Eindrapportage Evaluatie Bèta Plus 2009-2012
Financiering: Looptijd:
Sirius/EMP September 2009 - oktober 2012
Ton van der Valk, Junior College Utrecht Florine Meijer, Junior College Utrecht Willem Hendrik van Ledden, Junior College Utrecht Geertje Wismans, adviseur COLUU Barbara Allart, adviseur COLUU Hanno van Keulen, adviseur COLUU
Inhoudsopgave Inleiding Resultaten eerste leerlingonderzoek BètaPlus Resultaten tweede leerlingonderzoek BètaPlus Resultaten derde leerlingonderzoek BètaPlus Resultaten vierde leerlingonderzoek Bètaplus Resultaten vijfde leerlingonderzoek BètaPlus Resultaten zesde leerlingonderzoek BètaPlus Verre nameting docenten Verre nameting scholieren 2009/2010 Overall analyse en literatuurstudie Literatuurlijst
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
2
Inleiding BètaPlus is de naam voor een advanced science-programma voor getalenteerde vwo-leerlingen dat geplaatst is in het kader van het Utrechtse Siriusprogramma over excellentie. Het doel van dit project is getalenteerde leerlingen van het vwo de gelegenheid geven om aanvullende en verdiepende kennis en vaardigheden te verwerven in bèta en techniek en hen daarmee betere startkwalificaties te geven voor een wetenschappelijke opleiding in de bèta- en biomedische sector. Daartoe worden in het cursusjaar 2009/10 zes modules voor het vak Natuur Leven en Technologie (NLT) en Wiskunde-D gegeven op de Universiteit Utrecht aan geselecteerde leerlingen uit 5- en 6-vwo van scholen uit de regio Utrecht. De modules worden gegeven door universitaire docenten, maar er zijn ook docenten uit de toeleverende scholen bij het onderwijs betrokken. De gedachte daarachter is dat deze docenten geprofessionaliseerd worden op het gebied van de aansluiting vwo-wo en van de module die ze mede geven. BètaPlus is in het schooljaar 2008/09 gestart en werd toen bezocht door een 70-tal leerlingen. In 2009/10 doen ca. 110 leerlingen mee. 2010-2011: 80 leerlingen, 2011-2012: 92 leerlingen. Doel van het EMP-project is te onderzoeken of en onder welke condities het BètaPlus programma leidt tot betere startkwalificaties voor toekomstige bètastudenten; aanbevelingen te geven om de opzet en inhoud van BètaPlus te verbeteren; alsmede aanbevelingen die gericht zijn op het zo goed mogelijk afstemmen van de verwachtingen van de leerlingen die BètaPlus hebben gevolgd op de bachelorprogramma’s van de Bètafaculteit (FBW) . Het EMP-project voorziet daarbij in een deel van de evaluatie dat in het kader van het Siriusprogramma gewenst is. Daarnaast wil het team van BètaPlus weten of het project heeft bijgedragen aan het motiveren van getalenteerde leerlingen voor het kiezen van een bètaopleiding, door ze al vroeg in contact te brengen met de universiteit en andere getalenteerde leerlingen. Wordt er binnen de modules optimaal gebruik gemaakt van triggers om talenten te laten opbloeien of blijven er nog elementen onbenut? De onderzoeksactiviteiten betreffen - Het monitoren van de startkwalificaties van leerlingen die het BètaPlus programma hebben gevolgd; - Evalueren van het BètaPlus programma betreffende het verhogen van de startkwalificaties; - Onderzoeken of en hoe de professionaliteit van de docenten betreffende het bevorderen van die startkwalificaties, door directe of indirecte deelname aan BètaPlus kan worden vergroot - Onderzoeken van de effectiviteit van BètaPlus bij het motiveren van leerlingen voor het kiezen van een bètaopleiding; - Literatuuronderzoek naar effectief stimuleren van leerlingen om voor bèta te kiezen.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
3
Resultaten eerste leerlingonderzoek BètaPlus (Complexe stromen en Een pil teveel) Afname In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode november 2009 – februari 2010 de NLT-modules 'Een pil teveel' (N= 29) en 'Complexe stromen' (N=19) heeft gevolgd. De voormeting is november 2009 is afgenomen bij alle leerlingen, met een respons van 88%. De nameting is afgenomen in maart 2010 en had een respons van 75%. De respons vanuit de twee modules was vrijwel gelijk. De vragenlijsten inventariseren een aantal leerlingkenmerken, en gaat vooral in op ervaringen, houdingen en meningen van leerlingen wat betreft het bètadomein, vervolgstudiekeuze, en de onderzoekende houding in relatie tot het BètaPlus programma. Resultaten voormeting Leerlingkenmerken De leerlingen zijn vrijwel gelijk verdeeld over de twee geslachten. Driekwart is blijven zitten noch heeft een klas overgeslagen, wat impliceert dat de meeste deelnemers 16 of 17 jaar oud zijn. Het vakkenpakket is, zoals te verwachten is, tamelijk 'bèta': 90% heeft Wiskunde B; 65% volgt NLT-modules; 30% doet Wiskunde D. NLT wordt op de scholen van 69% van de respondenten aangeboden; Wiskunde D op 83%. Wat betreft prestaties scoort meer dan driekwart gemiddelde cijfers tussen de 6 en de 8 voor bètavakken, terwijl 11% een zes of lager scoort. Dit programma trok dus zeker niet alleen bollebozen. Uit de antwoorden kan verder worden afgeleid dat een of twee respondenten beslist niet de kant van bèta op willen en bèta ook niet leuk vinden. Waarom ze meedoen aan BètaPlus is niet duidelijk, mogelijk is het een verplichting die de school op klassenniveau en niet op individueel leerling-niveau is aangegaan. Bèta Leerlingen antwoorden overwegend (83%) neutraal op de vraag of de school hen stimuleert om een bètapakket te volgen. De leerlingen die zich wel gestimuleerd voelen merken op dat dit komt doordat de school projecten, middagen en cursussen (zoals BètaPlus) aanbiedt. Een leerling merkt op dat de school benadrukt dat je 'absoluut niet bang hoeft te zijn voor bètavakken'. Zo'n 20% heeft vrienden die bètatechniek leuk vinden; een even groot deel heeft ouders die hun kinderen stimuleren voor bètatechniek te kiezen ("ze zeggen dat het bij mij past"; "door het er veel over te hebben"; "zij denken ook in getalletjes"). 83% vindt bètavakken 'leuk', maar slechts 40% vindt bètavakken 'makkelijk'. Iets meer (50%) van de leerlingen geeft aan zichzelf 'goed' te vinden in bètavakken. Een kwart 'weet veel' over bèta, maar als toelichting worden vooral 'vakken' genoemd (sterrenkunde, techniek, scheikunde) en nauwelijks concrete onderwerpen (één keer 'string theorie'; één keer 'pop-science'). Slechts 10% zegt veel te lezen over bèta (Quest, KIJK, National Geographic worden genoemd), meer dan 40% geeft expliciet aan niet veel te lezen over bèta. Studiekeuze en beroep Ongeveer een derde geeft aan later wel te willen werken in de bètatechniek; een even groot deel wil dit niet. Welk beroep men eventueel in de bètawereld wil uitoefenen is bij de meesten nog nauwelijks uitgekristalliseerd ('iets met computers'; 'iets technisch'; 'iets met gezondheid'). Slechts 8% antwoordt positief op de vraag of men wetenschappelijk onderzoeker wil worden. 60% geeft aan een goed beeld te hebben van een universitaire studie. Een derde is nooit bij een voorlichting van de UU geweest; ruim een derde weet niet welke bètastudies de UU aanbiedt. Zo'n 60% is nu van plan een bètastudie te gaan doen, waarbij hier wel veel tamelijk precieze toelichtingen worden gegeven ('Natuur- en sterrenkunde aan de UvA'; 'HBO Fysiotherapie', 'Technische Geneeskunde', 'Gentechnologie in Utrecht').
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
4
Onderzoekende houding 80% van de respondenten vindt zichzelf nieuwsgierig, wil graag alles begrijpen, en stelt vragen aan docenten, studiegenoten (76%), of anderen, of zoekt via internet, als iets niet duidelijk is. 60% wil altijd het goede antwoord hebben. 50% gaat door totdat het doel (iets weten of begrijpen) bereikt is. Meer dan 80% vindt het leuk om anderen hierbij te helpen. 14% werkt het liefst in een groep, 29% alleen en 57% in tweetallen. 45% van de leerlingen vindt van zichzelf dat ze goed mondeling kunnen presenteren; 70% kan goed verslagen schrijven. Analyse Het volgende dringt zich na de voormeting op als opmerkelijk: 1. Leerlingen, zelfs dit cohort in BètaPlus, worden kennelijk nauwelijks door hun school of omgeving gestimuleerd om voor bètatechniek te kiezen. 2. De leerlingen zijn grosso modo niet te beschouwen als hoogintelligent, maar ze hebben een onderzoekende houding en kennelijk plezier in bèta. 3. Slechts weinig leerlingen hebben concrete beelden van beroepen in de bètatechnische wereld; het beroep van 'wetenschappelijk onderzoeker' is kennelijk totaal onbekend. 4. Veel leerlingen weten al wel vrij precies wat ze willen gaan studeren.
Resultaten nameting Leerlingkenmerken 2 van de 36 respondenten uit de nameting hebben het programma niet afgemaakt. Ruim 50% (N=19) heeft alle bijeenkomsten bijgewoond. 3 respondenten hebben meer dan twee bijeenkomsten gemist. Leerlingen werken het liefst (75%) in tweetallen en 65% vindt het leuk om anderen in de module te helpen. Ongeveer 12% gaf aan zelden vragen gesteld te hebben; dit komt overeen met het percentage leerlingen in de voormeting dat aangaf zelden vragen te stellen (10%). Waardering voor het programma De waardering voor BètaPlus is ronduit teleurstellend. Slechts 2 leerlingen (6%) wil nog een module NLT bij BètaPlus volgen als dat kan. Ruim 30% waardeert het programma met een onvoldoende. Een kwart geeft het programma het cijfer 8 of hoger. Slechts 40% is het eens of zeer eens met de stelling dat de BètaPlus module ging over onderwerpen die hen interesseerden. Ruim eenderde deel was het het hier niet mee eens. Minder dan 20% geeft aan de module met plezier gevolgd te hebben. 44% geeft aan veel geleerd te hebben. De groep is het oneens over de vraag of het wat toevoegt de module aan de UU te volgen: 40% vindt van niet, 40% van wel. Uit de toelichting op de vragen maken we op dat leerlingen die negatief zijn vooral kritiek hebben op de vorm- en organisatieaspecten van deze modules: saai, langdradig (‘telkens weer achter de computer dezelfde dingen doen’), weinig geleerd, weinig uitdaging. Dit geldt voor beide modules. Er was kritiek op de docenten bij Een Pil Te Veel maar waardering voor de docenten uit Complexe Stromen. Ook de lange duur van de bijeenkomsten en de ongemakken van het reizen werden veel genoemd. Veel leerlingen vonden dat een en ander net zo goed op hun eigen school had kunnen plaatsvinden (‘alleen theorie’; ‘achter de computer zitten’; ‘docent had net zo goed naar ons kunnen komen’). Leerlingen die het programma overwegend positief waardeerden noemen vooral inhoudelijke zaken, zoals kennismaken met modelleren, de verbinding met het medische domein, nieuwe wiskundige of natuurkundige aspecten (afleiding getal van Euler bijvoorbeeld), en ook sociale factoren zoals kleine groepen en contact met leerlingen van andere scholen. Bèta 28% is nieuwsgieriger geworden naar de onderwerpen die in de module behandeld zijn. Slechts 1 leerling vindt dat de bètavakken op school nu interessanter zijn geworden; zes leerlingen (18%) vinden deze vakken nu makkelijker. Twee leerlingen geven aan meer te gaan lezen over bètatechniek. De twee leerlingen die graag nog een NLT module bij BètaPlus willen volgen scoren al deze vragen positief.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
5
Studeren aan een universiteit De vragen over de beeldvorming over studeren aan een universiteit en de Universiteit Utrecht in het bijzonder leveren een positieve reactie op bij 10-30% van de respondenten. Zo vindt 12% van de leerlingen dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen; 21% heeft een beter beeld van de UU (‘eigenlijk heb ik alleen het computerlokaal gezien’); 30% heeft ‘de universiteit nu van binnen gezien’. 35% zegt een beter beeld van het lesgeven aan een universiteit te hebben gekregen, maar uit de toelichting blijkt dat niet altijd een positief beeld is. ‘Zelfstandiger werken’ is een opmerking die regelmatig terugkeert. Bètatechnische studie of beroep kiezen Slechts 2 respondenten vinden dat het beroep van wetenschappelijk onderzoeker door BètaPlus aantrekkelijker is geworden. 42% geeft nu aan waarschijnlijk een bètatechnische studie te gaan doen (tegen 60% in de voormeting), maar 75% is het oneens met de stelling dat BètaPlus hen heeft gestimuleerd een bètatechnische studie te kiezen. Het percentage leerlingen dat zegt te weten welke bètatechnische studies je kunt doen is 36 (ongeveer gelijk aan de voormeting). Onderzoekende houding De antwoorden op vragen uit het construct ‘onderzoekende houding’ scoren over het algemeen vergelijkbaar of lager dan bij de voormeting. In de voormeting was bijvoorbeeld 50% het eens met de stelling ‘als ik iets wil weten ga ik door tot ik er achter ben’; in de nameting was 31% het eens met de stelling ‘als ik in de module iets wilde weten ging ik door tot ik er achter was’. Minder dan 10% van de leerlingen vindt dat de module een bijdrage heeft geleverd aan schriftelijke of mondelinge presentatievaardigheden. Voorlopige analyse De einduitkomsten lijken eerder negatief dan positief uit te pakken voor de doelstellingen van BètaPlus. De resultaten van de nameting geven aanleiding te vergelijken met de resultaten bij andere modules, en scherper te kijken naar de aantrekkelijkheid van inhoud en vormgeving van deze twee modules. Ook moet gekeken worden naar de redenen waarom leerlingen aan deze modules deelnemen: de voormeting wijst niet op enkel intrinsieke motivatie. Werden leerlingen verplicht mee te doen, ook als ze eigenlijk geen zin hadden? Dan spelen factoren als de reistijd, de te investeren vrije tijd, en verlies van een zelf in te vullen middag, zwaar mee bij leerlingen die niet intrinsiek gemotiveerd zijn voor bèta.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
6
Resultaten tweede leerlingonderzoek BètaPlus (Bewegende aarde; moleculen in leven; zuiver drinkwater) Afname In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode februari–april 2010 de NLT-modules 'Bewegende Aarde' 'Zuiver Drinkwater' en 'Moleculen in Leven' heeft gevolgd. De voormeting is februari 2010 is ingevuld door 43 leerlingen die de NLT-modules ‘Bewegende aarde’ (N=15), ‘Moleculen in leven’ (N=18) of ‘Zuiver drinkwater’ (N=10) volgden. De nameting is afgenomen in april 2010 en geretourneerd door 37 leerlingen 'Bewegende Aarde' (N= 13). 'Zuiver Drinkwater' (respons N = 7) en 'Moleculen in Leven' (respons N= 17). We beschouwen de uitkomsten als representatief voor de hele groep. Resultaten voormeting Leerlingkenmerken Tweederde van de leerling is mannelijk. De meeste leerlingen zijn blijven zitten noch hebben een klas overgeslagen. Het vakkenpakket is overwegend Bèta: Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en NLT. Vrijwel alle leerlingen volgen Natuurkunde en NLT; er is maar 1 leerling die Wiskunde D (13% van de leerlingen die dit vak kon kiezen) volgt. De leerlingen scoren grotendeels tussen de 6 en de 8. In figuur 1 staan de gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak. Vak Wiskunde A Wiskunde B Wiskunde C Wiskunde D Natuurkunde Scheikunde Biologie NLT Informatica
5 of lager 0.0% (0) 25.0% (9) 0.0% (0) 0.0% (0) 11.9% (5) 14.0% (6) 0.0% (0) 0.0% (0) 0.0% (0)
6 14.3% (1) 41.7% (15) 0.0% (0) 0.0% (0) 40.5% (17) 44.2% (19) 15.6% (5) 27.5% (11) 0.0% (0)
7 8 14.3% (1) 71.4% (5) 27.8% (10) 11.1% (4) 0.0% (0) 0.0% (0) 0.0% (0) 0.0% (0) 31.0% (13) 16.7% (7) 23.3% (10) 20.9% (9) 68.8% (22) 25.0% (8) 52.5% (21) 22.5% (9) 0.0% (0) 100.0% (1) Totaal respondenten
9 of hoger 0.0% (0) 0.0% (0) 0.0% (0) 100.0% (1) 2.4% (1) 2.3% (1) 3.1% (1) 0.0% (0) 0.0% (0)
totaal 7 36 0 1 42 43 32 40 1 43
Figuur 1: Gemiddelde cijfers per vak. Het merendeel van de leerlingen doet mee aan BètaPlus, omdat ze dat verplicht zijn vanuit school. Driekwart van de leerlingen heeft zin in het volgen van het programma, ondanks dat ze vinden dat ze op school niet gestimuleerd worden om bètavakken te kiezen. De groep is over het algemeen gemotiveerd om de module te volgen. Elf leerlingen (25%) zijn in mindere mate gemotiveerd. Dit is mogelijk toe te wijzen aan het late tijdstip en de locatie waarop de module aangeboden wordt. Bèta De leerlingen vinden Bètavakken interessant, slechts vier leerlingen geven aan dat ze hier neutraal tegenover staan. 45% geeft aan bètavakken moeilijk te vinden, de rest vindt bètavakken niet moeilijk of heeft een neutraal standpunt (niet eens/niet oneens). Over bètatechnische onderwerpen weet de groep niet zoveel, onderwerpen waar ze iets van weten zijn bijvoorbeeld informatica, biologie en natuurkunde, er worden weinig specifieke onderwerpen genoemd. Wel wil een meerderheid meer weten over bètatechnische onderwerpen, zoals het menselijk lichaam, moleculen en het heelal, maar ook hier worden voornamelijk de disciplines (zoals 'natuurkunde' of 'biologie') genoemd en niet thema's. 14% van de leerlingen leest in zijn vrije tijd over bètatechniek. Dit zijn vooral tijdschriften zoals Quest, Kijk en ComputerTotaal. De omgeving van de leerlingen is niet uitgesproken enthousiast over bètavakken, 33%
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
7
geeft dat vrienden bètavakken leuk vinden en 20% wordt door ouders/verzorgers gestimuleerd om een bètastudie te kiezen. Dit stimuleren doen ze door er veel over te praten of door bezoeken van open dagen. Studiekeuze en beroep De meeste leerlingen weten nog niet of ze in de bètatechniek willen werken of onderzoeker willen worden. Ruim de helft heeft geen uitgesproken beeld van de universitaire studies. Wel kent de helft van de leerlingen mensen die gestudeerd hebben aan de universiteit. Slechts twee leerlingen geven aan dat ze nooit naar een voorlichtingsdag zijn geweest. De helft van de leerlingen weet welke studies gevolgd kunnen worden aan de Universiteit Utrecht. 34% van de leerlingen wil een bètatechnische studie gaan volgen, zoals (dier) geneeskunde of (technische) natuurkunde. 42% geeft aan te weten welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. Onderzoekende houding 90% van de leerlingen is nieuwsgierig naar nieuwe kennis en wil graag alles begrijpen. 50% gaat echter door tot hij achter de informatie is die nodig is. Een derde van de leerlingen vindt het leuk om iets uit te zoeken waar niemand antwoord op kan geven. 60% van de leerlingen wil graag het goede antwoord hebben. 23% probeert na te gaan of onderzoek goed is uitgevoerd, wanneer ze onderzoeksresultaten lezen. Wanneer er hulp nodig is, is de docent (86%) de meest gevraagde persoon, gevolgd door studiegenoten (79%) en vrienden (69%). Driekwart vindt het plezierig om iemand te helpen. De helft werkt het liefst in een tweetal samen. 37% vindt zich goed in mondeling presenteren en 66% in het maken van verslagen en werkstukken. Analyse voormeting Weinig leerlingen (14%) kunnen Wiskunde D volgen, slechts één leerling volgt daadwerkelijk Wiskunde D. Ook valt op dat maar één leerling informatica volgt. De prestaties op de bètavakken zijn gemiddeld genomen ruim voldoende maar de groep valt zeker niet te karakteriseren als excellent of hoogbegaafd. De groep wordt niet sterk gestimuleerd voor bèta. In combinatie met de door school opgelegde verplichting BètaPlus te volgen zou dit negatieve gevolgen voor de motivatie kunnen hebben; hier blijkt echter weinig van. De groep staat positief tegenover bètavakken en lijkt zin te hebben in de module. Op het gebied van studievoorlichting liggen nog kansen, de helft heeft nog geen goed beeld van universitaire studies, ondanks dat ze voorlichtingsdagen hebben bijgewoond en mensen kennen die gestudeerd hebben aan een universiteit. Ook de beeldvorming over bètatechniek is weinig adequaat; men denkt in termen van disciplines en schoolvakken in plaats van in onderwerpen. In hun houding laten de leerlingen zich kennen als nieuwsgierig zonder overigens als consequentie hiervan helemaal op te gaan in onderzoekend gedrag.
Resultaten nameting Leerlingkenmerken Alle respondenten uit de nameting hebben het programma afgemaakt. Ruim 50% (N=18) heeft alle bijeenkomsten bijgewoond. Twee respondenten hebben meer dan twee bijeenkomsten gemist. De voorkeur voor het werken in tweetallen is toegenomen van 50 naar 66%. 71% van de leerlingen vindt het leuk om anderen in de module te helpen. Ongeveer 17% gaf aan zelden vragen gesteld te hebben; dit is identiek met het percentage leerlingen in de voormeting dat aangaf zelden vragen te stellen. Waardering voor het programma Deze leerlingen waarderen het BètaPlus programma duidelijk hoger dan de leerlingen uit het vorige cohort. Niemand geeft het programma een onvoldoende; 38% waardeert het met een cijfer 8 of hoger. 30% van de leerlingen wil nog een module NLT bij BètaPlus volgen als dat kan; 34% wil dat niet. Ruim tweederde vond de module interessant en heeft de module met plezier gevolgd. 22% geeft aan de module
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
8
niet met plezier gevolgd te hebben. Slechts 3% is het oneens met de stelling dat 'ik door BètaPlus veel geleerd heb'. Tweederde vindt dat het wat toevoegt de module aan de UU te volgen; 22% vindt van niet. Als minpunten worden genoemd de reistijd en de lange duur van het programma. Men waardeerde de gezelligheid, de leuke docenten, en de diepgang. De meningen zijn een beetje verdeeld, enerzijds "het is weer eens wat anders" versus "het had net zo goed op school gekund, had een hoop tijd gescheeld". Bèta Bijna 70% is nieuwsgieriger geworden naar de onderwerpen die in de module behandeld zijn. Vijf leerlingen (14%) vinden dat de bètavakken op school nu interessanter zijn geworden; negen leerlingen (25%) vinden deze vakken nu makkelijker. Niemand gaat expliciet meer lezen over bètatechniek. Studeren aan een universiteit De vragen over de beeldvorming over studeren aan een universiteit en de Universiteit Utrecht in het bijzonder leveren niet over de hele linie positieve reacties op. Zo vindt 34% van de leerlingen dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen ("niet veel contact met studenten en zo gehad"); 51% heeft een beter beeld van de UU ("Je ziet toch een beetje hoe het daar in zijn werk gaat"); 25% heeft ‘de universiteit nu van binnen gezien ("maar drie lokalen gezien"). 46% zegt een beter beeld van het lesgeven aan een universiteit te hebben gekregen ("Veel PowerPoint; "Zelfde als op school"; "Meer je eigen verantwoordelijkheid"). Bètatechnische studie of beroep kiezen Tien respondenten (28%) vinden dat het beroep van wetenschappelijk onderzoeker door BètaPlus aantrekkelijker is geworden. 22% vindt dat het aantrekkelijker is geworden te werken in de bètatechniek ("iets met auto's/architectuur/DNA/microbiologie"). 33% geeft nu aan waarschijnlijk een bètatechnische studie te gaan doen, dat is gelijk aan de voormeting. 48% is het oneens met de stelling dat BètaPlus hen heeft gestimuleerd een bètatechnische studie te kiezen ("Ik niet, maar ik kan me voorstellen dat anderen nu wel een bètastudie willen doen omdat de info interessant was"). Het percentage leerlingen dat zegt te weten welke bètatechnische studies je kunt doen is 29, en dat is vreemd genoeg een daling ten opzichte van de voormeting. Onderzoekende houding De antwoorden op vragen uit het construct ‘onderzoekende houding’ scoren over het algemeen vergelijkbaar of iets lager dan bij de voormeting. In de voormeting was 50% het eens met de stelling ‘als ik iets wil weten ga ik door tot ik er achter ben’; in de nameting was 40% het eens met de stelling ‘als ik in de module iets wilde weten ging ik door tot ik er achter was’. "Alles in de module willen begrijpen" scoorde 80%, terwijl 90% in de voormeting aangaf in zijn algemeenheid aangaf 'alles te willen weten'. Ruim een derde van de leerlingen vindt dat de module een bijdrage heeft geleverd aan schriftelijke en/of mondelinge presentatievaardigheden.
Analyse nameting De einduitkomsten voor dit cohort lijken positief uit te pakken voor de doelstellingen van BètaPlus. De leerlingen hebben de modules met plezier gevolgd, er veel van geleerd, en hebben zich een duidelijker beeld gevormd of een bètastudie iets voor hen is. De oriëntatie op de universiteit lijkt nog voor verbetering vatbaar: de leerlingen maken maar weinig mee van wat studeren of onderzoeken inhoudt. Als leerlingen toch flink wat tijd investeren om op de Uithof te komen dan is een beloning in de vorm van een rondleiding en een kijkje in wat keukens (laboratoria, proefopstellingen, botanische tuin?) best op zijn plaats. Ook het contrast met lesgeven op school zou best wat groter mogen zijn, zo lijkt het.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
9
Resultaten derde leerlingonderzoek BètaPlus (Complexe stromen; een pil teveel of te weinig; HIV/aids) Voormeting In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode oktober 2010– januari 2011 de NLT-modules 'Een pil teveel of te weinig effect' (N=14) en 'Complexe stromen' (N=1) of HIV/aids (N=16) heeft gevolgd. De voormeting is in oktober 2010 afgenomen bij alle leerlingen, met een respons van 63?%. De vragenlijsten inventariseren een aantal leerling-kenmerken en gaat vooral in op ervaringen, houdingen en meningen van leerlingen wat betreft het bètadomein, vervolgstudiekeuze, en de onderzoekende houding in relatie tot het BètaPlus programma. Leerlingkenmerken De vragenlijst is ingevuld door 22 jongens en 10 meisjes tussen de 15 en 18 jaar oud. Driekwart is blijven zitten noch heeft een klas overgeslagen. Het vakkenpakket is overwegend Bèta: Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en NLT. Vrijwel alle leerlingen volgen Natuurkunde en NLT; er zijn maar 4 leerlingen die Wiskunde D (29% van de leerlingen die dit vak kon kiezen) volgen. De leerlingen scoren grotendeels tussen de 6 en de 8. In figuur 2 staan de gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak. 5 of lager
6
Wiskunde A
0.0% (0)
0.0% (0)
Wiskunde B
20.0% (6)
Wiskunde C
0.0% (0)
40.0% (12) 0.0% (0)
Wiskunde D
0.0% (0)
25.0% (1)
Natuurkunde
9.4% (3)
34.4% (11)
Scheikunde
6.5% (2)
19.4% (6)
Biologie
4.2% (1)
20.8% (5)
Natuur Leven en Technologie
0.0% (0)
8.3% (2)
Informatica
0.0% (0)
0.0% (0)
7 100% (2) 36.7% (11) 0.0% (0) 50.0% (2) 28.1% (9) 51.6% (16) 50.0% (12) 50.0% (12) 0.0% (0)
8
9 of hoger
Aantal studenten
0.0% (0)
0.0% (0)
2
6.7% (2)
6.7% (2)
30
0.0% (0)
0.0% (0)
0
25.0% (1)
0.0% (0)
4
31.3% (10)
0.0% (0)
33
16.1% (5)
6.5% (2)
31
25.0% (6)
0.0% (0)
24
37.5% (9)
8.3% (2)
25
0.0% (0)
100% (1)
1
Figuur 2: gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak Het merendeel van de leerlingen doet mee aan BètaPlus, omdat ze dat verplicht zijn vanuit school. De helft van de leerlingen heeft zin in het volgen van het programma, ondanks dat ze vinden dat ze op school niet gestimuleerd worden om bètavakken te kiezen. De groep is over het algemeen gemotiveerd om de module te volgen, met name om onderwijs buiten school te volgen en omdat het onderwerp ze aanspreekt. Slechts één leerling is in mindere mate gemotiveerd, de reden hiervoor is niet uit de vragenlijst te destilleren. Bèta De leerlingen vinden Bètavakken interessant, daarvan vinden 6 studenten de vakken moeilijk, 12 leerlingen vinden het niet moeilijk, de overige hebben een neutraal standpunt (niet eens/niet oneens). Over bètatechnische onderwerpen weet de groep niet zoveel, onderwerpen waar ze iets van weten zijn
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
10
bijvoorbeeld natuurkunde, gezondheid en sterrenkunde, er worden weinig specifieke onderwerpen genoemd. Wel wil een meerderheid meer weten over bètatechnische onderwerpen, zoals het menselijk lichaam, werktuigbouw en elektrotechniek, maar ook hier worden voornamelijk de disciplines (zoals 'natuurkunde' of 'biologie') genoemd. 12% van de leerlingen leest in zijn vrije tijd over bètatechniek. Dit zijn vooral tijdschriften, zoals Quest, Wetenschap in beeld en natuur en op wikipedia naar specifieke onderwerpen. De omgeving van de leerlingen is enthousiast over bètavakken, 70% geeft aan dat vrienden bètavakken leuk vinden en 37% wordt door ouders/verzorgers gestimuleerd om een bètastudie te kiezen. Dit stimuleren doen ze door er veel over te praten (over hun eigen Bètaberoep) of door het bezoeken van open dagen. Studiekeuze en beroep 5 leerlingen willen later niet in de bètatechniek werken, de overige leerlingen wel of zijn neutraal (30%). Zeven leerlingen willen later een wetenschappelijk onderzoeker worden, 12 willen dit niet en de overige leerlingen zijn neutraal. 67% van de leerlingen heeft een goed beeld van de Universiteit, op de vraag wat er ontbreekt wordt er door één leerling aangegeven het verschil in lesstof met het VO. 15 leerlingen kennen mensen die aan de universiteit hebben gestudeerd. Slechts vier leerlingen geven aan dat ze nooit naar een voorlichtingsdag zijn geweest, 20 leerlingen gaan binnenkort naar een voorlichtingsdag. De meerderheid weet welke studies gevolgd kunnen worden aan de Universiteit Utrecht. 50% van de leerlingen wil een bètatechnische studie gaan volgen, zoals (dier)geneeskunde of werktuigbouwkunde(techniek). 57% geeft aan te weten welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. Onderzoekende houding 89% van de leerlingen is nieuwsgierig naar nieuwe kennis en 82% wil graag alles begrijpen. 53% gaat echter door tot hij achter de informatie is die nodig is. 43% van de leerlingen vindt het leuk om iets uit te zoeken waar niemand antwoord op kan geven. 64% van de leerlingen wil graag het goede antwoord hebben. 21% probeert na te gaan of onderzoek goed is uitgevoerd, wanneer ze onderzoeksresultaten lezen. Wanneer er hulp nodig is, is de docent (93%) de meest gevraagde persoon, gevolgd door studiegenoten en vrienden (64%). 85% vindt het plezierig om iemand te helpen. De helft werkt het liefst in een tweetal samen. 32% vindt zich goed in mondeling presenteren en 50% in het maken van verslagen en werkstukken. Analyse voormeting Ruim 40% kan Wiskunde D volgen op school, toch zijn er maar vier leerlingen die het vak volgen. Ook valt op dat maar één leerling informatica volgt. De prestaties op de bètavakken zijn gemiddeld genomen ruim voldoende maar de groep valt zeker niet te karakteriseren als excellent of hoogbegaafd. De groep is relatief gemotiveerd voor het volgen van de BètaPlus module, toch moeten het merendeel vanuit school verplicht meedoen. De groep staat positief tegenover bètavakken en lijkt zin te hebben in de module. Weinig leerlingen lezen over bètatechnische onderwerpen, hier zou een kans liggen voor de school of ouders. Een groot deel van de leerlingen gaat binnenkort naar een studievoorlichting of hebben dit gedaan, toch geeft het merendeel aan een goed beeld te hebben van studeren aan de Universiteit. De beeldvorming over bètatechniek is weinig adequaat; men denkt in termen van disciplines en schoolvakken in plaats van in onderwerpen. In hun houding laten de leerlingen zich kennen als nieuwsgierig, ze willen graag alles begrijpen en gaan door tot ze erachter zijn.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
11
Nameting Leerlingkenmerken De nameting is ingevuld door 25 leerlingen. Alle leerlingen hebben het programma afgemaakt, vier van de 25 leerlingen hebben 2 of meer bijeenkomsten gemist. Leerlingen werken het liefst (75%) in tweetallen en 71% vindt het leuk om anderen in de module te helpen. De universitaire docent en de studiegenoten werden bij voorkeur gevraagd om hulp, gevolgd door de docent van school, slechts vier studenten stelden zelden vragen. Waardering voor het programma De waardering voor BètaPlus is goed, gemiddeld geven de leerlingen een 7,5. Toch geven 9 leerlingen aan dat ze niet nog een keer een module willen volgen, redenen hiervoor zijn o.a. reistijd en bereikbaarheid en het inpassen met reguliere lessen. Meer dan de helft van de leerlingen geeft het programma het cijfer 8 of hoger. 69% is het eens of zeer eens met de stelling dat de BètaPlus module ging over onderwerpen die hen interesseerden. 76% heeft de module met plezier gevolgd te hebben, waarvan 71% aangeeft veel geleerd te hebben. Vakinhoudelijk zijn de leerlingen enthousiast, ze zijn ook te spreken over de begeleiding, de setting en het samenwerken. Over de inhoud zijn ze enthousiast omdat die in sommige gevallen verdiepend was, terwijl andere juist te spreken zijn over de verbreding. Vijf leerlingen geven aan dat ze bètavakken nu interessanter vinden dan voor de module en vijf leerlingen vinden bètavakken ook makkelijker. Twee leerlingen geven aan meer te gaan lezen over bètatechniek. Studeren aan een universiteit De vragen over de beeldvorming over studeren aan een universiteit en de Universiteit Utrecht in het bijzonder leveren een positieve reactie op bij 30-50% van de respondenten. Zo vindt 42% van de leerlingen dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen. 33% heeft geen goed beeld gekregen, de rest is neutraal. 50% zegt een beter beeld van het lesgeven aan een universiteit te hebben gekregen, uit de toelichting blijkt dat het zelfstandig werken daaraan heeft bijgedragen, maar dat ze hoorcolleges hebben gemist, aangezien dat een veel gebruikte werkvorm is. Uit de reactie blijkt een zekere waardering voor de docenten ’Ik heb wel van alles geleerd van deze docenten’, ‘De verdieping in het onderwerp stuurde de docent goed aan’. 58% van de leerlingen heeft het gevoel de universiteit van binnen te hebben gezien en 42% heeft een beter beeld van de Universiteit Utrecht gekregen. Ze hebben echter geen beter beeld gekregen van welke studies ze kunnen volgen aan de Universiteit. Bètatechnische studie of beroep kiezen 37% van de leerlingen geeft aan dat ze nu beter weten hoe het is om een bètatechnische studie te doen, vier studenten hebben geen beter beeld gekregen. 29% vindt het aantrekkelijker om in de bètatechniek te gaan werken, 38% vindt dit niet aantrekkelijker. 63% weet welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. 38% vindt het aantrekkelijker geworden om wetenschappelijk onderzoeker te worden, 29% vindt het niet aantrekkelijker geworden. 47% geeft nu aan waarschijnlijk een bètatechnische studie te gaan doen (50% in de voormeting), maar 12,5% is het oneens met de stelling dat BètaPlus hen heeft gestimuleerd een bètatechnische studie te kiezen. Onderzoekende houding 75% van de leerlingen wil graag alles begrijpen, 54% gaat door tot hij erachter is wat hij/zij wil weten. 63% wilde in de module graag hun werk zo goed mogelijk afronden. Slechts twee leerlingen gingen na hoe onderzoek uitgevoerd was, bij het horen/lezen van onderzoeksresultaten. 11 studenten vinden het leuk iets uit te zoeken waar niemand het antwoord op weet. Tot slot weten 54% van de leerlingen nu beter hoe ze onderzoeksresultaten moet presenteren en 32% beter weet hoe ze schriftelijke verslagen en werkstukken moeten maken.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
12
Voorlopige analyse De leerlingen zijn positief over hun deelname aan de module. Er lijkt een enthousiasme te zijn ten aanzien van de docenten en het aanbod. Woorden als ‘uitdagen’, ‘zelfstandig werken’, ‘goede begeleiding’ komen meerdere keren aan bod, wat duidt op een interessant aanbod wat aansluit bij de verwachtingen van de leerlingen. Opvallend is dat de groep positief is, terwijl uit de voormeting gebleken is dat ze vanuit school verplicht deelnemen aan de module, wat niet direct wijst op een intrinsieke motivatie. Wel had de helft van de leerlingen zin in het volgen van de module, wat beter de positieve uitkomst verklaart. Negatieve dingen die aangegeven worden zijn de locatie en de bereikbaarheid. Het kost de leerlingen tijd en het is niet voor alle leerlingen makkelijk in het reguliere rooster te passen. Ook zijn de late tijden een reden voor de leerlingen om niet nogmaals deel te nemen aan een module.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
13
Resultaten vierde leerlingonderzoek Bètaplus Bewegende aarde en Moleculen in leven Voormeting In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode februari 2011– april 2011 de NLT-modules bewegend aarde' (N=6) en Moleculen in leven' (N=7). De voormeting is in februari 2011 afgenomen bij alle leerlingen, met een respons van ?%. Leerlingkenmerken De vragenlijst is ingevuld door 7 jongens en 6 meisjes tussen de 15 en 18 jaar oud. Ruim driekwart is blijven zitten noch heeft een klas overgeslagen. Het vakkenpakket is overwegend Bèta: Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie en NLT. Vrijwel alle leerlingen volgen Natuurkunde en NLT; er zijn maar 2 leerlingen die Wiskunde D (50% van de leerlingen die dit vak kon kiezen)volgen. De leerlingen scoren gemiddeld een 7 . In figuur 3 staan de gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak.
Wiskunde A
5 of lager
6
7
8
9 of hoger
0,0% (0)
0,0% (0)
0,0% (0)
100.0% (1) 25.0% (3) 0,0% (0) 0,0% (0) 25.0% (3) 11.1% (1) 30.0% (3) 0,0% (0)
0,0% (0)
Aantal leerlingen 1
0,0% (0) 50.0% (1) 16.7% (2) 0,0% (0) 22.2% (2) 0,0% (0) 0,0% (0)
12 2 12 12 9 10 0
Wiskunde B 16.7% (2) 25.0% (3) 33.3% (4) Wiskunde D 0,0% (0) 50.0% (1) 0,0% (0) Natuurkunde 0,0% (0) 41.7% (5) 41.7% (5) Scheikunde 8.3% (1) 25.0% (3) 41.7% (5) Biologie 0,0% (0) 11.1% (1) 55.6% (5) NLT 0,0% (0) 10.0% (1) 60.0% (6) Informatica 0,0% (0) 0,0% (0) 0,0% (0) Figuur 3: gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak
Het merendeel van de leerlingen doet mee aan Bètaplus, omdat ze dat verplicht zijn vanuit school. Slechts één leerling heeft geen zin om deel te nemen aan de module, de overige studenten heeft wel zin om de module te volgen, redenen hiervoor zijn de verwachtingen dat het een leerzame en interessante module is en hopen in aanraking te komen met practica en specifieke onderwerpen als Moleculair, atomair en cellulair niveau. Bèta Ondanks dat de studenten door school niet gestimuleerd worden bètavakken te kiezen vinden de leerlingen bètavakken interessant. Hiervan vinden 3 studenten de vakken wel moeilijk. Over bètatechnische onderwerpen weet de groep niet zoveel, er worden ook weinig voorbeelden gegeven. De groep is niet uitermate geïnteresseerd om meer te weten te komen over bètatechnische onderwerpen, (slechts 3 leerlingen zijn positief, de rest is neutraal). Explore en nwt magazine wordt door één leerling gelezen, doordat ze het via school wel eens mee naar huis krijgen. De omgeving van de leerlingen is gematigd enthousiast over bètavakken, 33,3% geeft aan dat vrienden bètavakken leuk vinden en 0% wordt door ouders/verzorgers gestimuleerd om een bètastudie te kiezen. Studiekeuze en beroep 2 leerlingen willen later in de bètatechniek werken, de overige leerlingen niet of zijn neutraal (42%). Slechts 1 leerling wil later een wetenschappelijk onderzoeker worden.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
14
83% van de leerlingen heeft een goed beeld van de Universiteit, mogelijk medegevormd door mensen die ze kennen die aan de Universiteit gestudeerd hebben (50%). Alle leerlingen zijn wel eens naar een voorlichtingsdag geweest, waarvan 4 leerlingen specifiek naar een technische universiteit, 2 leerlingen geven aan dat ze een bètatechnische studie gaan doen, geneeskunde, natuur, - en sterrenkunde en bedrijfskunde worden als mogelijke keuzes genoemd. Maar 1 leerling weet niet welke studie hij kan volgen aan de UU. 58% geeft aan te weten welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. Onderzoekende houding 92% van de leerlingen is nieuwsgierig naar nieuwe kennis en 82% wil graag alles begrijpen. 50% gaat echter door tot hij achter de informatie is die nodig is. 8% van de leerlingen vindt het leuk om iets uit te zoeken waar niemand antwoord op kan geven. 75% van de leerlingen wil graag het goede antwoord hebben. 25% probeert na te gaan of onderzoek goed is uitgevoerd, wanneer ze onderzoeksresultaten lezen. Wanneer er hulp nodig is, is de docent (100%) de meest gevraagde persoon, gevolgd door vrienden en studiegenoten (75%; 58%). 83% vindt het plezierig om iemand te helpen. De helft werkt het liefst in een tweetal samen. 58% vindt zich goed in mondeling presenteren en 92% in het maken van verslagen en werkstukken. Analyse voormeting Opvallend is dat deze groep ondanks het juiste Bètaprofiel niet uitermate geïnteresseerd lijkt in bètatechniek. Leerlingen zijn niet erg gemotiveerd en worden door hun omgeving ook weinig gestimuleerd. Ook scoren de leerlingen niet hoog op de indicatoren voor een onderzoekende houding, slechts 1 leerling vindt het leuk dingen uit te zoeken waar niet het antwoord op heeft. De gemiddelde score van een 7 sluit aan bij dit beeld van de leerlingen. Voor deze groep liggen er kansen om ze te prikkelen voor bètatechnische onderwerpen zowel op school als in hun directe omgeving (ouders en vrienden).
Nameting Leerlingkenmerken 11 leerlingen hebben de nameting ingevuld, waarvan 3 leerlingen bewegende aarde hebben gevolgd en 8 leerlingen moleculen in leven. Deze leerlingen hebben het programma afgemaakt, vijf van de 11 leerlingen hebben 1 bijeenkomst gemist. Waardering voor het programma De waardering voor BètaPlus is voldoende, gemiddeld geven de leerlingen een 7,2, 5 leerlingen geven aan de module met plezier gevolgd te hebben. Toch geven 8 leerlingen aan dat ze niet nog een keer een module willen volgen, geen leerling geeft aan nog een module te willen volgen, redenen hiervoor zijn o.a. reistijd en bereikbaarheid en het inpassen met reguliere lessen/examens, het lage tempo, het onderwerp van modules. 73% is het eens met de stelling dat de BètaPlus module ging over onderwerpen die hen interesseerden, de rest is neutraal. 73% geeft aan veel geleerd te hebben tijdens de modulen, voornamelijk de andere manier van denken wordt aangehaald. De leerlingen vinden na het volgen bètavakken niet interessanter of makkelijker. Slecht 1 leerling wil meer gaan lezen over bètatechnische onderwerpen. 3 leerlingen vinden dat ze van de universitaire docenten een beter beeld hebben gekregen van het lesgeven op de Universiteit. Studeren aan een universiteit 30% van de leerlingen vinden dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen. 30% heeft geen goed beeld gekregen, de rest is neutraal. Slechts 1 leerling heeft het gevoel de universiteit van binnen te hebben gezien en 30% heeft een beter beeld van de Universiteit Utrecht gekregen. De leerlingen hebben geen beter beeld gekregen van welke studies ze kunnen volgen aan de Universiteit. 40% vond het
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
15
van toegevoegde waarde om een module aan de universiteit te volgen, in tegenstelling tot 50% van de leerlingen die dat niet vonden, leerlingen zijn van mening dat het aanbod, op de practica na, op hun eigen school aangeboden kon worden. Bètatechnische studie of beroep kiezen De studenten vinden het werken binnen de bètatechniek niet aantrekkelijker geworden door het volgend van de module, de studenten vinden het ook niet aantrekkelijker om wetenschappelijk onderzoeker te worden. 4 leerlingen zijn van plan een bètatechnische studie te gaan volgen, te weten scheikunde, natuur,sterrenkunde en iets met biologie. 60% weet welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie, echter zijn de studenten niet gestimuleerd door de module om een bètatechnische studie te kiezen. Onderzoekende houding 90% van de leerlingen wil graag alles begrijpen, 40% gaat door tot hij erachter is wat hij/zij wil weten. 50% wilde in de module graag hun werk zo goed mogelijk afronden. Slechts 1 leerling ging na hoe onderzoek uitgevoerd was, bij het horen/lezen van onderzoeksresultaten. 2 studenten vinden het leuk iets uit te zoeken waar niemand het antwoord op weet. Tot slot 1 leerling nu beter hoe ze onderzoeksresultaten moet presenteren en geen van de leerlingen weet na het volgen van de module beter hoe ze schriftelijke verslagen en werkstukken moeten maken. Leerlingen werken het liefst (90%) in tweetallen en 70% vindt het leuk om anderen in de module te helpen. De universitaire docent en de studiegenoten werden bij voorkeur gevraagd om hulp, 5 studenten (50%) stelden zelden vragen.
Voorlopige analyse De leerlingen zijn niet positief over het volgen van de module. In cijfer worden de modules voldoende beoordeeld (7,2), maar in de overige vragen blijkt het algemene beeld niet heel positief. De leerlingen geven aan niet nogmaals een module te volgen en daar zijn verschillende externe factoren van belang. Zoals de invlechting in het huidige onderwijs, de afstand naar de Uithof en de verplichting vanuit school. Maar ook een laag tempo, herhaling en weinig uitdagend niveau worden door de leerlingen genoemd als reden. Opvallend is dat er 4 leerlingen zijn die een bètatechnische studie willen volgen, maar dat zij ook niet altijd enthousiast waren over het programma, dit roept vragen op als, sluit het programma aan bij de leerlingen, daagt het uit, is het van het juiste niveau en wat is de meer waarde om deze module aan de universiteit te volgen? Tot slot geeft 90% aan dat ze graag alles willen begrijpen, maar slechts 40% wil daar ook voor werken, wat niet duidt op een grote inzet en motivatie. Terugkijkend naar de voormeting leken de leerlingen niet erg intrinsiek gemotiveerd en betrokken, dit zou de matige reactie op de module kunnen verklaren.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
16
Resultaten vijfde leerlingonderzoek BètaPlus (Complexe stromen; Moleculen in leven; Kwantumstructuur van de materie).
Voormeting In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode november 2011-januari 2012 de NLT-modules van ‘Complexe stromen' (N=4) en 'Moleculen in leven’(N=7) of ‘Kwantumstructuur van de materie’ (N=11) heeft gevolgd. De voormeting is in november 2011 afgenomen bij alle leerlingen, met een respons van 50%. De vragenlijsten inventariseren een aantal leerling-kenmerken en gaat vooral in op ervaringen, houdingen en meningen van leerlingen wat betreft het bètadomein, vervolgstudiekeuze, en de onderzoekende houding in relatie tot het BètaPlus programma. Leerlingkenmerken De vragenlijst is ingevuld door 16 jongens en 6 meisjes tussen de 15 en 19 jaar oud. Vier leerlingen zijn een keer blijven zitten en drie leerlingen hebben een klas overgeslagen. Het vakkenpakket is overwegend Bèta: Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie. Slechts drie leerlingen kunnen NLT volgen op school. Vrijwel alle leerlingen volgen Natuurkunde, Scheikunde en Biologie; er zijn maar 2 leerlingen die Wiskunde A volgen. De leerlingen scoren grotendeels tussen de 6 en de 8. In figuur 4 staan de gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak. Figuur 1: gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak 5 of 6 7 lager 50.0% 50.0% Wiskunde A 0.0% (0) (1) (1) 45.0% Wiskunde B 5.0% (1) 20.0% (4) (9) 30.8% Wiskunde D 0.0% (0) 7.7% (1) (4) 45.5% Natuurkunde 0.0% (0) 27.3% (6) (10) 40.9% Scheikunde 45.% (1) 13.6% (3) (9) 57.9% Biologie 0.0% (0) 10.5% (2) (11) 50.0% NLT 0.0% (0) 0.0% (0) (1) Informatica
0.0% (0)
0.0% (0)
0.0% (0)
8 0.0% (0) 25.0% (5) 53.8% (7) 13.6% (3) 27.3% (6) 31.6% (6) 50.0% (1) 80.0% (4)
9 of hoger 0.0% (0) 5.0% (1) 7.7% (1) 18.2% (4) 13.6% (3) 7.7% (2) 0.0% (0) 20.0% (1)
Aantal studenten 8 20 13 22 22 19 2 5
Figuur 4: : gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak . Tweederde van de leerlingen doet mee aan BètaPlus, omdat ze zelf graag mee wilden doen. Bijna alle leerlingen hebben dan ook zin in het volgen van het programma. 68% van de studenten vinden dat ze op school gestimuleerd worden om bètavakken te kiezen. De groep is gemotiveerd om de module te volgen, met name door de inhoud, verdieping, het ander soort aanbod en de locatie. Bèta De leerlingen vinden Bètavakken interessant, daarvan vinden 6 leerlingen de vakken moeilijk, 10 leerlingen vinden het niet moeilijk, de overige hebben een neutraal standpunt (niet eens/niet oneens). Over bètatechnische onderwerpen weet een deel van de groep al wat, onderwerpen, er worden weinig specifieke onderwerpen genoemd, voornamelijk vakken worden benoemd. De meerderheid wil meer Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
17
weten over bètatechnische onderwerpen, ‘Ik wil veel meer weten over hoe stoffen met elkaar reageren, hoe mensen op medicijnen reageren, hoe het lichaam in elkaar steekt.’ 27% van de leerlingen leest in zijn vrije tijd over bètatechniek. Dit zijn vooral artikelen, natuurkundeforum en wikipedia. De omgeving van de leerlingen is gematigd enthousiast over bètavakken, 60% geeft aan dat vrienden bètavakken leuk vinden en 4% wordt door ouders/verzorgers gestimuleerd om een bètastudie te kiezen. Dit stimuleren doen ze door voorlichtingsdagen te bezoeken. Studiekeuze en beroep Vier leerlingen willen later niet in de bètatechniek werken, de overige leerlingen wel of zijn neutraal (27%). Drie leerlingen willen later een wetenschappelijk onderzoeker worden, vijf willen dit niet en de overige leerlingen zijn neutraal. 50% van de leerlingen heeft een goed beeld van een Universitaire studie, het verschil tussen de verschillende studies ontbreekt nog. 13 leerlingen kennen veel mensen die aan de universiteit hebben gestudeerd. 7 leerlingen zijn nog nooit naar een voorlichtingsdag geweest, 6 leerlingen gaan binnenkort naar een voorlichtingsdag. De helft weet welke studies gevolgd kunnen worden aan de Universiteit Utrecht. 50% van de leerlingen wil een bètatechnische studie gaan volgen, zoals (dier) geneeskunde, technische informatica, natuurkunde en Life Science en Technology. 64% geeft aan te weten welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. Onderzoekende houding 77% van de leerlingen is nieuwsgierig naar nieuwe kennis en 86% wil graag alles begrijpen. 77% gaat echter door tot hij achter de informatie is die nodig is. 55% van de leerlingen vindt het leuk om iets uit te zoeken waar niemand antwoord op kan geven. 68% van de leerlingen wil graag het goede antwoord hebben. 18% probeert na te gaan of onderzoek goed is uitgevoerd, wanneer ze onderzoeksresultaten lezen. Wanneer er hulp nodig is, is de docent (86%) de meest gevraagde persoon, gevolgd door vrienden (68%) en studiegenoten (64%). 77% vindt het plezierig om iemand te helpen. De leerlingen werken het liefst in tweetallen of alleen. 41% vindt zich goed in mondeling presenteren en 41% in het maken van verslagen en werkstukken. Analyse voormeting Opvallend is dat er vier leerlingen zijn blijven zitten en 3 een klas overgeslagen hebben, dat maakt deze groep afwijkend van andere groepen waarin dit minder of niet het geval was. De leerlingen beschikken over een beduidend minder hoge onderzoekende houding dan voorgaande groepen. Dit zou negatieve gevolgen kunnen hebben tijdens deelname aan de modules, omdat daar wel een onderzoekende houding wordt verwacht. Ook worden de leerlingen minder door thuis gestimuleerd om bètavakken te kiezen. Het lijkt erop dat de leerlingen nog geen duidelijk zicht hebben wat ze gaan studeren.
Nameting Leerlingkenmerken Alle leerlingen hebben het programma afgemaakt, 1 leerling heeft 2 of meer bijeenkomsten gemist. De leerlingen hebben niet een uitgesproken voorkeur voor het werken in een bepaalde samenstelling, in tweetallen wordt het meest gekozen, gevolgd door kleine groepjes. 53% vindt het leuk om anderen in de module te helpen. De universitaire docent en de studiegenoten werden bij voorkeur gevraagd om hulp, gevolgd door de docent van school. Waardering voor het programma De waardering voor BètaPlus is goed, gemiddeld geven de leerlingen een 7,5. Desondanks geven zes leerlingen aan dat ze niet nog een keer een module willen volgen en zes leerlingen zijn neutraal. 65% van de leerlingen zijn het eens of zeer eens met de stelling dat de BètaPlus module ging over onderwerpen die hen interesseerden, slechts één leerling was het hier niet mee eens. 53% heeft de module met plezier gevolgd en 77% heeft veel geleerd. Vakinhoudelijk zijn de leerlingen enthousiast, ze zijn ook te spreken
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
18
over de begeleiding, de uitleg en de verdieping. Minder te spreken zijn ze over het samenvallen met vakken op school, de grote hoeveelheid theorie en de herhaling. Vijf leerlingen geven aan dat ze bètavakken nu interessanter vinden dan voor de module en vier leerlingen vinden bètavakken ook makkelijker. Slechts één leerling geeft aan meer te gaan lezen over bètatechniek, voornamelijk ‘de Kijk’ en wetenschappelijke artikelen. Studeren aan een universiteit De vragen over de beeldvorming over studeren aan een universiteit en de Universiteit Utrecht in het bijzonder leveren een positieve reactie op bij ongeveer de helft van de respondenten. Zo vindt 47% van de leerlingen dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen. 18% heeft geen goed beeld gekregen, de rest is neutraal. 53% zegt een beter beeld van het lesgeven aan een universiteit te hebben gekregen, uit de toelichting blijkt dat het zelfstandig werken en het hoge niveau en tempo en de onderzoekende houding daaraan heeft bijgedragen. 35% van de leerlingen heeft het gevoel de universiteit van binnen te hebben gezien en 53% heeft een beter beeld van de Universiteit Utrecht gekregen. Bètatechnische studie of beroep kiezen 47% van de leerlingen geeft aan dat ze een bètatechnische studie gaan doen (was 50%). 3 leerlingen (14%) vinden dat BètaPlus stimuleert een bètatechnische studie te kiezen. 28% vindt het aantrekkelijker om in de bètatechniek te gaan werken, 29% vindt dit niet aantrekkelijker. 35% weet welke beroepen je uit kunt oefenen met een bètatechnische studie. 24% vindt het aantrekkelijker geworden om wetenschappelijk onderzoeker te worden, 29% vindt het niet aantrekkelijker geworden. 47% geeft nu aan waarschijnlijk een bètatechnische studie te gaan doen (65% in de voormeting), hiervan is 18% het eens met de stelling dat BètaPlus hen heeft gestimuleerd een bètatechnische studie te kiezen. Onderzoekende houding 65% van de leerlingen willen graag alles begrijpen, 70% gaat door tot hij erachter is wat hij/zij wil weten. 53% wilde in de module graag hun werk zo goed mogelijk afronden. Geen leerlingen gingen na hoe onderzoek uitgevoerd was, bij het horen/lezen van onderzoeksresultaten. Ook vinden de leerlingen het niet leuk iets uit te zoeken waar niemand het antwoord op weet. Tot slot weet slechts één leerling nu beter hoe onderzoeksresultaten te presenteren en 5 leerlingen weten beter hoe ze schriftelijke verslagen en werkstukken moeten maken. Voorlopige analyse De leerlingen geven BètaPlus een 7,5, toch zijn de uitkomsten niet uitermate positief. De leerlingen lijken niet heel gemotiveerd en bètageoriënteerd. Dit komt overeen met de voormeting. De randvoorwaarden lijken bepalend voor de tevredenheid van de leerlingen: de planning, te weinig uitdagen, veel theorie en herhaling. Het zou interessant zijn om te vragen hoe BètaPlus heeft bijgedragen aan het makkelijker en leuker vinden van bètavakken. Op basis van de tevredenheid van de leerlingen, lijkt de module een doorkijkje te geven naar het studeren op een universiteit, vraag is alleen hoe dat specifiek gemaakt kan worden voor de Universiteit Utrecht. Tot slot lijkt de (kritische) onderzoekende houding van de leerlingen laag, ze gaan niet na hoe onderzoek is gedaan en ze zijn niet geïnteresseerd in vraagstukken uitzoeken waar (nog) niemand het antwoord op weet.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
19
Resultaten zesde leerlingonderzoek BètaPlus (HIV tot aids; hart en vaten; aarde in evolutie).
Voormeting In deze rapportage worden de uitkomsten beschreven van vragenlijstonderzoek onder het cohort leerlingen dat in de periode januari-april 2012 de NLT-modules van HIV tot aids' (N=12) en 'Hart en Vaten' (N=14) heeft gevolgd. De module Aarde in Evolutie (N=0) is niet doorgegaan. De voormeting is in januari 2012 afgenomen bij alle leerlingen, met een respons van 54 %. De vragenlijsten inventariseren een aantal leerling-kenmerken en gaat vooral in op ervaringen, houdingen en meningen van leerlingen wat betreft het bètadomein, vervolgstudiekeuze, en de onderzoekende houding in relatie tot het BètaPlus programma. Leerlingkenmerken De vragenlijst is ingevuld door 7 jongens en 19 meisjes tussen de 16 en 18 jaar oud. De meerderheid is blijven zitten noch heeft een klas overgeslagen. Het vakkenpakket is overwegend Bèta: Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie. Vrijwel alle leerlingen volgen Scheikunde en Biologie; er zijn maar 6 leerlingen die Wiskunde D (30% van de leerlingen die dit vak kunnen kiezen) volgen en 9 die NLT volgen (50% van de leerlingen die dit vak kunnen kiezen). De leerlingen scoren grotendeels tussen de 6 en de 8. In figuur 5 staan de gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak. 5 of lager
6
Wiskunde A
0.0% (0)
12.5% (1)
Wiskunde B
5.6% (1)
38.9% (7)
Wiskunde D
0.0% (0)
16.7% (1)
Natuurkunde
8.0% (2)
16.0% (4)
Scheikunde
3.8% (1)
11.5% (3)
Biologie
0.0% (0)
11.5% (3)
NLT
0.0% (0)
0.0% (0)
Informatica
0.0% (0)
0.0% (0)
7 12.5% (1) 27.8% (5) 33.3% (2) 40.0% (10) 38.5% (10) 46.2% (12) 50.0% (4) 0.0% (0)
8 62.5% (5) 16.7% (3) 50.0% (3) 24.0% (6) 34.6% (9) 38.5% (10) 62.5% (5) 0.0% (0)
9 of hoger 12.5% (1) 16.7% (3) 0.0% (0) 12.0% (3) 11.5% (3) 7.7% (2) 0.0% (0) 0.0% (0)
Aantal studenten 8 19 6 25 26 26 9 0
Figuur 5: gemiddelde cijfers van de leerlingen per vak Het merendeel van de leerlingen doet mee aan BètaPlus, omdat ze zelf graag mee wilden doen. Alle leerlingen hebben dan ook zin in het volgen van het programma. De helft van de studenten vinden dat ze op school gestimuleerd worden om bètavakken te kiezen. De groep is gemotiveerd om de module te volgen, met name door de inhoud, verdieping, het extra-curriculaire aanbod. Bèta De leerlingen vinden bètavakken interessant, daarvan vinden 3 studenten de vakken moeilijk, 9 leerlingen vinden het niet moeilijk, de overige hebben een neutraal standpunt (niet eens/niet oneens). Over bètatechnische onderwerpen weet een deel van de groep al wat, onderwerpen waar ze iets van weten zijn bijvoorbeeld verschillende lichaamsprocessen, biologie, er worden weinig specifieke onderwerpen Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
20
genoemd. Opvallend is dat een leerling aangeeft niet eens te weten wat BètaPlus is, ondanks dat hij zich wel heeft aangemeld. De meerderheid meer weten over bètatechnische onderwerpen, Hoe vouwen aminozuren en eiwitten zich? Hoe werken medicijnen en drugs? Wat is noorderlicht? Wat zijn de wetenschappelijk aantoonbare gevaren van klimaatverandering? Wat zijn effectievere manieren om onze energie drang te bevredigen? 15% van de leerlingen leest in zijn vrije tijd over bètatechniek. Dit zijn vooral wetenschappelijke tijdschriften en artikelen in bijvoorbeeld de NRC en wikipedia. De omgeving van de leerlingen is gematigd enthousiast over bètavakken, 39% geeft aan dat vrienden bètavakken leuk vinden en 50% wordt door ouders/verzorgers gestimuleerd om een bètastudie te kiezen. Dit stimuleren doen ze door er veel over te praten (over hun eigen bètaberoep). Studiekeuze en beroep Vijf leerlingen (19%) willen later niet in de bètatechniek werken, de overige leerlingen wel of zijn neutraal (42%). vijf leerlingen willen later een wetenschappelijk onderzoeker worden (19%), vijf willen dit niet en de overige leerlingen zijn neutraal. 73% van de leerlingen heeft een goed beeld van een Universitaire studie, het verschil tussen de verschillende studies en het sfeerproeven (rondlopen en ervaren) ontbreekt nog. 21 leerlingen kennen veel mensen die aan de universiteit hebben gestudeerd. Alle leerlingen zijn wel eens naar een voorlichtingsdag zijn geweest, 14 leerlingen gaan binnenkort naar een voorlichtingsdag. De meerderheid weet welke studies gevolgd kunnen worden aan de Universiteit Utrecht. 65% van de leerlingen wil een bètatechnische studie gaan volgen, zoals (dier) geneeskunde, tandheelkunde. 54% geeft aan te weten welke beroepen je uitkunt oefenen met een bètatechnische studie. Onderzoekende houding 96% van de leerlingen is nieuwsgierig naar nieuwe kennis en 100% wil graag alles begrijpen. 88% gaat echter door tot hij achter de informatie is die nodig is. 64% van de leerlingen vindt het leuk om iets uit te zoeken waar niemand antwoord op kan geven. 86% van de leerlingen wil graag het goede antwoord hebben. 48% probeert na te gaan of onderzoek goed is uitgevoerd, wanneer ze onderzoeksresultaten lezen. Wanneer er hulp nodig is, is de docent (100%) de meest gevraagde persoon, gevolgd door studiegenoten (80%) en vrienden (56%). 96% vindt het plezierig om iemand te helpen. De meerderheid werkt het liefst in een tweetal samen. 52% vindt zich goed in mondeling presenteren en 72% in het maken van verslagen en werkstukken. Analyse voormeting Ruim 77% kan Wiskunde D volgen op school, toch zijn er maar zes leerlingen (30%) die het vak volgen. Ook valt op dat geen leerling informatica volgt. De leerlingen hebben grotendeels gekozen om deel te nemen aan de module, dit kan duiden op een hogere motivatie dan eerdere groepen. De leerlingen scoren gemiddeld ook hoog, meerdere studenten staan voor de bètavakken een 8 of hoger. De groep staat positief tegenover bètavakken en heeft zin in de module. Weinig leerlingen lezen over bètatechnische onderwerpen, hier zou een kans liggen voor de school of ouders. Tijdschriften voor deze leeftijdsgroep zouden bijvoorbeeld gestimuleerd kunnen worden. De leerlingen noemen inhoudelijke vragen die ze hebben omtrent thematieken die relevant zijn voor de module die ze hebben gekozen. De studenten lijken zich bewust van het traject wat ze gaan volgen en oprecht geïnteresseerd in de onderwerpen. Dit hangt mogelijk samen met het feit dat ze bijna allemaal zelf hebben gekozen voor deelname. Nameting Leerlingkenmerken Alle leerlingen hebben het programma afgemaakt, twee van de 13 leerlingen hebben 2 of meer bijeenkomsten gemist. Leerlingen werken het liefst (85%) in tweetallen en 84% vindt het leuk om anderen in de module te helpen. De universitaire docent en de studiegenoten werden bij voorkeur gevraagd om hulp, gevolgd door familie of huisgenoten.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
21
Waardering voor het programma De waardering voor BètaPlus is goed, gemiddeld geven de leerlingen een 8,2. Slechts 1 leerling geeft aan dat ze niet nog een keer een module willen volgen en vijf leerlingen zijn neutraal. Alle leerlingen zijn het eens of zeer eens met de stelling dat de BètaPlus module ging over onderwerpen die hen interesseerden. 92% heeft de module met plezier gevolgd heeft veel geleerd. Vakinhoudelijk zijn de leerlingen enthousiast, ze zijn ook te spreken over de begeleiding, de setting en het samenwerken. Drie leerlingen geven aan dat ze bètavakken nu interessanter vinden dan voor de module en zeven leerlingen vinden bètavakken ook makkelijker. Vier leerlingen geven aan meer te gaan lezen over bètatechniek, met name over het onderwerp waar de module over ging. Studeren aan een universiteit De vragen over de beeldvorming over studeren aan een universiteit en de Universiteit Utrecht in het bijzonder leveren een positieve reactie op bij minder dan de helft van de respondenten. Zo vindt 54% van de leerlingen dat ze een goed beeld van een universitaire studie hebben gekregen. 8% heeft geen goed beeld gekregen, de rest is neutraal. 31% zegt een beter beeld van het lesgeven aan een universiteit te hebben gekregen, uit de toelichting blijkt dat het zelfstandig werken en het hoge niveau en tempo daaraan heeft bijgedragen. 40% van de leerlingen heeft het gevoel de universiteit van binnen te hebben gezien en 23% heeft een beter beeld van de Universiteit Utrecht gekregen. Bètatechnische studie of beroep kiezen 46% van de leerlingen geeft aan dat ze een bètatechnische studie gaan doen. Slecht 3 leerlingen vinden dat BètaPlus stimuleert een bètatechnische studie te kiezen. 23% vindt het aantrekkelijker om in de bètatechniek te gaan werken, 8% vindt dit niet aantrekkelijker. 23% weet welke beroepen je uit kunt oefenen met een bètatechnische studie. 39% vindt het aantrekkelijker geworden om wetenschappelijk onderzoeker te worden, 15% vindt het niet aantrekkelijker geworden. 46% geeft nu aan waarschijnlijk een bètatechnische studie te gaan doen (65% in de voormeting), maar 31% is het oneens met de stelling dat BètaPlus hen heeft gestimuleerd een bètatechnische studie te kiezen voor 1 leerling was dit wel het geval. Onderzoekende houding Alle leerlingen willen graag alles begrijpen, 77% gaat door tot hij erachter is wat hij/zij wil weten. 77% wilde in de module graag hun werk zo goed mogelijk afronden. Slechts drie leerlingen gingen na hoe onderzoek uitgevoerd was, bij het horen/lezen van onderzoeksresultaten. Drie studenten vinden het leuk iets uit te zoeken waar niemand het antwoord op weet. Tot slot weten 54% van de leerlingen nu beter hoe ze onderzoeksresultaten moet presenteren en 54% beter weet hoe ze schriftelijke verslagen en werkstukken moeten maken. Voorlopige analyse De leerlingen zijn positief over hun deelname aan de module, het programma krijgt een dikke voldoende. Het enthousiasme komt overeen met de verwachtingen omdat de leerlingen zichzelf hebben aangemeld en niet verplicht zijn vanuit school. Een leerling heeft dankzij het volgen van BètaPlus het voornemen een bètatechnische vervolgstudie te kiezen.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
22
Verre nameting docenten In juni 2012 is een elektronische vragenlijst uitgezet onder alle 16 docenten die gedurende de looptijd van BètaPlus bij het project betrokken zijn geweest. Doel was om zicht te krijgen op de effecten van de professionalisering van de docenten via BètaPlus en de mate waarin en wijze waarop zij dankzij de professionalisering hun leerlingen konden stimuleren om een bètaopleiding te kiezen. Op de 16 uitnodigingen en een herhaalde oproep zijn 5 reacties binnengekomen, waarvan een onvolledig is ingevuld. We hadden dus een respons van 25%. De antwoorden waren gespreid over alle vier de cohorten en 5 van de 7 modules. De vragenlijst bestond, behalve uit wat achtergrondvragen, uit 6 open vragen: 1. Wat heeft u in de BètaPlus-module geleerd waar u in uw onderwijs nog steeds gebruik van maakt? De reacties liepen sterk uiteen. Bij een van de leerkrachten sloot de module niet aan bij het eigen vak, waardoor er in het eigen onderwijs maar weinig gebruik gemaakt kon worden van het geleerde. Voor een andere docent gold dat er binnen de eigen school geen wiskunde D werd aangeboden, waardoor hij er inhoudelijk weinig van kwijt kon; hij had de module destijds op andere scholen gegeven. Twee docenten waren positiever: een maakte nog steeds gebruik van de toepassing van lesstof op ziektebeelden, een ander had meer kennis over het onderwerp gekregen, maar maakte vooral gebruik van de kennis van de manier waarop verdiepingsonderwerpen verband houden met het onderwerp. 2. Op welke manier heeft u (elementen van) de BètaPlus-module sindsdien nog gebruikt in uw lessen? Van de vier antwoorden zijn er twee positief: de een gebruikt een specifiek voorbeeld uit en delen van de module, de ander wil in de toekomst de voorkennistoets gaan inzetten en gebruik maken van het beoordelingsformulier met de beperkte rubric, zodat de leerlingen elkaar kunnen beoordelen. 3. Hoe heeft BètaPlus u geholpen om leerlingen beter te stimuleren om een bètastudie te kiezen? Een docent beantwoordt de vraag met ‘niet’; een ander is niet meer betrokken bij de school waar hij de modules heeft verzorgd en heeft daardoor geen zicht op dit proces. Twee antwoorden zijn positief; een docent werkt n.a.v. de module veel meer met casussen en stimuleert zijn leerlingen om geneeskundige, biomedische en biologische opleidingen te bezoeken en te kiezen. Een ander denkt dat de kennismaking met de UU en de Uithof wellicht stimulerend heeft gewerkt om aan de UU te gaan studeren. 4.
Op welke manier en in welke mate heeft BètaPlus naar uw mening bijgedragen aan de beeldvorming van leerlingen over een universitaire bètastudie? Op deze vraag antwoorden alle 4 de respondenten positief: meedraaien op de universiteit is belangrijk voor de beeldvorming en deze pakt meestal positief uit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de leerlingen die de module in zijn geheel op de UU hebben gevolgd en de leerlingen die hem gedeeltelijk in de eigen school volgen. Die laatste krijgen een stuk minder goed mee wat een studie op dat gebied inhoudt. Een ander is ook van mening dat de leerlingen meer inzicht gekregen hebben in de haalbaarheid van het succesvol deelnemen aan een universitaire studie (hoewel dat voor de meeste deelnemers al redelijk vanzelfsprekend was). Een laatste respondent stelt dat leerlingen die de module goed konden volgen hebben er wel een indruk van gekregen wat er mogelijk is in de wis- en natuurkunde hoek. 5.
Op welke manier en in welke mate heeft de BètaPlus-module invloed gehad op de studiekeuze van leerlingen? Of de leerlingen beïnvloed zijn in hun studiekeuze is de meeste respondenten niet bekend. Volgens een respondent – vermoedelijk van een 6VWO klas – hadden de meeste leerlingen hun keuze voor een vervolgstudie al gemaakt voor ze aan BètaPlus deelnamen. Een andere respondent verwacht dat leerlingen na de module beter weten wat ze van de studie kunnen verwachten en dat dat invloed heeft op hun studiekeuze (meestal positief).
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
23
6. Heeft u nog opmerkingen t.a.v BètaPlus die u met ons wilt delen? De 4 respondenten blijken positief over BètaPlus. Er wordt steun uitgesproken voor het idee om het aanbod uit te breiden; BètaPlus is een leuke manier voor leerlingen om kennis te maken met de universiteit. Goed dat ze zelf het onderwerp kunnen kiezen, maar jammer dat het zo’n impact heeft op het rooster van de deelnemende leerlingen en docenten. Een derde zegt: Prettige ervaring, sfeer, ondersteuning en samenwerking. Leuk om het samen met een collega van het BètaSteunpunt te hebben mogen organiseren. Ik houd me aanbevolen, evt. ook voor andere onderwerpen. Een respondent benadrukt het belang om selectief te zijn met het toelaten van leerlingen tot de module Complexe stromen, omdat deze van een vrij hoog niveau is.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
24
Verre nameting scholieren 2009/2010 In de loop van het project is meerdere malen geprobeerd in contact te komen met oud-leerlingen van BètaPlus. Er is contact opgenomen met de toeleverende scholen, leerlingen zijn direct aangeschreven op de nog bekende emailadressen, en uiteindelijk is de namenlijst van de deelnemers naast de UUstudentenadministratie gelegd om op zoek te gaan naar oud-BètaPlussers (eerste cohort) die nu aan de UU studeren. Al deze pogingen hebben geresulteerd in slechts 1 positieve reactie van een student die ons te woord wilde staan. Het interview vond plaats op 11 juli 2012. Interview met deelnemer van de module Een pil te veel of te weinig in 2009/10. Nam deel aan BètaPlus in 5VWO op het Emmaus College in Rotterdam. Is nu 1ejaars studente farmacie aan de UU. 1. In 2009-2010 heb je een module bij BètaPlus gevolgd. Welke was dat? Een pilletje te veel of te weinig. Ik had hem zelf gekozen, maar ik zat in een groep met 6VWO-studenten (een hele klas) voor wie het verplicht was. 2. Behoorde jij op school tot de categorie ‘getalenteerde bèta’s’? Ik was over de hele linie wel goed, eigenlijk nog beter in talen dan in bèta, maar aan het eind van de 3e klas, toen ik profiel moest kiezen, stond ik overal een 9 voor. En ik vond het heel moeilijk om te kiezen tussen alfa en bèta. Ik heb een zo breed mogelijk gymnasiumpakket gekozen met een combinatie van de profielen Natuur en Gezondheid en Natuur en Techniek en daarbij nog Grieks, Latijn, Duits en Frans. Dat werd iets te veel, en toen heb ik Grieks laten vallen. Aan het eind van mijn examenjaar stortte ik een beetje in, waardoor ik uiteindelijk niet met goede cijfers geslaagd ben. Ik heb bèta gekozen omdat het toch qua toekomstperspectief beter is. 3. Wat staat je nog het meest van bij van de BètaPlus-module? Ik heb er niet heel specifieke herinneringen aan. Alles was wel heel nieuw en anders. Het niveau was pittig; we hadden (als 5VWO-ers) eigenlijk te weinig voorkennis en daar werd niet altijd voldoende op ingespeeld door de docenten. Sommige klasgenoten vonden dat er te weinig sturing was en hebben daar ook wel over geklaagd. De insteek leek een beetje te zijn ‘zoek het maar een beetje zelf uit’. Ik had het geluk dat ik een goede medestudent (6VWO) had, die me meetrok en dat heeft voor mij het verschil gemaakt. Het was ook best heel intensief: je was een dag per week aanwezig op de universiteit en dan had je nog wel een dag nodig om je huiswerk en de opdrachten te doen. En daarnaast had je nog je gewone school. Het doel van de module was om een verslag te schrijven, daar werkte je naartoe. En er was best veel huiswerk wat je thuis moest doen, dat was natuurlijk wel een vorm van sturing. Je moest een model opstellen met factoren en parameters, met allemaal formules die ik nu pas krijg (eind eerste jaar farmacie). 4. Heeft het volgen van deze module bijgedragen aan je studiekeuze? Zo ja, op welke manier? Ja, eigenlijk wel heel erg. Bij het kiezen van ons profielwerkstuk in de 6e wilden mijn partner en ik iets medisch doen, maar we wisten nog niet precies wat. Omdat ik deze module had gedaan, en daar veel informatie over had, hebben we toen een profielwerkstuk gedaan over de ontwikkeling van medicijnen. Dat bespaarde heel veel uren. Daarna ontmoette ik – toevallig – meerdere mensen die farmacie studeerden, en door die combinatie leek het wel of ik die richting op gestuurd werd. Want eigenlijk had ik altijd geneeskunde willen gaan studeren. Doordat mijn eindcijfers VWO teleurstellend waren, was mijn inlotingskans voor geneeskunde klein (maar ik heb me dit jaar toch weer ingeschreven).
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
25
5. Wat heb je verder gedaan om je te oriënteren op een studie? Ik ben naar open dagen geweest in Leiden en Rotterdam. Ik twijfelde heel erg tussen psychologie en geneeskunde. Farmacie is er toevallig bij gekomen. Op school moesten we ook verplicht oriënteren op HBO en WO; daar moest je uren voor maken. Deelname aan BètaPlus gaf daar ook gedeeltelijke vrijstelling voor; van de 40 OVO-uren kreeg je voor BètaPlus 8-10 uur vrijstelling. 6. Hoe ben je tot de keuze gekomen om farmacie gaan studeren en waarom in Utrecht? Ik heb tot 5VWO altijd geneeskunde willen studeren, maar heb me ook georiënteerd op psychologie en farmacie, omdat ik graag de breedte wilde houden. Ik heb wel bewust voor bèta gekozen in verband met het toekomstperspectief. Je kunt alleen in Utrecht en in Groningen farmacie studeren, en het voelde vanzelfsprekend om naar Utrecht te gaan. Het had wel met de plek te maken, maar ook omdat Utrecht door BètaPlus ook niet nieuw meer voor me was, dat heeft wel een rol gespeeld. 7. Hoe bevalt je studie farmacie? Voldoet het aan je verwachtingen? Ik weet niet of ik hier echt op mijn plek ben, mijn cijfers vallen ook tegen (rond de 6,5); misschien leg ik de lat voor mezelf te hoog omdat ik altijd gewend was hoge cijfers te halen. Hoeveel je er ook in stopt, er komt toch niet uit wat je ervan verwacht. Ze zeggen wel dat je cijfers er later niet meer toe doen, maar het maakt me wel aan het twijfelen ‘is dit nu echt wel iets voor mij?’. Ik heb er ook heel erg aan moeten wennen. Ik merk dat ik nu vaker dingen doe omdat het moet, en niet omdat ik het echt van binnen voel. Soms mis ik die interesse die ik op de middelbare school had ‘ja, nu ga ik het leren!’. Het is niet dat ik het niet leuk vind, maar ik mis wel dat stukje enthousiasme, waardoor ik wel al die talen wilde kiezen op de middelbare school. Misschien komt het ook doordat ik de geneeskunde al mijn hele leven in mijn hoofd heb. Je moet bij farmacie minimaal 5 van de 8 vakken in het eerste jaar halen, anders mag je de hele opleiding niet doen. Misschien zorgen al die verplichtingen er ook wel voor dat er zo’n druk op komt, dat je niet hoger dan een 6 haalt. Ik heb ook wel last van faalangst. Dat is wel een beetje jammer. En ik wil ook bewust aan mijn CV werken, dus ik doe 3 commissies en ben nu op zoek naar een baantje. Ik wil toch wel laten zien dat ik niet alleen maar aan het studeren ben. Ik vind farmacie toch te scheikundig; ik mis de biologie. Ik was altijd op zoek naar een studie waar biologie, chemie en psychologie bij elkaar kwamen en dacht dat in de farmacie te vinden. Ik merk dat ik de meer biologische vakken toch leuker vind. Ik hoop dat geneeskunde dat meer heeft en daarom heb ik me toch ingeschreven, al maak ik met mijn cijferlijst geen grote kans bij de loting. Als ik word ingeloot, wil ik misschien eerst proberen of ik het kan combineren met farmacie. Maar ik wil voorkomen dat ik het niet doe en dan nog mijn hele leven loop ‘had ik maar’. 8. Wat heb je vanuit je huidige studie-ervaring aan de BètaPlus module gehad? Ik denk dat als ik de module nu zou doen, ik het nog leuker zou vinden dan ik het toen vond. Ik had toen te weinig voorkennis; nu heb ik al beter academisch leren denken en kan ik veel beter verbanden leggen. Terugkijkend gaf het wel een goed beeld van het academische onderwijs en wat dat inhield. Alleen zag je dat toen nog niet. De module ging ook best diep voor 5/6VWO. Achteraf had ik wel het gevoel dat ik veel geleerd had, maar het was te kort om te weten hoe het op de universiteit werkte. We moesten bijvoorbeeld veel doen met simulatieprogramma’s op de computer, maar daarna wist je nog steeds niet of dat altijd zo gaat. Ik heb ook nooit spijt gehad dat ik het gedaan heb; het heeft zijn vruchten afgeworpen en ik heb er ook nog een goed cijfer voor gehaald, dus het loonde wel. Het leverde allerlei vrijstellingen op (voor een module ANW in de 6e en vervolgopleidingsoriëntatie activiteiten) en bespaarde veel tijd voor op mijn profielwerkstuk. Dus ik sloeg er meerdere vliegen in een klap mee. Ik zou het ook zeker aanraden aan scholieren, maar er wel bij zeggen dat je er tijd in moet steken. Je moet het niet met tegenzin doen, want dan wordt het niets. Ik heb nu pas een blok gehad waarin ik dan wel dingen herken die ik in de module gedaan en geleerd heb.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
26
9. Hoe zou BètaPlus nog verbeterd kunnen worden? Wat zou BètaPlus moeten bieden om (latent) bètatalent te laten opbloeien en scholieren te motiveren om een bètastudie te gaan doen? Ik denk dat het wel goed is als ze beter afstemmen op het niveau van de leerlingen; voor 5VWO is het echt pittig, voor 6VWO waarschijnlijk iets minder. Wat meer begeleiding zou prettig zijn, bijvoorbeeld door sturing op literatuur (om bij te lezen wat je nog niet weet). En er zou wel wat meer kennis mogen worden overgedragen bijvoorbeeld via een mini-hoorcollege. Zodat je nog een beetje beter een beeld krijgt van de universiteit en ook net wat meer kennis erbij krijgt. Je merkt wel dat studenten nu meer voor hun studie willen gaan door de financiële prikkels en het BSA, maar het is niet de juiste motivatie. Aan mezelf merk ik ook dat ik verder kijk dan alleen mijn studie en dat ik bij bepaalde extra’s die ik naast mijn studie doe (bv honours programma’s) toch veel bewuster kijk naar de meerwaarde, de bonus: wat voegt het toe aan mijn CV, welk profijt heb ik ervan (los van de interne motivatie). Mijn BètaPlus-module staat niet op mijn CV, daar was de periode te kort voor. Misschien als ze minder uren per week over een langere periode zouden doen, dat het in die zin aantrekkelijker wordt. Maar het is gewoon ook te onbekend. De meeste mensen weten niet eens wat het is. 10. BètaPlus wil zich in de toekomst minder richten op verdieping van bestaande schoolvakken en meer nadruk leggen op ‘extra’s’ als bezoeken aan universitaire laboratoria en contacten met universitaire studenten. Hoe kijk je daar tegenaan? Als je dat wilt doen, moet je echt de beste scholieren eruit pikken (en heb je dan nog voldoende massa?) Is het dan zo dat ze heel veel ‘normale school’ missen? Want ik vraag me af of je dan niet te veel op school mist, want het kost best veel tijd. In 6VWO heb je die tijd eigenlijk helemaal niet, met de examens en dat wordt alleen maar zwaarder. Ik kreeg veel compensatie voor BètaPlus, en in die zin heeft het wel vruchten afgeworpen, maar als het niet meer verdiepend is op een schoolvak, zal dat minder kunnen. Kan dat dan wel? Het zou dan eigenlijk alleen kunnen in 5VWO. Ik vind het wel een goed idee om scholieren meer te betrekken bij studenten en het universitaire leven. Maar dan moet er wel selectie aan te pas komen. Ik deed het vrijwillig, en volgens mij was er niet eens selectie aan verbonden.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
27
Overall analyse en literatuurstudie Terugkijkend op de vijf cohortstudies, de verre nameting bij docenten en het interview met een student uit het eerste cohort, vallen een paar dingen op: -
In tegenstelling tot de oorspronkelijke plannen, zijn er niet alleen of primair excellente of hoogbegaafde leerlingen tot de modules toegelaten; dat heeft mogelijk invloed gehad op de effecten. Deze effecten hoeven overigens niet alleen negatief te zijn. Uit het promotieonderzoek van Hanke Korpershoek (2011) blijkt dat onder VWO-leerlingen 20% van het bètatalent onbenut blijft.1 Deze leerlingen kiezen niet voor een NT-profiel, terwijl ze wel over de kwaliteiten en persoonlijkheidskenmerken – en daarbij blijkt motivatie net zo belangrijk als talent - beschikken om een NT-profiel tot een goed einde te brengen. Ditzelfde speelt ook bij de keuze voor een vervolgopleiding na het VWO: Volgens Korpershoek (2011) is er een aanzienlijke groep scholieren die eindexamen doet in een NT- of NG-profiel, maar vervolgens niet voor een bètatechnische vervolgopleiding kiest. Een van de achterliggende oorzaken was dat deze scholieren een minder gevarieerde inhoud verwachtten van de exacte studies. Een tweede factor was dat deze scholieren verwachtten dat een bètastudie niet bij hen zou passen. Voor NT-meisjes vond Korpershoek (2011) een opvallend element: ze hadden een positievere attitude ten aanzien van bètastudies dan ten aanzien van de gekozen niet-bètastudie. Al met al bleek 10% van de scholieren ten onrechte niet voor een bètatechnische studie te kiezen, al paste deze beter bij hun talenten en motivatie.2 Voor BètaPlus betekent dat dat gemengde groepen kansen bieden om de leerlingen een beter beeld te geven van de inhoud van bètastudies en daarmee de bestaande stereotypen over de opleiding te nuanceren. Daarmee zouden wellicht nog de 10% studenten die nu ten onrechte niet voor een bètastudie kiest over de streep kunnen worden getrokken. Uit de literatuur blijkt ook dat het traditionele rolpatroon nog een rol speelt bij het niet-kiezen van bèta door meisjes; er bestaat het idee dat bètaberoepen erg competitief zijn, carrière maken tijdrovend is, moeilijk parttime kunnen worden uitgeoefend en dat deze beroepen daarom moeilijk te combineren zijn met zorg voor kinderen.3 Binnen BètaPlus zou aan dat vooroordeel wel wat gedaan kunnen worden door de leerlingen ook in contact te brengen met vrouwelijke wetenschappers.
-
De modules zijn niet altijd gekozen door de scholieren; om logistieke redenen is er door scholen ook gekozen om een hele groep dezelfde module te laten volgen. Dit kan invloed gehad hebben op de motivatie van de leerlingen en de effecten. Uit de reacties van de leerlingen af te lezen heeft dit gevolg gehad een aantal groepen begon niet gemotiveerd met het aanbod. Ook was de spreiding regelmatig groot, de meningen liepen uiteen, wat mogelijk te wijten is aan verplichte deelname. Opvallend is dat de leerlingen van de vijfde meting voornamelijk deelnamen uit eigen keuze, zij waarderen het aanbod hoog, met een 8,2. Voordeel van verplichte deelname is dat op deze manier leerlingen in aanraking komen met de bètavakken op de universiteit, terwijl ze dat anders misschien nooit waren gekomen. -
De leerlingen zijn niet opvallend positief over de meerwaarde van het volgen van de module op de UU ten opzichte van hun eigen school. Er werd te weinig gezien van de UU, het studentenleven of de universitaire context. Dit zijn punten waar bij de opzet en organisatie van de modules in de toekomst rekening mee gehouden moet worden: doe dingen die op school niet kunnen, die de universitaire setting aantrekkelijk maken, die een gevoel geven van studeren op een universiteit. Zorg dat BètaPlus-leerlingen dingen zien en ervaren die kenmerkend zijn voor de opleiding. Uit de literatuur blijkt ook dat stimuleringsprogramma’s buiten de schoolsetting effectiever zijn dan interne activiteiten. Dit pleit ervoor om BètaPlus-modules allemaal Korpershoek, H. (2011) p. 25. Korpershoek, H. (2011) p.133. 3 Haarhuis, A. (2007) p.7-8 1 2
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
28
en in hun geheel op de UU of een andere relevante locatie te laten plaatsvinden. Contact met vakvertegenwoordigers is daarbij essentieel.4 -
Leerlingen van zowel 5VWO als 6VWO blijken een behoorlijk gebrekkig beeld te hebben van bètatechnische studies, het potentiële werkveld, beroepen etc. Het begint er al mee dat onduidelijk lijkt te zijn welke WO-opleidingen onder de noemer ‘bètatechnische studies’ vallen. In het onderzoek (de vragenlijsten) is daar ook geen duidelijkheid over gegeven: voor scholieren is het referentiekader de schoolvakken en de bijbehorende practica: wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, NLT en wellicht informatica; Op de UU omvat de bètafaculteit op de UU wiskunde, natuur&sterrenkunde, scheikunde, biologie, informatica, informatiekunde en farmacie. Het BètaPlus aanbod omvat ook aardwetenschappen en geneeskunde. Kortom: onduidelijkheid troef. Los daarvan blijkt dat veel leerlingen een beeld hebben van bètatechnisch onderwijs als abstract, eenzijdig en te weinig op mensen gericht.5 Ook uit de literatuur blijkt dat onder middelbare scholieren het beroepsbeeld bij bètavakken slecht ontwikkeld is.6 Hun associaties met het beroep van wetenschapper zitten heel stereotype op witte jassen, reageerbuisjes en saai werk; wetenschappers zijn nerds en chaotisch en zijn niet populair bij leerlingen (in tegenstelling tot artsen).7 Hier kan BètaPlus een rol in spelen, door te laten zien waar de maatschappelijke relevantie van de bètawetenschappen ligt en welke uitdagingen er binnen het vakgebied zijn. Uit onderzoek van Warps en Woutersen (2001) blijkt dat het verhoudingsgewijze achterblijven van studentenaantallen in de bètaopleidingen niet het gevolg is van een afnemende belangstelling voor bètaopleidingen, maar een consequentie is van het feit dat het aantal vrouwen in WO-opleidingen sterk gestegen is sinds 1970 en dat bèta bij vrouwen verhoudingsgewijs minder populair is.8 In combinatie met de onderzoeksresultaten van Korpershoek (2011) dat veel meisjes ten onrechte geen bètatechnische studie kiezen, leidt dit tot de conclusie dat BètaPlus zich bij deze beeldvorming ook specifiek zou moeten richten op de aspecten die vrouwelijke deelnemers belangrijk vinden bij de keuze voor een vervolgopleiding. Uit de literatuur blijkt dat externe vertegenwoordigers van vervolgopleidingen en beroepen leerlingen een helderder beeld geven van de verscheidenheid aan mogelijkheden, in een context die door de leerlingen niet direct geassocieerd wordt met de schoolomgeving of verantwoordelijkheid voor de studiekeuze.9 Op scholen wordt bij de voorlichting doorgaans de nadruk gelegd op vakkenpakketten, vervolgopleidingen, persoonlijke geschiktheid en interesses, maar weinig op de latere mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Realistische informatie over beroepen, werkinhoud en arbeidsmarktperspectieven is van grote invloed op de tevredenheid over de studiekeuze.10 Gesprekken met ‘mensen uit het veld’ kunnen een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de studiekeuze. Hier liggen mogelijkheden voor BètaPlus om de leerlingen kansen te geven met verschillende wetenschappers te praten over carrièremogelijkheden. Ook uitwisseling met gevorderde studenten over stages e.d. kunnen hier een bijdrage aan leveren. Dat dit in de praktijk werkt is al aangetoond. Platform Bèta Techniek heeft zich hier sinds 2003 op toegelegd en heeft in de periode tot 2010 haar doelstelling gerealiseerd om 15% meer uitstroom van studenten uit bètatechnische opleidingen is (ten opzichte van 2000). -
Leerlingen van zowel 5VWO als 6VWO denken aan het bètatechnische domein in disciplines en nauwelijks in thema’s. BètaPlus kan daar een rol in spelen door de nadruk te leggen op de multidisciplinariteit van het onderzoek; laten zien wat voor soort wetenschappers zich met deze problematiek bezig houden en welke verschillende rollen ze daarin spelen. Leerlingen herkennen de bèta-aspecten vaak niet in het dagelijks leven; door in de keuze voor thematiek aan te sluiten bij hun belevingswereld, kunnen ze daar
Louwerenburg, B; Taconis, R. (2010) p. 25. Warps & Woutersen, (2001). 6 Haarhuis, A. (2007) 7 Blankers et al. (2011), p. 11, 16 8 Warps & Woutersen, (2001), Snijders (1999) 9 Louwerenburg, B; Taconis, R. (2010) p.6, 21-22. 10 Louwerenburg, B; Taconis, R. (2010) p. 9 4 5
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
29
bewuster van gemaakt worden en kan hun interesse toenemen. Ook is het belangrijk om te laten zien dat de disciplinescheiding voor veel onderzoek een zekere mate van willekeur heeft en dat er veel multidisciplinair onderzoek wordt gedaan, waaraan onderzoekers vanuit verschillende disciplines bijdragen. Wel is het vervolgens van belang om te laten zien hoe je dan bij een studiekeuze via verschillende routes in vergelijkbare onderzoeks- of werkterreinen kunt uitkomen en welke consequenties dat heeft voor de aard van het onderzoek of de werkzaamheden. -
BètaPlus wil een positieve rol spelen bij de keuze voor bètatechnische studies (liefst aan de UU), maar is dat realistisch? Kijkend naar de uitkomsten van de leerlingenenquêtes zijn maar weinig studenten door deze module over de streep getrokken om een bètatechnische studie te gaan doen. Een flink deel wist al dat hij/zij een (specifieke) bètatechnische studie ging doen of had zich al ingeschreven, en dat percentage nam in alle cohorten af! Een deel van de verklaring komt wellicht voort uit het helderder worden van de definitie van bètatechnische studies, waardoor scholieren die dachten een bètastudie te kiezen (bv. geneeskunde) deze opleiding in de tweede ronde niet meer onder de noemer bèta schaarden. In de literatuur over studiekeuze zien we dat 3 factoren een rol spelen bij de studiekeuze: de sociale omgeving, de attitude t.o.v. de opleiding en eerdere ervaringen. Cruciale componenten binnen de factor attitude zijn leuk vinden van en interesse hebben in exacte vakken; vertrouwen in het eigen kunnen; bekwaamheid in exacte vakken; en de gepercipieerde relevantie van exacte vakken. Daarnaast zijn ook de opvattingen over stereotypen t.a.v. opleiding en de toekomstperspectieven van het bètaberoep van invloed op de attitude. Uit het interview met de oud-BètaPlusser bleek dat voor deze scholier de met goed gevolg doorlopen module direct van invloed is geweest op de attitude ten opzichte van de opleiding, die vervolgens resoneerde in de sociale omgeving. BètaPlus kan dus zeker invloed uitoefenen op de attitude en leerlingen een positieve ervaring meegeven op het terrein van de bètawetenschappen. -
In de vragenlijsten wordt niet expliciet gevraagd of in de modules optimaal gebruik gemaakt van triggers om talent te laten opbloeien. We kunnen wel kijken naar de literatuur op dit gebied. Uitgangspunt voor het stimuleren van talent is aansluiten bij nieuwsgierigheid en verwondering van de leerling, de rol van de docent hierbij is die van rolmodel en coach, die het leerproces begeleidt en bijstuurt.11 De doelstellingen van BètaPlus zijn tweeledig: enerzijds wil men meer leerlingen interesseren voor een bètatechnische opleiding, anderzijds wil men ook een beeld geven van academisch bètaonderwijs. Of deze twee doelstellingen makkelijk met elkaar in overeenstemming gebracht kunnen worden, is de vraag. Leerlingen uit 5VWO zijn nog geen studenten en zitten in een heel andere ontwikkelingsfase. De crux is dus om academische stof aan te bieden op een manier die 5VWO-leerlingen als stimulerend ervaren. Zijn de modules daarin geslaagd? Uit de vragenlijsten die leerlingen achteraf hebben ingevuld, komen een aantal positieve en negatieve ervaringen naar voren: Positief Inhoud: Aansluiting bij interesse Kennismaken met modelleren Verbinding met het medische domein Nieuwe wiskundige of natuurkundige aspecten Stimulans vanuit vriendengroep, ouders
11
Negatief Inhoud: Saai, langdradig Weinig geleerd, weinig uitdaging Te veel theorie Steeds weer achter de computer dezelfde dingen doen Weinig stimulans vanuit school
Keulen, H. van (2012)
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
30
Vorm: Werken in kleine groepen, leren door samenwerken Mate van zelfstandigheid Goede begeleiding Contact met leerlingen van andere scholen Diepgang, verdieping / verbreding Veel geleerd
Vorm: Tijdstip van de dag, roostertechnische problemen Langdurige bijeenkomsten Te veel herhaling Locatie, bereikbaarheid weinig uitdaging Weinig geleerd
Academische omgeving Leren in academische omgeving Duidelijker beeld van bèta UU beetje leren kennen
Academische omgeving Te weinig van de universiteit gezien Nog geen beeld van studeren Nog geen beeld van onderzoek
Als leerlingen een module kiezen uit persoonlijke nieuwsgierigheid, is er dus al een belangrijke eerste stap gezet. Anders wordt dit, als leerlingen worden ingedeeld bij modules die niet aansluiten bij hun eigen belangstelling, is het lastiger om te werken vanuit intrinsieke motivatie. Dan zullen ook pragmatische bezwaren als reistijd, bereikbaarheid en roostering een rol gaan spelen bij de beoordeling van de module. Het element van uitdaging is problematischer als de groep minder homogeen is wat betreft bètatalent. De oorspronkelijke insteek was om BètaPlus te richten op de excellente studenten, en dat is in de praktijk anders gelopen. Een gemengde groep vraagt meer van een docent om te zorgen dat elke leerling voldoende uitdaging krijgt die aansluiten bij zijn/haar mogelijkheden. Op het punt van de academische omgeving zijn nog wel verbeteringen te realiseren. Er moet een duidelijke meerwaarde zijn om de reis naar de Uithof te maken; alleen gebruik van (computer)lokalen is niet voldoende. Contact met de universitaire gemeenschap is ook belangrijk: dat kunnen studenten zijn, maar ook docenten. Er zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan een colloquium-achtige bijeenkomst, afgestemd op het niveau van de leerlingen, waarin onderzoekers en docenten vertellen over wat ze doen, wat ze motiveert, hoe ze hun vakgebied zien, etc. Ook zou er een vergelijkbare bijeenkomst kunnen zijn met alumni, die vertellen over de relatie tussen hun opleiding en hun werk. Aan studenten zouden ze vragen kunnen stellen over de opleiding en het studentenleven. Dit zijn wellicht geen activiteiten die naadloos aansluiten bij het onderwerp van de module – als kunnen ze er natuurlijk wel zoveel mogelijk op aangepast worden – maar kunnen wel triggers zijn die VWO-leerlingen een beter beeld van een bètaopleiding en een toekomst op de bèta-arbeidsmarkt geven. Ten aanzien van het gebrek aan uitdaging dat een aantal studenten signaleerde, zou gedacht kunnen worden aan opdrachten die duidelijker aansluiten bij de belevingswereld van de leerlingen. Wikipedia is bij deze leerlingen zeer populair, blijkt uit de voormetingen, terwijl ze tegelijkertijd vaak nog het bewustzijn missen dat de betrouwbaarheid van deze bron sterk varieert. Zou het realistisch zijn om een BètaPlus-opdracht zo in te richten dat ze als groep kunnen bijdragen aan een wikipedia-topic? Uit diverse onderzoeken12 blijkt dat de rol van de ouders in de studiekeuze (en al eerder in de profielkeuze) essentieel is (en veel belangrijker dan die van peers). Het lijkt dus de moeite waard om bij de promotie van BètaPlus ook expliciet de ouders te betrekken. Zorg dat er materiaal is voor de ouders van de leerlingen, zodat ze weten wat ze doen en waarom etc. De school zou hier ook al een rol in moeten spelen. BètaPlus kan in de context van de module een activiteit met/voor de ouders organiseren.
-
12
Haringa, D., Hollman, G. & Rijnders, K. (2011); Haarhuis, A. (2007)
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
31
Literatuurlijst Blankers, P., Besten, C. den, Dictus, B., Heijdra, M. (2011) βετα = de toekomst! De houding van 4-VWOleerlingen ten opzichte van bètawetenschap. PGO-rapportage Ivlos Lerarenopleiding, Universiteit Utrecht. Borghans, L., Coenen, J., Golsteyn, B., Huijgen, T. Sieben, I. (2008) Voorlichting en begeleiding bij studie- en beroepskeuze en rol vande arbeidsmarkt. Breugel, G. van, Cörvers, F., Dupuy, A., Thor, J. van (2010) De arbeidsmarkt voor bètatechnici: vooruit- en terugblik. Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Universiteit Maastricht in opdracht van Platform Bèta Techniek. Platform Pocket 23. Haarhuis, A., Kupper, F. (2007) Kwalitatief onderzoek: waarom kiezen zo weinig leerlingen (en vooral meisjes) voor bèta en techniek? Samenvatting van het verslag van de focusgroepen met leerlingen, bètadocenten en ouders in Nederland. GAPP Differences in the choices of science carreers. Haringa, D., Hollman, G. & Rijnders, K. (2011) Waarom leerlingen met bètatalent afzien van een N&Tprofiel. Universiteit Utrecht, Centrum voor Onderwijs en Leren, Bètacluster (begeleiding Jan Vermunt) Keulen, H. van & Sol, Y. (2012) Talent ontwikkelen met wetenschap en techniek. Korpershoek, H. (2011) Search for Science Talent in The Netherlands. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen: Gronings Instituut voor Onderzoek en Onderwijs. Langen, A. van, Vierke, H. (2009) Wat bepaalt de keuze voor een natuurprofiel? Platform Pocket. (ITS Nijmegen en Platform BètaTechniek) Langen, A. van (2010) Vijfdeklassers in een natuurprofiel. Profielervaringen, studiekeuze en speciale programma’s. Platform Pocket 25. (ITS Nijmegen en Platform BètaTechniek) Leeuwen, L. van (2012) Gevoel of verstand? De rol van rationele en sociaal-emotionele factoren bij het maken van de studiekeuze. Masterthesis Education & Childcare Studies, Universiteit Leiden. Louwerenburg, B; Taconis, R. (2010?) De invloed van de decaan (en andere betrokkenen bij profiel- en studiekeuzebegeleiding) en bètastimuleringsprogramma’s op de keuze van leerlingen binnen het havo/vwo voor N-profielen en doorstroom naar bètatechnische vervolgopleidingen. TU Eindhoven. P.6. Lyons, T. (2004) Choosing physical science courses: the importance of cultural and social capital in the enrollment decisions of high achieving students. IOSTE XI Symposium, Lublin, Poland, 25039 July 2004. Osborne, J., Simon, S., Collins, S. (2003) Attitudes towards science: a review of the literature and its implications. International Journal for Scientific Education, vol. 25, no. 9; 1049-1079. Panday, V., Wee, R. ter, Valk, T. van der (2009) NLT-modules volgen in een academische omgeving. NVox. Snijders, H. (1999) De mythe van het bètatekort. Tijdschrift voor hoger onderwijs en management. 5; 49-52. Taconis, R. & Kessels (2009) Tammer, A. & Ginneken, B. van (2010) Pfff… Moet ik dat nu al weten dan? Tevredenheid over het loopbaankeuze proces onder VWO leerlingen. Scriptie IVLOS Lerarenopleiding Alfacluster 2010, Universiteit Utrecht. Valk, T. van der, Grunefeld, H., Pilot, A. (2010) Empowerment en leerresultaten bij getalenteerde bètaleerlingen in een verrijkte onderwijsomgeving. Pedagogische Studiën 88; 73-89. Verschuuren, K.C.G.G. (2009) Kiezen voor een bètatechnische studie. Bachelor essay Communicatiestudies, Universiteit Twente. Warps, J. & Woutersen, M. (2001) Kiezen voor bèta in het wetenschappelijk onderwijs, een onderzoek naar de keuze voor zachte- en harde bètaopleidingen door vwo-WO doorstromers. In opdracht van Stichting Axis, Delft. Nijmegen: IOWO.
Geertje Wismans, Barbara Allart & Hanno van Keulen September 2009 - oktober 2012
32