B e l a s t i n g a d v i se u r s
EINDE VAN DE VAR, OP NAAR MODELOVEREENKOMSTEN?
EUROSONIC NOORDERSLAG Zaterdag 16 januari 2016
Dr. Dick Molenaar
EINDE VAN DE VAR, OP NAAR MODELOVEREENKOMSTEN? Eurosonic Noorderslag Zaterdag 16 januari 2016 Dr. Dick Molenaar
VAR-SYSTEEM Wordt gebruikt voor: Artiesten Niet-artiesten Vier soorten VAR’s: Winst uit onderneming (wuo) Directeur-grootaandeelhouder (dga) Resultaat uit overige werkzaamheden (row) Loon uit dienstbetrekking (loon)
Kritiek: Werkt schijnzelfstandigheid in de hand Heel moeilijk te controleren door Belastingdienst
1
WETSVOORSTEL DBA Wetsvoorstel Beschikking Geen Loonheffingen (BGL) heeft het niet gehaald Nieuw wetsvoorstel: Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) Alle VAR’s komen te vervallen Iedereen moet weer zelf gaan beoordelen of er sprake is van een dienstbetrekking en er dus verloond moet worden Bij twijfel kunnen er modelovereenkomsten aan Belastingdienst ter goedkeuring worden voorgelegd. Als volgens zo’n overeenkomst wordt gewerkt, is er vrijwaring voor loonheffingen. Vijf jaar geldig.
Goedgekeurd in Tweede Kamer in juli 2015 Momenteel in behandeling bij Eerste Kamer Geplande ingangsdatum: 1 april 2016 (dan vervallen de VAR’s) Overgangsperiode tot: 1 januari 2017
ARTIESTENREGELING
Verloning, tenzij een VAR-wuo of –dga VAR-row biedt geen vrijwaring Alternatieven: Inhoudingsplichtigenverklaring (IPV) Gageverklaring met kleinevergoedingsregeling (KVR) van max. 163 euro p.p. per optreden
Wet DBA: VAR wordt afgeschaft, dus modelovereenkomsten nodig Inmiddels al twee modelovereenkomsten goedgekeurd Maar wel veel administratieve rompslomp: zie petitie Terug naar de zelfstandigheidsverklaring?
2
NIET-ARTIESTEN Elementair onderscheid: Arbeidsovereenkomst (art. 7: 610 BW): “in dienst van” Opdrachtovereenkomst (art. 7:400 BW): “werkzaamheden anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst”
“Gezagsverhouding” versus “gevolg geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen” “Persoonlijke arbeidsverrichting” versus “gehouden de werkzaamheden zelf te verrichten” “Loon” versus “loon”
Conclusie: soms moeilijk om onderscheid te maken
VIER RECHTERLIJKE UITSPRAKEN
Musicalregisseurs: geen werknemers
Freelancers in studio: wel werknemers
Musicus als begeleider van bekende Nederlander: geen werknemer
Medewerkers van golftoernooi: wel werknemers
3
WEBSITE BELASTINGDIENST
Geen VAR meer, wel beoordeelde overeenkomsten, maar keuzevrijheid Implementatietermijn tot 1 januari 2017 Overeenkomsten voorleggen Algemene, voorbeeld en individuele goedgekeurde overeenkomsten Reeds gepubliceerd Criteria voor wel of geen dienstbetrekking Verplichting om te werken Verplichting tot betaling Gezagsverhouding Andere bepalingen
EERSTE KAMER
Andere samenstelling dan Tweede Kamer Veel kritische vragen en opmerkingen Wil combinatie met rapport Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) “ZZP’ers” Heeft al uitstel van de invoering Wet DBA afgedwongen (van 1 januari naar 1 april en overgang naar 1 januari 2017) Nog behoorlijke kritische vragen op 18 december van CDA, VVD en D66 Staatssecretaris had moeten antwoorden op uiterlijk 11 januari Planning: plenair debat op di. 19 januari en stemming op di. 26 januari Maar gaat dat wel lukken? Hoe sterk houdt Eerste Kamer vast aan visie op arbeidsmarkt (na rapport IBO ZZP)?
4
wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet op de loonbelasting 1964 - BWBR0...
pagina 1 van 1
Wet op de loonbelasting 1964, Artikel 5a (Tekst geldend op: 01-01-2015) Artikel 5a 1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder artiest: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als musicus of anderszins als artiest optreedt, tenzij: a. hij in Nederland woont, en: 1°.
bij een beschikking als bedoeld in artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verklaard dat de voordelen die hij geniet uit zijn optreden worden aangemerkt als winst uit onderneming, of (= VAR-wuo)
2°.
bij een beschikking als bedoeld in artikel 3.157 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is verklaard dat de werkzaamheden die hij verricht in het kader van zijn optreden, worden aangemerkt als werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van de onderneming van een in Nederland gevestigde (= VAR-dga) vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft; of
b. hij inwoner is van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; of c.
hij het optreden rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijke persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden.
2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beroepssporter: degene die ingevolge een overeenkomst van korte duur als beroep een tak van sport beoefent, tenzij: a. hij in Nederland woont, of b. hij inwoner is van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, de BES eilanden of een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten; of c.
hij de sportbeoefening rechtstreeks is overeengekomen met een natuurlijke persoon ten behoeve van diens persoonlijke aangelegenheden.
3. Ingeval een artiest of beroepssporter optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een in Nederland gevestigde inhoudingsplichtige, is hij voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen werknemer. 4. Ingeval een niet in Nederland wonende artiest of beroepssporter optreedt of als beroep een tak van sport beoefent in het kader van een dienstbetrekking tot een inhoudingsplichtige die niet in Nederland is gevestigd, vindt de heffing van loonbelasting plaats ingevolge de regelingen zoals die gelden voor artiesten en beroepssporters.
ARTIESTENREGELING
5
6
modelovereenkomst
A
“OPTING-OUT” UIT DE ARTIESTENREGELING (voor optreden van een INDIVIDUELE ARTIEST) A.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……
……………………………………………………………………,
Evt. vertegenwoordigd door …………………………………………………………………………………………………………………………………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……
…………………………………………………………………….
(hierna: artiest)
B.
Naam ………………………………………………………………………… ,vertegenwoordigd door …………………………………………………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……
…………………………………………………………………….
(hierna: opdrachtgever)
verklaren overeengekomen te zijn als volgt 1.
De artiest zal op ……… - ……… - ……………… optreden in …………………………………………… . Hiervoor is een overeenkomst gesloten, waarin de afspraken voor dit optreden zijn vastgelegd. Als dit een schriftelijke overeenkomst is, wordt deze hierbij gevoegd. Deze modelovereenkomst is een aanvulling op de bestaande overeenkomst en beoogt slechts de aspecten voor de loonbelasting en sociale verzekeringen te regelen.
2.
Artiest en opdrachtgever sluiten geen arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW), maar een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW). Hiervoor zijn de volgende kenmerken van belang: a. De opdrachtgever heeft geen zeggenschap over de artistieke inhoud en uitvoering van het optreden b. De artiest heeft vooraf laten weten welk soort programma hij zal gaan brengen en de opdrachtgever is hiermee bekend en akkoord c. De artiest is geheel vrij om de concrete inhoud van het optreden te bepalen en op eigen wijze uitvoering daar aan te geven d. De artiest maakt (ten dele) gebruik van eigen materialen e. De artiest maakt zelf reclame voor zijn werkzaamheden, terwijl de opdrachtgever specifieke reclame kan maken voor dit optreden f. Deze overeenkomst wordt uitsluitend aangegaan voor de duur van het optreden en de technische werkzaamheden voor en na dit optreden
3.
Er ontstaat hierdoor geen dienstbetrekking, waardoor de artiestenregeling van art. 5a Wet LB en art. 4 Besluit van 24 december 1986 (sociale verzekeringen) van toepassing is. De artiest kiest er echter voor om géén gebruik te maken van deze artiestenregeling, dus om géén loonheffingen te laten afdragen en niet verzekerd te zijn voor de werknemersverzekeringen (“opting-out”). Door deze keuze mag de opdrachtgever de gage voor het optreden bruto aan de artiest betalen.
4.
Deze modelovereenkomst is gelijkluidend aan de door de Belastingdienst op 7 oktober 2015 onder nummer 9101586370-1 beoordeelde modelovereenkomst. Indien de werkwijze in de praktijk overeenkomt met hetgeen in onderdeel 2 van deze overeenkomst wordt beschreven, is de opdrachtgever gevrijwaard van de afdracht van loonheffingen. Dit model kan gebruikt worden t/m 31 december 2020, behoudens eerdere intrekking door de Belastingdienst.
Aldus schriftelijk bevestigd in tweevoud op ……… - ……… - ……………… te ……………………………………………………………………………, ……………………………………………………… (artiest of evt. vertegenwoordiger)
……………………………………………………………… (opdrachtgever)
7
Sectormodelovereenkomst opgesteld door: VSCD, VNPF, NAPK, MMF, Ntb, FNV KIEM, Act en All Arts.
modelovereenkomst
B
“OPTING-OUT” UIT DE ARTIESTENREGELING (voor optreden van een ARTIESTENGEZELSCHAP) A.
Naam artiestengezelschap ……………………………………………………………………………………………………………………………………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… …………………………………………………………………… Vertegenwoordigd door ……………………………………………………………………………… (zie volgend blad voor leden gezelschap) (hierna: gezelschap)
B.
Naam ………………………………………………………………………… ,vertegenwoordigd door …………………………………………………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… …………………………………………………………………… (hierna: opdrachtgever)
verklaren overeengekomen te zijn als volgt 1.
Het gezelschap zal op ……… - ……… - ……………… optreden in ……………………………………………. Hiervoor is een overeenkomst gesloten, waarin de afspraken voor dit optreden zijn vastgelegd. Als dit een schriftelijke overeenkomst is, wordt deze hierbij gevoegd. Deze modelovereenkomst is een aanvulling op de bestaande overeenkomst en beoogt slechts de aspecten voor de loonbelasting en sociale verzekeringen te regelen.
2.
Gezelschap en opdrachtgever sluiten een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW), er ontstaan geen arbeidsovereenkomsten met de genoemde leden van het gezelschap (art. 7:610 BW). Hiervoor zijn de volgende kenmerken van belang: a. De opdrachtgever heeft geen zeggenschap over de artistieke inhoud en uitvoering van het optreden b. Het gezelschap heeft vooraf laten weten welk soort programma het zal gaan brengen en de opdrachtgever is hiermee bekend en akkoord c. Het gezelschap is geheel vrij om de concrete inhoud van het optreden te bepalen en op eigen wijze uitvoering daar aan te geven d. Het gezelschap maakt (ten dele) gebruik van eigen materialen e. Het gezelschap maakt zelf reclame voor zijn werkzaamheden, terwijl de opdrachtgever specifieke reclame kan maken voor dit optreden f. Deze overeenkomst wordt uitsluitend aangegaan voor de duur van het optreden en de technische werkzaamheden voor en na dit optreden
3.
Er ontstaan hierdoor geen dienstbetrekkingen, waardoor de artiestenregeling van art. 5a Wet LB en art. 4 van Besluit van 24 december 1986 (sociale verzekeringen) van toepassing is. De artiesten van het gezelschap kiezen er echter voor om géén gebruik te maken van deze artiestenregeling, dus om géén loonheffingen te laten afdragen en niet verzekerd te zijn voor de werknemersverzekeringen (“opting-out”). Door deze keuze mag de opdrachtgever de gage voor het optreden bruto aan het gezelschap betalen.
4.
Deze modelovereenkomst is gelijkluidend aan de door de Belastingdienst op 7 oktober 2015 onder nummer 9101586370-2 beoordeelde modelovereenkomst. Indien de werkwijze in de praktijk overeenkomt met hetgeen in onderdeel 2 van deze overeenkomst wordt beschreven, is de opdrachtgever gevrijwaard van de afdracht van loonheffingen. Dit model kan gebruikt worden t/m 31 december 2020, behoudens eerdere intrekking door de Belastingdienst.
Aldus schriftelijk bevestigd in tweevoud op ……… - ……… - ……………… te ……………………………………………………………………………, ……………………………………………………… (vertegenwoordiger gezelschap)
……………………………………………………………… (opdrachtgever)
8 MMF, Ntb, FNV KIEM, Act en All Arts. Sectormodelovereenkomst opgesteld door: VSCD, VNPF, NAPK,
Gegevens van leden van het gezelschap: 1.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
2.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
3.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
4.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
5.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
6.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
7.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
8.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
9.
Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
10. Naam …………………………………………………………………………………………………………………, geboren op ……… - ……… - ………………, Adres …………………………………………………………………………………, ………… ……… ……………………………………………………………………
9 MMF, Ntb, FNV KIEM, Act en All Arts. Sectormodelovereenkomst opgesteld door: VSCD, VNPF, NAPK,
TOELICHTING MODELOVEREENKOMSTEN A EN B “OPTING-OUT” UIT DE ARTIESTENREGELING voor een optreden van een individuele artiest of gezelschap
1.
Voor wie bedoeld?
Deze modelovereenkomsten zijn vanaf 2016 bedoeld voor artiesten en gezelschappen die losse optredens voor verschillende opdrachtgevers doen. Er zijn twee modelovereenkomsten, namelijk voor een individuele artiest (A) en voor een gezelschap (B). Zij kunnen hiermee de keuze maken om geen gebruik te maken van de “artiestenregeling” van art. 5a Wet LB en art. 4 van Besluit van 24 december 1986 (sociale verzekeringen).
2.
Niet verplicht, zonder modelovereenkomst geldt de artiestenregeling
Het gebruik van een modelovereenkomst is niet verplicht voor een artiest of gezelschap. Zonder expliciete overeenkomst om af te zien van de artiestenregeling geldt die artiestenregeling, waarvoor een gageverklaring moet worden ingevuld en de artiesten de kleinevergoedingsregeling (KVR) kunnen toepassen. Als de gage hoger is dan deze KVR zullen loonheffingen moeten worden afgedragen. Het is een keuze van de artiest, het gezelschap en de opdrachtgever om de artiestenregeling te gebruiken dan wel daar van af te zien. In dat laatste geval is een overeenkomst nodig, waarvan deze twee goedgekeurde modelovereenkomsten gebruikt kunnen worden (of kan een inhoudingsplichtigenverklaring (IPV) gebruikt worden; zie punt 4 hierna).
3.
Alleen geldig als er geen arbeidsovereenkomst / dienstbetrekking bestaat
Voor deze modelovereenkomsten A en B wordt er van uitgegaan dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat tussen de opdrachtgever en de artiest of het gezelschap, dus dat er geen gezagsverhouding is. Dit blijkt uit de duur, namelijk één enkel optreden, en uit de omstandigheden van art. 2 van de overeenkomst. Hierdoor ontstaat er geen dienstbetrekking. Mocht er toch wel sprake zijn van een gezagsverhouding en dus van een arbeidsovereenkomst, dan kan deze modelovereenkomst niet gebruikt worden. Juridisch is “opting-out” niet mogelijk uit een arbeidsovereenkomst. In dat geval zijn de gewone regels van de dienstbetrekking van toepassing, zijn de artiest of leden van het gezelschap verplicht verzekerd en vallen zij onder de inhouding van loonbelasting door hun werkgever.
4.
Inhoudingsplichtigenverklaring (IPV)
Als de leider van een gezelschap, een artiestenbureau, een gezelschap, een rechtspersoon of een verloningsbureau een inhoudingsplichtigenverklaring (IPV) beschikt, hoeft géén modelovereenkomst gebruikt te worden, maar is deze IPV voldoende om de opdrachtgever te vrijwaren. Als de houder van de IPV vervolgens een brutobetaling wil doen aan een artiest of gezelschap moet wel een modelovereenkomst gebruikt worden (tenzij er ook in die relatie een IPV is). De houder van de IPV vult zijn gegevens dan in bij “opdrachtgever” op modelovereenkomst A of B.
5.
Vertegenwoordiging zonder IPV
Een artiest of gezelschap kan zich ook laten vertegenwoordigen door iemand die geen IPV heeft. In dat geval worden de modelovereenkomsten A resp. B gebruikt. Op modelovereenkomst A kunnen zowel het adres van de artiest als van de vertegenwoordiger worden ingevuld. Op modelovereenkomst B kan voorop het adres van de vertegenwoordiger en kunnen achterop de adressen van de leden van het gezelschap worden ingevuld.
Sectormodelovereenkomst opgesteld door: VSCD, VNPF, NAPK, MMF, Ntb, FNV KIEM, Act en All Arts.
10
6.
Buitenlandse artiesten en gezelschappen
Deze modelovereenkomsten zijn niet bruikbaar voor in het buitenland woonachtige artiesten en gevestigde gezelschappen.
7.
Bij een gezelschap de gegevens van de leden invullen
Bij een gezelschap is het belangrijk om de gegevens van de leden achterop modelovereenkomst B in te vullen, omdat zij er persoonlijk voor kiezen om geen gebruik te maken van de artiestenregeling en dus niet verzekerd te zijn voor de sociale verzekeringen. De leden van het gezelschap moeten hun vertegenwoordiger voldoende gemachtigd hebben om namens hen deze overeenkomst te sluiten. Bij doorbetaling van het gezelschap naar de leden hoeft niet weer een modelovereenkomst gesloten te worden, want daarvoor is modelovereenkomst B van het gezelschap voldoende. Het voorgaande geldt niet als de leider of het gezelschap een inhoudingsplichtigenverklaring heeft, want dan is punt 4 hiervoor van toepassing.
8.
Schriftelijke vastlegging voor de betaling
De wetgever verlangt in de regelgeving voor “opting-out” uit de artiestenregeling dat deze keuze schriftelijk wordt vastgelegd. Dit betekent dat de modelovereenkomst door beide partijen moet worden ondertekend. Het is toegestaan om deze na ondertekening digitaal te bewaren. De artiest of het gezelschap moet het tweede exemplaar van deze overeenkomst in zijn eigen administratie bewaren. De modelovereenkomst moet worden opgesteld en ondertekend voordat de uitbetaling plaatsvindt.
9.
Kort overzicht van “opting-out” uit artiestenregeling Opdrachtgever betaalt aan individuele artiest
modelovereenkomst A
(evt. via vertegenwoordiger (zonder IPV)) Opdrachtgever betaalt aan gezelschap
modelovereenkomst B
(evt. via vertegenwoordiger (zonder IPV))
Opdrachtgever betaalt aan houder van IPV
geen modelovereenkomst nodig, maar kopie IPV
Houder van IPV betaalt aan individuele artiest
modelovereenkomst A
Houder van IPV betaalt aan gezelschap
modelovereenkomst B
Opdrachtgever betaalt aan vertegenwoordiger
modelovereenkomst A voor individuele artiest
zonder IPV
modelovereenkomst B voor gezelschap
Buitenlandse artiesten en gezelschappen
geen modelovereenkomsten mogelijk
Geen modelovereenkomst of IPV
artiestenregeling met gageverklaring en evt. kleinevergoedingsregeling (KVR)
Sectormodelovereenkomst opgesteld door: VSCD, VNPF, NAPK, MMF, Ntb, FNV KIEM, Act en All Arts.
11
PETITIE - december 2015
12
FNV: BGL wordt Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties De beoogd opvolger van de VAR krijgt opnieuw een andere naam: van VAR Webmodule, werd het Beschikking Geen Loonheffing om vervolgens te worden omgedoopt tot het alternatief voor de BGL. En dit alternatief heeft nu de naam Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties gekregen. Dit blijkt uit de nota van wijziging die op 18 mei jl. bekend is gemaakt. Dat meldt FNV Zelfstandigen. De VAR gaat verdwijnen. Daarmee ontstaat volgens de vakbond een betere balans: ook de opdrachtgever wordt aansprakelijk. Dit geeft de Belastingdienst het handvat om gericht te kunnen handhaven en schijnconstructies te bestrijden. Tegelijkertijd is het wenselijk om vooraf zekerheid te krijgen over de aard van de arbeidsrelatie. Hiertoe kán het gebruik van een modelovereenkomst uitkomst bieden; de modelovereenkomst wordt dus niet verplicht. Kern van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties is de sectorale aanpak en maatwerk: In overeenkomsten kan rekening worden gehouden met de terminologie of afspraken die in een sector gangbaar zijn, zoals bijvoorbeeld Arbo-regelgeving of de Kwaliteitswet in de Zorg. Het idee is dat belangenbehartigers voorbeeldovereenkomsten kunnen voorleggen aan de Belastingdienst. Is de Belastingdienst van oordeel dat de overeenkomst voldoet aan de criteria voor een overeenkomst van opdracht, dan geeft de Belastingdienst vooraf de zekerheid dat als partijen zich houden aan de overeenkomst, de opdrachtgever geen loonheffing hoeft af te dragen. Reactie Actal Het adviescollege toetsing regeldruk (ACTAL) heeft de staatssecretaris geadviseerd het wetsvoorstel nog niet in te dienen. Actal schrijft: "Naar verwachting zal het interdepartementale beleidsonderzoek naar zzp'ers (IBO-zzp) daar (het verkleinen van fiscale verschillen tussen werknemers en ondernemers) bouwstenen voor aandragen. Het verkleinen van fiscale prikkels kan de problematiek van de schijnzelfstandigheid verminderen, zodat opdrachtgevers en opdrachtnemers, en werkgevers en werknemers, veel eerder de best passende vorm voor de arbeidsrelatie zullen kiezen." FNV Zelfstandigen is dit niet met Actal eens. Het IBO ZZP zal volgens de vakbond vast bouwstenen aandragen – vanuit dit perspectief zijn deze bouwstenen niet het eind maar het begin van een brede discussie. "Het kan nog jaren duren voor deze discussie leidt tot stelselwijzingen – het oplossen van concrete knelpunten kan daar niet op wachten. Daarnaast sorteert Actal voor op de afslag "afschaffen zelfstandigenaftrek" – dat lijkt ons op zijn minst voorbarig", aldus FNV Zelfstandigen. [ Bron: FNV Zelfstandigen ]
21 mei 2015
85 keer bekeken
Rubriek: Inkomstenbelasting , Loonbelasting
13
1 reactie
NIET-ARTIESTEN
BURGERLIJK WETBOEK
Boek 7 Titel 7 Afdeling 1 Artikel 400 1. De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. Artikel 401 De opdrachtnemer moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Artikel 402 1. De opdrachtnemer is gehouden gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht. 2. De opdrachtnemer die op redelijke grond niet bereid is de opdracht volgens de hem gegeven aanwijzingen uit te voeren, kan, zo de opdrachtgever hem niettemin aan die aanwijzingen houdt, de overeenkomst opzeggen wegens gewichtige redenen. Artikel 404 Indien de opdracht is verleend met het oog op een persoon die met de opdrachtnemer of in zijn dienst een beroep of een bedrijf uitoefent, is die persoon gehouden de werkzaamheden, nodig voor de uitvoering van de opdracht, zelf te verrichten, behoudens voor zover uit de opdracht voortvloeit dat hij deze onder zijn verantwoordelijkheid door anderen mag laten uitvoeren; alles onverminderd de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer. Artikel 405 1. Indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, is de opdrachtgever hem loon verschuldigd. 2. Indien loon is verschuldigd doch de hoogte niet door partijen is bepaald, is de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd.
Boek 7 Titel 10 Afdeling 1 Artikel 610 1. De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. 2. Indien een overeenkomst zowel aan de omschrijving van lid 1 voldoet als aan die van een andere door de wet geregelde bijzondere soort van overeenkomst, zijn de bepalingen van deze titel en de voor de andere soort van overeenkomst gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van deze titel van toepassing.
14
Geen verzekeringsplicht voor musicalregisseurs Centrale Raad van Beroep 27 mei 2004, 01/5844 ALGEM en 01/5854 ALGEM A en B hebben in 1999 beiden een musical voor (de rechtsvoorgangster van) de BV geregisseerd. Voor beiden geldt dat zij het door henzelf uitgewerkte idee voor (een Nederlandse versie van) deze musicals aan de BV ter productie hebben aangeboden. Nadat de regisseurs en de BV in principe overeengekomen waren dat de BV als producent zou willen optreden, heeft de verdere uitwerking van het concept, als in de branche gebruikelijk, plaatsgevonden in een door de regisseurs zelf samengesteld creatief team (waaronder naast de regisseurs, onder anderen de belichter, geluidstechnici, decorbouwer en de choreograaf). Dit team ontwikkelde het regieconcept. De regisseurs zijn tevens verantwoordelijk voor het bewerken van het script en de partituur. Tot de verdere uitwerking behoorde tevens het samenstellen van de spelersbezetting volgens de inzichten van de regisseur. De hoofdtaak van de regisseur is het omzetten van het script in een theater-regieconcept. Dat is een eigen oorspronkelijk en auteursrechtelijk beschermd werk. Het initiatief voor de productie van de musicals Musical II en Musical I was afkomstig van B c.q. A. Zij hadden het concept voor die musicals zelf deels ontwikkeld voordat zij het ter (verdere) productie aanboden aan de BV en de hiervoor beschreven wijze van verdere ontwikkeling van het idee vond eveneens voor een belangrijk deel voor rekening en risico van de regisseurs plaats. Het spreekt van zelf dat de beide regisseurs in hun werk een grote mate van (artistieke) vrijheid genoten. Pas in een laat stadium tijdens de uitwerking van het concept is de principeovereenstemming tussen de BV en de beide regisseurs omgezet in een als opdracht aangeduide overeenkomst waarin onder meer de afspraken zijn neergelegd over de periode (van enkele maanden) waarin onder de leiding van de regisseurs de musical wordt ingestudeerd. Pas na de totstandkoming van de overeenkomst met de BV waren A en B verzekerd van een geldelijke beloning voor hun langdurige inspanningen. Na de première eindigde de bemoeienis van de regisseurs. De doorlooptijd van beide projecten beloopt een veelvoud van de repetitieperiode. De Raad is, gelet op de hiervoor geschetste feitelijke omstandigheden, van oordeel dat A en B hun hiervoor bedoelde regiewerkzaamheden niet in dienst van de BV hebben verricht. Het voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst vereiste werkgeversgezag ontbrak.
Verzekeringsplicht freelancers Centrale Raad van Beroep 9 juni 2005, 04/749 CSV De BV voert een foto-, film-, geluid- en ontwerpstudio en maakt onder meer radio- en televisiecommercials, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van als freelancers aangeduide personen in de functies van onder meer belichter, voice-over, cameraman, styliste, visagiste, regisseur en opnameleider. Deze freelancers zijn over het algemeen slechts een of enkele dagen voor de BV werkzaam geweest. Het UWV heeft correctie- en boetenota's opgelegd over de aan deze freelancers gedane betalingen, daarbij uitgaande van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen de BV en de freelancers (niet zijnde artiesten). De Raad overweegt dat het maken van radio- en televisiespotjes een wezenlijk onderdeel vormt van de bedrijfsvoering van de BV. Deze heeft ongeveer tachtig mensen in loondienst en deze werknemers zijn veelal in teamverband met de freelancers werkzaam. De werkzaamheden van de freelancers zijn organisatorisch ingebed in de bedrijfsvoering van de BV en worden veelal verricht in haar bedrijf of in een door haar (in haar studio) ingerichte set met door haar ter beschikking gestelde apparatuur. Een deel van de freelancers verricht dezelfde werkzaamheden als onbetwist in dienstbetrekking staande medewerkers. In dienst van de BV is tevens een regisseur werkzaam en een in haar dienst zijnde producer ziet erop toe dat tijdens de opnames het vooraf vastgestelde budget niet wordt overschreden. Gelet op deze omstandigheden volgt de Raad het UWV in zijn betoog dat de freelancers hun werkzaamheden in dienst van de BV hebben verricht.
15
NTFR Uitgave 41, 9 oktober 2008> 2008/1921
Musicus staat niet in dienstbetrekking tot BN'er Rechtbank Haarlem, 07/05571, 7 mei 2008 Belastingjaar/tijdvak 2002
4.1. Eiser heeft als onderbouwing van zijn stelling dat de inkomsten uit de tournee dienen te worden aangemerkt als winst uit onderneming aangevoerd dat ook de overige inkomsten die hij in deze onderneming geniet, en die verder niet in geschil zijn, betrekking hebben op soortgelijke activiteiten als musicus. Voorts heeft hij gesteld dat hij per optreden respectievelijk repetitie werd betaald, en niet werd betaald indien hij om welke reden dan ook niet aan een optreden of repetitie deelnam. Voorts kon hij zich, ofschoon dit niet de voorkeur had van F, laten vervangen. De musici functioneerden in de groep met een grote mate van zelfstandigheid en hij had bij het tot stand komen van de optredens een grote inbreng met onder meer zijn arrangementen, aldus eiser. 4.4. Verweerder heeft zich onder meer gebaseerd op de in 2.4. vermelde arbeidsovereenkomst. Nu deze door de B.V. aan eiser voorgelegde overeenkomst niet door eiser is ondertekend kunnen de hierin opgenomen bepalingen niet zonder meer als geldend tussen eiser en de B.V. worden aangenomen. Niet aannemelijk is geworden dat de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen onverkort mondeling tussen eiser en de B.V. respectievelijk F zijn overeengekomen. 4.5.1. Eén van de voorwaarden voor het bestaan van een dienstbetrekking is de aanwezigheid van een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer. Het is met name dit punt dat partijen verdeeld houdt. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Van een directe gezagsverhouding tussen eiser en de B.V. is geen sprake. Eiser heeft onweersproken verklaard dat de contacten tussen hem en de B.V. vrijwel uitsluitend bestonden uit het plannen van repetities en optredens, het door eiser verzenden van facturen naar de B.V., en het betalen daarvan door de B.V. Niet aannemelijk is geworden dat de B.V. aanwijzingen in verband met de uit te voeren werkzaamheden kon geven. 4.5.2. Van een afgeleide gezagsverhouding tussen eiser en F is evenmin sprake. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij binnen de groep musici met een grote mate van zelfstandigheid zijn werk verrichtte en een grote inbreng had bij het tot stand komen van het eindproduct. De rechtbank acht aannemelijk dat F een belangrijke stem in de samenstelling van het repertoire had, zijn naam was immers aan de tournee verbonden. Hiermee is echter nog niet aannemelijk geworden dat F verdergaande aanwijzingen aan eiser kon geven dan in een overeenkomst van opdracht gebruikelijk is. Ook een opdrachtgever zal immers aanwijzingen geven aan de opdrachtnemer omtrent de uit te voeren werkzaamheden. 4.6. Nu aan één van de voorwaarden voor het bestaan van een dienstbetrekking, de aanwezigheid van een gezagsverhouding, niet is voldaan kunnen de inkomsten die eiser vanwege zijn deelname aan de tournee heeft genoten niet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. 4.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
16
Uitgave 48, 1 december 2011> NTFR 2011/2659
De bij golftoernooien ingezette personen zijn in dienstbetrekking bij de organisator Hoge Raad 25 november 2011, 11/00707, LJN BU5709 Belastingjaar/tijdvak 2001-2003 • Artikel 2 Lid 1, Wet LB 1964
Samenvatting Belanghebbende organiseert golftoernooien. Ten behoeve hiervan wordt telkens een commissie ingesteld. De commissie draagt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de honderden vrijwilligers en voor het terrein van de golfclub. Bij de organisatie van golftoernooien zijn door belanghebbende personen ingeschakeld die voor hun inzet geldbedragen ontvingen. Deze vergoeding is door belanghebbende niet als loon aangemerkt. De betalingen vonden plaats aan leden van een Buggy Team, het A-Team, medewerkers van een Toiletgroep en een Schoonmaakploeg, alsmede chauffeurs van Courtesy Cars. Het betrof vooral studenten en andere vrienden en kennissen van de personen van de organisatie. Hof Amsterdam (NTFR 2011/672) is van oordeel dat ten aanzien van de ingeschakelde personen sprake is van een gezagsverhouding. De ingeschakelde personen dienden (in)direct aanwijzingen en instructies op te volgen van de leden van de commissie, de ingeschakelde personen moesten bepaalde nader omschreven diensten draaien waarbij de werktijden en de invulling van de werkzaamheden vrij nauwkeurig zijn omschreven, zij moesten voorgeschreven kleding dragen en de chauffeurs van de courtesy cars moesten een contract tekenen waarin zij moesten verklaren zich te houden aan een aantal daarin omschreven bepalingen. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergoedingen slechts bestemd waren als een onkostenvergoeding. Weliswaar rekruteerde de commissie de ingeschakelde personen, gaf zij aanwijzingen en instructies aan deze personen, en betaalde zij hen de overeengekomen vergoedingen feitelijk uit, die gedragingen moeten worden aangemerkt als gedragingen van belanghebbende. De Hoge Raad heeft het ingestelde cassatieberoep ongegrond verklaard onder verwijzing naar art. 81 Wet RO.
17
Website Belastingdienst 13-01-2016
Wetsvoorstel: VAR verdwijnt in 2016
De VAR gaat waarschijnlijk verdwijnen per 1 april 2016. Opdrachtnemers kunnen dan geen VAR meer aanvragen. In de tussentijd is er een overgangsregeling. In 1e instantie zou de 'Beschikking geen loonheffingen' in de plaats van de VAR komen. Dat gaat niet door. In plaats daarvan kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers gebruikmaken van overeenkomsten die door ons zijn opgesteld of beoordeeld. Daarmee hebben zij zekerheid over de voorgenomen arbeidsrelatie. De Tweede Kamer heeft hiervoor het voorstel voor de 'Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties' goedgekeurd. De Eerste Kamer heeft dit voorstel nu in behandeling. Hieronder leest u meer over het wetsvoorstel. Geen VAR meer, wel beoordeelde overeenkomsten In samenwerking met externe organisaties stellen wij algemene modelovereenkomsten op, op grond waarvan een opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen. Deze overeenkomsten zijn niet voor een specifieke beroepsgroep. Om wat voor werk het gaat en binnen welke branche, is dan niet van belang. Deze overeenkomsten wij publiceren op onze internetsite. Belangenorganisaties van opdrachtgevers en van opdrachtnemers, individuele opdrachtgevers of hun intermediairs kunnen ook overeenkomsten opstellen en aan ons voorleggen. Dat kunnen bijvoorbeeld overeenkomsten voor een branche of beroepsgroep zijn. Wij beoordelen deze overeenkomsten en geven vervolgens uitsluitsel of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en betalen. Overeenkomsten op grond waarvan een opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden, kunnen wij ook publiceren op onze internetsite. Dit zijn dan voorbeeldovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen of individuele overeenkomsten. U vindt alle gepubliceerde overeenkomsten bij: Algemene modelovereenkomsten, voorbeeldovereenkomsten en individuele overeenkomsten. Keuzevrijheid U kunt altijd kiezen tussen een overeenkomst die door ons is opgesteld of beoordeeld, en een eigen overeenkomst die u niet aan ons hebt voorgelegd. U bent namelijk niet verplicht uw overeenkomst aan ons voor te leggen. Het voordeel van een overeenkomst die door ons is opgesteld of beoordeeld, is dat de opdrachtgever vooraf zekerheid heeft dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen. Legt u de overeenkomst niet aan ons voor, dan moet de opdrachtgever zelf bepalen of hij wel of geen loonheffingen moet betalen. Welke bepalingen daarbij een rol spelen, leest u bij Uw overeenkomst: wel of geen dienstbetrekking. Andere overeenkomsten dan gepubliceerde overeenkomsten Als een opdrachtgever en opdrachtnemer geen gepubliceerde overeenkomst kunnen of willen gebruiken, kan een opdrachtgever een eigen overeenkomst aan ons voorleggen. Ook van deze overeenkomst zullen wij dan beoordelen of de opdrachtgever loonheffingen moet inhouden en betalen. Welke bepalingen een rol spelen bij de beoordeling, leest u bij Uw overeenkomst: wel of geen dienstbetrekking.
18
Website Belastingdienst 13-01-2016
Wat betekent dit voor opdrachtgevers en opdrachtnemers? Wordt er gewerkt volgens een overeenkomst die door ons is opgesteld of beoordeeld, dan hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen in te houden en te betalen. De opdrachtnemer is dan niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen (WW, ZW en WIA). Hij krijgt dus geen uitkering als hij werkloos, ziek of arbeidsongeschikt wordt. De beoordeling van de overeenkomsten zegt niets over hoe wij de inkomsten van de opdrachtnemer zien. Pas bij het beoordelen van zijn aangifte inkomstenbelasting bepalen wij of wij zijn inkomsten zien als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden. Werken volgens een overeenkomst die door ons is opgesteld of beoordeeld, zegt dus alleen iets over de loonheffingen en niets over het ondernemerschap van de opdrachtnemer. Als de manier van werken verandert Als blijkt dat de manier van werken niet volgens de overeenkomst gaat, en dat er toch sprake is van een dienstbetrekking, moet de opdrachtgever alsnog loonheffingen inhouden en betalen. De opdrachtnemer is in dat geval wel verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Implementatietermijn Tot 1 januari 2017 is er een implementatietermijn. In deze periode kunnen opdrachtgevers en opdrachtnemers eventueel hun werkwijze aanpassen om met de nieuwe overeenkomsten te kunnen werken. Tot die tijd houden wij wel toezicht, maar nemen we nog geen repressieve handhavingsmaatregelen. Uiteraard blijven we overduidelijke gevallen van fraude aanpakken.
Overeenkomsten voorleggen Een opdrachtgever die veel met zzp'ers werkt, wil op tijd weten of hij loonheffingen moet betalen. We beoordelen daarom overeenkomsten en publiceren deze overeenkomsten op onze internetsite. Alle gepubliceerde overeenkomsten vindt u bij: Algemene modelovereenkomsten voorbeeldovereenkomsten en individuele overeenkomsten. Wie kunnen overeenkomsten overleggen? Belangenorganisaties van opdrachtgevers en van opdrachtnemers, individuele opdrachtgevers of hun intermediairs kunnen overeenkomsten aan ons voorleggen. Dit zijn dan overeenkomsten per brancheorganisatie, belangengroep of onderneming. Het hoeven geen nieuwe overeenkomsten te zijn; het mogen ook overeenkomsten zijn waar opdrachtgevers en opdrachtnemers nu al mee werken. Ook opdrachtnemers kunnen een overeenkomst voorleggen. Dit heeft alleen zin als de opdrachtnemer deze overeenkomst bij al zijn opdrachtgevers (ook toekomstige) kan gebruiken. Anders kan hij beter gebruikmaken van de voorbeeldovereenkomsten per branche of beroepsgroep. Dit scheelt in de administratieve lasten van de opdrachtnemer. Daarnaast zegt de beoordeling alleen iets over de loonheffingen en niet over het ondernemerschap van de opdrachtnemer. Hoe kunt u overeenkomsten naar ons toesturen? Wilt u een overeenkomst naar ons sturen? Mail het verzoek om beoordeling van een overeenkomst naar:
[email protected]. Dit geldt zowel voor overeenkomsten voor brancheorganisaties of belangengroepen, als voor individuele overeenkomsten. Is het verzoek
19
Website Belastingdienst 13-01-2016
compleet, dan proberen wij de overeenkomst binnen 6 weken te beoordelen. Ondernemingen die een klantcoördinator hebben, kunnen er ook voor kiezen om de overeenkomst aan hem voor te leggen. Let op! Het e-mailadres is alleen bedoeld om overeenkomsten voor te leggen en niet voor andere correspondentie. Overeenkomsten voor 1 februari 2016 voorleggen Overeenkomsten die u voor 1 februari 2016 aan ons voorlegt, zijn op 1 april 2016 beoordeeld, zodat u dan zekerheid hebt over de voorgenomen arbeidsrelatie. Voor overeenkomsten die later aan ons worden voorgelegd, kunnen wij deze garantie niet geven. Wacht dus niet tot 1 april met het voorleggen van overeenkomsten. Hoe eerder u een overeenkomst voorlegt, hoe meer tijd er is voor overleg en voor de implementatie. Welke gegevens stuurt u mee? Als u een overeenkomst naar ons stuurt om te beoordelen, moet u de volgende gegevens meesturen: • • • • • • • • •
naam van de organisatie die de overeenkomst voorlegt soort organisatie die de overeenkomst voorlegt, bijvoorbeeld een brancheorganisatie of een intermediair (zoals een accountant, administratiekantoor of belastingconsulent) gegevens van de contactpersoon van de organisatie die de overeenkomst voorlegt: naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres als een opdrachtgever of opdrachtnemer de overeenkomst voorlegt: RSIN/BSN of de overeenkomst voor 1 opdrachtgever of meer opdrachtgevers is bedoeld een duidelijk en volledig overzicht van alle afspraken wat de werkzaamheden zijn en onder welke omstandigheden de opdrachtnemer de werkzaamheden uitvoert of de overeenkomst door bemiddeling tot stand is gekomen welke specifieke regelgeving of certificeringseisen gelden
U kunt deze gegevens in de overeenkomst of in de begeleidende e-mail vermelden. Als voor de overeenkomst richtlijnen of algemene voorwaarden gelden, moet u deze meesturen.
Algemene modelovereenkomsten, voorbeeldovereenkomsten en individuele overeenkomsten Op deze pagina vindt u overeenkomsten die door ons zijn opgesteld of beoordeeld en waarbij er geen sprake is van een dienstbetrekking. U kunt deze overeenkomsten gebruiken als het werk onder dezelfde voorwaarden wordt uitgevoerd. Zolang de opdrachtgever en de opdrachtnemer werken volgens 1 van de overeenkomsten die u hier kunt downloaden, weet de opdrachtgever zeker dat hij geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen. Daarom is het handig om een zo'n overeenkomst te gebruiken, maar dat is niet verplicht. De komende tijd publiceren wij regelmatig nieuwe overeenkomsten. Meer informatie over de gevolgen van deze overeenkomsten, leest u bij: Wetsvoorstel: VAR verdwijnt in 2016. Wilt u een overeenkomst door ons laten beoordelen, lees dan: Overeenkomsten voorleggen.
20
Website Belastingdienst 13-01-2016
Beschikbare overeenkomsten U kunt de overeenkomsten op deze pagina downloaden voor eigen gebruik. Al deze overeenkomsten hebben een toelichting, waarin de voorwaarden staan waaronder u gebruik kunt maken van de overeenkomst. Daarnaast heeft elke overeenkomst een datum van beoordeling en een kenmerknummer. De overeenkomsten hebben we ingedeeld in 3 categorieën: •
•
•
algemene modelovereenkomsten Deze modelovereenkomsten hebben we samen met externe partijen opgesteld. Om wat voor werk het gaat en binnen welke branche, is bij deze algemene overeenkomsten niet van belang. De artikelen met de voorwaarden die van belang zijn bij het bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking, zijn gemarkeerd. U moet volgens deze voorwaarden werken als u de modelovereenkomst gaat gebruiken en u mag ze daarom niet veranderen. De andere artikelen kunt u wel aanvullen en aanpassen voor uw eigen situatie, als dat niet in strijd is met de gemarkeerde artikelen. voorbeeldovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen Deze voorbeeldovereenkomsten zijn door sectoren en belangenorganisaties aan ons voorgelegd en bedoeld voor iedereen die werkt volgens de voorwaarden van een branche of beroepsgroep. De artikelen met de voorwaarden die van belang zijn bij het bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking, zijn gemarkeerd. U moet volgens deze voorwaarden werken als u de voorbeeldovereenkomst gaat gebruiken en u mag ze daarom niet veranderen. De andere artikelen kunt u wel aanvullen en aanpassen voor uw eigen situatie, als dat niet in strijd is met de gemarkeerde artikelen. Individuele overeenkomsten Deze overeenkomsten zijn door of namens een individuele opdrachtgever of opdrachtnemer aan ons voorgelegd. U kunt gebruikmaken van deze overeenkomsten als u werkt onder dezelfde omstandigheden en in hetzelfde beroep.
Algemene modelovereenkomsten • • •
geen werkgeversgezag, opgesteld door de Belastingdienst, VNO-NCW en MKB Nederland samen Deze modelovereenkomst is gericht op situaties waarin het werkgeversgezag ontbreekt. vrije vervanging, opgesteld door de Belastingdienst, VNO-NCW en MKB Nederland samen Met deze modelovereenkomst kan de opdrachtnemer zich vrij laten vervangen. tussenkomst, opgesteld door de Belastingdienst, VNO-NCW en MKB Nederland samen Deze modelovereenkomst kunt u gebruiken als de opdrachtnemer via een intermediair werkt voor een derde. Er is geen werkgeversgezag, geen leiding en geen toezicht door een derde. Daarnaast is in deze modelovereenkomst geregeld wanneer mag worden aangenomen dat een opdrachtnemer als zelfstandige werkt.
Voorbeeldovereenkomsten voor branches en beroepsgroepen • • • • • • • • • • •
artiest individueel (voorgelegd door 7 belangenorganisaties) artiestengezelschap (voorgelegd door 7 belangenorganisaties) beroepsgoederenvervoerder (voorgelegd door TLN) huisarts, duurwaarneming (voorgelegd door LHV) huisarts, incidentele waarneming (voorgelegd door LHV) kunst- en cultuureducatie (brancheovereenkomst) praktijkwaarneming tandartsen (voorgelegd door KNMT, ANT en VvAA) praktijkmedewerking tandartsen (voorgelegd door KNMT, ANT en VvAA) thuiszorg via zorginstelling (voorgelegd door BTN en FNV-zelfstandigen) verloskundige, tijdelijke waarneming (voorgelegd door KNOV) zelfstandigen bouw (voorgelegd door Zelfstandigen bouw en stichting ZZP Nederland)
21
Website Belastingdienst 13-01-2016
Individuele overeenkomsten • • • • • • • • • •
coördinerend stralingsdeskundige diskjockey gastdocent masterclass huisarts, tijdelijke waarneming inhuur externe deskundige muziekonderwijzer software- en gamesontwikkelaar tennisleraar tandheelkundige dienstverlening vervoersovereenkomsten eigen rijder individueel
Uw overeenkomst: wel of geen dienstbetrekking U bent niet verplicht een overeenkomst aan ons voor te leggen. De opdrachtgever moet dan zelf bepalen of er sprake is van een dienstbetrekking en of hij wel of geen loonheffingen moet betalen. Op deze pagina vindt u voorbeeldbepalingen die een rol spelen bij onze beoordeling van een overeenkomst: wel of geen echte dienstbetrekking. U kunt de voorbeeldbepalingen vergelijken met de bepalingen in uw eigen overeenkomst. De bepalingen in uw eigen overeenkomst kunnen anders geformuleerd zijn dan de voorbeeldbepalingen, maar het gaat om de strekking ervan. Zo kunt u zelf inschatten of de opdrachtgever wel of niet loonheffingen moet betalen. Daarmee hebt u geen zekerheid over ons oordeel over uw overeenkomst. Wilt u die zekerheid wel hebben, dan moet u de overeenkomst aan ons voorleggen. Kenmerken van een echte dienstbetrekking Bij het bepalen of een overeenkomst leidt tot een echte dienstbetrekking, spelen de volgende kenmerken een rol: • • •
de verplichting van de opdrachtnemer om voor de opdrachtgever te werken de verplichting van de opdrachtgever om de opdrachtnemer voor het werk te betalen de gezagsverhouding tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever
Wij beoordelen de bepalingen in uw overeenkomst in onderling verband, waarbij we kijken naar de aanwezigheid van al deze verschillende kenmerken. Dat betekent dat er geen sprake hoeft te zijn van een dienstbetrekking als in uw overeenkomst 1 of meer van de voorbeeldbepalingen staan die duiden op een echte dienstbetrekking. En andersom. Verplichting van de opdrachtnemer om voor de opdrachtgever te werken De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'dienstbetrekking': •
•
Als de opdrachtnemer het werk niet kan uitvoeren, mag hij zich laten vervangen en meldt hij aan de opdrachtgever dat er een vervanger is. Als de opdrachtgever twijfelt aan de kwaliteit of de ervaring van de vervanger, zoeken opdrachtnemer en opdrachtgever samen naar een andere vervanger. De opdrachtnemer kan zich alleen laten vervangen door een opdrachtnemer die bij de opdrachtgever bekend is, of door de opdrachtgever goedgekeurd is.
22
Website Belastingdienst 13-01-2016
De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'geen dienstbetrekking': • • •
De opdrachtnemer kan zich laten vervangen, zonder dat de opdrachtgever daar iets over te zeggen heeft. De opdrachtnemer kan zich vrij laten vervangen, maar blijft verantwoordelijk voor de kwaliteit van het werk en voor het naleven van de afspraken. De opdrachtnemer meldt de opdrachtgever wie de werkzaamheden uitvoert, ook als dit tijdens de looptijd van de overeenkomst verandert. De opdrachtgever heeft niet het recht vervangers te weigeren, anders dan op grond van objectieve kwalificaties, zoals relevante diploma's en certificaten. Deze objectieve kwalificaties zijn door de opdrachtgever en opdrachtnemer bepaald voordat de opdracht aangenomen wordt en zijn toegevoegd aan de overeenkomst.
Verplichting van de opdrachtgever om de opdrachtnemer voor het werk te betalen De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'geen dienstbetrekking': •
De opdrachtnemer krijgt alleen een vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten.
Gezagsverhouding tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'dienstbetrekking': • • •
De opdrachtnemer moet alle aanwijzingen en instructies van de opdrachtgever opvolgen. De opdrachtnemer moet werken volgens de richtlijnen van de opdrachtgever (bijvoorbeeld bedrijfsprotocollen). De opdrachtnemer moet doorlopend verantwoording afleggen aan de opdrachtgever. De opdrachtgever bespreekt het werk met de opdrachtgever tijdens de looptijd van de overeenkomst.
De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'geen dienstbetrekking': • • •
De opdrachtnemer is vrij om de concrete inhoud van het werk te bepalen en op zijn manier het werk uit te voeren. De opdrachtnemer voert de werkzaamheden die in de overeenkomst staan, geheel zelfstandig uit. De opdrachtgever mag geen leiding geven of toezicht houden op het werk van de opdrachtnemer.
Andere bepalingen die een rol spelen bij de beoordeling Naast de kenmerken van een echte dienstbetrekking spelen ook andere bepalingen een rol bij de beoordeling of er wel of geen sprake is van een dienstbetrekking. De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'dienstbetrekking': • •
De opdrachtnemer mag niet werken voor andere opdrachtgevers. De opdrachtnemer mag tijdens de overeenkomst en de 2 jaar na afloop van de overeenkomst geen contact onderhouden met klanten of relaties van de opdrachtgever met als doel direct of indirect diensten aan deze klanten of relaties te leveren.
De volgende voorbeeldbepalingen dragen bij aan het oordeel 'geen dienstbetrekking': •
De opdrachtnemer en de opdrachtgever zijn niet van plan een arbeidsovereenkomst volgens de wet aan te gaan en willen alleen een contract afsluiten op basis van de overeenkomst van opdracht volgens het Burgerlijk Wetboek.
23
Website Belastingdienst 13-01-2016
• • • • •
•
De opdrachtnemer neemt klachten van derden over zichzelf en zijn werk zelf in behandeling. De opdrachtnemer zorgt zelf voor gereedschappen, hulpmiddelen en materialen en betaalt daar ook zelf voor. Als de opdrachtnemer de verplichtingen uit de overeenkomst niet of niet op tijd kan nakomen, of de uitgevoerde opdracht voldoet niet aan de overeengekomen eisen, dan neemt hij de herstelkosten voor eigen rekening. In de overeenkomst hebben de opdrachtgever en opdrachtnemer bepaald wanneer de opdracht afgerond en opgeleverd wordt. De opdrachtnemer heeft de huidige en toekomstige intellectuele eigendomsrechten en daaraan gerelateerde rechten die voortkomen uit zijn werkzaamheden. De opdrachtnemer geeft de opdrachtgever het recht de resultaten van zijn werkzaamheden eenmaal te gebruiken voor het doel waarvoor hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd. De opdrachtnemer is aansprakelijk voor alle schade die de opdrachtgever heeft opgelopen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Deze schade kan door hemzelf of door hem ingeschakelde derden zijn veroorzaakt.
Fictieve dienstbetrekking Als er geen sprake is van een echte dienstbetrekking, kan de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer nog wel een fictieve dienstbetrekking zijn. Meer informatie hierover vindt u in het 'Handboek Loonheffingen' bij Fictieve dienstbetrekking.
24
Eerste Kamer der Staten-Generaal
1
Vergaderjaar 2015–2016
34 036
Wijziging van enkele belastingwetten en enkele andere wetten ten behoeve van het afschaffen van de Verklaring arbeidsrelatie (Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties)
J
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Den Haag, 17 november 2015 Op 10 november jl. besprak de vaste commissie voor Financiën uw brief van 4 november jl. ter aanbieding van de kabinetsreactie op het rapport IBO zzp1, die al eerder, bij brief van 2 oktober jl., aan de Tweede Kamer was aangeboden2. Hiermee geeft u uitvoering aan toezegging T02150, welke is gedaan door de Staatssecretaris van Financiën in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34 036). De commissie beschouwt deze toezegging dan ook als voldaan. Anders dan u in de aanbiedingsbrief schrijft, beschouwt de commissie de motie-De Graaf c.s.3 evenwel niet als uitgevoerd. Hoewel de Eerste Kamer op het moment van het aannemen van deze motie, bij de Algemene politieke beschouwingen op 13 oktober jl., formeel nog niet over de kabinetsreactie op het rapport IBO zzp beschikte, borduurt de motie daarop wel voort, gelet op de volgende passage: «overwegende, dat de recente IBO ZZP onderbouwt dat er dringend behoefte is aan een fundamentele herbezinning op de inrichting van de arbeidsmarkt die de te omvangrijke verschillen tussen zelfstandigen en werknemers terugbrengt; overwegende, dat het kabinet deze conclusie onderschrijft, maar behoudens een aantal beperkte hervormingen in zijn reactie niet verder komt dan een uitnodiging tot een breed maatschappelijk debat over dit urgente onderwerp;
1 2 3
kst-34036-J ISSN 0921 - 7371 ’s-Gravenhage 2015
Kamerstukken I 2015–2016, 34 036, H. Kamerstukken II 2015–2016, 31 311, nr. 154. Kamerstukken I 2015–2016, 34 300, C.
Eerste Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 036, J
25
1
verzoekt het kabinet op korte termijn met een eigen opvatting te komen over de wijze waarop op de arbeidsmarkt evenwichtiger verhoudingen tussen werknemers en zelfstandigen tot stand kunnen komen, inclusief de beleidsmaatregelen die daarvoor zorg kunnen dragen» De commissie merkt voorts op dat, nu de kabinetsreactie op het rapport IBO zzp van eerdere datum is dan de motie, deze reactie strikt genomen ook geen uitvoering daarvan c.s. kan zijn. Gelet op het voorgaande spreekt de commissie de verwachting uit dat de motie-De Graaf c.s. alsnog uitgevoerd zal worden. Een afschrift van deze brief is verzonden naar de Staatssecretaris van Financiën. Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën F.H.G. de Grave
Eerste Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 34 036, J
26
2
Staatssecretaris van Financien De heer ir. E.D. Wiebes Postbus 20201 2500 EE Den Haag
datum
18 december 2015
betreft
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34036)
ons kenmerk
157783.27u
uw kenmerk
DB/2015/395u
Geachte heer Wiebes, Ter voorbereiding op de plenaire behandeling van het wetsvoorstel deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA)1 op 19 januari 2016 en naar aanleiding van uw brief van 16 november 2015 over het transitieplan voor de Wet DBA2 hebben de leden van de fracties van VVD, CDA en de D66 nog een aantal vragen. Nut en noodzaak De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het artikel van Drs. Overduin in het Weekblad voor Fiscaal Recht3. Zij hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen en opmerkingen: Heeft u kennis genomen van het artikel van Drs. C. Overduin in het Weekblad voor Fiscaal Recht? Kunt u ingaan op zijn conclusie dat DBA een schijnoplossing is voor een probleem waarvan de aard en de omvang nog steeds onduidelijk zijn? De heer Overduin stelt dat het risico van een gebruteerde naheffing zo hoog is voor opdrachtgevers dat zij zullen afzien van contracten met opdrachtnemers.4 Hij verwacht ook dat de positie van intermediairs verslechterd zal worden.5 Dit alles met als gevolg dat er minder werk vergeven zal worden. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar een inschatting van de gedragseffecten van de Wet DBA op de Nederlandse arbeidsmarkt. Kunt u daar een serieuze uiteenzetting over geven?
1
Kamerstukken I 2014-2015, 34.036 Kamerstukken I 2015-2016, 34.036, I 3 Weekblad voor Fiscaal Recht, Drs.C.Overduin; Van VAR via BGL naar DBA =een slecht plan, d.d.24-112015 (WFR 2015/1408) 4 ibid., p.15. 5 ibid., p.15. 2
27
datum ons kenmerk blad
18 december 2015 157783.27u 2
De heer Overduin stelt ook dat een mogelijke naheffingsaanslag loonheffing ook arbeidsrechtelijke gevolgen zal hebben, zoals bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte gedurende 104 weken en de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst (cao), inclusief verplichte pensioenregeling.6 Deelt u die opvatting? En zijn er nog andere niet fiscale gevolgen mogelijk? Kunt u reageren op de belangrijkste conclusie uit het artikel van de heer Overduin waar hij de Raad van State aanhaalt dat de echte onderliggende oorzaak voor het succes van het zzp-schap ligt in “de grote verschillen in de belastingheffing tussen ondernemers en niet-ondernemers”?7 Allereerst hebben de leden van de D66-fractie onverminderd twijfels over de urgente noodzaak van de afschaffing van de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). U heeft aangegeven dat deze afschaffing een ‘no regret’ beslissing is.8 Deze leden vragen zich af, als de toetsing van zelfstandigheid versus schijnzelfstandigheid thans kennelijk moeilijk uitvoerbaar is, waarvan dan in de toekomst verbetering valt te verwachten? Ook de Raad van State wijst daarop.9 Waren er geen voor de hand liggende manieren om de VAR handhaving van nu te verbeteren, bijvoorbeeld door aanscherping van de relevante vragenset of door de informatie te benutten die in de inkomstenbelasting-aangifte van de zzp'er te vinden is? Ook intensivering van die controle door daarvoor meer menskracht beschikbaar te stellen zou heel goed denkbaar zijn geweest. Heeft de Belastingdienst, door bijvoorbeeld in het 'Handboek Loonheffingen 2015' 10 werkgevers niet te wijzen op de grenzen aan de vrijwaring die door de VAR Winst uit Onderneming (WUO) geboden wordt, zelf niet bijgedragen aan misbruik van de VAR door malafide werkgevers? Nu is er aan de ene kant geen enkele empirische bevestiging van de vermeende grote omvang van de schijnzelfstandigheid en aan de andere kant geen zicht op een verbeterde handhaving, noch zicht op enige budgettaire opbrengst. Vanwaar dan toch de urgentie van dit voorstel, dat ook door de Raad van State als prematuur werd gekenmerkt, nu het interdepartementaal beleidsonderzoek zelfstandigen zonder personeel (IBO zzp) de basis heeft gelegd voor een broodnodige fundamentele herbezinning op de inrichting van onze arbeidsmarkt? Handhaafbaarheid De leden van de VVD-fractie hebben met grote reserves gekeken naar uw de brief van 16 november 2015 over het transitieplan voor de Wet DBA. Van de oorspronkelijk aangekondigde 40 modelovereenkomsten voor de bepaling dat sprake is van een overeenkomst van opdracht is in die brief niet meer zoveel overgebleven. U deelt mede dat sprake zal zijn van een kleiner aantal te publiceren algemene modelovereenkomsten en sectorale voorbeeldovereenkomsten.11 Voorts deelt u mede dat fiscaal relevante bepalingen voor de loonheffingen en de werknemersverzekeringen in die overeenkomsten zullen worden gemarkeerd.12 Dit betekent dus van concrete modelovereenkomsten naar algemene en voorbeeldovereenkomsten met toetsstenen. De vormgeving van de arbeidsrelatie tussen een opdrachtgever en een opdrachtnemer is daarmee vormvrij gemaakt. Opdrachtgever en opdrachtnemer hebben onder de Wet DBA de vrijheid om bij de 6
ibid., p.15. ibid., p.16. 8 Kamerstukken I 2015-2016, 34036 letter F, pagina 2 9 Kamerstukken II 2014-2015, 34046 nr. 4 10 Handboek Loonheffingen 2015, uitgave 1 januari 2015 11 Kamerstukken I 2015-2016, 34.036, I, pagina 3. 12 Kamerstukken I 2015-2016, 34.036, I, pagina 3. 7
28
datum ons kenmerk blad
18 december 2015 157783.27u 3
invulling van hun arbeidsrelatie de fiscale toetsstenen over te nemen of niet over te nemen. Partijen bij die overeenkomst arbeidsrelatie beslissen of zij zekerheid vooraf wensen van de Belastingdienst en kunnen daartoe vrijwillig hun overeenkomst voorleggen. Er bestaat geen verplichting. De leden van de VVD-fractie vragen zich af wat de opdrachtnemers, veelal zzp’ers, er met dit nieuwe open stelsel per saldo mee opschieten. Zzp’ers zijn gewend aan de VARverklaring. De leden van de VVD-fractie zijn er nog niet van overtuigd dat VAR-verklaringen massaal worden misbruikt voor schijnconstructies. Daarvoor zijn geen onderzoeksresultaten beschikbaar gekomen. Zij stellen verder vast dat er inmiddels een gering maatschappelijk draagvlak bestaat voor de Wet DBA. Op dit tijdstip is het de leden van de VVD-fractie niet duidelijk hoe de handhaving door de Belastingdienst wordt bevorderd, onder dit open stelsel, voor de vaststelling of onder een overeenkomst van opdracht al dan niet sprake is van werknemerschap voor de opdrachtnemer (zzp’er). Vraagpunt is immers hoe deze algemene modelovereenkomsten en sectorale voorbeeldovereenkomsten met fiscale toetsstenen effectief kunnen bijdragen aan een verbetering van de handhavingskwestie voor de Belastingdienst, die de VAR-verklaring zou oproepen. De kern van de afschaffing van de VAR-verklaring was toch dat handhaving door de Belastingdienst bij de individuele opdrachtnemers te arbeidsintensief en complex zou zijn? Daartoe biedt het nu gepresenteerde open systeem naar het oordeel van deze leden geen oplossing. Deze leden vragen zich af of die handhaving onder de Wet DBA eigenlijk wel wordt verbeterd? Is in de kern sprake van ‘nieuw papier’ voor ‘oud papier’, zelfs van een verminderde kwaliteit, voor de handhaving door de Belastingdienst bij zijn beoordeling van het bestaan van werknemerschap voor een opdrachtnemer? Deze leden vragen u te bevestigen of het handhavingsprobleem van de Belastingdienst met de Wet DBA zoals die nu voorligt, eigenlijk wel wordt opgelost. De leden van de VVD-fractie zien dus een ontwikkeling tijdens het parlementaire traject van de Wet DBA, van een gesloten systeem naar een open systeem voor de bepaling van de arbeidsrelatie van de zzp’er met zijn/haar opdrachtgever. Die ontwikkeling gaat gepaard met maatschappelijke onrust. Zij vragen u of het niet beter is de fiscale positie van de zzp’ers goed te regelen in het kader van een bredere herziening van hun positie. Transitieplan - beoordeling overeenkomsten De leden van de CDA-fractie lazen uw brief van 16 november j.l. waarin u het transitieplan uiteenzet. Het transitieplan bestaat uit drie fasen: voorlichting, voorbereidingsfase en implementatiefase. Deze leden constateren dat er kennelijk nog steeds overlegd werd/wordt met FNVZelfstandigen, PZO-ZZP, Zelfstandigen Bouw, ZZP Nederland, VNO-NCW en MKB-Nederland. Kunt u aangeven of het overleg met deze partijen tot nu toe heeft geleid tot overeenstemming over de modelovereenkomsten? Daarnaast ontvangen de leden van de CDA-fractie verontrustende signalen vanuit verschillende andere sectoren dat voorgelegde modelovereenkomsten niet worden goedgekeurd of dat de voorgestelde richting niet zal werken. Deze leden vragen u of het juist is dat het huiswerk nog niet af is en dat het voorgestelde transitieplan te voorbarig is? U heeft eerder aangegeven meer tijd te willen reserveren voor een zorgvuldige transitie. De leden van de D66-fractie hebben echter onverminderd zorgen over de trage voortgang in de beoordeling van de 170 voorgelegde modelcontracten alsook over de insteek van de Belasting-
29
datum ons kenmerk blad
18 december 2015 157783.27u 4
dienst zoals die blijkt uit inmiddels gepubliceerde uitkomsten. Aan de ene kant bevatten de generieke contracten noodzakelijkerwijs polyinterpretabele en dus onzekerheid veroorzakende passages, aan de andere kant versterken de specifieke contracten door hun gedetailleerdheid de vrees dat het uiteindelijke aantal daarvan ver zal uitstijgen boven de eerder gewekte verwachtingen. Daar komt nog bij dat de Belastingdienst nadrukkelijk aangeeft geen enkele afwijking van een modelcontract te zullen accepteren, terwijl het dan juist bij de specifieke contracten zou kunnen gaan om fiscaal volstrekt irrelevante details. Er is dus dringend behoefte aan guidance over wat wel en wat niet fiscaal essentiële afwijkingen zouden zijn. Kunt u toezeggen dat deze guidance door de Belastingdienst alsnog zal worden verstrekt? Zo niet, dan zal dat de bezorgdheid bij veel zzp'ers vergroten dat opdrachtgevers zich ontmoedigd zullen voelen in het verstrekken van opdrachten aan zelfstandigen onder het nieuwe regime, een hoogst ongewenst effect waarvoor ook de Raad van State al waarschuwde. Kunt u in dat verband ook bevestigen dat de goedgekeurde modelcontracten ook door het UWV worden getoetst? Bent u bereid een beroepsmogelijkheid te creëren in geval van afwijzing door de Belastingdienst van een voorgelegd modelcontract? En hoe beoordeelt u (in overleg met de minister van Sociale Zaken) de relatie tussen modelcontract en CAO, waarbij het risico dreigt van verregaande beïnvloeding van de contractvrijheid? Omstreeks september 2015 zijn, zoals gezegd, ongeveer 170 modelovereenkomsten voorgelegd. Dit zullen er stellig onderhand meer zijn. Het beoordelen van al deze modelovereenkomsten zal in de beginfase veel tijd kosten voor de Belastingdienst. U heeft de belofte gedaan dat alle modelovereenkomsten die voor 1 februari 2016 zijn voorgelegd voor de inwerkingtreding zullen zijn beoordeeld. Deze leden vragen u hoever dit werk inmiddels is gevorderd en of u nog steeds van mening bent dat de streefdatum gehaald wordt. Problemen specifieke groepen zzp'ers De leden van de D66-fractie constateren dat er nu al sprake is van manifeste specifieke problemen voor bepaalde groepen zzp'ers. Zo heeft u aangegeven dat er geen gebruik hoeft worden gemaakt van de modelcontracten als er duidelijk sprake is van ondernemerschap. Voor een beroepsgroep als musici en artiesten is dit veelal evident. Door de Artiestenregeling is deze beroepsgroep echter verplicht toch een modelcontract te gebruiken. Doordat deze beroepsgroep vaak een groot aantal verschillende opdrachtgevers heeft, zal dit wetsvoorstel voor deze beroepsgroep een aanzienlijke administratieve lastenverzwaring betekenen. In het verleden werd er gebruikt gemaakt van de zelfstandigheidsverklaring voor artiesten. Hierdoor konden zij simpelweg een factuur versturen met een kopie van deze verklaring. Hoe kijkt u er tegen aan om een vergelijkbare regeling voor deze beroepsgroep in te voeren om zo tegemoet te komen aan deze ophanden zijnde administratieve lastenverzwaring voor deze en vergelijkbare andere groepen? Een tweede voorbeeld. De belastingdienst heeft een modelovereenkomst inzake de tussenkomstbepaling gepubliceerd op haar website. Het model geeft aan dat de opdrachtnemer naar de overtuiging van opdrachtgever een zelfstandige moet zijn. De zelfstandige is een begrip dat voortkomt uit de inkomstenbelasting. Dit leidt echter tot een vervuiling in de redenering aangezien de DBA zich uitsluitend zou richten op de toets voor de loonheffing en geen implicaties ge-
30
datum ons kenmerk blad
18 december 2015 157783.27u 5
acht wordt te hebben voor de kwalificatie vanwege de inkomstenbelasting. Langs deze omweg komt echter alsnog het beoordelingskader voor de inkomstenbelasting in beeld. De leden van de D66-fractie vragen aan u om hierop te reageren. Onderkent u hiermee ook niet de noodzaak om ook in andere gevallen onder het nieuwe regime de ondernemersstatus van de opdrachtnemer onderdeel van de beoordelingsprocedure te laten zijn? Een derde en laatste voorbeeld. Veel zelfstandigen vinden emplooi als tijdelijke vervangers van afwezige werknemers met specifieke, schaarse deskundigheden. Kan deze constructie gehandhaafd blijven buiten dienstbetrekking? En als in deze relatie toch elementen van dienstbetrekking te onderkennen zijn, kunnen de uren eraan besteed dan toch nog meetellen voor de 1225 uren norm? Rechtszekerheid Een ander punt van aandacht is de rechtszekerheid die de modelovereenkomsten zouden moeten verschaffen. Het systeem van de modelovereenkomsten heeft geen enkele wettelijke grondslag, en er ontstaat op zijn best een beperkte vrijwarende werking in de richting van de opdrachtgever. De leden van de fractie van D66 vernemen graag of u de mogelijkheid ziet alsnog in deze eerste ernstige tekortkoming te voorzien? De geldigheidsduur van een modelovereenkomst is vijf jaar behoudens wijziging in wet- en regelgeving. Naast een wijziging in wet- en regelgeving kan ook jurisprudentie ertoe leiden dat het model voor de toekomst wordt ingetrokken. Ook dit verhoogt de toekomstige risico's voor de opdrachtgever. Deze leden vragen of u kan bevestigen dat gedurende de geldigheidsduur het oordeel van de Belastingdienst zelf in ieder geval niet ingetrokken kan worden. Gevolgen bij herkwalificatie modelovereenkomst Indien achteraf geconstateerd wordt dat er toch sprake is van een dienstbetrekking kan dit verregaande gevolgen hebben voor opdrachtgever en voor opdrachtnemer, zo merken de leden van de D66-fractie op. Voor de opdrachtgever dreigt een kostbare naheffingsaanslag, in principe op basis van eindheffing, waaraan alleen te ontsnappen lijkt te zijn door informatiewinning vooraf bij de opdrachtnemer die haaks staat op de beoogde arbeidsrelatie met een zelfstandige (en zich bijvoorbeeld slecht verdraagt met de wettelijke onmogelijkheid een kopie van diens ID-bewijs te bewaren). Kunt u aangeven welke vorm van tegenbewijs door de Belastingdienst verlangd zal worden als de opdrachtgever in geval van een overeenkomst van opdracht het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst wil bestrijden? Het is niet ondenkbaar dat opdrachtgevers uit vrees voor bovenstaand risico voor alle zekerheid toch loonheffingen in gaan houden (en dat daardoor neerwaartse druk op de zzp-tarieven gaat ontstaan). In uw eerdere commentaar suggereert u echter dat er in dit soort situaties een verhaalsmogelijkheid voor opdrachtgever naar opdrachtnemer zou bestaan. Betekent dit dat het instrument van de eindheffing onder deze omstandigheden bij voorbaat wordt uitgesloten? En hoe staat het dan met de verhaalsmogelijkheid voor de alsnog door opdrachtgever verschuldigde hogere ZVW bijdrage?
31
datum ons kenmerk blad
18 december 2015 157783.27u 6
Voor de opdrachtnemer ontstaan uitkeringsrechten, die op zijn best gedeeltelijk verzilverbaar (maar wel geheel betaald door opdrachtgever!) zullen zijn. Daar tegenover staan mogelijk ten onrechte betaalde arbeidsongeschiktheidsverzekeringspremies die dan gerestitueerd zouden moeten worden. Zou u willen aangeven wat de fiscale kwalificatie van deze terugbetaalde premies zal zijn? En acht u, de consequenties voor opdrachtgever en opdrachtnemer overziende, dit in totaliteit een evenwichtig perspectief? De leden van de commissie zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag uiterlijk maandag 11 januari 2016, 17.00 uur. Hoogachtend, Mr. F. H.G. de Grave Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
32