Effectmeting Regioplannen 2010 Landelijke rapportage Mei 2010
Een internet-onderzoek in opdracht van het Landelijk Parket Team Verkeer van het Openbaar Ministerie Uitgevoerd door: Intomart GfK bv Uw contact: Jan Both Tel.: +31 (0)35-6258411 / Fax: +31 (0)35-6246532 E-mail:
[email protected] Projectnummer: 22684 Datum: 2 juni 2010
© Auteursrecht voorbehouden Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale verwerking of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hiervoor genoemde instanties.
Effectmeting Regioplannen 2010
2/112
INHOUD Pagina Samenvatting
7
Hoofdstuk 1.
Inleiding
22
Hoofdstuk 2.
Gordel
25
2.1
Inleiding
25
2.2
Resultaten automobilisten
25
Hoofdstuk 3.
2.2.1 Gedrag
25
2.2.2 Pakkans
26
2.2.3 Draagvlak controles
27
2.2.4 Risicoperceptie door overtreders
29
2.2.5 Regionale verschillen
30
Rood licht
31
3.1
Inleiding
31
3.2
Resultaten automobilisten
31
3.2.1 Gedrag
31
3.2.2 Pakkans
32
3.2.3 Draagvlak controles
34
3.2.4 Regionale verschillen
36
3.3
37
Resultaten motorrijders
3.3.1 Gedrag
37
3.3.2 Pakkans
38
3.3.3 Draagvlak controles
39
3.3.4 Regionale verschillen
40
3.4
40
Resultaten bromfietsers
3.4.1 Gedrag
40
3.4.2 Pakkans
41
3.4.3 Draagvlak controles
41
3.4.4 Risicoperceptie door overtreders
43
3.4.5 Regionale verschillen
44
Effectmeting Regioplannen 2010
3/112
Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5.
Rijden onder invloed
45
4.1
Inleiding
45
4.2
Resultaten automobilisten
45
4.2.1 Gedrag
45
4.2.2 Pakkans
47
4.2.3 Draagvlak controles
48
4.2.4 Risicoperceptie door overtreders
50
4.2.5 Regionale verschillen
51
4.3
52
Resultaten motorrijders
4.3.1 Gedrag
52
4.3.2 Pakkans
53
4.3.3 Draagvlak controles
54
4.3.4 Risicoperceptie door overtreders
55
4.3.5 Regionale verschillen
56
4.4
56
Resultaten bromfietsers
4.4.1 Gedrag
56
4.4.2 Pakkans
57
4.4.3 Draagvlak controles
58
4.4.4 Risicoperceptie door overtreders
59
4.4.5 Regionale verschillen
60
Snelheid
61
5.1
Inleiding
61
5.2
Resultaten automobilisten
61
5.2.1 Gedrag
61
5.2.2 Pakkans
64
5.2.3 Draagvlak controles
66
5.2.4 Acceptatie controlemiddelen
70
5.2.5 Risicoperceptie door overtreders
72
5.3
73
Kennis tijdelijke verkeerstekens en -borden
5.3.1 Regionale verschillen
74
5.4
76
Resultaten motorrijders
5.4.1 Gedrag
76
5.4.2 Pakkans
78
5.4.3 Draagvlak controles
78
5.4.4 Acceptatie controlemiddelen
80
5.4.5 Risicoperceptie door overtreders
81
5.4.6 Regionale verschillen
82
5.5
84
Resultaten bromfietsers
Effectmeting Regioplannen 2010
4/112
Hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 7.
Hoofdstuk 8.
5.5.1 Gedrag
84
5.5.2 Pakkans
86
5.5.3 Draagvlak controles
86
5.5.4 Acceptatie controlemiddelen
88
5.5.5 Risicoperceptie door overtreders
89
5.5.6 Regionale verschillen
90
Helm
91
6.1
Inleiding
91
6.2
Resultaten bromfietsers
91
6.2.1 Gedrag
91
6.2.2 Pakkans
93
6.2.3 Draagvlak controles
94
6.2.4 Regionale verschillen
95
Veiligheidsbeleving
96
7.1
Inleiding
96
7.2
Veiligheidsbeleving in de straat en buurt
96
7.3
Veiligheidsbeleving automobilisten in de woonomgeving
99
7.4
Veiligheidsbeleving motorrijders in de woonomgeving
101
7.5
Veiligheidsbeleving bromfietsers in de woonomgeving
103
7.6
Mening over rijgedrag medeweggebruikers
104
7.6.1 Resultaten automobilisten
104
7.6.2 Resultaten motorrijders
106
7.6.3 Resultaten bromfietsers
107
7.7
108
Regionale verschillen
Onderzoeksverantwoording
110
8.1
Inleiding
110
8.2
Opzet en uitvoering van het onderzoek
111
8.3
Rapportage
112
8.4
Tot slot
112
Effectmeting Regioplannen 2010
5/112
Samenvatting Inleiding Deze samenvatting bevat de belangrijkste uitkomsten van de Effectmeting Regioplannen 2010. Deze geven inzicht in het gedrag en de beleving van de weggebruikers inzake het Speerpuntenbeleid: Helm, Gordel, Roodlicht, Alcohol en Snelheid. Hiervoor zijn in januari 2010, in elke politieregio circa 450 weggebruikers 1 geïnterviewd: 250 automobilisten 50 oudere bestuurders extra 50 beginnende bestuurders extra 50 bromfietsers (of scooterrijders) 50 motorrijders Van het aantal van 250 automobilisten per politieregio zijn er 200 automobilisten via internet geïnterviewd en 50 automobilisten telefonisch. De andere groepen weggebruikers zijn alle alleen via internet geïnterviewd. De keuze voor de overgang naar internetonderzoek is gemaakt op grond van de afweging om tot een meer moderne manier van interviewen te komen, namelijk via internet. De verandering van methode maakt de vergelijking van de resultaten met die van de vorige onderzoeken lastig; daar moet voorzichtig mee worden omgesprongen. In de vorige onderzoeken werden alleen automobilisten geïnterviewd. De nieuwe doelgroepen, zoals te noemen beginnende bestuurders (nog geen 5 jaar hun rijbewijs), motorrijders en bromfietsers zijn categorieën weggebruikers die vanaf dit jaar als belangrijke groep weggebruikers ook aandacht in het onderzoek krijgen. Deze groepen weggebruikers kunnen echter niet met vorig jaar worden vergeleken want toen maakten ze nog geen deel uit van het onderzoek. Behalve de aandacht voor de nieuwe doelgroepen is de aandacht ook gericht op de beleving van de verkeersveiligheid in de woonomgeving. Hiervoor zijn nieuwe vragen ontwikkeld. Een belangrijk nieuw aspect aan dit onderzoek is de kwalitatieve verdieping van de resultaten. Aan de hand van interviews met deskundigen worden de resultaten nader geïnterpreteerd. De resultaten worden per speerpunt behandeld. In dit landelijke rapport wordt bij elk speerpunt inhoudelijk op de resultaten ingegaan door een regionale differentiatie aan te brengen.
1
Voor de exacte aantallen in de regio‟s verwijzen wij naar de regionale rapporten.
Effectmeting Regioplannen 2010
7/112
Gordel Automobilisten Ruim viervijfde deel van de automobilisten in Nederland (86%) geeft aan tijdens korte autoritten (korter dan vijf minuten) altijd de gordel om te doen. Bij lange autoritten is dit 96 procent. Beginnende bestuurders geven vaker bij korte autoritten aan altijd de gordel om te doen (89%). De pakkans voor het rijden zonder gordel wordt laag ingeschat: 12 procent schat de kans groot in. Oudere bestuurders (60 jaar en ouder) denken vaker dat de pakkans groot is: 16 procent. Bijna de helft van de automobilisten in Nederland is van mening dat er te weinig wordt gecontroleerd op het dragen van autogordels (45%) en ruim driekwart van de automobilisten vindt gordelcontroles zinvol (79%); oudere bestuurders geven dit vaker aan (85%). Aan de automobilisten die nooit, meestal niet of soms de gordel dragen, is de volgende stelling voorgelegd: “Het dragen van een gordel verkleint de kans op verwondingen bij ongelukken”. Zes op de tien overtreders blijken het hier mee eens te zijn (61%); bijna een derde deel meent echter dat het dragen van een gordel de kans op verwondingen niet verkleint (30% oneens).
Kwalitatieve verdieping Uit analyse van de onderzoeksresultaten in elke regio blijkt dat in Nederland het verzadigingspunt grotendeels is bereikt. Dit betekent dat, na jaren van handhaving en voorlichtingscampagnes, het gordelgebruik op een zeer hoog niveau is gekomen en niet meer verder stijgt. Naar eigen zeggen gebruikt 80 tot 90% altijd de gordel; het overige aandeel van 10-20% vergeet de gordel wel eens (of ook een klein deel van de weggebruikers de gordel nooit gebruikt is onbekend). In het jaarlijkse onderzoek van Rijkswaterstaat (2008, Beveiligingsmiddelen in de auto 2008) blijkt ook een naleving van gemiddeld 95% in Nederland, waarbij de regionale variatie zich beweegt tussen 91% en 97%. Er is een structureel (maar klein) verschil tussen binnen en buiten de bebouwde kom: buiten is de naleving iets hoger. Politievertegenwoordigers bevestigen het beeld: er wordt nog wel gehandhaafd op de gordel, maar de politie moet heel veel controleren voor een handjevol verbalisaties. Een paar regio‟s springen er uit ten opzichte van het landelijke beeld. In Limburg-Noord is de naleving (naar eigen zeggen) lager en is ook het draagvlak voor controles lager. Overigens geldt dit in Limburg-Noord ook voor de andere onderwerpen: de attitude in deze politieregio is blijkbaar algemeen minder normconform. In Limburg-Zuid schat men de pakkans hoger in. De politie daar bevestigt dit: er zijn in Limburg-Zuid nog veel verbalisaties, als gevolg van actieve handhaving. Bij de andere regio‟s is er niet meer dan de reguliere handhaving.
Effectmeting Regioplannen 2010
8/112
Rood licht Automobilisten Bijna tweevijfde deel van de automobilisten in Nederland zegt nooit door rood te rijden (38%). Zowel beginnende als oudere bestuurders zeggen vaker nooit het rode licht te negeren (respectievelijk 47% en 43%). De pakkans wordt laag ingeschat: 17 procent denkt dat de kans klein is. De pakkans wordt zowel door beginnende als door oudere bestuurders vaker als groot ingeschat (respectievelijk door 21% en 22%). Circa de helft van de automobilisten vindt dat er te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood licht (51%). Ruim negen op de tien automobilisten in Nederland vinden dat het controleren op rijden door rood zinvol is (92%). Oudere bestuurders vinden vaker dat er te weinig controles zijn (63%) en dat de controles zinvol zijn (96%). Onder beginnende bestuurders liggen deze percentages lager (respectievelijk 39% en 87%).
Motorrijders De helft van de motorrijders in Nederland zegt nooit door rood te rijden (50%). De pakkans wordt laag ingeschat. Drievijfde deel van de motorrijders meent dat de pakkans voor het rijden door rood licht klein is (59%); elf procent denkt dat de kans hierop groot is. Ruim één op de drie motorrijders is van mening dat er te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood licht (35%). Een ruime meerderheid van 79 procent vindt dat het controleren op het door rood rijden zinvol is.
Bromfietsers In Nederland zegt bijna de helft van de bromfietsers nooit door rood te rijden (46%). De pakkans wordt laag ingeschat. Tweederde deel van de bromfietsers meent dat de pakkans voor het rijden door rood licht klein is (66%); acht procent denkt dat de kans hierop groot is. Ruim de helft van de bromfietsers in Nederland vindt dat er te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood (55%). Ruim driekwart van de bromfietsers vindt controles op rood licht zinvol (78%). Aan de bromfietsers die vaak of geregeld door rood rijden, is de volgende stelling voorgelegd: “Het is gevaarlijk als bromfietsers door rood licht rijden”. Bijna de helft van de overtreders blijkt het hier mee eens te zijn (46%); één op de zeven vindt niet dat gevaarlijk is het rode licht te negeren (14%).
Effectmeting Regioplannen 2010
9/112
Kwalitatieve verdieping Verkeerslichten zijn ongelijk verspreid over Nederland. In het buitengebied, maar ook in dorpen en suburbane gebieden is de vervanging van geregelde kruispunten door rotondes in volle gang. Daardoor komen we steeds minder verkeerslichten tegen buiten de stedelijke gebieden. De politiewoordvoerders bevestigen dit beeld: de vervanging van verkeerslichten buiten de steden vindt in alle politieregio‟s van Nederland plaats. Roodlichtcontroles, met camera‟s of via handmatige controles, worden dan ook grotendeels binnen de stedelijke gebieden gehouden. Er is dan ook een vrij grote differentiatie op handhavingsgebied tussen de regio‟s: in de stedelijke politieregio‟s krijgt rood licht veel aandacht, in de meer landelijke regio‟s niet of nauwelijks. Dat is ook terug te vinden in het aantal opstelpunten voor roodlichtcamera‟s dat de korpsen bezitten: dit varieert van enkele (bijvoorbeeld Noord-Holland-Noord, Groningen, Friesland, Drenthe) tot enkele tientallen (bijvoorbeeld Gelderland-Zuid, Zuid-Holland-Zuid). Kijkend naar de onderzoeksresultaten zien we dan ook dat men in Groningen, Friesland en Drenthe minder vaak door rood rijdt. Dat is eenvoudigweg te verklaren uit de (bijna) afwezigheid van verkeerslichten. Vaker door rood rijdt men in Gelderland-Midden, ZaanstreekWaterland, Kennemerland. Dit zijn regio‟s met een overwegend stedelijk karakter, maar duidelijk minder druk dan de echte grootstedelijke regio‟s. Blijkbaar nodigt dit enigszins uit tot roodlichtnegatie. Afwijkingen ten aanzien van de pakkans zijn er alleen in Noord- en Oost-Gelderland en in Gooi en Vechtstreek, in beide wordt de pakkans lager ingeschat. In deze regio‟s staan relatief weinig verkeerslichten.
Rijden onder invloed Automobilisten In Nederland geeft ruim driekwart van de automobilisten aan nooit auto te rijden met teveel alcohol op (78%). Oudere automobilisten blijken vaker dan de gemiddelde automobilist wel eens met te veel alcohol te rijden. Beginnende bestuurders zeggen zich juist beter aan de regels te houden. Ongeveer viervijfde van de automobilisten geeft aan nooit in de ochtend auto te rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (79%). Hier zijn het juist de beginnende bestuurders die vaker de fout ingaan: minder dan driekwart geeft aan dit nooit voorkomt (73%). Onder oudere bestuurders ligt dit percentage juist hoger (85%).
Effectmeting Regioplannen 2010
10/112
Ruim één op de tien automobilisten (11%) zegt minimaal één keer per maand te vermoeid auto te rijden. Oudere bestuurders geven aanzienlijk vaker dan de gemiddelde automobilist aan nooit te rijden met vermoeidheid (47%); beginnende bestuurders rijden vaker vermoeid auto dan gemiddeld. De overgrote meerderheid van de automobilisten in Nederland geeft aan nooit auto te rijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden (85%); beginnende bestuurders zeggen vaker dat dit nooit gebeurt (92%). Autorijden na het gebruik van drugs blijkt - volgens eigen zeggen – bijna niet voor te komen (98% nooit). Van de beginnende bestuurders geeft eveneens de overgrote meerderheid aan nooit onder invloed van drugs te rijden (98%). De pakkans bij het overtreden van de alcoholnorm wordt laag ingeschat: vijf procent van de automobilisten in Nederland denkt dat deze kans groot is. Zowel onder beginnende als onder oudere bestuurders ligt dit percentage iets hoger (beide 7%). Ruim driekwart van de automobilisten meent dat er te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (77%). Zowel oudere als beginnende bestuurders vinden iets minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat er te weinig alcoholcontroles zijn (respectievelijk 73% en 74%).Vrijwel alle automobilisten in Nederland vinden dat alcoholcontroles zinvol zijn (99%). Aan de automobilisten die wel eens auto rijden met teveel alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Driekwart van de overtreders blijkt het hier mee eens te zijn (75%). Van de beginnende automobilisten is een groter deel van mening dat een paar glazen alcohol de kans op ongelukken in sterke mate vergroot (90%). Oudere overtreders zijn het juist minder vaak met de stelling eens (65%).
Motorrijders De overgrote meerderheid van de motorrijders in Nederland zegt nooit motor te rijden met teveel alcohol op (95%) of in de ochtend motor te rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (84%). Iets meer dan de helft van de motorrijders zegt nooit te vermoeid een motor te rijden (52%). Bijna de helft zegt dat dit wel eens voorkomt; dit is veelal minder vaak dan eens per 3 maanden (37%).
Effectmeting Regioplannen 2010
11/112
Motorrijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden, komt volgens de overgrote meerderheid van de motorrijders nooit voor (93%). Bijna alle ondervraagde motorrijders zeggen nooit te rijden na het gebruik van drugs (99%). De kans om gepakt te worden bij rijden met alcohol, wordt door de motorrijders zeer laag ingeschat: drie procent denkt dat de kans hierop (zeer) groot is. In Nederland meent bijna driekwart van de motorrijders dat er te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (72%). Bijna alle motorrijders vinden dat alcoholcontroles zinvol zijn (96%). Aan de motorrijders die wel eens motor rijden na 2 à 3 glazen alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Zo‟n acht op de tien overtreders blijken het hier mee eens te zijn (79%).
Bromfietsers In Nederland zegt ruim viervijfde deel van de bromfietsers nooit te rijden met teveel alcohol op (83%). Driekwart bestuurt nooit een bromfiets in de ochtend terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (76%). Ongeveer één op de zes bromfietsers (17%) zegt minimaal één keer per maand te vermoeid bromfiets te rijden. Bijna de helft zegt dat dit nooit voorkomt (46%). Bromfiets rijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden komt volgens de overgrote meerderheid van de bromfietsers nooit voor (83%). Bijna alle ondervraagde bromfietsers zeggen nooit te rijden na het gebruik van drugs (95%). Slechts 5 procent van de bromfietsers in Nederland denkt dat de pakkans bij het overtreden van de alcoholnorm groot is. Bijna tweederde deel van de bromfietsers in Nederland meent dat er te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (63%). Circa negen op de tien bromfietsers vinden de controles op alcohol zinvol (89%). Aan de bromfietsers die wel eens bromfiets rijden na 2 à 3 glazen alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Ruim driekwart van overtreders blijkt het hier mee eens te zijn (77%).
Effectmeting Regioplannen 2010
12/112
Kwalitatieve verdieping In Kennemerland, Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid en Limburg-Zuid zegt men vaker met teveel alcohol op te rijden. Dit zijn niet per definitie de regio‟s waar meer alcoholverbalisaties of alcoholgerelateerde ongevallen plaatsvinden. Alleen bij Zuid-Holland-Zuid en Limburg-Zuid komt het zelfgerapporteerde gedrag overeen met het beeld dat de regiopolitie aldaar heeft. Hoog op de lijst van alcoholgerelateerde ongevallen staan bijvoorbeeld NoordHolland-Noord, Gooi en Vechtstreek, Haaglanden, Brabant-Zuid-Oost en Limburg-Noord; al deze regio‟s laten geen afwijking op zelfgerapporteerd gedrag zien. Aan de andere kant staat Zaanstreek-Waterland, dat een laag alcoholgerelateerd ongevalscijfer heeft en ook geen afwijkend zelfgerapporteerd gedrag vertoont. Dit is een aanwijzing dat het zelfgerapporteerd gedrag van beperkte waarde is, mogelijk ook doordat notoire drankrijders niet in het onderzoek zijn vertegenwoordigd. Om een voorbeeld te geven: bij de alcoholgerelateerde ongevallen in Limburg-Noord zijn vaak Poolse grensarbeiders betrokken en die zijn als niet-inwoners niet in de steekproef opgenomen. Men schat de pakkans hoger in dan in de rest van Nederland in Friesland, Groningen, en Limburg-Zuid. In deze regio‟s is de handhaving intensiever, maar is ook de publiciteit eromheen sterker. Overigens zijn er meer regio‟s die intensiever controleren (bijvoorbeeld ook doordeweeks) en daarover goed publiceren, maar waar de ingeschatte pakkans niet afwijkt. Het draagvlak voor alcoholcontroles is relatief gelijkmatig en overal hoog.
Snelheid Automobilisten Over het algemeen geldt dat naarmate de maximumsnelheid lager ligt, meer automobilisten zich aan de snelheidslimiet houden. Zo zegt zes procent van de automobilisten nooit te hard te rijden op de autosnelweg, op de 80-kilometer weg ligt dit op 13 procent en voor de 50- en 30kilometer wegen geldt dat circa een vijfde (respectievelijk 19% en 21%) hier nooit te hard rijdt. Voor alle typen wegen geldt dat oudere bestuurders vaker aangeven nooit de maximumsnelheid te overtreden, terwijl beginnende bestuurders juist vaker aangeven vaak te hard rijden. De automobilisten die vaak of regelmatig te hard rijden, is gevraagd met hoeveel kilometer men gemiddeld de snelheidslimiet overschrijdt. De gemiddelde snelheidsoverschrijding is 10 kilometer. Oudere bestuurders die snelheid overschrijden op de autosnelweg en op de 50kilometer weg, rijden hier relatief vaak „slechts‟ vijf kilometer te hard. Zowel voor de autosnelweg als voor de 80- en de 50-kilometer wegen geldt dat ongeveer een kwart van de automobilisten denkt dat de pakkans bij te hard rijden groot is. Een lagere pakkans is er volgens de automobilisten op de 30-kilometer wegen: hier vindt één op de tien dat de kans om gepakt te worden groot is en tweederde deel meent dat deze kans klein is.
Effectmeting Regioplannen 2010
13/112
Oudere bestuurders vinden vaker dan de gemiddelde automobilist in Nederland dat de pakkans groot is bij te hard rijden op de autosnelweg en op de 80- en 50-kilometer wegen. Beginnende bestuurders achten de pakkans op de autosnelweg en de 80-kilometer weg juist vaker klein. Een kwart van de automobilisten in Nederland meent dat er te weinig wordt gecontroleerd op snelheid op autosnelwegen (25%); voor de 80-kilometer wegen ligt dit op bijna een derde deel (31%). Aanzienlijk meer automobilisten vinden dat er op de 50- en de 30-kilometer wegen te weinig controles op snelheid zijn (respectievelijk 43% en 54%). Voor alle typen wegen geldt dat beginnende bestuurders minder vaak dan de gemiddelde automobilist vinden dat er te weinig controles zijn. Oudere bestuurders menen juist vaker dat er te weinig wordt gecontroleerd. Snelheidscontroles op de autosnelweg worden het minst zinvol geacht: iets minder dan de helft van de automobilisten in Nederland vindt deze controles zinvol (48%). Voor alle typen wegen - uitgezonderd de 30-kilometer weg – geldt dat oudere bestuurders relatief vaak vinden dat snelheidscontroles hier zinvol zijn. Ook snelheidscontroles in het algemeen worden door deze doelgroep vaak zinvol genoemd. Beginnende bestuurders vinden in mindere mate dan de gemiddelde automobilist dat controles op de 80- en 50-kilometer wegen zinvol zijn. Wat betreft controlemiddelen is de acceptatiegraad het laagst voor een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg en de lasergun: minder dan de helft van de automobilisten vindt deze controlemiddelen acceptabel. Aan de automobilisten die vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Minder dan een kwart van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet op de autosnelweg de kans op ongelukken vergroot. De overgrote meerderheid weet dat tijdelijke verkeerstekens op het wegdek boven andere verkeerstekens gaan (92%); onder beginnende bestuurders ligt dit percentage nog iets hoger (95%). Vier op de vijf automobilisten geven terecht aan dat matrixborden dezelfde betekenis hebben als gewone verkeersborden (80%); hiervan zijn beginnende bestuurders juist minder vaak op de hoogte (69%).
Effectmeting Regioplannen 2010
14/112
Over de waarheid van de stelling “Als er op het matrixbord een andere maximumsnelheid staat dan op het verkeersbord dan geldt het bord met de laagste snelheid” zijn de meningen sterk verdeeld. Iets meer dan de helft geeft het juiste antwoord (53%). Ook met deze verkeersregel zijn beginnende bestuurders iets minder goed bekend (50% „waar‟).
Motorrijders Ongeveer één op de tien motorrijders in Nederland zegt nooit te hard te rijden op de autosnelweg (10%) of de 80-kilometerweg (9%). Voor de 50-kilometer weg geldt dat bijna een vijfde deel hier nooit te hard rijdt (18%) en ruim een kwart rijdt nooit te hard op de 30kilometer weg. De motorrijders die vaak of regelmatig te hard rijden, rijden op de snelweg 2030 kilometer te hard (58%), op de 80-km weg 20-30 kilometer te hard (46%) en op de 50- en 30- kilometer weg 10 kilometer te hard. Zowel voor de 80- als voor de 50-kilometer weg geldt dat circa een kwart van de motorrijders in Nederland denkt dat de pakkans bij te hard rijden groot is (respectievelijk 26% en 23%). Voor de autosnelweg ligt dit percentage nog iets lager (19%). Eén op negen motorrijders denkt dat de kans om gepakt te worden voor snelheidsovertredingen op de 30-kilometer weg groot is (11%); bijna tweederde deel meent dat de pakkans (zeer) klein is. Het aandeel motorrijders dat meent dat er te weinig wordt gecontroleerd op snelheid, ligt voor de autosnelweg op 15 procent en bij de 80-kilometerweg op 21 procent. Een aanzienlijk grotere groep meent dat er op deze typen wegen te veel wordt gecontroleerd (respectievelijk 43% en 43%). Bij de 50- en vooral de 30- kilometer wegen zien we een heel ander beeld: hier meent de grootste groep dat er te weinig controles op snelheid zijn (respectievelijk 34% en 49%). Vooral de controles op de 50- en 30- kilometer wegen worden zinvol geacht (respectievelijk 78% en 73%). Wat betreft de controlemiddelen is de acceptatiegraad het laagst voor de lasergun (43%) en een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg (44%). Aan de motorrijders die (heel) vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Slechts 13 procent van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet op de autosnelweg de kans op ongelukken vergroot. Ruim een derde deel meent dat te hard rijden op de 80-kilometer weg de kans op ongelukken doet toenemen en voor de 50- en 30kilometer wegen geldt dat tweederde deel deze mening is toegedaan.
Effectmeting Regioplannen 2010
15/112
Bromfietsers Bijna de helft van de bromfietsers in Nederland zegt nooit de maximumsnelheid te overschrijden op de provinciale wegen (46%); voor de 50-kilometer wegen binnen de bebouwde kom ligt dit op ruim een derde deel (36%). De meeste snelheidsovertredingen vinden plaats op de 30-kilometer wegen: 18 procent van de bromfietsers geeft aan hier nooit te hard te rijden. De bromfietsers die vaak of regelmatig te hard rijden, is gevraagd met hoeveel kilometer men gemiddeld de snelheidslimiet overschrijdt. We zien dat voor alle typen wegen geldt dat de grootste groep (42% tot 53% variërend per type weg) ongeveer tien kilometer te hard rijdt; op de 80-kilometer weg wordt ook vaak 20 tot 30 kilometer te hard gereden (tussen 30% en 38% variërend per type weg). De pakkansen bij het overtreden van de snelheidslimiet worden door de bromfietsers voor alle typen wegen ongeveer even groot geacht: circa één op de vijf bromfietsers denkt dat de pakkans groot is en ongeveer de helft schat deze kans als klein in. Bijna vier op de tien bromfietsers menen dat er op 80- en 50- kilometer wegen te weinig wordt gecontroleerd (respectievelijk 38% en 39%). Bijna de helft vindt dat er op 30-kilometer wegen te weinig wordt gecontroleerd (45%). Het aandeel bromfietsers dat snelheidscontroles zinvol vindt, varieert van circa de helft op de 80-kilometer weg (51%) tot ongeveer tweederde deel op de 30-kilometer weg (68%). Snelheidscontroles in het algemeen worden door tweederde deel van de bromfietsers als zinvol beschouwd (68%). Een lasergun (34%) en een niet zichtbaar opgestelde politieauto vindt men het minst acceptabel als controle middel (40%). Aan de bromfietsers die vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Voor alle typen wegen geldt dat de grootste groep van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet de kans op ongelukken vergroot, variërend van bijna de helft op de 80-kilometer weg tot tweederde deel op de 30-kilometer weg.
Effectmeting Regioplannen 2010
16/112
Kwalitatieve verdieping De variatie in perceptie van snelheidshandhaving is groot. De meeste politiekorpsen programmeren snelheidscontroles op basis van ongevallencijfers, sommige doen dit op basis van ongevallen plus (indien voorhanden) door de wegbeheerder gemeten overschrijdingen. De bevindingen uit het onderzoek zijn soms te duiden aan de hand van kenmerken van het gebied en/of de infrastructuur en soms aan de hand van inspanningen op het gebied van handhaving en/of voorlichting. Wanneer het zelfgerapporteerd gedrag minder normconform is of het draagvlak voor controles laag is, is dat veelal te verklaren met de weginrichting of wegfuncties. Zo vallen bijvoorbeeld de volgende zaken op: In Twente, Gelderland-Zuid, Gooi en Vechtstreek, Zaanstreek-Waterland, Kennemerland, Brabant-Zuid-Oost, Flevoland rapporteert de politie dat soms de wegen „uitnodigen tot‟ te hard rijden. Soms zijn dit wegen binnen de bebouwde kom (bijvoorbeeld dubbelstrooks invalswegen met 50-limiet in Eindhoven), soms buiten de kom (bijvoorbeeld de kaarsrechte en overzichtelijke 80 km-wegen in Flevoland). Dit uit zich in een minder normconform zelfgerapporteerd gedrag of een laag draagvlak voor controles wanneer de politie op dat soort plekken controleert. Overigens is er in Noord- en Oost-Gelderland sprake van 80 kmwegen die juist niet uitnodigen tot te hard rijden, daar zien we dan ook een hoog normconform gedrag op dat wegtyppe. In Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond ligt de verklaring voor hoog draagvlak voor controles mogelijk in de permanente verkeersdrukte; te hard rijden wordt dan minder geaccepteerd geacht. In Gelderland-Midden en Brabant-Noord kan het hoge draagvlak voor controles worden gerelateerd aan intensieve communicatie over ongevallen en verkeersveiligheid. In Friesland, IJsselland, Gelderland-Zuid en Noord-Holland-Noord kunnen hoog ingeschatte pakkansen worden gerelateerd aan intensieve handhaving.
Helm Bromfietsers Vier op de vijf bromfietsers in Nederland geven aan altijd een helm te dragen op de bromfiets (80%); een gedeelte van acht procent zegt echter nooit een helm te dragen. Aan de bromfietsers die niet altijd een helm gedragen, is gevraagd naar de reden(en) hiervoor. Ongeveer een kwart zegt dat een helm niet lekker zit/niet comfortabel is (24%). Eveneens bijna een kwart zegt dat het kapsel er van door de war gaat of dat het er niet mooi uit ziet (23%). De meningen over de pakkans voor het rijden zonder helm zijn verdeeld: circa een derde deel (32%) van de bromfietsers in Nederland denkt dat deze kans groot is; bijna de helft meent echter dat de pakkans klein is (45%).
Effectmeting Regioplannen 2010
17/112
De helft van de bromfietsers vindt dat er te weinig wordt gecontroleerd op het rijden zonder helm (50%). Dat het controleren op helmgebruik zinvol is, wordt door de overgrote meerderheid van de bromfietsers bevestigd (91%).
Veiligheidsbeleving In straat en buurt Voor alle groepen verkeersdeelnemers geldt dat de meerderheid de verkeersveiligheid in de straat en in de buurt waar men woont als (zeer) goed beoordeelt. Hierbij zijn over het algemeen voetgangers en automobilisten het meest positief, terwijl bromfietsers en motorrijders minder vaak tevreden zijn. Kijken we naar het type straat waar men woonachtig is, dan blijkt dat voetgangers en fietsers die aaneen 50- of een 80-kilometer weg wonen minder vaak positief zijn over de verkeersveiligheid in hun straat. Onder degenen die woonachtig zijn aan woonerf, vinden we de meeste tevreden voetgangers en fietsers. De verkeersveiligheid voor kinderen wordt minder positief beoordeeld: minder dan de helft van de ouders in Nederland noemt de verkeersveiligheid in de straat goed; ruim een kwart meent dat deze slecht is. Ook de verkeersveiligheid in de buurt wordt door ruim een kwart van de ouders als slecht betiteld. Ouders die aan een woonerf wonen, zijn vaker positief over de verkeersveiligheid in hun straat: 64 procent noemt deze goed. Wanneer men aan een 50-kilometer weg woont, is men minder vaak tevreden (39%).
In de woonomgeving Automobilisten: Bijna drievijfde deel van de automobilisten in Nederland beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30-kilometer zones in de eigen buurt als goed (58%). De verkeersveiligheid op de 50- en 80kilometer wegen in de buurt/woonomgeving wordt door zo‟n tweederde deel van automobilisten goed genoemd (respectievelijk 64% en 67%). Voor alle typen wegen geldt dat beginnende bestuurders vaker positief oordelen over de verkeersveiligheid. Oudere bestuurders geven bij alle soorten wegen juist minder vaak aan de verkeersveiligheid goed te vinden. Agressief rijgedrag wordt door automobilisten in Nederland het meest genoemd als oorzaak van verkeersonveiligheid in de eigen buurt/woonplaats (47%). Eén op de drie automobilisten meent dat verkeersonveiligheid vooral wordt veroorzaakt door snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (33%) en 30 procent van de automobilisten vindt dat geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen een belangrijke oorzaak zijn van verkeersonveiligheid.
Effectmeting Regioplannen 2010
18/112
Beginnende bestuurders vinden minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat verkeersonveiligheid wordt veroorzaakt door snelheidsovertreders in 30-kilometer zones en door verkeer bij scholen. Zij geven vaker aan dat geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen een belangrijke oorzaak is. Laatstgenoemde oorzaak wordt door oudere bestuurders juist minder vaak genoemd; zij vinden vaker dat agressief verkeersgedrag een van de belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid is.
Motorrijders: Circa drievijfde deel van de motorrijders in Nederland beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30kilometer zones en op de 50- en 80-kilometer wegen in de eigen buurt/woonomgeving als (zeer) goed. Agressief rijgedrag wordt veruit als belangrijkste oorzaak van verkeersonveiligheid beschouwd door motorrijders in Nederland; ruim de helft noemt dit (53%). Andere oorzaken die veelvuldig worden genoemd zijn geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen (30%) en snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (28%).
Bromfietsers: Bijna tweederde deel van de bromfietsers beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30-kilometer zones in de eigen buurt als goed (62%). De verkeersveiligheid op de 50-kilometer wegen in de woonomgeving wordt door minder bromfietsers goed genoemd (48%) en nog minder te spreken is men over de verkeersveiligheid op de 80-kilometer wegen (40% goed). Ruim de helft van de bromfietsers in Nederland meent dat agressief rijgedrag een van de belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid is (56%). Op de tweede plaats staat snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (35%), gevolgd door geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen (27%).
Rijgedrag medeweggebruikers Bijna de helft van de automobilisten in Nederland beoordeelt het rijgedrag van zijn of haar medeweggebruikers als (heel) veilig (46%). Een bijna even grote groep oordeelt neutraal (46%) en één op de tien automobilisten noemt het rijgedrag van de andere weggebruikers (heel) onveilig (10%). Oudere bestuurders vinden minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat het rijgedrag van medeweggebruikers (heel) veilig is (39%). Beginnende bestuurders geven dit juist vaker aan (53%). Circa drie op de tien motorrijders in Nederland vinden het rijgedrag van medeweggebruikers (heel) veilig (31%). De grootste groep noemt het rijgedrag niet veilig, maar ook niet onveilig (53%). Vijftien procent van de motorrijders vindt dat de andere weggebruikers (heel) onveilig rijden.
Effectmeting Regioplannen 2010
19/112
Ruim een derde deel van de bromfietsers in Nederland vindt dat het rijgedrag van medeweggebruikers (heel) veilig is (36%). Bijna de helft oordeelt neutraal (45%) en 18 procent noemt het rijgedrag van de andere weggebruikers (heel) onveilig.
Kwalitatieve verdieping Ten aanzien van de verkeersveiligheidsbeleving in woonstraat, buurt en woonplaats zijn er aanzienlijke verschillen tussen de regio‟s. Een vermoedelijke verklaring ligt in de dominante wijkinrichting: daar waar veel moderne woonwijken (vanaf jaren ‟80, ingericht volgens principes Duurzaam Veilig) zijn, is de beleving over het algemeen positief (bijvoorbeeld Flevoland) en daar waar de woonwijken overwegend ouder zijn is de beleving juist negatief (bijvoorbeeld Haaglanden, Hollands Midden). Natuurlijk zijn in veel regio‟s beide wijktypen wel aanwezig, waardoor het beeld gelijk aan het Nederlandse gemiddelde wordt. Ook positief voor de beleving van de verkeersveiligheid lijkt te zijn: het nauw betrekken van burgers bij verkeersveiligheid, zoals in het Fryske Dieken-project (Friesland) of bij het project subjectieve verkeersveiligheid (actief in Gelderland-Midden). Opmerkelijk is dat in de twee grootste en drukste regio‟s (Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond) de beleving van verkeersveiligheid ook positiever is dan in de rest van Nederland. Een denkbare verklaring is dat het verwachtingspatroon hier wat minder is, maar mogelijk ook dat door hoge verkeersintensiteiten de rijsnelheden lager liggen en het verkeer daardoor veiliger wordt beleefd.
Aanvullende opmerkingen. Regionale verschillen algemeen Op het onderwerp gordel zijn de regionale verschillen nauwelijks waarneembaar klein. Rijden onder invloed verschilt regionaal ook niet zo sterk, al zijn de verschillen duidelijk groter dan bij gordel. Tamelijk grote verschillen zijn er op rood licht en op snelheid. De respons van bromfietsers en motorrijders op de vragen in het perceptieonderzoek is regionaal niet sterk differentiërend. De aanpak van de politie ten aanzien van deze twee groepen verschilt wel vrij sterk.
Communicatie Tussen de politieregio‟s zijn er vrij grote verschillen in effectieve publiciteit. Goede publiciteit kan de effecten van de handhavingsacties versterken. Elk regionaal Verkeershandhavingsteam heeft een eigen medewerker communicatie of kan daarover beschikken en deze persoon stuurt persberichten. In sommige regio‟s stuurt men alleen achteraf meldingen van controles en resultaten ervan, in sommige kondigt men ook handhavingsacties aan.
Effectmeting Regioplannen 2010
20/112
De mate waarin de locale/regionale pers deze persberichten oppikt en ook daadwerkelijk publiceert verschilt nogal. In Twente en Amsterdam-Amstelland zijn de ervaringen uitgesproken negatief. In de meeste regio‟s zijn de ervaringen overigens positief te noemen. Een aantal regio‟s nodigt zelfs regelmatig journalisten uit bij controles en ziet dat dan ook terug in de kranten of op de regionale televisie. Een aantal regio‟s is gestart met experimenteren met nieuwe sociale media: RotterdamRijnmond twittert over controles en in Zaanstreek-Waterland gaat men van start met een YouTube-kanaal.
Bromfietsers In nagenoeg alle politieregio‟s vormen de bromfietsers voor de politie een belangrijke groep, vanwege de ongevalskansen en de overlast. De politie spreekt dan altijd over de groep scholieren/jongeren vanaf 16 jaar en nooit over de groep oudere bromfietsers. Die laatste groep kan soms getalsmatig belangrijk zijn in de bromfietserspopulatie, voor de politie behoeft ze geen aandacht omdat ze geen problemen geven. Het belangrijkste onderwerp van handhaving bij de bromfietsers is steevast snelheid of constructiesnelheid. Opmerkelijk is dat sommige korpsen de rollentestbank hanteren voor het controleren op opgevoerde bromfietsen, terwijl andere korpsen liever alleen met de lasergun controleren, omdat ze dit betrouwbaarder vinden (Friesland) of omdat ze daarmee hoger en effectiever kunnen beboeten (ZaanstreekWaterland). Controle op helmdracht vindt men niet overal even belangrijk. De politie doet naast handhaving ook aan educatie en voorlichting voor de groep jeugdige bromfietsers. Belangrijk om te realiseren is dat de groep bromfietsers die de aandacht krijgt van de politie relatief ondervertegenwoordigd is in de steekproef. Het beeld dat de politie geeft kan daardoor afwijken van het beeld dat het onderzoek laat zien.
Motorrijders Ten aanzien van motorrijders zijn grote verschillen zichtbaar tussen de politieregio‟s. De populatie motorrijders bestaat in de Randstedelijke gebieden voor een belangrijk deel uit de „functionele‟ motorrijders: zij gebruiken de motor voor het woon-werkverkeer, om de files te omzeilen en gemakkelijker in de stad te kunnen parkeren. Die groep komt buiten de Randstad nauwelijks voor: daar zijn de recreatieve motorrijders dominant. Deze groep maakt met mooi weer toertochten over bochtige weggetjes en dijken. De functionele motorrijders krijgen van de politie hoegenaamd geen aandacht. We zien dan ook in de Randstad veel minder specifieke handhavingsactiviteiten dan daarbuiten. De recreatieve motorrijders geven wel soms overlast en rijden soms veel te hard. Naast handhaving is de politie ook actief met voorlichting.
Effectmeting Regioplannen 2010
21/112
1.
Inleiding
Voor u ligt het landelijke rapport met de uitkomsten van de Effectmeting Regioplannen 2010. De uitkomsten geven inzicht in het gedrag en de beleving van de weggebruikers inzake het Speerpuntenbeleid: Helm, Gordel, Roodlicht, Alcohol en Snelheid. Hiervoor zijn in januari 2010, in elke politieregio circa 450 weggebruikers 2 geïnterviewd: 250 automobilisten 50 oudere bestuurders extra 50 beginnende bestuurders extra 50 bromfietsers (of scooterrijders) 50 motorrijders Van het aantal van 250 automobilisten zijn er 200 automobilisten via internet geïnterviewd en 50 automobilisten telefonisch. De andere groepen weggebruikers zijn alle alleen via internet geïnterviewd. De keuze voor de overgang naar internetonderzoek is gemaakt op grond van de afweging om tot een meer moderne manier van interviewen te komen, namelijk via internet. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de argumenten voor de keuze van internet. In de vorige onderzoeken werden alleen automobilisten geïnterviewd. De nieuwe doelgroepen, zoals beginnende bestuurders en bromfietsers zijn categorieën weggebruikers die vanaf dit jaar als belangrijke groep weggebruikers ook aandacht in het onderzoek krijgen. Deze groepen weggebruikers kunnen echter niet met vorig jaar worden vergeleken want toen maakten ze nog geen deel uit van het onderzoek. Naast nieuwe doelgroepen is in dit onderzoek ook de aandacht gericht op de beleving van de verkeers (on)veiligheid in de directe woonomgeving. Hiervoor zijn aparte vragen ontwikkeld.
2
Voor de exacte aantallen in de regio‟s verwijzen wij naar de regionale rapporten.
Effectmeting Regioplannen 2010
22/112
Een betere onderzoeksmethode Het onderzoek Effectmeting Regioplannen is in 2008 en voorgaande jaren telefonisch uitgevoerd. Er zijn toen 6.250 telefonische interviews gehouden met uitsluitend automobilisten, 250 interviews per politieregio. In 2010 is het onderzoek grotendeels op internet uitgevoerd. Er zijn belangrijke redenen waarom de Effectmeting Regioplannen niet meer, althans voor het belangrijkste deel, telefonisch is uitgevoerd. De keuze voor internet is gebaseerd op ervaringen die over de gehele lijn met telefonisch onderzoek zijn opgedaan.
Respons De respons van telefonisch onderzoek loopt terug. In 2008 was de respons bij dit onderzoek 22 procent. Het toenemend aantal geheime- en mobiele nummers, samen met het toenemend aantal weigeringen, veroorzaken dat een steekproef nauwelijks meer aan de eisen voldoet. Een steekproef is minder representatief dan jaren geleden want nog maar 55 procent van de Nederlandse bevolking is telefonisch bereikbaar voor onderzoek.
Kwaliteit van de antwoorden Een ander nadeel van telefonisch onderzoek werd duidelijk toen internetonderzoek zijn intrede deed. Al snel bleek dat de kwaliteit van de antwoorden bij internet onderzoek, in vergelijking met telefonisch onderzoek, beter is. De vragen waarbij de respondent met een punt op een schaal kon antwoorden, worden beter beantwoorden aangezien ook de uiteinden van de schaal als antwoord werden aangegeven. Bovendien worden open vragen beter ingevuld dan met telefonisch onderzoek. Bij internet onderzoek leest de respondent de vraag, ziet de antwoordcategorieën en krijgt een beter begrip van de richting en de samenhang van de vragen. De respondent weet dus beter waar het onderzoek over gaat. Dit samen bevordert de kwaliteit van de antwoorden.
Internet onderzoek heeft de toekomst Veel onderzoekbureaus hebben tegenwoordig een relatief groot panel, vaak meer dan 100.000, met respondenten die aan onderzoek willen meedoen. Door het goede „onderhoud‟ van een internetpanel is de respons ook hoog. Intomart GfK heeft een gemiddelde respons van 70 procent. De meeste internetpanels zijn voorzien van allerlei relevante kenmerken zoals geslacht, leeftijd, inkomen en gezinssamenstelling. Ook het bezit van een rijbewijs is in het Intomart panel vastgelegd. Dit maakt het mogelijk zeer gericht steekproeven te trekken. Bovendien is ongeveer 85 procent van de Nederlanders aangesloten op internet. Dus een goed internet panel is beter bereikbaar dan een steekproef die getrokken is uit een openbaar telefoonboek.
Effectmeting Regioplannen 2010
23/112
Gevolgen voor de vergelijking: trendbreuk De keuze voor een andere manier van interviewen brengt vrijwel altijd een trendbreuk teweeg. Dat is ook nu het geval. De resultaten van het deel dat via internet is verkregen, zijn niet goed te vergelijken met de resultaten die de vorige jaren telefonisch zijn verkregen. Daar hebben we de volgende oplossing voor gevonden: De rapportages van dit jaar zijn gebaseerd op de resultaten die met internet zijn verkregen; Om toch inzicht te geven in de trend, worden wel grafieken weergegeven waarin de trend tot en met 2008 in lijnen wordt afgebeeld met daarnaast het resultaat van 2010 apart. De trend kan alleen voor automobilisten worden aangegeven aangezien in de vorige onderzoeken alleen automobilisten zijn geïnterviewd.
Effectmeting Regioplannen 2010
24/112
2.
Gordel
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk komen het dragen van de gordel, de pakkans bij het niet dragen van de gordel en het draagvlak van de gordelcontrole aan de orde.
2.2
Resultaten automobilisten
2.2.1
Gedrag
Ruim viervijfde deel van de automobilisten in Nederland geeft aan tijdens korte autoritten (korter dan vijf minuten) altijd de gordel om te doen (86%). Bij lange autoritten ligt dit percentage hoger: dan zegt 96 procent altijd de gordel te dragen. Beginnende bestuurders geven vaker bij korte autoritten aan altijd de gordel om te doen (89%). Figuur 2.2.1 100%
Dragen autogordel naar type rit – Nederland 2010 2% 2% 9%
2%
75%
geen antwoord nooit 50%
meestal niet
96%
soms
86%
meestal altijd
25%
0% korte autorit
Effectmeting Regioplannen 2010
lange autorit
25/112
Figuur 2.2.2
Dragen autogordel naar type rit – 1999-2010 (% altijd)
korte autorit
% altijd
lange autorit
% altijd
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
Nederland Nederland-Internet
0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
2.2.2
jaartal
Pakkans
De pakkans voor het rijden zonder gordel wordt laag ingeschat: twaalf procent van de automobilisten meent dat deze kans (zeer) groot is en ruim de helft denkt dat de kans hierop (zeer) klein is (52%). Oudere bestuurders denken vaker dat de pakkans (zeer) groot is: 16 procent. Figuur 2.2.3
100%
Ingeschatte pakkans bij niet dragen autogordel – Nederland 2010
5%
75% 52%
geen antwoord (zeer) klein
50%
niet groot niet klein (zeer) groot
25%
31%
12% 0%
Effectmeting Regioplannen 2010
26/112
Figuur 2.2.4
Ingeschatte pakkans bij niet dragen autogordel – 2000-2010 (% (zeer) groot)
% (zeer) groot 40% 35% 30% 25%
Nederland
20%
Nederland-Internet
15% 10% 5% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
2.2.3
Draagvlak controles
Bijna de helft van de automobilisten in Nederland is van mening dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op het dragen van autogordels (45%). Ruim driekwart van de automobilisten vindt gordelcontroles (heel) zinvol (79%); oudere bestuurders geven dit vaker aan (85%).
Figuur 2.2.5
Oordeel aantal controles gordel –Nederland 2010
100% 18% 75%
5%
32% 50%
geen antwoord (veel) te veel precies genoeg (veel) te weinig
25%
45%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
27/112
Figuur 2.2.6
Oordeel aantal controles gordel – 2000-2010 (% (veel) te weinig)
% (veel) te weinig 50% 45% 40% 35% 30%
Nederland
25%
Nederland-Internet
20% 15% 10% 5% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Figuur 2.2.7
100%
Zinvolheid controles gordel – Nederland 2010
4% 16%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
niet zo zinvol 79%
(heel) zinvol
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
28/112
Figuur 2.2.8
Zinvolheid controles gordel – 1999-2010 (% (heel) zinvol)
% (heel) zinvol 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
2.2.4
Risicoperceptie door overtreders
Aan de automobilisten die nooit, meestal niet of soms de gordel dragen, is de volgende stelling voorgelegd: “Het dragen van een gordel verkleint de kans op verwondingen bij ongelukken”. Zes op de tien overtreders blijken het hier (helemaal) mee eens te zijn (61%); bijna een derde deel meent echter dat het dragen van een gordel de kans op verwondingen niet verkleint (30%) oneens).
Effectmeting Regioplannen 2010
29/112
Figuur 2.2.9
Het dragen van een gordel verkleint de kans op verwondingen – Nederland 2010
100%
5%
30% 75% geen antwoord
5%
(helemaal) mee oneens 50%
neutraal (helemaal) mee eens 61%
25%
0%
2.2.5 Tabel 2.2.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER Dragen gordel - korte rit
% altijd
Midden- en West-Brabant
Dragen gordel - lange rit
% altijd
Midden- en West-Brabant
Pakkans
% (zeer) groot
Groningen
Aantal controles
% (veel) te weinig
Groningen Amsterdam-Amstelland
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Amsterdam-Amstelland Brabant-Zuid-Oost
Effectmeting Regioplannen 2010
30/112
HOGER Gooi en Vechtstreek
Zuid-Holland-Zuid Limburg-Zuid
Drenthe Noord- en Oost-Gelderland Limburg-Zuid
3.
Rood licht
3.1
Inleiding
Dit hoofdstuk gaat in op het rijden door rood licht, de pakkans bij het door rood licht rijden en het draagvlak voor de rood licht controles. Hierbij komen achtereenvolgens automobilisten, motorrijders en bromfietsers aan bod.
3.2
Resultaten automobilisten
3.2.1
Gedrag
Bijna tweevijfde deel van de automobilisten in Nederland zegt nooit door rood te rijden (38%). Zowel beginnende als oudere bestuurders zeggen vaker nooit het rode licht te negeren (respectievelijk 47% en 43%). Figuur 3.2.1
100%
Rijden door rood licht –Nederland 2010
8%
75%
54%
geen antwoord vaak geregeld
50%
s oms zelden nooit
25%
38%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
31/112
Figuur 3.2.2
Rijden door rood licht – 1999-2010 (% nooit)
% nooit 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
3.2.2
Pakkans
In Nederland denkt ongeveer één op de zes automobilisten dat de pakkans voor het rijden door rood licht (zeer) groot is (17%); bijna de helft meent dat de kans (zeer) klein is (47%). De pakkans wordt zowel door beginnende als door oudere bestuurders vaker als (zeer) groot ingeschat (respectievelijk 21% en 22%).
Effectmeting Regioplannen 2010
32/112
Figuur 3.2.3
Ingeschatte pakkans bij rijden door rood licht –Nederland 2010
100%
3%
75%
47% geen antwoord (zeer) klein
50%
niet groot niet klein (zeer) groot 33%
25%
17% 0%
Figuur 3.2.4
Ingeschatte pakkans bij rijden door rood licht – 1999-2010 (% (zeer) groot)
% (zeer) groot 40% 35% 30% 25%
Nederland
20%
Nederland-Internet
15% 10% 5% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
33/112
3.2.3
Draagvlak controles
Circa de helft van de automobilisten vindt dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood licht (51%). Ruim negen op de tien automobilisten in Nederland vinden dat het controleren op rijden door rood (heel) zinvol is (92%). Oudere bestuurders vinden vaker dat er (veel) te weinig controles zijn (63%) en dat de controles (heel) zinvol zijn (96%). Onder beginnende bestuurders liggen deze percentages juist lager (respectievelijk 39% en 87%). Figuur 3.2.5
Oordeel aantal controles rood licht –Nederland 2010
100% 13% 2% 75% 34%
geen antwoord (veel) te veel
50%
precies genoeg (veel) te weinig
25%
51%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
34/112
Figuur 3.2.6
Oordeel aantal controles rood licht – 1999-2010 (% (veel) te weinig)
% (veel) te weinig 70% 60% 50% 40%
Nederland Nederland-Internet
30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Figuur 3.2.7
100%
Zinvolheid controles rood licht –Nederland 2010
6%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
92%
niet zo zinvol
(heel) zinvol 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
35/112
Figuur 3.2.8
Zinvolheid controles rood licht –1999-2010 (% (heel) zinvol)
% (heel) zinvol 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
3.2.4 Tabel 3.2.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Rijden door rood
% nooit
Gelderland-Midden Zaanstreek-Waterland Kennemerland Limburg-Noord
Groningen Friesland Drenthe Limburg-Zuid
Pakkans
% (zeer) groot
Noord- en Oost-Gelderland Gooi en Vechtstreek
Zuid-Holland-Zuid Zeeland
Aantal controles
% (veel) te weinig
Groningen
Noord- en Oost-Gelderland Gelderland-Midden
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Utrecht
Effectmeting Regioplannen 2010
36/112
3.3
Resultaten motorrijders
3.3.1
Gedrag
De helft van de motorrijders in Nederland zegt nooit door rood te rijden (50%). Figuur 3.3.1
100%
75%
Rijden door rood licht – Nederland 2010
5%
44% geen antwoord vaak geregeld
50%
s oms zelden 25%
50%
nooit
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
37/112
3.3.2
Pakkans
Drievijfde deel van de motorrijders meent dat de pakkans voor het rijden door rood licht (zeer) klein is (59%); elf procent denkt dat de kans hierop (zeer) groot is. Figuur 3.3.2
100%
Ingeschatte pakkans bij rijden door rood licht –Nederland 2010
4%
75% 59%
geen antwoord (zeer) klein
50%
niet groot niet klein (zeer) groot
25%
26%
11% 0%
Effectmeting Regioplannen 2010
38/112
3.3.3
Draagvlak controles
Ruim één op de drie motorrijders is van mening dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood licht (35%). Een ruime meerderheid van 79 procent vindt dat het controleren op het door rood rijden (heel) zinvol is. Figuur 3.3.3
Oordeel aantal controles rood licht –Nederland 2010
100% 22% 75%
3% geen antwoord
50%
40%
(veel) te veel precies genoeg (veel) te weinig
25%
35%
0%
Figuur 3.3.4
100%
Zinvolheid controles rood licht –Nederland 2010
4% 15%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
niet zo zinvol 79%
(heel) zinvol
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
39/112
3.3.4
Regionale verschillen
Tabel 3.3.1
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER Rijden door rood
% nooit
Pakkans
% (zeer) groot
Aantal controles
% (veel) te weinig
Utrecht
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Twente
3.4
Resultaten bromfietsers
3.4.1
Gedrag
Noord-Holland Noord Kennemerland
HOGER Groningen Zuid-Holland-Zuid Zeeland
Twente Gelderland-Zuid Zuid-Holland-Zuid Friesland
In Nederland zegt bijna de helft van de bromfietsers nooit door rood te rijden (46%). Figuur 3.4.1
100%
Rijden door rood licht – Nederland 2010
2% 4% 14%
75% 34%
geen antwoord vaak geregeld
50%
s oms zelden 25%
46%
nooit
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
40/112
3.4.2
Pakkans
Tweederde deel van de bromfietsers meent dat de pakkans voor het rijden door rood licht (zeer) klein is (66%); acht procent denkt dat de kans hierop (zeer) groot is. Figuur 3.4.2
100%
Ingeschatte pakkans bij rijden door rood licht – Nederland 2010
3%
75% 66%
geen antwoord (zeer) klein
50%
niet groot niet klein (zeer) groot
25% 23%
0%
3.4.3
8%
Draagvlak controles
Ruim de helft van de bromfietsers in Nederland vindt dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op het rijden door rood (55%). Dat het controleren op rijden door rood (heel) zinvol is, wordt door ruim driekwart van de bromfietsers mee ingestemd (78%).
Effectmeting Regioplannen 2010
41/112
Figuur 3.4.3
Oordeel aantal controles rood licht – Nederland 2010
100% 14% 4% 75% 28%
geen antwoord (veel) te veel
50%
precies genoeg (veel) te weinig
25%
55%
0%
Figuur 3.4.4
100%
Zinvolheid controles rood licht –Nederland 2010
3% 3% 16%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
niet zo zinvol 78%
(heel) zinvol
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
42/112
3.4.4
Risicoperceptie door overtreders
Aan de bromfietsers die vaak of geregeld door rood rijden, is de volgende stelling voorgelegd: “Het is gevaarlijk als bromfietsers door rood licht rijden”. Bijna de helft van de overtreders blijkt het hier (helemaal) mee eens te zijn (46%); één op de zeven vindt niet dat gevaarlijk is het rode licht te negeren (14%). Figuur 3.4.5
Het is gevaarlijk als bromfietsers door rood licht rijden – Nederland 2010
100% 14%
75% 40%
geen antwoord (helemaal) mee oneens
50%
neutraal (helemaal) mee eens
25%
46%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
43/112
3.4.5 Tabel 3.4.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Rijden door rood
% nooit
Amsterdam-Amstelland
Groningen Friesland Drenthe Zaanstreek-Waterland Zeeland
Pakkans
% (zeer) groot
Noord-Holland Noord
Friesland Limburg-Zuid
Aantal controles
% (veel) te weinig
Gelderland-Midden Utrecht
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Noord-Holland Noord Zuid-Holland-Zuid Brabant-Noord
Effectmeting Regioplannen 2010
44/112
Zeeland
4.
Rijden onder invloed
4.1
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de resultaten van het rijden met alcohol en andere middelen die de rijvaardigheid beïnvloeden, de pakkans bij alcoholgebruik in het verkeer en het draagvlak voor alcoholcontroles. Eerst wordt ingegaan op de doelgroep automobilisten, vervolgens komen motorrijders en bromfietsers aan bod. Verder wordt in dit hoofdstuk extra aandacht besteed aan beginnende bestuurders. Voor hen geldt een strengere alcohollimiet dan voor „ervaren‟ bestuurders.
4.2
Resultaten automobilisten
4.2.1
Gedrag
In Nederland geeft ruim driekwart van de automobilisten aan nooit auto te rijden na 2 à 3 glazen alcohol (78%). Oudere automobilisten blijken vaker dan de gemiddelde automobilist wel eens met te veel alcohol te rijden: minder dan driekwart zegt dit nooit te doen (69%). Beginnende bestuurders zeggen zich juist beter aan de regels te houden: 93 procent rijdt nooit met te veel alcohol. Zo‟n viervijfde deel van de automobilisten geeft aan nooit in de ochtend auto te rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (79%). Hier zijn het juist de beginnende bestuurders die vaker de fout ingaan: minder dan driekwart geeft aan dit nooit voorkomt (73%). Onder oudere bestuurders ligt dit percentage juist hoger (85%). Ruim één op de tien automobilisten (11%) zegt minimaal één keer per maand auto te rijden terwijl men zich daar eigenlijk te vermoeid voor voelt; bijna een derde deel zegt dat dit nooit voorkomt (30%). Oudere bestuurders geven aanzienlijk vaker aan nooit te rijden met vermoeidheid (47%). Beginnende bestuurders geven juist veel minder vaak aan dat dit hen nooit overkomt (19%), zij rijden dus vaker vermoeid auto. De overgrote meerderheid van de automobilisten in Nederland geeft aan nooit te auto te rijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid (kunnen) beïnvloeden (85%); beginnende bestuurders zeggen vaker dat dit nooit gebeurt (92%). Autorijden na het gebruik van drugs blijkt - volgens eigen zeggen – bijna niet voor te komen (98% nooit). Van de beginnende bestuurders geeft eveneens de overgrote meerderheid aan nooit onder invloed van drugs te rijden (99%).
Effectmeting Regioplannen 2010
45/112
Figuur 4.2.1 100%
Rijden onder invloed –Nederland 2010 4% 4% 14%
2% 2%
3%
11%
9%
16% 13%
75% geen antwoord 1x per maand of vaker 46%
50% 78%
99% 85%
79%
1x per 2 of 3 maanden minder vaak nooit
25% 30%
0%
na 2 à 3 glazen in de ochtend na alcohol alcohol
Figuur 4.2.2
vermoeidheid
na gebruik medicijnen
na gebruik drugs
Rijden met 2 à 3 glazen alcohol – 2000-2010 (% nooit)
% nooit 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
46/112
4.2.2
Pakkans
De pakkans bij het overtreden van de alcoholnorm wordt laag ingeschat: vijf procent van de automobilisten in Nederland denkt dat deze kans (zeer) groot is. Zowel onder beginnende als onder oudere bestuurders ligt dit percentage iets hoger (beide 7%). Figuur 4.2.3
Ingeschatte pakkans bij rijden met alcohol – Nederland 2010
100%
3%
75% geen antwoord 78% 50%
(zeer) klein niet groot niet klein (zeer) groot
25% 14% 5%
0%
Figuur 4.2.4
Ingeschatte pakkans bij rijden met alcohol – 2000-2010 (% (zeer) groot)
% (zeer) groot 40% 35% 30% 25% Nederland 20%
Nederland-Internet
15% 10% 5% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
47/112
4.2.3
Draagvlak controles
Ruim driekwart van de automobilisten meent dat er (veel) te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (77%). Zowel oudere als beginnende bestuurders vinden iets minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat er (veel) te weinig alcoholcontroles zijn (respectievelijk 73% en 74%). Vrijwel alle automobilisten in Nederland vinden dat alcoholcontroles (heel) zinvol zijn (99%).
Figuur 4.2.5
100%
Oordeel aantal controles alcohol – Nederland 2010
6% 16%
75% geen antwoord (veel) te veel 50%
precies genoeg 77%
(veel) te weinig
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
48/112
Figuur 4.2.6.
Oordeel aantal controles alcohol – 2000-2010 (% (veel) te weinig)
% (veel) te weinig 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Figuur 4.2.7
Zinvolheid controles alcohol –Nederland 2010
100%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
99%
niet zo zinvol
(heel) zinvol 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
49/112
Figuur 4.2.8
Zinvolheid controles alcohol – 2000-2010 (% (heel) zinvol)
% (heel) zinvol 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
4.2.4
Risicoperceptie door overtreders
Aan de automobilisten die wel eens auto rijden na 2 à 3 glazen alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Driekwart van de overtreders blijkt het hier (helemaal) mee eens te zijn (75%). Van de beginnende automobilisten die de alcoholnorm wel eens overtreden, is een groter deel van mening dat een paar glazen alcohol de kans op ongelukken in sterke mate vergroot (90%). Oudere overtreders zijn het juist minder vaak met de stelling eens (65%).
Effectmeting Regioplannen 2010
50/112
Figuur 4.2.9
Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate – Nederland 2010
100%
8% 17%
75% geen antwoord (helemaal) mee oneens 50%
neutraal (helemaal) mee eens
75% 25%
0%
4.2.5 Tabel 4.2.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Rijden na 2 à 3 glazen alcohol
% nooit
Kennemerland Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid
Groningen Gelderland-Midden Noord-Holland Noord
Rijden in de ochtend na alcohol
% nooit
Limburg-Noord Limburg-Zuid
Gooi en Vechtstreek Hollands Midden
Rijden met vermoeidheid
% nooit
Gelderland-Zuid
Noord-Holland Noord
Rijden na gebruik medicijnen
% nooit
Zeeland Limburg-Zuid
Hollands Midden
Rijden na gebruik drugs
% nooit
Pakkans
% (zeer) groot
Groningen Noord- en Oost-Gelderland
Zaanstreek-Waterland Limburg-Zuid
Aantal controles
% (veel) te weinig
Amsterdam-Amstelland Haaglanden
Friesland Noord- en Oost-Gelderland Noord-Holland Noord
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Effectmeting Regioplannen 2010
51/112
4.3
Resultaten motorrijders
4.3.1
Gedrag
De overgrote meerderheid van de motorrijders in Nederland zegt nooit motor te rijden na 2 à 3 glazen alcohol (95%) of in de ochtend motor te rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (84%). Iets meer dan de helft van de motorrijders zegt nooit een motor te besturen terwijl men zich daar eigenlijk te vermoeid voor voelt (52%). Bijna de helft zegt dat dit wel eens voorkomt; dit is veelal minder vaak dan eens per 3 maanden (37%). Motorrijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid (kunnen) beïnvloeden komt volgens de overgrote meerderheid van de motorrijders nooit voor (93%). Bijna alle ondervraagde motorrijders zeggen nooit te rijden na het gebruik van drugs (99%).
Figuur 4.3.1 100%
Rijden onder invloed – Nederland 2010 4% 14%
2% 4%
4% 7%
75% 37%
geen antwoord 1x per maand of vaker
50%
95%
93%
99%
84%
minder vaak nooit
52%
25%
0%
na 2 à 3 glazen in de ochtend na alcohol alcohol
Effectmeting Regioplannen 2010
1x per 2 of 3 maanden
vermoeidheid
52/112
na gebruik medicijnen
na gebruik drugs
4.3.2
Pakkans
De kans om gepakt te worden bij rijden met alcohol, wordt door de motorrijders zeer laag ingeschat: drie procent denkt dat de kans hierop (zeer) groot is. Figuur 4.3.2
100%
Ingeschatte pakkans bij rijden met alcohol –Nederland 2010
3%
75% geen antwoord
50%
85%
(zeer) klein niet groot niet klein (zeer) groot
25%
0%
9% 3%
Effectmeting Regioplannen 2010
53/112
4.3.3
Draagvlak controles
In Nederland meent bijna driekwart van de motorrijders dat er (veel) te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (72%). Bijna alle motorrijders vinden dat alcoholcontroles (heel) zinvol zijn (96%). Figuur 4.3.3
100%
75%
Oordeel aantal controles alcohol – Nederland 2010
10% 2%
16% geen antwoord (veel) te veel
50%
precies genoeg 72%
(veel) te weinig
25%
0%
Figuur 4.3.4
100%
Zinvolheid controles alcohol – Nederland 2010
2%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
96%
niet zo zinvol
(heel) zinvol 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
54/112
4.3.4
Risicoperceptie door overtreders
Aan de motorrijders die wel eens motor rijden na 2 à 3 glazen alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Zo'n acht op de tien overtreders blijken het hier (helemaal) mee eens te zijn (79%). Figuur 4.3.9
100%
Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate – Nederland 2010
5% 15%
75% geen antwoord (helemaal) mee oneens 50%
neutraal 79%
(helemaal) mee eens
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
55/112
4.3.5 Tabel 4.3.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Rijden na 2 à 3 glazen alcohol
% nooit
Rijden in de ochtend na alcohol
% nooit
Rijden met vermoeidheid
% nooit
Rijden na gebruik medicijnen
% nooit
Rijden na gebruik drugs
% nooit
Pakkans
% (zeer) groot
Aantal controles
% (veel) te weinig
Amsterdam-Amstelland
Zuid-Holland-Zuid
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Haaglanden Brabant-Noord
Noord-Holland Noord
4.4
Resultaten bromfietsers
4.4.1
Gedrag
Amsterdam-Amstelland Midden- en West-Brabant Brabant-Noord
Gelderland-Midden Amsterdam-Amstelland
Drenthe Twente Brabant-Noord Hollands Midden
Amsterdam-Amstelland
In Nederland zegt ruim viervijfde deel van de bromfietsers nooit te rijden na 2 à 3 glazen alcohol (83%). Driekwart bestuurt nooit een bromfiets in de ochtend terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid (76%). Ongeveer één op de zes bromfietsers (17%) zegt minimaal één keer per maand bromfiets te rijden terwijl men zich daar eigenlijk te vermoeid voor voelt. Bijna de helft zegt dat dit nooit voorkomt (46%). Bromfiets rijden na het gebruik van medicijnen die de rijvaardigheid (kunnen) beïnvloeden, komt volgens de overgrote meerderheid van de bromfietsers nooit voor (83%). Bijna alle ondervraagde bromfietsers zeggen nooit te rijden na het gebruik van drugs (95%).
Effectmeting Regioplannen 2010
56/112
Figuur 4.4.1 100%
Rijden onder invloed – Nederland 2010 4% 2%
5% 3%
10%
2% 5% 2% 8%
3% 17%
14%
2% 2%
9%
75%
geen antwoord 25%
1x per maand of vaker
50%
95% 83%
83%
76%
1x per 2 of 3 maanden minder vaak nooit
25%
46%
0%
na 2 à 3 glazen in de ochtend na alcohol alcohol
4.4.2
vermoeidheid
na gebruik medicijnen
na gebruik drugs
Pakkans
Vijf procent van de bromfietsers in Nederland denkt dat de pakkans bij het overtreden van de alcoholnorm (zeer) groot is. Figuur 4.4.2
100%
Ingeschatte pakkans bij rijden met alcohol – Nederland 2010
4%
75% geen antwoord 79% 50%
(zeer) klein niet groot niet klein (zeer) groot
25% 12% 0%
5%
Effectmeting Regioplannen 2010
57/112
4.4.3
Draagvlak controles
Bijna tweederde deel van de bromfietsers in Nederland meent dat er (veel) te weinig op alcohol wordt gecontroleerd (63%). Circa negen op de tien bromfietsers vinden de controles op alcohol (heel) zinvol (89%). Figuur 4.4.3
Oordeel aantal controles alcohol – Nederland 2010
100% 15% 4% 75%
18% geen antwoord (veel) te veel
50%
precies genoeg (veel) te weinig 63%
25%
0%
Figuur 4.4.4
100%
Zinvolheid controles alcohol – Nederland 2010
2% 8%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50% 89%
niet zo zinvol
(heel) zinvol 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
58/112
4.4.4
Risicoperceptie door overtreders
Aan de bromfietsers die wel eens bromfiets rijden na 2 à 3 glazen alcohol en/of wel eens in de ochtend rijden terwijl de genuttigde alcoholische dranken van de avond daarvoor mogelijk nog invloed hebben op de rijvaardigheid, is de volgende stelling voorgelegd: “Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate”. Ruim driekwart van overtreders blijkt het hier (helemaal) mee eens te zijn (77%). Figuur 4.4.9
100%
Een paar glazen alcohol vergroot de kans op ongelukken in sterke mate – Nederland 2010
8% 15%
75% geen antwoord (helemaal) mee oneens 50%
neutraal 77%
(helemaal) mee eens
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
59/112
4.4.5 Tabel 4.4.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER Rijden na 2 à 3 glazen alcohol
% nooit
Amsterdam-Amstelland
Rijden in de ochtend na alcohol
% nooit
Noord-Holland Noord
Rijden met vermoeidheid
% nooit
Haaglanden Brabant-Zuid-Oost
Rijden na gebruik medicijnen
% nooit
Rijden na gebruik drugs
% nooit
Pakkans
% (zeer) groot
Aantal controles
Zinvolheid controles
Effectmeting Regioplannen 2010
HOGER
Amsterdam-Amstelland
Noord-Holland Noord
% (veel) te weinig
Gelderland-Midden Noord-Holland Noord
Noord- en Oost-Gelderland
% (heel) zinvol
Amsterdam-Amstelland
Zaanstreek-Waterland
60/112
5.
Snelheid
5.1
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt de resultaten van automobilisten, motorrijders en bromfietsers met betrekking tot het overtreden van de maximumsnelheid, de pakkans hierbij en het draagvlak voor controles op snelheid.
5.2
Resultaten automobilisten
5.2.1
Gedrag
Over het algemeen geldt dat naarmate de toegestane snelheid lager ligt, meer automobilisten aangeven nooit te hard te rijden. Zo zegt zes procent van de automobilisten nooit te hard te rijden op de autosnelweg, op de 80-kilometerweg ligt dit op 13 procent en voor de 50- en 30kilometer wegen geldt dat circa een vijfde (respectievelijk 19% en 21%) hier nooit te hard rijdt. Voor alle typen wegen geldt dat oudere bestuurders vaker aangeven nooit de maximumsnelheid te overtreden, terwijl beginnende bestuurders juist vaker aangeven (heel) vaak te hard rijden. Figuur 5.2.1
Overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010
100% 10%
6%
4%
8%
36%
75%
42%
39%
51%
(heel) vaak regelmatig/soms
50%
zelden 41%
39% 25%
0%
geen antwoord
32%
nooit
33%
6% autosnelweg
13% 80-km weg
19%
21%
50-km weg
30-km weg
De automobilisten die heel vaak, vaak of regelmatig te hard rijden, is gevraagd met hoeveel kilometer men gemiddeld de snelheidslimiet overschrijdt. We zien dat voor alle typen wegen geldt dat in Nederland de overgrote meerderheid ongeveer tien kilometer te hard rijdt. Oudere bestuurders die snelheid overschrijden op de autosnelweg en op de 50-kilometer weg, rijden hier relatief vaak „slechts‟ vijf kilometer te hard.
Effectmeting Regioplannen 2010
61/112
Figuur 5.2.2
Hoogte overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010
100%
7% 17%
17%
29% 75% geen antwoord 61%
50%
meer dan 50 km 63%
66%
40-50 km 20-30 km 10 km
63%
5 km 25% 31%
0%
7%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
19%
16%
80-km weg
50-km weg
62/112
30-km weg
Figuur 5.2.3 % nooit
Overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – 1999-2010 (% nooit) autosnelweg
80-km weg
% nooit
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
Nederland
0%
Nederland-Internet
0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal % nooit
50-km weg
jaartal
% nooit
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
30-km weg
Nederland
Nederland-Internet
0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
2007
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
2008
2010
jaartal
63/112
5.2.2
Pakkans
Zowel voor de autosnelweg als voor de 80- en de 50-kilometer wegen geldt dat ongeveer een kwart van de automobilisten denkt dat de pakkans bij te hard rijden (zeer) groot is. Een lagere pakkans is er volgens de automobilisten op de 30-kilometer wegen: hier vindt één op de tien dat de kans om gepakt te worden (zeer) groot is en tweederde deel meent dat deze kans (zeer) klein is. Oudere bestuurders vinden vaker dan de gemiddelde automobilist in Nederland dat de pakkans (zeer) groot is bij te hard rijden op de autosnelweg en op de 80- en 50-kilometer wegen. Beginnende bestuurders achten de pakkans op de autosnelweg en de 80-kilometer weg juist vaker (zeer) klein.
Figuur 5.2.4 100%
Ingeschatte pakkans bij overtreding snelheidslimieten – Nederland 2010 2%
37%
2%
34%
75%
41% 66%
geen antwoord (zeer) klein niet groot niet klein
50% 36%
37%
(zeer) groot 34%
25%
22% 25%
28%
23% 10%
0%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
80-km weg
50-km weg
64/112
30-km weg
Figuur 5.2.5 % (zeer) groot
Ingeschatte pakkans bij overtreding snelheidslimieten – 1999-2010 (% (zeer) groot) autos nelweg
80-km weg
% (zeer) groot
45%
45%
40%
40%
35%
35%
30%
30%
25%
25%
20%
20%
15%
15%
10%
10%
5%
5%
0%
Nederland Nederland-Internet
0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal % (zeer) groot
jaartal % (zeer) groot
50-km weg
30-km weg
45%
45%
40%
40%
35%
35%
30%
30%
25%
25%
Nederland
20%
20%
Nederland-Internet
15%
15%
10%
10%
5%
5%
0%
0%
2007
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
Effectmeting Regioplannen 2010
2008
2010 jaartal
jaartal
65/112
5.2.3
Draagvlak controles
Een kwart van de automobilisten in Nederland meent dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op snelheid op autosnelwegen (25%); voor de 80-kilometer wegen ligt dit op bijna een derde deel (31%). Aanzienlijk meer automobilisten vinden dat er op de 50- en de 30kilometer wegen (veel) te weinig controles op snelheid zijn (respectievelijk 43% en 54%). Voor alle typen wegen geldt dat beginnende bestuurders minder vaak dan de gemiddelde automobilist vinden dat er (veel) te weinig controles zijn. Oudere bestuurders menen juist vaker dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd. Snelheidscontroles op de autosnelweg worden het minst zinvol geacht: iets minder dan de helft van de automobilisten in Nederland vindt deze controles (heel) zinvol (48%). Voor controles op snelheid op de andere typen wegen geldt dat een ruime meerderheid van de automobilisten deze (heel) zinvol vindt. Circa tweederde deel vindt dat snelheidscontroles in het algemeen (heel) zinvol zijn (68%). Voor alle typen wegen - uitgezonderd de 30-kilometer weg – geldt dat oudere bestuurders relatief vaak vinden dat snelheidscontroles hier (heel) zinvol zijn. Ook snelheidscontroles in het algemeen worden door deze doelgroep vak (heel) zinvol genoemd. Beginnende bestuurders vinden in mindere mate dan de gemiddelde automobilist dat controles op de 80- en 50kilometer wegen (heel) zinvol zijn. Figuur 5.2.6 100%
Oordeel aantal controles snelheid – Nederland 2010 7%
6%
22% 75%
6%
10%
16%
10%
31% 26%
precies genoeg
41%
50%
(veel) te weinig
38%
54%
25%
43% 25%
31%
0%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
geen antwoord (veel) te veel
35%
80-km weg
50-km weg
66/112
30-km weg
Figuur 5.2.7
Oordeel aantal controles snelheid– 2000-2010 (% (veel) te weinig)
% (veel) te weinig
% (veel) te weing
autosnelweg
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
80-km weg
Nederland
0%
Nederland-Internet
0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal % (veel) te weinig
jaartal % (veel) te weinig
50-km weg
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
30-km weg
Nederland
0%
Nederland-Internet
0% 2007
2008
2010
2007 jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
2008
2010 jaartal
67/112
Figuur 5.2.8
Zinvolheid controles snelheid – Nederland 2010
100% 8%
9% 4%
12%
6% 3%
8%
6%
4%
10% 14%
17%
75%
5%
20% geen antwoord
31%
verschilt per soort weg 50%
absoluut niet zinvol 80%
74%
70% 25%
niet zo zinvol 68%
48%
0%
autosnelweg
80-km weg
Effectmeting Regioplannen 2010
50-km weg
68/112
30-km weg
in het algemeen
(heel) zinvol
Figuur 5.2.9 % (heel) zinvol
Zinvolheid controles snelheid – 2000-2010 (% (heel) zinvol) autosnelweg
80-km weg
% (heel) zinvol
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
Nederland
40%
40%
Nederland-Internet
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% 2006
2007
2008
2010
2006
2007
2008
2010
jaartal % (heel) zinvol
50-km weg
jaartal % (heel) zinvol
30-km weg
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
Nederland
40%
40%
Nederland-Internet
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% 2006
2007
2008
2010
2007
jaartal
% (heel) zinvol
2010 jaartal
algemeen
100% 90%
80% 70% 60%
50%
Nederland
40%
Nederland-Internet
30%
20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
2008
69/112
5.2.4
Acceptatie controlemiddelen
Controles langs de weg - waarbij men staande gehouden kan worden door een politieagent – en de flitspaal zijn de meest geaccepteerde controlemiddelen in Nederland. Ook de trajectcontrole en een auto met videoapparatuur worden door een meerderheid van de automobilisten als (heel) acceptabel beschouwd. De acceptatiegraad is het laagst voor een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg en de lasergun: minder dan de helft van de automobilisten vindt deze controlemiddelen (heel) acceptabel. Oudere bestuurders geven vaker dan de gemiddelde automobilist aan dat ze de flitspaal een (heel) acceptabel controlemiddel vinden; de lasergun en een niet zichtbaar opgestelde politieauto worden juist minder vaak acceptabel geacht. Beginnende bestuurders vinden minder vaak dan gemiddeld dat controles langs de weg, een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg en een auto met videoapparatuur (heel) acceptabel controlemiddelen zijn. Figuur 5.2.10
Acceptatie controlemiddelen – Nederland 2010
100% 11% 15%
3%
8% 15%
35%
31%
75%
16% 21%
geen antwoord/niet mee bekend (heel) onacceptabel
21%
50% 73%
23%
neutraal
(heel) acceptabel
77% 62%
25%
44%
43%
politieauto langs de weg
lasergun
69%
0%
flitspaal
controles langs de weg
Effectmeting Regioplannen 2010
70/112
auto met trajectcontrole video-apparatuur
Figuur 5.2.11
Acceptatie controlemiddelen – 2003-2010 (% (heel) acceptabel)
% (heel) acceptabel
% (heel) acceptabel
flitspaal
controles langs de weg
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
Nederland
40%
40%
Nederland-Internet
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
0% 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2010
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2010
jaartal
% (heel) acceptabel
jaartal % (heel) acceptabel
politeauto langs de weg
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
las ergun
Nederland
Nederland-Internet
0% 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2010
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2010
jaartal % (heel) acceptabel
jaartal % (heel) acceptabel 100%
auto met video-apparatuur
100% 90%
90%
80%
80%
70%
70%
60%
60%
50%
50%
40%
40%
30%
30%
20%
20%
10%
10%
0%
trajectcontrole
Nederland
Nederland-Internet
0% 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2010
2003
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
2004
2005
2006
2007
2008
2010 jaartal
71/112
5.2.5
Risicoperceptie door overtreders
Aan de automobilisten die (heel) vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Minder dan een kwart van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet op de autosnelweg de kans op ongelukken vergroot; de helft vindt dat dit niet het geval is. Voor de overige typen wegen geldt dat de grootste groep wel van mening is dat te hard rijden de kans op ongelukken doet toenemen.
Figuur 5.2.12
Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken – Nederland 2010
100% 15%
27% 75%
50%
23%
27% 22% 28%
geen antwoord (helemaal) mee oneens neutraal
50%
(helemaal) mee eens 27%
25%
57%
54%
50-km weg
30-km weg
44% 22%
0%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
80-km weg
72/112
5.3
Kennis tijdelijke verkeerstekens en -borden
Aan de automobilisten is een drietal juiste stellingen over tijdelijke verkeerstekens en matrixborden voorgelegd, waarbij gevraagd is per stelling aan te geven of deze waar is of niet. De overgrote meerderheid weet dat tijdelijke verkeerstekens op het wegdek boven andere verkeerstekens gaan (92%); onder beginnende bestuurders ligt dit percentage nog iets hoger (95%). Vier op de vijf automobilisten geven terecht aan dat matrixborden dezelfde betekenis hebben als gewone verkeersborden (80%); hiervan zijn beginnende bestuurders juist minder vaak op de hoogte (69%). Over de waarheid van de stelling “Als er op het matrixbord een andere maximumsnelheid staat dan op het verkeersbord dan geldt het bord met de laagste snelheid” zijn de meningen sterk verdeeld. Iets meer dan de helft geeft het juiste antwoord (53%); ruim vier op de tien automobilisten zeggen onterecht dat de stelling niet waar is. Ook met deze verkeersregel zijn beginnende bestuurders iets minder goed bekend (50% „waar‟). Figuur 5.2.13
Stellingen tijdelijke verkeerstekens en –borden – Nederland 2010
Bij wegwerkzaamheden staan vaak tijdelijke verkeerstekens op het wegdek. Die gaan boven andere verkeerstekens op de weg
92%
Elektronische verkeersborden (matrixborden) boven of naas t de weg, hebben dezelfde betekenis als 'gewone' verkeersborden
80%
Als er op het matrixbord een andere maximumsnelheid staat dan op het verkeersbord dan geldt het bord met de laagste snelheid
18%
53%
0%
25% Waar
Effectmeting Regioplannen 2010
5%3%
73/112
50% Niet waar
2%
42%
4%
75%
100%
Weet niet
5.3.1 Tabel 5.2.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Te hard rijden op autosnelweg
% nooit
Zaanstreek-Waterland
Noord- en Oost-Gelderland
Te hard rijden op 80-km weg
% nooit
Groningen Flevoland
Haaglanden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid
Te hard rijden op 50-km weg
% nooit
Kennemerland
Drenthe Noord-Holland Noord Rotterdam-Rijnmond
Te hard rijden op 30-km weg
% nooit
Midden- en West-Brabant Limburg-Noord Limburg-Zuid
Noord-Holland Noord Zaanstreek-Waterland Amsterdam-Amstelland Rotterdam-Rijnmond
Pakkans autosnelweg
% (zeer) groot
Groningen Friesland
Pakkans 80-km weg
% (zeer) groot
Brabant-Zuid-Oost
Noord-Holland Noord Limburg-Zuid Flevoland IJsselland
Pakkans 50-km weg
% (zeer) groot
Noord-Holland Noord
Limburg-Zuid
Pakkans 30-km weg
% (zeer) groot
Gelderland-Midden Noord-Holland Noord
Zeeland Limburg-Zuid
Aantal controles autosnelweg
% (veel) te weinig
Groningen Amsterdam-Amstelland
Gelderland-Midden
Aantal controles 80-km weg
% (veel) te weinig
Groningen Zaanstreek-Waterland
Gelderland-Midden
Aantal controles 50-km weg
% (veel) te weinig
Gelderland-Zuid Amsterdam-Amstelland Brabant-Zuid-Oost
Gelderland-Midden Rotterdam-Rijnmond
Aantal controles 30-km weg
% (veel) te weinig
Amsterdam-Amstelland Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord
Gelderland-Midden Rotterdam-Rijnmond
Effectmeting Regioplannen 2010
74/112
Tabel 5.2.1
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde (vervolg)
LAGER
HOGER
Zinvolheid controles autosnelweg
% (heel) zinvol
Groningen Kennemerland Rotterdam-Rijnmond
Zinvolheid controles 80-km weg
% (heel) zinvol
Limburg-Noord
Gelderland-Midden
Zinvolheid controles 50-km weg
% (heel) zinvol
Twente Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord
Friesland Gelderland-Midden
Zinvolheid controles 30-km weg
% (heel) zinvol
Twente Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord Limburg-Zuid
Rotterdam-Rijnmond
Zinvolheid controles algemeen
% (heel) zinvol
Gooi en Vechtstreek Rotterdam-Rijnmond
Gelderland-Midden Haaglanden Brabant-Noord
Controlemiddel flitspaal
% (heel) acceptabel
Zaanstreek-Waterland
Gelderland-Zuid
Controlemiddel controles langs de weg
% (heel) acceptabel
Haaglanden
Drenthe
Controlemiddel politieauto langs de weg
% (heel) acceptabel
Amsterdam-Amstelland
Noord- en Oost-Gelderland
Controlemiddel lasergun
% (heel) acceptabel
Groningen
Controlemiddel auto met videoapparatuur
% (heel) acceptabel
Controlemiddel trajectcontrole
% (heel) acceptabel
Effectmeting Regioplannen 2010
75/112
Limburg-Noord Flevoland
5.4
Resultaten motorrijders
5.4.1
Gedrag
Ongeveer één op de tien motorrijders in Nederland zegt nooit te hard te rijden op de autosnelweg (10%) of de 80-kilometerweg (9%); de helft rijdt hier regelmatig of soms te hard. Voor de 50-kilometer weg geldt dat bijna een vijfde deel hier nooit te hard rijdt (18%) en ruim een kwart rijdt nooit te hard op de 30-kilometer weg. Figuur 5.3.1
Overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010
100% 12%
9%
75% 50%
4%
6%
37%
33% geen antwoord
50%
(heel) vaak regelmatig/soms
50% 33%
25%
28%
zelden nooit
42% 31% 27% 10%
9%
autosnelweg
80-km weg
0%
18%
50-km weg
30-km weg
De motorrijders die vaak of regelmatig te hard rijden, is gevraagd met hoeveel kilometer men gemiddeld de snelheidslimiet overschrijdt. We zien dat voor de snelweg geldt dat de meerderheid 20 tot 30 kilometer te hard rijdt (58%). Bijna de helft van de overtreders zegt op de 80-kilometer 20 tot 30 kilometer te hard te rijden (46%); een even grote groep rijdt hier ongeveer 10 kilometer te hard (45%). Het overtreden van de snelheid op de 50- en 30kilometer wegen gebeurt veelal met 10 kilometer per uur.
Effectmeting Regioplannen 2010
76/112
Figuur 5.3.2 100%
Hoogte overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010 3%
2% 16% 30%
75%
46% geen antwoord
58%
meer dan 50 km 40-50 km
50%
70%
20-30 km 55%
10 km 5 km
45%
25% 36%
5%
0%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
80-km weg
12%
13%
50-km weg
30-km weg
77/112
5.4.2
Pakkans
Zowel voor de 80- als voor de 50-kilometer weg geldt dat circa een kwart van de motorrijders in Nederland denkt dat de pakkans bij te hard rijden (zeer) groot is (respectievelijk 26% en 23%). Voor de autosnelweg ligt dit percentage iets lager (19%). Eén op negen motorrijders denkt dat de kans om gepakt te worden voor snelheidsovertredingen op de 30-kilometer weg (zeer) groot is (11%); bijna tweederde deel meent dat de pakkans (zeer) klein is. Figuur 5.3.2
Ingeschatte pakkans bij overtreding snelheidslimieten – Nederland 2010
100%
2%
75%
45%
2%
40%
2%
3%
45% 65%
geen antwoord (zeer) klein niet groot niet klein
50% 32% 34%
(zeer) groot 30%
25%
21% 19%
26%
23% 11%
0%
autosnelweg
5.4.3
80-km weg
50-km weg
30-km weg
Draagvlak controles
Het aandeel motorrijders dat meent dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op snelheid, ligt voor de autosnelweg op 15 procent en bij de 80-kilometerweg op 21 procent. Een aanzienlijk grotere groep meent dat er op deze typen wegen (veel) te veel wordt gecontroleerd (respectievelijk 43% en 43%). Bij de 50- en vooral de 30- kilometerwegen zien we een heel ander beeld: hier meent de grootste groep dat er (veel) te weinig controles op snelheid zijn (respectievelijk 34% en 49%). Ruim een derde deel van de motorrijders vindt snelheidscontroles op de autosnelweg (heel) zinvol (35%). Voor controles op snelheid op alle andere typen wegen en voor snelheidscontroles in het algemeen geldt dat een meerderheid van de motorrijders deze (heel) zinvol vindt. Vooral de controles op de 50- en 30- kilometer wegen worden (heel) zinvol geacht (respectievelijk 78% en 73%).
Effectmeting Regioplannen 2010
78/112
Figuur 5.3.3 100%
75%
Oordeel aantal controles snelheid – Nederland 2010 5%
6%
5%
9%
22%
14%
33% 43% geen antwoord 29%
(veel) te veel precies genoeg
38%
50%
(veel) te weinig 40% 36%
25%
49% 34% 21%
15% 0%
autosnelweg
Figuur 5.3.4
80-km weg
50-km weg
30-km weg
Zinvolheid controles snelheid – Nederland 2010
100% 9% 18%
13%
8% 3%
5%
11%
5% 7%
10% 6%
14%
75% 23%
27%
geen antwoord verschilt per soort weg
50%
37%
absoluut niet zinvol niet zo zinvol
78%
73%
58%
25%
(heel) zinvol 56%
35%
0%
autosnelweg
80-km weg
Effectmeting Regioplannen 2010
50-km weg
79/112
30-km weg
in het algemeen
5.4.4
Acceptatie controlemiddelen
Driekwart van de motorrijders vindt controles langs de weg - waarbij men staande gehouden kan worden door een politieagent - een (heel) acceptabel controlemiddel. De flitspaal, de trajectcontrole en een auto met videoapparatuur worden door ongeveer drievijfde deel van de motorrijders als (heel) acceptabel beschouwd; circa één op de vijf à zes noemt deze middelen (heel) onacceptabel. De acceptatiegraad is het laagst voor de lasergun en een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg. Deze controlemiddelen worden door ruim tweevijfde deel van de motorrijders als (heel) onacceptabel betiteld. Figuur 5.3.5
Acceptatie controlemiddelen – Nederland 2010
100% 16%
8% 19%
18%
16%
75%
44%
20%
43% 23%
18%
geen antwoord/niet mee bekend (heel) onacceptabel neutraal
50% 22%
22%
(heel) acceptabel
75% 63%
57%
25% 33%
34%
politieauto langs de weg
lasergun
62%
0%
flitspaal
controles langs de weg
Effectmeting Regioplannen 2010
80/112
auto met trajectcontrole video-apparatuur
5.4.5
Risicoperceptie door overtreders
Aan de motorrijders die (heel) vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Slechts 13 procent van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet op de autosnelweg de kans op ongelukken vergroot; drievijfde deel vindt dat dit niet het geval is. Ruim een derde deel meent dat te hard rijden op de 80-kilometer weg de kans op ongelukken doet toenemen en voor de 50- en 30-kilometer wegen geldt dat tweederde deel deze mening is toegedaan. Figuur 5.3.12
Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken – Nederland 2010
100% 13%
15%
21%
18%
25% 75% 61%
geen antwoord (helemaal) mee oneens
37%
neutraal
50%
25%
(helemaal) mee eens 67%
67%
50-km weg
30-km weg
26% 37% 13%
0%
autosnelweg
Effectmeting Regioplannen 2010
80-km weg
81/112
5.4.6 Tabel 5.3.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Te hard rijden op autosnelweg
% nooit
Gelderland-Zuid Limburg-Noord Limburg-Zuid
Te hard rijden op 80-km weg
% nooit
Friesland Amsterdam-Amstelland Zuid-Holland-Zuid
Te hard rijden op 50-km weg
% nooit
IJsselland
Te hard rijden op 30-km weg
% nooit
Gelderland-Zuid Brabant-Zuid-Oost
Pakkans autosnelweg
% (zeer) groot
Pakkans 80-km weg
% (zeer) groot
Pakkans 50-km weg
% (zeer) groot
Pakkans 30-km weg
% (zeer) groot
Aantal controles autosnelweg
% (veel) te weinig
Aantal controles 80-km weg
% (veel) te weinig
Friesland
Aantal controles 50-km weg
% (veel) te weinig
Gelderland-Zuid Utrecht
Noord-Holland Noord
Aantal controles 30-km weg
% (veel) te weinig
Gelderland-Zuid
Limburg-Noord
Zinvolheid controles autosnelweg
% (heel) zinvol
Twente Noord-Holland Noord Zaanstreek-Waterland Gooi en Vechtstreek
Midden- en West-Brabant Limburg-Zuid
Zinvolheid controles 80-km weg
% (heel) zinvol
Twente
Gelderland-Midden
Zinvolheid controles 50-km weg
% (heel) zinvol
Brabant-Zuid-Oost
Noord-Holland Noord
Zinvolheid controles 30-km weg
% (heel) zinvol
Brabant-Zuid-Oost
Noord-Holland Noord Flevoland
Zinvolheid controles algemeen
% (heel) zinvol
Zaanstreek-Waterland
Limburg-Zuid
Effectmeting Regioplannen 2010
82/112
Zaanstreek-Waterland
Gooi en Vechtstreek Noord- en Oost-Gelderland Twente Gelderland-Zuid Zaanstreek-Waterland Utrecht
Twente Limburg-Zuid
Tabel 5.3.1
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde (vervolg)
LAGER
HOGER
Controlemiddel flitspaal
% (heel) acceptabel
Kennemerland
Controlemiddel controles langs de weg
% (heel) acceptabel
Midden- en West-Brabant
Controlemiddel politieauto langs de weg
% (heel) acceptabel
Controlemiddel lasergun
% (heel) acceptabel
Noord-Holland Noord
Brabant-Noord
Controlemiddel auto met videoapparatuur
% (heel) acceptabel
Rotterdam-Rijnmond
Zuid-Holland-Zuid
Controlemiddel trajectcontrole
% (heel) acceptabel
IJsselland Twente Noord-Holland Noord Zaanstreek-Waterland
Gelderland-Midden Rotterdam-Rijnmond Zeeland
Effectmeting Regioplannen 2010
83/112
Gelderland-Midden Limburg-Noord Limburg-Zuid
5.5
Resultaten bromfietsers
5.5.1
Gedrag
Bijna de helft van de bromfietsers in Nederland zegt nooit de maximumsnelheid te overschrijden op de provinciale wegen (46%); voor de 50-kilometer wegen binnen de bebouwde kom ligt dit op ruim een derde deel (36%). De meeste snelheidsovertredingen vinden plaats op de 30-kilometer wegen: 18 procent van de bromfietsers geeft aan hier nooit te hard te rijden. Figuur 5.4.1
Overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010
100% 9%
75%
24%
11%
15%
31% geen antwoord 45%
19% 50%
(heel) vaak regelmatig/soms
22%
zelden nooit
25%
22% 46% 36% 18%
0%
80-km weg
50-km weg
30-km weg
De bromfietsers die vaak of regelmatig te hard rijden, is gevraagd met hoeveel kilometer men gemiddeld de snelheidslimiet overschrijdt. We zien dat voor alle typen wegen geldt dat de grootste groep ongeveer tien kilometer te hard rijdt; op de 80-kilometer weg wordt ook vaak 20 tot 30 kilometer te hard gereden dan toegestaan voor de bromfiets.
Effectmeting Regioplannen 2010
84/112
Figuur 5.4.2
100%
Hoogte overtreding van de snelheidslimiet naar type weg – Nederland 2010
2% 2% 3%
2%
27% 75%
30%
38% geen antwoord meer dan 50 km 40-50 km
50% 53%
50%
10 km
42%
5 km
25%
13%
18%
18%
50-km weg
30-km weg
0% 80-km weg
Effectmeting Regioplannen 2010
20-30 km
85/112
5.5.2
Pakkans
De pakkansen bij het overtreden van de snelheidslimiet worden door de bromfietsers voor alle typen wegen ongeveer even groot geacht: circa één op de vijf bromfietsers denkt dat de pakkans (zeer) groot is en ongeveer de helft schat deze kans als (zeer) klein in. Figuur 5.4.2 100%
Ingeschatte pakkans bij overtreding snelheidslimieten – Nederland 2010 4%
75% 51%
3%
3%
49%
55%
geen antwoord (zeer) klein niet groot niet klein
50%
(zeer) groot 22%
29%
22%
19%
17%
80-km weg
50-km weg
30-km weg
25%
25%
0%
5.5.3
Draagvlak controles
Bijna vier op de tien bromfietsers menen dat er op 80- en 50- kilometer wegen (veel) te weinig wordt gecontroleerd (respectievelijk 38% en 39%). Bijna de helft vindt dat er op 30-kilometer wegen (veel) te weinig wordt gecontroleerd (45%). Het aandeel bromfietsers dat snelheidscontroles (heel) zinvol vindt, varieert van circa de helft op de 80-kilometer weg (51%) tot ongeveer tweederde deel op de 30-kilometer weg (68%). Snelheidscontroles in het algemeen worden door tweederde deel van de bromfietsers als (heel) zinvol beschouwd (68%).
Effectmeting Regioplannen 2010
86/112
Figuur 5.4.3
Oordeel aantal controles snelheid – Nederland 2010
100% 15%
13%
75%
13%
13%
14%
13% geen antwoord
35%
34%
50%
30%
(veel) te veel precies genoeg (veel) te weinig
25%
45%
38%
39%
80-km weg
50-km weg
0%
Figuur 5.4.4 100%
30-km weg
Zinvolheid controles snelheid – Nederland 2010 2% 9%
15% 75%
2% 8%
2% 8%
8%
8%
21%
15%
6% 5% 21% geen antwoord
23%
verschilt per soort weg absoluut niet zinvol
50%
niet zo zinvol (heel) zinvol 61%
25%
68%
67%
30-km weg
in het algemeen
51%
0%
80-km weg
Effectmeting Regioplannen 2010
50-km weg
87/112
5.5.4
Acceptatie controlemiddelen
Controles langs de weg, waarbij men staande gehouden kan worden door een politieagent, is voor bromfietsers veruit het meest geaccepteerde controlemiddel (76% (heel) acceptabel). De flitspaal en een auto met videoapparatuur worden door ruim de helft van de bromfietsers als (heel) acceptabel beschouwd. Bij de lasergun ligt dit op 42 procent; circa een derde deel vindt dit een (heel) onacceptabel controlemiddel. De acceptatiegraad is het laagst voor een niet zichtbaar opgestelde politieauto langs de weg; tweevijfde deel van de bromfietsers vindt dit controlemiddel (heel) onacceptabel. Figuur 5.4.5 100%
Acceptatie controlemiddelen –Nederland 2010 3%
2%
8%
18%
15%
75%
34%
40%
21%
23%
geen antwoord/niet mee bekend 50%
(heel) onacceptabel
22%
21%
neutraal (heel) acceptabel
76% 25%
58%
55% 39%
42%
politieauto langs de weg
lasergun
0%
flitspaal
controles langs de weg
Effectmeting Regioplannen 2010
88/112
auto met video-apparatuur
5.5.5
Risicoperceptie door overtreders
Aan de bromfietsers die (heel) vaak of regelmatig met 20 kilometer per uur of meer de snelheid overtreden, is voor elk wegtype de volgende stelling voorgelegd: “Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken”. Voor alle typen wegen geldt dat de grootste groep van de snelheidsovertreders vindt dat het overtreden van de snelheidslimiet de kans op ongelukken vergroot, variërend van bijna de helft op de 80-kilometer weg tot tweederde deel op de 30-kilometer weg. Figuur 5.4.12
Het overtreden van de snelheidslimiet vergroot de kans op ongelukken – Nederland 2010
100%
30%
14%
21%
19%
75%
geen antwoord
23%
(helemaal) mee oneens
26%
neutraal
50%
(helemaal) mee eens 67%
25%
55% 44%
0%
80-km weg
Effectmeting Regioplannen 2010
50-km weg
89/112
30-km weg
5.5.6 Tabel 5.4.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde LAGER
Te hard rijden op 80-km weg
% nooit
Te hard rijden op 50-km weg
% nooit
Te hard rijden op 30-km weg
% nooit
Pakkans 80-km weg
% (zeer) groot
Zaanstreek-Waterland Zeeland
Haaglanden
Pakkans 50-km weg
% (zeer) groot
Drenthe Zaanstreek-Waterland
Gelderland-Zuid Haaglanden
Pakkans 30-km weg
% (zeer) groot
Zaanstreek-Waterland
Midden- en West-Brabant
Aantal controles 80-km weg
% (veel) te weinig
Gelderland-Zuid Noord-Holland Noord
Friesland
Aantal controles 50-km weg
% (veel) te weinig
Noord-Holland Noord
Friesland
Aantal controles 30-km weg
% (veel) te weinig
Zinvolheid controles 80-km weg
% (heel) zinvol
Zinvolheid controles 50-km weg
% (heel) zinvol
Zinvolheid controles 30-km weg
% (heel) zinvol
Twente Utrecht Limburg-Zuid
Zinvolheid controles algemeen
% (heel) zinvol
Zuid-Holland-Zuid
Noord- en Oost-Gelderland
Controlemiddel flitspaal
% (heel) acceptabel
Controlemiddel controles langs de weg
% (heel) acceptabel
Drenthe Gelderland-Midden
Zaanstreek-Waterland
Controlemiddel politieauto langs de weg
% (heel) acceptabel
Controlemiddel lasergun
% (heel) acceptabel
Controlemiddel auto met videoapparatuur
% (heel) acceptabel
Effectmeting Regioplannen 2010
Limburg-Zuid
HOGER Zaanstreek-Waterland Amsterdam-Amstelland
Zuid-Holland-Zuid
90/112
Gelderland-Midden Limburg-Noord
Zaanstreek-Waterland
6.
Helm
6.1
Inleiding
Het speerpunt helm is alleen onder bromfietsers onderzocht. In dit hoofdstuk worden de bevindingen naar het dragen van de helm, de pakkans bij het niet dragen van de helm en het draagvlak voor controles gepresenteerd. Aangezien de doelgroep bromfietsers dit jaar voor het eerst in het onderzoek is opgenomen, is een vergelijking in de tijd voor deze resultaten niet mogelijk.
6.2
Resultaten bromfietsers
6.2.1
Gedrag
Vier op de vijf bromfietsers in Nederland geven aan altijd een helm te dragen op de bromfiets (80%); een gedeelte van acht procent zegt echter nooit een helm te dragen. Figuur 6.2.1
Rijden met helm – Nederland 2010
100% 8% 2% 4% 5% 75%
geen antwoord nooit zelden
50%
regelmatig/soms vaak
80%
altijd 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
91/112
Aan de bromfietsers die niet altijd een helm gedragen, is gevraagd naar de reden(en) hiervoor. Ongeveer een kwart zegt dat een helm niet lekker zit/niet comfortabel is (24%). Eveneens bijna een kwart zegt dat het kapsel er van door de war gaat of dat het er niet mooi uit ziet (23%). Figuur 6.2.2
Redenen om zonder helm te rijden – Nederland 2010
Een helm zit niet lekker/is niet comfortabel
24%
Door een helm gaat mijn kapsel door de war/ het ziet er niet mooi uit
23%
Ik kan mijn helm niet goed opbergen
11%
Ik heb geen helm
9%
Ik vind een helm te duur
3%
Een helm is niet veilig
2%
Geen antwoord
8% 0%
Effectmeting Regioplannen 2010
25%
92/112
50%
6.2.2
Pakkans
De meningen over de pakkans voor het rijden zonder helm zijn verdeeld: circa een deel (32%) van de bromfietsers in Nederland denkt dat deze kans (zeer) groot is; bijna de helft meent echter dat de pakkans (zeer) klein is (45%). Figuur 6.2.3
Ingeschatte pakkans bij rijden zonder helm – Nederland 2010
100%
4%
75%
45% geen antwoord (zeer) klein
50%
niet groot niet klein 19%
(zeer) groot
25% 32% 0%
Effectmeting Regioplannen 2010
93/112
6.2.3
Draagvlak controles
De helft van de bromfietsers vindt dat er (veel) te weinig wordt gecontroleerd op het rijden zonder helm (50%). Dat het controleren op helmgebruik (heel) zinvol is, wordt door de overgrote meerderheid van de bromfietsers bevestigd (91%). Figuur 6.2.4
Oordeel aantal controles helm – Nederland 2010
100% 12% 3% 75% 35%
geen antwoord (veel) te veel
50%
precies genoeg (veel) te weinig
25%
50%
0%
Figuur 6.2.5
100%
Zinvolheid controles helm – Nederland 2010
2% 6%
75% geen antwoord abs oluut niet zinvol 50%
91%
niet zo zinvol
(heel) zinvol 25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
94/112
6.2.4 Tabel 6.2.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde
LAGER
HOGER
Dragen helm
% altijd
IJsselland
Zaanstreek-Waterland Kennemerland Amsterdam-Amstelland
Pakkans
% (zeer) groot
Limburg-Noord
Drenthe Haaglanden
Aantal controles
% (veel) te weinig
IJsselland
Limburg-Zuid
Zinvolheid controles
% (heel) zinvol
Zuid-Holland-Zuid
Friesland
Effectmeting Regioplannen 2010
95/112
7.
Veiligheidsbeleving
7.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de veiligheidsbeleving van de weggebruikers behandeld. Dit is een nieuw hoofdstuk vergeleken met de rapportage van voorgaande jaren. Allereerst komt de veiligheidsbeleving in de straat en buurt aan de orde, vervolgens de veiligheidsbeleving van de automobilisten, de motorrijders en de bromfietsers en in de woonomgeving en als laatste de mening over het rijgedrag van de (mede)weggebruikers.
7.2
Veiligheidsbeleving in de straat en buurt
Voor alle groepen verkeersdeelnemers geldt dat de meerderheid de verkeersveiligheid in de straat en in de buurt waar men woont als (zeer) goed beoordeelt. Hierbij zijn over het algemeen voetgangers en automobilisten het meest positief, terwijl bromfietsers en motorrijders minder vaak tevreden te zijn. Kijken we naar het type straat waar men woonachtig is, dan blijkt dat voetgangers en fietsers die aan een 50- of een 80-kilometer weg wonen minder vaak positief zijn over de verkeersveiligheid in hun straat. Onder degenen die woonachtig zijn aan woonerf, vinden we de meeste tevreden voetgangers en fietsers.
Effectmeting Regioplannen 2010
96/112
Figuur 7.2.1
Beleving verkeersveiligheid in de straat – Nederland 2010
100% 9%
9%
9%
14%
18%
16%
75%
12%
12%
6%
11%
17% 25%
20%
24%
geen antwoord (zeer) slecht
50%
niet goed niet slecht 77%
73%
77%
74% 62%
64%
(zeer) goed 69%
25%
0%
voetganger
Figuur 7.2.2 100%
fietser
snorfietser
bromfietser motorrijder automobilist bestuurder bestelauto
Beleving verkeersveiligheid in de buurt – Nederland 2010 8% 16%
9%
8%
21%
20%
75%
13%
11%
6%
9%
18% 22%
29%
30%
geen antwoord (zeer) slecht
50%
niet goed niet slecht 76%
70%
75%
70% 57%
25%
(zeer) goed 68%
59%
0%
voetganger
fietser
Effectmeting Regioplannen 2010
snorfietser
bromfietser motorrijder automobilist bestuurder bestelauto
97/112
De verkeersveiligheid voor kinderen wordt minder positief beoordeeld: minder dan de helft van de ouders in Nederland noemt de verkeersveiligheid in de straat (zeer) goed; ruim een kwart meent dat deze (zeer) slecht is. Ook de verkeersveiligheid in de buurt wordt door ruim een kwart van de ouders als (zeer) slecht betiteld. Ouders die aan een woonerf wonen, zijn vaker positief over de verkeersveiligheid in hun straat: 64 procent noemt deze (zeer) goed. Wanneer men aan een 50-kilometer weg woont, is men minder vaak tevreden (39%). Figuur 7.2.3
Beleving verkeersveiligheid voor kinderen jonger dan 13 jaar – Nederland 2010
100% 28%
27%
75% geen antwoord 26%
(zeer) s lecht
34%
niet goed niet s lecht
50%
(zeer) goed
25%
46%
39%
0% straat
Effectmeting Regioplannen 2010
buurt
98/112
7.3
Veiligheidsbeleving automobilisten in de woonomgeving
Bijna drievijfde deel van de automobilisten in Nederland beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30-kilometer zones in de eigen buurt als (zeer) goed (58%). De verkeersveiligheid op de 50- en 80-kilometer wegen in de buurt/woonomgeving wordt door zo‟n tweederde deel van automobilisten (zeer) goed genoemd (respectievelijk 64% en 67%). Voor alle typen wegen geldt dat beginnende bestuurders vaker positief oordelen over de verkeersveiligheid. Oudere bestuurders geven bij alle soorten wegen juist minder vaak aan de verkeersveiligheid (zeer) goed te vinden. Figuur 7.3.1
100%
Beleving verkeersveiligheid op 30-, 50- en 80-km wegen in de buurt/woonomgeving – Nederland 2010
4%
9%
3% 6%
27%
25%
14% 75%
24%
geen antwoord (zeer) s lecht niet goed niet s lecht
50%
(zeer) goed
25%
58%
64%
67%
50-km wegen
80-km wegen
0% 30-km zones
Effectmeting Regioplannen 2010
99/112
Figuur 7.3.2
Belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid in uw buurt/woonplaats – Nederland 2010 Agressief rijgedrag
47%
Snelheidsovertreders in 30 km zones
33%
Geparkeerde auto's die het zicht ontnemen
30%
Snelheidsovertreders op 50 km wegen
23%
Het verkeer bij s cholen
22%
Bestuurders onder invloed
16%
Door rood verkeerslicht rijden
15%
Onveilige voorrangsregels
11%
De weginrichting werkt harder rijden dan 30 km in de hand
11%
Aanwezigheid van bestel en vrachtverkeer
10%
De weginrichting werkt harder rijden dan 50 km in de hand
10%
Te veel verkeer
9%
Snelheidsovertreders op 80 km wegen
5%
Motorrijders of bromfietsers zonder helm
5%
De weginrichting werkt harder rijden dan 80 km in de hand
3%
Staat van onderhoud van 80 km wegen
2%
Anders
10%
Er is geen verkeersonveiligheid in mijn buurt/woonplaats
3%
Geen antwoord
1%
0%
25%
50%
75%
100%
Agressief rijgedrag wordt door automobilisten in Nederland het meest genoemd als oorzaak van verkeersonveiligheid in de eigen buurt/woonplaats (47%). Eén op de drie automobilisten meent dat verkeersonveiligheid vooral wordt veroorzaakt door snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (33%) en 30 procent van de automobilisten vindt dat geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen een belangrijke oorzaak zijn van verkeersonveiligheid. Beginnende bestuurders vinden minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat verkeersonveiligheid wordt veroorzaakt door snelheidsovertreders in 30-kilometer zones en door verkeer bij scholen. Zij geven vaker aan dat geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen een belangrijke oorzaak is. Laatstgenoemde oorzaak wordt door oudere bestuurders juist minder vaak genoemd; zij vinden vaker dat agressief verkeersgedrag een van de belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid is.
Effectmeting Regioplannen 2010
100/112
7.4
Veiligheidsbeleving motorrijders in de woonomgeving
Circa drievijfde deel van de motorrijders in Nederland beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30kilometer zones en op de 50- en 80-kilometer wegen in de eigen buurt/woonomgeving als (zeer) goed. Figuur 7.4.1
100%
Beleving verkeersveiligheid op 30-, 50- en 80-km wegen in de buurt/woonomgeving –Nederland 2010
2% 13%
75%
21%
9%
7%
30%
31% geen antwoord (zeer) s lecht niet goed niet s lecht
50%
(zeer) goed 64%
61%
61%
30-km zones
50-km wegen
80-km wegen
25%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
101/112
Figuur 7.4.2
Belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid in uw buurt/woonplaats – Nederland 2010 Agressief rijgedrag
53%
Geparkeerde auto's die het zicht ontnemen
30%
Snelheidsovertreders in 30 km zones
28%
Snelheidsovertreders op 50 km wegen
19%
Bestuurders onder invloed
19%
Het verkeer bij scholen
18%
Door rood verkeerslicht rijden
15%
Onveilige voorrangsregels
14%
De weginrichting werkt harder rijden dan 50 km in de hand
12%
De weginrichting werkt harder rijden dan 30 km in de hand
10%
Te veel verkeer
9%
Aanwezigheid van bestel en vrachtverkeer
8%
Staat van onderhoud van 80 km wegen
7%
Snelheidsovertreders op 80 km wegen
6%
Motorrijders of bromfietsers zonder helm
6%
De weginrichting werkt harder rijden dan 80 km in de hand
5%
Anders
12%
Er is geen verkeersonveiligheid in mijn buurt/woonplaats
2%
Geen antwoord
1% 0%
25%
50%
75%
100%
Agressief rijgedrag wordt veruit als belangrijkste oorzaak van verkeersonveiligheid beschouwd door motorrijders in Nederland; ruim de helft noemt dit (53%). Andere oorzaken die veelvuldig worden genoemd zijn geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen (30%) en snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (28%).
Effectmeting Regioplannen 2010
102/112
7.5
Veiligheidsbeleving bromfietsers in de woonomgeving
Bijna tweederde deel van de bromfietsers beoordeelt de verkeersveiligheid in de 30-kilometer zones in de eigen buurt als (zeer) goed (62%). De verkeersveiligheid op de 50-kilometer wegen in de woonomgeving wordt door minder bromfietsers (zeer) goed genoemd (48%) en nog minder te spreken is men over de verkeersveiligheid op de 80-kilometer wegen (40% (zeer) goed). Figuur 7.5.1
100%
Beleving verkeersveiligheid op 30-, 50- en 80-km wegen in de buurt/woonomgeving – Nederland 2010
2%
2%
12%
15%
7% 19%
75%
24% geen antwoord
35% 34%
(zeer) s lecht niet goed niet s lecht
50%
(zeer) goed 62% 25%
48%
40%
0% 30-km zones
Effectmeting Regioplannen 2010
50-km wegen
80-km wegen
103/112
Figuur 7.5.2
Belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid in uw buurt/woonplaats – Nederland 2010 Agressief rijgedrag
56%
Snelheidsovertreders in 30 km zones
35%
Geparkeerde auto's die het zicht ontnemen
27%
Snelheidsovertreders op 50 km wegen
20%
Bestuurders onder invloed
19%
Het verkeer bij scholen
18%
Door rood verkeerslicht rijden
15%
Onveilige voorrangsregels
13%
Aanwezigheid van bestel en vrachtverkeer
10%
Te veel verkeer
10%
De weginrichting werkt harder rijden dan 30 km in de hand
9%
De weginrichting werkt harder rijden dan 50 km in de hand
9%
Motorrijders of bromfietsers zonder helm
7%
Snelheidsovertreders op 80 km wegen
7%
Staat van onderhoud van 80 km wegen
3%
De weginrichting werkt harder rijden dan 80 km in de hand
2%
Anders
8%
Er is geen verkeersonveiligheid in mijn buurt/woonplaats
3%
Geen antwoord
2% 0%
25%
50%
75%
100%
Ruim de helft van de bromfietsers in Nederland meent dat agressief rijgedrag een van de belangrijkste oorzaken van verkeersonveiligheid is (56%). Op de tweede plaats staat snelheidsovertreders in 30-kilometer zones (35%), gevolgd door geparkeerde auto‟s die het zicht ontnemen (27%).
7.6
Mening over rijgedrag medeweggebruikers
7.6.1
Resultaten automobilisten
Bijna de helft van de automobilisten in Nederland beoordeelt het rijgedrag van zijn of haar medeweggebruikers als (heel) veilig (46%). Een bijna even grote groep oordeelt neutraal (46%) en één op de tien automobilisten noemt het rijgedrag van de andere weggebruikers (heel) onveilig (10%). Oudere bestuurders vinden minder vaak dan de gemiddelde automobilist dat het rijgedrag van hun medeweggebruikers (heel) veilig is (39%); beginnende bestuurders geven dit juist vaker aan (53%).
Effectmeting Regioplannen 2010
104/112
Figuur 7.6.1
Mening over rijgedrag medeweggebruikers – Nederland 2010
100%
10%
75% 44%
geen antwoord (heel) onveilig
50%
niet veilig, niet onveilig
(heel) veilig
25%
46%
0%
Figuur 7.6.2
Mening over rijgedrag medeweggebruikers – 1999-2010 (% (heel) veilig)
% (heel) veilig 100% 90% 80% 70% 60%
Nederland
50%
Nederland-Internet
40% 30% 20% 10% 0% 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2010
jaartal
Effectmeting Regioplannen 2010
105/112
7.6.2
Resultaten motorrijders
Circa drie op de tien motorrijders in Nederland vinden het rijgedrag van medeweggebruikers (heel) veilig (31%). De grootste groep noemt het rijgedrag niet veilig, maar ook niet onveilig (53%). Vijftien procent van de motorrijders vindt dat de andere weggebruikers (heel) onveilig rijden. Figuur 7.6.3
Mening over rijgedrag medeweggebruikers –Nederland 2010
100%
15%
75% geen antwoord 53% 50%
(heel) onveilig niet veilig, niet onveilig
(heel) veilig
25% 31% 0%
Effectmeting Regioplannen 2010
106/112
7.6.3
Resultaten bromfietsers
Ruim een derde deel van de bromfietsers in Nederland vindt dat het rijgedrag van zijn of haar medeweggebruikers (heel) veilig is (36%). Bijna de helft oordeelt neutraal (45%) en 18 procent noemt het rijgedrag van de andere weggebruikers (heel) onveilig. Figuur 7.6.4
Mening over rijgedrag medeweggebruikers – Nederland 2010
100% 18% 75%
45%
geen antwoord (heel) onveilig
50%
niet veilig, niet onveilig
(heel) veilig
25% 36%
0%
Effectmeting Regioplannen 2010
107/112
7.7 Tabel 7.7.1
Regionale verschillen Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde – veiligheidsbeleving in de straat en buurt LAGER
Verkeersveiligheid straat - voetganger
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid straat - fietser
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid straat - bromfietser
HOGER
Haaglanden
Gelderland-Midden
% (zeer) goed
Hollands Midden Limburg-Zuid
Kennemerland
Verkeersveiligheid straat - motorrijder
% (zeer) goed
Kennemerland
Verkeersveiligheid straat - automobilist
% (zeer) goed
Haaglanden Hollands Midden
Verkeersveiligheid straat - bestuurder bestelauto
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - voetganger
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - fietser
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - bromfietser
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - motorrijder
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - automobilist
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid buurt - bestuurder bestelauto
% (zeer) goed
Verkeersveiligheid straat - kinderen
% (zeer) goed
IJsselland
Kennemerland Amsterdam-Amstelland
Verkeersveiligheid buurt - kinderen
% (zeer) goed
IJsselland
Friesland Gelderland-Midden Kennemerland Amsterdam-Amstelland
Tabel 7.7.2
Kennemerland Rotterdam-Rijnmond
Friesland Noord- en Oost-Gelderland Hollands Midden Limburg-Zuid
Noord- en Oost-Gelderland
Haaglanden
Kennemerland Flevoland
Noord- en Oost-Gelderland
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde – veiligheidsbeleving automobilisten in de woonomgeving LAGER
Beleving verkeersveiligheid 30-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 50-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 80-km weg
% (zeer) goed
Brabant-Noord
Brabant-Zuid-Oost
Oorzaken verkeersonveiligheid - agressief rijgedrag
% genoemd
Groningen Friesland Drenthe Noord- en Oost-Gelderland Gelderland-Midden
Amsterdam-Amstelland Rotterdam-Rijnmond
Oorzaken verkeersonveiligheid - snelheidsovertreders in 30 km zones
% genoemd
Gelderland-Zuid Kennemerland Amsterdam-Amstelland
IJsselland Noord-Holland Noord Limburg-Noord
IJsselland Flevoland
Noord- en Oost-Gelderland Kennemerland Limburg-Zuid
Oorzaken verkeersonveiligheid - geparkeerde auto's die het zicht ontnemen % genoemd
Effectmeting Regioplannen 2010
108/112
Noord- en Oost-Gelderland
HOGER Gelderland-Zuid Flevoland
Tabel 7.7.3
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde – veiligheidsbeleving motorrijders in de woonomgeving LAGER
HOGER
Beleving verkeersveiligheid 30-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 50-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 80-km weg
% (zeer) goed
Oorzaken verkeersonveiligheid - agressief rijgedrag
% genoemd
Rotterdam-Rijnmond
Oorzaken verkeersonveiligheid - snelheidsovertreders in 30 km zones
% genoemd
Zeeland Limburg-Zuid
Zaanstreek-Waterland Flevoland Utrecht
Zaanstreek-Waterland Flevoland
Oorzaken verkeersonveiligheid - geparkeerde auto's die het zicht ontnemen % genoemd
Tabel 7.7.4
Hollands Midden Limburg-Zuid
Afwijkende regio‟s ten opzichte van het landelijk gemiddelde – veiligheidsbeleving bromfietsers in de woonomgeving LAGER
Beleving verkeersveiligheid 30-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 50-km weg
% (zeer) goed
Beleving verkeersveiligheid 80-km weg
% (zeer) goed
Amsterdam-Amstelland Flevoland
Kennemerland Limburg-Noord
Oorzaken verkeersonveiligheid - agressief rijgedrag
% genoemd
Groningen
Noord-Holland Noord Flevoland
Oorzaken verkeersonveiligheid - snelheidsovertreders in 30 km zones
% genoemd
Oorzaken verkeersonveiligheid - geparkeerde auto's die het zicht ontnemen % genoemd
Tabel 7.7.5
Afwijkende
regio‟s
ten
opzichte
van
het
landelijk
Zaanstreek-Waterland Hollands Midden Midden- en West-Brabant
HOGER Noord- en Oost-Gelderland Kennemerland
Noord- en Oost-Gelderland
Friesland Limburg-Zuid Rotterdam-Rijnmond
gemiddelde
–
mening
Brabant-Noord
over
rijgedrag
medeweggebruikers LAGER Rijgedrag medeweggebruikers - automobilisten
% (heel) veilig
Rijgedrag medeweggebruikers - motorrijders
% (heel) veilig
Rijgedrag medeweggebruikers - bromfietsers
% (heel) veilig
Effectmeting Regioplannen 2010
109/112
Haaglanden Zuid-Holland-Zuid
HOGER Groningen Friesland Drenthe Twente
Drenthe
8.
Onderzoeksverantwoording
8.1
Inleiding
In opdracht van het Landelijk Parket Team Verkeer van het Openbaar Ministerie heeft Intomart GfK een onderzoek uitgevoerd onder diverse groepen weggebruikers. Om de verkeersveiligheid in Nederland te bevorderen, heeft het Openbaar Ministerie in samenwerking met de politie het politietoezicht op de volgende vijf speerpunten geïntensiveerd: snelheid, rood licht, alcohol, gordel en de helm voor bromfietsers. Hiermee wordt beoogd dat de verkeersregels die deze vijf speerpunten betreffen, minder worden overtreden en er minder ongevallen plaatsvinden. De resultaten van deze inspanningen zijn vanaf 1999 gevolgd door middel van jaarlijks onderzoek: „Effectmeting Regioplannen‟. Dit onderzoek werd voorheen uitsluitend onder automobilisten uitgevoerd; in het huidige onderzoek zijn ook de verkeersdoelgroepen motorrijders en bromfietsers opgenomen. Bovendien zijn er aan de groep automobilisten ook vragen gesteld over hun beleving van verkeersveiligheid in de woonomgeving in hun hoedanigheid als voetganger, fietser, bestuurder van een brommobiel, bestuurder van een snorfiets en bestuurder van een bestelauto. Verder is er extra aandacht besteed aan twee specifieke verkeersdoelgroepen, namelijk beginnende bestuurders onder automobilisten (vijf jaar of korter in bezit van het rijbewijs) en oudere bestuurders (automobilisten van 60 jaar en ouder). Het onderzoek heeft als doel inzicht te geven in het effect van de intensivering van het politietoezicht op het nalevinggedrag. Hiertoe gaat het onderzoek - evenals de eerdere metingen (uitsluitend onder de groep automobilisten) - per speerpunt in op de volgende zaken: Eigen gedrag, althans zoals respondenten dat zelf rapporteren; Perceptie van de pakkans; Mening over aantal controles; Zinvolheid van controles; Risicoperceptie (alleen onder de (notoire) overtreders van de betreffende verkeersregel). In het huidige onderzoek is daarbij een nieuw thema toegevoegd, namelijk de beleving van de verkeers(on)veiligheid onder alle verkeersdeelnemers.
Effectmeting Regioplannen 2010
110/112
8.2
Opzet en uitvoering van het onderzoek
Methode Het onderzoek is uitgevoerd door middel van online interviews. De respondent krijgt via e-mail een uitnodiging voor het onderzoek; in de e-mail is een link opgenomen naar de vragenlijst. Door op de link te klikken, opent het onderzoek automatisch en kan de respondent zelf via de computer de vragenlijst invullen.
Bruto steekproef De steekproef is per politieregio getrokken uit het Intomart GfK online panel. Hierbij is geselecteerd op een vraag uit een screeningsonderzoek. Respondenten hebben in dit onderzoek aangegeven of zij de afgelopen maand gebruik hebben gemaakt van een personenauto, een motor en/of een bromfiets. Ten behoeve van de doelgroep bromfietsers zijn er bovendien respondenten in de leeftijd van 16 en 17 jaar uitgenodigd.
Netto steekproef In totaal zijn er 10.283 complete vragenlijsten ingevuld, verdeeld naar de volgende doelgroepen: 4.983 1.227 1.269 1.383 1.421
automobilisten beginnende automobilisten3 oudere automobilisten3 bromfietsers motorrijders
Weging Om uitspraken te kunnen doen over de „gemiddelde‟ automobilist in alle regio‟s, is de steekproef automobilisten per regio herwogen naar de regionale verdeling van de kenmerken geslacht en leeftijd. Om tot een landelijk beeld te komen, is de regionale respons vervolgens gewogen aan de hand van het inwonertal per regio.
Respons In totaal (voor alle politieregio‟s tezamen) zijn 18.532 personen uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben 10.283 personen de vragenlijst volledig ingevuld. In het volgende overzicht is het responsverloop weergegeven.
3
Omdat binnen de steekproef automobilisten zich uiteraard ook „beginnende‟ en „oudere‟ automobilisten bevinden, is de rapportagebasis voor deze twee groepen uiteindelijk van grotere omvang.
Effectmeting Regioplannen 2010
111/112
Bruto steekproef
18532
Vers sample / niet gereageerd
2657
Non-respons
5592
Groep vol / quotafail
2918
Niet volledig ingevulde vragenlijsten
326
Voldoet niet aan criteria/screeningseisen
2348
Complete vragenlijsten
10283
Veldwerk De vragenlijst kon worden ingevuld in de periode van vrijdag 22 januari tot en met zondag 14 februari 2010.
8.3
Rapportage
In de rapportage is gestreefd naar een optimale afstemming tussen volledigheid en beknoptheid. Hiertoe zijn zoveel mogelijk elementen4 uit de vragenlijst opgenomen en is gestreefd naar een maximaal gebruik van grafieken voor de weergave van de gegevens. In de grafieken zijn telkens de landelijke resultaten weergegeven. Indien de doelgroepen beginnende bestuurders en/of oudere bestuurders verschillen van de gemiddelde automobilist, is dit in de begeleidende tekst beschreven. De gevonden percentages zijn getoetst op significante verschillen. Er wordt alleen melding gemaakt van verschillen, wanneer deze significant zijn op het niveau van p < 0,05. Daar waar de som van de resultaten niet precies op 100% uitkomt, wordt dit veroorzaakt door afrondingsverschillen of was meer dan één antwoord toegestaan.
8.4
Tot slot
Het onderzoek is uitgevoerd door Intomart GfK volgens het kwaliteitssysteem van Intomart GfK, dat is gecertificeerd volgens de normen van NEN-EN-ISO 9001, ISO 20252 en ISO 26362. Daarnaast onderschrijft Intomart GfK de gedragsregels van E.S.O.M.A.R.–ICC (European Society for Opinion and Market Research), is Intomart GfK lid van de MOA, de MarktOnderzoek Associatie en beschikt zij over de CKZ (Centrum Klantervaring Zorg) accreditatie.
4
Een aantal vragen is alleen in de landelijke rapportage opgenomen, omdat op regionaal niveau de steekproef van te kleine omvang is.
Effectmeting Regioplannen 2010
112/112