Eindejaarstips 2014 kpmg.nl
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
1
De belangrijkste tips voor ondernemend Nederland Het fiscale landschap blijft in beweging. Het afgelopen jaar is een aantal aanpassingen in de fiscale regelgeving doorgevoerd. Ook met ingang van 2015 verandert er weer het nodige. In deze uitgave treft u een aantal tips aan op grond waarvan u mogelijkerwijs nog voor 1 januari 2015 actie zou moeten ondernemen. Het overzicht is lang niet uitputtend, maar eerder bedoeld als handvat om een gesprek met uw adviseur goed te kunnen voorbereiden. Verder worden enkele (voorgestelde) wijzigingen vanaf 2015 toegelicht. Wij benadrukken dat deze uitgave de stand van het wetgevingsproces per 24 oktober 2014 weergeeft.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
2
Inhoudsopgave 1 Ondernemingen 4 1.1 Bespreken balans 4 1.2 Voorziening 4 1.3 Optimaal gebruikmaken van investeringsaftrekken 4 1.4 Uitstellen desinvesteringen in verband met desinvesteringsbijtelling 5 1.5 Herinvesteringsreserve 5 1.6 Willekeurige afschrijving 5 1.7 Ingebruikname bedrijfsmiddelen in verband met willekeurige afschrijving 5 1.8 Zeescheepvaartwinst, tonnagebelasting 5 1.9 Factuurvereisten (btw) 5 1.10 Vergoeding kosten aan personeel en tenaamstelling factuur (btw) 6 1.11 Correcties op (eerdere) btw-aangiften 6 1.12 Termijn terugvragen buitenlandse btw (btw) 6 1.13 Autokosten werknemers (btw) 6 1.14 Debiteur betaalt u niet (btw) 6 1.15 Btw-plicht commissarissen en leden raden van toezicht 6 1.16 Subsidies 6 1.17 Voorlopige aanslag 2014 7 1.18 Bewaarplicht 7 2 Ondernemer/dga 8 2.1 Begrip ‘ondernemer en dga’ 8 2.2 Eenmanszaak versus bv/nv 8 2.3 Verklaring arbeidsrelatie (VAR) 8 2.4 VAR-dga 8 2.5 Toetsing meewerkaftrek of arbeidsbeloning voor meewerkende partner 8 2.6 Urencriterium voor zelfstandigenaftrek 9 2.7 Man-vrouwfirma 9 2.8 Keuze auto zakelijk of privé 9 2.9 Verkoop onderneming, omzetting in bv of starten nieuwe onderneming 9 2.10 Startende ondernemer 9 2.11 Btw-keuzevermogen 9 2.12 Kleine-ondernemersregeling in de btw 10 2.13 Voorkom verliesverdamping 10 2.14 Bedrijfsopvolging 10 2.15 Fictief salaris, fictieve rente en fictieve huur 10 2.16 Lenen van uw bv (inclusief rekening-courant) 10 2.17 Lenen van uw bv (eigen woning) 10 2.18 Lenen van uw bv (de structureel te hoge schuld) 11 2.19 Vordering op uw bv (inclusief rekening-courant) 10 2.20 Borgstellingsprovisie bedingen bij bv 11
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
2.21 Pensioen voor de dga, meewerkende echtgeno(o)t(e) en kinderen 2.22 Hoge aftrekpost bv door inkoop pensioen
11 11
3 Bv en nv 3.1 Aangaan fiscale eenheid 3.2 Aanvragen fiscale eenheden die per 1 januari 2015 moeten ingaan 3.3 Verbreken fiscale eenheid per 31 december 2014 3.4 Uitkeringstest 3.5 Voorkom verliesverdamping 3.6 Heroverweging bv en nv 3.7 Transfer pricing (bv en nv) 3.8 Innovatiebox 3.9 Deelnemingsvrijstelling 3.10 Afwaarderen en/of prijsgeven van vorderingen 3.11 Verliezen uit 2005 verdampen 3.12 Verrekening houdsterverliezen 3.13 Functionele valuta of de euro
12 12
4 Personeel 4.1 Arbeidsrechtelijke wijzigingen 4.2 Personeel van het uitzendbureau en toch aansprakelijk 4.3 Werkkostenregeling verplicht, aanpassingen (salaris)administratie per 1 januari 2015 4.4 Fiscaal voordelig belonen van werknemers 4.5 Afdrachtvermindering loonheffing 4.6 Beoordelen pensioenrechten en VUT-rechten personeel (eventueel backservice) 4.7 Geschenkenregeling loonbelasting 4.8 Producten uit eigen bedrijf 4.9 Samenhangende groep inhoudingsplichtigen 4.10 Bestelauto’s en uw personeel 4.11 Doorbetaling werknemers 4.12 Uitbreiding personeelsbestand 4.13 Uitzending personeel 4.14 Laatste loonheffingsaangifte 2014 4.15 Ontslagvergoeding
14 14
12 12 12 12 12 12 13 13 13 13 13 13
14 14 14 15 15 15 16 16 16 16 16 17 17 17
5 Financiële planning 18 5.1 Boxhopping 18 5.2 Fiscaal partnerschap 2014 18 5.3 Toerekening inkomensbestanddelen bij partners 18 5.4 Betalingsmoment 18 5.5 Persoonsgebonden aftrek 18 5.6 Planning specifieke zorgkosten 18 5.7 Planning scholingsuitgaven 18 5.8 Planning giften 19 5.9 Bestuurslid van de ANBI 19 5.10 Vervangen gewone giften door een periodieke gift 19
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
5.11 Aftrek onderhoudskosten monumentenwoning 19 5.12 Auto van de zaak 19 5.13 Eigen bijdrage voor de auto van de zaak 19 5.14 Verklaring geen privégebruik auto 19 5.15 Terbeschikkingstellingsregeling (box 1) 20 5.16 Dividend uit bv belast tegen 22% 20 5.17 Schenking aanmerkelijk belang (box 2) 20 5.18 Vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) 20 5.19 Aftrek lijfrente (jaarruimte en reserveringsruimte) 20 5.20 Betaal tijdig uw lijfrentepremie! 20 5.21 Extra vrijstelling in box 3? 20 5.22 Verlies op durfkapitaal 21 5.23 Verlaging grondslag box 3 21 5.24 Spaarloonregeling 21 5.25 Middeling 2012-2014 21 5.26 Buitenlandse bronheffing op uitgekeerde dividenden 21 5.27 Voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 21 5.28 T-biljet 21 5.29 Toeslagen 21 5.30 Wat is uw besteedbaar inkomen? 22 5.31 Tax planning salaris en pensioen (dga) 22 5.32 Stopzetten pensioenopbouw (dga) 22 5.33 Levensloopregeling 22 5.34 Stamrecht 22 5.35 Herbeoordeling testament/ huwelijksgoederenregime 22 5.36 Huwelijkse voorwaarden met verrekenbeding 22 5.37 Partnerschap en Successiewet 22 5.38 Overlijdensrisicoverzekering gesloten 23 goed bezig 5.39 Beneficiair aanvaarden wel zo handig 23 5.40 Afgelost dankzij schenking 23 5.41 Ondernemen in zwaar weer 23 5.42 Schenkingsvrijstelling 23 5.43 Schenking onder schuldigerkenning 23 5.44 Mogelijkheid onbelast uitkeren dividend van vererfde aanmerkelijkbelangaandelen met terugwerkende kracht verruimd 24 6 Belastingplan 2015 en andere fiscale ontwikkelingen 25 6.1 Vennootschapsbelasting 25 6.2 Loonheffing 25 6.3 Btw 26 6.4 Inkomstenbelasting 26 6.5 Fiscale innovatieregelingen 27 6.6 Formeelrechtelijke wijzigingen 27 6.7 Oudedagsvoorzieningen 28 6.8 Varia Belastingplan 2015 28 6.9 Andere fiscale ontwikkelingen 29
1 Ondernemingen 1.1
Bespreken balans Het is wenselijk om voor het afsluiten van het boekjaar de balans en de winst-en-verliesrekening in grote lijnen te bespreken met uw accountant en/of belastingadviseur. Voorzieningen en waardering van balansposten kunnen dan aan de orde komen. Op het gebied van de afschrijvingen is fiscaal een aantal beperkingen opgelegd. Zo zijn voor onroerende zaken de aard van het gebruik, de vaststelling van de WOZ-waarde en de invloed van de zogenoemde werktuigenvrijstelling bepalende factoren voor de hoogte van de fiscale afschrijving. Wij raden u sterk aan de WOZ-beschikking kritisch te beoordelen, al dan niet samen met uw adviseur. Ondanks de fiscale afschrijvingsbeperkingen blijft afwaardering tot lagere bedrijfswaarde van een bedrijfsmiddel mogelijk.
1.2 Voorziening Wilt u winst uitstellen? Kijk dan of u nog een voorziening kunt vormen. Daarvoor is al voldoende dat de toekomstige uitgaven hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor de balansdatum en dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de uitgaven in de toekomst worden gedaan. Verder geldt dat de toekomstige uitgaven ook moeten kunnen worden toegerekend aan de periode voorafgaande aan de balansdatum. Voorzieningen zijn mogelijk voor bijvoorbeeld een reorganisatie, onderhoud, saneringskosten, het verlenen van garantie op producten of jubileumuitgaven voor het personeel. 1.3
Optimaal gebruikmaken van investeringsaftrekken Plan uw investeringen zo dat u optimaal gebruik maakt van de investeringsaftrekken. Als tijdstip van investering geldt het moment waarop u de verplichtingen tot aanschaf of verbetering van het bedrijfsmiddel aangaat. Beoordeel of het wenselijk is te wachten met investeren tot na 1 januari 2015 Energie-investeringsaftrek (EIA) Deze aftrek bedraagt 41,5% van het bedrag van de energie-investeringen als dat meer dan € 2.500 bedraagt. Op jaarbasis wordt per belastingplichtige ten hoogste een bedrag van € 118.000.000 aan energie-investeringen in aanmerking genomen. Bij samenwerkingsverbanden wordt dit maximum naar ieders aandeel toegepast op de afzonderlijke ondernemers.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
4
Milieu-investeringsaftrek (MIA) Voor deze aftrek geldt geen investeringsplafond. De aftrek bedraagt, afhankelijk van de categorie waarin de investering wordt ingedeeld, 13,5%, 27% of 36% van het bedrag van de milieu-investeringen als dat meer dan € 2.500 bedraagt. 1.4
Uitstellen desinvesteringen in verband met desinvesteringsbijtelling Voor bedrijfsmiddelen waarvoor u bij aanschaf een investeringsaftrek (kleinschaligheid, energie of milieu) hebt genoten, geldt een desinvesteringsbijtelling als u deze bedrijfsmiddelen verkoopt binnen vijf jaar na aanvang van het kalenderjaar waarin de aftrek plaatsvond. De desinvesteringsbijtelling geldt ook als u iets doet wat gelijk te stellen is met verkoop. Om zo’n bijtelling te voorkomen, is het in bepaalde gevallen beter niet in 2014 te desinvesteren maar pas in 2015.
1.5 Herinvesteringsreserve Bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan de vervreemdingswinst buiten de belastingheffing blijven door deze winst te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een voornemen tot herinvestering hebt en dat deze herinvestering ook binnen drie jaar na het jaar van reserveren plaatsvindt. Ga na of dit jaar een herinvesteringstermijn verloopt en of tijdige herinvestering nog mogelijk is. Onder bepaalde bijzondere omstandigheden kan de herinvesteringstermijn worden verlengd. 1.6
Willekeurige afschrijving Ga na of u optimaal gebruikmaakt van willekeurige afschrijvingen. Denk hierbij onder andere aan: • VAMIL (op milieu-investeringen); • investeringen door bepaalde groepen (startende ondernemers en ondernemingen die zeeschepen exploiteren). Gezien de fiscale afschrijvingsbeperkingen die zijn ingevoerd, kan het extra interessant zijn de fiscale faciliteiten van de willekeurige afschrijving optimaal te benutten. In de praktijk valt de regeling van de VAMIL geregeld samen met de EIA en/ of MIA. Er zullen keuzes moeten worden gemaakt bij de toepassing van deze regelingen. Betrek uw adviseur vroegtijdig bij die keuze of het onderzoek naar de mogelijkheden.
1.7
Ingebruikname bedrijfsmiddelen in verband met willekeurige afschrijving Als tijdelijke crisismaatregel kunnen bepaalde investeringen, gedaan in de periode 1 juli 2013 tot 1 januari 2014, onder voorwaarden willekeurig worden afgeschreven. Eenmalig kon in deze periode tot 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten willekeurig worden afgeschreven. Deze bedrijfsmiddelen moeten dan wel voor 1 januari 2016 in gebruik worden genomen. Hoewel deze termijn pas over ruim een jaar verstrijkt, verdient het toch aanbeveling dit in het achterhoofd te houden.
1.8
Zeescheepvaartwinst, tonnagebelasting Als u in 2014 voor het eerst zeescheepvaartwinst geniet en u wilt gebruikmaken van de belastingheffing op tonnagegrondslag, moet u daartoe in 2014 een verzoek indienen per onderneming. U moet daar dus niet mee wachten tot de aangifte over 2014.
1.9
Factuurvereisten (btw) In de Europese Unie zijn de factuurvereisten (vrijwel) overal dezelfde. Ondernemers die met internationale transacties te maken hebben moeten soms een verwijzing naar een bijzondere regeling op de factuur vermelden. Indien u facturen met buitenlandse btw uitreikt, zijn die facturen onderworpen aan de factureringsregels die in het desbetreffende land van toepassing zijn. Verder kan soms worden volstaan met een vereenvoudigde factuur. Wij adviseren u na te gaan of uw onderneming de factureringsregels goed toepast.
1.10
Vergoeding kosten aan personeel en tenaamstelling factuur (btw) Een ondernemer geniet alleen aftrek van btw als de prestatie aan hem is verricht. Het is daarom in principe vereist dat het contract voor de desbetreffende aankoop en de bijbehorende factuur op zijn naam staan. Bij aankopen tot € 100 kan overigens een vereenvoudigde factuur volstaan (hierop hoeven onder meer geen gegevens van de afnemer te staan). Dit speelt onder andere bij het vergoeden van zakelijke uitgaven die de werknemer voor zijn werkgever doet. Om het recht op
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
5
aftrek van btw van de werkgever te behouden, moeten contract en factuur op naam van de ondernemer (de werkgever) zijn gesteld. Dat geldt dus ook voor benzinebonnen, zij het dat hiervoor is toegestaan dat de ondernemer op andere wijze kan worden geïdentificeerd (bijvoorbeeld via girale betaling of een tankpasnummer). Als de werknemer de betrokken inkopen (deels) gebruikt voor privédoeleinden, is in zoverre sprake van loon in natura en kan een btw-correctie nodig zijn. Neem in dit geval contact op met uw adviseur. Niet alle btw op te vergoeden kosten is aftrekbaar. Zo stelt de Belastingdienst zich op het standpunt dat voor de vaste telefoon bij de werknemer thuis in principe geen btw-aftrek mogelijk is. 1.11
Correcties op (eerdere) btw-aangiften Indien een btw-correctie minder is dan € 1.000 (te betalen of te ontvangen), dan is het toegestaan om deze te verwerken in de eerstvolgende aangifte omzetbelasting. Grotere correcties moet u melden in een suppletieformulier Omzetbelasting (te downloaden via www.belastingdienst.nl, zoekterm: suppletie omzetbelasting).
1.12
Termijn terugvragen buitenlandse btw (btw) Nederlandse aftrekgerechtigde ondernemers kunnen de in andere EU-landen betaalde btw terugvragen via een elektronisch verzoek bij de Belastingdienst. Voor de verzoeken gelden drempelbedragen. Het verzoek moet binnen zijn vóór 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarover u btw terugvraagt. Verzoeken die hierna binnenkomen, worden mogelijk door het andere EU-land niet meer in behandeling genomen. Door het verzoek tijdig in te dienen kan de btw ook eerder worden teruggekregen.
1.13
Autokosten werknemers (btw) Als de werkgever een auto van de zaak ter beschikking stelt aan zijn werknemer, heeft de werkgever in principe recht op volledige btw-aftrek over de autokosten. Aan het einde van het boekjaar moet de werkgever dan echter een btw-correctie aangeven voor het privégebruik. Dit betekent dat een werkgever voor iedere auto die privé wordt gebruikt een forfaitaire correctie van 2,7% van de cataloguswaarde van de auto is verschuldigd. Onder voorwaarden is het mogelijk of verplicht af te wijken van de forfaitaire correctie en aan te sluiten bij het werkelijke privégebruik. Woon-werkverkeer geldt voor de btw ook als privégebruik; er zal voor meer auto’s een btw-correctie zijn verschuldigd dan voor de loonheffingen. Wij adviseren ondernemers met een wagenpark van enige omvang contact op te nemen met een btw-specialist.
1.14
Debiteur betaalt u niet (btw) Als een debiteur u niet betaalt, kunt u onder omstandigheden de btw terugvragen die u hebt afgedragen aan de Belastingdienst. U moet hiertoe een apart verzoek indienen bij de Belastingdienst binnen één maand na het aangiftetijdvak waarin duidelijk is dat uw debiteur de factuur niet meer zal betalen. Let op: als u afspraken maakt met uw debiteur omtrent de betaling van de factuur kan het zijn dat uw vordering wordt omgezet in een lening. In geval van een lening kunt u geen teruggaafverzoek indienen bij de Belastingdienst. Alvorens u een betalingsregeling voorstelt, dient u dus goed na te gaan of uw debiteur uiteindelijk aan zijn verplichtingen zal voldoen of niet.
1.15
Btw-plicht commissarissen en leden raden van toezicht Voor leden van raden van commissarissen en raden van toezicht bestaat btw-plicht. Btw is verschuldigd over de beloning. Registreert u zich tijdig bij de Belastingdienst.
1.16 Subsidies Beoordeel of u mogelijkheden hebt om (niet-)fiscale subsidies te verkrijgen. In veel gevallen moet een eventuele aanvraag voor het einde van het boekjaar bij de desbetreffende instantie binnen zijn. Ook kan het voorkomen dat bepaalde handelingen (opdracht, aanbetaling en/of ingebruikname) nog dit jaar moeten plaatsvinden voor het verwerven van een toekomstige subsidie. Raadpleeg uw adviseur hierover. Let op: het kan voorkomen dat er een interessante samenloop is met andere regelingen. 1.17
Voorlopige aanslag 2014 Als uw resultaat over 2014 achterblijft bij uw prognose, kan uw voorlopige aanslag te hoog zijn. Verzoek dan om herziening van de voorlopige aanslag. Daarbij dient u zich te realiseren dat in principe geen belastingrente wordt vergoed over terug te betalen bedragen inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
6
Daarnaast is het, gelet op de verschuldigde belastingrente, aan te raden om bij een te verwachten hogere belastinglast tijdig te verzoeken om herziening van de voorlopige aanslag. Indien dit verzoek voor 1 mei 2015 wordt gedaan, is over de voorlopige aanslag geen belastingrente verschuldigd mits deze conform het verzoek wordt herzien. Het is, gelet op de regeling van de belastingrente, aan te raden om in het vierde kwartaal van 2014 maar uiterlijk in de eerste maanden van 2015 te onderzoeken in hoeverre het geschatte belastbaar bedrag afwijkt van het werkelijke belastbaar bedrag. Raadpleeg daartoe uw adviseur die u hierbij kan bijstaan. 1.18 Bewaarplicht Het opruimen en vernietigen van oude administratieve gegevens kan u een kostenbesparing opleveren. U moet echter wel rekening houden met de wettelijke bewaartermijn van ten minste zeven jaar van uw administratieve gegevens. Op deze hoofdregel zijn uitzonderingen. Als u de btw over de aankoop of verbouwing van een pand hebt teruggevraagd, moet u de btw-boekhouding tien jaar bewaren. Permanente stukken (aktes, pensioen- en lijfrentepolissen, etc.) mogen niet worden weggegooid. Raadpleeg voor het opruimen daarom eerst uw adviseur. Tip: als u de gegevens van verkoopbonnen digitaal opslaat en deze ter beschikking kunt stellen aan de Belastingdienst, is het niet meer noodzakelijk om kassabonnen, kassarollen, etc. op papier te bewaren. Dit geldt ook voor facturen, mits bij het scannen geen informatie verloren gaat. Wij adviseren u dit eerst met de Belastingdienst af te stemmen voordat u originele documenten vernietigt.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
7
2 Ondernemer/dga 2.1
Begrip ‘ondernemer en dga’ De Wet inkomstenbelasting 2001 verstaat onder een ondernemer de belastingplichtige: • voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven; en • die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming, dat wil zeggen: die aansprakelijk is voor de zakelijke schulden van de onderneming. Een dga is een belastingplichtige die een aanmerkelijk belang heeft in een BV of NV. Er is sprake van een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect: • voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld; • rechten heeft om direct of indirect aandelen te verwerven tot ten minste 5% van het geplaatste kapitaal; • winstbewijzen heeft die betrekking hebben op ten minste 5% van de jaarwinst van een vennootschap dan wel op ten minste 5% van wat bij liquidatie wordt uitgekeerd; • gerechtigd is tot ten minste 5% van de stemmen uit te brengen in de algemene vergadering van een in artikel 4.5a bedoelde rechtspersoon. Ga na of uw situatie voldoet aan deze criteria voor het fiscaal ondernemerschap/dga en bespreek met uw adviseur wat gewenst is.
2.2
Eenmanszaak versus bv/nv Starten als eenmanszaak of als dga van een bv. Wat zijn de voor- en nadelen en welke overwegingen liggen ten grondslag aan de keuze. Allerlei factoren passeren de revue. Ondernemersrisico’s, belastingvoordelen, salaris, omzet, de marktomstandigheden, financiering, innovatie ed. Bespreek dit met uw adviseur.
2.3
Verklaring arbeidsrelatie (VAR) Momenteel is een wetsvoorstel aanhangig ter vervanging van de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) door de Beschikking geen loonheffingen (BGL). Anders dan bij de VAR wordt de opdrachtgever bij de BGL medeverantwoordelijk voor de controle op de juistheid van de BGL. De opdrachtgever is slechts gevrijwaard van het inhouden en afdragen van loonheffingen indien de werkzaamheden en de wijze waarop en de condities waaronder deze worden verricht volledig overeenkomen met de vermeldingen in de BGL. Indien uw omstandigheden waarvoor in 2014 een VAR is afgegeven niet zijn gewijzigd, kunt u in 2015 nog gebruikmaken van dezelfde VAR. In andere gevallen zult u een nieuwe VAR vóór 2015 moeten aanvragen. De VAR die u dan bezit, blijft geldig tot de invoering van de BGL.
2.4 VAR-dga De VAR-regeling geldt ook voor een dga die werkzaamheden verricht bij een opdrachtgever door middel van zijn vennootschap. De staatssecretaris van Financiën heeft echter aangegeven dat de VAR-dga niet mag worden toegepast in de arbeidsrelatie met de vennootschappen waarin de houder van de VAR-dga onmiddellijk of middellijk aandelen bezit. Dit betekent dat de VAR-dga alleen mag worden gebruikt in een arbeidsrelatie met derdenopdrachtgevers. Raadpleeg hierover uw adviseur. 2.5
Toetsing meewerkaftrek of arbeidsbeloning voor meewerkende partner De meewerkaftrek is, afhankelijk van het aantal door de partner meegewerkte uren, een bepaald percentage van de winst. De meewerkaftrek kan alleen worden geclaimd als uw partner zonder enige vergoeding meewerkt. Hebt u wel gekozen voor een arbeidsbeloning van uw partner, dan komt die niet ten laste van de winst uit onderneming als de vergoeding lager is dan € 5.000 op jaarbasis. Bij uw partner is de vergoeding dan niet belast. U kunt overwegen om uw meewerkende partner een arbeidsbeloning toe te kennen. Wellicht dat de man-vrouwfirma tot de mogelijkheden behoort. Door verdeling van de winst kunnen aanzienlijke progressievoordelen ontstaan en de partner
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
8
kan onder voorwaarden gebruikmaken van de ondernemersfaciliteiten (zelfstandigenaftrek, startersaftrek, 14%-MKBwinstvrijstelling, dotatie aan de fiscale oudedagsreserve (FOR), stakingsaftrek, etc.). Zie ook onderdeel 2.6 en 2.7. 2.6
Urencriterium voor zelfstandigenaftrek De zelfstandigenaftrek bedraagt € 7.280 (€ 3.640 ingeval op 1 januari de AOW-leeftijd is bereikt). Van de in een kalenderjaar totaal beschikbare tijd voor het verrichten van werkzaamheden moet 50% of meer zijn besteed aan het drijven van een (of meer) onderneming(en), met een minimum van 1.225 uren. Voldoet u niet aan dit urencriterium, dan hebt u geen recht op de zelfstandigenaftrek en ook niet op de speur- en ontwikkelingsaftrek (S&O-aftrek), de meewerkaftrek en de FOR. Bent u starter, dan geldt een verhoogde zelfstandigenaftrek en niet de voorwaarde dat 50% of meer van de tijd aan de onderneming moet worden besteed (wel nog steeds ten minste 1.225 uren). Bent u starter en hebt u recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan is een tijdsbesteding van minimaal 800 uren aan uw onderneming voldoende. Noteer de uren die u maakt voor de onderneming in uw agenda.
2.7
Man-vrouwfirma Als uw partner meewerkt, kunt u met uw partner een firma aangaan. De meewerkende partner wordt dan ook zelfstandig ondernemer voor de inkomstenbelasting en heeft daardoor recht op alle ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, 14%-MKB-winstvrijstelling en FOR, tenzij de partner alleen ondersteunende werkzaamheden verricht. Voorwaarde is dat een firmacontract wordt opgesteld, waarin voor de aanvangsdatum van de firma een terugwerkende kracht van maximaal negen maanden kan worden opgenomen. Overleg met uw adviseur over het (gewenste) effect.
2.8
Keuze auto zakelijk of privé Als u een auto zowel zakelijk als privé gebruikt, kunt u er onder omstandigheden voor kiezen de auto als privé- of als ondernemingsvermogen aan te merken. Deze ‘etiketteringskeuze’ moet voor de inkomstenbelasting en de omzetbelasting afzonderlijk worden gemaakt. Bij deze keuze moet rekening worden gehouden met factoren als privébijtelling, aftrek van omzetbelasting, correctie omzetbelasting wegens privégebruik, gereden kilometers, brandstof en verzekeringen. Uw adviseur kan u helpen bij het maken van uw keuze.
2.9
Verkoop onderneming, omzetting in bv of starten nieuwe onderneming Wanneer u overweegt uw onderneming te verkopen of om te zetten in een bv, raden wij u aan om voor het einde van het jaar te beoordelen of dit fiscaal is gewenst in 2014 of juist in 2015. Bij een verkoop van de onderneming kan de peildatum van 1 januari 2015 nog een rol spelen. De fiscale winst behaald met de staking van de oude onderneming kan in beginsel fiscaal geruisloos worden doorgeschoven naar de nieuwe onderneming. Dit leidt dus niet tot directe afrekening in de inkomstenbelasting.
2.10
Startende ondernemer Voor startende ondernemers zijn er enkele specifieke zaken waarmee tegen het einde van het kalenderjaar rekening kan/ moet worden gehouden, zoals: • willekeurige afschrijving voor startende ondernemers; • afdekken van het risico van een nabestaandenpensioen; • reserveren voor belastingbetalingen; • urenregistratie voor onder andere de zelfstandigenaftrek.
2.11 Btw-keuzevermogen De btw-regelgeving maakt het mogelijk een investeringsgoed, zoals een vakantiewoning, geheel of gedeeltelijk als zakelijk of privé te bestemmen. Bij zakelijke etikettering van onroerende zaken voor de btw is alleen nog aftrek van voordruk-btw mogelijk voor zover sprake is van btw-belast zakelijk gebruik. U hoeft dan geen correctie meer te maken voor privégebruik. Per saldo mist u voortaan een rentevoordeel op het privégebruik. Houd u er rekening mee dat het etiketteren van het vermogen tot btw-ondernemingsvermogen of privévermogen volgens het ministerie van Financiën moet gebeuren op het tijdstip dat de eerste investering wordt gedaan (bij panden dus meestal bij de aankoop van de ondergrond) of op het moment van eerste ingebruikname. De etikettering van het vermogen voor de btw staat overigens los van de etikettering van het vermogen voor de inkomstenbelasting. Voor de etiketteringskeuze bij auto’s verwijzen wij naar onderdeel 2.8.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
9
2.12
Kleine-ondernemersregeling in de btw Als de btw die u na aftrek van voorbelasting per saldo over 2014 bent verschuldigd niet hoger is dan € 1.883, komt u in aanmerking voor de kleine-ondernemersregeling. Op grond hiervan hoeft u (een deel van) de verschuldigde btw in het geheel niet aan de Belastingdienst te voldoen. Deze korting wordt dan wel gerekend tot het inkomen in box 1 voor de inkomstenbelasting. Deze regeling geldt alleen voor ondernemers/natuurlijke personen die in Nederland wonen of zijn gevestigd. Als de op jaarbasis verschuldigde btw minder bedraagt dan € 1.345, kunt u de Belastingdienst verzoeken om een ontheffing van de administratieve verplichtingen, zoals de boekhoud-, factureer- en aangifteplicht. Bij toekenning van dit verzoek zal de Belastingdienst aangeven welke voorwaarden hiervoor gelden.
2.13
Voorkom verliesverdamping Een verlies uit werk en woning behaald in 2014 is alleen verrekenbaar met winsten behaald in 2011, 2012 en 2013 (carryback) en de winsten behaald in de jaren 2015 tot en met 2023 (carry-forward). Daarna gaan deze verliezen verloren. Om deze verliesverdamping te voorkomen, kan wellicht het resultaat worden verhoogd door kosten en lasten uit te stellen, voorzieningen te laten vrijvallen, e.d. Neem hierover contact op met uw adviseur.
2.14 Bedrijfsopvolging Bij (gedeeltelijke) bedrijfsopvolging en estate planning kan het fiscaal interessant zijn (een deel van) uw IB-onderneming of een pakket aandelen in uw bv aan uw toekomstige erfgenamen te schenken. De huidige Successiewet kent hiervoor namelijk onder bepaalde voorwaarden een aantal faciliteiten, waaronder een vrijstelling van maximaal 100% en tien jaar (rentedragend) uitstel van belastingbetaling. De faciliteiten kunnen ook van toepassing zijn bij overlijden. De vennootschapsstructuur moet wel aan specifieke eisen voldoen. Ook de inkomstenbelastingclaim kan onder bepaalde voorwaarden worden doorgeschoven. Bij schenking van (een deel van) uw IB-onderneming moet de begunstigde in beginsel al 36 maanden medeondernemer zijn en bij schenking van de aandelen in uw bv moet de begunstigde in beginsel al 36 maanden in dienst zijn. Het is raadzaam tijdig contact op te nemen met uw adviseur om vast te kunnen stellen of de bedrijfsopvolging beter in 2014 of juist in 2015 kan plaatsvinden. 2.15
Fictief salaris, fictieve rente en fictieve huur Iedere houder van een aanmerkelijk belang die voor zijn bv werkzaamheden verricht, wordt op grond van de gebruikelijkloonregeling geacht een salaris te ontvangen uit zijn bv. De hoogte bedraagt in 2014 minimaal € 44.000, enkele specifieke situaties uitgezonderd. Het is verstandig vooraf overeenstemming te bereiken met de Belastingdienst over de hoogte van uw (fictieve) salaris. De gebruikelijkloonregeling verandert overigens met ingang van 2015, zie onderdeel 6.2. Worden zaken verhuurd aan een vennootschap waarin u een aanmerkelijk belang hebt of hebt u geld geleend aan een dergelijke vennootschap? Dan moet u (fictief) een zakelijke huur of rente verantwoorden in uw aangifte als resultaat uit overige werkzaamheden (zie ook onderdeel 5.15). Als u fictief salaris, fictieve huur of fictieve rente ontvangt, dan kan de bv in beginsel aanspraak maken op een corresponderende fiscale aftrekpost. Raadpleeg hierover uw adviseur.
2.16
Lenen van uw bv (inclusief rekening-courant) Als dga kunt u bijvoorbeeld uw beleggingen financieren met een lening van uw bv. In box 3 wordt een fictief rendement belast voor zover de waarde van de beleggingen het bedrag van de opgenomen lening overtreft. De betaalde rente is verder geen aparte aftrekpost meer voor de inkomstenbelasting. Het lenen moet gebeuren op zakelijke voorwaarden. Een onderdeel van de zakelijkheid is een schriftelijke vastlegging. Bespreek met uw adviseur welke voorwaarden u nog meer overeen moet komen. Hebt u als dga een structureel hoge rekening-courantschuld bij uw bv, dan loopt u het risico dat de fiscus (een deel van) de schuld aanmerkt als dividenduitkering en een correctie aanbrengt, eventueel zelfs verhoogd met een boete. Dit risico kunt u verminderen door bijvoorbeeld de bedragen af te splitsen die u hebt geleend voor de aankoop van beleggingen, de verbouwing van de eigen woning (de rente kan dan wel aftrekbaar zijn) of andere grote privé-investeringen. U moet hiervan dan (zakelijke) leningsovereenkomsten opstellen en de overige voorwaarden uit de overeenkomst ook naleven.
2.17
Lenen van uw bv (eigen woning) Als u de lening bent aangegaan voor de eigen woning, dan is de rente aftrekbaar. Betreft het een lening van na 2012, dan moeten in beginsel extra gegevens over de lening worden verstrekt aan de Belastingdienst. Vraag indien nodig na bij uw adviseur.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
10
2.18
Lenen van uw bv (de structureel te hoge schuld) Hebt u als dga een structureel hoge rekening-courantschuld bij uw bv, dan loopt u het risico dat de fiscus (een deel van) de schuld aanmerkt als dividenduitkering en een correctie aanbrengt, eventueel zelfs verhoogd met een boete. Dit risico kunt u verminderen door bijvoorbeeld de bedragen af te splitsen die u hebt geleend voor de aankoop van beleggingen, de eigen woning of andere grote privé-investeringen. U moet hiervan dan (zakelijke) leningsovereenkomsten opstellen en de overige voorwaarden uit de overeenkomst ook naleven. Bespreek dit met uw adviseur
2.19
Vordering op uw bv (inclusief rekening-courant) Als de dga een vordering heeft op zijn eigen bv, is de terbeschikkingstellingsregeling van toepassing, zie ook onderdeel 5.15. In beginsel worden de voordelen belast in box 1. Een uitzondering is gemaakt voor de situatie dat gedurende het kalenderjaar het saldo van de rekening-courant niet hoger is geweest dan € 17.500, waarbij de bv tevens geen rente in aanmerking neemt. Deze situatie bespaart een hoop administratieve rompslomp. Zorg er in andere situaties voor dat de voorwaarden zakelijk zijn, anders zou een eventueel afwaarderingsverlies wel eens niet aftrekbaar kunnen zijn.
2.20 Borgstellingsprovisie bedingen bij bv Staat u als dga in privé borg voor een door de bank aan uw bv verstrekte lening, dan moet u hiervoor een vergoeding bedingen bij uw bv. De bank kan u immers in privé aanspreken om de schuld, inclusief rente, te betalen als de bv hiertoe niet in staat is. Wij raden u aan een zakelijke borgstellingsprovisie bij uw bv in rekening te brengen om te voorkomen dat de fiscus dit (eventueel zelfs met boetes) corrigeert. De vergoeding voor de borgstelling wordt beschouwd als een voordeel volgens de terbeschikkingstellingsregeling en belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1, zie ook onderdeel 5.15. De bv kan de vergoeding aftrekken. 2.21 Pensioen voor de dga, meewerkende echtgeno(o)t(e) en kinderen Het toekennen of verhogen van pensioenrechten kan leiden tot een aftrekpost ten laste van het resultaat van 2014. Zorg wel dat uw pensioenbrief voldoet aan alle fiscale regels. Stem met uw adviseur af of uw pensioenbrief hiervoor nog (fiscale) ruimte biedt. Een ander aandachtspunt is een pensioen dat in eigen beheer in een andere bv wordt opgebouwd dan de bv waar u op de loonlijst staat (zogenoemd extern eigen beheer). Op basis van een besluit uit juli 2008 stelt de Belastingdienst al enkele jaren dat de pensioenpremies dan moeten worden bepaald op commerciële grondslagen, waarbij voor open geïndexeerde pensioenen een vaste indexering van 2% moet worden gehanteerd. Omdat deze verplichte indexatie tot praktische uitvoeringsproblemen leidt, geven wij u in overweging om, indien mogelijk, in dienst te treden bij de bv waar het pensioen wordt opgebouwd, het pensioen op te bouwen in de bv waarin u werkt of de pensioenopbouw in eigen beheer desnoods te staken. Waardeoverdracht van pensioenaanspraken kan soms onverwachte fiscale problemen opleveren, wij raden u daarom aan dit punt af te stemmen met uw adviseur. Als gevolg van gewijzigde wetgeving (‘flex-bv’) is het sinds 1 oktober 2012 mogelijk om aandelen zonder stemrecht te hebben. Een dga moet direct of indirect 10% van de aandelen in de werkgever hebben, wil hij pensioen in eigen beheer kunnen opbouwen. Met ingang van 1 oktober 2012 moeten dit aandelen met stemrecht zijn, anders is verder opbouwen in eigen beheer niet mogelijk! 2.22 Hoge aftrekpost bv door inkoop pensioen Wanneer u als dga in het verleden onvoldoende pensioen hebt opgebouwd voor indiensttreding bij de eigen bv, dan kunt u dit soms herstellen door binnen de huidige pensioenregeling bij de bv pensioen in te kopen. Dit is mogelijk voor dienstjaren van voor 8 juli 1994 (na deze datum is waardeoverdracht van pensioen mogelijk). De rechter heeft in het verleden een inkooplast met betrekking tot vijftien jaar diensttijd toegestaan. Op deze manier kan een aanzienlijke aftrekpost ontstaan voor de bv. Hierbij moet wel worden bedacht dat de aftrekpost bij de bv tegen een relatief laag tarief van 20% of 25% wordt vergolden, terwijl pensioentermijnen progressief worden belast. Inkomsten genieten in de vorm van dividend is soms goedkoper en in ieder geval flexibeler Neem onderdeel 5.32 ook in overweging. Raadpleeg voor de mogelijkheden uw adviseur.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
11
3 Bv en nv 3.1
Aangaan fiscale eenheid Het aangaan van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting tussen meerdere vennootschappen heeft bepaalde voordelen, zoals het doen van één aangifte voor de vennootschapsbelasting, het neutraliseren van onderlinge handelstransacties, het fiscaal geruisloos doorvoeren van een herstructurering, directe verrekening van onderlinge winsten en verliezen van gevoegde vennootschappen, etc. Raadpleeg hierover uw adviseur (zie ook onderdeel 3.2 en 3.3).
3.2
Aanvragen fiscale eenheden die per 1 januari 2015 moeten ingaan Fiscale eenheden voor de vennootschapsbelasting die per 1 januari 2015 moeten ingaan, moeten worden aangevraagd vóór 1 april 2015.
3.3
Verbreken fiscale eenheid per 31 december 2014 Als het gewenst is om per 1 januari 2015 geen onderdeel meer te zijn van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, moet het verzoek tot ontvoeging uiterlijk 31 december 2014 zijn ingediend. In bepaalde gevallen kan het voordelig zijn een fiscale eenheid tussen meerdere winstgevende vennootschappen te beëindigen. Op die manier kunnen de vennootschappen afzonderlijk gebruikmaken van de lagere MKB-tariefschijf in de vennootschapsbelasting (de tarieven voor 2014 zijn: 20% voor de winst tot en met € 200.000 en 25% voor de winst boven € 200.000). Ook kan het verbreken van een fiscale eenheid leiden tot de toepassing of verhoging van de investeringsaftrek. Let op: nagegaan moet worden of door het verbreken van de fiscale eenheid geen fiscale sanctiebepalingen in werking treden. Raadpleeg hierover uw adviseur.
3.4 Uitkeringstest Indien aan de aandeelhouder een (interim-)dividenduitkering, terugbetaling op aandelen gestort kapitaal of inkoop van eigen aandelen anders dan om niet plaatsvindt, dan moet er een uitkeringstest worden gedaan. Het is wenselijk dat het bestuur van de vennootschap de test uitvoert alvorens over te gaan tot uitkering. 3.5
Voorkom verliesverdamping Een verlies behaald in 2014 is in beginsel alleen verrekenbaar met een winst behaald in 2013 (carry-back) en de winsten behaald in de jaren 2015 tot en met 2023 (carry-forward). Daarna gaan de verliezen verloren. Om verliesverdamping te voorkomen, kan wellicht het resultaat worden verhoogd door kosten en lasten uit te stellen, voorzieningen te laten vrijvallen, e.d. Neem hierover contact op met uw adviseur.
3.6
Heroverweging bv en nv De huidige economische omstandigheden kunnen voor u het moment zijn de gekozen rechtsvorm waarbinnen u uw onderneming drijft, te heroverwegen. Belangrijke factoren die hierbij een rol kunnen spelen zijn het effect van de fiscaliteit op uw besteedbaar inkomen voor u als ondernemer en de risico’s die met uw onderneming gepaard gaan. Uiteraard kunnen meer factoren een rol spelen. Bij terugkeer uit een bv of nv naar een eenmanszaak of vof kunt u gebruikmaken van een fiscale faciliteit, waarbij u geruisloos (dus zonder af te rekenen met de Belastingdienst) kunt terugkeren uit een bv of nv. Bespreek dit eens met uw adviseur.
3.7
Transfer pricing (bv en nv) Als u in meerdere landen ondernemingen hebt, kan een wijziging in de allocatie van bepaalde bedrijfsprocessen (uw ‘supply chain’) leiden tot een wijziging in de onderling te hanteren verrekenprijzen. Een eventuele wijziging in de allocatie van bedrijfsprocessen kan voor een in internationaal verband opererende groep van vennootschappen naast belastingbesparing wellicht ook een directe kostenbesparing opleveren. Bespreek dit eens met uw adviseur.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
12
3.8 Innovatiebox Voor winsten uit zelfontwikkelde immateriële activa waarvoor een octrooi of kwekersrecht is verleend of die zijn voortgevloeid uit werkzaamheden waarvoor een S&O-verklaring (speur- en ontwikkelingswerk) is afgegeven (S&O-activa), kunt u gebruikmaken van een verlaagd (effectief) tarief van circa 5%. Ook in het buitenland ontwikkelde of gepatenteerde activa kunnen kwalificeren voor deze zogenoemde innovatiebox. Het kan dus fiscaal voordelig zijn een octrooi of S&Oactiva onder te brengen in de innovatiebox. Raadpleeg uw adviseur over de voordelen hiervan. 3.9 Deelnemingsvrijstelling De deelnemingsvrijstelling is in beginsel van toepassing op belangen van 5% of meer in het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap. Raadpleeg uw adviseur bij uw beslissingen in het kader van herstructureringen, de aankoop van deelnemingen, etc. 3.10
Afwaarderen en/of prijsgeven van vorderingen In het kader van herstructureringen kan het voorkomen dat een afgewaardeerde vordering op een deelneming wordt omgezet in aandelen of dat deze wordt kwijtgescholden. Onder omstandigheden heeft dit gevolgen voor de belastbare grondslag van zowel de debiteur als de crediteur. Raadpleeg uw adviseur.
3.11
Verliezen uit 2005 verdampen Verliezen uit 2005 zullen per 31 december 2014 verdampen. Ga na of verliesverdamping kan worden voorkomen door stille reserves besloten in uw bedrijfsmiddelen en/of activiteiten te realiseren. Kan een en ander niet op korte termijn worden gerealiseerd, ga dan na of uw boekjaar kan worden verlengd. Neem hierover contact op met uw adviseur.
3.12
Verrekening houdsterverliezen Als sprake is van een zuivere holding- en/of financieringsmaatschappij kan het gewenst zijn deze vennootschap op te nemen in een fiscale eenheid of binnen deze vennootschap activiteiten te ontwikkelen of leningen in te brengen. Een en ander hangt samen met een beperking in de verrekening van houdsterverliezen. Raadpleeg tijdig uw adviseur.
3.13
Functionele valuta of de euro Het is mogelijk aangifte vennootschapsbelasting te doen in een andere valuta dan de euro. Om met ingang van 2015 gebruik te maken van deze mogelijkheid, moet u voor 1 januari 2015 een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Hebt u eenmaal gekozen voor het gebruik van de functionele valuta, dan geldt dit in beginsel voor een periode van tien jaar.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
13
4 Personeel 4.1
Arbeidsrechtelijke wijzigingen Als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid zullen er de komende tijd nogal wat regels in het arbeidsrecht wijzigen. De eerste wijzigingen staan al per 1 januari 2015 op stapel. De hoogste tijd dus om uw (standaard) arbeidsovereenkomsten nog eens kritisch te bekijken. Welke maatregelen moet u nemen ten aanzien van uw (standaard) arbeidsovereenkomsten? 1. Op basis van de nieuwe wetgeving mogen arbeidsovereenkomsten voor de duur van zes maanden of minder en die zijn aangegaan op of na 1 januari 2015 geen proeftijd meer bevatten. Verwijder het proeftijdbeding in arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan voor een periode van zes maanden of korter; 2. In arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is een concurrentiebeding niet meer toegestaan. Er is wel een uitzondering voor die gevallen waarin de werkgever meent dat zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding vereisen. Als dat het geval is, dient dit gemotiveerd in de arbeidsovereenkomst te zijn opgenomen. Verwijder het concurrentiebeding of motiveer in de arbeidsovereenkomst het belang om een concurrentiebeding overeen te komen; 3. Werkgevers van tijdelijk personeel met een arbeidsovereenkomst van zes maanden of langer moeten de werknemer uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk informeren of zij de overeenkomst al dan niet willen voortzetten en zo ja, onder welke voorwaarden. Doet u dit niet, dan bent u een maandloon verschuldigd (en bij niet-tijdige nakoming een vergoeding naar rato). De aanzegtermijn geldt niet voor arbeidsovereenkomsten die voor 1 februari 2015 eindigen. Inventariseer welke arbeidsovereenkomsten op of na 1 februari 2015 eindigen en hanteer voortaan een aanzegtermijn; 4. De zgn. ‘ketenbepaling’ die regelt hoeveel tijdelijke arbeidsovereenkomsten een werkgever mag afsluiten alvorens er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat, wijzigt per 1 juli 2015. Wanneer meer dan 3 tijdelijke contracten elkaar opvolgen, of wanneer tijdens verlenging een periode van 24 maanden wordt overschreden, vindt omzetting plaats naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Tijdelijke contracten worden als opeenvolgend gezien als zij elkaar met een tussenpoos van 6 maanden of minder opvolgen. Inventariseer de duur en de looptijd van uw tijdelijke arbeidsovereenkomsten om straks zo flexibel mogelijk gebruik te kunnen maken van de nieuwe regelgeving. Raadpleeg uw adviseur.
4.2
Personeel van het uitzendbureau en toch aansprakelijk 5. Let op dat u als opdrachtgever personeel inhuurt via een gecertificeerd uitzendbureau! Anders bent u aansprakelijk voor de omzetbelasting en loonheffing, te lage betaling van de uitzendkracht en riskeert u ook nog een boete.
4.3
Werkkostenregeling verplicht, aanpassingen (salaris)administratie per 1 januari 2015 De werkkostenregeling (WKR) is met ingang van 1 januari 2015 verplicht voor elk bedrijf, zie onderdeel 6.2. De bestaande regels voor vrije vergoedingen en verstrekkingen komen daarmee te vervallen. Neem contact op met uw adviseur om te bespreken wat de gevolgen van de WKR zijn voor uw organisatie. Verder moet u, net als elk jaar, voor de eerste salarisrun van januari 2015 een aantal zaken aanpassen: reis- en autokostenvergoedingen, overige inhoudingen, forfaits, enz.
4.4
Fiscaal voordelig belonen van werknemers Denk bij ‘incentives’ aan personeel bijvoorbeeld eens aan: • voor zover de werkkostenregeling nog niet wordt toegepast: een onbelaste vergoeding of verstrekking van een mobiele telefoon (smartphone/BlackBerry), internet en dergelijke als het zakelijk gebruik meer dan 10% is (en dat is al snel het geval);
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
14
• een onbelaste vergoeding voor maaltijden met een meer dan bijkomstig zakelijk karakter (overwerk, koopavonden, uit eten met cliënten, maaltijden tijdens cursussen en zakenreizen); • een personeelsfeest of personeelsreis. Deze vrijstelling geldt niet als een dga en zijn partner de enige werknemers zijn; • een onbelaste verstrekking of vergoeding van een openbaarvervoerkaart die mede wordt gebruikt voor zakelijke reizen en/of woon-werkverkeer; • een abonnement voor bedrijfsfitness buiten werktijd. Deze vrijstelling geldt niet als een dga en zijn partner de enige werknemers zijn; • bij dreigende verkeershinder tijdens woon-werkverkeer door wegwerkzaamheden gedurende 24 maanden, naast een onbelaste reiskostenvergoeding, onder voorwaarden onbelast een openbaarvervoerpas vergoeden of verstrekken (voor zover de werkkostenregeling nog niet wordt toegepast); • een onbelaste vergoeding of verstrekking bij schade aan of verlies van persoonlijke zaken van de werknemer. De schade of het verlies moet zijn ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienstbetrekking; •
een onbelaste bijdrage aan de personeelsvereniging en aan de ‘lief-en-leedpot’ of vergoedingen van de desbetreffende contributies aan uw werknemers (voor zover de werkkostenregeling nog niet wordt toegepast). Dit geldt ook voor contributies betaald aan beroepsverenigingen of vakbond. Deze vrijstelling geldt niet als een dga en zijn partner de enige werknemers zijn.
Mocht u van plan zijn de werknemers fiscaal gunstig te willen belonen, dan kunt u uiteraard contact opnemen met uw adviseur over de mogelijkheden. 4.5
Afdrachtvermindering loonheffing Ga na of u in 2014 optimaal gebruik hebt gemaakt van de diverse afdrachtverminderingen in de loonbelasting/premies volksverzekeringen. Denk hierbij onder andere aan: • zeevarende werknemers op een schip onder de Nederlandse vlag dat grotendeels op zee wordt geëxploiteerd in het internationale verkeer en bij sleep-, hulpverlenings- of baggerwerkzaamheden; • werknemers die gekwalificeerd speur- en ontwikkelingswerk verrichten (WBSO; ook in andere EU-landen). (zie ook onderdeel 3.8 Innovatiebox)
4.6
Beoordelen pensioenrechten en VUT-rechten personeel (eventueel backservice) Op pensioengebied blijven zich ingrijpende wetswijzigingen voordoen. Ouderdomspensioenregelingen, overbruggingspensioenregelingen, VUT-regelingen en prepensioenregelingen moesten al voldoen aan de eisen van de Wet VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling, aan de Pensioenwet en met ingang van 1 januari 2014 ook aan de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Per 1 januari 2015 wordt de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw van het werknemerspensioen nog verder versoberd. Uitgaande van een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar wordt het maximale opbouwpercentage voor een eindloonregeling 1,657% per dienstjaar en voor een middelloonregeling 1,875% per dienstjaar. De staffels voor beschikbare-premieregelingen worden navenant verlaagd. Tevens gaan er verschillende AOW-franchises gelden voor eind- en middelloonregelingen. Daarnaast wordt vanaf 1 januari 2015 het maximale pensioengevend loon voor het werknemerspensioen begrensd op € 100.000 (nog te verminderen met de AOW-franchise). Boven de grens van € 100.000 komt een nettospaarmogelijkheid. Vanuit het nettoloon of netto-inkomen kan worden gespaard, waarbij voor het gespaarde bedrag een vrijstelling in box 3 wordt geïntroduceerd. De uitkering wordt niet belast in box 1. Nettosparen kan in de vorm van een nettolijfrente en nettopensioen, zie onderdeel 6.7. Het is van groot belang dat u als werkgever de pensioenregeling tijdig aanpast (voor 1 januari 2015). Niet-tijdige aanpassing heeft verstrekkende fiscale gevolgen. De pensioenpremies worden vanaf dat moment volledig belast (werknemerspremie niet aftrekbaar, werkgeverspremie belast). Bovendien worden de opgebouwde pensioenaanspraken ‘onzuiver’, wat kan leiden tot heffingen van 72% (inclusief 20% revisierente) over de marktwaarde van het pensioen. Toekennen of verhogen van pensioenrechten ten behoeve van werknemers kan leiden tot een backservicelast die nog ten laste kan komen van de fiscale winst in 2014. Stem met uw adviseur af of uw pensioenregeling hiervoor nog (fiscale) ruimte biedt. In het kader van het beheersbaar houden van de pensioenkosten kunt u ook overwegen een eind- of middelloonregeling om te zetten naar een beschikbare-premieregeling.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
15
4.7
Geschenkenregeling loonbelasting Indien u als werkgever de werkkostenregeling nog niet toepast en u uw werknemers fiscaal gefaciliteerd een geschenk in natura wilt geven, kunt u dit doen tot een bedrag van € 70 per kalenderjaar. Hierover moet u als werkgever 20% eindheffing toepassen. Is de waarde hoger dan € 70, dan mag over het meerdere ook eindheffing worden toegepast, mits het totaal van alle verstrekkingen op jaarbasis een bedrag van € 272 niet te boven gaat en het per verstrekking niet meer is dan € 136. Hierover moet u als werkgever het tabeltarief als eindheffing toepassen. Ook kunt u tot een bedrag van € 200 per maand per werknemer gebruikmaken van de eindheffing voor bovenmatige verstrekkingen. Indien u als werkgever de werkkostenregeling wel al toepast, kunt u de waarde van de geschenken in natura als eindheffingsloon onderbrengen in de vrije ruimte van 1,5%, deze belasten als loon van de werknemer of de waarde van de geschenken in natura als nettoloon verstrekken waarbij u als werkgever de belasting voor uw rekening neemt. Raadpleeg hierover uw adviseur.
4.8
Producten uit eigen bedrijf Indien u als werkgever de werkkostenregeling nog niet toepast, kunt u ten aanzien van branche-eigen producten van u of van een verbonden vennootschap 20% van de waarde in het economische verkeer van die producten vrij aan de werknemer verstrekken of vergoeden tot een maximum van € 500 per persoon per kalenderjaar. Onder de werkkostenregeling is het voordeel bij een korting of vergoeding bij de aankoop van branche-eigen producten loon van de werknemer. Het voordeel bij producten uit eigen bedrijf is de prijs die de werkgever klanten in rekening brengt, verminderd met de eigen bijdrage van de werknemer. Het voordeel kan als eindheffingsbestanddeel worden aangewezen, waarbij het bedrag van de verleende korting ten laste van de vrije ruimte van 1,5% van de fiscale loonsom zal komen. Voor zover de vrije ruimte van 1,5% wordt overschreden, bent u een aanvullende heffing van 80% verschuldigd over het meerdere.
4.9
Samenhangende groep inhoudingsplichtigen Voor inhoudingsplichtigen is het mogelijk zich aan te laten wijzen als samenhangende groep inhoudingsplichtigen (SGI). Voordeel hiervan is dat (bijvoorbeeld binnen een concern) werknemers kunnen worden verplaatst zonder nieuwe vaststelling van de identiteit, zonder nieuwe opgaaf gegevens loonheffingen en zonder gevolgen voor de 30%-regeling. De desbetreffende inhoudingsplichtigen kunnen in één bedrag de loonheffingen betalen, maar moeten wel zelf aangifte doen.
4.10
Bestelauto’s en uw personeel Voor personeel dat bestelauto’s ook gebruikt voor privéritten geldt een fiscale bijtelling in de loonbelasting volgens het autokostenforfait. De bijtelling bedraagt maximaal 25% van de cataloguswaarde (inclusief btw en BPM) voor bestelauto’s tot en met vijftien jaar oud. Om bijtelling te voorkomen, kunnen werknemer en werkgever overeenkomen dat de werknemer de bestelauto niet privé mag gebruiken. De werkgever moet het autogebruik controleren. Het is mogelijk dat de werknemer via de werkgever een Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto afgeeft aan de Belastingdienst. De werknemer hoeft geen kilometeradministratie bij te houden. Privéritten zijn in het geheel niet toegestaan, met uitzondering van woon-werkverkeer. Als sprake is van doorlopend afwisselend gebruik en het privégebruik valt niet per werknemer vast te stellen, dan kan de eindheffingsregeling worden toegepast. Bespreek met uw adviseur welke afspraken u het beste kunt maken met uw personeel.
4.11
Doorbetaling werknemers Een werkgever moet twee jaar lang het loon doorbetalen van zieke werknemers (minimaal 70% gedurende twee jaar). Neem uw personeelsbestand door om het (risico op) ziekteverzuim goed in kaart te brengen. Wellicht is aanpassing van de aanpak van het ziekteverzuim binnen uw onderneming gewenst en zijn andere of betere vastleggingen in het personeelsdossier noodzakelijk.
4.12
Uitbreiding personeelsbestand Denk bij het aannemen van uit het buitenland afkomstig personeel ook aan de zogenoemde 30%-regeling. Hierdoor kan een deel van de arbeidsvergoeding effectief buiten de heffing van de loon- en inkomstenbelasting blijven. Raadpleeg hierover uw adviseur.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
16
4.13
Uitzending personeel Als een personeelslid is uitgezonden binnen Europa, kan het voorkomen dat deze werknemer in twee landen is verzekerd voor de sociale verzekeringen. Door middel van een A1-verklaring (voorheen: E-101-verklaring) kunt u de dubbele verzekeringsplicht voorkomen. De verklaring moet voor de uitzending worden aangevraagd en periodiek, afhankelijk van de uitzendperiode, worden verlengd.
4.14
Laatste loonheffingsaangifte 2014 Ga na of alle betalingen gedaan aan het personeel op een juiste wijze zijn verloond. Denk hierbij ook aan de forfaitaire bijtellingen voor de bestelauto en de personenauto en andere gunstige beloningsvormen.
4.15 Ontslagvergoeding Onder omstandigheden is het mogelijk dat de ontslaguitkering aan een werknemer wordt gezien als een regeling voor vervroegde uittreding of dat deze als excessief wordt bestempeld. De werkgever kan dan worden geconfronteerd met een strafheffing op het gebied van de loonheffing van 52% respectievelijk 75% berekend over de ontslagvergoeding. Overleg met uw adviseur in welke gevallen bij u de mogelijke strafheffing aan de orde is bij lopende ontslagsituaties.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
17
5 Financiële planning 5.1 Boxhopping Voorkom tijdelijke vermogensverschuivingen tussen box 3 (sparen en beleggen) en box 1 (werk en woning) en box 2 (aanmerkelijk belang). Een vermogensbestanddeel dat gedurende een periode van niet meer dan drie achtereenvolgende maanden deel uitmaakt van box 1 of 2 (en zowel daarvoor als daarna van box 3), wordt ook in box 3 in aanmerking genomen als in die periode een peildatum ligt voor box 3. Voor een periode van vier tot zes maanden geldt in eerste instantie hetzelfde, behalve wanneer u aannemelijk kunt maken dat u hebt gehandeld uit zakelijke overwegingen. 5.2
Fiscaal partnerschap 2014 Ongehuwd samenwonenden die allebei op hetzelfde woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) staan ingeschreven, zijn fiscale partners als aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan: • Zij hebben een notarieel samenlevingscontract gesloten. • Zij hebben samen een kind. • Een van de partners heeft een kind en de ander heeft dit kind erkend. • Zij zijn aangemeld als partners voor een pensioenregeling. • Beide partners zijn eigenaar van de woning die het hoofdverblijf is. • Een minderjarig kind staat ook ingeschreven op hetzelfde woonadres en er kan geen zakelijke huurovereenkomst tussen de samenwonenden worden overlegd. • Zij waren vorig kalenderjaar al fiscaal partners.
5.3
Toerekening inkomensbestanddelen bij partners Sommige (negatieve) inkomensbestanddelen mogen willekeurig worden toegerekend aan partners. De persoonsgebonden aftrek en de inkomsten uit de eigen woning zijn hiervan belangrijke voorbeelden. Stem dit af op de niet-overdraagbare inkomensbestanddelen, maar vergeet hierbij niet de regels omtrent fiscaal partnerschap in ogenschouw te nemen.
5.4 Betalingsmoment Doet u aan het einde van het jaar nog betalingen, houdt u dan rekening met het betalingsmoment. Meestal geldt dat een betaling is gedaan op het moment waarop deze is bijgeschreven op de rekening van de ontvangende partij. Voor de inkomstenbelasting heeft de Hoge Raad echter uitgemaakt dat de betaling van aftrekbare bedragen heeft plaatsgevonden op de dag waarop de bank het bedrag heeft afgeschreven van de rekening van de belastingplichtige. Voor onder meer de resultaten uit overige werkzaamheden, waaronder ook de terbeschikkingstellingsregeling (zie onderdeel 5.15), geldt in beginsel het winstregime. Daarbij worden inkomsten en uitgaven toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Het moment van betaling speelt dan geen rol. 5.5
Persoonsgebonden aftrek De persoonsgebonden aftrek, waaronder giften, alimentatie, zorgkosten en scholingsuitgaven, komt in mindering op het inkomen in box 1. Een eventueel restant is aftrekbaar van het inkomen in box 3 (tarief 30%) en vervolgens van het inkomen in box 2 (tarief 25%). Stem uw inkomen en aftrek zo veel mogelijk op elkaar af.
5.6
Planning specifieke zorgkosten U kunt de persoonsgebonden uitgaven voor specifieke zorgkosten aftrekken voor zover die boven een bepaalde drempel uitkomen. De drempel is afhankelijk van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek. Onder specifieke zorgkosten vallen onder andere uitgaven voor genees- en heelkundige hulp, voorgeschreven medicijnen, hulpmiddelen (op brillen en contactlenzen na), extra gezinshulp en extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet. Uitgaven voor scootmobielen, rolstoelen of aanpassingen aan de woning komen niet meer in aanmerking. Uitgaven betaald in 2014 zijn in dat jaar aftrekbaar.
5.7
Planning scholingsuitgaven De persoonsgebonden uitgaven voor studie en opleiding met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning kunt u aftrekken voor zover deze in het kalenderjaar hoger zijn dan de vaste drempel van € 250. Voor de scholingsuitgaven
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
18
die zijn gedaan buiten de aan te geven standaardstudieperiode van maximaal vijf aaneengesloten kalenderjaren geldt een jaarlijks aftrekplafond van € 15.000. Uitgaven gedaan voor het volgen van een erkende EVC-procedure (EVC is ‘elders verworven competentie’) behoren ook tot de scholingsuitgaven. 5.8
Planning giften Giften aan door de Belastingdienst erkende algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) of steunstichtingen SBBI kunt u aftrekken. Bij giften aan culturele instellingen kunt u zelf rekenen op een verhoging van uw aftrekbare gift. De aftrek bedraagt maximaal 10% van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek. Voor 2014 bedraagt de drempel 1% van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek, met een minimum van € 60. Stem uw giften af op de drempel en het maximum.
5.9
Bestuurslid van de ANBI Als u kosten maakt voor een ANBI, bijvoorbeeld in uw hoedanigheid als bestuurslid, en u kunt deze kosten declareren maar u hebt dat niet gedaan, dan kunt u deze kosten onder voorwaarden aftrekken als gift aan de ANBI. Dit geldt ook als de ANBI niet in staat is de kosten te vergoeden, maar deze dat volgens maatschappelijke opvattingen wel behoort te doen.
5.10
Vervangen gewone giften door een periodieke gift De drempel en het maximum voor het aftrekken van giften gelden niet als de schenking aan de instelling de vorm heeft van een periodieke uitkering met een looptijd van ten minste vijf jaar. Dit moet zijn vastgelegd in een notariële of onderhandse akte. De periodieke gift moet zijn gedaan aan een ANBI of aan een vereniging die aan bepaalde voorwaarden voldoet. Let op: met ingang van 1 januari 2014 is een notariële akte niet meer nodig.
5.11
Aftrek onderhoudskosten monumentenwoning Als u in een monumentenwoning woont of een dergelijke woning bezit, is nog 80% van de onderhoudskosten van de monumentenwoning aftrekbaar. Uitgaven betaald in 2014 zijn in dat jaar aftrekbaar.
5.12
Auto van de zaak Indien u een auto ter beschikking krijgt van de werkgever, dan bedraagt de bijtelling voor privégebruik 25% van de cataloguswaarde. Voor auto’s die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen geldt de waarde in het economische verkeer als grondslag, en een bijtellingspercentage van 35%. Voor auto’s met een zeer lage CO2-uitstoot bedraagt de bijtelling voor privégebruik 14% van de cataloguswaarde. Voor een tussencategorie auto’s met een lage CO2uitstoot geldt een tarief van 20% bijtelling in 2014. De zuinigste categorie (semi-elektrische) auto’s en nulemissieauto’s die in 2015 op kenteken worden gezet, komen in aanmerking voor een bijtelling van 7% respectievelijk 4%. In 2015 worden de normen voor de CO2-emissieafhankelijke bijtellingspercentages verder aangescherpt, zie onderdeel 5.9. Het moment van afgifte van het kenteken is bepalend voor de hoogte van de bijtelling. U kunt hier wellicht rekening mee houden als u op het punt staat een nieuwe (lease)auto uit te kiezen of aan te schaffen.
5.13
Eigen bijdrage voor de auto van de zaak Is met uw werkgever afgesproken dat u bepaalde kosten zelf moet betalen, regel het dan zo dat u deze kosten betaalt aan uw werkgever. Alleen de kosten voor het privégebruik die u aan uw werkgever hebt betaald, komen in mindering op de bijtelling voor het privégebruik van de auto. De werkgever kan eventueel zelf de kosten die u bent verschuldigd voor privégebruik aan een derde betalen.
5.14
Verklaring geen privégebruik auto Als u op jaarbasis 500 of minder privékilometers rijdt met de aan u terbeschikkinggestelde auto van de werkgever, dan kunt u de Belastingdienst verzoeken een Verklaring geen privégebruik af te geven. Na overlegging van deze verklaring aan uw werkgever hoeft deze het voordeel van het privégebruik van de terbeschikkinggestelde auto niet tot uw loon te rekenen. Zodra u constateert dat u in het kalenderjaar meer dan 500 kilometers privé zult gaan rijden, doet u er verstandig aan dit direct te melden aan de Belastingdienst. Als uw werkgever weet of vermoedt dat meer dan 500 kilometers privé worden gereden, heeft ook hij de plicht om dit te melden aan de Belastingdienst. Deze zal de Verklaring geen privégebruik dan intrekken. Wanneer deze meldingen niet, niet tijdig of niet op de voorgeschreven wijze worden gedaan, kan een
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
19
vergrijpboete worden opgelegd. Over de periode dat bij u door uw werkgever ten onrechte geen loonheffing is ingehouden over het voordeel van het privégebruik van de terbeschikkinggestelde auto, zal de Belastingdienst aan u (en niet aan uw werkgever) een naheffingsaanslag voor de loonheffing en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opleggen (eventueel met boete en heffingsrente). Controleer uw kilometeradministratie op onvolkomenheden. Als u nalatig bent in het melden van het hogere privégebruik zal dit, afhankelijk van het geval, van invloed zijn op de hoogte van de boete die de Belastingdienst aan u oplegt. 5.15
Terbeschikkingstellingsregeling (box 1) Als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden wordt aangemerkt het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan: • de onderneming of werkzaamheid van een verbonden persoon; • de eigen aanmerkelijkbelangvennootschap of de aanmerkelijkbelangvennootschap van een verbonden persoon. Ga na of een dergelijke relatie in 2014 bestaat of heeft bestaan. Denk daarbij ook aan rekening-courantverhoudingen, optierechten of het verhuren of ter beschikking stellen van een werkruimte in de eigen woning. (Zie ook onderdeel 2.15, 2.17 en 2.18) Overleg met uw adviseur wat u eventueel moet doen.
5.16
Dividend uit bv belast tegen 22% Het tarief in box 2 voor de eerste € 250.000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang is eenmalig, alleen in 2014, verlaagd van 25% naar 22%. Dga’s en andere aanmerkelijkbelanghouders betalen in 2014 dus minder belasting over dividenduitkeringen. Het belastingvoordeel kan maximaal € 7.500 bedragen. In gevallen waarin sprake is van fiscaal partnerschap kan het voordeel oplopen tot € 15.000. Bespreek met uw adviseur of dividend uitkeren verstandig is. Met ingang van 2015 gaat voor al het inkomen uit aanmerkelijk belang weer het reguliere 25%-tarief gelden.
5.17
Schenking aanmerkelijk belang (box 2) In de inkomstenbelasting kunt u bij schenking van een aanmerkelijk belang (in essentie 5% of meer van de aandelen, opties of winstbewijzen) in een vennootschap die een materiële onderneming drijft, gebruikmaken van een doorschuiffaciliteit. Ook zijn er voorwaarden verbonden aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- en erfbelasting bij schenking of vererving van ondernemingsvermogen of een aanmerkelijk belang in een vennootschap die een materiële onderneming drijft. Als u overweegt een aanmerkelijk belang te schenken, raadpleeg dan uw adviseur.
5.18
Vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) De vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) heeft als hoofdkenmerk een vrijstelling van vennootschapsbelasting en vrijstelling van (inhouding van) dividendbelasting. De vbi biedt interessante mogelijkheden voor de dga met een zogenoemde kasgeldvennootschap. Wilt u al in 2014 gebruikmaken van de vrijstelling, dan dient u voor het einde van het jaar een verzoek te hebben gedaan bij de Belastingdienst. Bespreek met uw adviseur of de vbi iets voor u is.
5.19
Aftrek lijfrente (jaarruimte en reserveringsruimte) Bij een pensioentekort kunt u de zogenoemde jaarruimte benutten tot in totaal maximaal € 27.618 voor een lijfrentepremieaftrek. Daarnaast bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid om de in het verleden niet-benutte aftrekruimte alsnog te gebruiken tot maximaal € 6.989 (€ 13.802 indien u op 1 januari 2014 maximaal tien jaar jonger was dan de voor 2014 geldende AOW-leeftijd) door gebruik te maken van de reserveringsruimte. Stel met uw adviseur de maximaal aftrekbare premie vast.
5.20 Betaal tijdig uw lijfrentepremie! Premies die u in de aangifte 2014 wilt aftrekken moeten in 2014 daadwerkelijk zijn betaald. Let op: als u de betaalde lijfrentepremie geheel of gedeeltelijk niet kunt aftrekken, kan dubbele heffing optreden. Dit gebeurt voor zover u meer dan € 2.269 niet-aftrekbare premie per jaar hebt. Bespreek met uw adviseur of dit bij u het geval is en bekijk wat hiervan de consequenties zijn. 5.21
Extra vrijstelling in box 3? U kunt een extra vrijstelling in box 3 creëren door (een deel van) uw vermogen te beleggen in groenfondsen. Als u een
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
20
fiscale partner hebt, kan de vrijstelling voor groene beleggingen oplopen tot maximaal € 112.840. Daarnaast ontvangt u voor groene beleggingen een extra heffingskorting die bij partners kan oplopen tot maximaal € 790. 5.22 Verlies op durfkapitaal Hebt u voor 1 januari 2011 een lening verstrekt aan een beginnende ondernemer (een zogenoemde tante-Agaathlening) en is deze vordering niet meer voor verwezenlijking vatbaar? Dan is zij aftrekbaar op de kwijtscheldingsdatum of, als deze later ligt, op de dagtekening van de beschikking van de Belastingdienst waarbij de oninbaarheid wordt vastgesteld. Per beginnende ondernemer geldt een maximaal aftrekbaar bedrag van € 46.984. 5.23 Verlaging grondslag box 3 U betaalt minder belasting als de grondslag van box 3 lager is. Dit kunt u beïnvloeden door bijvoorbeeld uw belastingschulden te betalen vóór 1 januari van het nieuwe jaar. U kunt ook denken aan een schenking aan uw (klein) kinderen of de aankoop (en betaling!) van een consumptiegoed (zoals een auto, schilderij of boot) voor het einde van het jaar. Betalingen voor 1 januari verminderen de grondslag van box 3 van het daaropvolgende jaar. 5.24 Spaarloonregeling De spaarloonregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Dit betekent dat het opgebouwde spaarloon met ingang van 1 januari 2012 vrij op te nemen is. U kunt ervoor kiezen het tegoed op de spaarloonrekening te laten staan en gebruik te blijven maken van de vrijstelling in box 3. Elk jaar valt dan een deel van het spaartegoed vrij. Daarop is dan niet langer de vrijstelling van box 3 van toepassing. Voor het deel van het spaarloon dat op de spaarloonrekening blijft staan – met uitzondering van het vrijgevallen tegoed – blijft de vrijstelling van box 3 gelden tot 1 januari 2016. 5.25 Middeling 2012-2014 Het is onder bepaalde voorwaarden mogelijk uw belastbare inkomens in box 1 (werk en woning) van 2012 tot en met 2014 te middelen, waardoor u over deze jaren wellicht in totaal minder belasting betaalt. Let op: de te middelen jaren mogen slechts eenmaal in de middelingsberekening worden betrokken. Beoordeel zelf welke van de te middelen jaren u een zo hoog mogelijke belastingteruggaaf oplevert. Mogelijk kunt u ook voorgaande jaren nog middelen. Dit is afhankelijk van de dagtekening van de definitieve aanslagen inkomstenbelasting over de desbetreffende jaren. 5.26 Buitenlandse bronheffing op uitgekeerde dividenden Ontvangt u dividend van buitenlandse ondernemingen, dan zal in de regel buitenlandse dividendbelasting worden ingehouden. In bepaalde gevallen kan deze worden teruggevorderd. Let in dit verband op verjaring van een eventueel vorderingsrecht. Dit kan per land verschillen. Neem hierover contact op met uw bank of adviseur. 5.27 Voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting U kunt om een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2015 vragen als aannemelijk is dat de ingehouden loonbelasting hoger zal zijn dan de uiteindelijk verschuldigde inkomstenbelasting. Dit kan het geval zijn als u in 2015 aftrekposten zult hebben zoals (hypotheek)rente in verband met de eigen woning, uitgaven voor inkomensvoorzieningen (onder andere lijfrentepremies), persoonsgebonden aftrek (onder andere alimentatie) en verliezen uit werk en woning uit voorgaande jaren. 5.28 T-biljet Is het bedrag dat u aan belasting kunt terugkrijgen hoger dan de teruggaafgrens, vul dan een T-biljet in. U moet dat dan wel doen binnen vijf jaar na afloop van het kalenderjaar. De termijn voor indiening van het T-biljet 2009 eindigt dus op 31 december 2014. De teruggaafgrens voor 2014 bedraagt € 14. 5.29 Toeslagen Onder omstandigheden kunt u van de overheid een bijdrage ontvangen in de kosten van kinderopvang, huur en premie van een zorgverzekering. Deze toeslagen vraagt u aan bij de Belastingdienst. Aan de aanvraag zijn termijnen verbonden. Zorg dat u uw toeslag op tijd aanvraagt.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
21
5.30 Wat is uw besteedbaar inkomen? Heeft u al eens gekeken naar uw huidige besteedbaar inkomen en uw toekomstige besteedbaar inkomen volgens mijnpensioenoverzicht.nl. Doet u nu uitgaven die u straks ook nog heeft? Kijk eens samen met uw adviseur naar de toekomst, zodat u niet voor verrassingen komt te staan. 5.31
Tax planning salaris en pensioen (dga) In het kader van tax planning kan het zinvol zijn de afweging tussen salaris en pensioenopbouw enerzijds en dividenduitkeringen anderzijds opnieuw tegen het licht te houden. In dit verband is van belang dat het aanmerkelijkbelangtarief in 2014 voor inkomen tot € 250.000 tijdelijk is verlaagd van 25% naar 22%. De Belastingdienst stelt zich echter op het standpunt dat het pensioen geacht wordt te zijn afgekocht indien pensioentermijnen op enig moment niet meer kunnen worden uitgekeerd als gevolg van een dividenduitkering, terugbetaling op aandelenkapitaal of een rekening-courantverhouding. De sanctie kan dan zijn dat 72% belasting plus revisierente wordt geheven over het bedrag dat het zou kosten om het pensioen onder te brengen bij een verzekeringsmaatschappij. Overleg dit eens met uw adviseur.
5.32
Stopzetten pensioenopbouw (dga) De Belastingdienst zal scherper kijken naar de dekkingsgraad voor pensioenen in eigen beheer (dga). Neem in overweging en overleg met uw adviseur om uw pensioenopbouw stop te zetten.
5.33 Levensloopregeling De levensloopregeling is vanaf 1 januari 2012 niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. Alleen deelnemers die op 31 december 2011 een saldo van € 3.000 of meer op hun levensloopregeling hadden staan, kunnen nog bijstorten. Bij de inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. Als u kiest voor volledige opname in 2015, is slechts 80% van het saldo op 31 december 2013 belast (zie ook onderdeel 6.2). Praat met uw adviseur over uw toekomstplannen. 5.34 Stamrecht Met ingang van 1 januari 2014 is het niet meer mogelijk om een ontslagvergoeding aan te wenden voor een recht dat periodieke uitkeringen oplevert (een stamrecht). Een ontslagvergoeding die wordt toegekend is dan meteen progressief belast. Bestaande stamrechten kunnen in het jaar 2014 worden afgekocht tegen een bedrag ineens. Van dat bedrag ineens is slechts 80% belast en bovendien wordt geen revisierente geheven. Voorwaarden zijn: de gehele aanspraak moet ineens worden afgekocht en er mogen voorafgaand aan de afkoop geen rechten zijn prijsgegeven. Als het stamrecht al is ingegaan, is alleen de afkoopsom tegen 80% belast. Deze regeling wordt in 2015 niet verlengd! 5.35
Herbeoordeling testament/huwelijksgoederenregime Het kan, ook fiscaal, nuttig zijn uw testament en/of huwelijksgoederenregime dit jaar nog eens kritisch te (laten) bekijken. Dit is vooral van belang vanwege de ingrijpende wijziging van de Successiewet en de aanmerkelijkbelangregeling met ingang van 1 januari 2010, of bij veranderingen in uw persoonlijke omstandigheden.
5.36
Huwelijkse voorwaarden met verrekenbeding In veel huwelijkse voorwaarden waarin een verrekenbeding is opgenomen, is bepaald dat jaarlijks een verrekening moet plaatsvinden. Als dit niet gebeurt, kan tussen de echtgenoten een schuldvorderingverhouding ontstaan, zelfs als is opgenomen dat de mogelijkheid tot verrekenen na een bepaalde termijn vervalt. Het niet verrekenen kan ongewenste financiële gevolgen hebben. Als u (nog) niet hebt verrekend, is het aan te raden uw financiële positie op dit punt te (laten) beoordelen.
5.37
Partnerschap en Successiewet De Successiewet kent een hoge vrijstelling en een relatief laag tarief voor de verkrijging van vermogen door schenking of overlijden van de echtgenoot of echtgenote. Ook samenwoners kunnen gebruikmaken van deze hoge vrijstelling en dit relatief lage tarief, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Informeer tijdig naar de mogelijkheden en de gevolgen bij uw adviseur.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
22
5.38
Overlijdensrisicoverzekering gesloten goed bezig Hebben u en uw partner een overlijdensrisicoverzekering gesloten? Check of deze kruislings is gesloten u bent dan goed bezig. Voorkom dat u teveel erfbelasting betaald.
5.39 Beneficiair aanvaarden wel zo handig Bent u erfgenaam van iemand, maar u weet niet wat de bezittingen en schulden zijn. Aanvaard dan de nalatenschap beneficiair. Zo voorkomt u dat bij te hoge schulden u die mag betalen. 5.40 Afgelost dankzij schenking Heeft u een schenking ontvangen en daarmee uw hypotheek geheel of gedeeltelijk afgelost. Check de gevolgen voor uw kapitaalsverzekering. 5.41
Ondernemen in zwaar weer Is de continuïteit van uw onderneming in gevaar, dan kan het verstandig zijn om bepaalde “cruciale bedrijfsmiddelen” over te dragen buiten de risico sfeer. Zorg ervoor dat u niemand benadeeld (actio pauliana) Overleg met uw adviseur.
5.42 Schenkingsvrijstelling In 2014 zijn schenkingen door ouders aan kinderen tot de volgende bedragen vrijgesteld van schenkbelasting:
Voor de eenmalig verhoogde vrijstelling komt het kind of de derde in aanmerking mits daarop een beroep wordt gedaan in de aangifte schenkbelasting (en u nog niet eerder een beroep op deze vrijstelling hebt gedaan). Indien het kind niet maar zijn partner wel aan voorwaarden voldoet, kunt u als (schoon)ouders wellicht ook gebruikmaken van de verhoogde vrijstelling. U moet deze aangifte indienen voor 1 maart 2015. De verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt niet verlengd. Het is dus nog slechts tot 1 januari 2015 mogelijk om van zowel familieleden als derden belastingvrij een schenking te ontvangen van maximaal € 100.000, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Als het geschonken bedrag voor een eigen woning in aanbouw is, wordt goedgekeurd dat de vrijstelling nog van toepassing is op de besteding van het bedrag aan bouwtermijnen in 2015, mits in 2014 minimaal de eerste bouwtermijn is voldaan. 5.43 Schenking onder schuldigerkenning De schuldigerkenning uit vrijgevigheid is een wijze van vermogensoverheveling waarbij de schenker niet de beschikkingsmacht over het vermogen verliest en waarbij toch een successierechtelijk voordeel wordt behaald. Deze schuldigerkenning is een vermogensbestanddeel van box 3. Over de schuld moet jaarlijks daadwerkelijk een rente van 6% worden betaald. Gebeurt dat niet, dan wordt de schuld aan de kinderen niet gezien als een schuld van de nalatenschap, zodat geen erfbelasting wordt bespaard. Let op: voor schenkingen onder schuldigerkenning verlangt de Belastingdienst een notariële akte.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
23
5.44 Mogelijkheid onbelast uitkeren dividend van vererfde aanmerkelijkbelangaandelen met terugwerkende kracht verruimd Per 1 januari 2010 is de doorschuifregeling bij vererving van aanmerkelijkbelangaandelen versoberd. Voor zover in de vennootschap beleggingsvermogen aanwezig is, moet daarover fiscaal worden afgerekend (winst uit aanmerkelijk belang). Indien kort na de verkrijging (een deel van) het beleggingsvermogen als dividend wordt uitgekeerd, bijvoorbeeld om de erfbelasting te betalen, zou zich dubbele heffing (kunnen) voordoen. Om dit te voorkomen geldt een fiscale faciliteit. Dividenden die worden ontvangen binnen 24 maanden na het overlijden kunnen op verzoek onbelast worden ontvangen. Het bedrag dat aan dividend wordt ontvangen moet worden afgeboekt van de verkrijgingsprijs van de aandelen. Het dividend mag niet uitgaan boven het bedrag waarover fiscaal werd afgerekend. Deze faciliteit gold tot dusverre alleen voor de vererfde aandelen, maar wordt nu op twee punten uitgebreid: 1. De faciliteit mag ook worden toegepast op de aandelen/winstbewijzen van dezelfde soort in dezelfde vennootschap die reeds in het bezit waren van de erfgenaam op het tijdstip van overlijden. 2. Ook erfgenamen voor wie de 24-maandsperiode al is verstreken kunnen gebruikmaken van deze verruiming, zelfs als zij geen verzoek hebben ingediend om het dividend onbelast te ontvangen, als zij gedeeltelijk hebben moeten afrekenen en als hun aanslagen al onherroepelijk zijn komen vast te staan. Dat laatste (openbreken van onherroepelijk vaststaande aanslagen) is heel bijzonder en daarvoor wordt maar kort de tijd gegeven: het verzoek moet uiterlijk op 31 december 2014 zijn ingediend bij de inspecteur. Verder geldt als voorwaarde dat het dividend uiterlijk op 31 december 2014 moet zijn genoten. Raadpleeg uw adviseur als u op of na 1 januari 2010 aandelen hebt geërfd die tot een aanmerkelijk belang behoren, u daarover hebt afgerekend en belangstelling hebt om van deze nieuwe mogelijkheden gebruik te maken.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
24
6 Belastingplan 2015 en andere fiscale ontwikkelingen Op Prinsjesdag, 16 september 2014, heeft het kabinet het Belastingplan 2015 aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit jaar staan de voorgestelde fiscale maatregelen in het teken van verlaging van de belasting op arbeid en vereenvoudiging. Veel van deze voorgestelde maatregelen treden in werking op 1 januari 2015. 6.1 Vennootschapsbelasting Met ingang van 2014 wordt aanvullend Tier 1-kapitaal dat is uitgegeven door banken expliciet als vreemd vermogen aangemerkt, waardoor de vergoeding daarover aftrekbaar blijft. Omdat verzekeraars qua opgelegde kapitaaleisen vergelijkbaar zijn met banken, wordt nu ook door verzekeraars uitgegeven Tier 1-kapitaal aangemerkt als vreemd vermogen. 6.2
Loonheffing •
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk voor kennisinstellingen komt te vervallen, omdat de kennisinstellingen het ontvangen voordeel van de afdrachtvermindering onvoldoende doorgeven aan de opdrachtgever (zie ook onderdeel 6.5).
•
Gebruikelijkloonregeling De gebruikelijkloonregeling verandert in 2015. Op basis van de nieuwe gebruikelijkloonregeling wordt niet meer gekeken naar een ‘soortgelijke dienstbetrekking’ maar naar ‘de meest vergelijkbare dienstbetrekking’. Tevens wordt de doelmatigheidsmarge verlaagd van 30% naar 25%. Dit bekent dat de hoogte van het loon dat in aanmerking moet worden genomen vanaf 2015 ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen: • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; • het hoogste loon van de overige werknemers bij verbonden lichamen (zoals de werkmaatschappijen) en lichamen waaruit de vennootschap met toepassing van de deelnemingsvrijstelling voordelen kan genieten; • € 44.000. Als uitzondering op deze hoofdregel zal de mogelijkheid van tegenbewijs bestaan. Wanneer de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat het uit de hoofdregel voortvloeiende bedrag hoger is dan 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, mag het gebruikelijk loon worden gesteld op 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, maar ten minste op € 44.000. Als aannemelijk kan worden gemaakt dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 44.000, dan mag van dat lagere bedrag worden uitgegaan. Niet alle bestaande afspraken met de Belastingdienst over het gebruikelijk loon worden collectief opgezegd per 1 januari 2015. Afspraken waarbij een gebruikelijk loon gelijk aan of lager dan € 44.000 is afgesproken worden geëerbiedigd. Afspraken die worden opgezegd mag men blijven toepassen mits het afgesproken loon wordt verhoogd tot 75/70e van het loon in 2014 en de feiten en omstandigheden gelijk blijven. Een nieuwe afspraak is pas nodig wanneer de inspecteur of de inhoudingsplichtige contact opneemt voor het maken van een nieuwe afspraak of wanneer de geldigheidsduur van de oorspronkelijke afspraak is verlopen. Voor starters komt er geen afzonderlijke regeling voor de vaststelling van het gebruikelijk loon, omdat het bestaande instrumentarium voldoende wordt geacht.
• Aanpassingen in werkkostenregeling en einde keuzeregime De werkkostenregeling wordt aangepast om de uitvoerbaarheid te verbeteren. Het betreft de volgende maatregelen: • beperkte introductie van het noodzakelijkheidscriterium; • jaarlijkse afrekensystematiek; • concernregeling;
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
25
• vrijstelling voor branche-eigen producten; • wegnemen van onderscheid tussen vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen. Om dit budgetneutraal te kunnen doorvoeren, wordt voorgesteld de vrije ruimte te verlagen van 1,5% naar 1,2%. Het overgangsrecht op grond waarvan werkgevers kunnen kiezen tussen de werkkostenregeling of de oude regeling eindigt met ingang van 2015. Hierdoor is iedere werkgever vanaf 2015 verplicht de werkkostenregeling toe te passen. • Tijdsevenredige toekenning heffingskorting In verband met de vervanging van de keuzeregeling door de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen per 1 januari 2015 (zie onderdeel 6.9) wordt in het wetsvoorstel voorzien in een tijdsevenredige toepassing van de heffingskorting in de inkomstenbelasting. • Personeelsleningen De regeling inzake onbelaste rentekorting op personeelsleningen zal worden aangepast. In het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 zal op dit punt een voorstel worden gedaan. • Levensloop Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling afgeschaft. Wie op 31 december 2011 een levenslooptegoed had van € 3.000 of meer, had de keuze: blijven deelnemen aan de regeling tot en met 2021 of volledig afkopen in 2013. Bij afkoop werd het saldo per 31 december 2011 slechts voor 80% in de heffing betrokken. Wie in 2013 geen gebruik heeft gemaakt van de 80%-regeling, krijgt in 2015 opnieuw de kans. De 80%-regeling geldt in 2015 tot maximaal het bedrag van het tegoed op 31 december 2013. Het meerdere wordt volledig in de belastingheffing betrokken. De regeling vervalt per 1 januari 2016 en geldt dus slechts voor één jaar. 6.3 Btw • Verlenging verlaagd tarief arbeidskosten renovatie woningen Het verlaagde btw-tarief van 6% voor de arbeidskosten ter zake van renovatie en herstel van woningen ouder dan twee jaar blijft een halfjaar langer gelden, namelijk tot 1 juli 2015. • Btw-vrijstelling ziekenhuizen en dergelijke instellingen. Vervallen vereiste van ‘geen winst beogen’ De btw-vrijstelling voor het verzorgen en verplegen van in een instelling opgenomen patiënten door onder andere ziekenhuizen en verpleeginstellingen is thans afhankelijk van de voorwaarde dat met die prestaties geen winst wordt beoogd. Het behalen van exploitatieoverschotten is toegestaan zolang deze niet worden uitgekeerd maar aangewend voor de van btw vrijgestelde prestaties van de instelling. Het Belastingplan 2015 voorziet in het vervallen van deze eis van geen winst (mogen) beogen. De invoering is echter afhankelijk van het vervallen van het winstuitkeringsverbod voor onder andere ziekenhuizen. Dit is op zijn beurt voorzien in de Wet vergroten investeringsmogelijkheden in medischspecialistische zorg. De invoering hiervan wordt voorzien per 1 januari 2015. 6.4 Inkomstenbelasting • Tarief eerste schijf per saldo iets hoger Het tarief in de eerste schijf wordt 36,5%. Dat is een verhoging van 0,25% ten opzichte van 2014, maar een verlaging ten opzichte van het tarief van 36,76% dat eerder was voorzien voor 2015. • Hogere arbeidskorting In het Belastingplan 2014 was al een verhoging van de arbeidskorting voorzien voor 2015. In het Belastingplan 2015 wordt een verdere verhoging bewerkstelligd door de afbouwgrens te verhogen, dat is het inkomen waarbij de arbeidskorting afgebouwd gaat worden. De maximale arbeidskorting in 2015 van € 2.200 zal worden afgebouwd vanaf een inkomen van € 49.900 (was € 41.300) en € 184 bedragen vanaf een inkomen van € 100.800 (was € 92.200). • Aanpassing afbouw algemene heffingskorting Het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting wordt verhoogd met 0,32% en komt daarmee voor 2015 uit op 2,32%. In 2015 bedraagt de algemene heffingskorting € 2.203 tot een inkomen van circa € 20.000 en wordt deze afgebouwd tot € 1.342 vanaf een inkomen van circa € 80.000.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
26
• Rente restschuld woning langer aftrekbaar De rente over een eventuele restschuld die overblijft na vervreemding van een eigen woning wordt langer aftrekbaar: vijftien in plaats van tien jaar. • Twee tijdelijke maatregelen ter ondersteuning woningmarkt permanent Twee tijdelijke maatregelen ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt worden permanent. Dit betreft de verlenging van twee naar drie jaar van de termijn van de renteaftrek voor de schuld voor een leegstaande te koop staande voormalige eigen woning of een leegstaande toekomstige eigen woning. Verder blijft het mogelijk om opnieuw renteaftrek te krijgen voor de schuld voor een woning die te koop staat en tijdelijk verhuurd is geweest. • Verlaging ouderenkorting en afschaffen ouderentoeslag box 3 (2016) Met ingang van 2016 wordt de ouderenkorting verlaagd met € 83. Verder wordt de ouderentoeslag, die het heffingvrije vermogen voor ouderen in box 3 verhoogt met maximaal € 27.984, met ingang van 2016 afgeschaft. 6.5
Fiscale innovatieregelingen • S&O-afdrachtvermindering De afdrachtvermindering in de loonbelasting voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O-afdrachtvermindering, ook wel bekend als WBSO) is een fiscaal instrument ter stimulering van innovatie door private partijen dat de loonkosten van speur- en ontwikkelingswerk faciliteert. Onder andere als gevolg van een overschrijding van het budget in 2013 en een verschuiving van € 214 miljoen van het budget van de research- & developmentaftrek (RDA) naar de S&Oafdrachtvermindering komt het beschikbare budget voor 2015 uit op € 794 miljoen. Momenteel komen kennisinstellingen die geen onderneming drijven in aanmerking voor S&O-afdrachtvermindering als zij S&O verrichten in opdracht en voor rekening van een (samenwerkingsverband van) onderneming(en). In dat geval is sprake van contractonderzoek. Het is de bedoeling dat een kennisinstelling die S&O-afdrachtvermindering ontvangt dit voordeel weer doorgeeft aan de opdrachtgever uit het bedrijfsleven. Gebleken is dat kennisinstellingen dit voordeel onvoldoende doorgeven. Daarom is besloten het contractonderzoek door publieke kennisinstellingen uit de S&O-afdrachtvermindering te halen. • RDA De RDA is een in 2012 ingevoerde regeling die belastingplichtigen die beschikken over een S&O-verklaring een extra aftrek op de winst biedt op basis van kwalificerende innovatieve kosten (niet zijnde loonkosten) en uitgaven. Voor 2015 bedraagt het RDA-budget € 238 miljoen.
6.6
Formeelrechtelijke wijzigingen • Buitenlandse geldboetes niet meer aftrekbaar Geldboetes opgelegd door de strafrechter of andere binnenlandse of EU-instanties zijn niet aftrekbaar voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. In het Belastingplan 2015 wordt dat uitgebreid naar buitenlandse geldboetes. Het kabinet acht het onderscheid in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boetes niet langer wenselijk. Deze aftrekbeperking is ruim en geldt voor alle buitenlandse boetes, waaronder verkeersboetes, mededingingsboetes en milieuboetes. Wel wordt opgemerkt dat wanneer in het buitenland een boete is opgelegd voor een vergrijp dat het Nederlandse rechtsstelsel niet kent en waarvan de strafbaarheid duidelijk strijdig is met de Nederlandse rechtsorde of dat geen sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging, zal worden bezien of op grond van de hardheidsclausule de opgelegde boete toch in aftrek kan worden gebracht. In de loonbelasting wordt geregeld dat buitenlandse boetes niet als eindheffingsbestanddeel kunnen worden aangewezen. • Dividendbelasting valt per 1 januari 2015 onder de belastingrente De regeling van de belastingrente gold niet voor dividendbelasting. Per 1 januari 2015 wordt dit gewijzigd en wordt de dividendbelasting ook onder het bereik van de belastingrente gebracht. Dit betekent dat op naheffingsaanslagen dividendbelasting belastingrente zal worden berekend en dat op teruggaafbeschikkingen dividendbelasting rente zal worden vergoed. • Aanpassing renteregeling aan EU-recht De regeling voor de invorderingsrente wordt aangepast aan rechtspraak van het Europese Hof van Justitie. In gevallen waarin in strijd met het recht van de Europese Unie belasting is geheven en daarom recht op teruggaaf bestaat, vergoedt de Belastingdienst voortaan op verzoek invorderingsrente vanaf de datum van betaling van de ten onrechte geheven belasting tot aan de datum van terugbetaling. Rente wordt alleen vergoed voor zover nog geen recht op vergoeding van rente bestaat. Deze regeling gaat per 1 januari 2015 in en geldt ook voor situaties waarin de teruggaaf van de ten onrechte geheven belasting al voor 1 januari 2015 heeft plaatsgevonden.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
27
• Verdere maatregelen in de Invorderingswet • De regeling dat de Ontvanger slechts op één bankrekening op naam van de belastingschuldige uitbetaalt, zal per 1 januari 2015 niet meer voor de omzetbelasting gelden. Deze maatregel is met name ingegeven door de praktische problemen die deze in de omzetbelasting bracht. • Bankinstellingen worden verplicht de Ontvanger informatie te verstrekken die van belang kan zijn bij het uitvoeren van de ‘één-bankrekeningnummer-maatregel’. Dit betreft de volgende gegevens: bankrekeningnummer, naam, adres, woonplaats en geboortedatum van de bankrekeninghouder. • In het Belastingplan 2015 wordt een hoofdelijke aansprakelijkheid voor de loonbelasting ingevoerd voor het geval gebruik wordt gemaakt van de concernregeling voor de werkkostenregeling. 6.7 Oudedagsvoorzieningen • ZZP’ers Voor zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers) wordt het mogelijk om onder voorwaarden hun ‘derdepijlerpensioen’ op te nemen bij arbeidsongeschiktheid zonder dat 20% revisierente verschuldigd wordt. • Nettolijfrente Een nettolijfrente staat open voor zowel werknemers als niet-werknemers. De uitkeringen zijn niet belast in box 1 en de waarde is vrijgesteld van vermogensrendementsheffing in box 3. Bij afkoop zal de box 3-vrijstelling worden teruggenomen. Het bedrag dat tot de bezittingen in box 3 wordt gerekend is gelijk aan de helft van de waarde van de nettolijfrente aan het begin van het jaar voorafgaande aan de afkoop, vermenigvuldigd met het aantal jaren dat vanaf 2015 recht heeft bestaan op de vrijstelling in box 3, waarbij maximaal tien jaren in aanmerking worden genomen. Er is een tegenbewijsregeling opgenomen voor de situatie dat deze forfaitaire benadering onevenredig ruw uitwerkt. In het Belastingplan 2015 zijn bepalingen opgenomen op basis waarvan het in het geval van langdurige arbeidsongeschiktheid toch mogelijk is om (een deel van) de lijfrente eerder op te nemen zonder dat revisierente (20%) is verschuldigd. Er is een aparte 4%-premiestaffel voor de nettolijfrente. • Nettopensioen Voor werknemers die een pensioengevend loon hebben van meer dan € 100.000 (zonder dat de begrenzing in aanmerking wordt genomen) is een werkgever verplicht om een nettopensioen aan te bieden indien de reguliere pensioenregeling verplicht is voor alle werknemers. In het Belastingplan 2015 zijn de wettelijke bepalingen voor het nettopensioen opgenomen. Bij een nettopensioen is de Pensioenwet van toepassing. Dit betekent onder andere dat de kring van gerechtigden beperkter is en dat afkoop in principe niet mogelijk is. Een ander belangrijk verschil is dat een nettopensioen niet kan vererven, maar een nettolijfrente wel. Bij nettopensioen kan zowel een 4%-premiestaffel als een 3%-premiestaffel worden gehanteerd. 6.8
Varia Belastingplan 2015 • Heffingsplafond belasting op leidingwater blijft in stand In het Belastingplan 2014 was geregeld dat het heffingsplafond van 300 m3 in de belasting op leidingwater per 1 juli 2014 zou worden afgeschaft met invoering van een gestaffeld tarief. Het kabinet heeft echter besloten deze wijziging in te trekken. Deze beslissing is nu wettelijk verankerd in het Belastingplan 2015. Vooruitlopend daarop was al in een beleidsbesluit een goedkeurende regeling getroffen voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2014. • Verdere invulling afvalstoffenbelasting Met ingang van 1 april 2014 is de afvalstoffenbelasting weer ingevoerd in de vorm van een belasting op alleen stortafval van € 17 per ton. Per 1 januari 2015 vindt een verdere invulling van de afvalstoffenbelasting plaats. Er wordt voorgesteld om het afval te belasten dat door Nederlandse bedrijven of gemeenten wordt aangeboden om te storten of te verbranden. Bij zowel de verbrandingsinrichtingen als de stortinrichtingen wordt de belasting geheven over de hoeveelheid die aan de inrichting wordt aangeboden. Voor afvalstoffen die de inrichtingen weer verlaten wordt een belastingvermindering toegepast. Het tarief per 1 januari 2015 bedraagt € 13 per ton. Er zal geen belasting worden geheven op het afval dat door buitenlandse bedrijven wordt aangeboden. Ook de export van afval valt buiten de heffing. • Uitbreiding verlaagd tarief voor lokaal duurzaam opgewekte energie naar ondernemers Voor lokaal opgewekte duurzame energie is in het Belastingplan 2014 geregeld dat er een korting geldt op de energiebelasting voor verenigingen van eigenaren en coöperaties. De toepassing van de korting voor coöperaties en
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
28
verenigingen van eigenaren die lokaal energie opwekken wordt uitgebreid naar ondernemers door het laten vervallen van de eis dat alle leden van de coöperatie particulieren moeten zijn. Het verlaagde tarief is echter niet van toepassing als een ondernemer voor meer dan 20% in een coöperatie of vereniging van eigenaren deelneemt. • Vrijstelling energiebelasting voor door verhuurder opgewekte duurzame elektriciteit De vrijstelling van energiebelasting voor duurzaam opgewekte elektriciteit, zoals via zonnepanelen, wordt toegepast indien de elektriciteit is opgewekt door de verbruiker ervan. Deze voorwaarde houdt in dat de elektriciteitsopwekking plaatsvindt voor rekening en risico van de verbruiker. Voor de huursector wordt een uitzondering op deze regel geïntroduceerd. Als gevolg van de aangekondigde uitzondering kunnen verhuurder en huurder de aanwezigheid van een duurzame elektriciteitsinstallatie op of aan de woning naar eigen inzicht in de huur verwerken. • Gebruik taxatierapporten BPM Op dit moment heeft een belastingplichtige die een gebruikte bestel- of personenauto of een gebruikt motorrijwiel importeert voor de vaststelling van de waarde voor de BPM de keuze tussen het gebruik van een forfaitaire tabel, een algemeen toegepaste koerslijst of een taxatierapport. In de situaties waarin gebruik wordt gemaakt van taxatierapporten zijn er sterke indicaties dat de taxatiewaarden in veel gevallen veel te laag worden vastgesteld. Om misbruik te voorkomen geldt dat met ingang van 2015 de mogelijkheid van taxatierapporten wordt beperkt tot schadevoertuigen. De eigenaar van een dergelijke auto/een dergelijk motorrijwiel kan, zoals nu het geval is, kiezen tussen een forfaitaire tabel, een koerslijst of een taxatierapport. Bij andere voertuigen vervalt de keuze voor een taxatierapport. • Auto’s met een dubbele cabine voor BPM en motorrijtuigenbelasting (MRB) (2016) Voor de BPM en de MRB bestaat op dit moment onduidelijkheid over de definitie van bepaalde voertuigen. Het betreft bepaalde motorrijtuigen met de functie van personenvervoer en met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en een zogenoemde dubbele cabine. Hiervan is sprake als achter de bestuurder ruimte is voor één rij naast elkaar in de rijrichting zittende personen. Om te voorkomen dat door de onduidelijke definitie voertuigen worden aangemerkt als vrachtauto en dus niet onder de BPM vallen, worden auto’s met een dubbele cabine als personenauto aangemerkt. Het betreft voertuigen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg waarvan de lengte van de voor personenvervoer ingerichte ruimte groter is dan de niet voor personenvervoer ingerichte ruimte. Deze maatregel gaat in per 1 januari 2016. 6.9
Andere fiscale ontwikkelingen Behalve de hiervoor genoemde fiscale maatregelen uit het Belastingplan 2015 staat nog een aantal andere belangrijke (fiscale) ontwikkelingen op stapel. Hierna worden enkele ontwikkelingen kort behandeld. Pensioenaanpassing 2015 Per 1 januari 2015 wordt de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw van het werknemerspensioen nog verder versoberd. Wetsvoorstel compartimenteringsreserve Het op 30 augustus 2013 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Compartimenteringsreserve bevat een nieuwe wettelijke regeling van de compartimenteringsleer voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting. Aanleiding vormde het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2013, waarin deze aangaf dat wanneer de wetgever voor toepassing van de deelnemingsvrijstelling wil compartimenteren bij een sfeerovergang ten gevolge van een wetswijziging, dat bij wet moet zijn vastgelegd. Het wetsvoorstel is aangenomen door de Tweede Kamer en wordt nu behandeld door de Eerste Kamer. Wetsvoorstel vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst Op 30 augustus 2013 heeft het ministerie van Financiën een wetsvoorstel bekendgemaakt voor een nieuw systeem van heffing voor de inkomstenbelasting en de erf- en schenkbelasting: de Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst. De bedoeling van het ministerie is dat in de toekomst de juiste belastingschuld eenvoudiger en sneller kan worden vastgesteld. Aanslagtermijnen zullen voor goedwillende belastingplichtigen worden verkort en de procedure wordt minder formeel. Het wetsvoorstel is nog in behandeling bij de Tweede Kamer.
Beperking renteaftrek eigenwoningschuld in hoogste schijf tot 51%
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
29
Vanaf 2014 wordt het maximale percentage waartegen de rente over de eigenwoningschuld in de hoogste schijf kan worden afgetrokken met een half procent per jaar verlaagd. De renteaftrek voor de eigenwoningschuld bedraagt in 2015 dus maximaal 51%. Verhoging eigenwoningforfait dure woningen In 2015 wordt het eigenwoningforfait voor woningen boven een bepaalde WOZ-waarde (in 2014 is dat € 1.040.000) verhoogd van 1,80% naar 2,05% voor het deel dat die WOZ-waarde overstijgt. Uiteindelijk zal dit 2,35% zijn in 2016. Het ‘gewone’ eigenwoningforfait (voor woningen tot € 1.040.000) wordt verhoogd van 0,70% naar 0,75% Vervallen kindgerelateerde regelingen inkomstenbelasting Als onderdeel van de Wet hervorming kindregelingen worden met ingang van 2015 drie kindgerelateerde regelingen in de inkomstenbelasting afgeschaft: de aftrek levensonderhoud kinderen, de ouderschapsverlofkorting en de alleenstaandeouderkorting. Afbouw werkbonus zestigplussers De werkbonus voor werkenden van 61 tot 64 jaar wordt vanaf 2015 afgeschaft voor nieuwe gevallen en niet langer geïndexeerd, om vanaf 2018 geheel te zijn vervallen. Terugdraaien tijdelijke verlaging tarief box 2 In 2014 is het tarief voor de eerste € 250.000 aan inkomen uit aanmerkelijk belang tijdelijk verlaagd van 25% naar 22%. Met ingang van 2015 gaat voor al het inkomen uit aanmerkelijk belang weer het reguliere 25%-tarief gelden. Vervallen tijdelijke verruiming schenkingsvrijstelling eigen woning De verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van € 100.000 wordt niet verlengd. Vervallen tijdelijke verlenging doorverkooptermijn overdrachtsbelasting In het Belastingplan 2013 werd als stimuleringsmaatregel de doorverkooptermijn in de overdrachtsbelasting van zes maanden voor zowel woningen als niet-woningen tijdelijk verlengd tot 36 maanden. Als een onroerende zaak in de periode van 1 september 2012 tot 1 januari 2015 wordt verkregen, is bij een opvolgende verkrijging van deze onroerende zaak door een ander binnen 36 maanden slechts over de meerwaarde overdrachtsbelasting verschuldigd. De verlengde doorverkooptermijn is dus niet meer van toepassing op verkrijgingen na 2014, dan geldt weer de gebruikelijke zesmaandstermijn. Herziening keuzeregeling buitenlandse belastingplichtigen De keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen wordt herzien. Onder de huidige regeling kunnen bepaalde buitenlandse belastingplichtigen kiezen voor toepassing van de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 voor binnenlandse belastingplichtigen. Deze regeling komt te vervallen per 1 januari 2015. Onder de nieuwe regeling kunnen buitenlandse belastingplichtigen onder bepaalde voorwaarden wat betreft hun persoonlijke en gezinssituatie hetzelfde worden behandeld als binnenlandse belastingplichtigen. Hiermee wordt de reikwijdte van de huidige regeling meer in lijn gebracht met wat wordt vereist op grond van het EU-recht. De nieuwe regeling zal in principe beperkt zijn tot buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een EU- of EER-lidstaat, Zwitserland of de BES-eilanden die hun inkomen voor 90% of meer in Nederland verdienen. De huidige regeling gaat uit van het wereldinkomen van de belastingplichtige, waarna voorkoming van dubbele belasting wordt verleend. Onder de nieuwe regeling worden kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen echter ‘gewoon’ voor hun Nederlandse inkomen in de heffing betrokken, maar hebben zij in beginsel recht op dezelfde aftrekposten en heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen. Aanscherping CO2-emissienormen bijtelling auto van de zaak De CO2-emissienormen (aangegeven in gram per kilometer) voor de bijtelling voor de auto van de zaak worden in 2015 aangescherpt:
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
30
Voor in 2016 aangeschafte auto’s gaan de volgende bijtellingspercentages gelden: 4% voor volledig elektrische auto’s (geen CO2-uitstoot), 15% voor (semi-elektrische) auto’s met een CO2-uitstoot van 1-50 gr/km, 21% bijtelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van 51-106 gr/km en 25% bijtelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 106 gr/km.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
31
Hoewel bij de totstandkoming van deze uitgave de grootst mogelijke zorgvuldigheid is betracht, bestaat de mogelijkheid dat bepaalde informatie na verloop van tijd verouderd of niet meer juist is. Dit kan door (aanpassing van de) regelgeving die bekend is geworden na het opmaken van deze uitgave. Meijburg & Co belastingadviseurs, KPMG Accountants N.V. en KPMG MKB B.V. zijn dan ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van activiteiten die worden ondernomen op basis van informatie in deze uitgave. Gehele of gedeeltelijke vermenigvuldiging of overname van de tekst op welke wijze dan ook is alleen toegestaan met bronvermelding.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
32
Contact KPMG Audit Laan van Langerhuize 1 1186 DS Amstelveen Postbus 74500 1070 DB Amsterdam Renee Crama T: +31 6 51205148 E:
[email protected] kpmg.nl
De in dit document vervatte informatie is van algemene aard en is niet toegespitst op de specifieke omstandigheden van een bepaalde persoon of entiteit. Wij streven ernaar juiste en tijdige informatie te verstrekken. Wij kunnen echter geen garantie geven dat dergelijke informatie op de datum waarop zij wordt ontvangen nog juist is of in de toekomst blijft. Daarom adviseren wij u op grond van deze informatie geen beslissingen te nemen behoudens op grond van advies van deskundigen na een grondig onderzoek van de desbetreffende situatie. © 2014 KPMG Accountants N.V., ingeschreven bij het handelsregister in Nederland onder nummer 33263683, is lid van het KPMGnetwerk van zelfstandige ondernemingen die verbonden zijn aan KPMG International Cooperative (‘KPMG International’), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden. De naam KPMG, het logo en ‘cutting through complexity’ zijn geregistreerde merken van KPMG International.
© 2014 KPMG Accountants N.V. Alle rechten voorbehouden.
Eindejaarstips 2014
33