Samenvatting eindrapport fase twee project ‘Gedragswerk’ (schooljaar 2006 – 2007) 1. Voorwoord Deze samenvattende rapportage van fase twee van ‘Gedragswerk’ beschrijft achtereenvolgens werkwijze en uitgangspunten, de in het schooljaar 2006 – 2007 geboekte resultaten en de bevindingen van de sparring partners. De volledige rapportage vindt u op onze website: www.gedragswerk.nl.
2. Werkwijze en uitgangspunten De belangrijkste uitgangspunten van ‘Gedragswerk’ zijn de volgende: 1. Vertrekpunt vormen de leerlingen met gedragsproblemen die niet het onderwijs ontvangen dat ze nodig hebben en waarbij sprake is van handelingsverlegenheid. 2. Project ‘Gedragswerk’ is een bottom up aangestuurde stimulans voor de regionale samenwerking: vertrekkend vanuit concrete vragen om ondersteuning vanuit de regio’s, worden oplossingen aangereikt. 3. Enerzijds gaat het om oplossingen voor problemen die een adequate zorg voor leerlingen met gedragsproblemen in de weg staan. Anderzijds gaat het er om de bij veldpartijen aanwezige knelpunten uit de wereld te helpen. De adviseurs of sparring partners van ‘Gedragswerk’ staan regionale partijen hierin met raad en daad bij. 4. Altijd wordt gebruik gemaakt van de (gebundelde) krachten van al actieve organisaties en bestaande ondersteuningstrajecten. ‘Gedragswerk’ wil geen nieuwe loot zijn aan de stam van projecten en voorzieningen, maar het gebruik bevorderen van al datgene wat er al is. Het project wil verbinden! 5. ‘Gedragswerk’ stimuleert ‘het gesprek’ op regionaal niveau en streeft zo ‘verbinding’ na van regionale partijen. In deze gesprekken worden werkagenda’s opgesteld met afspraken over te bewandelen weg en gewenste resultaten. Samengevat komt de werkwijze van ‘Gedragswerk’ er op neer dat sparring partners van ‘Gedragswerk’ ‘de ontmoeting’ stimuleren op regionaal niveau en zo “verbinding’ nastreven van regionale partijen. Dit door (a) gesprekken tot stand te brengen, (b) er voor te zorgen dat deze worden voortgezet zolang als nodig is en (c) concrete resultaten te boeken. ‘Gedragswerk’ zoekt binnen en met actieve netwerken oplossingen voor leerling(en) die tussen wal en schip vallen en geen passend onderwijs krijgen. In de participerende regio’s wordt vastgesteld (1) wie buiten de boot vallen, (2) hoe het komt dat deze kinderen buiten de boot vallen, (3) hoe deze specifieke gevallen kunnen worden opgelost, (4) wie de bij een oplossing benodigde partijen zijn, (5) welke maatregelen nodig zijn om het aantal kinderen dat buiten de boot valt af te laten nemen, (6) en op welke manier de voorgestelde activiteiten worden uitgevoerd (al dan niet met ondersteuning vanuit ‘Gedragswerk’). De uitvoering van de voorgestelde activiteiten, beschreven in werkagenda’s, vindt IN en DOOR de deelnemende regio’s plaats. Zij worden met raad en daad bijgestaan door de sparring partners van ‘Gedragswerk’. Deze werken samen met de regionale veldpartijen aan het ontwikkelen en realiseren van oplossingen voor de problemen die maken dat leerlingen tussen wal en schip vallen. ‘Gedragswerk’ biedt daadwerkelijke en concrete ondersteuning. Dit echter zonder de verantwoordelijkheid van de regionale veldpartijen over te nemen en altijd tijdelijk.
3. De resultaten van ‘Gedragswerk’ In het schooljaar 2006 – 2007 werden de volgende procesresultaten geboekt: o In
de eerste fase (schooljaar 2005 – 2006) was ‘Gedragswerk’ actief in 11 regio’s. In de huidige, tweede fase (schooljaar 2006 – 2007) waren dat er al 40, waarvan deel uit maken enkele provincies en verschillende regio’s die meerdere samenwerkingsverbanden PO of VO omvatten. En nog steeds nemen regionale veldpartijen contact op met de vraag of ‘Gedragswerk’ ook hen wil helpen. In alle regio’s is sprake van een voortdurende beweging in de gewenste richting. De aard van de betrokkenheid van ‘Gedragswerk’ varieert van regio tot regio. Onderstaand kaartje geeft een beeld van de landelijke spreiding van de regionale 1 activiteiten van Gedragswerk. Landelijk: 2 2 3
4 1 1
4
9 1 10 3
o Tijdens
vier intervisiebijeenkomsten werden de competenties van de sparring partners verder ontwikkeld ten aanzien van de voor ‘Gedragswerk’ benodigde (communicatie) methodieken. Ook werd tijdens deze bijeenkomsten de kwaliteit geborgd (door uitwisseling, verslaglegging en training). o De ervaring laat zien dat de naamsbekendheid van ‘Gedragswerk’ nog steeds toeneemt. Hetzelfde geldt voor de bekendheid met de methodiek. o Er is sprake van een actief netwerk van landelijke, regionale en lokale partijen die ‘Gedragswerk’ niet alleen volgen, maar er op een of andere manier ook mee aan het werk zijn gegaan. Een schatting van het aantal structurele contacten komt uit op circa 900 onderwijsprofessionals. Deze zijn met naam en toenaam bekend. 1
Exclusief de ad hoc advisering en andere kortdurende activiteiten zoals het eenmalig realiseren van gratis workshops. 2 RESULTAAT DOOR VERBINDEN
o De
methodiek van ‘Gedragswerk’ is uitvoerig gedocumenteerd en inmiddels ook beproefd (tot en met een wetenschappelijk onderzoek naar de succesfactoren). o De ontwikkelde hulpmiddelen zijn voor iedereen beschikbaar en uitvoerig gedocumenteerd. o De werkwijze van de sparring partners, spil van ‘Gedragswerk’, wordt uitvoerig beschreven. Deze werkwijze is goed overdraagbaar. o Binnen ‘Gedragswerk’ is volop kennis aanwezig van faal- en succesfactoren rondom het verzorgen van passend onderwijs voor leerlingen met gedragsproblemen. o ‘Gedragswerk’ werd ondergebracht in een duidelijk omschreven en begrensde, goed overdraagbare projectorganisatie. In het schooljaar 2006 – 2007 ontwikkelde Gedragswerk meerdere producten en diensten. Dit in de eerste plaats als antwoord op concrete vragen van veldpartijen. In de tweede plaats vanuit de wens de “lessen” van ‘Gedragswerk’ zo snel mogelijk breed beschikbaar te stellen van diezelfde veldpartijen. Workshops ‘Er ligt een kind op tafel’ Workshops ‘Er ligt een kind op tafel’ werden standaard aangeboden aan de projectdoelgroepen. Tot nu toe maakten 9 regio’s hiervan gebruik. Een deel hiervan behoort tot de regio’s waarin Gedragswerk actief is, een ander deel (4) niet. Praktische hulpmiddelen Hulpmiddelen aangeboden aan de doelgroep: o Samenwerking en de privacy van het kind o Competenties van netwerkregisseurs o Vitale ruimte in de klas o Criteria voor succesvolle regionale samenwerking o Overtuigen en activeren o Eenvoudige regels als strategie o Harmonisatie bij indicatiestelling: wat mag zonder meer nu al? o Wat werkt in de aanpak van kinderen met gedragsproblemen? o Praten over handelingsverlegenheid o Over verwaarlozing in het onderwijs: op zoek naar de bevlogen leerling o Vijf redenen om niet te veranderen o Advies financiële en juridische aspecten van ‘de inzet van rugzakken en PAB’ Hulpmiddel ‘omgaan met hindernissen’ De ervaringen van de sparring partners en andere partijen die betrokken zijn bij leerlingen met gedragsproblemen werden opgetekend en samengevat in een schets van de in veel regio’s aangetroffen problematiek. Gericht op het identificeren van de faalfactoren waarover in veel rapportages over regionale ontwikkelingen niet wordt gerept. Bij de start van het komende schooljaar is een hulpmiddel beschikbaar dat houvast biedt bij het bestrijden van de faalfactoren. Direct mail campagnes Als voortzetting van de al in de eerste fase van ‘Gedragswerk’ ingezette direct mailings, werden vanaf september 2006 maandelijks (met een onderbreking in de periode januari tot en met maart 2007) binnen project ‘Gedragswerk’ ontwikkelde check lists, formats, overzichten, methodieken, ervaringen, enzovoorts, toegestuurd aan alle samenwerkingsverbanden PO, VO, aan de REC’s cluster 4, de RMC-coördinatoren en andere belangstellenden (n=600). RESULTAAT DOOR VERBINDEN
3
Alle hens aan denk Onder de noemer ‘Alle hens aan dek’ werd een onderzoek uitgevoerd in een vijftal regio’s die als ‘voorbeelden’ gelden. In de loop van november 2006 kwam de onderzoeksrapportage beschikbaar. Tegelijkertijd werd door het ITS een analyse verricht in een aantal andere regio’s. Het bereikte resultaat was dat in het tweede kwartaal van 2007 de verkregen inzichten en de gevolgen voor een op de praktijk gerichte aanpak van de problematiek rond leerlingen met gedragsproblemen, ter beschikking werden gesteld van de veldpartijen. Delphi-onderzoek REC’s cluster 4 In de tweede helft van 2006 voerde de Hogeschool Utrecht in opdracht van Gedragswerk een Delphi-onderzoek uit naar de problematiek binnen cluster 4. Dit onderzoek leidde inmiddels tot een tweede rapportage die in de loop van januari 2007 werd besproken door de desbetreffende REC’s. Geleidelijk aan nam in 2007 het opgestelde advies een steeds centralere plaats in, in het gesprek over de problematiek binnen cluster 4. Het advies vormt nu de spil van alle gesprekken in de REC’s over de toekomstige visie en aanpak. Advisering Met de toenemende bekendheid benaderden steeds meer lokale-, regionale- en landelijke organisaties ‘Gedragswerk’. Het ging niet altijd om verzoeken hulp te bieden of om regio’s. Vaak was men op zoek naar informatie, tips of adviezen, zonder dat een verdere betrokkenheid vanuit ‘Gedragswerk’ nodig was. Ook met deze organisaties werd het gesprek aangegaan. Hen werd, voorzover dat binnen de mogelijkheden van Gedragswerk ligt, sparrend informatie of advies verstrekt. Een website De website www.Gedragswerk.nl als vraagbaak en communicatiekanaal voor de projectdoelgroepen. Ondanks het gegeven dat vanuit het project nauwelijks de aandacht wordt gevestigd op deze website, bedraagt het gemiddelde aantal bezoeken per week 95. Een telefonisch spreekuur Sinds 1 maart 2007 is tijdens werkdagen van 16.00 uur tot 18.00 uur, een telefonisch spreekuur in het leven geroepen voor de doelgroep onderwijsprofessionals. Ook ouders van leerlingen die tussen wal en schip vallen, maken gebruik van deze mogelijkheid. Wekelijks bellen tot nu toe gemiddeld 5 tot 10 personen, met zeer uiteenlopende vragen. Driekwart van hen is onderwijsprofessional. De rest zijn ouders. Deze laatste groep neemt telkens weer contact op naar aanleiding van concrete problemen rond een kind.
4. De bevindingen 1. Samenwerking rondom leerlingen met gedragsproblemen komt in veel regio’s niet “als vanzelf” tot stand. Regionale partijen kunnen of willen elkaar in veel gevallen niet vinden. Hieraan liggen meestal zeer basale redenen ten grondslag. 2. De ervaringen van ‘Gedragswerk’ laten telkens weer zien dat om regionale samenwerking tot stand te brengen vaak forse investeringen nodig zijn van de zijde van de sparring partners. Het proces ‘van eerste contact’ tot en met ‘de eerste werkagenda’ is in veel regio’s een uiterst moeizaam verlopend proces. 3. Vooral het ‘bottom up’ te werk gaan vergt veel. Deze benadering heeft immers tot gevolg dat de motivatie van individuele veldpartijen dient te worden gevonden en 4
RESULTAAT DOOR VERBINDEN
4.
5.
6.
7.
8.
aangesproken, vóórdat beweging tot stand kan worden gebracht. En dit dan veelal als noodzakelijke voorwaarde om zelfs tot een eerste contact te komen. De leerlingen waarom het draait zijn in veel regio’s niet met naam en toenaam bekend. Vaak is het op zich al lastig om dit overzicht tot stand te brengen. Zonder dit overzicht ontbreekt de benodigde doelgerichtheid om tot oplossingen te kunnen komen; Het zijn niet alleen de zwakkere regio’s die problemen hebben met het vinden van passend onderwijs voor deze categorie leerlingen. Ook in regio’s die als voorbeeld gelden in de aanpak van deze problematiek, is vaker sprake van stagnatie. Niet op alle fronten, maar vaak rondom specifieke deelproblemen. In regio’s geboekte vooruitgang wordt vaak teniet gedaan door concrete oorzaken zoals (1) het vertrek van sleutelfiguren met een belangrijke voortrekkersrol, (2) de komst van nieuwe personen of organisaties, (3) opkomende fricties tussen regionale organisaties of personen, of (4) het niet borgen van de resultaten (kennis en ervaring) van eerdere ervaringen. In al deze gevallen zijn de sparring partners van ‘Gedragswerk’ een stimulans. De kwaliteit van het persoonlijke contact dat de sparring partner weet te realiseren met de regionale veldpartijen, is hier van doorslaggevend belang. In alle regio’s waarin ‘Gedragswerk’ een rol speelt komt beweging tot stand in de gewenste richting. In de meeste gevallen komt deze beweging tot stand na een langere periode van intensief ‘praten en werken’ met regionale sleutelfiguren en op het niveau van het tot stand brengen van regionale communicatie en samenwerking.
RESULTAAT DOOR VERBINDEN
5