BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p. 1/ Einde-loopbaanmaatregelen : een overzicht p. 7/ Vennootschappen die drie jaar geen jaarrekening neerleggen geschrapt in KBO
Nu de crisis zowat overal in Europa toeslaat, worden ook de ouderen door economische maatregelen getroffen. Aan de ene kant om hen langer aan het werk te houden, aan de andere kant om hun vertrek minder duur te maken.
Die maatregel werd in 2007 ingevoerd om de oudere werknemers ertoe aan te zetten op de arbeidsmarkt te blijven. Er werden echter verschillende leemten in het systeem vastgesteld, zodat de regeling onlangs werd hervormd.
In 2012 en 2013 werden verschillende maatregelen genomen en deze vormen een geschikte gelegenheid om een overzicht te geven van de specifieke maatregelen van het sociaal recht die de situatie van de oudere werknemers uit de privésector regelen.
Drie nieuwigheden dienen zeker vermeld te worden : – De bonus zal vanaf 2014 toegekend worden aan de personen die de datum van ingang van hun vervroegd pensioen met ten minste 12 maanden uitstellen. De eerste 12 maanden zal geen bonus worden toegekend.
1. De pensioenbonus Momenteel zal de oudere werknemer die zijn beroepsactiviteit verderzet een pensioenbonus ontvangen, nl. een forfaitaire vergoeding op het moment van de betaling van het pensioen. Iedere gepresteerde dag (of gelijkgestelde dag in geval van tijdelijke opschorting, economische werkloosheid, …) geeft recht op een vergoeding van 2,297 euro, en dit : – vanaf het jaar waarin de werknemer de leeftijd van 62 jaar bereikt of begint aan het 44ste kalenderjaar van zijn loopbaan; – tot de laatste dag van de maand voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen en uiterlijk de laatste dag van de maand van de 65ste verjaardag van de werknemer. 1
Ook de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor vervroegd pensioen werden herzien. Die voorwaarden zullen geleidelijk aan opgetrokken worden tot 62 jaar en 40 jaar loopbaan in 2016. Vanaf 1 januari 2014 moet men 61 jaar zijn en 39 jaar loopbaan hebben om voor vervroegde pensionering in aanmerking te komen. Daaruit volgt dat iemand die op 1 februari 2014 61 jaar geworden is en een loopbaan van 39 jaar kan aantonen, vanaf 1 februari 2015 zijn bonus zal kunnen opbouwen, als hij aan het werk blijft. – Vanaf de 13de maand zal een bonus van 1,50 euro per gepresteerde dag in rekening worden gebracht en die vergoeding zal mettertijd oplopen tot een maximum van 2,50 euro per dag P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in de weken 30-35
Einde-loopbaanmaatregelen : een overzicht
voor de werknemers die meer dan 72 maanden blijven werken. – De werknemer die na zijn 65 jaar blijft werken, zal zijn bonus blijven opbouwen, waarbij een eerder bestaande discriminatie werd weggewerkt. De onder de oude regeling opgebouwde rechten blijven behouden.
2. Tewerkstellingsplan oudere werknemers
Maatregelen die in de onderneming al worden uitgevoerd, mogen ook in het werkgelegenheidsplan worden opgenomen. De maatregelen kunnen trouwens over verscheidene jaren lopen. – Het tewerkstellingsplan moet, uiterlijk drie maanden na de afsluiting van het boekjaar, dus samen met de sociale informatie die jaarlijks aan de OR moet worden verstrekt, aan de sociale partners (OR3, VA4 of, bij ontstentenis, CPBW5) worden voorgelegd. Het geconsulteerde orgaan beschikt dan over een termijn van twee maanden om advies uit te brengen.
Om de doelstelling te bereiken die België zich ter uitvoering van de «EU 2020-Strategie» heeft opgelegd, met name om tegen 2020 een participatiegraad van 50 % voor oudere werknemers van 55 tot 65 jaar te bereiken, heeft de wetgever elke onderneming met meer dan 20 werknemers1 de verplichting opgelegd om een werkgelegenheidsplan op te stellen.
De werkgever onderzoekt het advies en bepaalt zijn standpunt binnen twee maanden na ontvangst van het advies. Desgevallend past hij het plan aan en voegt de toelichting en de niet in aanmerking genomen voorstellen als bijlage bij het plan. Indien de werkgever geen rekening houdt met de geformuleerde opmerkingen, moet hij zijn beslissing toelichten6.
Het betreft een (jaarlijks of meerjaren-)plan dat een overzicht geeft van de maatregelen die de onderneming zich voorneemt te nemen om de werkgelegenheid van de werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen. De verdere uitwerking van deze verplichting werd aan de sociale partners overgelaten2. – De keuze van de te nemen maatregelen wordt aan de werkgever overgelaten. CAO nr. 104 bevat een niet-limitatieve lijst van actiegebieden (de selectie en indienstneming van nieuwe werknemers, ontwikkeling van de competenties, loopbaanbegeleiding, interne mutaties, aanpassing van de arbeidstijd en de arbeidsomstandigheden, maatregelen met het oog op het wegwerken van fysieke en psychosociale belemmeringen om aan het werk te blijven, enz.).
De werkgever moet het werkgelegenheidsplan gedurende vijf jaar bewaren. – De werkgever moet het bevoegd orgaan jaarlijks informeren over de genomen maatregelen en aan dat orgaan verslag uitbrengen over de voortgang van de gebeurlijk in het plan opgenomen meerjaarlijkse maatregelen. Deze maatregel is op 1 januari 2013 in werking getreden, zodat de eerste werkgelegenheidsplannen tegen 31 maart 2013 moesten opgesteld zijn.
3. Tijdskrediet eindeloopbaan 3.1. Het tijdskrediet eindeloopbaan is een bijzondere tijdskredietregeling waardoor de oudere werknemer zijn prestaties kan verminderen tot
1
2
20 werknemers in voltijdse equivalenten op de eerste werkdag van het kalenderjaar van de opstelling van het werkgelegenheidsplan, op basis van de opgemaakte Dimona’s, en het aantal uitzendkrachten op dezelfde dag. Het aldus berekend aantal werknemers zal gedurende vier jaar gelden. Ondernemingen met 20 werknemers op 2 januari 2013 zijn in principe verplicht tot 2016 een plan op te stellen, tenzij ze aantonen dat dit criterium niet meer bereikt is. CAO nr. 104 van 27 juni 2011, bindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 oktober 2012. De verplichte vermeldingen staan in artikel 9 van deze CAO.
2
3
Ondernemingsraad.
4
Vakbondsafvaardiging.
5
Comité voor de Preventie en de Bescherming op het Werk. Het CPBW blijft alleszins bevoegd voor de eventueel in het kader van het plan genomen maatregelen die verband houden met het welzijn op het werk.
6
Voor de ondernemingen met 20 tot 50 werknemers zonder VA volstaat een loutere toelichting.
P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
een halftijdse betrekking of met 1/5 en de volgende voordelen biedt : – aanspraak op een verhoogde uitkering vanwege de RVA; – gelijkstelling voor het pensioen van de periodes van 1/2-tijds tijdskrediet of tijdskrediet 1/5 eindeloopbaan met prestaties; – recht om ervan te genieten tot de pensioenleeftijd; – recht op het tijdskrediet eindeloopbaan wanneer de onderneming ten minste tien werknemers tewerkstelt en de aanvraag gedaan wordt voor een 1/5de loopbaanvermindering (in dat geval geen toepassing van de drempel van 5 % gelijktijdige uitoefening van het tijdskrediet in de onderneming). 3.2. Sinds de op 1 september 2012 in werking getreden hervorming van het tijdskrediet eindeloopbaan, gelden nieuwe voorwaarden om recht te hebben op het tijdskrediet eindeloopbaan : – Het tijdskrediet eindeloopbaan is nog enkel toegankelijk voor werknemers van 55 jaar (in de plaats van 50 jaar). In afwijking daarvan hebben de hiernavolgende werknemers nog recht op de regeling vanaf 50 jaar : • werknemers die kunnen aantonen dat ze een zwaar beroep hebben uitgeoefend gedurende minstens vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de voorafgaande 15 jaar (ploegenarbeid, ononderbroken arbeid en nachtwerk); • werknemers die kunnen aantonen dat ze een lange loopbaan hebben doorlopen (alleen voor de vermindering van de arbeidsprestaties met 1/5); • werknemers die behoren tot een onderneming die erkend is als onderneming in herstructurering of onderneming in moeilijkheden, indien dergelijke maatregel het mogelijk maakt dat ontslagen worden verminderd of vermeden. – De werknemer moet minstens 24 maanden ancienniteit hebben bij de werkgever aan wie hij het tijdskrediet aanvraagt (behoudens in geval van gunstiger overeenkomsten tussen de partijen).
een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking moet de werknemer, gedurende de 24 maanden die voorafgaan, ten minste ten belope van 3/4de van een voltijdse betrekking tewerkgesteld zijn. 3.3. De werknemers die niet meer aan de voorwaarden voldoen om recht te hebben op het tijdskrediet eindeloopbaan, kunnen nog altijd aanspraak maken op de gewone regeling. Mits de vervulling van bepaalde voorwaarden heeft een werknemer, over de hele duur van zijn loopbaan, recht op volgende types tijdskrediet7 : – 12 maanden voltijds equivalent tijdskrediet zonder motief (voltijds, 4/5 of halftijds); – + 36 of 48 maanden tijdskrediet met motief naargelang het motief (zorg voor een kind van < acht jaar, palliatieve zorgen, zorg aan een zwaar ziek gezins- of familielid, volgen van een erkende opleiding, zorg aan zijn zwaar ziek minderjarig kind of zorg voor zijn gehandicapt kind tot de leeftijd van 21 jaar); – + bijstandsverlof (ouderschapsverlof, palliatief verlof, enz.); – + tijdskrediet eindeloopbaan vanaf 55 jaar tot de pensioenleeftijd. Een werknemer van 52 jaar die thans niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het tijdskrediet eindeloopbaan, komt wel in aanmerking voor het klassiek tijdskrediet en kan vervolgens, op de leeftijd van 55 jaar, tijdskrediet eindeloopbaan aanvragen. Voor de werknemers die hun aanvraag voor tijdskrediet vóór 1 september 2012 hebben ingediend, blijft de oude regeling gelden (tijdskrediet vanaf 50 jaar, zelfs wanneer verlenging wordt aangevraagd).
4. Aanvullende vergoeding en pseudobrugpensioen Wanneer deze vergoedingen betaald worden in aanvulling op een sociaalzekerheidsvoordeel (ziekte-/ arbeidsongevallenvergoeding, werkloosheidsuitkeringen, loopbaanonderbrekingsuitkeringen, 7
– Om recht te hebben op een 1/5de loopbaanvermindering moet de werknemer, gedurende de 24 maanden die voorafgaan, voltijds (of ten belope van 4/5de van een voltijdse betrekking) tewerkgesteld zijn, en om recht te hebben op 3
De volgorde kan door de werknemer zelf worden bepaald. Het is niet verplicht om eerst tijdskrediet zonder motief op te nemen en dan tijdskrediet met motief op te nemen. Iemand die geen recht heeft op tijdskrediet zonder motief, omdat hij de voorwaarde van vijf jaar anciënniteit niet vervult, kan misschien wel tijdskrediet met motief aanvragen (voorwaarde : twee jaar anciënniteit, maar vijf jaar loopbaan). Maar als de werknemer de keuze heeft, zal hij er belang bij hebben om eerst tijdskrediet met motief te nemen, zolang het motief aanwezig is, en dan pas tijdskrediet zonder motief.
P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
gezinstoeslagen8) zijn ze in principe niet onderworpen aan de socialezekerheidsbijdragen.
5. Leeftijdspiramide bij collectief ontslag
In afwijking daarvan wordt een werkgever die aan een werknemer of voormalige werknemer van 50 jaar of minder9, rechtstreeks of onrechtstreeks, vergoedingen betaalt in aanvulling op de uitkeringen die de werknemer verkrijgt bij vermindering van zijn arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, in geval van tijdskrediet of bij loopbaanvermindering, of in aanvulling op werkloosheidsuitkeringen, geacht een pseudobrugpensioenvergoeding te betalen die onderworpen is aan een bijzondere werkgeversbijdrage van 38,82 %.
In een wet – die nog niet in werking is getreden – heeft de wetgever het principe vastgelegd dat werkgevers bij een collectief ontslag de leeftijdspiramide moeten respecteren.
En als die vergoeding vanaf 31 maart 2012 in aanvulling op werkloosheidsuitkeringen wordt betaald, met kennisgeving van het ontslag na 28 november 2011, zijn de verschuldigde bijdragen de volgende :
Profitsector : LeefProfitsector tijd bereikt op het Percentage moment dat de (vast) werknemer voor het eerst een effectieve werkloosheidsuitkering ontvangt Non-profitsector : Leeftijd bereikt in de loop van de betrokken maand < 52 ≥ 52 en < 55 ≥ 55 en < 58 ≥ 58 en < 60 ≥ 60
100 % 95 % 50 % 50 % 38,82 %
Non-profit sector Percentage (degressief)
Dit betekent dat de werkgever die in één of meerdere afdelingen of activiteitssectoren een collectief ontslag wil doorvoeren, rekening moet houden met de samenstelling van de leeftijdspiramide in die entiteiten. De betrokken werknemers moeten worden onderverdeeld in één van de volgende categorieën : – werknemers van minder dan 30 jaar; – werknemers van 30 tot minder dan 50 jaar; – werknemers van 50 jaar en ouder. Op deze evenredigheidsregel zijn drie afwijkingen voorzien : 1) Er kan van worden afgeweken met 10 % per leeftijdsgroep. 2) Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk, worden buiten beschouwing gelaten. 3) De werknemers die een «sleutelfunctie» hebben, kunnen uit het systeem worden gesloten. Die wet bepaalt ook dat de werkgever die de evenredigheid van het aantal ontslagen ten aanzien van de leeftijdspiramide niet eerbiedigt, het recht verliest op diverse verminderingen van sociale bijdragen.
10 % 9 % 8,50 % 5,50 % 0 %
Wanneer de werkgever aan een werknemer van meer dan 50 jaar een vergoeding zou willen betalen, moet hij opletten dat ze niet als een pseudobrugpensioen wordt beschouwd, gelet op de hoge bijdragen die erop verschuldigd zijn.
De Nationale Arbeidsraad kreeg van de wetgever evenwel de kans om een tegenvoorstel te formuleren. Dit alternatief werd uitgewerkt in een advies van 27 juni 2012. Het is nu aan de wetgever om rekening te houden met dit advies en een overeenkomst te bereiken over een definitieve tekst.
6. Brugpensioen (inmiddels «SWT – stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag» genoemd) 6.1. De brugpensioenregeling is een stelsel dat de oudere werknemer die wordt ontslagen, de kans geeft om, tot zijn pensioenleeftijd, bovenop zijn werkloosheidsuitkering, een aanvullende vergoeding ten laste van zijn ex-werkgever te ontvangen.
8
Ook voor de aanvullingen op het wettelijk pensioen, maar met een bijzondere bijdrage die momenteel 8,86% bedraagt.
9
Tenzij hij op het tijdstip van de eerste toekenning minder dan 45 jaar was.
4
P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
Om voor deze regeling in aanmerking te komen moet de werknemer : – ongeacht zijn statuut (arbeider, bediende, handelsvertegenwoordiger), zijn arbeidsregeling (voltijds of deeltijds) of de duur van zijn overeenkomst (bepaalde tijd, onbepaalde tijd) bij een in België gevestigde werkgever uit de privésector tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst die vervroegd wordt beëindigd; – ontslagen zijn; – recht hebben op werkloosheidsuitkeringen; – aanspraak hebben op de gunstige bepalingen van een CAO die het recht op brugpensioen instelt (wat in de privésector automatisch het geval is voor de werknemers van meer dan 60 jaar); – de door de desbetreffende CAO gestelde leeftijd en anciënniteit hebben bereikt. De door de CAO vereiste leeftijd moet bereikt zijn op het tijdstip van de daadwerkelijke beëindiging
van de overeenkomst, met name uiterlijk de laatste dag van de prestaties, en tijdens de geldigheidsduur van de CAO. De anciënniteit moet bereikt zijn op het tijdstip van de daadwerkelijke beëindiging van de overeenkomst, met name uiterlijk de laatste dag van de prestaties. 6.2. De wetgever heeft zich, in het kader van de begrotingsmaatregelen, gebogen over de problematiek van het brugpensioen en de kosten die het teweegbrengt. Als gevolg daarvan werden de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor de toegang tot de regeling verstrengd (in principe : 60 jaar en 40 jaar loopbaan). De specifieke bepalingen voor de afwijkende regelingen buiten beschouwing gelaten, kunnen de toepasselijke voorwaarden voortaan als volgt worden samengevat :
CAO
Minimumleeftijd
Minimum vereist beroepsverleden
CAO nr. 17 (van toepassing in alle ondernemingen uit de privésector)
60 jaar
– mannen 35 jaar – vrouwen 28 jaar
CAO op sectoraal of ondernemingsvlak die ofwel gesloten en neergelegd is vóór 01/01/2012, ofwel gesloten is na 31/12/2011, maar een ononderbroken verlenging uitmaakt van een CAO gesloten en neergelegd vóór 01/01/2012
58 jaar
– mannen 38 jaar – vrouwen 35 jaar
CAO op sectoraal of ondernemingsvlak voor het eerst gesloten na 31/12/2011
60 jaar
– mannen 40 jaar – vrouwen 35 jaar
CAO op sectoraal of ondernemingsvlak
58 jaar
– 35 jaar waarvan zwaar werk (gedurende vijf jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende zeven jaar in de voorafgaande 15 jaar in een zwaar beroep)
6.3. De bruggepensioneerde werknemer is een werkloze. Om op brugpensioen gesteld te worden, moet hij volgende voorwaarden vervullen : – Zich persoonlijk bij een uitbetalingsinstelling aanbieden om het statuut van bruggepensioneerde en de toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan te vragen, en zulks ten vroegste op de eerste vergoedbare werkdag na het einde van de betaalde of gepresteerde opzeggingsperiode. – Om zijn brugpensioen-werkloosheidsuitkering te blijven ontvangen : • mag de ontslagen werknemer geen werk of loon hebben (er gelden beperkte afwijkingen);
5
• moet de ontslagen werknemer beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt; • moet de ontslagen werknemer in België verblijven, tenzij hij minstens 60 jaar is, in welk geval hij de toelating kan krijgen om in de Europese Unie te verblijven, voor zover hij zijn hoofdverblijfplaats in België aanhoudt; • moet de ontslagen werknemer, via zijn uitbetalingsinstelling, de RVA in kennis stellen van elke wijziging van zijn persoonlijke of gezinstoestand. 6.4. De bruggepensioneerde werknemer ontvangt, enerzijds, een werkloosheidsuitkering en, anderP a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
zijds, een vergoeding gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto refertemaandloon (bruto geplafonneerd op 3 780,69 euro) en de werkloosheidsvergoeding (60 % van het laatste brutoloon, geplafonneerd op 2 080,15 euro) (bedragen per 1 januari 2013). De vergoeding wordt in bepaalde sectoren geheel of ten dele ten laste genomen door het Fonds. Bij werkhervatting bij een andere werkgever, verliest de werknemer zijn recht op werkloosheidsuitkeringen, maar behoudt hij zijn recht op de aanvullende vergoeding ten laste van zijn (voormalige) werkgever. Op die vergoeding worden tijdens de periode van werkhervatting geen persoonlijke of werkgeversbijdragen ingehouden.
ook zijn voormalige werkgever, daarvan in kennis moet stellen. 6.5. De hervorming van het brugpensioen (2012) in het kader van het «vlinderakkoord» heeft tot gevolg gehad dat : – de toegangsvoorwaarden voor het brugpensioen (leeftijds- en anciënniteitsvoorwaarden, cf. supra) werden verstrengd; – het halftijds brugpensioen werd afgeschaft; – dat de sociale bijdragen op het brugpensioen werden verhoogd. De persoonlijke en werkgeversbijdragen worden immers berekend op de bedrijfstoeslag. Voor de brugpensioenen ingegaan na 31 maart 2012 en met ontslag betekend na 28 november 2011 zijn de bijdragepercentages als volgt vastgesteld :
Dat houdt in dat de bruggepensioneerde werknemer die het werk hervat niet alleen de RVA, maar
Sector
Leeftijd op het moment van ingaan SWT
Percentage
Minimum forfait
Profit
< 52 jaar ≥ 52 en < 55 jaar ≥ 55 en < 58 jaar ≥ 58 en < 60 jaar ≥ 60 jaar
100 % 95 % 50 % 50 % 25 %
€ € € € €
50 50 50 50 37,60
Profit tijdens periode erkend als in herstructurering
< 52 jaar ≥ 52 en < 55 jaar ≥ 55 en < 58 jaar ≥ 58 en < 60 jaar ≥ 60 jaar
75 % 60 % 40 % 40 % 20 %
€ € € € €
50 50 50 50 37,60
Profit tijdens periode erkend als in moeilijkheden
< 52 jaar ≥ 52 en < 55 jaar ≥ 55 en < 58 jaar ≥ 58 en < 60 jaar ≥ 60 jaar
17,50 % 13,50 % 10 % 6,50 % 3,50 %
€ € € € €
8 8 8 8 6
Non-profit
< 52 jaar ≥ 52 en < 55 jaar ≥ 55 en < 58 jaar ≥ 58 en < 60 jaar ≥ 60 jaar
10 % 9,50 % 8,50 % 5,50 % 0 %
€ € € € €
0 0 0 0 0
Bovendien wordt op het totale bedrag van de werkloosheidsuitkering en de bedrijfstoeslag een persoonlijke inhouding van 6,5 % toegepast.
6
7. Outplacement Outplacement is een geheel van begeleidende diensten en adviezen die in opdracht van de werkgever aan de werknemer worden verleend om hem in staat stellen om binnen een zo kort mogelijke termijn een P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien. De werkgever die (zonder dringende reden) een werknemer van meer dan 45 jaar ontslaat, is verplicht die werknemer, binnen de maand vanaf de beëindiging van de overeenkomst, een outplacementprogramma voor te stellen, dat in bepaalde sectoren ten laste genomen wordt door het sectoraal fonds. Die verplichting is evenwel niet van toepassing : – op een deeltijdse werknemer met een arbeidsduur van minder dan de helft van de voltijdse arbeidsduur; – op een werknemer die niet ten minste één jaar ononderbroken dienstanciënniteit bij de werkgever heeft; – de werknemer moet niet beschikbaar zijn op de algemene arbeidsmarkt in de zin van de werkloosheidsregelgeving (inzonderheid de bruggepensioneerde werknemer, onder bepaalde voorwaarden). De werkgever die deze verplichting niet nakomt, zal verplicht worden aan de RVA een vergoeding te betalen ten bedrage van de outplacementkosten (1 800 euro).
8. Vooruitzichten Dit artikel beoogt enkel een overzicht te geven van de voornaamste maatregelen die onlangs werden genomen met betrekking tot de oudere werknemers. Er staat trouwens een belangrijke hervorming van de pensioenen op til (verlegging van de leeftijd, vermindering van de pensioenen, aanpassing van de bijdragen, enz.) met de bedoeling de verschillende stelsels (privésector en openbare sector) op korte termijn eenvormig te maken. Beroepsbeoefenaars die de werkgevers behoorlijk willen adviseren, moeten die werkgevers ook wijzen op de bestaande specifieke maatregelen ten gunste van de oudere werknemers (activaplan oudere werknemers, doelgroepverminderingen van sociale bijdragen, toekenning van meer vakantiedagen aan oudere werknemers, enz.) en op de specifieke regelgeving met het oog op de aanpassing van de financiële en arbeidsduurvoorwaarden (bijzondere premies voor oudere werknemers, bijzondere regelgeving betreffende nachtwerk, enz.).
Gaëlle JACQUEMART en Michel STRONGYLOS
De werknemer die weigert mee te werken aan of in te gaan op een outplacementbegeleiding, kan gesanctioneerd worden in het kader van de werkloosheidsreglementering.
elegis
Vennootschappen die drie jaar geen jaarrekening neerleggen geschrapt in KBO De wet van 15 juli 2013 voorziet twee nieuwe procedures van ambtshalve doorhaling van vennootschappen in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO).
Geen jaarrekening gedurende drie boekjaren
trale van de Nationale Bank van België (art. 98 en art. 100 W.Venn.) gedurende ten minste drie opeenvolgende boekjaren niet hebben nageleefd, zullen geschrapt worden uit de Kruispuntbank van Ondernemingen. Het gaat om Vennootschappen die door het Wetboek van vennootschappen als niet meer actief worden beschouwd.
Vennootschappen die de verplichting tot neerlegging van hun jaarrekening bij de Balanscen7
P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3
Deze doorhaling geldt niet voor : – kleine vennootschappen die de vorm hebben aangenomen van een vennootschap onder firma, een gewone commanditaire vennootschap of een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid; en – de vennootschappen onder firma, de gewone commanditaire vennootschappen en de coöperatieve vennootschappen met onbeperkte aansprakelijkheid waarvan alle onbeperkt aansprakelijke vennoten natuurlijke personen zijn. Als de vennootschap de niet-neergelegde jaarrekeningen toch indient, trekt de beheersdienst van de KBO de doorhaling in.
Andere vennootschappen Vennootschappen die niet onder het vorige punt vallen, en die aan de volgende cumulatieve criteria beantwoorden, zullen eveneens geschrapt worden uit de KBO : a) sedert minimum drie jaar niet beschikken over actieve hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden, ingeschreven in de KBO; b) ingeschreven zijn in de KBO met een actieve status; c) niet beschikken over lopende toelatings- of hoedanigheidsaanvragen, ingeschreven in de KBO; d) sinds zeven jaar geen enkele wijziging aangaande de ingeschreven gegevens in de KBO hebben uitgevoerd; e) sinds zeven jaar geen enkele andere publicatie dan die van de jaarrekeningen, in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad of in het Belgisch Staatsblad hebben uitgevoerd. Voor de toepassing van punt a) vormen de actieve commerciële hoedanigheden, activiteiten of vestigingseenheden waarvan de begindata voor 1 juli 2003 vallen, geen nuttig criterium.
niet bevinden in een situatie van sluiting van faillissement, sluiting van vereffening, die niet zijn ontbonden ingevolge een fusie of een splitsing of nietig werden verklaard (of stopgezet wegens dubbel gebruik). De criteria onder punt a) tot d) zijn elementen die voorkomen in de KBO en die dus rechtstreeks in de KBO kunnen worden gecontroleerd. Voor het laatste criterium, nl. geen publicatie in de loop van 7 jaar, zal het Staatsblad de informatie aan de KBO verstrekken. De beheersdienst van de KBO trekt de doorhaling in : – als de vennootschap niet meer voldoet aan één van de criteria vermeld in de punten a) tot e) hiervoor, of – als er een manifeste vergissing wordt vastgesteld door een overheid of dienst.
Publicatie in Staatsblad De doorhalingen en de intrekkingen van doorhaling worden gratis gepubliceerd in de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad, en dit op initiatief van de beheersdienst van de Kruispuntbank van Ondernemingen.
In werking Deze nieuwe maatregelen treden in werking op 1 juli 2013. De nieuwe procedure van ambtshalve doorhaling voor de vennootschappen die aan de cumulatieve criteria voldoen, treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum, maar uiterlijk op 31 december 2013.
Enkel de vennootschappen met een actieve status zullen worden geschrapt. Hiermee worden de vennootschappen bedoeld die hun oprichtingsakte hebben neergelegd bij de handelsrechtbank (en dus rechtspersoonlijkheid hebben) en die zich Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
P a c i ol i N r . 369 B I B F - I P C F / 16- 29 s ep tem b er 201 3