Eindrapport SAB-werkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen fase 2
SAB VERENIGING Leden - A12 Architecten bna - ABT adviesbureau voor bouwtechniek bv - Het Architecten Consort bv bna - archivolt architecten bv - bbn adviseurs - D3BN civiel ingenieurs - dorsserblesgraaf - Architectenbureau Ellerman, Lucas, van Vugt
SAB Vereniging is een multidisciplinaire beroepsvereniging voor alle disciplines in de bouwvoorbereiding. De vereniging is opgericht in 1967 en heeft als belangrijkste doelstelling de interdisciplinaire samenwerking tussen alle bouwvoorbereidingsdisciplines te bevorderen. Deze samenwerking is de enige manier om de bouwvoorbereiding efficiënter te laten verlopen. Alleen zo kan de kwaliteit van gebouwen en hun omgeving worden verhoogd, kan de prijs-kwaliteitverhouding worden geoptimaliseerd en kunnen nieuwe technieken worden ontwikkeld.
- ir hans gelderblom architekten atelier - Groep 5 Van der Ven b.v. - Halmos Adviseurs b.v. - HET architectenbureau - Hoogstad Architecten BNA Stedebouwkundigen BNS - Karelse Van der Meer Architecten b.v.
Wat de SAB-leden bindt, zijn professionaliteit in de manier van werken, zowel binnen hun afzonderlijke vakgebieden als binnen SAB, visie op het bouwproces in het algemeen en op de integratie van bouwvoorbereidingsprocessen in het bijzonder en inzet om een substantiële bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van SAB.
- Lichtveld Buis & Partners b.v. - MTD landschapsarchitecten - PKB Bouwadviseurs Rotterdam - Ruijssenaars Architecten BNA b.v. - Techniplan Adviseurs b.v. - tlu landschapsarchitecten - Topos Architecten bv - VVKH Architecten - Architectenbureau Verweij Messnig & Partners
SAB organiseert diverse multidisciplinaire activiteiten waarbij kennisuitwisseling centraal staat. Dit gebeurt onder meer tijdens maandelijkse ledenbijeenkomsten, tijdens excursies en werkbezoeken en in projectgroepen. Deze projectgroepen worden ingericht door de leden en worden begeleid en gecoördineerd door de directeur van SAB. Daarnaast worden per groep, afhankelijk van het onderwerp, externe deskundigen aangetrokken.
- J.P. van der Weele adviesburo voor installatietechniek en bouwfysica BV - Royal Haskoning
Ereleden
SAB-werkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen - fase 2
H.A.M. van Meer
Frank van der Burg Architectenbureau Ellerman, Lucas, van Vugt
Buitengewone leden
Martin van den Eijk, Ben van den Bos
H.N.J. van Drogenbroek
ABT adviesbureau voor bouwtechniek bv
ir G.G.B. Halmos
Jan Kalff
ir J.W. Jansen
tlu landschapsarchitecten
mr. ing. J. Kiers
Leen van der Plas Halmos Adviseurs b.v. Ruud Troost, Hans Lucas Het Architecten Consort bv bna Ron Westland, Gerwin Lubbers
SAB Vereniging
A12 Architecten bna
ir R.P. de Boer (directeur) Extern rapporteur: Postbus 56908
Pieter van Scherpenberg
1040 AX Amsterdam
Van Scherpenberg tekst
Telefoon 020 - 618 3042 Fax 020 - 412 6269
[email protected] www.sabvereniging.nl
MAART 2002
Voorwoord
1
Hoofdstuk 1
Situatieschets en doelstelling
2
Hoofdstuk 2
Resultaten praktijktest Traject 1: de complete bouwvoorbereiding a. Stedebouwkundige fase b. Architectonische fase c. Constructie-adviesfase d. Installatie-adviesfase e. Tuin- en landschapsontwerpfase Traject 2: twee architecten wisselen uit
3 3 3 4 4 6 6 7
Hoofdstuk 3
Richtlijnen voor uitwisselbestanden a. Uitwisseling van stedebouwkundige naar architect b. Uitwisseling van architect naar de overige bouwvoorbereiders c. Uitwisseling van architect naar architect
9 9 9 10
Hoofdstuk 4
Conclusie en aanbevelingen
11
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
Voorwoord
Dit is het eindrapport van de tweede fase van de activiteiten van de SAB-werkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen. SAB is een beroepsvereniging voor alle disciplines in de bouwvoorbereiding. De belangrijkste doelstelling van de vereniging is het bevorderen van de integrale samenwerking tussen deze disciplines om daarmee het bouwproces beter te laten verlopen. Ook op digitaal gebied moet die samenwerking worden bevorderd. Want in de praktijk blijkt de digitale uitwisseling van tekeningen nog vaak neer te komen op het 'over de schutting gooien' van een bestand. De ontvangende partij moet dat vervolgens – als hij het al kan openen – ingrijpend bewerken voordat hij ermee verder kan. Dat moet handiger kunnen, want anders kan net zo goed een eigen tekening worden opgezet. Die gedachte was de reden voor de oprichting van de SAB-werkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen. Na een inventarisatie van de bestaande situatie, de wensen en de mogelijkheden in fase één, is in fase twee een praktijktest gedaan. De resultaten daarvan staan in dit eindrapport. Bij de afronding van fase één is eveneens een eindrapport gepubliceerd. Dit rapport kan op de website van SAB (www.sabvereniging.nl) als pdf-bestand worden gedownload. Pieter van Scherpenberg Deventer, februari 2002
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
1
Hoofdstuk 1
Situatieschets en doelstelling In theorie lijken de zegeningen van de moderne automatisering voor de bouwvoorbereidingspartijen talrijk: iedereen kan aan één digitale tekening werken, die steeds rijker wordt naarmate er meer informatie aan wordt toegevoegd. De SABwerkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen heeft onderzocht of dit in de praktijk ook daadwerkelijk zo in zijn werk gaat. Deze praktijktest, de tweede fase van het onderzoek van de werkgroep, is in 2001 gestart. In de werkgroep waren vier bouwvoorbereidingsdisciplines vertegenwoordigd: tuin- en landschapsarchitectuur, architectuur, constructieadvies en installatieadvies. Omdat in de eerste fase van het onderzoek was gebleken dat met name de digitale uitwisseling tussen architectenbureaus onderling problematisch kan zijn, is ervoor gekozen om bij de praktijktest meerdere architectenbureaus (drie) te betrekken. Doel van het project was een eerste aanzet te geven tot de ontwikkeling van een protocol voor de digitale uitwisseling van tekeningen tussen de verschillende bouwvoorbereidingsdisciplines. Door gezamenlijk aan een ontwerp voor een denkbeeldig kantoorgebouw in Houten te werken, is geïnventariseerd welke knelpunten er bij die digitale uitwisseling zijn. Wat gaat er wel goed en waar kan het beter? Welke oplossingen zijn mogelijk voor de gerezen problemen?
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
2
Hoofdstuk 2
Resultaten praktijktest In de testfase hebben de verschillende digitale tekeningen twee onafhankelijke trajecten afgelegd. Het omvangrijkste traject was het traject dat begon bij de tuin- en landschapsarchitect die met de stedebouwkundige onderlegger de eerste elektronische tekening doorstuurde naar de architect. Vervolgens diende de architect zijn voorlopig ontwerp toe te voegen en door te zenden naar de constructie-adviseur. Deze maakte er constructietekeningen bij die terug naar de architect gingen. De installatie-adviseur kreeg ten slotte ook een digitaal ontwerp van de architect toegestuurd, en tekende er de elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties in. Vervolgens kreeg de tuinen landschapsarchitect het definitieve ontwerp digitaal aangeleverd, opdat hij er het ontwerp voor straten, openbaar groen en tuinen in kon tekenen. Het tweede traject stond hier los van en was bedoeld om na te gaan wat er gebeurt als twee architectenbureaus samenwerken aan één tekening. Zij maakten gebruik van de door de tuin- en landschapsarchitect aangeleverde situatietekening in het eerste traject en plaatsten daarin hun eigen ontwerpen. De beschreven gang van zaken bij de twee trajecten is de beoogde, ideale situatie. Hoe het in werkelijkheid ging, wordt hierna duidelijk.
Traject 1: de complete bouwvoorbereiding
a. Stedebouwkundige fase In de stedebouwkundige fase van de bouwvoorbereiding is één aspect van groot belang: de plaatsbepaling van het bouwwerk. In de SAB-test is hier terdege rekening mee gehouden, maar dan wel op een werkbare manier. Vaak krijgt een architect namelijk van de stedebouwkundige een digitale tekening die zowel het centrale Rijksdriehoeksmetingspunt in Amersfoort als de bepaling van de bouwplaats in Nederland bevat. Resultaat: een groot zwart veld – heel Nederland – waarin de te bebouwen plek even moeilijk te vinden is als de spreekwoordelijke speld in een hooiberg. Er zijn namelijk geen herkenningspunten als steden of rivieren op aangebracht; alleen het Amersfoortse punt van oorsprong en de coördinaten die verwijzen naar de plek waar gebouwd gaat worden. Hoe is dit probleem opgelost in de SAB-test? Door het punt van oorsprong niet op te nemen in de tekening, maar alleen het ernaar verwijzende coördinatenpunt in meters vlak naast het te bouwen denkbeeldige kantoor. Als de stedebouwkundige vervolgens in de toelichtende tekst duidelijk vermeldt in welke tekenlaag dat punt is opgenomen, weet iedereen dat voortaan te vinden. Of zoals Jan Kalff van TLU landschapsarchitecten het uitdrukt: "De architect wordt hiermee voor het eerst gedwongen om het gebouwontwerp op zijn plaats te zetten op de aardkloot." In deze fase is het ook van belang dat alle betrokkenen één op één blijven tekenen en niet gaan verschalen. En dat de architect het Nederlandse ruitennet als basis neemt voor zijn tekening. Dat is het raster dat over de wereld ligt en dat elke plaats op aarde aanwijsbaar maakt in coördinaten. Als dat niet gebeurt, is de tuin- en landschapsarchitect later langdurig bezig alsnog de juiste plaats te bepalen om zijn ontwerp te laten aansluiten op de projecties van het trottoir en de rijbaan.
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
3
b. Architectonische fase Het architectenbureau in deze fase was Het Architecten Consort. Ruud Troost van dit bureau zegt over het grote probleem met de uitwisseling van digitale tekeningen: "We kijken allemaal anders tegen tekeningen aan en gaan er anders mee om. Goede afspraken kunnen dat voor een belangrijk deel wegnemen. En je moet vooral de discipline hebben om je consequent aan die afspraken te houden." Het Architecten Consort tekent digitaal in AutoCad, met daarop de applicatie Delta Pi. Alle tekeningen die hierin zijn aangemaakt, kunnen worden ingelezen in standaard-AutoCad-pakketten van versie 14 en hoger. De gehanteerde tekenmethode is color by layer: per laag wordt één kleur gehanteerd. Van tevoren is vastgelegd welke informatie in welke laag thuishoort en iedereen binnen het bureau probeert zich hieraan te houden. Conversie van tekeningen die gemaakt zijn in Microstation, een ander veelgebruikt programma, naar AutoCad-tekeningen, levert het volgende probleem op. MicroStation heeft een beperkt aantal genummerde lagen, zo rond de zestig. In AutoCad is het aantal lagen oneindig, dus moet goed worden afgesproken wat het maximumaantal is voor dat deel van de tekening dat wordt uitgewisseld. Een vertaaltabel voor elke laag is noodzakelijk, maar dat werkt weer alleen als de lagenstructuur heel consequent aangemaakt en onderhouden is. Ruud Troost onderschrijft het belang van het één op één tekenen: "Daar moet je echt aan vasthouden, het uitplotten kan immers op elke gewenste schaal. En als het echt niet anders kan, zet er dan groot bij wat de gehanteerde schaal is, anders kun je nooit van tekeningen meten." In de SAB-test met bouwpartners ging het als volgt. Troost ontving de bestanden van TLU en het lukte hem goed deze te openen en te bewerken. Doordat er een lokaal coördinatenpunt was vastgelegd door TLU, kon Troost eenvoudig zijn architectonisch ontwerp invoegen op de juiste plaats. De per post verstuurde geplotte versie van de tekeningen waren welkom ter controle van dat wat op het scherm te zien was. Hij voegde het gebouwontwerp toe en stuurde het terug naar TLU. Ook het uitwisselen van de begeleidende tekstdocumenten ging goed, want beide bureaus werkten met WordPerfect als tekstverwerker en alle betrokken tekenaars pasten een consequente lagenstructuur toe, die in de tekstdocumenten werd toegelicht. "Als je alles wat je doet goed documenteert, kan elk aspect teruggevonden worden. In zo'n proces moet je het probleem altijd leggen bij degene die het veroorzaakt", concludeert Troost. Een samenwerkingsprotocol dat de afspraken en verantwoordelijkheden goed vastlegt, zou in deze fase een welkom instrument zijn.
c. Constructie-adviesfase Toen er een voorlopig ontwerp lag van de architect, kon de constructeur zijn informatie toevoegen aan de digitale tekening. Of beter gezegd: een nieuwe constructietekening maken met het architectonisch ontwerp als onderlegger.
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
4
Vooraf constateerde Martin van den Eijk van ABT een belangrijke tekortkoming van het uitwisselen van digitale tekeningen: "Het verwerken van wijzigingen is een tijdrovende bezigheid, omdat er geen mogelijkheid bestaat om aan te geven waar precies de wijzigingen zijn aangebracht. Het gebruik van wijzigingspijlen gebeurt niet consequent, waardoor je daar weinig aan hebt. Er bestaan wel add-on’s voor CAD-pakketten die het mogelijk maken twee versies van tekeningen met elkaar te vergelijken. Ideoma heeft daar iets voor op de markt gebracht; groen staat dan voor 'nieuw' of 'gewijzigd' en rood staat voor 'verwijderd'." In de SAB-test heeft zijn ABT-collega Ben van den Bos eerst een nieuwe tekening en een nieuw kader aangemaakt en vervolgens de tekening van de architect ingevoegd. Hij constateerde met plezier dat de color-by-layer-methode was gebruikt, zodat lagen aan- en uitgezet kunnen worden. Maar kort daarna bleek dat vrijwel alle onderdelen uit blocks bestonden, wat het onmogelijk maakte om met het commando 'bonus layer tools' de specifieke lagen uit te zetten. Want als je één block bevriest, zijn direct alle blocks bevroren omdat ze op laag 0 (nul) geplaatst zijn. Een mogelijke oplossing hiervoor is via layercontrol lagen uit- of aan te zetten. Dit is echter erg onoverzichtelijk. Het probleem is in één keer op te lossen als je alle blocks explodeert. Nadat deze oplossing was gekozen, werden in bepaalde lagen de kleuren en lijntypen aangepast aan de ABT-stijl en werd de constructie erin getekend op basis van de muren van het architectenontwerp. Maar toen geprobeerd werd de palen te plaatsen, bleek dit niet te kunnen. Oorzaak: laag 0 was bevroren. Toen die werd ontdooid, verschenen er ongewenste teksten in de tekening. Via enkele omwegen is die tekst verwijderd. ABT concludeert na deze test: het is mogelijk om een tekening van een architect als onderlegger te gebruiken voor de constructietekening, maar dit gaat niet zonder problemen. Het kost enige tijd om die op te lossen. Zo was bij het opzetten van de tekening niet te zien welke lagen uit- of aangezet moesten worden door de diversiteit aan lagen in het origineel. Achteraf gezien zou het wellicht sneller zijn geweest om die onderdelen die je nodig hebt voor de constructie te kopiëren van het origineel en in de eigen tekening te plakken. Zo kunnen losse lagen of elementen direct hergebruikt worden. Een ander nadeel bij het gebruik van de complete tekening van de architect is dat het 'dwg'-bestand niet minder omvangrijk wordt doordat er lagen zijn uitgezet. Een tekening bestaat namelijk meestal uit blocks met elk meerdere lagen en die informatie blijft allemaal achter in het bestand. Martin van den Eijk besluit: "Eigenlijk wil je alleen die lagen ontvangen die je nodig hebt, maar soms is het wel handig om de hele tekening te hebben om in detail te kunnen bekijken hoe iets ontworpen is. Constructeurs kijken anders naar tekeningen dan architecten: hun ooghoogte is ongeveer een meter boven de vloer, terwijl wij ons concentreren op het vloerniveau en het niveau daaronder, op de elementen die de vloeren dragen. De vorm van de wapening van het beton hangt af van de onderliggende dragers. Daarom maken we voor wanden en kolommen aparte tekeningen, die een architect nooit maakt; een plattegrond als referentie is eigenlijk genoeg."
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
5
d. Installatie-adviesfase De installatie-adviseur heeft niet meer nodig dan de plattegronden van de ruimtes die door de architect ontworpen zijn, aangevuld met de constructieve elementen van de constructeur. Een zogenaamde X-ref tekening is daarvoor voldoende: die kan als onderlegger dienen voor het intekenen van de E- en W-installaties. Leen van der Plas van Halmos Adviseurs kan een aangeleverde tekening altijd bewerken tot dit gewenste uitgangsformaat, maar zou het liefst de tekening in één kleur ontvangen: AutoCad-kleur 8. Deze kleurcode kan natuurlijk per bureau verschillen. Het is daarbij wel van belang dat de tekening in één kleur wordt gemaakt. Dat gebeurt nog lang niet altijd en dan is hij, afhankelijk van de consequente opbouw van de tekening, meer tijd kwijt met het bewerken. Ook dient een architect eventuele vloerarceringen uit te zetten, want dat geeft een slordig effect bij het plotten van de tekening op een grotere schaal. De oude Radex Rood-werkwijze wordt hiermee dus nog in ere gehouden. Ook in de precomputertijd gaf de architect al tekeningen in grijswaarde af aan de installatieadviseur, die daarin met zwart zijn toevoegingen maakte. Van der Plas: "Wij sturen nooit tekeningen terug naar de architect, dus hij ziet niet wat wij nodig hebben of ermee doen. Een installateur krijgt, als dat in het bestek is afgesproken, wel onze tekening of hij kan hem kopen om als onderlegger te gebruiken voor zijn werktekening. Van de architect krijgen we wel digitale tekeningen aangeleverd, en het zou voor ons wel een verschil maken als niemand meer per gewone post zijn ontwerpen zou sturen. In elk geval moet ik altijd de pendikte en het kleurgebruik weten van de ontvangen tekening, anders kan ik hem niet reproduceren in een gewenste opmaak. Als iedereen dat zou doen, kun je grotendeels overstappen op digitale uitwisseling."
e. Tuin- en landschapsontwerpfase Zo gauw de omtrekken van een bouwontwerp bekend zijn, kan de tuin- en landschapsarchitect de omgeving vormgeven. En hij heeft niet meer nodig dan de buitenomtrek van een gebouw, plus de plaats van de ingangen. Jan Kalff van TLU beklaagt zich over het feit dat hij van de architect altijd tekeningen krijgt met een zeer gedetailleerde binnenruimte, inclusief ingetekende wc-potten. "Het moet toch mogelijk zijn om een tekening uit te kleden tot wat wij nodig hebben? Vaak krijg ik de GBKN (de Grootschalige Basiskaart Nederland) er nog bij ook en dat is echt niet nodig, want die hebben we al hier." Naast dat teveel aan detaillering ziet Kalff ook het schaalverschil als communicatieprobleem: "Je raakt gedesoriënteerd als je een tekening in millimeters krijgt terwijl wij in meters werken." Verder wil TLU landschapsarchitecten dat de architect vermeldt in welke laag hij de coördinatiepunten heeft gezet, inclusief de assenkruisen en de noordpijl. Daar kan het bureau mee aan de slag, maar het wil wel de zekerheid dat er nooit meer iets verandert aan het ontwerp. Het moet definitief zijn, inclusief de dikte van de spouwmuren. Wat uitgaande producten betreft stipt Kalff een punt aan dat wellicht problemen oplevert bij externe gebruikers van het landschapsontwerp: "In onze matenplannen voor de civieltechnische partij geven we voor bijvoorbeeld de trottoirband een lijn aan. Weliswaar stellen we een lijncode vast en geven we die aan op de
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
6
tekening, maar voor de daadwerkelijke lijn nemen we het midden van die band. Als niemand met onze aanpak zou kunnen werken, moeten wij ons aanpassen. De denkwijze moet om; elke partij moet rekening gaan houden met degene die na hem komt in het proces."
Traject 2: twee architecten wisselen uit
In het eerste stadium van de activiteiten van de SAB-werkgroep Digitale Uitwisseling van Tekeningen was al duidelijk geworden dat ook wanneer twee bureaus uit dezelfde discipline, bijvoorbeeld twee architectenbureaus, gezamenlijk aan computertekeningen werken, er nog veel mis kan gaan. Daarom is gekozen voor een tweede testtraject, waaraan twee architecten uit de werkgroep meededen: Ellerman, Lucas, Van Vugt (ELV) en A12 Architecten. Zij gingen aan de slag met de terreintekeningen van TLU landschapsarchitecten die ook in het eerste traject zijn gebruikt. Toen het coördinatenpunt eenmaal vlak bij het bouwperceel gemarkeerd was in de stedebouwkundige onderlegger, kon Frank van der Burg van ELV ermee aan de slag. Allereerst was er al een probleem met het aangeleverde tekstbestand, dat in WordPerfect was aangemaakt (met extensie de .wpd). Bij ELV is dat geen gangbaar tekstverwerkingspakket, dus moest Frank ermee langs collega's om te zien of die het wellicht op hun computer hadden. Een hanteerbare oplossing hiervoor zou zijn: spreek af dat alle tekstdocumenten voor verzending worden geconverteerd naar 'rich text format', een bestandsformaat dat alle tekstverwerkers kunnen openen (met extensie .rtf). En: stuur altijd een uitdraai van dit document per papieren post aan de geadresseerde. Bij ELV worden digitale tekeningen opgebouwd volgens het principe van colorby-layer, en verder is er een compleet intern afsprakenboek voor onder meer de definitie van lagen en het toekennen van kleuren en pendiktes. Die afspraken houden rekening met de volgende gebruikers van de tekening, zoals installatieadviseurs. " De meest efficiënte manier zou zijn als je een tekening van derden zou kunnen inlezen op basis van je eigen peninstellingen", zegt Van der Burg. "In werkelijkheid zijn we echter langdurig bezig onze eigen peninstellingen en kleuren toe te passen op een bestaande tekening van derden. En als die niet by-layer is opgebouwd, is dat eigenlijk onbegonnen werk. Een goede tekenaar is heel consequent en voert al die honderden wijzigingen op een tekening heel secuur door. Als dat is gebeurd, kun je een heel eind komen. Dan kan een installatie-adviseur bijvoorbeeld alle constructieve elementen in één handeling dezelfde kleur geven." Een oplossing voor het probleem van niet-consequent opgebouwde tekeningen is volgens Van der Burg het wegschrijven als plotfile: "Als je de lijnen dun maakt en die lagen uitzet die de volgende gebruiker niet nodig heeft, kan deze de plotfile inlezen in dwg-formaat en hem als onderlegger gebruiken." Maar als er daadwerkelijk digitaal samengewerkt moet worden in één tekening met een andere architect, gaat er veel meer mis, vertelt Van der Burg: "Dat komt
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
7
door de verschillende manieren van tekenen en de soorten CAD-pakketten die gebruikt worden. Bij ELV gebruiken we AutoCAD 12 t/m 2000 en ik kreeg van A12 Architecten een in Arkey ASD gemaakte dxf-tekening toegestuurd. De lijnen daarin zijn niet by-layer weergegeven, dus daar kan ik niet veel mee. Het is onduidelijk of dit bij conversie misging of al in de opbouw van de tekening zat." Van der Burg beschrijft de problematiek als volgt: "Als ik de lijnen wilde omzetten naar de bij ELV gehanteerde diktes en kleuren, kon ik dat niet snel per laag toepassen, maar moest ik elke lijn apart selecteren. Dat was ondoenlijk. En als ik een tekening van ELV probeerde te plaatsen naast die van A12, ging het mis bij het plotten; de afdruk gaf niet alles weer. Of hier ooit een goede vertaalroutine voor zal komen, vraag ik me af." Bij A12 Architecten kampt men met dezelfde problematiek bij de uitwisseling met architecten. Ron Westland: "We werken in Arkey ASD, wat in principe betekent dat we AutoCad-dxf-formaten kunnen ontvangen en leveren aan derden. De ASD-methodiek is gebaseerd op de NLSfb-standaard voor de lagenindeling. Dus iedereen hier dient zich daaraan te houden, maar we kunnen helaas niet naast elke tekenaar gaan zitten om te zien of dat gebeurt." Toch is Westland redelijk tevreden over hoe het uitwisselen gaat: "Als je niet verder wilt gaan dan andermans werk als onderlegger gebruiken, gaat het goed. Je moet misschien ook niet in elkaars tekening willen werken, ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid." De uitwisseling met vakgenoot ELV ging in de test ook bij A12 mis, moet hij toegeven: "Weliswaar bleken de schaal en de maatvastheid van de ingelezen tekening goed, maar na een normale conversie leek alle bouwkundige informatie verloren te zijn gegaan. Er ontbrak te veel, de kozijnen zweefden en driekwart van het renvooi was niet ingevuld." En in een andere SAB-test werd de hele tekening 'platgeslagen' bij conversie naar Arkey. Waarschijnlijk ligt daar ook de oorzaak van de problematiek, denkt Westland. Een Forum-achtig conversieprogramma zou hier wellicht uitkomst bieden.
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
8
Hoofdstuk 3
Richtlijnen voor uitwisselbestanden Hieronder wordt een ideale situatie besproken, waarin iedereen meewerkt aan een zodanige aanlevering van zijn product dat de volgende gebruiker ervan direct aan de slag kan.
a. Uitwisseling van stedebouwkundige naar architect De stedebouwkundige bewerkt een doorgaans door de gemeentelijke overheid in MicroStation opgemaakte terreintekening en voegt daar zijn stedebouwkundig ontwerp aan toe. Vervolgens stuurt hij deze tekening als digitale onderlegger in dxf- en/of dwg-formaat naar de architect samen met een tekstdocument in rtfformaat met onderstaande informatie: 1. coördinaten van één punt naast het bouwterrein, voor de plaatsbepaling ten opzichte van de oorsprong in Amersfoort, maar zónder die oorsprong zelf mee te sturen 2. schaal 1:1 en de maateenheid specificeren in meters of millimeters 3. assenkruisen en noordpijl 4. afbakening van het te bebouwen terrein en de buitendimensies van het gebouw 5. kleuren per laag aangebracht 6. een toelichtend document over pendiktes en kleur- en lagengebruik (= het rtfbestand), zonodig in overleg met stedebouwkundige diensten Verzending: per papieren post een plot van de tekening(en) plus de afdruk van het rtf-bestand.
b. Uitwisseling van architect naar de overige bouwvoorbereiders (constructeur, installatie- adviseur en tuin- en landschapsarchitect) Bij gebrek aan één standaard CAD-pakket tekent de architect het ontwerp in de software van zijn keuze. Deze digitale tekening heeft de volgende kenmerken: • Het kleurgebruik wordt consequent per laag toegepast (color-by-layer) en goed gedocumenteerd. • De schaal blijft 1:1 en de maateenheid wordt in meters of millimeters gespecificeerd. • Het bestandsformaat is dxf en/of dwg. Als de architect vervolgens zijn ontwerp doorstuurt aan de constructeur, levert hij aan: 1. een digitale tekening als onderlegger die als X-ref gebruikt wordt voor de constructietekening 2. de CAD-tekening met alle ontwerplagen ter referentie voor de details van het ontwerp 3. een digitaal tekstbestand met pendiktes en kleurgebruik in rtf-formaat 4. per papieren post: een plot van de tekening, evenals een uitdraai van het document dat de pendiktes en het kleurgebruik beschrijft
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
9
De architect levert aan de installatie-adviseur aan: 1. een tekening in één kleur 2. eventuele vloerarceringen zijn naar één groep lagen gezet waar uitsluitend arceringen op staan, zodat ze kunnen worden uitgezet 3. als er toch een CAD-tekening met meerdere lagen wordt aangeleverd: aanvullen met een digitaal tekstbestand met pendiktes en kleurgebruik in rtf-formaat De architect levert aan de tuin- en landschapsarchitect zijn definitief ontwerp als volgt aan: 1. géén GBKN bijgevoegd 2. vermelding in welke laag de coördinatiepunten zijn gezet 3. geen detaillering van de binnenruimte, liefst alleen de buitenmuren, ramen en uitgangen ingetekend 4. een digitaal tekstbestand met pendiktes en kleurgebruik in rtf-formaat 5. per papieren post een plot van de tekening, evenals een uitdraai van het document dat de pendiktes en het kleurgebruik beschrijft
c. Uitwisseling van architect naar architect Elk architectenbureau heeft zijn eigen werkwijze voor de opbouw van digitale tekeningen. Om aangeleverde tekeningen snel in de bureaustijl te kunnen gieten, moeten ze aan het volgende voldoen: 1. Color-by-layer, inclusief een bijgevoegd document dat de pendiktes en het kleurgebruik beschrijft. 2. Als een tekening niet consequent is opgebouwd moet een digitale plotfile mee worden gestuurd waarin dunne lijnen gebruikt zijn en de lagen uitgezet zijn. Deze file kan door het andere bureau als onderlegger gebruikt worden. Daarnaast moet ook een uitgeplotte tekening op papier meegestuurd worden. 3. Volg aanwijzing 2 in elk geval op bij het gebruik van twee verschillende CADpakketten, want conversie veroorzaakt nog te vaak problemen doordat informatie verloren gaat.
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
10
Hoofdstuk 4
Conclusie en aanbevelingen In het voorgaande zijn de bevindingen van een digitaal samenwerkingsproject binnen SAB Vereniging uiteengezet. De volgende algemene conclusie is te trekken uit de tests die de SAB-werkgroep deed: Het uitwisselen van digitale tekeningen is mogelijk in de bouwvoorbereiding als de verwachtingen niet te hoog zijn en de afspraken goed worden nageleefd. Het efficiënt samenwerken van alle disciplines op basis van één bestand is voorlopig nog niet te realiseren. Dat wordt enerzijds veroorzaakt door de verschillen in werkwijze tussen de bureaus, voortkomend uit de disciplineverschillen of uit gewoontes, en anderzijds door de verschillen tussen de gebruikte softwarepakketten. Beide aspecten maken het moeilijk samen één digitale tekening te maken. Wat ook een rol speelt, is dat elke discipline, maar ook elke partij in de bouwvoorbereiding, haar eigen verantwoordelijkheid heeft. Het regelmatig gesuggereerde alternatief om het tekenwerk van de voorganger in de keten als niet meer of minder dan een digitale onderlegger voor het eigen werk te hanteren, lijkt vooralsnog een werkbaar alternatief dat de genoemde verantwoordelijkheden ook intact laat. Niettemin kan de rijke lagenstructuur die bijvoorbeeld een architect aanbrengt in een CAD-tekening wel degelijk detailinformatie bevatten waar een constructeur mee wil werken. Als de in hoofdstuk 3 per discipline opgesomde korte reeks regels voor conversie en toelichting betreffende pendiktes en kleuren wordt nageleefd, kan dat de eenvoud en snelheid van werken sterk verbeteren. De belangrijkste aanbeveling is dan ook: ga eens aan de slag met deze richtlijnen voor uitwisseling – de kans is groot dat veel problemen ermee worden opgelost.
EINDRAPPORT DIGITALE UITWISSELING VAN TEKENINGEN - FASE 2
MAART 2002
11