Effectieve aanpak van risicojongeren
Effectieve aanpak van risiciojongeren
Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300
T +31 (0)70 3440966
2593 CE Den Haag
F +31 (0)70 3440967
Postbus 90750
[email protected]
2509 LT Den Haag
www.nicis.nl
Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Nicis institute - 2011
Nicis institute - 2011
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 1
ISBN 978 907 738 993 5 NUR 740 Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300 2593 CE Den Haag Postbus90750 2509 LT Den Haag telefoon +31(0)70 344 09 66 fax +31(0)70 344 09 67 email
[email protected] www.nicis.nl © Nicis Institute, 2011 Auteurs: Marianne van den Anker, Femke Bax en Merel Quekel De samenvatting van Het Kennisfundament (Hoofdstuk 2) is geschreven door dr. Eric Bervoets, Bureau Bervoets/Lokale Zaken, Postbus 2793, 3800 GJ Amersfoort (
[email protected]) Eind(redactie): Isa Bais, Marjolein Rotteveel en Marianne van den Anker Vormgeving www.az-gsb.nl, az grafisch serviceburo b.v., Den Haag Drukwerk www.digital4.nl Oplage 500
Effectieve aanpak van risiciojongeren Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 3
4 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Inhoudsopgave
1 Wat biedt Het Kennisfundament? 1.1 Hardnekkig maatschappelijk probleem 1.2 Hoofdbrekens en beleid 1.3 Verbinding tussen wetenschap en praktijk 1.4 Maatschappelijke resultaten boeken 1.5 De Training Kennisfundament 1.6 Kennis helpt 1.7 Leeswijzer
2 Het Kennisfundament Risicojongeren samengevat 2.1 Inleiding: wat, waarom en voor wie? 2.2 Grenzen stellen: rationele keuze, leertheorieën, situationele preventie (I) 2.3 Risicoreductie: belemmerende en bevorderende factoren (II) 2.4 Morele ontwikkeling: opvoeding, het geweten (IIIA) 2.5 Sociale binding: iets te verliezen hebben (IIIB) 2.6 Marokkaanse en Antilliaanse jongeren: aandachtspunten
3 Training Kennisfundament: aanpak van criminele jongeren 3.1 Van theorie naar praktijk 3.2 Nicis Institute 3.3 De Methode
4 Toepassingsmogelijkheden en Kennisbehoefte 4.1 Toepassingsmogelijkheden van Het Kennisfundament 4.2 Proces van bewustwording 4.3 Breder aan de slag met Het Kennisfundament: acties, voornemens en suggesties 4.4 Onderzoeksagenda 4.5 WODC
5 Huidige aanpak en aard van de criminaliteit 5.1 Kenmerken van de huidige aanpak 5.1.1. Kenmerken die Nicis Institute opvielen 5.1.2 Reflecties 5.2 Signalen uit het veld over de aard van criminele overlastgevende Marokkaanse en Antilliaanse (risico)jongeren 5.3 Slotopmerking: Kennisfundament is neutraal
7 7 7 8 9 10 11 12 15 15 16 17 19 20 21 25 25 25 26 33 33 34 34 36 38 43 43 43 46 48 49
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 5
6 De toekomst 6.1 Vier steden lopen voorop 6.2 Stilstaan, terugkijken en vooruitblikken
51 51 53
Bijlage 1 Trainers, Projectboard en Team Jeugdfabriek
55
Bijlage 2 Trainingen en Deelnemers
57
Bijlage 3 Effectieve aanpak risicojongeren in drie stappen
61
6 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
1 Wat biedt Het Kennisfundament? 1.1 Hardnekkig maatschappelijk probleem Jeugdcriminaliteit – en de bestrijding ervan – heeft de afgelopen jaren sterk in de belangstelling gestaan. Dit is niet ten onrechte. In de periode 2002-2007 steeg het aandeel 12- tot 17-jarige aangehouden verdachten van een misdrijf met 32 procent1. De criminaliteit en recidive onder Marokkaanse en Antilliaanse jongeren is een hardnekkig probleem. De (geregistreerde) criminaliteit onder in Nederland verblijvende niet-westerse allochtonen is hoger dan onder de gemiddelde Nederlandse bevolking. Dit is in verschillende wetenschappelijke studies aangetoond. Het is dan ook niet al te positief gesteld met de criminaliteit onder niet-westerse allochtonen als we deze vergelijken met die van de autochtone bevolking. In studies waarbij de groep niet-westerse allochtonen verder onderverdeeld wordt naar de afzonderlijke herkomstgroepen, valt de hoge criminaliteit onder Antillianen en Marokkanen vaak op. Jeugdcriminaliteit in het algemeen, en criminaliteit gepleegd door Marokkaanse en Antilliaanse jongeren in het bijzonder, staat al een aantal jaren op de politieke agenda. Aan aandacht geen gebrek: lokale en nationale bestuurders, politici, ambtenaren, medewerkers van veiligheidshuizen, wetenschappers en adviseurs weten daar alles van. Sommige van hen winden zich erover op en dringen aan op urgentie en een effectieve aanpak: “Het moet nu afgelopen zijn met die criminaliteit.” Anderen reageren laatdunkend: “Ach, dat Marokkanen- en Antillianenprobleem wordt zwaar overschat.” Weer anderen denken dat het een kwestie van tijd is: “Dit duurt een generatie en dan zijn de problemen voorbij.” Ondanks dit verschil in beleving is de gevoelde urgentie groot om de bovengenoemde oververtegenwoordiging en hoge recidive van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren terug te dringen. De vraag is hoe we deze jongeren in het gareel kunnen krijgen. En hoe we kunnen zorgen dat jonge kinderen het criminele pad niet gaan bewandelen.
1.2 Hoofdbrekens en beleid Hardnekkige maatschappelijke problemen gaan vaak hand in hand met hoofdbrekens voor diegenen die het probleem willen oplossen. Of het nu bestuurders zijn, partners in het veiligheidshuis of de gezinscoach; zij hebben allemaal de afgelopen jaren wel momenten van succes, maar ook van teleurstelling meegemaakt in de uitvoering van de werkzaamheden. Ondanks verschillen in de mate van overtuiging, of je als individuele professional, gemeente, partner in het veiligheidshuis of bestuurder in staat bent om het criminele en overlastgevende gedrag van jongeren te beïnvloeden, kunnen we wel spreken van een gedeelde ambitie. Die gedeelde ambitie, de maatschappelijke druk en het extra
1
Trends in de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder 12- tot en met 24-jarigen in de periode 1996-2007. Bevindingen uit de Monitor Jeugdcriminaliteit 2009. Cahier 2010-2, WODC, Den Haag.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 7
geld dat lokaal en nationaal beschikbaar is gesteld om het tij te keren, hebben geresulteerd in een breed scala aan ideeën, opvattingen en mogelijke aanpakken. Sommige van deze ideeën en opvattingen zijn door gemeenten uitgewerkt in beleidsvisies. De kern van de meeste beleidsvisies van de 22 Marokkanen- en Antillianengemeenten bestaat uit thema’s als ‘hard waar nodig en zacht waar mogelijk’, een combinatie van (slim) straffen en belonen en van preventief en repressief beleid. Gemeenten vertalen deze thema’s in slogans zoals ‘Jeugdcriminaliteit: Grenzen stellen en Kansen bieden’ of varianten hierop. In de bijbehorende plannen van aanpak kiezen veel gemeenten voor onderling vergelijkbare interventies zoals preventief fouilleren, straatcoaches, gezinscoaches en allerlei vormen van begeleiding en ondersteuning: op school, thuis of in de gevangenis. Ook projecten om sport, spel, dans, muziek en andere vormen van expressie te stimuleren komen veel voor. Maar ook het invoeren van de avondklok, het organiseren van vrijwillige wapeninleveracties of de inzet van mosquitos worden, zij het in beperkte mate, door gemeenten toegepast. Het in veiligheidshuizen samenwerken aan een integrale aanpak staat echter in alle beleidsvisies centraal. Het besef en de noodzaak om het tij te keren heeft dus geresulteerd in een braad scala aan opvattingen, projecten en interventies. Maar doen we nu de goede dingen en doen we de goede dingen op de juiste manier? Kunnen we aannemen dat het werkt en waarom werkt het dan?
1.3 Verbinding tussen wetenschap en praktijk Voor de antwoorden op de bovenstaande vragen kunnen we in de wetenschappelijke literatuur zoeken. Niet van alle partners in de keten kan verwacht worden dat zij toegang hebben tot die informatie en tijd hebben om dat te doen. Daarom heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie (V en J), een select gezelschap van wetenschappers aan Nederlandse en Belgische universiteiten2 gevraagd om uit te zoeken wat er bekend is over effectieve aanpakken van jeugdcriminaliteit, waar mogelijk gespecificeerd naar verschillende herkomstgroepen. Deze verzamelde kennis is door het WODC gericht geordend en vastgelegd in een rapport. Dat rapport is Het Kennisfundament genoemd3 . Maar met het verspreiden van een rapport is er nog geen sprake van verbinding tussen wetenschap en praktijk. Daarom is ook goed nagedacht over de wijze van kennisoverdracht in de vorm van training en oefening van beleids- en uitvoeringsprofessionals. In deze trainingen worden regels en voorwaarden genoemd, die moeten helpen bij de aanpak.
2 Lijn 1 Grenzen stellen: Prof. Dr. Geert Vevaeke, buitengewoon hoogleraar Katholieke Universiteit Leuven, Leuvens Instituut voor Criminologie en Lic. Evy De Caluwé. Lijn 2 Risicoreductie: Prof. Dr. Maja Dekovic, hoogleraar Universiteit Utrecht, Capaciteitsgroep Kinder- en Jeugdstudies en Dr. Jessica J. Asscher. Lijn 3 Gewetensvorming en Binding: Prof. Dr. Corine de Ruiter, hoogleraar Forensische Psychologie, Kim van Oorschouw en Sanne Hillege, Universiteit Maastricht. Aandachtpunten voor preventie van marginalisering van Marokkaanse Jeugd Dr. Trees Pels, Verwey-Jonker Instituut. Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van Antillianen, Dr. Marjolijn Distelbrink en Dr. Trees Pels van het Verwey-Jonker Instituut. Het rationele keuzemodel en het kennisfundament, Drs. Frank Willemsen, WODC. 3 Het Kennisfundament t.b.v. De Aanpak van Criminele Marokkaanse Jongeren, Eindredactie, D.Brons, N. Hilhorst en F. Willemsen, WODC, ministerie van Justitie, Cahier 2008-4.
8 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Een van de belangrijkste regels luidt: Voor een effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit is het belangrijk dat interventies ingrijpen op factoren die van invloed zijn hierop. Als dit de hoofdregel is, dan is het logisch dat professionals in de praktijk kennis moeten hebben over de factoren die van invloed zijn op jeugdcriminaliteit. Zo kunnen zij beter kiezen welke interventies zij het beste in kunnen zetten. In hoofdstuk 3 gaan we hier dieper op in. Het Kennisfundament: samenwerking WODC en NICIS In 2008 heeft het WODC ‘Het Kennisfundament ten behoeve van de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren’ gepubliceerd. Kort daarop is dit Kennisfundament aangevuld met Het Kennisfundament Antillianen. Het Kennisfundament biedt een uitgebreid overzicht van wetenschappelijke inzichten, bijvoorbeeld op het terrein van gewetensvorming en binding, risico en protectieve factoren, grenzen stellen, bestraffen en belonen. Het is dit fundament waarop de praktijk kan voortbouwen. De toepassingsmogelijkheden van Het Kennisfundament zijn divers. Gemeenten en veiligheidshuizen kunnen met behulp van Het Kennisfundament nagaan of hun (voorgenomen) beleid kans van slagen heeft. Het Kennisfundament is allereerst bruikbaar voor de aanpak van jeugdcriminaliteit in het algemeen. Omdat het WODC ook uitgebreid aandacht besteedt aan specifieke kenmerken van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren die samenhangen met crimineel gedrag, kunnen gemeenten ook het doelgroepenbeleid toetsen. Het Kennisfundament is logisch opgebouwd. Uit het overzicht van theoretische kennis zijn werkzame mechanismen afgeleid. De uitwerking langs herkenbare lijnen aangevuld met (eigenschappen van) effectieve interventies geven, samen met het overkoepelende denkkader, een duidelijke richting. In hoofdstuk 2 geven we de hoofdlijnen van Het Kennisfundament weer.
1.4 Maatschappelijke resultaten boeken Als zelfstandig document kan Het Kennisfundament de samenleving niet veranderen. Wat we met de gepresenteerde kennis doen, maakt wel verschil. Maar welk verschil? Vanaf de totstandkoming van Het Kennisfundament, waartoe voormalig minister van Justitie Piet Hein Donner de opdracht heeft verstrekt, tot en met de huidige bestuursperiode, waarin minister Ernst Hirsch Ballin is opgevolgd door minister Ivo Opstelten, is het doel onveranderd gebleven. Ook minister Opstelten van V en J wil een einde maken aan de oververtegenwoordiging van Marokkanen en Antillianen in de criminaliteitsen recidivecijfers. Dat er sprake is van een hardnekkig maatschappelijk probleem, blijkt uit onderstaande figuur.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 9
Figuur 1.
Aantal geregistreerde daders per 1.000 (Onderzoek en Beleid 2774)
160 140 120 100 80 60 40 20 0
10
15
20
25
30
Marokkanen Turken
35
40
Antillianen Autochtonen
45
50
55
60
Surinamers
Bovenstaande figuur laat zien dat maatschappelijk resultaat boeken geen eenvoudige taak is. De oververtegenwoordiging is aanzienlijk en hoewel er indicaties zijn dat de jeugdcriminaliteit iets is afgenomen in de afgelopen jaren, blijft de oververtegenwoordiging duidelijk zichtbaar.
1.5 De Training Kennisfundament Het solide en logisch opgebouwde wetenschappelijke overzicht is omvangrijk en het kost tijd om de kennis op te nemen. Het overdragen van kennis, maar ook het (aanzetten tot) het (laten) toepassen van deze kennis vormt de basis voor deze samenwerking. Dat de 22 Marokkanen- en 22 Antillianengemeenten daaraan behoefte hadden, was al vastgesteld door Bureau Beke5 . Het ‘slechts’ toesturen van Het Kennisfundament aan gemeenten en veiligheidshuizen is onvoldoende om aan de wensen in de praktijk en het doel van het ministerie tegemoet te komen. Er was behoefte aan een andere manier van kennisoverdracht en zo is de Training Kennisfundament tot stand gekomen. Kenmerkend aan de training is dat medewerkers van Nicis Institute dit lokaal verzorgen, samen met speciaal daartoe opgeleide professionals uit de praktijk; de practitioners6 . De deelnemers betalen geen geldelijke bijdrage voor deelname aan de training. De gemeente krijgt bovendien de ruimte om die instanties
4 R.P.W. Jennissen (2009). Criminaliteit, leeftijd en etniciteit, over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van in Nederland verblijvende Antillianen en Marokkanen. WODC, O&B 277, Den Haag. 5 Bureau Beke (www.beke.nl) is een adviesbureau. Dit bureau werd en wordt door veel gemeenten ingehuurd om een analyse en beschrijving te maken van de jeugdgroepen. Bureau Beke adviseert en voert onderzoeken uit op het gebied van veiligheidsvraagstukken en criminaliteit. Bureau Beke heeft in veel gemeenten onderzoek gedaan naar jeugdgroepen en jeugdcriminaliteit. Nicis Institute heeft Bureau Beke om advies gevraagd vanuit hun ervaringen met het overbrengen van kennis en het (laten) toepassen van Het Kennisfundament in de praktijk. Als voorloper op het trainingstraject dat Nicis Institute heeft opgezet, heeft Bureau Beke in een aantal gemeenten de behoefte vanuit de praktijk aangegeven. 6 In Bijlage I treft u een overzicht aan van alle betrokken personen en instanties die bij de overdracht en toepassing van Het Kennisfundament zijn betrokken.
10 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
en die personen uit te nodigen waarvan zij weet dat die een cruciale rol vervullen in de (uitvoering en totstandkoming) van beleid. Samen tegen De wetenschappelijke theorie en de praktijk zijn elkaars bondgenoten in het ontwikkelen en uitvoeren van een effectieve aanpak. Zij trekken samen ten strijde tegen jeugdcriminaliteit en probleemgedrag bij jeugdigen. De professionals hebben behoefte aan een theoretische onderbouwing van de aanpak die zij kiezen. Zo kan wetenschappelijk onderzoek antwoord geven op vragen als: “Wat zijn de te verwachten effecten als jongeren hun wapens vrijwillig inleveren?” “Binnen welke setting komt een gezinscoach tot de beste resultaten?” “Is het verhogen van de pakkans een effectieve basis voor beleid?” Andersom geldt dat de wetenschap graag een bijdrage wil leveren aan vragen die bij professionals in de praktijk leven. De wetenschappelijke theorie in het Kennisfundament is goed bruikbaar in de praktijk. In de Training Kennisfundament stellen we als bijproduct een agenda voor de wetenschap op. Dat is een mooi en bruikbaar extra resultaat. De practitioners die in het Train the trainer-programma zijn opgeleid, zijn ambassadeurs geworden. Hun vaste aanwezigheid in het beleidsveld maakt dat zij Het Kennisfundament toepassen en verder verspreiden. Deze vaste waarde is van grote betekenis voor het daadwerkelijk toepassen van de wetenschappelijke kennis in de praktijk. Daarmee kan aan de practitioners zelf een belangrijke waarde toegekend worden. Practitioners Om de praktijk nadrukkelijk onderdeel uit te laten maken van de kennisdisseminatie, om de kennis, ook na het project, binnen de praktijk beschikbaar te houden en om niet vanuit de wetenschap te ‘zenden’, is gekozen voor de inzet van practitioners. Zij vormen een aparte doelgroep binnen het project. Practitioners zijn praktijkmensen die het als een mooie aanvulling op hun eigen werk ervaren om kennis op te doen om hun kennis te delen, te verspreiden en toe te (laten) passen. De practitioners zijn geschikt om met een gevarieerde groep professionals te werken en het ‘voor de groep’ staan, staat hen op het lijf geschreven. Vanzelfsprekend steunt de organisatie van de practitioner, een gemeente of veiligheidshuis, zijn of haar deelname aan dit project. De practitioners hebben de Training Kennisfundament samen met Nicis-medewerkers ontwikkeld en bieden deze samen met Nicis-trainers aan. De Training Kennisfundament beslaat drie dagdelen (ochtend, middag, avond) waarop een optimale verbinding tussen wetenschap en praktijk, een goede mix tussen kennisoverdracht en kennistoepassing en voldoende ruimte voor interactie centraal staan. Het feit dat er practitioners zijn, die Het Kennisfundament in hun denken en handelen hebben geïncorporeerd, vergroot de kans op een effectieve aanpak.
1.6 Kennis helpt Het beoogde maatschappelijke resultaat van de Training Kennisfundament is een afname van de oververtegenwoordiging van Marokkaanse en Antilliaanse jongeren in de criminaliteit. De reductie van vroegtijdig schoolverlaten en werkloosheid zijn aanpalende doelen.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 11
Het vertalen van Het Kennisfundament naar de praktijk vraagt om een denk- en actieslag die vorm geeft aan de beleidsontwikkeling om zoveel mogelijk evidence based te denken en te werken. De rol van Het Kennisfundament is daarbij onontbeerlijk. 1. Het Kennisfundament is daadwerkelijk een fundament waarop (voort)gebouwd kan worden. 2. Het Kennisfundament is ondersteunend. Het is een handvat voor gemeenten bij het zelf beoordelen en verder ontwikkelen van de aanpak van jeugdcriminaliteit in algemene zin en onder Marokkanen en Antillianen in specifieke zin. 3. Het Kennisfundament biedt een overzicht van theoretische kennis en werkzame mechanismen. 4. Het Kennisfundament is geen formeel toetsingskader waarlangs de verantwoording van subsidies van gemeenten richting het Rijk plaatsvindt.
1.7 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk beschrijven we de hoofdlijnen van Het Kennisfundament. Voor lezers die met Het Kennisfundament bekend zijn, biedt dit hoofdstuk herkenning. Voor geïnteresseerden, die in een oogopslag op hoofdlijnen kennis willen nemen van Het Kennisfundament biedt hoofdstuk 2 uitkomst. In hoofdstuk 3 beschrijven we gedetailleerd welke doelen we met de Training Kennisfundament beogen en hoe we dit in de praktijk realiseren. Dit hoofdstuk is tevens interessant voor organisaties en professionals die geïnteresseerd zijn in verschillende vormen van leren, kennisoverdracht en het verbinden van wetenschap en praktijk. Het grote enthousiasme dat in de praktijk is ontstaan voor het verder overdragen van kennis en het toepassen van wetenschappelijke kennis in de praktijk, specificeren we nader in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 4 beschrijven we ook aan welke verdiepende kennis de praktijk behoefte heeft en hoe het WODC daar in kan voorzien. De inzichten die Nicis Institute heeft opgedaan tijdens de trainingen beschrijven we in hoofdstuk 5 vanuit twee invalshoeken. Allereerst vanuit de vraag: “Wat zijn (opvallende) kenmerken van de huidige wijze waarop de jeugdcriminaliteit wordt aangepakt?” In de tweede plaats vanuit de concrete signalen die in een aantal gemeenten zijn afgegeven over de aard en omvang van de criminaliteit onder Marokkanen en Antillianen. In hoofdstuk 6 van deze publicatie kunt u ten slotte lezen dat een aantal steden Nicis Institute en de Jeugdfabriek opdracht heeft gegeven om de Kennisfundamentaanpak verder in praktijk te brengen. Alleen resultaten tellen en dat geldt ook hier. Met de mystieke vaststelling dat de tekenen voor de toekomst gunstig zijn wordt deze publicatie afgesloten. De intrinsieke betrokkenheid van het ministerie van V en J en het WODC in de personen van Dick Brons en Reinier ter Kuile (ministerie van V en J) en Frans Leeuw en Frank Willemsen (WODC) bij Het Kennisfundament is groot. De Kennisfundamentaanpak is wat betreft Nicis Institute dé manier om wetenschap en praktijk te verbinden.
12 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 13
14 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
2 Het Kennisfundament Risicojongeren samengevat 2.1 Inleiding: wat, waarom en voor wie? Jeugdcriminaliteit is een vraagstuk dat de samenleving raakt. In het bijzonder jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst zijn sterk vertegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. Ook andere allochtone én autochtone jongeren komen veelvuldig in beeld bij politie en justitie. Echter, verhoudingsgewijs is het criminaliteitsprobleem het grootst bij de twee genoemde allochtone groeperingen. In hoofdstuk 1 hebben we de omvang van deze oververtegenwoordiging toegelicht. Hoe de oververtegenwoordiging tot stand komt en wat er aan te doen is, zijn voor beleidsmakers vragen van betekenis. Het gaat om de vraag wat werkt en wat de wetenschap het beleid en de praktijk kan bieden. Wat de wetenschap kan bieden is beschreven in Het Kennisfundament, een omvangrijke overzichtsstudie, waarvan we in dit hoofdstuk een samenvatting geven. Bij het zoeken naar oorzaken van het hoge aandeel jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse herkomst wordt vaak gewezen op sociaal-economische achterstand of op culturele factoren. Het Kennisfundament gaat echter voornamelijk over: • meer algemene theorieën (niet op culturele factoren of etnische groepen gericht) die de basis van effectieve interventies vormen; • mechanismen die zorgen dat interventies werken in het tegengaan van criminaliteit (en het voorkomen van recidive); • contexten waarbinnen mechanismen werkzaam zijn. Op hoofdlijnen zijn er theorieën waarin vooral de crimineel zelf als persoon(lijkheid) centraal staat en er zijn er waarin de nadruk ligt op zijn omgeving: de vriendengroep, de buurt, de bredere samenleving of de cultuur van een individu. Het Kennisfundament onderscheidt de niveaus individu, gezin, bredere leefomgeving en de leeftijdsgenoten. Pas in tweede instantie benoemt Het Kennisfundament aandachtspunten rond jongeren van Marokkaanse en Antilliaanse afkomst. De bredere kennis over oorzaken van criminaliteit is nodig, omdat de samenhang tussen criminaliteit enerzijds en de sociaal-economische achterstand en culturele factoren anderzijds niet veel zegt over oorzaak en gevolg. Verder is ook niet meteen duidelijk of door het beïnvloeden van deze twee kenmerken de criminaliteit bij Marokkaanse en Antilliaanse jeugd daalt. Er zijn weinig evaluatiestudies die specifiek onder deze doelgroep zijn uitgevoerd en uitspraken doen over de effectiviteit van maatregelen. Het Kennisfundament is bedoeld voor beleidsmakers en professionals die zich richten op jeugdcriminaliteit. Het levert echter geen pasklare oplossingen. We hebben te maken met ingewikkelde problematiek, waardoor de kans dat we effectief zijn met enkele eenvoudige oplossingen heel klein is. Wel worden met het fundament bouwstenen aangedragen die kunnen helpen bij de aanpak. Met Het Kennisfundament kunnen beleidsmakers en professionals voorafgaand aan een interventie (een project, een specifieke aanpak) nagaan of deze volgens de onderzoeksliteratuur kans maakt om effectief te zijn. Tijdens en na de interventie kan het fundament een hulpmiddel zijn om de balans op
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 15
te maken en te zien hoe de uitvoering verliep en of (gewenste) resultaten (effecten en effectiviteit) zijn bereikt. Een getoetste en valide theorie kan beleidsmakers helpen met de uitgangspunten van beleid, dus ook met de aanpak van (Marokkaanse en Antilliaanse) jeugdproblematiek. Het Kennisfundament staat een doordachte en zoveel mogelijk op theorie gebaseerde beleidsontwikkeling voor. Het Kennisfundament is gegroepeerd rondom de beleidslijnen: • grenzen stellen (I); • risicoreductie (II); • morele ontwikkeling (IIIa); • sociale bindingen (IIIb). De beleidslijnen worden aangevuld met een hoofdstuk dat bij uitstek gaat over Marokkaanse jeugd en een hoofdstuk over Antilliaanse jeugd.
2.2 Grenzen stellen: rationele keuze, leertheorieën, situationele preventie (I) Bij deze beleidslijn gaat Het Kennisfundament in op aangrijpingspunten voor gedragsbeïnvloeding vanuit het rationele keuzemodel en presenteert het leertheoretische principes voor het belonen en bestraffen van gedrag. Verder gaat het in op effectevaluaties van bestaande projecten, bijvoorbeeld projecten rond situationele preventie. Volgens Het Kennisfundament is het stellen van duidelijke grenzen belangrijk bij het opgroeien van kinderen en jongeren en van grote betekenis bij het voorkomen en aanpakken van delinquent gedrag. Daarbij wordt de opmerking gemaakt dat dit gedrag toeneemt in de vroege tienerjaren, hoog blijft tijdens de adolescentie en opnieuw daalt vanaf de jongvolwassenheid. Voor grenzen stellen gebruikt het fundament het rationele keuzemodel: een op het individu gerichte, economisch getinte verklaring voor criminaliteit. Het model gaat uit van de mens als rationeel wezen. Het stelt dat een (potentiële) crimineel afwegingen maakt bij het wel of niet plegen van een misdrijf. Hij evalueert de kosten en baten. Er zijn kosten die direct verbonden zijn met betrapping en bestraffing (voorwaardelijke kosten genoemd) en onvoorwaardelijke kosten en baten die hoe dan ook optreden, los van het feit of de dader nu betrapt en bestraft wordt. Het plegen van het misdrijf moet hoe dan ook meer opleveren dan het kost. De buit moet interessant genoeg zijn, er moet een goede afzetmarkt voor zijn en het moet niet te veel moeite kosten om de buit te pakken te krijgen. Dat betekent dat de pakkans niet te hoog mag zijn en ook preventiemaatregelen, bijvoorbeeld cameratoezicht, spelen een rol bij de uiteindelijke beoordeling van de situatie door een (potentiële) crimineel. Kosten zijn ook de maatschappelijke problemen van een strafblad. Bij de baten moeten we bij veel criminelen ook de status betrekken die zij krijgen bij hun peers als het hen is gelukt om een geslaagde inbraak te plegen of iemand een mooie buit afhandig te maken. De rationele keuzen gaan niet alleen over materiële keuzen. Het gevoel wat te verliezen met crimineel gedrag, of juist wat te winnen, kan ook een rol spelen. Op basis van het rationele keuzemodel, kunnen we bekijken hoe we de kosten van crimineel gedrag kunnen vergroten en de opbrengsten kunnen verminderen. De leertheorie biedt aanknopingspunten door inzicht in het belonen en straffen van gedrag. Wat meer wetenschappelijk gesteld gaat de theorie ervan uit dat gedrag van mensen veranderbaar is door hen te conditioneren, dat wil zeggen door positieve of negatieve prikkels toe te dienen. Een straf is een van de kosten van het plegen van mis-
16 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
daad en een beloning (ook niet-materieel) is waar de crimineel op hoopt aan de batenzijde van zijn balans. De in Het Kennisfundament aangehaalde leertheorieën gaan ervan uit dat mensen leren doordat zij effectief worden gestraft en beloond. Gewenst gedrag stimuleren kan door iets positiefs te laten volgen op het gedrag, iets negatiefs weg te nemen of te zorgen dat iets negatiefs uitblijft. Ongewenst gedrag ontmoedigen kan door iets negatiefs te laten volgen op het gedrag, iets positiefs weg te nemen of te zorgen dat iets positiefs uitblijft na het gestelde ongewenste gedrag. Het is belangrijk dat beleidsmakers en professionals vooraf duidelijk, ondubbelzinnig en in een taal afgestemd op de doelgroep formuleren en communiceren welk gedrag gewenst en welk gedrag ongewenst is; wat precies de regel is die de jongere niet mag overtreden. Wanneer deze de regel overtreedt, dient zo snel mogelijk gereageerd te worden. De straf na een eerste overtreding dient zwaar genoeg te zijn. Belangrijk is ook dat er bij het belonen en bestraffen rekening wordt gehouden met de leeftijd, de cognitieve en morele ontwikkeling van de betrokkene, de voorgaande ervaringen met beloningen en straffen en de mogelijkheid om te leren uit beloningen en straffen. Verder dient een positieve relatie tussen straffer en gestrafte te worden nagestreefd. Interventies om de onvoorwaardelijke materiële kosten van criminaliteit te vergroten zijn onder andere: • moeilijker maken om aan buit te komen (target hardening) door betere sloten op deuren en ramen; • bemoeilijken van de toegang tot een bepaald woongebied (street closure); • invoeren van een avondklok. Met name de street closure blijkt een veelbelovende methode. Interventies om de onvoorwaardelijke materiële baten te verkleinen zijn onder meer: • graveren van (brom)fietsen; • gebruik van plofkoffers zodat de winst van een overval meteen verloren gaat; • verstoren van criminele markten door bijvoorbeeld controleren van pandjeshuizen. Voor geen van deze interventies is wetenschappelijk bewijs, wat niet meteen betekent dat ze niet effectief zijn. Wel zijn de effecten vooralsnog onbekend. Interventies waarmee we de voorwaardelijke kosten verhogen richten zich bijvoorbeeld op het verhogen van de pakkans door in een school metaaldetectors aan te brengen, maar ook door gericht politietoezicht en politiehandhaving op zogeheten hotspots. Met name voor hotspots-policing is tegenwoordig overtuigend wetenschappelijk bewijs. Bij grenzen stellen horen ook strafrechtelijke interventies. Effectief zijn straffen waarin ook hulpverlening (behandeling) aan de orde is in een justitieel kader. En dan vooral straffen die niet enkel gericht zijn op de jongere zelf, maar ook op zijn omgeving: oudertrainingen, functionele gezinstherapie, multisysteemtherapie, tijdelijke plaatsing in een therapeutisch pleeggezin en tijdelijke plaatsing in een gezinsvervangend tehuis. Niet effectief volgens het Kennisfundament binnen die categorie zijn bijvoorbeeld boot camps (‘Lubbers-kampementen’) en regulier reclasseringstoezicht.
2.3 Risicoreductie: belemmerende en bevorderende factoren (II) Bij de beleidslijn risicoreductie staan risicofactoren centraal. Het gaat hierbij om een vergrote kans op antisociaal gedrag. De aanwezigheid van risicofactoren hoeft niet per se tot antisociaal gedrag te leiden. Wel lijkt er een samenhang tussen de tijd die kinderen en jongeren zijn blootgesteld aan
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 17
risicofactoren, het aantal risicofactoren en de mate van probleemgedrag. In de literatuur wordt door sommige wetenschappers wel een onderscheid gemaakt tussen risicofactoren als criminaliteitsbevorderende factoren en beschermende factoren als criminaliteitsbelemmerende factoren. Denk bij beschermende factoren aan een goede gezondheid, een positief zelfbeeld en positief contact met leeftijdsgenoten. Meestal blijkt dan dat we te maken hebben met twee kanten van dezelfde medaille. Een slecht zelfbeeld is bijvoorbeeld een risicofactor. Daarom wordt toch meestal gesproken van risicofactoren en risicoreductie en wel op het niveau van individu, gezin, leeftijd en brede omgeving. Voorbeelden op elk van die niveaus zijn dan respectievelijk de neiging tot agressief gedrag, een autoritaire opvoedingsstijl, deelnemen aan een criminele jeugdgroep en het wonen in een achterstandbuurt. Op elk van de niveaus kunnen we specifieke interventies benoemen. Op het individuele niveau moeten we onder meer denken aan cognitieve gedragstherapie, een equip training waarmee jongeren wordt geleerd om te gaan met cognitieve denkfouten (‘deze maatschappij moet mij niet’), individueel gerichte ambulante begeleiding (bijvoorbeeld Individuele Trajectbegeleiding Criminaliteit in Relatie tot Integratie van Etnische Minderheden (ITB-CRIEM) en Halt) en mentoring. Cognitieve therapie laat bij een niet te zware doelgroep positieve resultaten zien en mentoring laat (zeer) bescheiden positieve effecten zien. Op het gezinsniveau zijn er bijvoorbeeld de Parent Management Training (een oudertraining) en de Functional Family Therapy (gezinstherapie). Van beide interventies zijn vanuit de onderzoeksliteratuur positieve effecten bekend. Interventies die zijn gericht op leeftijdsgenoten maken veelal gebruik van groepsprocessen en groepsdynamiek. Dat soort interventies is, zeker in Nederland, niet ruim voor handen. Een bekende uitzondering was de, inmiddels in Nederland vanwege achterblijvende resultaten opgeheven, Glen Mills School. Daar werd getracht om groepsprocessen, die vaak een slechte invloed hebben op jongeren, positief om te buigen zodat de groep bijdraagt aan beter gedrag. Voorlopig lijken volgens Het Kennisfundament individueel gerichte interventies en gezinsinterventies effectiever en veiliger. Juist bij de op groepen gerichte interventies worden negatieve groepsprocessen nog onvoldoende onderkend. In plaats van het tegengaan van samenscholing van risicojongeren, werken dit soort interventies juist initiatieven van jongeren in de hand om plekken te creëren waar zij elkaar zonder toezicht van volwassenen en zonder georganiseerde activiteiten kunnen ontmoeten, zoals hangplekken. Als deze plekken vooral de probleemjongeren aantrekken, dan schieten deze interventies hun doel voorbij Een interventie die zich richt op de bredere omgeving van de jongere is de Multisysteemtherapie (MST). Deze behandeling richt zich speciaal op jongeren die ernstig en gewelddadig probleemgedrag vertonen. Volgens deze theorie is de ontwikkeling van jongeren het gevolg van interacties van de jongere in het gezin, op school, met leeftijdsgenoten en in de buurt. Amerikaans onderzoek toont positieve resultaten aan van de Multisysteemtherapie. In oktober 2007 heeft MST een voorlopige erkenning van de Erkenningscommissie van het ministerie van Justitie gekregen. Bij deze interventies, op alle niveaus, wijst Het Kennisfundament op het belang van onderzoek naar werkzame bestanddelen. Dat geeft antwoord op de vraag waarom en hoe een interventie gericht op risicofactoren werkt. Zo wijzen veel studies naar gezinsgerichte interventies uit dat verandering bij de ouders, met name op het gebied van discipline en toezicht houden op hun kinderen, een belangrijke verklaring is van het succes van dit soort interventies. Op de andere drie niveaus (individu, leeftijdsgenoten en bredere omgeving) is te weinig onderzoeksmateriaal beschikbaar om conclusies te kun-
18 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
nen trekken. Verder is belangrijk om na te gaan of een interventie werkt voor alle cliënten. Zo zijn er aanwijzingen in de literatuur dat er, naast gezamenlijke risicofactoren, specifieke risicofactoren voor meisjes zijn die een rol spelen bij probleemgedrag (bijvoorbeeld negatieve relatie met de ouders) en die van invloed zijn op de effectiviteit van de interventies. Verder zouden allochtone jongeren vaker dan autochtone jongeren worden blootgesteld aan risicofactoren die de kans op probleemgedrag verhogen. De kennis over werkzame bestanddelen en differentiatie naar subdoelgroepen onderstreept het belang om niet zomaar te experimenteren met interventies. Ook niet bij andere beleidslijnen van Het Kennisfundament. Het gezegde ‘baat het niet dan schaadt het niet’ gaat niet op voor interventies. Die kunnen wel degelijk schaden als zij zonder kennis worden ingezet. Kenmerken van effectieve interventies zijn: • een theoretische onderbouwing; • focus van de doelen en de interventie; • duidelijk aangeven welke technieken en strategieën worden gebruikt tijdens de behandeling; • aanpakken van het probleemgedrag in de omgeving waarin het normaliter optreedt (ecologische validiteit, bijvoorbeeld het gezin of op school); • uitvoeren van de interventie zoals bedoeld en de interventie laten passen bij de jongere (bijvoorbeeld voor wat betreft zwaarte).
2.4 Morele ontwikkeling: opvoeding, het geweten (IIIA) Deze beleidslijn gaat over werkbare interventies bij de morele ontwikkeling van jeugd. Bij dit onderdeel van Het Kennisfundament gaat het om de vraag hoe de morele ontwikkeling van jeugd verloopt. Daarbij staan vragen centraal over het verschil tussen de morele ontwikkeling bij niet-criminele en criminele jeugd alsook welke factoren die ontwikkeling positief dan wel negatief beïnvloeden. Het Kennisfundament onderscheidt psychologische, biologische, sociale en culturele factoren. Vervolgens geeft het aan wat effectieve interventies zijn op het gebied van morele ontwikkeling in de zin van recidivevermindering. Daarbij gaat het fundament ook na of het uitmaakt welke etnische achtergrond jeugdigen hebben. De ontwikkeling van moreel gedrag verloopt in alle culturen vrij constant volgens een vast patroon. Bij een volwassen, rijpe morele ontwikkeling begrijpt en accepteert iemand sociale regels en wederkerigheid in menselijke relaties. Regels en wederkerigheid voeden het rechtvaardigheidsgevoel en zijn daarmee een buffer tegen delinquent gedrag. Bij de morele ontwikkeling van een kind speelt de relatie met ouders een rol, naast die met andere kinderen en volwassenen. De morele ontwikkeling is niet bij alle mensen even hoog. Erfelijkheid en temperament spelen een rol. Hoe hoger het niveau van morele ontwikkeling, hoe groter de buffer tegen delinquent gedrag. Bij criminele jeugd loopt de morele ontwikkeling veelal achter bij de niet-criminele jeugd. Kinderen die al vroeg in de kindertijd probleemgedrag vertonen tegenover gezinsleden en leeftijdsgenootjes, hebben vaak moeite met sociaal-moreel redeneren. Zij lopen een grotere kans crimineel gedrag te vertonen op latere leeftijd. Een oorzaak van de achterlopende morele ontwikkeling is het onvermogen om gedrag van anderen juist in te kunnen schatten, bijvoorbeeld per definitie als bedreigend. Ook missen jongeren met een mindere morele ontwikkeling vaak het vermogen om zich in te leven in een ander.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 19
Psychologische factoren die een rol spelen bij de morele ontwikkeling zijn bijvoorbeeld emotionele problemen en persoonlijkheidsstoornissen, maar ook een gebrekkige intelligentie. Agressieve en criminele jeugdigen blijken vaak problemen te hebben met hun emotieregulatie wat kan leiden tot probleemgedrag. Biologische factoren verwijzen vooral naar afwijkingen, bijvoorbeeld hersenschade. Hersenschade kan onder meer leiden tot een verstoorde emotionele ontwikkeling en gebrek aan empathie, wat vervolgens kan leiden tot crimineel gedrag. Sociale factoren die van invloed zijn op morele ontwikkeling hebben bijvoorbeeld te maken met de opvoeding. Een goede band tussen opvoeder en kind is positief, een autoritaire opvoeding waarin ouders en kinderen weinig met elkaar praten is van negatieve invloed. Ook leeftijdsgenoten kunnen positief dan wel negatief van invloed zijn op de morele ontwikkeling. Negatief is bijvoorbeeld de invloed van criminele jeugd op jeugd die vatbaar is voor probleemgedrag. Ten slotte zijn er culturele factoren: hoewel alle culturen vasthouden aan regels omtrent goed en slecht gedrag, is er variatie tussen culturen over welk gedrag als wenselijk wordt gezien. Een interventie met relatief positieve effecten die gericht is op het verbeteren van moreel redeneren en het terugdringen van antisociaal gedrag is de zogenaamde Aggression Replacement Training (ART). Ook de in Nederland ontwikkelde Aggression Control Therapy laat goede resultaten zien. Jeugdigen uit etnische minderheidsgroepen, in het bijzonder Marokkaanse en Turkse, vertonen geregeld een achterstand in hun morele ontwikkeling ten opzichte van autochtone jeugdigen. De autoritaire opvoedingsstijl – die vaak samenhangt met de religieuze achtergrond – en ook sociaal-economische factoren – zoals wonen in een (gewelddadige) achterstandsbuurt en discriminatie – zijn hier oorzaken van. Marokkaanse jongeren vertonen meer probleemgedrag dan Nederlandse jongeren. Turkse jongeren vertonen vaak minder probleemgedrag dan Nederlandse jongeren. De grote kloof tussen de Marokkaanse en de Nederlandse cultuur, de opvoedingsstijl en het negatieve stigma dat rust op Marokkaanse jongens speelt hierin een rol en houdt het probleemgedrag in stand. De gedragsproblemen die vaak een voorloper zijn van crimineel gedrag, worden door allochtone ouders minder goed gesignaleerd dan door autochtone ouders. Daarnaast vinden allochtone ouders en hun kinderen slechter de weg naar de hulpverlening in vergelijking met autochtone ouders en hun kinderen. Soms spelen daarbij culturele taboes (‘Mijn kind is niet gek’) een rol of een gebrekkige kennis van hulpinstanties. Het gevolg is dat de gedragsproblemen binnen etnische minderheden niet of pas in een laat stadium behandeld worden.
2.5 Sociale binding: iets te verliezen hebben (IIIB) De sociale bindingentheorie gaat ervan uit dat, als het erop aankomt, iedereen de neiging heeft om crimineel gedrag te vertonen. Iemand die goede contacten heeft met familie en vrienden, een mooie maatschappelijke betrekking heeft en een goed conventioneel leven leidt, ervaart deze sociale bindingen (aan de conventionele samenleving) echter als een rem op crimineel gedrag, als het gevoel iets te verliezen te hebben. Andersom geldt dat iemand met weinig of gebrekkige sociale bindingen een grotere kans loopt om ten prooi te vallen aan de verlokkingen van criminaliteit. Hij of zij heeft immers niets te verliezen. Deze beleidslijn in Het Kennisfundament richt zich op werkbare interventies rond sociale binding bij jeugdigen. Bij dit onderdeel gaat het om de vraag hoe de binding aan algemeen gangbare normen en waarden bij jeugd verloopt. Daarbij gaat het om de vragen wat het verschil is tussen de bindingen bij niet-criminele en criminele jeugd alsook welke factoren die bindingen positief of juist negatief beïnvloeden. Het Kennisfundament onderscheidt psychologische,
20 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
sociale en culturele factoren. Vervolgens geeft het aan wat effectieve interventies zijn die de recidive verminderen. Daarbij gaat het fundament ook na of het uitmaakt welke etniciteit jeugd heeft. Mensen zijn geneigd om relaties te ontwikkelen die hen veiligheid en bescherming bieden. Opvoeders die verantwoordelijk en met gevoel omgaan met hun kind zorgen ervoor dat hun kind zorg kan verwachten, waardoor het kind zich sociaal-emotioneel kan ontwikkelen en zich veilig kan hechten. In deze omstandigheid zal een kind sociale bindingen ontwikkelingen en uitdiepen, waarmee een buffer ontstaat tegen crimineel gedrag. Daarentegen zal bij een kind dat onvoldoende veiligheid geboden krijgt en minder hechting met de opvoeders heeft, minder sociale binding ontstaan. Dit vergroot de kans op crimineel gedrag. Bij sociale bindingen moeten we naast hechting aan opvoeders denken aan toewijding, betrokkenheid bij de sociale omgeving en ondersteuning van de heersende normen, waarden en regels (overtuiging). Een verschil tussen niet-criminele en criminele jeugd is dat bij niet-criminele jeugd de mate van zelfcontrole groter is; een resultaat van een geslaagde opvoeding. Zelfcontrole is belangrijk bij het voorkomen van crimineel gedrag. In de vroege kinderjaren ontwikkelen kinderen psychologische kenmerken die sociale binding ten (on)gunste kunnen beïnvloeden. Gunstig is bijvoorbeeld de ontwikkeling van inlevingsvermogen en ongunstig is wantrouwen als persoonlijkheidstrek. Sociale factoren die van invloed zijn op binding zijn opvoeding, school, vrienden en vrijetijdsbesteding. Culturele factoren zijn de verschillen tussen autochtonen en allochtonen bij de opvoeding van kinderen, de afstand tot de Nederlandse samenleving en ook de (vaak negatieve) invloed van de straatcultuur. Jongeren worden immers ook op straat opgevoed door leeftijdsgenoten, vaak met negatieve gevolgen voor de sociale bindingen. Effectieve interventies bij deze beleidslijn zijn allerlei vormen van oudertraining, waarin opvoeders een positieve opvoedingsstijl aanleren. Oudertrainingen zoals Parent Management Training Oregeon model (PMTO) zijn effectief in het vergroten van opvoedingsvaardigheden van opvoeders, het terugdringen van antisociale gedragingen en omgang met delinquente leeftijdsgenoten van jongeren. Voor de effectiviteit van oudertrainingen is de etnische achtergrond van ouders en jongeren niet relevant. Wel is het volgens onderzoekers zinvol om rekening te houden met de verschillen in de opvoedingsstijl tussen etnische groepen. Ook effectief zijn interventies die zijn gericht op mediation: slachtoffers en daders dichter bij elkaar brengen en daders aanmoedigen hun daden recht te zetten. Jongeren leren daarmee welk leed met hun daden wordt veroorzaakt. Verder heeft ook het Amerikaanse Family and Community Violence Prevention Program (FCVP) positieve resultaten. Daarin wordt getracht door middel van betrokkenheid bij school, buitenschoolse activiteiten en andere sociale en persoonlijke ontwikkelingsvaardigheden, gewelddadig gedrag terug te dringen.
2.6 Marokkaanse en Antilliaanse jongeren: aandachtspunten Het Kennisfundament richt zich in eerste instantie op algemene theorieën (niet op culturele factoren of etnische groepen gericht) die de basis voor effectieve interventies en een verklaring van crimineel gedrag vormen. Er zijn weinig evaluatiestudies die specifiek onder Marokkanen en Antillianen zijn uitgevoerd en uitspraken doen over effectieve maatregelen. Desondanks is er een aantal aandachtspunten op het niveau van jeugdige, gezin, omgeving en leeftijdsgenoten. Bij Marokkaans-Nederlandse en Antilliaanse jeugd gaat het op het niveau van de jeugdige bijvoorbeeld om gebrek aan ‘conventioneel’ kapitaal. Dat staat maatschappelijke participatie in de weg: hun vaardigheid in het Nederlands, hun sociale netwerk, hun informatie en kennis van de main-
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 21
stream cultuur is meestal beperkter dan dat van autochtone leeftijdgenoten. Ook het gebrek aan sociale binding en een negatief zelfbeeld spelen op dat niveau een rol. Wanneer we kijken naar het gezin dan is het veelvuldig voorkomen van eenoudergezinnen, vooral bij Antillianen, een aandachtspunt voor interventies. Verder zien we zowel bij Marokkanen als Antillianen geregeld een eenzijdige pedagogische benadering (bijvoorbeeld een strenge opvoedingsstijl). Op het niveau van de bredere omgeving speelt voor beide groeperingen een ambivalente houding ten opzichte van de Nederlandse samenleving, bijvoorbeeld vanwege het gevoel te worden afgewezen door de samenleving waarvan men graag deel uit wil maken. Ook spelen op dat niveau risico’s die het opgroeien in achterstandswijken met zich meebrengt. Verder is van belang om bij interventies te weten dat leeftijdsgenoten bepalend zijn voor het leven van jonge Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders. Bij de Marokkaans-Nederlandse jeugd zijn leeftijdsgenoten vooral een toeverlaat, waar de Antilliaanse jeugd hun leeftijdsgenoten, of juist de wat oudere jeugd en jongvolwassenen, als voorbeeld ziet. Beide groeperingen moeten vaak zonder steun van hun ouders of vanuit wijdere informele kring hun weg in de Nederlandse samenleving vinden. Bij beide groeperingen speelt groepsdynamiek een rol en is daarmee een aandachtspunt en mogelijk aangrijpingspunt voor interventies. Specifieke aangrijpingspunten voor interventies, naast de meer algemene interventies die we noemden bij de beleidslijnen, zijn volgens Het Kennisfundament bijvoorbeeld: ouderondersteuning, voorlichting, mentoraat en ondersteuning positieve groepsvorming.
Figuur 2.1: overzicht genoemde effectieve interventies Beleidslijn Grenzen stellen
Risicoreductie IIIa. Morele ontwikkeling IIIb. Sociale binding
Effectieve interventies street closure, hotspots-policing, oudertrainingen, functionele gezinstherapie, Multisysteemtherapie, tijdelijke plaatsing in een therapeutisch pleeggezin, tijdelijke plaatsing in een gezinsvervangend tehuis Multisysteemtherapie, cognitieve gedragstherapie, Parent Management Training, Functional Family Therapy Aggression Replacement Training, Aggression Control Therapy Parent Management Training Oregeon model, Mediation, Family and Community Violence Prevention Program
22 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 23
24 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
3 Training Kennisfundament: aanpak van criminele jongeren 3.1 Van theorie naar praktijk Zoals we hiervoor hebben beschreven, is er zowel vanuit de overheid als vanuit het veld behoefte aan kennis over de effectiviteit van interventies. Interventies zijn – binnen Het Kennisfundament – effectief als ze aantoonbaar bijdragen aan het voorkomen van recidive7. Welke interventies werken, en in welke context, is een vraag die leeft bij professionals. De kennisbehoefte in het veld is echter breder dan deze vraag alleen. Welke werkzame elementen dragen bij aan gewenste of juist ongewenste veranderingen van gedrag? Hoe kunnen we plekken waar criminaliteit veelvuldig voorkomt minder aantrekkelijk maken? Welke werkzame elementen zorgen voor een betere situatie thuis, op straat of in de omgang met (criminele) vrienden? Antwoorden op dergelijke vragen dienen niet alleen toegankelijk te zijn, maar moeten ook omgezet kunnen worden in beleid, een actieplan en interventies. Een goede methode voor professionals om zich deze kennis eigen te maken is een training.
3.2 Nicis Institute De opdracht die Nicis Institute van het ministerie van Veiligheid en Justitie (V en J) heeft gekregen om Het Kennisfundament toepassingsgericht te vertalen voor de praktijk, sluit naadloos aan bij de rol van Nicis Institute. Als maatschappelijk topinstituut voor stedelijk beleid richt Nicis Institute zich op een breed scala aan thema’s. Het toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis voor stedelijke professionals is een van onze belangrijkste taken. Nicis Institute verzorgt state-of-the art publicaties, adviesrapporten, procesbegeleiding bij bijeenkomsten, trainingen, masterclasses en bijeenkomsten voor stedelijke professionals. Om aan te sluiten op de stedelijke praktijk werkt het instituut met zes thema’s: Bestuur, Economie & Innovatie, Onderwijs & Arbeidsmarkt, Veiligheid, Welzijn & Integratie en Wonen. Onder meer vanwege deze ervaringen met toegankelijk maken van wetenschappelijke kennis, en de ervaring en kennis die Nicis Institute heeft op het gebied van stedelijke problematiek, heeft V en J eind 2009 de opdracht geformuleerd om de kennis uit Het Kennisfundament te vertalen naar de praktijk. Dit doen we met een training, namelijk de ‘Training Kennisfundament: aanpak van criminele jongeren’8.
7 Effectief kan ook breder worden opgevat. Zo kunnen interventies zorgen voor generale preventie-effecten. 8 Zie Bijlage II voor een overzicht van de gemeenten die de training hebben gevolgd en nog gaan volgen.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 25
Uitgangspunten voor de training Een belangrijk uitgangspunt voor de training is dat gemeenten en veiligheidshuizen de kennis uit Het Kennisfundament op zowel strategisch, beleids- als uitvoerend niveau tot zich kunnen nemen en leren toe te passen. Een beleidsmedewerker of een welzijnswerker, maar ook een bestuurder, heeft behoefte aan een theoretische onderbouwing voor de aanpak die wordt gekozen en uitgevoerd. Daarmee kan hij of zij zowel in de eigen organisatie als naar buiten toe aan iedereen verantwoorden waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Een vraag die vaak speelt bij een stedelijke professional, die zich bezighoudt met de aanpak van criminaliteit en recidive, is bijvoorbeeld: “Binnen welke setting komt een gezinscoach tot de beste resultaten?” En: “Waarom is het verhogen van de pakkans zo’n effectieve basis voor beleid?” Het Kennisfundament is gebaseerd op vragen uit de praktijk, vanuit de verschillende invalshoeken van uitvoerders, beleidsmakers en bestuurders. De wetenschappelijke theorie in Het Kennisfundament is dus bij uitstek geschikt voor verschillende partners die betrokken zijn bij de aanpak van jeugdcriminaliteit.
3.3 De Methode Om de publicatie ‘Het Kennisfundament’ goed te kunnen vertalen naar de praktijk is, naast kennisoverdracht, ook oefening en begeleiding nodig. De training is hierop afgestemd. Het trainingsontwerp van de Training Kennisfundament is gebaseerd op vijf belangrijke onderdelen. Deze onderdelen zijn: 1. leerdoelen; 2. deelnemers; 3. didactische werkvormen; 4. trainers; 5. trainingsmateriaal. 1. Leerdoelen De algemene doelstelling is om de (Marokkanen- en Antillianen-) gemeenten en veiligheidshuizen op basis van Het Kennisfundament kennisproof te maken. Meer specifiek zijn de volgende doelstellingen voor de training geformuleerd: 1. De kennis uit Het Kennisfundament is overgedragen aan de deelnemers. Een medewerker van gemeente en veiligheidshuis weet dus aan het eind van de Training Kennisfundament wat er op wetenschappelijk terrein bekend is op het gebied van jeugdcriminaliteit en specifiek op het gebied van Antillianen en Marokkanen. Vragen als “Onder welke voorwaarden kun je het beste straffen en belonen?” en “Wat zijn risicofactoren en wat zijn beschermende factoren bij een kind?” komen aan bod. 2. De deelnemers kunnen de kennis uit Het Kennisfundament toepassen op hun eigen beleid en interventies. Dit betekent dat: a. de deelnemers door de Training Kennisfundament in staat zijn hun eigen beleid en uitvoeringsplannen te analyseren; b. deze analyse wordt uitgevoerd aan de hand van de beschikbare wetenschappelijk kennis en speciaal ontwikkelde beleidsscan en analysevragen;
26 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
c. hiermee het doel wordt bereikt dat het beleid, de beleidskeuzen en de plannen van aanpak gefundeerd(er) tot stand komen. 3. Binnen de context van Het Kennisfundament kunnen gemeenten en veiligheidshuizen van elkaar leren en levert de wetenschappelijke kennis houvast voor toekomstig beleid. Daarnaast gelden de doelen: 4. De opgeleide practitioners vormen een blijvende bron van kennis binnen de eigen organisatie en daarbuiten. 5. Op basis van wat in de Training Kennisfundament aan de orde is gekomen, komen suggesties beschikbaar voor de onderzoeksagenda van de toekomst. Aan het einde van de training heeft de deelnemer samen met zijn collega´s kritisch gekeken naar de interventies in de gemeente. Hieruit volgen actiepunten om beleidsplannen steviger in te zetten en de aanpak van criminaliteit meer te richten op het doorbreken van recidive. Vragen die de gemeenten/veiligheidshuizen kunnen beantwoorden aan het eind van de training zijn bijvoorbeeld: • “Zijn er blinde vlekken in onze overwegingen?” • “Kunnen we meer effecten behalen als we op meer en andere zaken de focus leggen?” • “Met behulp van welke theorieën/kennis kunnen wij ons beleid onderbouwen?” Intake Los van de algemene leerdoelen is het telkens belangrijk om een goede balans te krijgen tussen het aanbod en de behoefte en wensen vanuit de betreffende gemeente. Daarom is voorafgaand aan de training in een specifieke gemeente altijd een intake gesprek gevoerd met een coördinerend medewerker. De doelen van de intake luiden: • Toelichten van het Train the trainer-traject en de Training Kennisfundament en het bieden van de mogelijkheid om nadere vragen te stellen. • Inventariseren van de achtergronden, aanpak en beleid van de gemeente zodat de trainers die de Training Kennisfundament gaan geven een goede indruk hebben van wat er in de desbetreffende gemeente gebeurt. Hierdoor kan in het toepassingsgedeelte van de training zo gemeente specifiek mogelijk gewerkt worden. • Bespreken van de mogelijkheden die de Training Kennisfundament biedt, op basis waarvan de gemeente zelf een inschatting kan maken wie zij het beste kunnen uitnodigen voor de Training Kennisfundament. • Inventariseren van de verwachtingen van de training en leervragen van de beoogde deelnemers. • Inventariseren van de eventuele voorkennis van de beoogde deelnemers, zodat het niveau van de training daarop aangepast kan worden. Aanpassingen Intake en Training Er zijn in de loop van de trainingen enkele aanpassingen doorgevoerd. Zo benadrukt Nicis Institute tijdens de intake dat er bij voorkeur een bestuurder of iemand anders met mandaat aanwezig is bij de training. Dit vergroot de kans dat de kennis duurzaam wordt toegepast en dat het opdrachtgeverschap van gemeenten meer aandacht krijgt. Ook adviseert Nicis Institute om de door het ministerie aangeboden training in te zetten voor bestuurders, managers en strategische beleidsmedewerkers. Zij kunnen daarna zelf de kennis overdragen naar de mensen op de
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 27
werkvloer of Nicis Institute hiervoor inschakelen. Eerst dient echter de top van de organisatie meegenomen te worden in de denkwijze die de Training Kennisfundament overdraagt. De verwachtingen over de toepassingsmogelijkheden van Het Kennisfundament zijn in de loop van de trainingen beter gekanaliseerd. Veel deelnemers hebben de verwachting dat zij met de Training Kennisfundament pasklare oplossingen voor lokale problemen in handen hebben. Deelnemers gaan er vaak vanuit dat de wetenschap klip en klaar kan aangeven of interventie X of aanpak Y effectief is. Hier is geen sprake van. Het Kennisfundament is geen toolkit waar je kant-en-klare producten uit distilleert. De training zet aan tot het maken van gefundeerde keuzes en sluit aan bij de drive van gemeenten en veiligheidshuizen om jeugdcriminaliteit effectief te bestrijden. 2. Deelnemers De trainingen zijn bedoeld voor beleidsmedewerkers, medewerkers van het veiligheidshuis, Openbaar Ministerie, politie en welzijnsmedewerkers op beleids- en strategisch niveau in alle Antillianenen Marokkanengemeenten in Nederland (zie ook de Bijlage II voor een uitsplitsing van functies van deelnemers). Deze gemeenten mogen zelf bepalen wie zij uitnodigen voor de training. Nicis Institute adviseert om de sleutelorganisaties met wie gemeenten op lokaal niveau samenwerken bijeen te brengen. In sommige trainingen sluiten bijvoorbeeld medewerkers van woningcorporaties aan. De training brengt verschillende samenwerkingspartners samen en stimuleert uitwisseling en overdracht van ervaringen en kennis onderling. De trainingsdag leidt bovendien tot het vormen van een gedeelde (onderbouwde) basis voor verdere samenwerking. De voorkennis van deelnemers kan verschillen. De ene deelnemer heeft veel praktijkervaring en gebruikt de kennis uit de training en van zijn collega-deelnemers om zijn ervaringen te onderbouwen. Andere deelnemers beschikken door een eerder verrichte studie over (wetenschappelijke) kennis van de onderliggende theorieën uit Het Kennisfundament. Zij gebruiken de praktijkvoorbeelden van de trainers en collega’s om hun beeld aan te vullen en in te kleuren. De daaruit voortvloeiende leerwensen en verwachtingen van de deelnemers kunnen dus per training zeer uiteenlopen. Hier is in de opzet van de training rekening mee gehouden. Door een balans aan te brengen in theorie en praktijk, en ook in manieren waarop de stof aangeboden wordt en geïnternaliseerd kan worden. Deze verschillende werkvormen komen hierna aan bod. 3. Didactische werkvormen Grofweg bestaat de training uit drie onderdelen: 1. kennisoverdracht 2. kennistoepassing 3. gemeente specifieke situatie Voor elk onderdeel heeft Nicis Institute op basis van het geformuleerde leerdoel een trainingsonderdeel ontworpen met bijbehorende werkvormen en materialen.
28 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Ad 1. Kennisoverdracht Leerdoel: De kennis uit Het Kennisfundament is overgedragen aan de deelnemers. • Lijn 1: grenzen stellen • Lijn 2: risicofactoren • Lijn 3: gewetensvorming en binding • Marokkaanse en Antilliaanse specifieke kenmerken Werkvorm: Interactieve presentatie. De trainers dagen de deelnemers uit de aanleiding en situatie in hun gemeente zo scherp mogelijk te definiëren. Deze situatieschets vormt de basis van de training. De theorie uit het Kennisfundament is in behapbare onderdelen opgedeeld en wordt gepresenteerd aan de hand van een presentatie. In deze presentatie wordt per lijn gebruik gemaakt van een illustrerend filmpje, visuele weergaven van onderdelen uit het Kennisfundament en korte vragen om de deelnemers eigen praktijkvoorbeelden te laten noemen. De Marokkaanse en Antilliaanse kenmerken worden door middel van beeldmateriaal en een praktische actieve werkvorm overgedragen. Daarbij staat de al aanwezige kennis en ervaring van de deelnemers zelf centraal. Materialen: In dit onderdeel gebruiken de deelnemers en trainers de publicatie Kennisfundament, een cursusmap, een presentatie en een kort filmpje per lijn. Ad 2. Kennistoepassing Leerdoel: De deelnemers leren de kennis uit het Kennisfundament praktisch te vertalen naar een beleidsscan en analyse wijze. Werkvorm: Interactief gesprek, voorbeeld in verhaalvorm, gezamenlijke uitwerking van beleidsscan en analysewijze. De deelnemers worden allereerst meegenomen in een persoonlijk verhaal van een fictieve deelnemer van een brassband. De werking van deze brassband wordt in dit verhaal uiteengezet. Vervolgens leren de deelnemers de acht analysevragen en passen ze het gezamenlijk toe op de casus brassband. Ze oefenen hierdoor met het stellen van de vragen en vooral kritisch doorvragen. Materialen: Cursusmap, uitwerking praktijkvoorbeeld brassband, kaartjes met vuistregels en analysevragen. Ad 3. Gemeente specifieke situatie Leerdoel: De deelnemers kunnen de kennis uit Het Kennisfundament toepassen op hun eigen beleid en interventies. Werkvorm: Opdracht in subgroepjes tot analyseren van een zelfgekozen eigen interventie aan de hand van zojuist geleerde analysevragen. Vervolgens presenteert elke subgroep de resultaten van hun analyse en volgt een groepsdiscussie om de analyse waar nodig nog scherper te formuleren. Materialen: Uitwerking opdracht, kaartjes met vuistregels en handzame waaier met alle hoofdlijnen en tips uit de training.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 29
In de onderdelen kennistoepassing en gemeente specifieke situatie leren de deelnemers hun eigen beleid en uitvoeringsplannen te analyseren. Ze kunnen de analyse en hun oordeel staven met wetenschappelijke kennis uit het Kennisfundament en formuleren gezamenlijk actiepunten om waar nodig hun interventies te optimaliseren. In de afronding staat het concretiseren van de actiepunten centraal. In deze fase van de training is het doel dat de deelnemers gezamenlijk, dus deelnemers van verschillende organisaties en bloedgroepen, actiepunten formuleren. Ze hebben geoefend met de manier van analyseren en kunnen dat vervolgens ook op andere interventies toepassen. Op deze manier leren ze van elkaar en dat geeft houvast voor toekomstig beleid. Een aantal maanden na de training neemt Nicis Institute contact op ter ondersteuning. Gemeenten die extra ondersteuning willen, kunnen een maatwerkopdracht geven. In hoofdstuk 6 beschrijven we deze mogelijkheid en het gebruik hiervan. 4. Trainers Voor elke training staat een opgeleid tweetal van trainers klaar. Nicis Institute heeft bewust gekozen voor een combinatie van achtergronden bij deze trainers. Een Nicis-trainer brengt zijn wetenschappelijke achtergrond mee. De praktijktrainer ofwel practitioner werkt bij een gemeente of veiligheidshuis en is bekend met de problematiek die er speelt en weet hoe hij de kennis uit Het Kennisfundament daaraan kan verbinden. Op deze manier kan de koppeling tussen wetenschap en praktijk in de training ook echt gemaakt worden. De trainers zijn allen opgeleid door een onderwijskundige, werkzaam bij Nicis Institute, in een Train the trainer-traject. Dit traject bestond uit drie en een halve dag van intensieve training waarbij de volgende leerdoelen centraal stonden: • inzicht opdoen in de opbouw van de training en deze zelf kunnen uitleggen aan een ander; • inzicht verkrijgen in de resultaten die deelnemers in de training moeten behalen en verwachtingen goed kunnen neerzetten naar anderen toe; • kennis opdoen van de Kennisfundament-theorie, de drie beleidslijnen en specifieke factoren; • inzicht verkrijgen in de basis didactische principes en dit vertalen naar de Training Kennisfundament; • inzicht verkrijgen in de te gebruiken verschillende werkvormen; • oefenen met interactievormen in de groep; • inzicht krijgen en oefenen met verschillende manieren om een training af te ronden en te evalueren; • leren van de analysewijze van de training Kennisfundament en oefenen met het begeleiden van een groep die de analyse moet uitvoeren; • oefenen met de trainingsonderdelen, bedenken van praktijkvoorbeelden en theorie presenteren aan de groep. De deelnemers aan dit Train the trainer-traject hebben veelvuldig in een veilige omgeving geoefend. De trainer, maar ook de andere deelnemers, gaven feedback om de kennis en trainersvaardigheden te verbeteren. Tijdens de uitvoering van de trainingen was begeleiding beschikbaar, om zo ook waar nodig nog punten te verbeteren. De trainers kregen naast het ontwikkelde trainingsmateriaal en het Train the trainer-traject ook een uitgebreid draaiboek. Hierin staat de trainingsopzet uitgewerkt per trainingsonderdeel, compleet met instructie van werkwijze en te behalen resultaten.
30 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
5. Trainingsmateriaal Op basis van de publicatie ‘Het Kennisfundament’ heeft Nicis Institute ter ondersteuning van de training een breed scala aan materialen ontwikkeld. De belangrijkste materialen zijn de cursusmap, een presentatie met filmpjes, kaartjes en de handzame waaier. De cursusmap is de basis van de training. Hierin worden de theorieën en aanbevelingen uit Het Kennisfundament op een overzichtelijke manier samengevat. De lezer wordt meegenomen in een logische structuur met ondersteunende visualisaties van de inhoud. Ook wordt in de map een overzicht opgenomen van de interventielijst die de gemeente voorafgaand aan de training invult. Voor de geïnteresseerde lezer worden literatuursuggesties gegeven en zijn een aantal aansprekende artikelen bijgevoegd. De PowerPoint presentatie wordt gebruikt tijdens de training en volgt de structuur van de cursusmap. De sheets presenteren op hoofdlijnen de theorie van de drie beleidslijnen en specifieke kenmerken van de doelgroepen. Per beleidslijn is een kort filmpje gemaakt om de problematiek en inhoud van de theorie ook op een andere manier aan te bieden aan de deelnemers. De filmpjes zijn prikkelend en zorgen voor een levendig gesprek in de training. Nicis Institute heeft ook een aantal kaartjes ontwikkeld. Deze geplastificeerde kaartjes geven in een oogopslag de theorie van de beleidslijnen, vuistregels voor interventies en de analysevragen weer. Ten slotte heeft Nicis Institute heeft de handzame waaier ontwikkeld om de deelnemer in zijn eigen werksituatie ondersteuning te bieden. De waaier met verschillende tabbladen volgt dezelfde structuur als de map en de presentatie en is voorzien van herkenbare kleurcodes om er snel doorheen te kunnen bladeren. In de waaier kan de deelnemer bijvoorbeeld snel de regels van belonen en straffen nazoeken. Maar de deelnemer kan de waaier ook in een overleg met partners gebruiken om de analysevragen te hanteren.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 31
32 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
4 Toepassingsmogelijkheden en Kennisbehoefte In dit hoofdstuk beschrijven we op welke wijze gemeenten en veiligheidshuizen aan de slag willen gaan met Het Kennisfundament. Deelnemers zien de Kennisfundamentaanpak als een proces van bewustwording om (meer) evidence based te werken. Hiermee bedoelen we dat (beleids)keuzes worden gemaakt op basis van bewijzen, aanwijzingen of indicaties die via wetenschappelijke methoden zijn gevonden. Evidence based beleid betekent ook dat beleidsbepalers het mogelijk maken om in de praktijk evidence based te werken en de juiste randvoorwaarden te creëren. Professionals die de training hebben gevolgd zijn in de regel enthousiast van plan om het geleerde in praktijk te brengen, maar het blijkt lastig om deze spirit vast te houden in de eigen werkomgeving, verzucht menigeen. Toch zijn er concrete voornemens en suggesties waarvan er een aantal gaan over de evidence zelf en andere over de randvoorwaarden die evidence based werken mogelijk maken. Dat er behoefte is aan meer (verdiepende) kennis blijkt uit de onderwerpen uit het veld die voor de onderzoeksagenda zijn aangedragen. Niet alle onderzoeksvragen hebben evenveel prioriteit. Waar het WODC de komende tijd op in gaat zetten beschrijven we aan het einde van dit hoofdstuk.
4.1 Toepassingsmogelijkheden van Het Kennisfundament Nicis Institute heeft een inventarisatie gemaakt van de mogelijkheden die gemeenten en veiligheidshuizen zien om Het Kennisfundament te (gaan) gebruiken in de praktijk. We hebben dit samengevat in de vijf statements hieronder: 1. Alle gemeenten zien de Training Kennisfundament als een kans om hun beleid beter te onderbouwen. De gemeenten die het Marokkanenbeleid nog echt vorm moeten gaan geven willen de kennis ook direct daarvoor inzetten. Sommige gemeenten, bijvoorbeeld Zwolle, Tilburg en Den Bosch, gebruiken Het Kennisfundament op dit moment als basis voor hun nota’s en plannen van aanpak. 2. Veel gemeenten zien de Training Kennisfundament als een strategische stap in een proces om samen met de sleutelorganisaties verder te werken aan een gefundeerde aanpak. Het Kennisfundament versterkt het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid om maatschappelijke resultaten te boeken. 3. Een flink aantal gemeenten vindt dat Het Kennisfundament voorziet in de noodzaak van deskundigheidsbevordering van werknemers. Bij de gemeente Zoetermeer sluit de Training Kennisfundament naadloos aan bij het speerpunt om medewerkers te scholen op het terrein van jeugdcriminaliteit. De deskundigheidsbevordering die vanuit de Training Kennisfundament plaatsvindt, is in de ogen van gemeenten tweeërlei. Medewerkers krijgen enerzijds materiekennis en leren anderzijds hoe zij deze kennis beter kunnen toepassen op beleids- en interventieniveau. 4. Een aantal gemeenten wil de inzichten die in de Training Kennisfundament zijn opgedaan gebruiken om het opdrachtgeverschap van de gemeente verder te versterken. Zo kan men het inkoopbeleid van interventies en de subsidiëring van welzijnswerk laten aansluiten bij Het Kennisfundament. Vanuit dit versterkte opdrachtgeverschap en de regiefunctie die de gemeente heeft, zien deelnemers kansen om meer te focussen op effectiviteit.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 33
5. Er zijn ook gemeenten die de Training Kennisfundament willen gebruiken als kapstok om juist op uitvoeringsniveau de integrale en persoonsgebonden aanpak te realiseren.
4.2 Proces van bewustwording De Kennisfundamentaanpak gaat uit van een alternatieve, soms blikverruimende manier van denken die is gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Door te oefenen met deze denkwijze begrijpen deelnemers ook dat Het Kennisfundament geen meetlat is waartegen hun eigen gedrag en handelen wordt afgezet. Het kritisch reflecteren op het beleid en daarbij uitgekozen interventies vindt zo veel mogelijk los van personen en organisaties plaats in een veilige setting. Vrij kunnen nadenken over de werkzaamheid van een aanpak, is gedurende de training het uitgangspunt. Door te oefenen, zijn cursisten beter in staat om aanpakken te beoordelen. Na de training kan het dus gebeuren dat bepaalde interventies die in eerste instantie leuk en sympathiek overkwamen en met alle goede bedoelingen werden uitgevoerd, waarschijnlijk niet effectief zijn voor de doelen die bereikt dienen te worden. Er ontstaat dan een proces van herbezinning. Het is immers verstandig om geld uit te geven aan interventies die effectief zijn of aan interventies waarvan het plausibel is dat ze bijdragen aan de te realiseren doelen. Interventies zijn ‘waarschijnlijk effectief ’ of ‘veelbelovend’ als ze werkzame bestanddelen bevatten die ingrijpen op de factoren die tot crimineel gedrag leiden. Financiering van initiatieven, die niet effectief of veelbelovend blijken, uit middelen om criminaliteit tegen te gaan is geen verstandige keuze. De schaarse middelen kunnen beter worden ingezet. Een keuze voor een interventie die wel bewezen effectief is of die ingrijpt op factoren die van invloed zijn op crimineel gedrag ligt dan meer voor de hand. Veel deelnemers vinden in de Training Kennisfundament een goede onderbouwing van hun aanpak. Hun keuze voor sommige interventies wordt steviger onderbouwd met behulp van Het Kennisfundament. Het werken met interventies die ingrijpen op factoren die van invloed zijn op criminaliteit, sluit aan bij de koers die gemeenten en veiligheidshuizen al hadden ingezet om meer evidence based te werken. Om deze koers vast te houden, hebben deelnemers in het verlengde van bovengenoemde toepassingsmogelijkheden een aantal gerichte plannen en acties voor ogen. Soms gaven zij ook suggesties voor randvoorwaarden.
4.3 Breder aan de slag met Het Kennisfundament: acties, voornemens en suggesties De deelnemers aan de Training Kennisfundament zijn veelal medewerkers van een Marokkanen- of Antillianengemeente, die belast zijn met jeugdbeleid, veiligheidsbeleid en welzijnsbeleid9. Daarbuiten zijn partners uit het veiligheidshuis aanwezig, aangevuld met uitvoerders van dat beleid, bijvoorbeeld welzijnsorganisaties. De inzichten die de deelnemers opdoen, willen zij na de training in gezamenlijkheid verder verkennen. De deelnemers constateren echter dat de setting waarin de training
9 Zie ook Bijlage II.
34 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
plaatsvindt, uniek is: de verscheidenheid aan aanwezige partners uit de keten is groot en in de praktijk ontmoeten zij elkaar niet of nauwelijks op deze manier. Sommige mensen ontmoeten elkaar voor het eerst en zien in dat er een hele keten bezig is om dezelfde problemen op te lossen. Vandaar dat veel gemeenten aangeven dat zij de cirkel van Het Kennisfundament willen vasthouden en vergroten door vaker samen te komen met de sleutelorganisaties. Een aantal gemeenten heeft een bredere overdracht van Het Kennisfundament in de keten al opgepakt, opdat iedereen dezelfde kennispositie verkrijgt. Zo heeft de gemeente Rotterdam opdracht gegeven aan Nicis Institute om extra trainingen te geven. Geïnspireerd door de training is in de tweede plaats een sterke wil aanwezig om het bestaande beleid en de gekozen interventies door te lichten. Voldoet wat wij doen aan Het Kennisfundament? Het ministerie van V en J maakt het inslaan van deze weg, waarin de deelnemers vervolgstappen zetten, mede mogelijk. In hoofdstuk 6 gaan we daar verder op in. Hieronder een overzicht van de plannen die deelnemers in het kader van ‘Breder aan de slag met Het Kennisfundament’ hebben. De politiek meenemen in de Kennisfundamentaanpak Gebrek aan kennis bij bestuurders en gemeenteraad over factoren die van invloed zijn op crimineel gedrag, draagt in negatieve zin bij aan het in de markt houden van interventies die niet werken. En omgekeerd is voor interventies die wel veelbelovend zijn minder ruimte als gevolg van dezelfde oorzaak. Deelnemers suggereerden dat het goed zou zijn als ook politici over meer kennis zouden beschikken. De gemeente Tilburg is hiermee aan de slag gegaan en heeft raadsleden een presentatie van Het Kennisfundament gegeven. Meer aandacht voor vroegtijdig ingrijpen Het ligt voor de hand dat veel interventies zijn gericht op jongeren die delicten hebben gepleegd en tegen de lamp zijn gelopen. Toch lijkt het ook verstandig om meer aandacht te hebben voor preventieve maatregelen. In Het Kennisfundament staan de auteurs bijvoorbeeld uitgebreid stil bij het feit dat een beperkte ontwikkeling van het morele redeneervermogen, maar ook een gebrek aan binding met ouders en andere belangrijke volwassenen, samenhangt met de ontwikkeling van overlastgevend en crimineel gedrag. Gebrekkige ontwikkelingen op beide gebieden zijn al op jonge leeftijd zichtbaar. Hierop interveniëren is zinvol, maar dan moet dat wel op zo jong mogelijke leeftijd gebeuren. Vanuit Het Kennisfundament valt er veel te zeggen voor een aanpak die ingrijpt op de morele ontwikkeling en binding (en andere risico- en beschermende factoren) als een effectieve of veelbelovende vorm van preventie. Veel deelnemers geven aan deze weg te willen bewandelen. Het resultaat van preventie is echter pas jaren later zichtbaar en is moeilijk meetbaar. Dat komt onder meer doordat het moeilijk is een causaal verband tussen inzet en resultaat aan te tonen. Ook de morele dilemma’s om wel of niet met een controlegroep te werken spelen mee. Verbinden van diensten, instanties en beleidsdoelen Diensten zijn lang niet altijd op de hoogte van de interventies die gemeentebreed worden ingezet. De beleidsdoelen verschillen ook vaak en er is meestal geen overzicht van de verschillende interventies en hoe deze op elkaar ingrijpen. Vroegsignalering, voorkomen van verslaving, talentontwikkeling, overlastreductie, voorkomen van jeugdwerkloosheid en schooluitval, kennismaken met cultuur, sport en spel, vergroten van ouderbetrokkenheid, voorkomen van zwerfjongeren, achter de voordeur aanpak; het zijn zomaar wat voorbeelden waarvan deelnemers aangeven dat de raakvlakken met (de
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 35
werkzame bestanddelen uit) Het Kennisfundament groot zijn, maar de onderlinge verbinding des te lastiger. De wereld van de jeugdinterventies wordt nog complexer wanneer we de activiteiten van aanpalende organisaties en beleidsdomeinen hierbij betrekken. De Jeugdzorg, de Jeugd GGZ, het jongerenwerk, de jeugdpolitie, de Jeugdofficier: allen werken met eigen interventies naast de interventies waar zij gezamenlijk afspraken over hebben gemaakt. De komst van de veiligheidshuizen, de aangekondigde transitie van de Jeugdzorg en de Jeugd GGZ naar de gemeenten en de regiefunctie die de gemeente heeft voor het lokale veiligheidsbeleid, worden door deelnemers gezien als gunstige ontwikkelingen om de Kennisfundamentaanpak in de praktijk toe te passen. Ook noemen zij het benutten van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ten behoeve van de Kennisfundamentaanpak. Stevig opdrachtgeverschap gemeente De lokale regie van de gemeente op het veiligheidsbeleid en de veranderingen die in de Jeugdzorg ophanden zijn, vragen van de gemeente een andere rol, namelijk die van opdrachtgever. De gemeente wordt in de toekomst veel meer dan voorheen de inkoper van interventies. Inkopen langs de wet van Het Kennisfundament biedt grote kansen om de effectiviteit te vergroten. Gemeenten kunnen publieke middelen doelmatiger inzetten. Stoppen met inkopen en subsidiëren van interventies die niet bijdragen aan de reductie van criminaliteit en recidive levert veel geld op. Het geld en de middelen gericht inzetten op interventies die wel voldoen aan de wet van Het Kennisfundament is een concreet plan van veel steden. Meerdere gemeenten hebben aangegeven dat het hen een goed idee lijkt om de Kennisfundamentgedachte op te nemen in de subsidievoorwaarden. Subsidieaanvragers moeten dan expliciet maken hoe hun aanpak werkt en aangeven op welke manier deze van invloed is op de factoren die tot crimineel gedrag leiden. Meer onderzoek doen Het besef dat gemeenten en veiligheidshuizen zelf ook aanpalend onderzoek moeten doen, is groot. Deelnemers geven aan dat onderzoek naar nieuwe en bestaande interventies met effectiviteit een ambitie is, maar dat het ook een kostenpost is die vaak sneuvelt. Onderzoek is duur en effecten vaststellen is geen makkelijke taak . Sommige gemeenten lukt het om universiteiten bereid te vinden om onderzoek te doen. Lukt dat niet, dan vraagt men middelen aan het Rijk. Lukt dat ook niet, dan maken gemeenten en veiligheidshuizen gebruik van rapporten van de uitvoerende instanties zelf. Ten slotte hopen deelnemers ook dat de wetenschap hen verder kan helpen. Het ministerie van V en J heeft met het oog op de verbinding tussen wetenschap en praktijk gevraagd naar de kennisbehoefte in het veld. De thema’s en onderwerpen voor deze onderzoeksagenda zijn hieronder beschreven.
4.4 Onderzoeksagenda 1. 12 minners Steeds meer steden zien steeds jongere kinderen de fout ingaan of deel uitmaken van gezinnen waar oudere kinderen al contacten hebben met politie en justitie. Steeds meer gemeenten willen actief inzetten op deze groep. Ondersteuning vanuit wetenschappelijke kennis en inzichten is welkom.
36 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
2. Drang Steeds meer gemeenten en veiligheidshuizen maken gebruik van drangmaatregelen, bijvoorbeeld het korten op de uitkering van ouders bij de weigering om een gezinscoach in te zetten. De kennisvraag behelst niet zozeer een overzicht van de drang en dwangmogelijkheden, maar wel in het toepassen hiervan. Welk “kennis”advies kan er worden gegeven om de niet-willers te bewegen? Achter het ‘niet-willen’ zit in de ogen van de deelnemers een complexe wereld die men graag beter beschreven zou zien. 3. Licht Verstandelijke Gehandicapten (LVG) De groep LVG-mensen (ouders en kinderen) komt bij veel gemeenten en veiligheidshuizen steeds prominenter op het netvlies. Door de intensivering van de achter de voordeur aanpak (gezinscoach), de betere dossiervorming en de koppeling van politie- en justitiegegevens aan de sociale informatie over gezinnen, is er geen ontkomen meer aan: gemeenten en veiligheidshuizen moeten de LVG-diagnose tegemoet komen. Zij treffen steeds meer kinderen en jongeren aan met een IQ tussen de 70 en 80, en lager. Welke kennis is voorhanden om deze groep uit het criminele circuit te houden? Omdat deze jongeren (en/of hun ouders) verstandelijk beperkt zijn, vraagt de praktijk zich af wat effectieve interventies zijn. Zijn er ervaringen in het buitenland? En meer specifiek: wat zijn de resultaten van de analyse van de CoVa Plus (cognitieve vaardigheidstraining voor mensen met een IQ van 90 of lager)? 4. De groep die blijft recidiveren ‘no matter what’ Professionals constateren dat er een groep jongeren is met wie ze ‘niets meer kunnen’. Naar hun gevoel is alles al geprobeerd, zonder enig resultaat. Deze jongeren volharden in de criminaliteit. Allereerst is van belang of het terecht is om vast te stellen dat er een groep is waar niets (meer) van valt te verwachten. Dit heeft forse politieke consequenties, en roept de vraag op of de wetenschap zich hierin kan en wil verdiepen. Is het zo dat er een groep veelplegers is, die blijvend recidiveert? Kan het WODC naar de aard en omvang van die groep onderzoek doen? Tegelijkertijd is er behoefte aan een overzicht van welke ‘behandelingen’ deze veelplegers allemaal al hebben gehad. Een vervolgvraag luidt: Wat helpt dan wel? 5. Recidivebeperkende interventies Uit de intakes en trainingen is gebleken dat er weinig gemeenten en veiligheidshuizen zijn die uitgewerkte beleidsgedachten en uitvoeringsprogramma’s hebben om de oververtegenwoordiging op recidiveterrein aan te pakken. Hebben wetenschappers recent interventies beoordeeld die effectief blijken te zijn als het gaat om het doorbreken van het recidivepatroon? Wat zijn de laatste wetenschappelijke inzichten? Wat zijn werkzame bestanddelen voor het terugdringen van recidive? 6. Praktijkillustraties van Het Kennisfundament De professionals hebben een grote behoefte aan specifieke interventies die langs de ‘lat’ en het denkkader van Het Kennisfundament worden gelegd. Duidelijk uitgewerkte illustraties die van A tot Z zijn uitgewerkt. De praktijk wil zelf de kwaliteit en (mogelijke) effectiviteit van interventies beter kunnen beoordelen. Zo’n uitgewerkte interventie kan net even een extra denkraam bieden. De straatcoach is een veelgenoemde interventie in dit kader. Voor de Train the trainer-opleiding en de uniformiteit van de trainingen zijn praktijkillustraties handige hulpmiddelen.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 37
7. Eerste resultaten hersenonderzoek Dat wetenschappers onderzoek doen naar hersenen en de eventuele verbanden tussen hersenen en crimineel gedrag, is bekend bij de meeste professionals. Zij vragen zich af of er al resultaten zijn waar de praktijk op in kan spelen. 8. Verdieping op de doelgroepen De meeste gemeenten werken niet met doelgroepenbeleid, echter elke gemeenten beschrijft – expliciet of impliciet – dat er altijd maatwerk geleverd moet worden. Daarmee bedoelen gemeenten dat de persoonlijke, culturele en sociale omstandigheden worden inbegrepen. Gemeenten en veiligheidshuizen vinden en bespreken dus wel degelijk dat zij met Antillianen anders moeten omgaan dan met autochtonen, en dat ook Marokkanen om een andere aanpak vragen. De huidige informatie die Het Kennisfundament biedt vraagt om verdieping. Met die verdiepende kennis kunnen we gemeenten en veiligheidshuizen nog gerichter informeren over de werkzame bestanddelen die voor die twee doelgroepen de effectiviteit van de aanpak vergroten. 9. Diversen Sommige gemeenten hadden verwacht dat Het Kennisfundament meer zou zeggen over de rol van alcohol- en drugsmisbruik in relatie tot geweld en criminaliteit. Ook missen zij de koppeling met de invloed van de digitale wereld. Daarnaast hebben de deelnemers de volgende specifieke vragen gesteld: • Hoe vul ik als gemeente de verschillende rollen (regisseur, opdrachtgever, et cetera) zo optimaal mogelijk in? • Hoe moet je effectiviteit meten? • Hoe betrek je moeders bij de aanpak? • Hoe kan ik als beleidsadviseur de politiek beïnvloeden? • Hoe ga ik om met de eer- en schaamtecultuur die ik soms tegenkom in de praktijk? Het Kennisfundament geeft aan dat de eer- en schaamtecultuur kan verhinderen dat cliënten hun eigen hulpvraag kunnen c.q willen formuleren. Tijdens de trainingen wordt dit door de deelnemers herkend. Het gaat bijvoorbeeld om ouders die niet willen erkennen dat hun kind minder begaafd is en naar een speciale school zou moeten. Zij denken dat hun kind dokter kan worden, willen geen aangepast onderwijs en zeker niet naar een psychiater. In de praktijk is de aansluiting met de GGZ vaak een zwakke schakel in de aanpak. De GGZ volgt in principe het standpunt van de ouders. De eigen beperking van sommige ouders of het culturele schaamteperspectief maakt dat er geen reëele hulpvraag wordt geformuleerd. Of en zo ja hoe dit te doorbreken is een vraag die leeft in het veld.
4.5 WODC Om beter te begrijpen wat het WODC doet en ik welk kader de training tot stand is gekomen, hieronder een korte uitleg. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC): • verricht onderzoek, of laat dit verrichten; • adviseert over voorgenomen beleidsprogramma’s, te voeren beleid en te verrichten onderzoek; • verspreidt de binnen het WODC aanwezige kennis op het terrein van veiligheid en justitie; • documenteert (sociaal-)wetenschappelijke publicaties. Naast uitvoering en productie van onderzoek door eigen interne onderzoekers en door externe onderzoeksinstituten, adviseert het WODC over brede beleidsrelevante kwesties vanuit onderzoeksperspec-
38 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
tief. Dit betreft in het bijzonder onderzoeksadvisering en wetenschappelijke ondersteuning bij de beantwoording van beleidsvragen, Kamervragen en vragen vanuit de samenleving over de betekenis van wetenschappelijke inzichten voor het beleid en voor het (helpen) oplossen van maatschappelijke vraagstukken op het terrein van V en J. Ten slotte brengt het WODC kennis bijeen en zorgt het voor kennisborging. Het verstrekken van kennis in de vorm van datamateriaal en documentaire informatie, het verzorgen van (wetenschappelijke) publicaties, presentaties en deelname van WODC-experts aan allerlei externe verbanden, vallen hier ook onder. De Kennisfundamentaanpak is een goed voorbeeld van de bovenstaande combinatie van onderzoek, advies en kennisverspreiding. In Het Kennisfundament heeft het WODC relevante wetenschappelijke literatuur verzameld die ingaat op de vraag op welke wijze de criminaliteit onder jongeren in het algemeen, en Antilliaanse en Marokkaanse jongeren in het bijzonder, kan worden verminderd. Door beschikbare kennis over de sociale- en gedragsmechanismen die ten grondslag liggen aan het gedrag van criminele jongeren samen te voegen, heeft het WODC een kennisfundament gelegd dat kan helpen bij het toetsen en het verder ontwikkelen van de aanpak van criminele jongeren op lokaal niveau. Omdat er behoorlijk wat kennis beschikbaar is (zij het her en der verspreid over tal van vakgebieden), is het vinden van de juiste ingrediënten voor de juiste aanpak nog niet zo eenvoudig. Voor een integrale en effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit is het immers van belang dat gemeenten de juiste interventies in huis hebben, dat deze op de juiste persoon zijn gericht en op correcte wijze worden uitgevoerd. De bijdragen die zijn opgenomen in het rapport zijn: Deel I
Kennisfundament aanpak jongeren: Grenzen stellen (straffen en belonen) Prof. Dr. Geert Vervaeke, buitengewoon hoogleraar Katholieke Universiteit Leuven, Leuvens Instituut voor Criminologie en Lic. Evy De Caluwé. Deel II Kennisfundament aanpak jongeren: Risicoreductie Interventies voor jongeren die antisociaal gedrag vertonen: Kenmerken, werkzame mechanismen en moderatoren van effectiviteit. Prof. Dr. Maja Dekovic, hoogleraar Universiteit Utrecht, Capaciteitsgroep Kinder- en Jeugdstudies en Dr. Jessica J. Asscher. Deel IIIA Kennisfundament aanpak jongeren: Gewetensvorming Gewetensvorming, jeugdcriminaliteit en etniciteit: Een researchsynthese. Prof. Dr. Corine de Ruiter, hoogleraar Forensische Psychologie aan de Universiteit Maastricht en Kim van Oorschouw. Deel IIIB Kennisfundament aanpak jongeren: Binding Sociale binding, jeugdcriminaliteit en etniciteit: Een researchsynthese Prof. Dr. Corine de Ruiter, hoogleraar Forensische Psychologie aan de Universiteit Maastricht en Sanne Hillege. In deze bijdragen ligt de nadruk op algemene theorieën, mechanismen en interventies en was er beperkte aandacht voor onderwerpen als etniciteit. Daarom is er aan het rapport een vierde bijdrage toegevoegd die gaat over (context specifieke) kenmerken van de Marokkaanse en Antilliaanse doelgroepen, die samenhangen met, of van invloed zijn op, risico- en beschermende factoren. Deel IVA Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van jongens van Marokkaanse afkomst Dr. Trees Pels van het Verwey-Jonker Instituut. Deel IVB Aandachtspunten voor preventie van marginalisering van jongens van Antilliaanse afkomst Dr. Marjolijn Distelbrink van het Verwey-Jonker Instituut.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 39
Om ervoor te zorgen dat al die kennis ook daadwerkelijk bij de praktijk aankomt en wordt gebruikt, heeft Nicis Institute in opdracht van het ministerie van Justitie/WODC een trainingsprogramma ontwikkeld waarbij de praktijk nadrukkelijk betrokken is, getiteld ‘Training Kennisfundament: gefundeerde aanpak van criminele jongeren’. Zoals vermeld in de Jaarnota Integratiebeleid 2007-2011 (13 juli 2010) zullen in 2010 en 2011 circa dertig gemeenten deze training volgen. Het doel van het ministerie is het verspreiden van wetenschappelijke kennis opdat op beleidsniveau en in de uitvoering met behulp van deze kennis een bijdrage kan worden geleverd aan het behalen van maatschappelijke doelstellingen. De visie van het ministerie van V en J en het WODC om kennis over te dragen en toe te (laten) passen in de praktijk, sluit aan bij de nadrukkelijk aanwezige kennisbehoefte bij gemeenten en veiligheidshuizen op dit punt. Omdat Het Kennisfundament dat aan de trainingen ten grondslag ligt in 2007/2008 is samengesteld, is het zinvol na te gaan of er nieuwe kennis is ontwikkeld die ook opgenomen dient te worden. In de vorige paragraaf lieten we zien dat er vanuit het veld behoefte is aan meer recente en aanvullende kennis. Het WODC zal binnen haar eigen programmering ruimte maken om in een deel van deze behoefte te voorzien. 1. Toevoeging van nieuwe (voorlopig) erkende interventies die nog niet zijn opgenomen Het doel van deze update is nagaan welke erkende interventies nog geen plek hebben in Het Kennisfundament en deze vervolgens toe te voegen. Een update zal vooral gaan over deel II en III van Het Kennisfundament, omdat binnen die specifieke gebieden veel onderzoek wordt gedaan naar de effecten van interventies die van invloed zijn op risico- en beschermende factoren, gewetensvorming en sociale binding. In de jeugdsector beoordelen onafhankelijke commissies interventies op effectiviteit. Deze ontwikkeling hangt samen met het toenemende streven naar meer ‘bewezen effectief ’ werken. Toetsing leidt ertoe dat we het kaf van het koren kunnen scheiden. Interventies die we slecht of zelfs niet kunnen onderbouwen, of die volgens onderzoek averechts kunnen uitpakken, gebruiken we niet meer. In plaats daarvan gebruiken we interventies die goed zijn onderbouwd en waarvan eventueel onderzoek laat zien dat er goede resultaten mee worden geboekt. Toetsing stimuleert dus een goede onderbouwing van interventies én onderzoek naar de effectiviteit. Het zorgt voor een soort ‘opwaartse druk’ in de jeugdsector: om te voorkomen dat een interventie wordt afgekeurd wordt er meer geïnvesteerd in theorievorming en onderzoek. Dat komt uiteindelijk de kwaliteitsontwikkeling in de hele sector ten goede. Voor de beoordeling van de effectiviteit van interventies in de jeugdsector bestaan er op dit moment twee onafhankelijke commissies: Erkenningscommissie Interventies Interventies die mogelijk in aanmerking komen voor de databank Effectieve Jeugdinterventies worden sinds juni 2007 beoordeeld door de onafhankelijke Erkenningscommissie Interventies. De commissie wordt ondersteund vanuit het Nederlands Jeugdinstituut (NJI), het RIVM Centrum Gezond Leven en RIVM Centrum Jeugdgezondheid. De Erkenningscommissie Interventies bestaat uit vier deelcommissies die elk een eigen terrein bestrijken, namelijk: 1. Jeugdzorg en psychosociale/pedagogische preventie; 2. Jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering; 3. Ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerd en jeugdwelzijn; 4. Preventie en gezondheidsbevordering bij volwassenen.
40 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Erkenningscommisie Gedragsinterventies Justitie De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie beoordeelt of gedragsinterventies kunnen leiden tot preventie of vermindering van recidive bij delinquente jongeren (en volwassenen). De commissie heeft drie taken: het beoordelen van gedragsinterventies, het adviseren over de effectiviteit van gedragsinterventies aan de minister van Justitie en het verspreiden van informatie over haar bevindingen. De jeugdinterventies die deze commissie erkent, worden ook opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut. Deze hoeven daarvoor niet beoordeeld te worden door de Erkenningscommissie Interventies. 2. Uitbreiding van Het Kennisfundament met de 12-minner problematiek In de vorige paragraaf gaven we aan dat kinderen (12-minners) regelmatig in aanraking komen met de politie. Steeds meer gemeenten willen actief op deze groep inzetten, het liefst voordat zij strafbare feiten plegen. Als kinderen deel uitmaken van gezinnen waar oudere kinderen al contacten hebben met politie en justitie, is het wellicht zinvol om te interveniëren. Interventies bestemd voor 12-minners zijn nu onderbelicht in Het Kennisfundament en een uitbreiding is nuttig. Het WODC zal aan een universiteit de opdracht geven om een hoofdstuk over 12-minners samen te stellen dat past in de lijn van Het Kennisfundament. De volgende onderzoeksvragen zijn leidend: • Kunnen we voor de preventieve aanpak van 12-minners aansluiten bij de theorie(en) die zijn gepresenteerd in de bovengenoemde onderzoekslijnen? • Welke aanvullende, relevante theorievorming bestaat er met betrekking tot de te verwachten effectiviteit van maatregelen en wordt deze theorie ondersteund of bevestigd door empirisch onderzoek? • Welke specifiek voor 12-minners bedoelde programma’s kunnen worden onderscheiden in Nederland en in het buitenland? • Wat is bekend over de effectiviteit van deze maatregelen, onder meer in termen van gedragsverandering en recidivereductie? Is er sprake van neveneffecten? • Wat maakt dat een maatregel in een bepaalde context werkt of juist niet werkt? Wat zijn de inclusiecriteria en aan welke andere randvoorwaarden moet een maatregel voldoen? 3. Portal Effectieve Justitiële Interventies Veel beleidsprogramma’s zijn gericht op het terugdringen van recidive. In binnen- en buitenland is veel onderzoek verricht naar de uitkomsten van strafrechtelijke interventies en naar het succes van criminaliteitspreventiemaatregelen in het algemeen. Een deel daarvan presenteert het WODC in Het Kennisfundament. De informatie over de achtergrond, uitvoering en effectiviteit van de onderzochte interventies is voor gebruikers als rechters, officieren van justitie, beleidsmedewerkers, uitvoerders en onderzoekers echter niet altijd even toegankelijk. Het kost veel tijd om de relevante wetenschappelijke publicaties te selecteren en door te nemen. Om deze reden werkt een WODC-team aan de ontwikkeling van een webportal over de effectiviteit van justitiële interventies. Via deze portal kunnen professionals informatie opvragen over bestaande interventies, voor jeugdigen en voor volwassenen. De portal biedt een overzicht van de uitkomsten van (internationaal) onderzoek, waaronder Nederlandse effectstudies en overig Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van interventies. Het WODC ontwikkelt procedures voor het verzamelen, selecteren, documenteren en analyseren van het beschikbare onderzoeksmateriaal en werkt aan passende presentatievormen. De eerste proefversie van het systeem verwacht het WODC in 2012.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 41
42 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
5 Huidige aanpak en aard van de criminaliteit In de vorige hoofdstukken hebben we de totstandkoming van Het Kennisfundament beschreven en de opzet en resultaten van de Training Kennisfundament toegelicht. Dat de stedelijke professionals veel toepassingsmogelijkheden zien en dat er ook nog uitdagingen zijn, is aan bod gekomen in het vorige hoofdstuk. Dat een kennisdatabase nooit af is, dat er vraag is naar nieuwe kennis en hoe het WODC in deze vraag voorziet, is ook duidelijk geworden in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk beschrijven we een aantal kenmerken van de huidige aanpak. Omdat we inmiddels een dertigtal trainingen hebben verzorgd, heeft Nicis Institute een goede indruk gekregen van de aanpak die professionals hebben ontwikkeld om de oververtegenwoordiging onder Marokkaanse en Antilliaanse criminele jongeren te reduceren. In dit hoofdstuk presenteren we dit beeld, waarbij aangemerkt dient te worden dat dit op basis van indrukken is en niet op basis van onderzoek. We beperken ons tot een aantal opvallende punten die een directe relatie hebben met Het Kennisfundament en met de ambities om Het Kennisfundament toe te passen in de praktijk. Tijdens de trainingen werd veelvuldig gesproken over de aard, omvang, verschijningsvorm en mogelijke oorzaken van overlastgevend en crimineel gedrag in de desbetreffende gemeente. Van gemeente tot gemeente zijn hier verschillen in waar te nemen. In de grote steden is sprake van een andere schaal en concentratie van problemen dan in de kleinere steden. In sommige gemeenten zijn het enkele families die voor grote problemen zorgen. In weer andere steden is het probleem geconcentreerd rondom een aantal straten of een wijk. Recente signalen van gemeenten en veiligheidshuizen over de aard, omvang en verschijningsvormen van criminaliteit beschrijven we in het tweede deel van dit hoofdstuk.
5.1 Kenmerken van de huidige aanpak In deze paragraaf noemen we een aantal kenmerken van de aanpak in de 22 Marokkanen- en Antillianengemeenten die de Nicis-trainers in de afgelopen periode opvielen. Het betreft geen diepgravende analyse en er zijn zo min mogelijk namen van steden gebruikt. Naast een beschrijving van wat Nicis Institute opviel, willen we ook graag enige reflecties geven. Deze reflecties zijn niet waardevrij en het beeld dat we schetsen komt voor rekening van Nicis Institute.
5.1.1 Kenmerken die Nicis Institute opvielen Bestuurlijke inbedding De bestuurlijke inbedding is nagenoeg in alle Marokkanen en Antillianengemeenten belegd bij de burgemeester en een of meer wethouders. De burgemeester draagt vanuit de portefeuille Veiligheid en openbare orde de bestuurlijke verantwoordelijkheid. De beleidsverantwoordelijkheid ligt doorgaans bij een wethouder. De Marokkanen- en Antillianenaanpak is ondergebracht in gevarieerde portefeuilles. Soms is er een wethouder Doelgroepen, terwijl in andere gemeenten de verantwoordelijkheid is belegd bij de wethouder Welzijn, de wethouder Gezin of de wethouder Integratie.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 43
Marokkanenbeleid in ontwikkeling In veel gemeenten staat de Marokkanenaanpak nog in de kinderschoenen. In de gemeente Rotterdam is een specifiek Marokkanenpakket in ontwikkeling. De specifieke Marokkanenaanpak in de meeste Marokkanengemeenten bestaat overwegend uit de inzet van straat- en gezinscoaches. Dit is verklaarbaar. De extra middelen die vanuit het Rijk beschikbaar zijn gesteld (WWI-gelden) waren geoormerkt. De Marokkanengemeenten mochten het geld alleen inzetten voor straatcoaches en gezinscoaches. Dit kan goed verklaard worden uit de theorieën in Het Kennisfundament: beide interventies bevatten werkzame bestanddelen. Niettemin ligt ontwikkeling van een breder palet aan interventies vanuit Het Kennisfundament voor de hand. Ouders nadrukkelijk betrekken We kunnen vaststellen dat alle Antillianen- en Marokkanengemeenten een integrale aanpak van groot belang vinden. Gemeenten en veiligheidshuizen realiseren zich dat in de uitvoering verbeteringen mogelijk zijn. Naast aandacht voor een integrale uitvoering van het beleid in de praktijk, willen veel steden een ander aspect van de integrale aanpak bevorderen. Zij willen meer en andere instanties betrekken bij de aanpak, niet in de laatste plaats de ouders. Vooral voor dit laatste punt kunnen we vanuit Het Kennisfundament goede argumenten geven. Meer instanties betrekken in de aanpak Veel steden werken op dit moment hard aan de aansluiting met de GGZ-sector, de GGD, de Sociale diensten, het Centrum voor Jeugd en Gezin en Jusititie (OM). Woningcorporaties zijn over het algemeen nog weinig betrokken bij het oplossen van de problematiek. Soms werken gemeenten en woningcorporaties actief samen, zoals in een grotere gemeente, waar ouders van overlastgevende jeugd een brief krijgen van de gemeente en de woningcorporatie. Blijven de jongeren doorgaan, dan dreigt huisuitzetting. Door een gezinsmanager te accepteren, kunnen ouders dit voorkomen. Gezien het brede spectrum aan werkzame bestanddelen, kunnen we de koers die steden kiezen om meer en andere partijen te betrekken bij de aanpak, vanuit Het Kennisfundament onderschrijven. Veiligheidshuizen veel potentie, maar moeten nog op stoom komen De komst van de veiligheidshuizen voorziet in de grote behoefte om meer integraal en persoonsgebonden te werken. De samenwerking in de veiligheidshuizen gaat gestaag de goede kant op. Het beeld dat in de trainingen is ontstaan over het functioneren, de slagkracht en de informatiepositie van de veiligheidshuizen is diffuus. Op papier is het ene veiligheidshuis verder dan het andere. In sommige gemeenten is het veiligheidshuis nog in wording. In de uitvoering zijn er ook verschillen waar te nemen. De veiligheidshuizen voorzien bij uitstek in een persoonsgebonden aanpak voor kinderen die het criminele pad allang op zijn gegaan. Kijkend vanuit Het Kennisfundament valt op dat bij de persoonsgebonden aanpak meer gebruik gemaakt kan worden van werkzame bestanddelen in de sfeer van het gezin, de directe omgeving en de peers. Het argument dat veiligheidshuizen gebruiken om de nog niet criminele en overlastgevende jongere broertjes en zusjes mee te nemen in de aanpak, wordt door Het Kennisfundament onderschreven. Opgroeien in een gezin waar crimineel gedrag aan de orde van de dag is, geldt als risicofactor. Beperkte specifieke financiële middelen, ruime reguliere middelen De budgetten die het Rijk voor de doelgroepenaanpak beschikbaar heeft gesteld, overigens met de aanpalende eis van cofinanciering, zijn op zichzelf niet groot. Rotterdam heeft het grootste budget gekregen; 2,2 miljoen euro voor de Antillianenaanpak en 2,4 miljoen euro voor de Marokkanenaanpak. De kleinste budgetten zitten net onder en net boven de ton (bijvoorbeeld Schiedam, Zeist). Dit
44 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
betekent bijvoorbeeld dat in kleinere gemeenten het budget met de inzet van één straatcoach en één gezinscoach op is. Vanuit reguliere middelen van de gemeente zelf, het OM, de politie, Bureau Halt, Jeugdzorg, het onderwijs, het welzijnswerk, de GGZ en andere instanties die werken met deze doelgroepen zijn echter miljoenen beschikbaar. Gemeenten worstelen met het gefundeerd inzetten van dit geld. De Kennisfundamentaanpak helpt hierbij. Ook voor het realiseren een doelmatiger inzet van middelen biedt de Kennisfundamentaanpak aangrijpingspunten. Beperkt zicht op uitvoer interventies Gemeenten hebben over het algemeen (zeer) beperkt zicht op de wijze waarop de interventies die in hun eigen plan van aanpak staan beschreven, uitgevoerd worden. Omdat er in Het Kennisfundament aandacht is voor het voorkomen van implementation failure is het aanbevelenswaardig dat gemeenten een beter zicht krijgen op de feitelijke uitvoer van alle interventies. Ook op het terrein van veelbelovende interventies is het belangrijk dat de aandacht voor het op de goede manier uitvoeren van interventies, niet verslapt. 12-minnersaanpak in ontwikkeling, meer aandacht nodig voor aanpak 24-plussers Prominent op het wensenlijstje uit het veld prijkt de kennisvraag over wat goede strategieën en effectieve interventies zijn voor jonge kinderen die met politie en justitie in aanraking (dreigen te) komen. Deze groep staat ook wel bekend als de 12-minners. Daarnaast geven veel gemeenten aan dat er voor de groep (hardnekkige) overlastgevers en criminelen van boven de 24 jaar nauwelijks beleid is ontwikkeld. Zij vallen net buiten alle beleidsvelden vanwege hun leeftijd. Bijna alle gemeenten geven aan dat deze twee leeftijdsgroepen aandacht verdienen. De 12-minaanpak is in veel steden in ontwikkeling. De groep oudere criminele (waarin Antillianen zijn oververtegenwoordigd) krijgen overwegend aandacht vanuit de justitiële keten. (Etnische) registratie Etnische registratie is in veel steden een belangrijk aandachtspunt. In sommige steden peinst men er niet over, in andere steden wil men de etniciteit wel (blijvend) gaan registreren. Door etnische registratie krijgt een stad aangrijpingspunten voor een persoonsgebonden aanpak. De gemeente Rotterdam is door het College Bescherming Persoonsgegevens aangesproken op het registreren van de achtergrond van probleemjongeren. De gemeente Rotterdam is hiertegen in beroep gegaan. De uitspraak in deze zaak wachten veel steden af om de belemmeringen en mogelijkheden voor gerichte registratie verder te verkennen. Doelgroepenbeleid Bij veel gemeenten ligt een doelgroepenaanpak, vooral politiek maar soms ook ambtelijk, gevoelig. Veiligheid is hot, doelgroepenbeleid not. Gemeenten en veiligheidshuizen vrezen voor stigmatisering van de doelgroepen. Hier is sprake van een spanningsveld. Enerzijds realiseren gemeenten zich dat er een specifieke Marokkanen- en Antillianenaanpak moet komen, omdat het specifieke groepen zijn met eigen problemen (oververtegenwoordiging en hoge recidive) en met eigen kenmerken waarvoor ook groepseigen/groepsgerelateerde oplossingen aan de orde zijn. Anderzijds is de financiering vanuit het Rijk vooral gericht op inbedding in reguliere voorzieningen/aanpakken. In veel gemeenten is er dan ook geen specifiek doelgroepenbeleid. De belangrijkste reden ligt overigens niet in de sfeer van budgetten. Het is de discriminatoire ondertoon van het doelgroepenbeleid die ervoor zorgt dat gemeenten eerder voor een aanpak via regulier beleid, dan via doelgroepspecifiek beleid kiezen. Ook een aantal deelnemers aan de Training Kennisfundament heeft moeite met de discriminatoire ondertoon.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 45
Het gros van de gemeenten en de deelnemers weet goed om te gaan met deze worsteling. Er worden formules gekozen als: maatwerk leveren, aansluiten bij de leefwereld, omgevingsspecifieke interventies inzetten, et cetera. Het Kennisfundament biedt blijvende aanknopingspunten om doelgroepspecifiek te blijven denken en handelen als het gaat om een visie op en de inzet van effectieve interventies. Wisselende ervaringen met zelforganisaties Een koers die veel gemeenten varen is het betrekken van zelforganisaties in hun beleid. De rol en inzet van zelforganisaties verschilt. Er zijn steden die zelforganisaties mee laten praten en soms ook laten meebeslissen over beleid en de in te zetten interventies. Het komt ook voor dat zelforganisaties worden ingezet om in contact te komen met de doelgroep. Sommige gemeenten willen actief samenwerken met de gemeenschap om de criminaliteit aan te pakken. De ervaringen met en opvattingen over de rol van, de inzet van en de omgang met zelforganisaties zijn wisselend. Sommige gemeenten ervaren dat de (door hen gesubsidieerde) zelforganisaties weinig ingangen hebben met de gemeenschap.
5.1.2 Reflecties Steeds meer inzet van effectieve interventies De lijst met effectieve interventies, bijvoorbeeld van het NJI, is bekend bij de meeste steden. Zij maken actief gebruikt van deze lijst. Toch is het Nicis Institute opgevallen dat een behoorlijk aantal interventies dat tijdens het ‘oefendeel’ van de training is geanalyseerd niet ingrijpt op belangrijke risico- en beschermende factoren en andere factoren die leiden tot crimineel gedrag. De vraag is of deze interventies bijdragen aan het uiteindelijke doel: reductie van criminaliteit onder jongeren. Het palet aan interventies dat in de praktijk bestaat is groot. Naast regulier beleid zetten alle 22 Marokkanen- en Antillianengemeenten specifieke instrumenten in. Deze interventies, projecten, aanpakken en instrumenten richten zich overwegend op: • versterken van banden met de gemeenschap; • op school houden van de jongeren (inclusief leer-werktrajecten); • opvoedingsondersteuning, ondersteuning aan tienermoeders, ondersteuning bij wonen, ondersteuning bij de Nederlandse taal leren, ondersteuning bij de weg naar instanties vinden; • combineren van handhaving en ‘toeleiden’ en bieden van hulp: op straat (straatcoaches), in het gezin (gezinsmanagers, gezinscoaches, case managers) en op school (zorgteams); • interventies waarbij de doelgroep zelf nadrukkelijk is betrokken, bijvoorbeeld: Antilliaans schoolmaatschappelijk werk, subsidiëring van brassbands, peer education, begeleiding van criminele en overlastgevende jeugd door jongeren die zelf ooit zijn afgegleden, inloophuizen. Als we deze interventies tegen de lijnen van Het Kennisfundament afzetten, is de conclusie dat er sprake is van een zekere vertekening in de aanpak. Hier gaan we in de volgende alinea verder op in.
46 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Terugdringen recidive onderbelicht in aanpak In veel gemeenten ligt in de beleidsnota’s de nadruk op drie speerpunten: voorkomen van vroegtijdige schooluitval, voorkomen van werkloosheid en terugdringen en voorkomen van criminaliteit en recidive. Het is opvallend dat veel interventies en projecten zich in de bijbehorende plannen van aanpak richten op de eerste twee speerpunten. Er is relatief weinig aandacht voor het bestrijden van criminaliteit en het terugdringen van recidive. Vooral instrumenten uit de lijn Grenzen stellen, zoals hot time/place policing, verhogen van de pakkans, gebruik maken van street closures en proactief arresteren van hoog-risico-daders, blijken effectief en verdienen het om mee te worden genomen in de fase van beleidsontwikkeling. Op het terrein van recidive terugdringen zijn weinig gemeenten actief, hoewel de nazorg na detentie onder de verantwoordelijkheid van gemeenten valt. In sommige gemeenten heeft de nazorg en het leggen van lijnen met justitie en reclassering al wel vorm gekregen. Veel interventies zijn gericht op in contact komen met de doelgroep In nogal wat steden zijn opvallend veel interventies gericht op in contact komen met de doelgroep. Afgezet tegen andere in Het Kennisfundament beschreven werkzame bestanddelen is onze waarneming dat overvloedig veel projecten onder de noemer Vinden, Binden en Doorleiden naar reguliere hulp vallen. Interventies bereiken de moeilijkste groepen niet of beperkt In het verlengde van het bovenstaande is het tevens aanbevelenswaardig om beter te focussen op het daadwerkelijk bereiken van de moeilijkste doelgroepen. Op papier zijn veel projecten bedoeld voor overlastgevende en criminele jongeren, in de praktijk nemen juist zij geen deel aan de programma’s. Dit betreft vooral de vanuit de welzijnsmiddelen gefinancierde projecten. Balans aanbrengen tussen vrijwillig aanbod en dwang en drang Het aanbod van veel gemeenten is overwegend vrijwillig van aard. Voor de meeste interventies worden mensen uitgenodigd voor deelname. De dwang- en drangaanpak die het meest voorkomt in de praktijk, is een VIG-achtige (Vroegtijdige Interventie Gezinnen) aanpak. Kijkend naar Het Kennisfundament is het verstandig als de Marokkanen- en Antillianengemeenten meer balans aanbrengen tussen de overvloed aan vrijwillige trajecten enerzijds en interventies met een meer drang- en dwangachtig karakter anderzijds. Ingrijpen voordat sprake is van een justitiële titel De integrale aanpak in preventieve sfeer en op het niveau van de risicojongeren speelt zich in veel Marokkanen- en Antillianengemeenten nog overwegend af op het aan elkaar koppelen van diensten en processen. Van een persoonsgebonden en gezinsgebonden preventieve aanpak is in de praktijk nauwelijks sprake. Preventieprogramma’s zijn doorgaans algemeen van aard. Risicogezinnen zijn wel beter in beeld dan voorheen. Dit is het resultaat van het delen van informatie tussen de sleutelorganisaties. Het Kennisfundament biedt inhoudelijk gezien voldoende mogelijkheden om ingrijpen voordat sprake is van een justitiële titel verder te verkennen.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 47
5.2 Signalen uit het veld over de aard van criminele overlastgevende Marokkaanse en Antilliaanse (risico)jongeren Gedurende het trainingstraject waarin we kennis uit Het Kennisfundament overdragen aan de praktijk en de praktijk inspireren om deze kennis toe te passen, kwamen signalen over de (veranderende) aard van criminaliteit naar boven. Een signaal kan duiden op iets, zonder dat het zo hoeft te zijn. Onderstaande signalen wijken af van de andere in dit boekje beschreven zaken. Dat er meer aandacht moet komen voor 12-minners en Licht Verstandelijk Gehandicapten (LVG) is beslist geen signaal, maar een onbetwist aandachtspunt. Dat in sommige gemeenten, zoals hieronder wordt aangegeven, steeds vaker hoger opgeleide Marokkaanse jongeren strafbare feiten plegen, is een signaal. Praktijk en wetenschappers kunnen onderstaande signalen gebruiken om nog beter te begrijpen wat er aan de hand is. Nuances aanbrengen, vaststellen dat signalen niet breed worden herkend en vanuit de signalen pro-actief handelen, zijn mogelijkheden die voor de hand liggen. Mix in straatcultuur In meerdere trainingen kwam naar voren dat er steeds meer een mix in straatcultuur ontstaat. Daar waar voorheen hoofdzakelijk etnisch homogene straatgroepen voorkwamen, zijn deze straatgroepen qua samenstelling aan het veranderen. Criminele en overlastgevende homogene groepen zijn er overigens nog wel. Een praktijkvoorbeeld van meer gemixte groepen betreft oudere (30+) Antilliaanse criminelen die Marokkaanse minderjarigen gebruiken als loopjongens, of groepen bestaande uit Antilliaanse en Marokkaanse overlastgevende jongeren. Sommige gemeenten hebben last van omvangrijke straatgroepen die uit meer dan vijftig jongeren bestaan en fluctueren in samenstelling (jongeren met uiteenlopende achtergronden, zoals autochtone en allochtone jongeren). De verschillende criminele groepen (en harde kernen) blijken vaak niet homogeen. Ook is er sprake van ‘gelegenheidsgroepen’ (bij elk delict een andere samenstelling). Gevoelens van onmacht In meerdere trainingen benoemden deelnemers dat zij ‘sommige (jongeren)groepen al hebben opgegeven’. Voor hen hebben de uitvoeringsprofessionals geen hoop meer. Dit kunnen jongens zijn van soms net 15 jaar oud. Ook zijn sommige (Antilliaanse) geweldplegers zo impulsief dat het stellen van grenzen niet werkt. Gevoelens van onmacht overheersen omdat het perspectief op een positieve gedragsverandering en insluiting van deze jongeren in de ‘reguliere samenleving’ ver weg lijkt. Eerste delict zwaarder In meerdere gemeenten is een duidelijke trend gaande dat het eerste delict zwaarder wordt. Jongens van 14 of 15 jaar starten met een overval, waar dat vroeger winkeldiefstal was. Sommige deelnemers aan de training ervaren dit als zorgwekkend. Angst bij professionals Een andere zorg is dat jongerenwerkers en straatcoaches in enkele gevallen bang zijn geworden voor de doelgroep (in verband met bedreigingen) en dat zij daardoor hun werk niet meer goed kunnen verrichten. Dit signaal kwam in een enkele gemeente naar voren, maar geldt waarschijnlijk in meer gemeenten.
48 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Hoger opgeleid In een aantal gemeenten zijn Marokkaanse overlastgevende en criminele jongeren steeds vaker ook de hoogopgeleide Marokkanen (hbo of zelfs universiteit). Over de doelgroepen zelf De signalen die betrekking hebben op de doelgroepen kunnen het beste gelezen worden als verdieping op, bevestiging van en mogelijke aanvullingen op de delen van Het Kennisfundament die handelen over Marokkanen en Antillianen. Het betreft praktijkaanwijzingen die meer licht kunnen werpen op oorzaken van de oververtegenwoordiging en factoren die het afwijkende gedrag kunnen verklaren. Het betreft de volgende factoren: • gezin en gezinssamenstelling (eenoudergezinnen bij Antillianen); • ontbrekende huisvesting (vooral in Lelystad een belangrijke oorzaak voor jongeren die net uit de Antillen komen); • slechte huisvesting; • de Nederlandse taal die men veelal niet machtig is; • niet op tijd de juiste hulp (durven) vragen (of een hulpvraag kunnen formuleren); • verkeerde verwachtingen over Nederland (Antillianen); • lage(re) intelligentie en lage sociaal economische situatie; • vaak een vijandig en defensief slachtoffergevoel richting Nederland en Nederlanders bij beide groepen (“Wij worden altijd gediscrimineerd”, “Met die macamba’s willen wij niets te maken hebben”).
5.3 Slotopmerking: Kennisfundament is neutraal We hebben gaandeweg geconstateerd dat deelnemers zeer bereid zijn om Het Kennisfundament als kapstok te gebruiken voor het vormgeven van hun beleid. De vrees die bestaat dat bij een politieke wisseling deze kapstok aan de straat wordt gezet, is reëel. Echter, vandaar in de vorm van een slotopmerking, de Kennisfundamentaanpak kan door opeenvolgende colleges en door colleges van wisselende politieke samenstellingen worden gebruikt. Het Kennisfundament legt geen aanpak op, is politiek neutraal, schrijft geen beleid voor, maar geeft houvast, ongeacht politieke kleur.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 49
50 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
6 De toekomst
In voorgaande hoofdstukken is beschreven wat het Kennisfundament is en hoe de Kennisfundamentaanpak kan bijdragen aan een beter onderbouwde aanpak van jeugdcriminaliteit. In dit afsluitende hoofdstuk staan we stil, kijken we terug en kijken we vooral vooruit. De stap die een aantal steden zet om de kennis breder over te dragen en concreet toe te passen op bestaande interventies verdient lof. Daar is ambtelijke en bestuurlijke moed voor nodig. Vier steden staan op het punt om de stap te zetten om interventies te laten doorlichten in het licht van het Kennisfundament, of hebben dit al gedaan. In dit traject werken Nicis en de Jeugdfabriek (www.dejeugdfabriek.nl) samen.
6.1 Vier steden lopen voorop In de toepassing van de kennis uit het kennisfundament lopen vier steden voorop. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie maakt deze verdieping mogelijk met financiële steun, waarbij ook gemeenten zelf een bijdrage leveren. De gemeenten Tilburg, Rotterdam, Gouda en Den Bosch zijn zelf opdrachtgever. Bij de toepassing van de kennis uit het kennisfundament, staan drie doelen centraal: • Inventarisatie van de huidige preventieve en repressieve interventies. • Toepassing van deze kennis, volledige analyse wat wel en niet werkt. • Trainingen kennisfundament, weten wat werkt. Deze drie onderdelen worden telkens afhankelijk van de lokale situatie en wens in meer of mindere mate gespecificeerd en uitgevoerd. Hieronder is schematisch weergegeven hoe een en ander in elkaar ingrijpt en zich tot elkaar verhoudt.10
Inventarisatie per gemeente wat doen we nu? Door uw gemeete (indien gewenst met ondersteuning)
Training kennisfundament wat weten we dat werkt? Resultaat:
Door NICIS Institute in uw gemeente i.s.m. praktijktrainer
effectief preventie en repressie beleid in uw gemeente
Toepassing volledige analyse wat werkt wel en niet? Door jeugdfabriek i.s.M. uw gemeente
10 In bijlage III is het aanbod dat Nicis Institute en De Jeugdfabriek hebben ontwikkeld uitgebreid beschreven. Gemeenten die in dit aanbod geïnteresseerd zijn, wordt verwezen naar deze bijlage.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 51
Analyse door de Jeugdfabriek In samenwerking met verschillende steden maakt de Jeugdfabriek een inventarisatie van de huidige interventies die specifiek gericht zijn op risicojongeren. De gemeente bepaalt welke interventies ze wil laten analyseren. De interventies worden getoetst: passen zij binnen de lijnen van het Kennisfundament, zijn ze effectief dan wel kunnen ze effectief gemaakt worden. Deze kwalitatieve inventarisatie gebruiken de gemeenten voor het (door) ontwikkelen van beleid en voor de nota aanpak risicojeugd. Het doel van de doorlichting is het genereren van input voor de uiteindelijke besluitvorming over de volgende vragen: • Welke interventies moeten we behouden? • Met welke interventies moeten we stoppen? • Welke interventies moeten verder worden ontwikkeld? • Op welke punten schort het in de integrale aanpak in de gemeente (blinde vlekken)? De analyse wordt uitgevoerd met behulp van een diagnostisch model rond de werking en financiering van de aanpak van risicojongeren. Het model is ontwikkeld door de Jeugdfabriek en steunt op het Kennisfundament. Van elke interventie wordt zo inzichtelijk gemaakt of en op welke wijze deze bijdraagt aan het voorkomen en bestrijden van criminaliteit en het reduceren van recidive. Ook het effectiever maken van interventies maakt nadrukkelijk onderdeel uit de analyse. Argumenten om te stoppen met bepaalde interventies worden een-op-een ontleend aan het diagnostisch model en het Kennisfundament. Het resultaat van de analyse wordt gepresenteerd in een schriftelijk advies of presentatie, voorzien van het verkregen beeld over de integraliteit van de aanpak. Training Kennisfundament door Nicis Institute De vier steden hebben allemaal gekozen voor extra Trainingen Kennisfundament. Deze trainingen worden in aangepaste vorm (ten opzichte van de standaard training) gegeven. De training bestaat uit twee afzonderlijke dagdelen met een tussenliggende opdracht. Tijdens het eerste dagdeel staat de kennisoverdracht uit het kennisfundament centraal. Daarnaast wordt de analysewijze uitgelegd; hoe de deelnemers eigen interventies kunnen bekijken. De deelnemers oefenen in hun opdracht met het analyseren van een interventie en presenteren dit op het tweede dagdeel. Tijdens de tweede dag krijgen de deelnemers feedback van de trainers en scherpen zij hun oordeel over hun interventie aan op basis van de discussie met collega-deelnemers. De training wordt afgesloten met concrete vervolgafspraken en actiepunten. De resultaten van de analyse van de Jeugdfabriek worden gebruikt in de trainingen. Resultaat van elke training is dat de deelnemers: • kennis hebben opgedaan van de belangrijkste inzichten uit het Kennisfundament • de mogelijkheid hebben om in een lokale setting verder te werken aan het onderbouwen en verbeteren van beleid • door oefening betere vaardigheden hebben ontwikkeld om de diepere inzichten in de achter gronden, oorzaken van criminaliteit toe te passen op de doelen van de gemeentelijke aanpak en de eigen rol daarin. De gemeente Rotterdam wil dat de kennis uit het Kennisfundament en de Jeugdfabriekmethode om interventies en beleid door te lichten wordt overgedragen binnen de organisatie(s). Het Toetscommissie Interventies Jeugd (TIJ) (in oprichting) wordt een breed team van meerdere diensten, met een
52 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
integrale inbedding. De verworven kennis gaat de stad gebruiken om betere beleidsuitgangspunten te formuleren, de werkzame bestanddelen van interventies te (h)erkennen en vanuit opdrachtgeverschap (inkoop en subsidiebeleid) het Kennisfundament als basis te gebruiken.
6.2 Stilstaan, terugkijken en vooruitblikken Beleid en interventies zijn voortdurend in ontwikkeling en ook een kennisfundament is nooit af. De basis van het Kennisfundament staat echter als een huis. Er zijn wel aanvullingen te verwachten op het gebied van theoretische achtergronden over jeugdcriminaliteit (lijn1, 2 en 3). Uit nationale en internationale evaluatiestudies komen voortdurend nieuwe maatregelen voort waarvan in de praktijk is bewezen of ze een positief effect hebben op het voorkomen en bestrijden van criminaliteit. Uitwerking van de onderzoeksagenda zal in de toekomst ook aanvullende inzichten opleveren. Tevens is het de verwachting dat de doelgroepspecifieke aandachtspunten in de toekomst verder worden verrijkt. Het Kennisfundament leeft breed en dat is een prachtig resultaat van de Training Kennisfundament. De practioners blijken bovendien van onschatbare waarde voor het blijvend van binnenuit aanjagen van de Kennisfundamentaanpak. Hun rol als ambassadeur en hun kwaliteiten om wetenschap en praktijk te verbinden zijn onbetwist. De plannen en ambities die veel steden hebben om met het Kennisfundament aan de slag te gaan zijn zonder meer positief te noemen. Door de ambities om te zetten in actie wordt de kloof tussen wetenschap en praktijk steeds kleiner. Dat er doelmatiger met middelen omgegaan moet worden, komt de Kennisfundamentaanpak ook ten goede. Hierdoor moet kritischer gekeken worden naar wat effectief is en waarom. Het schept ruimte om te stoppen met interventies die aantoonbaar niet effectief zijn. Stilstaan bij de vraag: ‘Wat is effectief en waarom is dit effectief?’ schept ruimte om afscheid te nemen van bepaalde interventies en geeft ruimte aan het inzetten van mensen en middelen op een aanpak die wel werkt. De bevordering van deskundigheid vergroot eveneens de kansen om jeugdcriminaliteit effectief te voorkomen en te bestrijden. De gezamenlijke speurtocht, lokaal georiënteerd en gefaciliteerd vanuit de Training Kennisfundament, versterkt ten slotte (het gevoel van) collectieve verantwoordelijkheid om maatschappelijke resultaten te boeken. Het vraagt moed om beleid daadwerkelijk te funderen. Het (laten) doorlichten van interventies heeft zonder meer consequenties. Steden komen voor de keuze te staan om een niet effectieve interventie te beëindigen. Dat kan zowel politiek als intern gevoelig liggen. Het vraagt ook moed om te stoppen met interventies die het goed doen in de media maar die verder niet effectief zijn. Op dit moment wordt voldaan aan een groot aantal randvoorwaarden om het tij te keren. Het echte bewijs dat de Kennisfundamentaanpak bijdraagt aan betere resultaten zijn de resultaten zelf. Zie ook het filmpje Kennisfundament op: http://www.nicis.nl/Wat_doen_wij/Opleiding/Maatwerk_opleidingen/Training_Kennisfundament
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 53
54 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Bijlage 1: Trainers, Projectboard en Team Jeugdfabriek
Algemeen Projectleider 2010-2011 1. Marianne van den Anker (Nicis Institute) 2. Femke Bax (plv Projectleider Training Kennisfundament) 3. Merel Quekel (didacticus en plv projectleider Effectieve aanpak riscojongeren in drie stappen) Practicioners 2010 1. Rianne Swinkels (Gemeente Rotterdam) 2. Cathelijn Dieleman (Gemeente Utrecht) 3. Jaap Naaktgeboren (Politie Zuid-Holland) 4. Sandra Timmermans (Gemeente Tilburg) 5. Dana van Beek (OM Den Haag) 6. Ellen den Arend (Gemeente Tilburg) Practicioners 2011 1. Fleur van der Werff (Gemeente Rotterdam) 2. Jos Groenenboom (Gemeente Maassluis) 3. Raymond Schoemaker (Ministerie Veiligheid en Justitie) 4. Eric Bervoets (onderzoeker Bureau Bervoets/Lokale Zaken) 5. Rianne Swinkels (Gemeente Rotterdam) 6. Cathelijn Dieleman (Gemeente Utrecht) 7. Jaap Naaktgeboren (Politie Zuid-Holland) 8. Sandra Timmermans (Gemeente Tilburg) 9. Ellen den Arend (Gemeente Tilburg) Nicis Trainers 2010 1. Pauline van Viegen 2. Femke Bax 3. Juletta Vruggink Nicis Trainers 2011 1. Pauline van Viegen 2. Femke Bax 3. Anne-Marie Rijssenbeek Didacticus Nicis 2010-2011 Merel Quekel (didacticus en plv projectleider Effectieve aanpak riscojongeren in drie stappen) WODC Kennisbewaker Frank Willemsen (WODC)
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 55
Leden Projectboard Kennisfundament Frans Leeuw (Directeur WODC) Dick Brons (Ministerie van Veiligheid en Justitie) Gerben Roest (Ministerie van Binnenlandse Zaken) Dick Meuldijk (Bureau Veiligheidsmonitor/Nicis Institute) Miriam Voets (Nicis Academy Nicis Institute) Arjen Littooy (Gemeente Rotterdam) Marijke de Jong (Gemeente Utrecht) Marianne van den Anker (Nicis Institute) “Effectieve aanpak risicojongeren in drie stappen” is een samenwerking tussen Nicis en de Jeugdfabriek. Nicis is verantwoordelijk voor de trainingen. De Jeugdfabriek voor de analyse van interventies. Team Jeugdfabriek: Rob Oudkerk (Directeur Jeugdfabriek) Martijn Bennis (Coördinator Jeugdfabriek) Peter de Knegt (Veldwerk) Monique de Knegt (Veldwerk) Jan van Driel (De Bascule, Analyse) Bas Bijl (Pi Research, Analyse) Diverse experts (zie www.dejeugdfabriek.nl)
56 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Bijlage 2: Trainingen en Deelnemers Gemeenten die in 2010 een training Kennisfundament hebben gevolgd 1. Vlissingen 2. Leeuwarden 3. Zeist 4. Rotterdam (Training I) 5. Rotterdam (Training II) 6. Zoetermeer 7. Den Haag (Training I) 8. Den Haag (Training II) 9. Schiedam 10. Tilburg 11. Almere 12. Den Helder 13. Dordrecht 14. Eindhoven 15. Gouda 16. Utrecht Gemeenten die in 2011 een training Kennisfundament hebben gevolgd of zullen volgen 1. Zwolle 2. Roosendaal 3. Ede 4. Hellevoetsluis, Capelle aan den IJssel en Spijkenisse 5. Breda 6. Nijmegen 7. Culemborg 8. Maassluis 9. Leiden en Helmond 10. Gorinchem 11. Amsterdam 12. Groningen 13. Lelystad 14. Amersfoort 15. ’s-Hertogen Bosch 16. Veenendaal 17. Oosterhout
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 57
Categorieën Deelnemers Aan elke training deden tussen de 13 en 23 deelnemers mee. In het totaal hebben aan de 20 trainingen t/m april 2011 301 personen deelgenomen. De verhouding tussen deelnemers naar strategisch niveau, beleids- en uitvoerend niveau was bij deze trainingen als volgt: Aantal Percentage Strategisch Middenkader Uitvoerend Overig Totaal
75 154 63 9 301
25% 51% 21% 3% 100%
Onderverdeeld naar type organisatie komt het volgende beeld naar voren: Aantal Percentage Gemeente Welzijn/jongerenwerk Politie OM Andere partners uit veiligheidshuis Woningcorporatie Totaal
136 90 33 24 6 12 301
45% 30% 11% 8% 2% 4% 100%
Type deelnemers (enkele voorbeelden van functies van deelnemers) Gemeenten: gebiedsmanager, trajectbegeleider, beleidsmedewerker, beleidsadviseur, beleidsontwikkelaar, senior beleidsmedewerker (allen: jeugd, onderwijs, bijzondere doelgroepen of openbare orde en veiligheid, sportbeleid) sectiehoofd, inspecteur handhaving, leerplichtambtenaar, manager Centrum voor Jeugd en Gezin, projectleiders, informatie analist, stadsdeel medewerker,onderzoeker Welzijn/jongerenwerk: van directeur welzijnsorganisatie tot teammanager tot jongerenwerker en straathoekwerker, outreachend maatschappelijk werker. Onder Welzijn/jongerenwerk vallen ook GGZ en Reclassering Politie: korpschef, teamchef, contactfunctionaris, portefeuillehouder Jeugd, wijkagent OM: parketsecretaris, criminoloog, medewerker Veiligheidshuis: ketenmanager, veiligheidsmakelaar, voorzitter hulpverlening casusoverleg, nazorgcoördinator, clusterhoofd Jeugd, consulent Woningcorporatie: hoofd sociaal beheer, medewerker, projectleider
58 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Bijlage 3: Effectieve aanpak risicojongeren in drie stappen Er is echt een probleem… • Marokkanen en Antilliaanse jeugd zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers. • In Nederlandse gemeenten wordt er vaak een oplossing bedacht zonder het eigenlijke probleem voldoende in kaart te hebben gebracht. • Er gebeurt nog te veel waarvan al (elders) bekend is dat het niet werkt. • Gemeenten zien door de grote, diverse hoeveelheid interventies de waardevolle effectieve interventies niet meer. • In deze tijden is er minder geld. Bezuinigen moet op elk terrein en kan zeker ook op jeugdonderdelen waarvan bewezen is dat ze niet werken. Wij kunnen gemeenten helpen het kaf van het koren te scheiden en aanzienlijke bezuinigingen helpen te realiseren. Ons aanbod: Om daadwerkelijk resultaat te kunnen boeken met een effectieve aanpak van risicojongeren is het belangrijk samen te werken aan een traject met een drietal onderdelen. Samen creëren we een helder overzicht, starten we discussies om kritisch naar ons zelf en de interventies te kijken. De eerste maanden staan in het teken van inventariseren, vervolgens trainen en in de daarop volgende maanden past u de kennis en analysewijze samen toe. Een eindbijeenkomst geeft vervolgens inzicht in de resultaten. Dit traject duurt ruwweg acht maanden en is succesvol wanneer alle partijen open en goed samenwerken bij elk van de onderdelen:
Inventarisatie per gemeente wat doen we nu? Door uw gemeete (indien gewenst met ondersteuning)
Training kennisfundament wat weten we dat werkt? Resultaat:
Door NICIS Institute in uw gemeente i.s.m. praktijktrainer
effectief preventie en repressie beleid in uw gemeente
Toepassing volledige analyse wat werkt wel en niet? Door jeugdfabriek i.s.M. uw gemeente
Indien u als gemeente al gestart bent met inventariseren en wellicht de training ook al heeft gekregen, bestaat de mogelijkheid het traject op maat te maken. Bijvoorbeeld door direct de toepassingsfase in te gaan, of indien gewenst de inventarisatiefase nog aan te scherpen.
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 59
1. Inventarisatie per gemeente wat doen we nu? (maand 1 en 2) U start door een overzicht te maken van alle preventieve en repressieve interventies die op dit moment in uw gemeente worden uitgevoerd door uw gemeente, de provincie, Rijk en private partijen. Om te kunnen werken aan een effectief, eenduidige aanpak is dit overzicht onontbeerlijk. De kwalitatieve en kwantitatieve informatie over het huidige beleid in één overzicht vormt het startpunt en de basis van de aanpak. Dat vereist een actieve rol van u als gemeente. U wordt daarbij, desgewenst, ondersteund om het overzicht logistiek, inhoudelijk en financieel te borgen op volledigheid. 2. Trainingen kennisfundament, wat weten we dat werkt? (maand 3) Vervolgens volgen betrokken medewerkers de Training Kennisfundament, een gefundeerde aanpak van criminele jongeren. Nicis Institute geeft deze training samen met een praktijktrainer. De deelnemers leren de theorie uit de publicatie Kennisfundament. Wat is wetenschappelijk bewezen effectief en hoe werkt dat dan? Vervolgens leren ze een analysewijze waarmee elke andere interventie geanalyseerd kan worden op effectiviteit en bereik. In de training wordt een start gemaakt met deze analyse. De deelnemers oefenen met het analyseren en beoordelen van enkele interventies. Aan het einde van de training hebben de deelnemers kennis opgedaan, een analysewijze geleerd en trekken ze de eerste conclusies over (delen van) interventies. Wat werkt wel en wat werkt niet? Vervolg hierop is een volledige analyse, de derde stap in het traject. 3. Toepassing, volledige analyse wat werkt wel en niet? (maand 4-8) De Jeugdfabriek gaat vervolgens samen met u verder met de analyse en de toepassing. Alle interventies worden door de gemeentelijke medewerkers met behulp van experts van de Jeugdfabriek geanalyseerd en beoordeeld. Het kaf wordt op deze manier van het koren gescheiden. 4. Presentatie van bereikte resultaten Als u dit traject als gemeente met ons ingaat dan… • Stopt u als een van de eerste gemeenten met alle interventies die niet werken. • Bespaart u daarmee onnuttige en onnodige uitgaven, die elders kunnen worden geïnvesteerd. • Behaalt u als gemeente duurzame maatschappelijke effecten met betrekking tot probleemjongeren. • Heeft u een helder overzicht waaraan en hoe wel gefundeerd gewerkt moet worden. • Zet u concrete stappen om binnen 4 tot 8 jaar van de problemen af te zijn. Vervolgens is het belangrijk de resultaten en aanpassingen van het beleid te borgen. Door telkens opnieuw deze nieuwe denkwijze te blijven toepassen en kritisch naar de eigen interventies te blijven kijken. En natuurlijk door elk opvolgend jaar te evalueren op bereik, effect, adoptie, implementatie en duurzaamheid. Nieuwsgierig geworden en wilt u samen met ons aan de slag? Bel (070-3440955) of mail Merel Quekel (
[email protected]) voor meer informatie.
60 - Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament
Effectieve aanpak van risicojongeren - Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament - 61
Nicis institute - 2011
Nicis institute - 2011
Effectieve aanpak van risiciojongeren
Effectieve aanpak van risiciojongeren
Nicis Institute Laan van N.O. Indië 300
T +31 (0)70 3440966
2593 CE Den Haag
F +31 (0)70 3440967
Postbus 90750
[email protected]
2509 LT Den Haag
www.nicis.nl
Achtergrond en toepassing van de Trainingen Kennisfundament