het vlak van Technologie en Life Sciences. BERT KEGELS: “Wanneer je de Belgische markt bekijkt, valt het grote aantal ‘life science’-bedrijven meteen op. De afgelopen jaren heeft de overheid de ontwikkeling van
»
een economisch microklimaat voor biowetenschappen gestimuleerd door ‘life science’- bedrijven een fiscaal aantrekkelijke context te bieden. Daarnaast is er de aanwezigheid van gereputeerde onderzoekscentra en wetenschappers en een actieve investeerdersgemeenschap van zgn. ‘serial entrepreneurs’ die de sector kennen en de opbrengst van vorige investeringen opnieuw investeren. Ook BDO maakt deel uit van deze Belgische biotechgemeenschap. Dit heeft deels te maken met onze lokale expertise binnen dit domein, maar voor een groot deel ook met onze mogelijkheid deze ondernemingen overal ter wereld te helpen met dezelfde partnerbetrokkenheid en sectorkennis die ze gewoon zijn van BDO België. Niet voor niets is biotech en technologie in het algemeen ook één van de sterkhouders van het internationale BDO-netwerk.”
Ann Celis
«
Onze sector draait om mensen en binnen BDO zijn onze medewerkers het belangrijkste. MARTIN VAN ROEKEL
»
DE TOEKOMST De markt voor professionele dienstverlening heeft meer veranderingen ondergaan in de afgelopen vijf jaar dan in de voorbije twee decennia. Een bepalende factor daarbij was de groeiende trend van grensoverschrijdende activiteiten, in combinatie met snel groeiende economieën (bijvoorbeeld de BRIClanden). Niettegenstaande de kritiek op de sector als gevolg van de recente financiële crisis, is een geloofwaardige, onafhankelijke garantie nog steeds een essentiële behoefte voor de efficiënte werking van de kapitaalmarkten. Het is duidelijk dat investeerders een uitbreiding van de rol van de bedrijfsrevisor vragen voor een ruimer inzicht in de onderneming, evenals garanties voor meer soorten informatie. De sector zal capaciteiten moeten ontwikkelen om aan deze eis tegemoet te komen, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van geïntegreerde rapportering. Afgezien van de auditsector zien we een groeiende behoefte aan gespecialiseerde expertise, vooral met betrekking tot btw, douane, transferpricing ... maar ook sectorspecifieke expertise wordt steeds belangrijker.
Wetende dat de twee toplocaties voor investeringen in 2013 China en de VS (onveranderd sinds 2011) waren, heeft BDO zich gericht op de ontwikkeling van onze Chinese vestiging en bijdragen geleverd aan de bredere uitbouw van de accountingsector in China. Sinds 2009 is onze aanwezigheid in China geëvolueerd van 1200 naar meer dan 8000 medewerkers. In de voorbije vijf jaar heeft BDO een uitzonderlijk stevige marktpositie verworven met een marktaandeel van ongeveer 10 %, waarbij we twee van “big 4” - firma’s achter ons lieten. Bovendien is BDO China sinds 2013 het eerste Chinese bedrijf dat een vertegenwoordiger heeft
in het wereldwijde bestuur van een internationaal accountingnetwerk, een benoeming die aangeeft hoe belangrijk China in het internationale BDOnetwerk is. n
MATERIALISE BELGISCH TECHNOLOGIEBEDRIJF EN KLANT VAN BDO Materialise is een toonaangevende leverancier van Additive Manufacturing Software en van gesofisticeerde 3D-printservices voor bedrijven in zeer uiteenlopende sectoren, waaronder de gezondheidszorg, de autosector, de luchten ruimtevaart, kunst en design, en deze van de consumptiegoederen. BERT KEGELS: “Zo’n tien jaar na Icos Vision, dat tegenwoordig ook klant is bij BDO, is Materialise op 25 juni met succes naar de NASDAQ beurs gegaan. BDO België, gesteund door het netwerk
in de VS en Europa, heeft het bedrijf in dit proces geholpen door het afgeven van een audit verslag met betrekking tot de geconsolideerde jaarrekeningen opgenomen in de prospectus. Materialise is een belangrijke klant van het BDO-netwerk en wij zullen in de nabije toekomst blijven optreden als hun auditor en adviseur. Dit is tevens een voorbeeld van het belang van een netwerk en het vermogen om op te treden als internationale en wereldwijde dienstverlener.” n
BDO-NIEUWSBRIEF 7
CORPORATE FINANCE
worden. Het is ten slotte alweer vijf jaar geleden dat de financiële crisis uitbrak en historische patronen leken te wijzen op een beslissende stijging wereldwijd. Dat is er niet echt van gekomen, hoewel de vooruitzichten over het algemeen voorzichtig positief bleven.
DE M&A-MARKT AAN DE HORIZON
BEGIN 2014 STARTTE DE ADVIESCOMMISSIE VAN BDO INTERNATIONAL MET DE PUBLICATIE ‘HORIZONS’, DIE IEDER KWARTAAL EEN OVERZICHT GEEFT VAN DE WERELDWIJDE MIDDENMARKT VOOR M&A. DEZE PUBLICATIE ANALYSEERT OP KWARTAALBASIS DE TRANSACTIES OP DE GLOBALE MIDDENMARKT EN NEEMT EEN AANTAL BELANGRIJKE REGIO’S IN DE HELE WERELD ONDER DE LOEP. OP EEN OVERZICHTELIJKE MANIER GEEFT HORIZONS EEN SATELLIETVISIE OP HOE DE M&A-MARKT EVOLUEERT EN HELPT HET DE LEZER ZICH EEN BEELD TE VORMEN VAN DE KOERS DIE ZE BLIJKBAAR ZAL VOLGEN.
Experts komen aan het woord en geven commentaar op recente trends, terwijl het blad ook voorspellingen voor het komende jaar en de verwachtingen voor de sector geeft. Daarnaast bevat het een barometer die de meest actieve sectoren voor bedrijfsverkopen voorspelt. Horizons verschaft kopers, verkopers, M&A-professionals en iedereen die geïnteresseerd is in de M&A-markt waardevolle inzichten in waarom en waar investeringen gedaan worden. Hierna vindt u een overzicht van de essentiële elementen en bevindingen uit de eerste twee edities van 2014.
M&A: DE ACTIVITEITEN VAN 2013 Wijdverbreid werd gehoopt dat 2013 een historisch jaar voor M&A zou
8 2thePOINT | #3 | 2014
ALGEMEEN OVERZICHT Om te begrijpen hoe de markt er nu precies voor staat, moeten we even terug in de tijd. In 2009 was het volume van de M&A-middenmarkt gedaald tot 5047 transacties op wereldschaal. In 2013 werden er daarentegen 6356 transacties afgesloten, het hoogste aantal sinds 2008. Dit toont de algemene positieve verschuiving van de afgelopen jaren, die naar verwachting zal aanhouden. Het transactievolume over deze periode is ook gestegen, hoewel de cijfers van het vorig jaar, in de vergelijking op jaarbasis, nog onder het niveau van 2011 lagen. Het herstel verloopt dus gestaag, maar niet vlot. Het laatste kwartaal van 2013 was voor de middenmarkt bijzonder goed met overtroffen groeiverwachtingen en het hoogste aantal transacties sinds Q2 2008 (met een totale waarde van 163 miljoen USD). Het gemiddelde volume per transactie bedroeg met 93 miljoen USD 11,5% meer, vergeleken met dezelfde periode.
SECTORALE EN GEOGRAFISCHE TRENDS Sommige regio’s en sectoren hadden in 2013 een erg goed jaar, maar in andere gebieden was de situatie
Benoît Nicolay
«
Als we de voorspellingen mogen geloven, zal 2014 een bijzonder actief jaar worden voor TMT, farma, medische en biotechnologie, financiële diensten en energie.
»
‘Horizons’ bevat diverse barometers van verwachte transactiestromen. Deze zijn gebaseerd op bedrijven die te koop staan en verschaffen inzicht in de marktvooruitzichten voor de komende maanden. De tabel hieronder toont de wereldwijde barometer per Q2 2014, met een gedetailleerde kijk op de marktopportuniteiten en de potentiële marktevolutie in de komende maanden.
Energy, Mining & Utilities
Consumer
business services
Financial services
Pharma, Medical & Biotech
leisure
TOTAL
Verrassend genoeg daalde het volume van buy-outs van private aandelen met 10% ten opzichte van vorig jaar. De transactiewaarde bleef over het algemeen constant.
TMT
Noord-Amerika noteerde een goed vierde kwartaal met een stijging van het aantal transacties van 10% vergeleken met Q3, wat echter nog altijd minder is dan Q4 2012. De Chinese M&A-markt scoorde het hoogste groeicijfer wereldwijd, zowel qua aantal transacties als het totale volume ervan. Bovendien kwam een groot deel hiervan op rekening van belangrijke transacties aan het eind van het jaar. Verrassender is echter het aarzelende, maar niettemin groeiende herstel bij de transacties in Zuid-Europa. Dit bleek het duidelijkst in Q4, waarin het hoogste aantal transacties werd genoteerd sinds Q3 2008. Ondertussen hebben de zorgen over de Indiase economie de M&A-middenmarkt verstoord, waardoor het aantal transacties met 15% daalde. Het transactievolume bleef echter constant. De meeste regio’s hebben zodoende een positieve bijdrage geleverd aan de stijging van het aantal transacties op de M&A-middenmarkt, met als grootste spelers China, Japan, Zuid-Europa en het Verenigd Koninkrijk. Daar staat tegenover dat DACH (Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland), de Benelux en LatijnsAmerika onder hun cijfers van 2012 bleven.
BLIK VOORUIT
Bij het afsluiten van transacties in Q1 2014 ging het om een bedrag van in totaal 133 miljard USD. Dit is dan ook het beste openingskwartaal sinds 2008. Het wereldwijde volume steeg tot 1493 transacties, wat 4,6% meer is dan in hetzelfde kwartaal van vorig jaar, terwijl de transactiewaarde met 13,3% zelfs nog meer steeg.
Industrials & Chemicals
minder rooskleurig. Hier volgt een overzicht van de pieken en de dalen.
North America
481
705
581
326
366
340
439
147
3,385
China
409
143
117
141
72
56
61
65
1,064
CEE & CIS
269
108
105
143
121
106
46
58
956
Southern Europe
148
109
68
155
81
63
25
41
690
Australasia
85
46
196
54
100
44
58
20
603
India
119
91
29
63
84
69
73
23
551
Latin Amercica
85
68
76
104
78
31
27
25
494
UK & Ireland
69
66
72
68
66
56
21
35
453
South East Asia
113
43
77
55
57
44
32
14
435
DACH
120
70
20
61
42
28
39
16
396
Other Asia
155
50
24
37
29
39
17
26
377
Japan
90
74
13
46
54
15
17
21
330
EERSTE KWARTAAL 2014
Nordics
64
41
26
40
32
15
27
6
251
Benelux
67
42
22
41
35
22
15
6
250
Na een zeer matig 2013, dat op zijn best sporadisch positief te noemen was, trekt de wereldwijde M&Amiddenmarkt dit jaar opnieuw aan.
Africa
54
14
80
15
6
19
5
7
199
Middle East
41
49
19
17
16
16
16
2
179
2,369
1,719
1,525
1,366
1,239
966
917
512
10,613
TOTAL
BDO-NIEUWSBRIEF 9
CORPORATE FINANCE
Benoît Nicolay
het volgend jaar zou het gestegen prijsniveau voor M&A echter een probleem kunnen zijn. Hoge waarderingen zouden kunnen leiden tot aanpassingen op de internationale effectenbeurzen, met een negatieve kettingreactie op het vlak van M&Aactiviteiten als gevolg.
MARKTVOORUITZICHTEN Na verscheidene jaren van betrekkelijk lage marktactiviteit, vragen de marktspelers zich wellicht af of 2014 de heropleving zal brengen waar de M&A-middenmarkt al zo lang naar uitkijkt. Er zijn bemoedigende tekenen die aangeven dat het een beter jaar zal worden dan 2013. Ten eerste zijn er de lagere kosten en de grotere beschikbaarheid van schulden, en ten tweede is er meer bedrijfskapitaal en meer kapitaalreserves. De voornaamste katalysator voor transacties in 2014 zijn ongetwijfeld de reserves aan liquiditeiten, gevolgd door het versterkte consumentenvertrouwen, opportuniteiten op opkomende markten en de beschikbaarheid van gunstige kredietvoorwaarden, die te danken zijn aan de toegenomen leningsactiviteiten van de banken. Verwacht wordt dat de groei in diverse grote economieën, zoals de USA, Duitsland, China en het Verenigd Koninkrijk, dit jaar groter
10 2thePOINT | #3 | 2014
zal zijn. Het gevoel heerst dat de M&A-activiteiten momenteel achterblijven op de algemene positieve stemming, maar dat ze die achterstand zullen goedmaken. Hoge aandelenwaarderingen (zoals we die nu zien) zijn in het verleden altijd hand in hand gegaan met een sterke M&A-activiteit, dus alle essentiële ingrediënten zijn voorhanden. Daarnaast is de middenmarkt minder beïnvloed door de daling van het aantal ‘megatransacties’ in de afgelopen jaren. Als we de voorspellingen mogen geloven, zal 2014 een bijzonder actief jaar worden voor Technology, Media, Telecom (TMT), farma, medische en biotechnologie, financiële diensten en energie. In het bijzonder private aandelenfondsen schijnen nu over evenveel financiële vuurkracht te beschikken als in de onstuimige dagen van 2007, dus in 2014 zouden deze een veel actievere rol moeten spelen. Sommige financiële instellingen kunnen echter gefocust blijven op het naleven van de reglementeringen in plaats van op transacties. Voor
Over het algemeen zien we een positieve trend met lage rentevoeten, een grote beschikbaarheid van schulden en bedrijven die solide reserves aan liquiditeiten en een meestal gezonde kapitaalstructuur hebben, wat allemaal zou moeten helpen om de wereldwijde M&Amarkt te stimuleren. Er blijven echter altijd economische en geopolitieke risico’s die deze mooie vooruitzichten kunnen verstoren. Veel bedrijven beschouwen economische en politieke onzekerheid als een hindernis die investeren onmogelijk maakt. n Voor meer informatie : Neem contact op met de collega’s van corporate finance :
[email protected]
BENT U GEÏNTERESSEERD IN VERDERE INZICHTEN IN SPECIFIEKE MARKTEN OF SECTOREN? De publicaties zijn beschikbaar via de volgende link: www.bdohorizons.com. Aarzel niet om u te registreren om de volgende edities van ‘Horizons’ te ontvangen.
TAX
Tine Slaedts - Caroline Meirte
HET BEPS-ACTIEPLAN: EEN TUSSENTIJDSE EVALUATIE MET BLIK OP DE TOEKOMST
HET IS NU RUIM EEN JAAR GELEDEN DAT DE OESO HAAR ACTIEPLAN OVER BASE EROSION AND PROFIT SHIFTING (“BEPS”) HEEFT VOORGESTELD. HET ACTIEPLAN BEVAT 15 STAPPEN DIE BELASTINGEROSIE EN WINSTVERSCHUIVINGEN MOETEN BESTRIJDEN EN IS ZEER AMBITIEUS. DE VRAAG RIJST DAN OOK OF DE EERSTE WERKZAAMHEDEN VAN 2013-2014 HUN DOELSTELLING HEBBEN BEREIKT, EN IN HOEVERRE DE OESO DE VOOROPGESTELDE DEADLINE VAN DECEMBER 2015 ZAL KUNNEN HALEN. TOT SLOT WORDEN ENKELE CONCRETE AANBEVELINGEN GEFORMULEERD OM OP ADEQUATE WIJZE TE ANTICIPEREN OP HET AANGEKONDIGD VERSTRENGD TOEZICHT OP FISCALE PLANNING EN TRANSFER PRICING.
OVERZICHT VAN DE HUIDIGE VOORSTELLEN De OESO maakte op 16 september 2014 tijdens een live webcast een voorlopige stand van zaken bekend met betrekking tot het BEPS-actieplan. Dat de OESO al na één jaar voor zeven van de vijftien actiepunten
tussenresultaten kan rapporteren, geeft aan dat grote stappen zijn gezet en dat zij op schema zitten. Hieronder volgt een overzicht van de reeds ontstane consensus die bepalend zal zijn voor de verdere afwikkeling van de werkzaamheden in 2014 en 2015.
COHERENCE
SUBSTANCE
TRANSPARENCY
Hybrid Mismatch Arrangements (2)
Preventing Tax Treaty Abuse (6)
Methodologies and Data Analysis (11)
Interest Deductions (4)
Avoidance of PE Status (7)
Disclosure Rules (12)
CFC Rules (3)
TP Aspects of Intangibles (8)
TP Documentation (13)
Harmful Tax Practices (5)
TP/Risk and Capital (9) TP/High Risk transactions (10)
Dispute Resolution (14)
Digital Economy (1) Multilateral Instrument (15)
BDO-NIEUWSBRIEF 11
TAX
Digitale economie (“Actiepunt 1”) Het finale rapport van 16 september 2014 legt de krijtlijnen voor een betere toepassing van fiscale regels op e-commerce transacties vast. Naast de vraag in welke omstandigheden e-commerce activiteiten kunnen leiden tot het bestaan van een vaste inrichting wordt de aandacht gevestigd op de winstallocatie van inkomsten uit de terbeschikkingstelling van gegevens, de kwalificatie van betalingen bij e-commerce transacties, CFC-regels, de btw-vrijstelling voor invoer van goederen met lage waarde, en de toename van dienstverleningen naar consumenten zonder of met verminderde btw-heffing. Een belangrijke conclusie is dat de digitale economie geen afzonderlijk onderdeel is van onze economie. Voor zover de beschreven BEPS-problemen voor de directe belastingen problemen oproepen, zullen zij verder worden aangepakt via de overige veertien actiepunten. De opties die momenteel worden onderhandeld zijn onder meer een bronheffing op digitale transacties, een aanknopingspunt voor vaste inrichtingen op basis van ‘beduidende digitale aanwezigheid’, een virtuele vaste inrichting, een herziening van de vrijstellingen onder artikel 5 OESOModelverdrag, een verlaagde drempel voor de hoger vermelde btw-vrijstelling, en een verschuiving van de btw-plicht van het land van vestiging naar het land van verbruik. Hierover is echter nog meer discussie nodig, zodat dit actiepunt niet eerder dan in december 2015 definitief zal kunnen worden afgerond. Hybride financieringsstructuren (“Actiepunt 2”) De OESO streeft verder naar de vaststelling van bepalingen in het OESOModelverdrag en van aanbevelingen om situaties te voorkomen waarbij door gebruik van hybride entiteiten en hybride instrumenten betalingen dubbel worden afgetrokken (“double deduction structures”), een aftrek ontstaat zonder dat daar een compenserende heffing tegenover staat (“deduction/ no inclusion structures”) of er misbruik
12 2thePOINT | #3 | 2014
van belastingaanspraken plaatsvindt. De aanpak van de OESO is tweeledig en richt zich respectievelijk naar het nationaal recht en naar belastingverdragen. Een eerste luik is gericht op nationaal recht en bevat een aantal voorbeelden van “hybrid mismatch arrangements” (zoals hybride financiële instrumenten, hybride entiteiten en “reverse hybrids”) aan de hand waarvan het gebruik van “linking rules” wordt voorgesteld waardoor de behandeling van de financiële vergoeding afhankelijk wordt gemaakt van de corresponderende behandeling in het buitenland. Het tweede luik viseert belastingplichtigen met een dubbele vestigingsplaats en transparante entiteiten. De OESO stelt voor om een “corporate tie breaker”- bepaling op te nemen in belastingverdragen die gebaseerd is op de onderlinge overlegprocedure (in plaats van de “plaats van effectieve leiding”), en om de OESO-Commentaren verder uit te werken op basis van het OESO Partnership rapport. De concrete uitwerking van alle regels vergt nog bijkomend overleg, zodat pas in september 2015 de precieze vormgeving van de antihybride regels bekend zal worden. Schadelijke belastingconcurrentie (“Actiepunt 5”) Actiepunt 5 bouwt voornamelijk voort op eerdere OESO-evaluatierapporten inzake belastingparadijzen en gunstregimes, en op de toetsingscriteria die in dit verband werden uitgewerkt. De bedoeling is nu strengere substantie en transparantie voorwaarden op te leggen aan lidstaten om belastingerosie en winstverschuivingen efficiënter te kunnen bestrijden. Dit omvat meer bepaald de verplichte uitwisseling van rulings inzake preferentiële regimes, en de totstandbrenging van een substantiecriterium voor preferentiële regimes die erop zijn gericht internationale kapitaalstromen aan te trekken. Het tussentijds rapport van 16 september 2014 legt alvast het raamwerk vast op basis waarvan de informatie-uitwisseling in dergelijke gevallen zal plaatsvinden. Het opzet van de besprekingen die de komende jaren zullen worden gevoerd is drieledig en bestaat respectievelijk uit
het nazicht van de huidige regels inzake schadelijke belastingconcurrentie, de uitbreiding van het toepassingsgebied naar niet-OESO landen en de herziening van de huidige criteria. Verdragsmisbruik (“Actiepunt 6”) Om dubbele niet-belasting en andere vormen van verdragsmisbruik tegen te gaan wordt een drieledige aanpak voorgesteld: i) nieuwe antimisbruikbepalingen in belastingverdragen en nationale wetgeving, ii) een preambule waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de voorkoming van belastingfraude en –ontwijking een verdragsdoelstelling is, en iii) een versterkt binnenlands verdragsbeleid. De voorgestelde antimisbruikbepalingen zijn onder meer een “limitation on benefits”bepaling, een “main purpose”-test, een “corporate tie breaker” op basis van de onderlinge overlegprocedure, een “saving clause”-bepaling, en specifieke antimisbruikbepalingen voor deelnemingsdividenden, vaste inrichtingen in derde staten en meerwaarden op aandelen van patrimoniumvennootschappen. Het rapport van 16 september 2014 is echter nog niet finaal en legt voorlopig enkel een “minimumstandaard” op inzake verdragsmisbruik dat in een volgende fase nog verder zal moeten worden verfijnd en uitgewerkt. Transfer pricing en immateriële activa (“Actiepunt 8”) De OESO verschuift de focus naar waardecreatie en wil minder de nadruk leggen op de juridische eigendom en de contractuele allocaties. De praktijk zal dus veel meer aandacht moeten besteden aan de functies die partijen opnemen en de bijdragen die ze leveren. Dit om een willekeurige allocatie van inkomsten, waarbij deze worden gescheiden van de relevante functionaliteit (waardecreatie), te voorkomen. Andere discussiepunten die werden opgenomen hebben onder meer betrekking op aankopen binnen groepsverband, interne
Tine Slaedts - Caroline Meirte
herverzekeringsactiviteiten, het gebruik van een bedrijfsnaam, overdracht van personeel, kostenbesparingen in een low-cost regio, onbeschermde immateriële vaste activa, het gebruik van waarderingsmethodes, en de toepassing van de “profit split”- methode. Het rapport bevat verder 33 voorbeelden die de voorgestelde richtlijnen praktisch illustreren. Omwille van de nauwe samenhang van dit actiepunt met de discussie rond moeilijk te waarderen “intangibles”, risicoallocatie en herkwalificatie van transacties (actiepunten 8, 9 en 10), is de finalisering van dit project uitgesteld in afwachting van de vaststellingen die zullen worden bekomen op grond van laatstgenoemde discussies. Transfer pricing documentatie (“Actiepunt 13”) De OESO wil nieuwe transfer pricing documentatie verplichtingen vastleggen die een globaal beeld van de “supply chain” van multinationale ondernemingen in kaart kan brengen - “Country by Country Reporting”. De focus ligt opnieuw op waardecreatie en onderschrijft verder het belang van transparantie als instrument voor belastingdiensten om BEPS tegen te gaan. Het model in het rapport van 16 september 2014 schrijft een landenspecifieke rapportageverplichting voor met betrekking tot de plaats van effectieve leiding, de activiteiten, de omzet, de winst voor belasting, de betaalde belastingen en bronheffingen, het eigen vermogen, het aantal werknemers, en de vaste activa. Daarnaast wordt voorgesteld de passages over verrekenprijsdocumentatie in de “OECD Transfer Pricing Guidelines” aan te passen. In het komende jaar zal worden gewerkt aan de implementatie van deze maatregelen, met bijzondere aandacht voor de vertrouwelijkheid van de opgevraagde informatie. Multilaterale instrumenten (“Actiepunt 15”) Het BEPS-project is gegroeid vanuit de overtuiging dat op internationaal niveau
meer coördinatie en harmonisatie nodig is. In het verlengde van deze vaststelling wordt momenteel gestreefd naar een multilateraal, juridisch bindend instrument waaronder de verschillende BEPSaanbevelingen rechtstreeks kunnen worden geïmplementeerd.. Het rapport van 16 september 2014 is een finale weergave van de mogelijke publiek- en fiscaalrechtelijke knelpunten die kunnen ontstaan, en concludeert dat een multilateraal instrument niet alleen wenselijk is maar ook haalbaar. De onderhandelingen voor een dergelijk instrument zullen wellicht aanvangen in 2015.
BEPS-AGENDA VOOR DE KOMENDE JAREN De globale inschatting van de OESO is dat de overige actiepunten tussen september 2014 en december 2015 zullen worden voltooid. Het wordt vooral uitkijken naar 2016 en de daarop volgende jaren omdat de inhoud van de rapporten niet concreet is en wellicht nog bijkomend internrechtelijk onderzoek en politiek overleg vergt vooraleer rechtstreekse implementatie in België mogelijk wordt.
AANBEVELINGEN OP KORTE EN MIDDELLANGE TERMIJN Gezien de kruissnelheid waarmee het BEPS-actieplan op gang is getrokken, is
het belangrijk om nu al te anticiperen op de geplande maatregelen. In principe dient elke huidige of voorgestelde fiscale strategie en transfer pricing politiek volledig te worden doorgelicht om na te gaan of de toets van het BEPSactieplan wordt doorstaan. Dit vergt onder meer de continue opvolging van OESO-ontwikkelingen, een risicoanalyse op basis van de in de discussierapporten voorgestelde risico-indicatoren, de voorbereiding van documentatie en argumentatie voor de onderbouw van het gevoerde fiscaal beleid, enz. Het BEPS-tijdperk biedt ondernemingen anderzijds de kans om een centrale plaats te schenken aan “waardecreatie”, de rode draad doorheen het project, en reikt daarnaast voor het eerst concrete richtlijnen aan om te sleutelen aan een efficiënter fiscaal risicobeheer. In die zin is de geplande hervorming niet noodzakelijk een bedreiging, maar eerder een opportuniteit om de interne operationele structuur en het fiscaal risicobeheer verder te optimaliseren. Tenslotte, geven deze ontwikkelingen aan dat de taxfunctie gewijzigd is en tax managers van in het begin mee betrokken dienen te zijn in het nemen van bedrijfsbeslissingen. n Voor meer informatie: Neem contact op met de collega’s van Tax:
[email protected]
BEPS-AGENDA VOOR DE KOMENDE JAREN SEPTEMBER 2014 SEPTEMBER 2015 • Digitale economie • Hybride structuren • Schadelijke belastingconcurrentie – evaluatie regimes • Verdragsmisbruik • TP: intangibles voorontwerp • TP documentatie • Multilaterale instrument - rapport
DECEMBER 2015
2016 - ...
• CFC regels • TP: interestaftrek • Monitoring • Interestaftrek • Schadelijke belas• Identificatie/uitvoe• Schadelijke tingconcurrentie – ring van bijkomende belastingconcurnieuwe criteria acties rentie – uitbreiding • Multilaterale instrutoepassingsgebied menten • Vaste inrichting • TP: intangibles – finaal ontwerp • TP: risico en kapitaal • TP: andere • Methodes en analyse data • Publicatie planning • Onderling overleg
BDO-NIEUWSBRIEF 13
FAQ
FAQ’S VASTE INRICHTING
ZAKEN DOEN IN BELGIË ALS BUITENLANDSE ONDERNEMING KAN VELE VORMEN AANNEMEN. EEN BREDE WAAIER BIEDT ZICH AAN VAN DE AANWERVING VAN EEN LOKALE (VERKOOPS)VERANTWOORDELIJKE, DE OPENING VAN EEN KANTOOR TOT DE OPRICHTING VAN EEN LOKALE DOCHTERVENNOOTSCHAP. ONDERNEMINGEN ZIJN ER ZICH VAAK NIET VAN BEWUST DAT HUN, SOMS VRIJ BEPERKTE, AANWEZIGHEID IN BELGIË EEN BELASTBARE VASTE INRICHTING KAN VORMEN. GEVOLG HIERVAN IS DAT HET RESULTAAT GEREALISEERD DOOR MIDDEL VAN DE VASTE INRICHTING BELASTBAAR WORDT IN BELGIË TERWIJL DIT OOK BELAST WORDT IN HET BUITENLAND. AAN DE HAND VAN ENKELE VEEL GESTELDE VRAGEN LICHTEN WIJ DE VASTE INRICHTING PROBLEMATIEK TOE.
14 2thePOINT | #3 | 2014
WANNEER BESCHIKT EEN BUITENLANDSE ONDERNEMING OVER EEN BELGISCHE INRICHTING? Een “Belgische inrichting” heb je volgens de Belgische fiscale wetgeving al van zodra hier een “vaste” bedrijfsinrichting is waarmee de beroepswerkzaamheden van een buitenlandse onderneming worden uitgeoefend. Typische voorbeelden van een Belgische inrichting zijn allerlei vormen van materiële aanwezigheid zoals een kantoor, een fabriek, een bouwof constructiewerk (met een looptijd van minstens 30 dagen), een opslagplaats of een goederenvoorraad. Ook personele aanwezigheid onder de vorm van een vertegenwoordiger die optreedt voor de buitenlandse onderneming in België vormt een Belgische inrichting, ook al heeft deze geen machtiging om de buitenlandse onderneming te verbinden. Maar ook buitenlandse ondernemingen die hun personeel inschakelen om gedurende een bepaalde periode in België louter diensten te verstrekken voor een Belgische klant moeten opletten. Wanneer de duurtijd van het project een periode van 30 dagen overschrijdt in een periode van 12 maanden is er sprake van een Belgische inrichting. In dit geval spreekt men over het begrip “diensten vaste inrichting”.
Liesbeth Broeckx - Bart Caers
GEEFT DE AANWEZIGHEID VAN EEN BELGISCHE INRICHTING STEEDS AANLEIDING TOT BELASTBAARHEID VAN DE BUITENLANDSE ONDERNEMING IN BELGIË? De aanwezigheid van een Belgische inrichting geeft nog niet noodzakelijk aanleiding tot belastbaarheid van de buitenlandse onderneming in België. Wanneer er sprake is van een belastbare inrichting gebruikt men het begrip “vaste inrichting”.
erin opgenomen bepalingen inzake het concept “vaste inrichting” kunnen verschillen vertonen.
Het fiscale begrip “vaste inrichting” ingeschreven in de door België afgesloten dubbelbelastingverdragen is zeer belangrijk omdat dit bepaalt of de buitenlandse onderneming met activiteiten in België ook effectief belastbaar is in België. Dubbelbelastingverdragen zijn namelijk van een hogere rechtsorde dan de Belgische fiscale wetgeving.
Een typisch voorbeeld van een vaste inrichting in België is een buitenlandse onderneming die een kantoor of een andere werkplaats opent in België of een vertegenwoordiger of agent heeft op de Belgische markt en die een ruime onderhandelingsmarge heeft om hier contracten te onderhandelen en/of te ondertekenen namens de buitenlandse onderneming. Via de materiële of personele aanwezigheid moet bovendien de eigenlijke ‘core business’ van de buitenlandse onderneming te worden verricht.
België heeft verdragen met circa 90 landen waaronder alle Europese landen met uitzondering van een aantal belastingparadijzen zoals Jersey, Guernsey enz. Het dubbelbelastingverdrag wordt geval per geval geanalyseerd om te besluiten of er al dan niet sprake is van een vaste inrichting, want de
Voor bouw- en constructiewerkzaamheden voorzien dubbelbelastingverdragen vaak in een langere periode vooraleer de buitenlandse onderneming belastbaar wordt in België. Op basis van het met België gesloten dubbelbelastingverdrag is een Franse onderneming
belastbaar in België wanneer de duurtijd van haar Belgische werf 6 maanden overschrijdt, terwijl een Nederlandse onderneming dat maar is bij een werf van meer dan 12 maanden. Van een belastbare “diensten vaste inrichting” in België kan in de praktijk maar sprake zijn wanneer ook het dubbelbelastingverdrag dat België heeft gesloten met het land van vestiging van de buitenlandse onderneming in dit begrip voorziet. Dit is momenteel beperkt tot een aantal landen zoals China, Albanië, Chili, Argentinië, Singapore, Rwanda en Tsjechië. Is de buitenlandse onderneming gevestigd in een land zonder dubbelbelastingverdrag met België dan gelden deze vaak soepelere regels niet en is er belastbaarheid in België wanneer ze een Belgische inrichting aanhoudt zoals eerder beschreven.
BDO-NIEUWSBRIEF 15
FAQ
WAT ZIJN DE MOGELIJKHEDEN VOOR EEN BUITENLANDSE ONDERNEMING OM (EERSTE) STAPPEN OP DE BELGISCHE MARKT TE ZETTEN ZONDER DAT DIT AANLEIDING GEEFT TOT BELASTBAARHEID IN BELGIË? Een buitenlandse onderneming kan beroep doen op een zelfstandige externe partner zoals een Belgische distributeur, commissionair of agent. Deze is namelijk vertrouwd met de Belgische gebruiken en vormt op deze manier de toegangspoort tot de Belgische markt. Soms wordt deze taak ook toegewezen aan een Belgische groepsvennootschap. De externe partner wordt niet als een vaste inrichting beschouwd wanneer hij zowel economisch als juridisch zelfstandig werkt (handelt in eigen naam, op eigen risico en zonder tussenkomst van de buitenlandse vennootschap) en handelt in de normale uitoefening van zijn activiteit (van onafhankelijk tussenpersoon). Goede afspraken op dat gebied zijn enorm belangrijk. Het risico bestaat namelijk dat de Belgische partner als een vaste inrichting van de buitenlandse onderneming wordt aanzien door de fiscus. Dit is bvb. het geval wanneer hij juridisch en economisch afhankelijk is en in België contracten onderhandelt en/of ondertekent die de buitenlandse onderneming verbinden. Dergelijk risico bestaat vooral in geval van samenwerking met een agent (in mindere mate met een commissionair). Wanneer de activiteiten die worden verricht in België door middel van
16 2thePOINT | #3 | 2014
lokale aanwezigheid (vb. zelfstandig agent, werknemer of kantoor) beperkt zijn tot werkzaamheden van voorbereidende of ondersteunende aard en niet de ‘core business’, zal er ook geen sprake zijn van een vaste inrichting. Zo beschikt een buitenlandse onderneming die in België louter een goederenvoorraad of een showroom heeft niet over een vaste inrichting in België. Ook een representatiekantoor of een werknemer in België, belast met beperkte taken, zoals het verzamelen van marktinformatie, klachten opnemen, verstrekken van productinformatie aan klanten, promotie voeren, enz.), vormt geen vaste inrichting. Deze uitzondering geldt enkel wanneer België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten met het land van vestiging van de buitenlandse onderneming dat erin voorziet dat deze werkzaamheden niet als belastbaar worden aanzien (zgn. negatieve bepalingen). Is er geen dubbelbelastingverdrag, dan zijn opnieuw de bepalingen van het Belgisch intern recht van toepassing dat deze uitzondering niet voorziet voor voorbereidende of ondersteunende activiteiten.
Liesbeth Broeckx - Bart Caers
MET WELKE FISCALE FORMALITEITEN MOET DE BUITENLANDSE ONDERNEMING MET EEN VASTE INRICHTING IN BELGIË REKENING HOUDEN? Heeft de buitenlandse onderneming een vaste inrichting in België, dan moet zij jaarlijks een fiscale aangifte indienen. In deze aangifte geeft zij het resultaat aan dat werd gerealiseerd door tussenkomst van de inrichting. Een correcte allocatie van inkomsten aan de vaste inrichting op basis van haar functies en risico’s is hierbij van belang om discussies met de buitenlandse en Belgische fiscus te vermijden. De buitenlandse onderneming moet steeds in haar land van vestiging nagaan of en op welke wijze zij ontheffing kan krijgen van het in België belaste resultaat. Daarnaast gaat een buitenlandse onderneming met een vaste inrichting in België ook best na wat de gevolgen zijn op vlak van btw. Relevante elementen hierbij zijn de navraag naar btw-behandeling van de in België verrichte transacties en de verplicht na te leven btw-formaliteiten (zoals de aanvraag van een btw-identificatienummer of periodieke aangifteformaliteiten). Veel hangt af van het feit of de buitenlandse onderneming een vaste inrichting voor btw-doeleinden heeft in België. Deze voorwaarden zijn uitgebreider en vereisen de aanwezigheid van een kantoor, werkplaats … , van een persoon die de buitenlandse onderneming kan verbinden alsook de levering van goederen of diensten in België. Wordt Belgisch personeel aangeworven of vanuit de buitenlandse onderneming gedetacheerd naar België, moet de onderneming ook rekening houden met de daaraan verbonden fiscale verplichtingen (o.a. van opmaak van payroll tot inhouding van bedrijfsvoorheffing). Is er een vaste inrichting, dan is de gedetacheerde werknemer vanaf zijn eerste dag belastbaar in België en moet er aldus bedrijfsvoorheffing worden ingehouden op zijn salaris (net zoals bij een Belgische werknemer). Voor meer informatie: Neem contact op met de collega’s van Tax:
[email protected]
BDO-NIEUWSBRIEF 17
TAX
OP 1 JANUARI 2015 IS ER OPNIEUW EEN WETSWIJZIGING OP HET GEBIED VAN BTW. NA DE WIJZIGINGEN IN DE VOORBIJE JAREN IN DE PLAATSBEPALINGSREGELS OM DE HEFFINGSBEVOEGDHEID TE BEPALEN, VOORNAMELIJK IN B2B SITUATIES, KOMEN DE (VOORLOPIG?) FINALE PLAATSBEPALINGSREGELS IN ‘BUSINESS-TO-CONSUMER’SITUATIES (B2C) AAN DE BEURT.
PLAATS VAN DE DIENST WIJZIGT Wanneer we spreken over B2Csituaties, zijn de consumenten ofwel niet-belastingplichtige partijen ofwel rechtspersonen die niet btw-plichtig zijn en derhalve niet voor btwdoeleinden geregistreerd zijn (vb. overheidsorganismen, gemeenten, …). Voor deze consumenten voorzien de huidige plaatsbepalingsregels
18 2thePOINT | #3 | 2014
dat, indien ze in de Europese Unie woonachtig zijn (of gebruikelijk verblijven), respectievelijk gevestigd zijn en beleverd worden door belastingplichtige EU ondernemers van elektronische diensten, telecommunicatiediensten of radioen televisie-omroepdiensten, deze diensten voor btw-doeleinden plaats vinden daar waar de ondernemer gevestigd is. Op vandaag moet een ondernemer voor de levering van voornoemde diensten btw aanrekenen
van en afdragen aan de lidstaat waar hij is gevestigd, ongeacht de lidstaat waar de consument is gelokaliseerd. Vanaf 1 januari 2015 zullen alle elektronische diensten, telecommunicatiediensten en radio-en televisie-omroepdiensten voor btw plaats vinden daar waar de, al dan niet belastingplichtige, consument gevestigd (of woonachtig of verblijvend) is. EU-ondernemers zullen vanaf dan dus in B2C-situaties, net zoals nu reeds het geval is wanneer de dienstverrichter of klant buiten de EU is gevestigd, steeds de btw moeten aanrekenen van de lidstaat van vestiging of verblijf van de consument.
PRAKTIJK BERUST OP VERMOEDENS In de praktijk betekent het dat de afname van bijvoorbeeld downloads,
Katrijn De Naeyer
MINI ONE STOP SHOP VOOR EU-ONDERNEMERS KOMT MET RASSE SCHREDEN NADERBIJ e-software, internettoegang, online abonnementen voor kranten, tijdschriften, databases… meestal zal plaats vinden daar waar deze dienst wordt afgenomen. Europese richtlijnen laten toe een vermoeden in te bouwen bij het bepalen van de plaats van de dienst, teneinde ondernemers niet te belasten met complexe controlemechanismen om de correcte plaats vast te stellen voor btw-doeleinden. Een telecom of e-service provider mag er bijvoorbeeld volgens deze Europese richtlijnen van uit gaan dat zijn EU-klant de status van ‘niet-belastingplichtige’ heeft wanneer deze klant hem zijn EU btwidentificatienummer niet meedeelt. Ondanks de vermoedens die een onder nemer mag aanwenden, wordt de ondernemer nog steeds verondersteld bewijsstukken bij te houden; bij discussies met de belastingadministratie moet de ondernemer aan de hand van meerdere bewijsstukken dan ook kunnen aantonen dat de plaats van de dienst correct en getrouw bepaald is. Facturering- en bankgegevens, IP adressen e.d.… komen in aanmerking om dergelijk bewijs te leveren.
MOSS AANGIFTE Ondernemers die consumenten beleveren in verschillende Europese lidstaten zouden zich in theorie voor btw moeten registeren in al deze lidstaten. Europa heeft echter voorzien dat door middel
van een optioneel Mini One Stop Shop-systeem (MOSS-systeem) ondernemers in hun lidstaat van vestiging de btw zullen kunnen afdragen die ze verschuldigd zijn in de verschillende andere Europese lidstaten waar ze consumenten beleveren, en dit zonder bijkomende btw-registraties. Dit is eigenlijk een uitbreiding van het bestaande systeem voor niet-EU ondernemers die elektronische diensten leveren aan EU-consumenten. Voor in België gevestigde ondernemers komt het erop neer dat ze periodiek (op kwartaalbasis) de aan andere lidstaten verschuldigde btw op de verkoop van elektronische diensten, telecommunicatiediensten of radio-en televisie-omroepdiensten aan niet belastingplichtige EUconsumenten zullen moeten aangeven en afdragen via de Belgische belastingadministratie. Het Belgische Intervat portaal zal daartoe worden aangepast om de registratie voor het MOSSsysteem en het indienen van een enkelvoudige MOSS-aangifte (via een elektronische handtekening) mogelijk te maken. De lokale levering van deze handelingen moet wel nog steeds verwerkt worden in de Belgische btw-aangifte. Deze lopen dus niet over het MOSS-Systeem. Beschikt een ondernemer over een vaste inrichting in één van de lidstaten die hij belevert van elektronische
diensten, telecommunicatiediensten of radio-en televisieomroepdiensten, onafhankelijk of de diensten worden verstrekt middels deze vaste inrichting, dan kan hij voor deze lidstaten de verschuldigde btw evenmin afdragen via het MOSSsysteem.
AANDACHTSPUNTEN Vanaf 1 oktober 2014 kunnen Belgische ondernemers zich volledig werkklaar maken voor de wijzigingen die vanaf 1 januari 2015 van kracht zullen gaan; de registratiemodule in Intervat zal dan toegankelijk zijn voor ondernemers. Het zal een kleine mentale aanpassing vereisen van maandaangevers die de reflex zullen moeten maken op kwartaalbasis de MOSS-aangifte in te dienen, ook indien er in het voorbije kwartaal geen transacties hebben plaatsgevonden. Voor Belgische ondernemers die gebruik wensen te maken van het Moss-systeem, loont het de moeite nu al na te gaan in welke lidstaten btw-deregistraties (mogelijk en) noodzakelijk zullen zijn en om de termijnen na te gaan die de btwderegistraties in beslag zouden kunnen nemen. n Voor meer informatie: Neem contact op met de collega’s van het Competence Center BTW:
[email protected]
BDO-NIEUWSBRIEF 19
AUDIT
DE AUDITHERVORMING WAT VERANDERT ER VOOR DE BEDRIJVEN? IN APRIL VERSCHENEN IN HET PUBLICATIEBLAD VAN DE EUROPESE UNIE DE NIEUWE TEKSTEN VAN ENERZIJDS DE ‘AUDITRICHTLIJN’, DIE VAN TOEPASSING IS OP ALLE BEDRIJVEN, EN VAN ANDERZIJDS HET ‘AUDITREGLEMENT’, DAT VAN TOEPASSING IS OP DE ONDERNEMINGEN VAN OPENBAAR NUT, KORTOM: DE BEURSGENOTEERDE BEDRIJVEN, DE BANKEN EN DE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJEN.
Deze hervorming is het resultaat van een lange discussie die bijna vijf jaar heeft geduurd en die onder meer tot doel had bij te dragen aan het herstel van het vertrouwen in de financiële informatie. Uiteraard is een externe audit maar een schakel in de keten van de financiële zekerheid. De Europese wetgever heeft in dit verband ook een andere schakel van deze keten versterkt, namelijk het auditcomité.
ROL AUDITCOMITÉ De ‘grote’ ondernemingen (de bedrijven van openbaar nut) voelen de gevolgen van de hervorming in wezen op drie niveaus: a) de nieuwe verantwoordelijkheden van de auditcomités; b) een grotere transparantie in de keuze van de externe revisor
20 2thePOINT | #3 | 2014
en een maximale duur van het mandaat (externe rotatie); c) een striktere scheiding tussen de audit- en niet-auditopdrachten. Het auditcomité heeft formeel bevoegdheden voor (i) de opvolging van de financiële rapportering, (ii) de supervisie van de doeltreffendheid van de interne controle en het risicobeheer, (iii) het onderzoek van de conclusies van de externe revisor en (iv) het naleven van de procedure voor de benoeming van de externe revisor. Het Europees reglement bepaalt dat de externe revisor minstens eenmaal per jaar een specifiek verslag moet voorleggen aan het auditcomité. De meerderheid van de leden van het auditcomité moet ‘onafhankelijk’ zijn en tenminste één lid moet deskundig zijn op het gebied van boekhouding en/of audits.
Wat betreft de keuze van de externe revisor bepaalt het reglement tal van maatregelen, zoals de fundamentele rol van het auditcomité of de verplichte aanbesteding voor de versterking van de transparantie wat de gemaakte keuze betreft. Het reglement voorziet een verplichte externe rotatie met een maximale tussentijd van tien jaar (onder bepaalde voorwaarden kan deze periode worden uitgebreid tot 20 of 24 jaar). Er zijn overgangsmaatregelen voorzien waardoor de inwerkingtreding van deze maatregel afhankelijk wordt van de ‘anciënniteit’ van het lopende mandaat.
‘VERBODEN’ DIENSTEN Over de ‘verboden’ diensten bevat het reglement een lijst die tal van fiscale prestaties vermeldt. Sinds de hervorming in België van 2003 waren deze diensten niet verboden, maar wel beperkt in volume (de ‘one-to-one’ regel). De lidstaten beschikken over opties om deze lijst van fiscale diensten in bepaalde mate te versterken of versoepelen. Door dit nieuwe juridische kader zullen veel ondernemingen hun relatie met de externe revisor en met de adviseurs voor diverse financiële, juridische en fiscale diensten herzien.
André Kilesse - Voorzitter Supervisory Board BDO België
Deze harmonisering op Europees niveau van de uitoefening van het mandaat van de externe revisor, de auditnormen, de controles op de auditkantoren door een openbare toezichthouder en de eisen ten aanzien van de organisatie van de auditkantoren zelf, zal de positie versterken van de auditkantoren die over een degelijk Europees en zelfs wereldwijd netwerk beschikken. BDO is een van deze spelers en wij dragen op een positieve manier bij aan de implementatie van deze hervorming. Voor de andere ondernemingen dan de bedrijven van openbaar nut, dus de overgrote meerderheid van de ondernemingen in Europa, ongeacht of het grote, middelgrote of kleine bedrijven zijn (maar niet beursgenoteerd), zou de impact aanvankelijk beperkt moeten blijven,
want de auteurs van de hervorming wilden zich concentreren op de financiële markten en de bescherming van de beleggers en andere belanghebbenden.
NIEUWE UITDAGINGEN Voor deze ondernemingen zijn er zeker maatregelen voorzien over het auditverslag (nieuw is bijvoorbeeld een verplichte paragraaf met betrekking tot het ‘going concern’), de auditnormen, de kwaliteitscontrole, de openbare supervisie. Maar de voornaamste gevolgen zullen waarschijnlijk de inherente gevolgen zijn (‘trickledown effect’), want het bestuur van de ondernemingen zal waarschijnlijk evolueren en zich laten inspireren door het ‘model’ dat voorzien is voor beursgenoteerde bedrijven inzake het
auditcomité, de keuze van de revisor of de scheiding van de audit- en de advieswerkzaamheden. Veel grote beursgenoteerde bedrijven hebben er belang bij een bestuur te ontwikkelen dat hun geloofwaardigheid bevordert ten aanzien van de privé- of openbare aandeelhouders, de commerciële, industriële of financiële partners, en zelfs andere belanghebbenden. Het wordt daarom waarschijnlijk niet de ‘big bang’ die sommigen drie of vier jaar geleden aankondigden. Wel is zeker dat er nieuwe uitdagingen komen voor de ondernemingen, hun revisoren en hun adviseurs. Bestuur en transparantie zijn de sleutelwoorden voor de nabije toekomst. n Voor meer informatie: Neem contact op met de collega’s van Audit:
[email protected]
BDO-NIEUWSBRIEF 21
AUDIT
DE IMPLEMENTATIE VAN IFRS-NORMEN HEEFT EEN GROTE IMPACT GEHAD OP HET ONDERNEMEN EN MEER BEPAALD OP DE WERELDWIJDE FINANCIËLE VERSLAGGEVING. HET DOEL VAN DE IFRS-NORMEN IS NAMELIJK OM ÉÉN GEHEEL VAN PROCEDURES EN NORMEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGGEVING OP TE STELLEN, DIE WERELDWIJD OP EEN UNIFORME WIJZE TOEGEPAST WORDEN, OM ZO DE VERGELIJKBAARHEID VAN FINANCIËLE INFORMATIE OVER DE HELE WERELD TE VERBETEREN. EEN BIJKOMENDE DOELSTELLING IS OM DE FINANCIËLE VERSLAGGEVING ZELF TOT EEN HOGER NIVEAU TE BRENGEN DOOR, NAAST DE FINANCIËLE CIJFERS UIT DE JAARREKENINGEN KWALITATIEVE TOELICHTINGEN OP TE LEGGEN AAN DE BEDRIJVEN DIE ERVOOR ZORGEN DAT ER BEGRIJPELIJKE, RELEVANTE, BETROUWBARE EN VERGELIJKBARE INFORMATIE BESCHIKBAAR IS VOOR ALLE GEBRUIKERS (O.A. BELEGGERS, WERKNEMERS, KREDIETVERSTREKKERS, LEVERANCIERS, KLANTEN, OVERHEDEN EN HUN INSTELLINGEN EN HET PULBLIEK) VAN DE JAARREKENINGEN.
22 2thePOINT | #3 | 2014
De belangrijkste stappen om de IFRS-normen als de standaard te gebruiken zijn, ten eerste de goedkeuring van de Europese Richtlijn van 19 juli 2002, en ten tweede het convergentieplan tussen IFRS-normen en de Amerikaanse US GAAP normen (US Generally Accepted Accounting Principles). De Europese Richtlijn had als voornaamste bepaling dat alle Europese beursgenoteerde bedrijven vanaf 2005 verplicht de IFRS-normen toepassen. Vanaf 2005 werden de IFRS-normen de belangrijkste boekhoudkundige referentie voor de beursgenoteerde bedrijven, waarna een heel aantal landen de IFRS-normen ook verplicht oplegden voor niet-beursgenoteerde bedrijven in hun jurisdicties of minstens de
Dominique Milis
INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS (IFRS) ZORGEN VOOR HARMONISATIE IN FINANCIËLE VERSLAGGEVING mogelijkheid lieten om deze toe te passen. Al vlug werden de IFRSnormen ook toegepast door heel wat niet-beursgenoteerde bedrijven die internationaal actief waren of internationale aandeelhouders hadden.
IFRS - US GAAP Het belangrijkste bestaande boekhoudkundig referentiestelsel dat nog verschilt van IFRS, zijn de boekhoudkundige normen die in Amerika worden toegepast. Dat zijn de zogenaamde US GAAP normen. Sinds 2002 hebben de IASB en de FASB (US Financial Accounting Standards Board) samengewerkt om de bestaande IFRS en US GAAP normen te convergeren en om alle nieuwe standaarden zo uniform mogelijk te maken, zodat op termijn de IFRS en US GAAP normen naar elkaar kunnen toegroeien. In de meeste landen die IFRS toepassen (waaronder België), is IFRS verplicht voor beursgenoteerde bedrijven en is IFRS toegelaten voor geconsolideerde jaarrekeningen van niet-beursgenoteerde bedrijven. In andere landen, zoals Australië, is de toepassing van de IFRS-normen zelfs
verplicht voor alle bedrijven vanaf een bepaalde grootte.
IFRS-NORMEN NIET STEEDS GELIJK De toegepaste IFRS-normen zijn echter niet steeds gelijk. In Europa is het namelijk zo dat de IFRS-normen (bestaande uit standaarden en interpretaties) die door het IASB zijn opgesteld, voorafgaandelijk moeten worden goedgekeurd door de Europese Commissie alvorens dat deze nieuwe normen mogen worden toegepast door de Europese bedrijven. Dit goedkeuringsmechanisme heeft als doel na te gaan of de standaarden en interpretaties in overeenstemming zijn met de Europese Richtlijnen en het Europese openbaar belang. De standaarden en interpretaties worden door de Europese Unie enkel goedgekeurd indien ze beantwoorden aan de criteria voor begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid waaraan financiële informatie moet voldoen om economische beslissingen en de beoordeling van het management te vergemakkelijken. Om die reden wordt in Europa gesproken van “IFRS-normen, zoals goedgekeurd door de EU (Europese Unie)”. Buiten Europa, in landen als Australië en in
Afrikaanse landen, worden echter de IFRS-normen toegepast zoals uitgevaardigd door de IASB. In een aantal gevallen zijn er door dit goedkeuringsmechanisme van de Europese Unie verschillen ontstaan in de toepassing van de IFRS-normen, doordat de datum van invoering van nieuwe IFRS-normen verschillend was binnen en buiten de Europese Unie. Het is duidelijk dat de invoering van de IFRS-normen een belangrijke stap geweest is in de richting van de harmonisatie van financiële verslaggeving in de wereld. Maar door tal van historische, culturele, politieke en juridische redenen zijn er op dit ogenblik wereldwijd nog steeds belangrijke verschillen in de toegepaste financiële verslaggeving (bijvoorbeeld US GAAP versus IFRS) en ook inzake het gebruik van IFRS (bijvoorbeeld binnen en buiten Europa). Door deze bestaande verschillen is de doelstelling van de implementatie van de IFRS-normen nog steeds niet bereikt. Iedereen is er wel van overtuigd dat de huidige trend van harmonisatie verder gezet moet worden. n Voor meer informatie: Neem contact op met het Competence Center IS:
[email protected]
BDO-NIEUWSBRIEF 23
INTERNATIONAL NETWORK
BDO INTERNATIONAL BUSINESS COMPASS 2014 INTERNATIONAL LOCATION INDEX FOR THE MEDIUM-SIZED COMPANIES
ECONOMIEËN IN DE 21E EEUW ZIJN ECONOMIEËN VAN WERELDWIJDE NETWERKEN: NOOIT EERDER ZIJN ZOVEEL ONDERNEMINGEN OP ZO’N WERELDWIJDE SCHAAL ACTIEF GEWEEST. HET HIERDOOR ONTSTANE WEB VAN RELATIES HEEFT BELANGRIJKE GEVOLGEN VOOR DE STRATEGISCHE KEUZE VAN EEN BEDRIJFSLOCATIE. BEDRIJVEN DIE BUITEN DE WERELDCENTRA GEVESTIGD ZIJN, RISKEREN BIJ DE WERELDWIJDE UITWISSELING VAN IDEEËN UIT DE BOOT TE VALLEN. HET IS BIJZONDER BELANGRIJK DAT DE KOSTEN VOOR HET OVERBRUGGEN VAN FYSIEKE AFSTANDEN NIET TE HOOG ZIJN. DIT GELDT VOOR ALLE NIVEAUS VAN ECONOMISCHE ACTIVITEIT. DE KOSTEN VAN HET GOEDERENTRANSPORT ZIJN UITERAARD VAN BIJZONDER BELANG, GELET OP DE VOORTDUREND GROEIENDE WERELDHANDEL. AFGEZIEN VAN DE GEOGRAFISCHE LIGGING, WORDEN DEZE KOSTEN HOOFDZAKELIJK BEPAALD DOOR DE KWALITEIT VAN DE TRANSPORTINFRASTRUCTUUR. STEEDS BELANGRIJKER WORDEN OOK DE COMMUNICATIEKOSTEN OP HET VLAK VAN COÖRDINATIE EN HET UITWISSELEN VAN KENNIS. DAARNAAST ZIJN DE KWALITEIT VAN DE INTERNET- EN MOBIELE-TELEFOONVERBINDINGEN EEN BEPALENDE FACTOR BIJ DE KEUZE VAN DE PRODUCTIELOCATIE. ALS DERDE ESSENTIËLE COMPONENT VAN DE INFRASTRUCTUUR VERDIENT OOK DE ELEKTRICITEITSVOORZIENING AANDACHT. IN HET BIJZONDER DE KWALITEIT EN DE KOSTEN VAN DE ELEKTRICITEIT ZIJN RELEVANT VOOR HET CONCURRENTIEVERMOGEN VAN PLAATSELIJKE ONDERNEMINGEN DIE ACTIEF ZIJN IN SECTOREN ALS DE PRODUCTIE VAN STAAL EN ALUMINIUM.
24 2thePOINT | #3 | 2014
Annick Deklerck
FOCUS OP INFRASTRUCTUUR: TRANSPORT, ENERGIE EN TELECOMMUNICATIE Dit jaar focust het BDO International Business Compass specifiek op de evaluatie van de lokale infrastructuur als basis voor de vergelijking van landen. Het eerste deel van het rapport omvat daarom de geüpdatete berekeningen van de omstandigheden van de bedrijfslocaties, zoals geraamd door de algemene IBC-index (2014). Landen worden geëvalueerd op hun economische, politiek-juridische en sociaal-culturele omstandigheden. Deze diverse factoren worden dan gebruikt voor de berekening van een enkele waarderingsindex. Daarnaast vertaalt de aantrekkingskracht van een land zich in twee ‘subindexen’, die het potentieel als markt en als locatie voor de productie weergeven. Een vergelijking met de beoordelingen van het vorige jaar toont vervolgens welke landen beter of slechter scoren. Het tweede deel van het rapport is gewijd aan de focus op een speciaal onderwerp. Het neemt de eerder genoemde infrastructuursegmenten, namelijk transport, energie en telecommunicatie, onder de loep. Elk segment wordt afzonderlijk geëvalueerd aan de hand van algemene, vergelijkende indicatoren. Deze indicatoren zijn ontwikkeld om de hoeveelheid/capaciteit, kwaliteit en kosten te evalueren om antwoord te kunnen geven op
de vraag welke infrastructurele kenmerken voor bedrijven essentieel zijn bij hun keuze van een bedrijfslocatie. Voor een beter overzicht van deze evaluaties wordt de analyse weergegeven per wereldregio. De studie van ieder segment wordt afgerond met een uitvoerige evaluatie.
voornamelijk in de top veertig te vinden, evenals enkele olierijke Aziatische landen. De grootste verbetering in de algemene IBC-rating voor 2014 komt op naam van Japan. Na de stevige daling vorig jaar klom het land 17 plaatsen, zodat het nu de 95e positie bekleedt.
RESULTATEN Algemene index: Singapore en Hong Kong blijven aan de top De resultaten voor de algemene IBC-index van 2014 tonen aan dat er in vergelijking met vorig jaar aan de top geen noemenswaardige verschuivingen hebben plaatsgevonden. De twee financiële centra van Azië, Singapore en Hong Kong, voeren nog steeds de ranglijst aan en doen het nog steeds uitstekend, vooral als economische omgeving voor ondernemingen. De andere landen in de top tien zijn allemaal lid van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die het eerste derde deel van de rangschikking domineert. Zwitserland staat derde, gevolgd door Noorwegen, dat in vergelijking met met vorig jaar twee plaatsen is gestegen. Ook NieuwZeeland staat nu een beetje hoger, hoewel er elders geen andere landen waren die veel vooruitgang boekten.
Subindex productie: België en Nederland aan de leiding België en Nederland staan op kop bij de OESO-landen in de IBCsubindex voor productie. Dit succes is in de eerste plaats te danken aan hun centrale ligging in Europa, samen met hun internationaal georiënteerd economisch beleid. Mauritius is wat de productie-index betreft de absolute leider in Afrika. In Azië wordt de productie-index gedomineerd door de uitstekende scores van Singapore en Hong Kong. Deze twee economieën voeren ook met voorsprong de wereldwijde rangschikking van de algemene index aan. Dit vloeit voort uit hun grote marktpotentieel, evenals uit hun investeringsvriendelijke wetgeving. De resultaten voor de evaluatie van de productie-index zijn relatief homogeen in LatijnsAmerika, waar vrijwel alle landen tussen de 50e en de 100e plaats staan.
De grootste economieën - de VS, Duitsland en Japan - waren respectievelijk 11e, 19e en 21e. De Europese OESO-landen zijn
BDO-NIEUWSBRIEF 25
INTERNATIONAL NETWORK
opvallende infrastructuurverschillen in de wereldregio’s aan het licht. Vooral de verschillen in Azië zijn opvallend. Hong Kong en Singapore zijn uitschieters en liggen lichtjaren voor op Afghanistan en Irak, waar de infrastructuur nog altijd de gevolgen draagt van de oorlog. Centraal-Azië als geheel presteert slecht. Subindex markt: OESOlanden domineren Dat de OESO-landen de marktsubindex domineren, is minder verrassend. Dertien van de vijftien hoogste scores zijn behaald door OESO-landen. China en Brazilië zijn hierbij de uitzonderingen. De VS staan dankzij hun consumptieniveaus bovenaan, gevolgd door de grote OESO-landen met Japan en Duitsland op kop. De kleinere economieën die aan deze grotere markten grenzen, bekleden de laatste posities voor de marktindex, inclusief Slovenië, Estland en IJsland.
In vergelijking met de OESOlanden moet vermeld worden dat geen van deze landen in een segment - transport, energie en telecommunicatie - de toppositie bekleedt. Van de OESO-landen staan alleen Zweden, Nederland en Finland in alle segmenten in de top tien. Dit wijst erop dat er nog steeds ruimte is voor verbetering in een van de segmenten, zelfs binnen de OESOlanden.
BESLUIT Het geüpdatete International Business Compass (IBC) van 2014 bevestigt de resultaten van vorig jaar. Net zoals vorig jaar bekleden de Oost-Aziatische stadstaten Singapore en Hong Kong met hun servicegerichte economie de topposities in de algemene indexrangschikking. Ze worden gevolgd door Zwitserland op de derde plaats. Voor het overige zijn de wijzigingen in de rangschikking aan de top marginaal. De overige plaatsen in de top twintig worden gedomineerd door Westerse landen, met uitzondering van Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten. De resultaten voor de rangschikking qua infrastructuur zijn voor een groot deel een weerspiegeling van de trends in de algemene IBC-rangschikking.
INTERNATIONAL BUSINESS COMPASS IN HET KORT Infrastructuur: Geïndustrialiseerde landen bovenaan Uit de evaluatie van de infrastructuur blijkt dat de historisch geïndustrialiseerde landen duidelijk de beste infrastructuur ter wereld hebben. Van alle andere economieën halen alleen Hong Kong en Singapore een vergelijkbaar niveau. Andere landen, in het bijzonder de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China), moeten duidelijk een achterstand inhalen. De op de index gebaseerde analyse brengt nog meer
26 2thePOINT | #3 | 2014
• Vergelijking van meer dan 170 landen als bedrijfslocatie: wetenschappelijk verantwoorde en jaarlijks geüpdatete gegevens; • Speciale focus op infrastructuur: regionale vergelijking van transport-, energie- en communicatienetwerken; • Speciale focus op directe investeringen: wereldwijde en regionale vergelijking van directe buitenlandse investeringen; • Kwalitatief overzicht van de locaties met regionaal gemeten potentieel als markt of productielocatie; • Focus op Afrika, Azië en Latijns-Amerika: onderzoek van locaties buiten de heersende trend. Meer gedetailleerde informatie vindt u op: www.bdo-ibc.com
Annick Deklerck
TECHNISCHE DETAILS
dit een update van de statistieken van 2011 (gebruikt voor de index van vorig jaar) met de waarden van De studie omvat 174 landen in diverse werelddelen. 2012. De keuze van de indicatoren die als basis dienen Net zoals in voorgaande jaren zijn landen met voor de indexen is dit jaar hetzelfde als vorig jaar. minder dan 150.000 inwoners, evenals de landen Vanuit theoretisch standpunt is ook deze selectie en gebieden Cuba, de Westelijke Jordaanoever, gebaseerd op diverse factoren die bijdragen aan Somalië en de Westelijke Sahara, niet in de studie de kwaliteit van een land als bedrijfslocatie. Net opgenomen. Luxemburg is evenmin in de studie als voorheen wordt iedere indicator aanvankelijk opgenomen. Door de zeer bijzondere positie van het gestandaardiseerd op een schaal van 0 tot 100 land als financieel centrum en door het grote aantal en gerangschikt in een van de drie ‘pijlers’ van de evaluatie. Vervolgens worden de gemiddelden van de indicatoren figure 1: Composition of the International Business Compass (IBC) van elke pijler berekend. Daarna BDO INTERNATIONAL BUSINESS COMPASS worden de geometrische waarden per pijler berekend, met de algemene index als resultaat. De Political - legal Socio-cultural Economie conditions conditions conditions berekening van waarden voor de - GDP per capita - Political stability - Population growth subindexen ‘markt’ en ‘productie’ - Public debt - Quality of regulation - Unemployment rate gebeurt hierna op dezelfde - Per-capita FDI inflows - Rule of law - Per-capita consumption wijze als voordien, waarbij de - Inflation - Corruption control - Health - Business freedom - Trade freedom - Education geometrische gemiddelden van de - Infrastructure - Investment freedom - Work freedom factoren die relevant zijn voor een - Total tax rate bedrijfslocatie worden gebruikt. - Market potential Voor niet-OESO-landen worden de indexwaarden uitgedrukt Production location Market Attractiveness met betrekking tot continentale Attractiveness gemiddelden, met de bedoeling - Population - Total tax rate - Inflation - Infrastructure de onderlinge vergelijking van de - Per capita consumtion - Market potential regio’s te vergemakkelijken. expenditure - Political stability - Infrastructure - Trade freedom
- Wage costs - Rule of law - Work freedom - Investment freedom
Source: HWWI
grensarbeiders, zijn de gegevens over DBI (directe buitenlandse investeringen) en economische prestaties niet voldoende om een correct beeld te geven van de daadwerkelijke economische investeringen en consumptie. De klassering van het land als bedrijfslocatie zou daardoor een vertekend beeld opleveren. Ook Syrië is, net als vorig jaar, vanwege de burgeroorlog niet in het rapport opgenomen. De oorlog maakt iedere betrouwbare evaluatie van de toekomstverwachtingen van het land op basis van de gegevens van 2012 onmogelijk. Het updaten van de gegevens is gebeurd op basis van de keuze van de dezelfde internationaal betrouwbare bronnen als vorig jaar. Over het algemeen betekende
Voor de indicatoren van de speciale focus op infrastructuur van dit jaar zijn de meest recente gegevens gebruikt: voor de meeste variabelen zijn de waarden van 2012 gebruikt. Omdat de beschikbare indicatoren wat hun relevantie voor bedrijfslocaties betreft soms sterk varieerden, werd een andere aanpak toegepast voor de berekening van de subindexen (voor transport, energie en telecommunicatie) dan voor de evaluatie van de aantrekkingskracht als markt- en productielocatie. In dit geval werden de indicatoren verzameld op basis van factoranalyse voor de beoordeling van de infrastructurele hoeveelheid/capaciteit, kwaliteit en kosten. Van deze verzamelingen werd het gemiddelde berekend om de overeenkomstige subindexwaarden te bepalen. Op deze manier werden alle relevante aspecten geëvalueerd met gelijkwaardige wegingen. n
BDO-NIEUWSBRIEF 27
PARTNERSHIP NEWS
3RD EDITION
INTERNATIONAL TRADE EXECUTIVE PROGRAMME 2014-2015 « » Does the Belgian entrepreneur truly understand the pitfalls of international trade?
RUDI THOMAES, Secretaris-Generaal International Business Institute (IBI)
28 2thePOINT | #3 | 2014
Ann Celis
IN 2012 WERD IBI GELANCEERD OP INITIATIEF VAN DE INTERNATIONAL CHAMBER OF COMMERCE (ICC BELGIUM) EN DE BELGISCHE KAMERS VAN KOOPHANDEL, MET DE BEDOELING OM EEN PROFESSIONEEL OPLEIDINGSTRAJECT AAN TE BIEDEN VOOR BELGISCHE KADERLEDEN DIE NU (OF IN DE NABIJE TOEKOMST) GECONFRONTEERD WORDEN MET DE COMPLEXITEIT VAN HET INTERNATIONAAL ONDERNEMEN.
Het initiatief voor een internationaal opleidingstraject volgde uit een enquête die duidelijk aantoonde dat België absoluut beschikt over voldoende polyvalente kaderleden en KMO-leiders. Zij zijn allen professioneel bezig met internationaal ondernemen, maar hebben niet altijd de juiste bagage op zak om dat voldoende doeltreffend en efficiënt te doen. RUDI THOMAES: “Internationaal ondernemen is een vak apart, dat heel veel verschillende soorten competenties vereist. Niet alleen een juiste mix van algemene bekwaamheden is een must, maar ook financiële, fiscale en juridische vakkundigheid is noodzakelijk.” Toen voldoende duidelijk werd dat er op de Belgische markt weldegelijk nood was aan een dergelijk opleidingstraject, is IBI op zoek gegaan naar de juiste partners met expertise in één van de drie vakdomeinen. Deze werden gevonden bij respectievelijk BDO, ING en Stibbe. Samen met deze drie partners werd een intensief opleidingstraject uitgewerkt dat erin bestaat om gedurende 21 vrijdagnamiddagen opleiding te bieden voor een selecte groep van 25 à 35 professionals. De opleiding richt zich tot mensen met een profiel van o.a. internationale verkoop, exportfinanciering, project management, supply chain … allemaal internationaal actief en gemotiveerd om hun basiskennis verder uit te diepen. De praktijk leert ons immers dat een bedrijf heel dikwijls niet de juiste tijd en zorg kan besteden om haar professionals te wapenen om hun job nog beter te doen. Bij IBI krijgen de ‘junior executives’ en ‘high potentials’ van de Belgische KMO’s en multinationals een panoramische kijk op alle facetten van het internationaal ondernemen, waardoor ze een beter inzicht krijgen in de verschillende departementen binnen hun onderneming, en de transversale samenwerking tussen de verkoop-, logistieke, financiële en juridische teams kunnen optimaliseren.
« The International Trade Executive Programme was very
inspirational, energizing, bringing lots of ideas, with both substantial and in-depth knowledge together with case studies, learning from experience and being fully practice-oriented. There was a well-balanced composition of participants, which contributed to interesting and focused discussions and exchanges. From the interaction with other participants grew synergies from sharing both our experiences and insights.
»
GEERT STIENEN, CFO, EGEMIN
RUDI THOMAES: “Wat de meeste ondernemers overvalt is de enorme complexiteit op het vlak van fiscaliteit, voornamelijk de interpretatie van de fiscale wetgeving en de continue wijzigingen. BDO is een essentieel onderdeel van het opleidingstraject. Betaalrisico’s en fiscale risico’s zijn in alle transacties prominent aanwezig. Voor de ondernemer is dit een echt kluwen. Denken we bv. aan de problematiek van de grensoverschrijdende btw: Een bedrijf doet een diagnostiek van een Frans computerpark vanuit België. Waar is de btw verschuldigd? Binnen de ICT- en internetwereld zijn dit problemen die zich meer en meer stellen”. Vanaf 18 oktober 2014 start de derde editie van het International Trade Executive Programme. De deelnemers komen bijna exclusief uit de privésector én de Belgische KMO’s hebben een grote vertegenwoordiging. Het accent van de opleiding ligt ieder jaar net iets anders. Zo wordt voor de opleiding 2014-2015 nog meer focus gelegd op de praktijk, met concrete cases. n
CONTACT Voor meer informatie of om een brochure aan te vragen, neem contact op met Julie Deré:
[email protected] of 02-515.09.33
BDO-NIEUWSBRIEF 29
CORPORATE NEWS
30 2thePOINT | #3 | 2014
BROCHURE INTERNATIONAAL ZAKENDOEN GRENZEN VERLEGGEN De voorbije decennia schakelde de internationale handel naar een hogere versnelling. De handel in goederen en diensten werd intensiever. Niet langer het binnenland maar de wereld is vandaag de dag het referentiekader. De activiteiten internationaal ontplooien is voor meer performante ondernemingen een belangrijke katalysator. Zowel op het vlak van ontwerp, ontwikkeling of productie als voor het vermarkten van de producten en diensten. Bovendien wordt het almaar moeilijker om op eigen kracht de volledige waardenketen te realiseren. Steeds meer ontstaan specifieke clusters rond welbepaalde activiteitensegmenten waarin zowel partners (leveranciers) als concurrenten aanwezig zijn. Wie zich integreert in die netwerken kan onder meer talent aanboren, de loonkosten drukken en de innovatie stimuleren. Kortom, een onderneming die haar ontwikkeling en groei wil optimaliseren, moet over de grenzen kijken en oog hebben voor de mondiale dimensies van het zakendoen. Daarbij moeten de bedrijfsleiders alle kansen grijpen die zich aandienen. Internationaal zakendoen is voor veel ondernemingen niet langer een vrijblijvende opportuniteit maar een onomkeerbare voorwaarde om te kunnen groeien. Wie wil overleven in de moderne, snel veranderende wereld moet zichzelf voortdurend opnieuw uitvinden, met als devies: ‘Don’t wait for a miracle, make one!’. De stap naar het buitenland is echter niet vanzelfsprekend. De weg ligt bezaaid met obstakels. Administratieve formaliteiten, risicobeheer, humanresourcesmanagement, toegang tot financiering… Om nog maar te zwijgen van de nauwelijks objectiveerbare culturele verschillen. Elke onderneming moet zelf haar meest geschikte strategie bepalen: export,
directe investeringen in het buitenland, samenwerken met partners… rekening houdend met het fundamentele onderscheid tussen de internationale handel van producten en diensten. In deze brochure helpen experten u op weg en formuleren ze antwoorden op de vele vragen die een bedrijf met internationale ambities zich stelt. Dwars doorheen de brochure laten we zeven ondernemers getuigen over hun internationale knowhow en praktijkervaring met internationaal zakendoen. We hopen dat ze uw buitenlandse plannen inspireren. n U kan de brochure downloaden op de BDO-website: www.bdo.be
INTERNATIONAL BUSINESS FORUM BDO, ING en het VBO hebben de handen in elkaar geslaan en bundelen hun specifieke kennis en expertise over internationaal ondernemen. Tijdens het International Business Forum op donderdag 2 oktober 2014 bij ING in Brussel wordt deze knowhow gedeeld. Dit exclusieve en interactieve evenement is op maat van ondernemers met internationale ambities en plannen (CEO’s, CFO’s, senior managers enz.). De voertaal is Engels. Diezelfde dag ligt ook de gezamenlijke brochure ‘Internationaal Zakendoen’ voor de deelnemers klaar.
BDO-NIEUWSBRIEF 31
BDO IS PERMANENT OP ZOEK NAAR NIEUW TALENT BDO HEEFT MOMENTEEL VOLGENDE OPENSTAANDE VACATURES
ONZE KANTOREN
BRUSSELS (AIRPORT) l Senior manager accountancy l Senior manager tax l Senior accountancy l Senior advisor legal l Consultant interim management
ROESELARE Senior manager accountancy
l
ANTWERPEN Senior legal advisor l Senior tax l Senior RAS l
LUIK Senior adviseur legal
l
LA HULPE Supervisor tax
l
CENTRALE DIENSTEN Senior developer IT l Junior helpdeskmedewerker IT l Payroll officer l Secretary
BRUSSELS (CENTRE) l BI consultant (reporting) l Supervisor accountancy
l
BDO ANTWERPEN
BDO GENT
BDO LIÈGE
BDO BRUSSELS (AIRPORT)
BDO HASSELT
BDO NAMUR-CHARLEROI
BDO BRUSSELS (CENTRE)
BDO LA HULPE
BDO ROESELARE
Uitbreidingstraat 72/1 B-2600 Antwerpen T. +32 (0)3 230.58.40 F. +32 (0)3 218.45.15
[email protected]
The Corporate Village Da Vincilaan 9, Box E.6 B-1935 Zaventem T. +32 (0)2 778.01.00 F. +32 (0)2 771.56.56
[email protected]
Blue Tower Louisalaan 326 bus 30 B-1050 Brussel T. +32 (0)2 640.07.96 F. +32 (0)2 640.53.43
[email protected]
l
GENT Senior manager audit
Axxes Business Park Guldensporenpark 100 - blok K B-9820 Merelbeke T. +32 (0)9 210.54.10 F. +32 (0)9 232.43.40
[email protected] Prins Bisschopssingel 36/3 B-3500 Hasselt T. +32 (0)11 28.60.60 F. +32 (0)11 28.52.78
[email protected]
Nysdam Office Park Avenue Reine Astrid 92 B-1310 La Hulpe T. +32 (0)2 352.04.90 F. +32 (0)2 351.04.87
[email protected]
Rue Waucomont 51 B-4651 Battice T. +32 (0)87 69.30.00 F. +32 (0)87 67.93.58
[email protected]
Parc Scientifique Crealys Rue Camille Hubert 1 B-5032 Les Isnes T. +32 (0)81 20.87.87 F. +32 (0)81 20.14.14
[email protected] Accent Business Park Kwadestraat 153/5 B-8800 Roeselare T. +32 (0)51 26.08.40 F. +32 (0)51 24.10.89
[email protected]
BDO Services CVBA / SCRL, a limited liability company incorporated in Belgium, is a member of BDO International Limited, a UK company limited by guarantee, and forms part of the international BDO network of independent member firms. BDO is the brand name for the BDO network and for each of the BDO Member Firms.
Follow us
www.bdo.be