Eigenaar info
erikanker 28-10-2001
Dit is het zomerwerkstuk welke ik heb gemaakt voor mijn opleiding Natuurvoedings Consulent te Driebergen, De Pre Europese Aardappel - 1300 v. Chr. - 1570 n. Chr. De aardappel, althans de voorloper van de aardappel zoals wij die nu kennen, heeft naar alle waarschijnlijkheid zijn oorsprong in de boomloze hoogvlakte van het Andesgebergte op de grens van Peru en Bolivia, in de omgeving van het Titicacameer, 3850 m boven de zeespiegel. Tijdens oudheidkundig onderzoek naar het begin van de landbouw in het Andesgebergte is daarbij ook het begin van de aardappelcultuur aan het licht gekomen. Volgens dit onderzoek bleek dat daar ongeveer 19.000 jaar geleden primitieve mensen in holen en grotten bivakkeerden en zich in leven hielden door middel van de jacht. Tussen 14.000 en 10.000 v. Chr. aan het einde van de ijstijd smolten de gletsjers om plaats te maken voor plant- en boomgroei. Hierdoor kon de bevolking zich, naast de jacht, ook voeden met wortels, vruchten zaden etc. In deze periode was er nog geen sprake van landbouw, maar werd er gejaagd en verzameld (zgn. Nomadenvolken). Bevolkingsgroei Uit een ander onderzoek blijkt dat in een 13.000 jaar oude nederzetting ten zuiden van Chili, aardappelen gegeten werden, maar nog niet verbouwd. Er werd bij dit onderzoek specifiek gekeken naar bevolkingsgroei. Aan de hand van het aantal gevonden nederzettingen in een bepaald gebied (360 km2). Uit dit onderzoek bleek een lage bevolkingsgroei tussen 12.000 tot 4.500 v. Chr.: de bevolking kon zich handhaven d.m.v. jacht en verzamelen. De daarop volgende periode van 4.500 tot 3.750 v. Chr. geeft een heel ander beeld van het levenspatroon te zien. In dit tijdsbestek veranderen de tijdelijke nederzettingen naar een meer permanente nederzetting: dorpen ontstonden. Uit afvalresten uit die tijd heeft men kunnen afleiden dat met de teelt van katoen is begonnen, o.a. voor textiel en visnetten. Terwijl in de periode van 12.000 tot 4.500 het bewonerstal redelijk stabiel was gebleven begon in een periode van 750 jaar de bevolking in een hoog tempo toe te nemen. Dit kon niet zonder gevolgen blijven, de jacht en het verzamelen zou al spoedig niet meer toerijkend blijken voor de voedselvoorziening, zodat landbouw, het in cultuur brengen van de grond, niet lang op zich zou laten wachten. Omstreeks 3.750 v. Chr. wordt met het vervaardigen en in gebruik nemen van aardewerk een nieuwe periode ingeluid, de zgn. keramische periode, die vooral voor de landbouw van grote betekenis zal zijn. Zo blijkt dat tussen 3.700 en 3.600 v. Chr. de teelt van cacao aanvangt en vervolgens omstreeks 3.200 v. Chr. de teelt van de aardappel, ongeveer gelijktijdig met die van mais en quinoa. De eerste aardappelen worden door de mens gepoot. Zodoende kan worden geconcludeerd dat 5.200 jaar geleden de mens ontdekte dat het mogelijk was om van een kleiner stuk grond een grotere productie te krijgen. Deze omschakeling in het levenspatroon heeft ook gevolgen gehad in de hierarchische en economische systemen van deze beschaving Er werd een voedingsbodem gecreeerd voor de latere Inca beschaving. Met het onderzoek van Mark N. Cohen is aangetond dat het begin van de Aardappelcultuur 5.200 jaar geleden is begonnen terwijl met tot voor kort daar volledig over in het duister taste. Tevens kan worden gezegd dat door de aardappel voor het eerst een prehistorisch volk van de hongersdood werd gered en heeft dat in navolging hierop, herhaaldelijk in Europa gedaan. Cultuurmethoden bij de Inca?s. O, Schepper, heer van de einden der aarde O, Barmhartige! Gij die leven geeft aan alle dingen en die de mens heeft gegeven te leven, te eten, te vermenigvuldigen. Vermenigvuldig ook de vruchten van de aarde, de aardappelen en ander voedsel dat gij hebt gemaakt. Dat de mens niet leed van honger en ellende O, behoedt de vruchten van de aarde voor vorst en bewaar ons in vrede en veiligheid. (Inca gebed dat in 1540 werd opgetekend door de Spanjaarden) Van de prehistorische aardappelteelt zijn weinig authentieke gegevens bewaard gebleven. Wat wel bekend is, is hoofdzakelijk beschreven door de Spaanse veroveraars sinds zij in 1537 n. Chr. deze teelt aantroffen. De aardappelen groeien onder zeer verschillende klimatologische omstandigheden, de wilde soorten in het hooggebergte tot 4800 meter en de gecultiveerde tot 4200 meter. In lagere gebieden voorzag mais en maniok in voedsel. Mais groeit echter niet boven de 3200m. zodat de aardappel een onmisbaar voedingsgewas was geworden voor de bevolking in de hoogvlakte, om zich daar te kunnen handhaven. De grootste teelt van de aardappel vond plaats op de aangelegde terrassen van de hoger gelegen gedeelten van de Andes. Voor de bemesting gebruikte men voornamelijk Guano; uitwerpselen van zeevogels. De grondbewerking vond plaats in familieverband en men gebruikte daarvoor een graafstok, de Taclla, want de ploeg was zeldzaam, evenals dieren om deze te kunnen trekken. Het overgrote deel van de oogst werd verwerkt tot kano, de bewerking hiervoor ging als volgt: ?s nachts, in de openlucht, liet
men de aardappel bevriezen. De volgende dag stampten (tevens rituele dans) mannen, vrouwen en kinderen met hun blote voeten door de aardappels om het vocht eruit te persen, vervolgens werd deze massa in de zon te drogen gelegd. Dit proces werd enkele dagen achtereen herhaald tot het aardappelproduct voldoende gedroogd was en geschikt om langere tijd te bewaren. De chuno werd in gezamenlijke opslag bewaard om naar behoefte te worden verdeeld. Ook verdeelde het centraal geleidde Inca regiem chuno naar gebieden waar door slechte oogsten noodsituaties waren ontstaan. Voor de bevolking in de hogere gebieden van de Andes was de handels waarde van de chuno van hoge betekenis. Het was een zeer goed ruilobject met dorpen op de lager gelegen gebieden van de Andes en langs de kust. Met lama karavanen werd chuno vervoerd en verruild cq. Verhandeld tegen mais, maniok, guano, quinoa, coca, kleding en verschillende gebruiksvoorwerpen. Chuno is het oudste uit aardappelen verwerkte product dat wij kennen, met een toen enorme economische waarde. De eerste Europese kennismaking met de aardappel. Christophurus Columber is naar alle waarschijnlijkheid de eerste Europeaan die voet aan wal zette in Zuid Amerika ongeveer 1500 n..Chr. Het Incarijk bevond zich toen net 100 jaar op het hoogtepunt van zijn macht. Her volk woonde op een brede strook langs de Stille Oceaan met een lengte van 4500 km. (Colombia, Chili) Het is niet geheel duidelijk of tijdens de expansie van het Incarijk het in cultuur brengen van de aardappel is verspreid op deze veroverde nieuwe gebieden. Wel werden de wilde aardappelen in een groot deel van het Andes gebergte verzameld en gegeten. Aangenomen word dat dit belangrijke gewas, door de Inca?s is verspreid over hun rijk, omdat de aardappel van levensbelang was voor de voedsel -voorziening en er enorme politieke en economische belangen aan vast zaten. Misschien zou je kunnen zeggen dat mede dankzij het in cultuur brengen van de aardappel het voor de Inca mogelijk was hun rijk uit te breiden. Hierover schrijf ik in een later hoofdstuk in een andere zienswijze meer. De komst van de Spanjaarden betekende het einde van het Inca- tijdperk. Op 16 november 1532 moest de laatste keizer Atahualpa zich overgeven waarbij hij werd gedwongen zich tot christen te laten dopen. Nadat de Spanjaarden een groot deel van de kustgebieden hadden veroverd, werden expedities ondernomen om ook het Spaanse gezag en de katholieke kerk in het binnenland te laten gelden. In 1536 vertrok zo een expeditie die wildernis in, naar wat nu Colombia heet, en vlakbij wat nu de stad Bogota is, daar maakten zij als eerste Europeanen kennis met de aardappel. Een veelbetekende historische ontmoeting. Het duurde echter toch nog ruim 30 jaar voordat een Spanjaard het initiatief nam en enkele aardappels meenam naar Europa, om deze knollen in geweide grond te planten in de kloostertuinen van Sevilla. De Aardappel in Europa Sevilla was rond het jaar 1570 na Chr. het bolwerk in Spanje waar alle producten, goederen, goud en zilver en schatten uit de ? Nieuwe Wereld? moesten worden gelost die tijdens rooftochten waren veroverd. Zo ook de aardappel. De gevestigde orde heeft waarschijnlijk geen aandacht geschonken aan die rare knol; goud en zilver glinsterden meer. Maar toch was er een pater uit de Orde van Ongeschoeide Karmelieten die de aardappel in een uithoek van zijn kloostertuin heeft gepoot. Teresa van Avila, de oprichtster van deze orde, onderhield, ver voor de komst van de aardappel, al een briefwisseling met familie en vrienden, die zich op verschillende plaatsen in Zuid Amerika bevonden, waarin melding werd gemaakt van de aardappel. In een van deze brieven verzoekt zij enkele knollen naar Sevilla te sturen. Van Solanum Andigem (Andes) naar Solanum Tuberosum. Daar in de kloostertuinen hebben de ?Ongeschoeiden? zeer veel aanpassings problemen van de aardappel moeten overwinnen, want hij groeide niet zoals in ?de Nieuwe Wereld?. Dit had voornamelijk te maken met de daglengtetolerantie. Het verschil van daglengte (uren zonlicht) bleek een probleem te zijn. In Zuid Amerika, terhoogte van de evenaar is het 12 uur per dag licht; in zuid Europa is dat ong. 16 uur. Dit verschil uitte de aardappel in een onbevredigend resultaat. Zo groeide de plant enorm, had een grote bos loof, ondergronds zeer lange uitlopers, maar weinig of geen knollen, en daar ging het nu juist om. De orde kweekte verder met de zich best aangepaste aardappelen totdat er een goed aangepaste aardappel was: de Solanum Tuberrosum. Toch heeft het nog ongeveer twee eeuwen geduurd voordat de aardappel als cultuurgewas in gebruik werd genomen door de boeren van Spanje. Dit kwam onder meer door de teruggetrokken leefwijze van de ?ongeschoeiden?; het verkondigen van God?s woord en hulp bieden aan de behoeftigen en gebrekkigen had een grotere prioriteit. Nu schudde het Rooms-katholieke geloof begin 16 eeuw behoorlijk op zijn grondvesten; vervolging, verjaging, uitroeiing, marteling van anders gelovigen was aan de orde van de dag. De gevestigde Roomse kerk bestreed uit alle macht het nieuwe denken. De verspreiding van de aardappel door Europa kan hier regelrecht mee in verband worden gebracht, omdat zijn die werden vervolgd en verjaagd hun toevlucht zochten in veiliger oorden en de aardappel met zich mee namen. De aardappel was inmiddels, al hetzij zeer beperkte schaal, via zijdeurtjes in cultuur gebracht door Waldenzer boeren. De Waldenzer waren evangelische protestanten met een armoede ideaal, die meedogenloos werden vervolgd. Zij bleven echter hun boodschap verkondigen en opgejaagd trokken ze door Europa. Daar waar zij zich veilig achtten stichtte zij kolonien en plantte daar de aardappel. De Waldenzerner verspreidde zich in het begin 13de eeuw vanuit Noord Spanje naar Zuid Frankrijk, Midden Duitsland en Italie.
Een eeuw later woonden zij ook in Oostelijk Europa. Bohemen, Moravie en Polen. Nederland was in die tijd een toevluchtsoord voor ontelbare mensen die om hun geloof of ras hun geboortegrond hadden verlaten. Zo is de aardappel vermoedelijk in het begin van de 17de eeuw in de Friese veengebieden terechtgekomen. De aardappel was in die tijd voedsel voor de armen. En de toen toch als schamele opbrengst van het land heeft mondjesmaat menig arme boer overstag doen gaan om van graan op de aardappelproductie over te gaan. Na een hongersnood in 1740, ten gevolge van een mislukte graanoogst, won de aardappel als cultuurgewas in Nederland enorm terrein. Tot zover een stukje geschiedenis Aardappelkroketjes op Antroposofische wijze. Volgens de boeken die ik er op nageslagen heb is de aardappel een voedings gewas die zeker geen hoofdbestanddeel van onze dagelijkse voeding zou moeten uitmaken. De aardappel wordt ervan beschuldigd vreselijk vals, listig en sluw tot in het uiterste te zijn, bovendien zo wordt geschreven, is de aardappel de brenger van het materialisme. In het navolgende zal ik een poging wagen om hier een en ander nader uit te leggen. De plant als voeding voor de mens kun je verdelen in drie verschillende onderdelen nl. wortel, stengel en vrucht, en elk onderdeel is een vertegenwoordiger van een specifieke voedingssubstantie, die wij als mensen nodig hebben om te kunnen leven. Zo bevat de wortel veel mineralen en zouten, de stengel de koolhydraten en zetmeel en de vrucht de olien en de vetten. Tijdens het consumeren en verteren van deze stoffen komen er krachten vrij. Gesproken word over ether- of vormkrachten, deze krachten komen vrij als het verteringsproces is afgerond en de voeding zich aan de andere kant van de darm bevindt, in de bloedbaan. De stoffen zijn zo enorm fijn verteerd dat het zich in een vergeestelijke toestand bevindt en in deze toestand stijgt het op naar de hersenen. Alle voedingsstoffen stijgen naar de hersenen om van daaruit verdeeld te worden over de rest van het lichaam. Aardappel zetmeel. Het zetmeel van de aardappel heeft een zeer eigenaardige vorm. Het blijkt hierdoor voor onze spijsvertering een zeer moeilijke opgave te zijn om deze zo te verteren dat het in een vergeestelijke toestand via de hersenen verdeeld kan worden. Dit in tegenstelling tot het zetmeel uit bijvoorbeeld alle tarwe soorten. Het is misschien niet zo erg moeilijk voor te stellen dat de vertering van de aardappel niet zo vlot verloopt als die van graan. Dit zetmeel is opgehoopt bovengronds en gerijpt door de zon. De aardappel daarintegen groeit onder de grond tussen de wortels waar het altijd donker is. Het blijkt nu zo te zijn dat het onverteerbare aardappelzetmeel in de hersenen met name in de middenhersenen terechtkomt en dat deze de vertering voortzet. Kenmerkend voor de middenhersenen is dat daar de bron ligt voor ons scheppend, kunstzinnig en fantasievol denken, intuitie? Als nu dit midden gedeelte van de hersenen zo in beslag wordt genomen door het verteren van aardappel zetmeel wordt het aan zijn eigenlijke taak ontrokken en doet niet meer mee aan het denken. Het voorste gedeelte van de hersenen neemt deze taak over en kenmerkend voor dit gedeelte van de hersenen is dat deze de basis vormen voor het objectief, wetenschappelijk en nuchter denken en dit ondersteund het materialistische denken. De verstands mens. Hetgene wat in de mens geestelijk is wordt dof en slaperig als hij overmatig aardappelen eet. Het zout in de aardappel. Zoals ik al eerder schreef vertegenwoordigen de wortels van de plant de mineralen en zouten in onze voeding. Hiervan is het gevolg dat wij als wij wortel gewassen eten veel zouten in ons darmstelsel krijgen. Ook deze zouten vinden hun weg in hun vergeestelijke toestand naar de hersenen en prikkelen deze. Zouten van de wortel zetten aan tot hersenactiviteit. Het onderste deel van de plant is werkzaam in het bovenste gedeelte van de mens. Zo is het ook met de vrucht van de plant, veel olien en vetten bevattend, maar werkzaam in de onderste spijsvertering organen van de mens. Het is de omgekeerde weg De aardappel heeft knollen, dat is iets wat niet helemaal wortel is geworden, het is eigenlijk een verdikte stengel. Als men de zouten uit de plant werkzaam wil laten zijn in de hersenen, moet men tot helemaal onderaan gaan namelijk de wortels. Bij de aardappel is dit niet mogelijk, want de aardappel is geen wortelgewas maar een knolgewas. Daarom kunnen de zouten van de aardappel nooit tot boven in de hersenen komen om deze te kunnen prikkelen tot activiteit. De zouten uit de aardappel blijven ergens steken bij de tong en keelholte. Het komt er ongeveer hier op neer dat door overmatige aardappel consumptie de mens zijn hersenen te kort doet waardoor deze minder kunnen presteren. De gehele zaak wordt nog ingewikkelder als je gaat kijken naar de embryonale ontwikkeling van de mens. Namelijk, heeft de moeder overmatig aardappels gegeten dan vormt de ontwikkeling van het embryo zich zo dat het met het hoofd te veel moet werken. Dat zit zo: Bij het embryo is vooral het hoofd ontwikkeld al het andere, romp en ledematen, veel minder. Vanuit de incarnatie gedachte verbindt het geestelijk-psychische deel zich met het embryonale hoofd. Wanneer dit geestelijk ?lichaam? een toestand in het embryonale hoofd aantreft die optreed wanneer de moeder zich met rogge en tarwe voedt kan hij goed incarneren. De bloesems waaruit rogge en tarwe ontstaan groeien vanuit de aarde naar boven, waar het geestelijke de plant al nadert. Dit in tegenstelling tot, het zich niet kunnen incarneren van dit lichaam in het kinderhoofdje dat voornamelijk door aardappelvoeding is gevormd. Dan kan dit lichaam er niet bij. De aardappel gaat in de aarde, wordt met aarde bedekt en opgegraven. Ze groeit in duisternis en is niet met het geestelijk verwant. Wanneer de geest niet kan incarneren groeit het fysieke lichaam op zo?n manier
dat een waterhoofd ontstaat. Wanneer de geest dit wel kan, damt hij het water in. De geest werkt in de materie. Het waterhoofd dat men bij embryo?s ziet is vaak een gevolg van slechte voeding, van overmatig aardappelgebruik, de mens wordt zo geboren, zodat zijn geest zich niet goed met het fysiek lichaam kan verbinden. En dit heeft gevolgen in de verdere ontwikkeling van de mens wanneer zich het ether- en astraallichaam, en de ik zich met het fysiek lichaam verbinden. De mens gaat dan door het leven alsof hij geen lichaam bezit, alsof het er maar slap ?bijhangt?, omdat het geestelijke zich niet of onvoldoende heeft kunnen incarneren. Bintje is moe. De hedendaagse aardappel wordt geteeld op 185.225 ha. Nederlandse bodem, dit is 70 % van alle akkerbouw in Nederland met een opbrengst van 3,5 miljoen ton piepers. In de gangbare landbouw is de vruchtwisseling zeer beperkt en wordt er flink met gif gespoten om de aardappel te beschermen tegen ziektes die deze intensieve teelt met zich meebrengt. Bovendien wordt er in laboratoria nogal gemanipuleerd aan het genetische materiaal van de papa om veredelde rassen te verkrijgen die een, zeg maar, kunstmatige afweer tegen ziekten hebben. In deze veredeling wordt ook gekeken naar de voorkeur die de consument aan de erpel stelt zoals b.v. kookeigenschappen (kruimig, zeer kruimig of vast), vorm, zetmeelgehalte, hanteerbaarheid en schilbaarheid. Met name de voedselverwerkendeindustrie stelt hoge eisen aan de kartosjka omdat zij een gigantische berg verwerken tot erdapfel producten. De smaak van de aardappel doet er in feite niet zo toe. De gentechnologische veredeling is in feite een verarming van het karakter van de cartouffle vergeleken met hoe hij voorheen van nature bedoeld was. De gemiddelde Nederlander eet per jaar zo?n 86 kilo erdappels, Het Bintje is verreweg het meest geteelde patato-ras van Nederland. Het Bintje doet het goed omdat hij voor de voedselverwerkende industrie de ideale spud is; groot, handzaam. Makkelijk te schillen en economisch te telen. Deze eenzijdige intensieve teelt leidt tot de vermindering van andere rassen en een pioniersvegetatie ontstaat met alle gevolgen van dien. Het Bintje is daarom de grootste gifpieper van Nederland. Er worden tonnen chemische bestrijdingsmiddelen op los gelaten om te voorkomen dat er een misoogst plaats vindt. Ondertussen wordt er in laboratoria steeds maar weer gentechnisch gesleuteld aan het bintje om dit succesverhaal te laten voortduren en hier wordt het bintje ontzettend moe van hij heeft er niet zoveel zin meer in. Ziekten en plagen De batata heeft een legio aan boosdoeners om zich heen waar hij aan ten onder kan gaan. Zo is er: bladschurft, vraat, aardappelmoeheid, bladrol, wratziekten, zwartbenigheid, bruinrot, coloradokevers en aardappelaaltje, maar het meest gevreesde is de phytophthora ofwel de aardappelziekte. Phytophthora is een schimmel die altijd in de lucht zweeft en die via de bladoksel in de plant terechtkomt en deze dan letterlijk opeet. De weersgesteldheid is hierbij zeer belangrijk, bij vochtigheid en warmte zijn de aardappels extra gevoelig voor deze ziekte. In de gangbare landbouw wordt er flink gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen. In de Biologisch Dynamische landbouw bekijkt men de zaak via een geheel andere zienswijze. De verzorging van de aarde is het uitgangspunt. In de BD landbouw wordt er onder andere naar de bodemstructuur en bemesting gekeken. Dit heeft te maken met het diep kunnen wortelen van de plant om zich met de aarde te kunnen verbinden en daardoor voldoende voedingsstoffen te kunnen opnemen. Er wordt periodiek bemest in tegenstelling tot de reguliere landbouw waar met grote hoeveelheden tegelijk wordt gewerkt. Hiervan raakt de aarde in ademnood. Het beste is om verschillende kleine bemestingen toe te dienen om de aarde deze te laten verwerken, een periode van rust te geven den dan de volgende lichte bemesting toe te dienen. Verder wordt er veel met Luzerne (vlinderbloemachtige) gewerkt, dit voor o.a. de stikstof verbindingen in de aarde. Bovendien zo wordt er geschreven, heeft een bloeiende Luzerne plant tussen de aardappels een positieve invloed, doordat er een bepaalde sfeer over het aardappelveld wordt gelegd waar de aardappel zich prettig bij voelt. Verder wordt er een (ideaal) met preparaten gewerkt, zoals het hoornmestpreparaat wat in de grond wordt gestopt. Natuurlijk ook compost preparaten waarbij bloemen en delen van dieren bij elkaar worden gebracht. Ook worden er natuurlijke geneesmiddelen, zoals brandnetel, paardestaart, eikenschors en citrex gebruikt. Bronvermelding Voeding en mens - Rudolf Steiner Voedingsschets van een voedingsleer antroposofische grondslag - Rudolf Hauschka Het brood van de armen - Willem H. Oliemans De Aardappel Alma Huisken De Aardappelziekte Phytophthora Marieke de Vrij