Effecten van grootschaligheid op sociale dilemma's Wim B.G. Liebrand Vakgroep Persoonlijkheidspsychologie Rijksuniversiteit Groningen Grote Markt 31-32, 9712 HV Groningen
Summary Effects of large scale on social dilemmas It is easy to observe lack of cooperation in social dilemmas, that is in situations in which persons, by pursuing immediate self-interest, can harm their own group's interest. It is shown first that experimental games (i.e., Prisoner's-, Chicken- and Trust-Dilemma), are capable of capturing the essence of the decisional structure underlying real-world social dilemmas. Next, based upon a review of empirical research, social dilemmas in small groups are contrasted with social dilemmas in large groups. The main purpose of the present study is to examine the effect of factors which are assumed to influence cooperation-rates in social dilemmas involving a large number of persons. In de huidige, ingewikkeld gestructureerde maatschappij zijn er nauwelijks situaties te bedenken, waarin een door iemand genomen beslissing geen consequenties heeft voor andere personen. Als de consequenties voor anderen negatief zijn ontstaat in het algemeen een probleem-situatie. De situatie wordt nog problematischer, als niet te herleiden valt wie beslissingen met negatieve gevolgen voor anderen genomen hebben. Dit laatste is het geval in grootschalige sociale situaties, oftewel die situaties waarbij het aantal betrokkenen groot is, en waarbij elk van de betrokkenen de vrijheid heeft om iets, hoe weinig dan ook, aan die situatie te veranderen. In dit artikel wordt dan ook nagegaan, wat de invloed van grootschaligheid is op een veel voorkomende probleem-situatie; een situatie waarin er van een conflict tussen eigen belang en collectief belang sprake kan zijn. Voorbeelden van dit soort situaties zijn onder meer belastingontduiking, hamsteren, milieuvervuiling en overschrijding van visvangstquota. Dit type situaties mag zich de laatste tijd in een toenemende belangstelling verheugen, en staat bekend onder verschillende aanduidingen: "the tragedy of the commons" (Hardin, 1968); "social dilemmas" (Da236
Gedrag - tijdschrift voor psychologie 1983, 11 (5) 236-250
Shiffrin, R.M. & Schneider, W. Controlled and automatic human information processing: II. Perceptual learning, automatic attending, and a general theory. Psychological Review, 1977, 84, 127-190. Slovic, P., Fischhoff, B. & Lichtenstein, S. Behavioral decision theory perspectives on risk and safety. Invited Paper for Ninth Research Conference on Subjective Probability, Utility and Decision Making (Groningen, 1983). Verschijnt in Acta Psychologica, 1984. Spronk, J. Interactive multiple goal programming. Dissertatie, Erasmus Universiteit, Rotterdam, 1981. Stallen, P.J. & Tomas, A. Psychological aspects of risk: the assessment of threat and control. In: H. Kunreuther (Ed.) Risk; a seminar series. Laxenburg (0.): International Institute of Applied Systems Analysis, CP-82-S2, 1981. Stallen, P.J. & Vlek, C.A.J. Persoonlijke beoordeling van riskante aktiviteiten. Gedrag, Tijdschrift voor Psychologie, 1980, 8, 379-401. Storms, M.D. &McCaul, K.D. Attribution processes and emotional exacerbation of dysfunctional behavior. In: Harvey, J., Ickes & Kidd (Eds.): New direction in attributional research. Vol. 1. Hillsdale (N.J.): L. Erlbaum, 1976. Thompson, S.C. Will it hurt less if I can control it? A complex answer to a simple question. Psychological Bulletin, 1981, 90, 89-101. Toda, M. The decision process: a perspective. International Journal of General Systems, 1976, 3, 79-88. Ursin, H., Baade, E. & Levine, S. Psychobiology of stress: a study of coping men. New York: Academic Press, 1978. Vlek, C.A.J. & Michon, J.A. Beslissen: wat is dat voor een proces? Gedrag, Tijdschrift voor Psychologie, 1980, 8, 335-361. Wilde, G.J.S. The theory of risk homeostatis: implications for safety and health. Risk Analysis, 1982, 2, 209-225.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
235
wes, 1975; 1980); "the free-rider problem" (Olson, 1965); "multiple prisoners' dilemma" (Schelling, 1973). Hierna zal de term sociale dilemma's worden aangehouden. Aan de hand van een drietal voorbeelden wordt in het volgende eerst de structuur van sociale dilemma's besproken en wordt de term sociaal dilemma gedefinieerd. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van experimenteel onderzoek naar factoren die het individuele keuzegedrag in sociale dilemma's beïnvloeden. Daarna wordt ingegaan op de karakteristieken die eigen zijn aan grootschalige sociale dilemma's, en tot slot worden mogelijke oplossingen voor sociale dilemma's besproken. Structuur en definitie van sociale dilemma's De volgende voorbeelden dienen ter illustratie van de karakteristieken van sociale dilemma's. Voorbeeld 1: Prisoner's sociaal dilemma; Figuur 1. Een van de bijprodukten van de huidige technologie is giftig afval. De directies van de bedrijven die geconfronteerd worden met giftig afval als bijprodukt, staan in principe voor de volgende keuze. Of het giftig afval wordt op een adequate wijze vernietigd, of het afval wordt, al of niet via tussenpersonen, gedumpt op een of andere stortplaats. De aantrekkelijkheid van het zonder meer laten dumpen is duidelijk. De kosten van deze actie zijn altijd lager dan de kosten behorend bij het adequaat vernietigen van het afval. Daarbij komt nog dat er altijd wel een constructie te bedenken is waarbij het bedrijf niet zelf aansprakelijk gesteld kan worden. Samenvattend, de baten van het dumpen komen ten gunste van het bedrijf; de lasten van het alsnog afgraven en vernietigen van het afval komen ten laste van het collectief. Het collectief wordt in dit geval gevormd door de staat. Als het gedumpte afval ontdekt wordt ziet de staat zich geconfronteerd met de volgende problemen. Vaak is niet te herleiden waar het afval vandaan komt. Indien het wel te herleiden valt, is het vergrijp verjaard, bestaat het bedrijf in kwestie niet meer, of is een eventueel proces uitermate moeilijk te winnen. Kortom, de opruimkosten komen ten laste van de staat en deze lasten worden verdeeld over alle inwoners. Voor een directie die zuiver winstvergroting nastreeft is in dit geval de beslissing duidelijk. Het afval wordt gedumpt, de produktiekosten dalen en het eventuele door de staat opgelegde aandeel in de lasten is zeer gering. Het tragische in deze situatie is dat deze redenering blijft opgaan, ongeacht de hoeveelheid gedumpt afval. Uiteindelijk ontstaat er een situatie die door niemand, ook de bedrijven in kwestie niet, gewenst wordt. Het milieu is dan Gedrag - tijdschrift voor psychologie
237
zeer ernstig verontreinigd en de gezondheid van alle levende wezens staat op het spel. Het dilemma wordt duidelijk. Op lange termijn blijkt dat het voor allen beter was geweest als alle afval op adequate wijze vernietigd was.
Prisoners sociaal dilemma
0
1, 4
2n 4
3n 4
4n 4
C-keuzen In figuur 1 staat de beslissingsstructuur voor de bedrijven in kwestie weergegeven. De consequenties van een bepaalde beslissing worden daarbij onderscheiden in (a) de internalities (Schelling, 1973), dit zijn de consequenties voor degene die de beslissing neemt; en (b) de externalities (Buchanin, 1971), dit zijn de consequenties voor alle betrokkenen. Op de verticale as in figuur 1 staat aangegeven wat het uiteindelijk resultaat voor het bedrijf zal zijn wanneer het afval wordt gedumpt (lijn D), en wanneer het afval op adequate wijze wordt vernietigd (lijn C). Dit uiteindelijk resultaat, ook wel opbrengst genoemd, bestaat uit de som van de internalities en het aandeel van het bedrijf in de negatieve externalities. Op de horizontale as staat het aantal keren aangegeven, waarin de beslissing om tot adequate vernietiging over te gaan, genomen is (aantal C-keuzen). De beslissingsstructuur is zodanig dat het dumpen van afval altijd het meest aantrekkelijk is (lijn D ligt boven lijn C). Echter, des te vaker tot dumpen wordt overgegaan, des te groter wordt het totaal aan negatieve gevolgen, oftewel des te groter wordt ieders aandeel in de externalities. Op de lange termijn is het dumpen van afval minder aantrekkelijk dan het adequaat verwerken van het afval, mits iedereen dat doet (linker eindpunt van lijn D ligt lager dan rechter eindpunt van lijn C). 238
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Het hierboven gepresenteerde sociale dilemma komt formeel overeen met het in de experimentele psychologie bekende "Prisoner's Dilemma" (Luce & Raiffa, 1957). In dit type sociaal dilemma wordt, ongeacht wat de anderen kiezen, de hoogste opbrengst verkregen door handelwijze D te kiezen (dumpen). Handelwijze D wordt dan ook de dominante strategie genoemd. Naast het Prisoner's-sociaal-dilemma zijn er nog twee typen sociale dilemma's te onderscheiden (Liebrand, 1982; 1983a): het Chicken-sociaal-dilemma en het Trust-sociaal-dilemma. De namen van deze dilemma's zijn afkomstig van anecdotes waarmee oorspronkelijk de beslissingsstructuur van deze dilemma's geïllustreerd werd. Ook in het Chicken- en in het Trust-sociaal-dilemma kan er sprake zijn van een conflict tussen het eigen en collectief belang. In alle drie typen sociale dilemma's is er namelijk sprake van een handelwijze met negatieve externalities. Deze handelwijze wordt in het volgende steeds handelwijze D genoemd. Het Chicken- en het Trust-sociaal-dilemma bezitten echter geen dominante strategie: het relatieve voor- of nadeel van handelwijze D is hier wel afhankelijk van het aantal anderen dat deze handelwijze kiest. Voorbeeld 2; Chicken sociaal dilemma; Figuur 2. Een forens staat voor de keus om of met de auto (alternatief D) of met de fiets (alternatief C) naar het werk te gaan. De opbrengst gekoppeld aan deze alternatieven is sterk afhankelijk van wat de anderen doen. Des te meer auto's, des te groter de kans op files en des te sterker de concentratie uitlaatgassen. Deze negatieve externali-
tA
c
0. 0
Chicken sociaal dilemma
0
1n 4
2n 4
3n 4
4n 4
C–keuzen
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
239
ties zorgen ervoor dat de opbrengstenfuncties voor beide alternatieven dalen naarmate het aantal auto's groter wordt. Gesteld dat de forens ook tijdsoverwegingen laat meespelen bij het nemen van zijn beslissing, dan volgt dat – als er niet al te veel forensen met de auto gaan – de auto wordt geprefereerd boven de fiets. Er is echter een omslagpunt. Als velen met de auto gaan wordt de fiets geprefereerd.
Voorbeeld 3; Trust sociaal dilemma; Figuur 3. In een situatie waarin er juist voldoende is van een bepaald goed (melk; kerstboter; benzine), zou men kunnen besluiten om te gaan hamsteren (alternatief D). De hoogste opbrengst voor allen wordt verkregen als niemand hamstert (alternatief C). De eerste personen die tot hamsteren overgaan ondervinden hinder van die activiteit. De goederen moeten worden opgeslagen en eventueel tegen bederf behoed, terwijl er (nog) geen sprake is van schaarste. Hoe meer mensen gaan hamsteren des te "verstandiger" wordt het om mee te doen. De laagst mogelijke opbrengst is gekoppeld aan de situatie waarin (door het gedrag van anderen) het bepaalde goed niet meer in voldoende mate kan worden verkregen.
c o. 0
Trust sociaal dilemma
0
n 4
–n 4
3n 4
4n 4
C–keuzen
Uit het voorafgaande blijkt dat er sprake is van een sociaal dilemma als: (1) een handelwijze (D) negatieve externalities heeft voor alle betrokkenen; en als 240
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
(2) bij tenminste een van de uitkomsten, het kiezen van handelwijze D een positieve opbrengst oplevert; en als (3) de opbrengst behorend bij handelwijze D, gegeven dat iedereen handelwijze D kiest, lager is dan in het geval dat niemand handelwijze D zou kiezen. Er zijn onderzoekers (Dawes, 1980; Hardin, 1971; Platt, 1973) die alleen dan van een sociaal-dilemma spreken als de situatie een Prisoner's-sociaal-dilemma is. In deze Prisoner's-dilemma opvatting blijven echter situaties waarin er wel sprake kan zijn van een strijdigheid tussen het eigen en het collectief belang (Chicken; Trust) buiten beschouwing. Om die reden wordt hier de gepresenteerde ruimere definitie aangehouden. Resultaten van experimenteel onderzoek In het onderzoek dat tot nu toe verricht is naar de structuur en naar eventuele oplossingen voor sociale dilemma's, wordt gebruikt gemaakt van experimentele spelsituaties. Er is sprake van een experimentele spelsituatie als: a. ieder van n spelers moet kiezen uit een aantal duidelijk omschreven keuzemogelijkheden; b. elke keuze de uiteindelijke uitkomst van het spel beïnvloedt; c. de keuzen gemaakt worden zonder kennis over de nog te maken keuzen van anderen; d. elke speler een consistent patroon van voorkeuren heeft over de mogelijke uitkomsten van het spel (Luce & Raiffa, 1957). Uit de resultaten van de onderzoeken met sociale dilemma spelen blijkt, dat in het algemeen een duidelijke meerderheid van de proefpersonen geen keuze in het collectief belang maakt. Over het algemeen worden er meer keuzen in het collectief belang gemaakt, – naarmate de opbrengst van een keuze in het eigen belang afneemt, oftewel als het individueel belang afneemt (Kelley & Grzelak, 1972; Caldwell, 1976); – naarmate de betrokkenen in het algemeen meer geneigd zijn om met het belang van anderen rekening te houden (Liebrand, 1982); – naarmate de termijn waarop de negatieve consequenties merkbaar worden korter wordt (Brechner, 1977; Rubenstein et al., 1975); – als de betrokkenen met elkaar kunnen discussiëren over het dilemma, onder de conditie dat het maken van de keuzen anoniem blijft (Dawes et al., 1977; Jorgenson & Papciak, 1981; Liebrand, 1981); – naarmate de groepsgrootte afneemt (Bixenstine et al., 1966; Gedrag - tijdschrift voor psychologie
241
Bonacich et al., 1976; Marwell & Schmidt, 1972; Liebrand, 1981; Hamburger, Guyer & Fox, 1975; Fox & Guyer. 1977; Hamburger, 1977); – als de betrokkenen weten dat achteraf is na te gaan welke keuze zij gemaakt hebben (Caldwell, 1976; Fox & Guyer, 1978; Jerdee & Rosen, 1974); als aan anderen in hoofdzaak cooperatieve intenties worden toegeschreven (Alcock & Mansell, 1977; Dawes et al., 1977; Marwell & Ames, 1977; Tyszka & Grzelak, 1976). De resultaten van bovenstaande onderzoeken hebben betrekking op experimentele kleinschalige situaties. In de experimenten wordt meestal gebruik gemaakt van groepen bestaande uit zo'n 5 tot 8 personen (maximaal 20), en meestal worden de proefpersonen geconfronteerd met een abstracte taak. Er lijkt dus alle reden te zijn om aan het realiteitsgehalte te twijfelen. Er zijn echter verschillende argumenten waaruit blijkt dat gesimuleerde sociale dilemma's een hoog realiteitsgehalte bezitten. – Allereerst wordt, niettegenstaande het experimentele karakter van de taak waarvoor proefpersonen zich geplaatst zien, de experimentele situatie als zeer levensecht ervaren (Bonacich et al., 1976; Dawes, 1980; Liebrand, 1983b). – De gehanteerde sociaal dilemma spelen worden door deskundigen (economen) zeer representatief geacht voor de werkelijke situatie (Marwell & Ames, in press). Het doel van de experimentele onderzoeken met behulp van sociaal dilemma spelen is niet om het exacte percentage handelingen in het collectief belang te voorspellen. Het doel is wel om die variabelen op het spoor te komen, die het maken van keuzen in het algemeen belang bevorderen. – Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat naarmate een gesimuleerd sociaal dilemma meer op een werkelijke situatie lijkt (grotere groepen, groter persoonlijk belang, minder abstracte taak), de bereidheid om te handelen in het collectief belang afneemt (cf. Colman, 1982). Oftewel er is alle reden om aan te nemen dat werkelijke sociale dilemma's een nog ernstiger karakter hebben dan gesimuleerde sociale dilemma's. Geconcludeerd wordt hier dan ook dat het experimentele onderzoek met behulp van sociale dilemma's een vruchtbaar uitgangspunt vormt voor de analyse van grootschalige werkelijke dilemma situaties.
242
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Van kleinschalig naar grootschalig Een toename van het aantal betrokkenen in een sociaal dilemma zal een effect hebben op de wijze waarop de situatie wordt waargenomen en zeer waarschijnlijk ook op de bereidheid om te handelen in het collectief belang. Hieronder wordt ingegaan op verschillende, elkaar deels overlappende, gevolgen die voortvloeien uit de stap van kleinschalige naar grootschalige dilemma's.
1. De-individualisatie In een extreem kleinschalige situatie (2 personen) zijn de keuzen die de andere partij maakt onmiddellijk te herleiden uit de eigen opbrengsten. Maar naarmate het aantal betrokkenen groter wordt, zal de persoonlijke herkenbaarheid en de herleidbaarheid van de gemaakte keuze afnemen (Hamburger, Guyer & Fox, 1975). Deze toename in anonimiteit zal eventuele remmingen om in het eigen belang te handelen doen afnemen.
2. Beheersbaarheid Een van de meest effectieve strategieën om in een 2-persoons Prisoner's Dilemma de partner te "dwingen" om co ö peratieve keuzen te maken is de "tit-for-tat" strategie. Bij deze strategie wordt elke keus van de partner onmiddellijk geïmiteerd. In grotere groepen wordt dit afdwingen van coöperatief keuzegedrag steeds moeilijker. In een kleine groep heeft een "tit-for-tat"-strategie waarschijnlijk nog enig effect. Er wordt dan al wel verondersteld, dat een deelverzameling van personen hun keuzegedrag onderling afstemmen op zo'n strategie. In grotere groepen zal dit soort gecoördineerd gedrag steeds moeilijker te realiseren zijn. Grootschalige dilemma situaties gaan dan ook gepaard met een zeer beperkte invloed op andermans keuzegedrag (Hamburger, 1979).
3. Verantwoordelijkheid Ook het aandeel van het individu in de totale hoeveelheid negatieve externalities is sterk afhankelijk van het aantal betrokkenen (Olson, 1965; Messick, 1973). Zo heeft elke keuze in het eigen belang, bij gelijk blijvende overige omstandigheden, in een groep van 5, een 10 maal zo groot aandeel in de negatieve externalities tot gevolg als in een groep van 50. Het uiteindelijke resultaat ligt voor de hand. Waarom zou ik in het collectief belang handelen? Dat zou toch maar een klein druppeltje op een gloeiende plaat zijn. Gedrag - tijdschrift voor psychologie
243
4. Lange termijn Een van de problemen bij grootschalige sociale dilemma's is dat de effecten van de geaccumuleerde negatieve externalities vaak pas op zeer lange termijn merkbaar zijn. Het is niet zo dat grootschalige sociale dilemma's per definitie zeer lange termijn dilemma's zijn ("oliecrisis", 1973). Wel zijn bij grootschalige dilemma's vaak zulke gigantische hoeveelheden van een collectief goed in het geding (schone lucht bijvoorbeeld), dat een aantasting daarvan pas op lange termijn blijkt. 5. Verkeerd voorbeeld Colman (1982) noemt de "rotte appel theorie", een van de meest plausibele verklaringen voor het geringe aantal coöperatieve keuzen in grootschalige dilemma's. Deze rotte appel theorie is gebaseerd op de assumptie, dat het getuige zijn van een handeling in het eigen belang, de kans vergroot dat de toeschouwer ook zo gaat handelen. "Now if a fixed proportion of the population has a propensity to behave selfish, then the probability of one or more of these "bad apples" turning up in a social dilemma increases with the size of the group" (Colman, 1982, pag. 181). 6. Overlegstructuur Uit eerder gepresenteerde resultaten van experimenteel sociaal dilemma onderzoek blijkt, dat onderlinge communicatie over het dilemma een krachtig middel is om coöperatief gedrag te stimuleren. Deze "oplossing" is echter in grootschalige dilemma's niet realiseerbaar. Ook Caldwell (1976) wijst hier op: "As the number of participants increases, communication between all possible pairs of participants becomes unworkable". Hij vervolgt met: "Real-world efforts to achieve cooperation must, therefore, take the form of emergent leaders who urge other members of society to voluntarily adopt a given strategy". Uit het tweede deel van het citaat van Caldwell blijkt m.i. de wenselijkheid van het verrichten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar andersoortige oplossingen van sociale dilemma's. Dat tweede deel kan namelijk vrij eenvoudig vervangen worden door een roep om de sterke man. 7. Onverwisselbaarheid van betrokkenen Tot nu toe werd er van uitgegaan dat de betrokkenen in een sociaal dilemma verwisselbaar zouden zijn. In kleinschalige sociale dilemma's is deze assumptie vaak niet houdbaar, in grootschalige sociale dilemma's is de assumptie zeker niet houdbaar. Hier volgt een tweetal aspecten waaruit blijkt, dat ook het niet verwis244
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
selbaar zijn van de betrokkenen er toe bijdraagt dat grootschalige dilemma's problematisch zijn. a: Verschil in middelen. Het handelen in het collectief belang is (per definitie) vaak het minst aantrekkelijk alternatief in een sociaal dilemma. Als, zoals gebruikelijk, aantrekkelijkheid wordt uitgedrukt in geld, dan volgt dat de rijkeren onder ons het zich eerder kunnen permitteren om in het collectief belang te handelen. Een treffend voorbeeld is de in collectief opzicht wenselijke energiebesparing. In eerste instantie moet geïnvesteerd worden in energiebesparende middelen. Op de lange termijn verdient zich dat wel terug. Zoals nu blijkt zijn het inderdaad de rijkeren onder ons, die zich door middel van energiebesparende maatregelen onafhankelijker maken van de negatieve externalities, i.e. hogere energieprijzen. Kortom, de mogelijkheid om in het collectief belang te handelen verschilt tussen de betrokkenen. b: Verschil in inschatting. Een ander belangrijk aspect waarin de betrokkenen kunnen verschillen, is de door hen ingeschatte noodzaak om in het collectief belang te handelen. Het kost niet veel moeite om deskundigen te vinden op het gebied van de energievoorziening, die het grondig met elkaar oneens zijn over de grootte van de delfbare voorraad fossiele brandstof. Nog eenvoudiger is het om tegenstrijdige meningen te vinden over de mate waarin kernenergie aan onze behoeften kan voldoen. Zelfs in het geval dat de deskundigen het volledig met elkaar eens zouden zijn, is te verwachten dat – afhankelijk van het geloof in toekomstige technische oplossingen – de situatie verschillend wordt ingeschat. Geen van de hierbovengenoemde aspecten, de-individualisatie, beheersbaarheid, verantwoordelijkheid, lange-termijn effecten, verkeerde voorbeeld, overlegstructuur, en onverwisselbaarheid van de betrokkenen, maakt het aannemelijk dat men in grootschalige sociale dilemma's in het collectief belang zou gaan handelen. Integendeel. Geconcludeerd moet worden dat in grootschalige sociale dilemma's, het handelen in het eigen belang op korte termijn vaak nog aantrekkelijker is dan in kleinschalige sociale dilemma's het geval zou zijn. In een grootschalig sociaal dilemma is het daarom waarschijnlijk dat, door de accumulatie van negatieve externalities, een door niemand gewenste eindsituatie ontstaat. De vraag rijst dan ook of de effecten van grootschaligheid in sociale dilemma's in toom te houden zijn.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
245
Zijn de effecten van sociale grootschaligheid beheersbaar? Op de vraag: "Hoe breng je mensen ertoe om in een sociaal dilemma een keus te maken die ingaat tegen hun eigen kortetermijn belang", zijn twee antwoorden mogelijk: 1 Bewerkstellig een mentaliteitsverandering door middel van een beroep op het geweten van het individu; 2 Verander de opbrengstenstructuur van het sociaal dilemma. De haalbaarheid van het eerste antwoord wordt door verschillende auteurs niet hoog ingeschat (Hardin, 1968; Linstone (1973); Wilke, Liebrand & Messick (1983) ). Linstone (1973, p. 335): "A bitter lesson which every forecaster and planner learns is that the vast majority of his clientele has a very short planning horizon as weIl as a short memory. Most people are really only concerned with their immediate neighborhood in space and time. Occurrences which appear to be far removed from the present position are heavily discounted." Hardin wijst zelfs op mogelijke pathogene gevolgen van een beroep op het geweten. Hij stelt dat zo'n beroep een dubbelzinnige boodschap is: a. als je niet in het collectief belang handelt dan keuren wij dat af; b. als je wel in het collectief belang handelt dan ben je een simpele ziel die zich door anderen laat exploiteren. Als we de gang van zaken analyseren bij enkele sociale dilemma's die werkelijk hebben plaatsgevonden en zijn beschreven (Bruckmann, 1973; Colman, 1982; Messick et al., 1983; Liebrand, 1982; Wilson, 1977), dan krijgen Hardin en Linstone steun voor hun opvatting. Het is niet zo zeer een beroep op het geweten als wel het directe vooruitzicht op economische winst of verlies dat het keuzegedrag beïnvloedt. Effectieve oplossingen voor sociale dilemma's moeten dan ook gezocht worden in de verandering van de opbrengstenstructuur van het dilemma. Platt (1973) somt een aantal oplossingen op die zijn gebaseerd op het veranderen van de opbrengstenstructuur, te weten: 1 Haal de lange-termijn gevolgen dichterbij. In Indiana en Ohio bestond de dringende behoefte aan meer autosnelwegen. Het probleem zou kunnen worden opgelost door nieuwe wegen te bouwen, nadat door de staat voldoende kapitaal zou zijn gereserveerd. Het alternatief bestond uit de onmiddellijke constructie van de wegen met behulp van particuliere investeringen in tolwegen. Men koos voor de laatste oplossing: "The short-range pay and return on investment, was a conversion of the eventual benefits that would accrue to the state and all of the drivers – who were indeed glad in the end to pay the toll for their immediate pleasure" (pg. 649). 2 Verander de aard van de lange-termijn consequenties. Platt 246
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
(1973; pg. 649) geeft aan dat dit zou kunnen door nieuwe (technische) vindingen en door een verbeterde wetgeving. 3 Verander de beloning van de gedragsmogelijkheden. Om tot effectieve energiebesparing te komen is een systeem voorgesteld (Liebrand, 1981), waarbij per type verbruikseenheid, overmatig verbruik wordt "bestraft" door een progressieve belastingheffing, en waarbij een matig verbruik wordt "beloond" door een belastingteruggave. 4 Beloon alternatieven voor het oorspronkelijk gedrag. Deze methode is onder meer bij het geven van therapie succesvol gebleken. 5 Verander de beloning van oude gewoonten met behulp van buitenstaanders. Onder deze categorie vallen bijvoorbeeld weddenschappen om met roken te stoppen en industriële veiligheidswetgeving. 6 Stel overkoepelende organisaties in. Platt (1973; pg. 650) geeft als voorbeeld onder meer de Europese Economische Gemeenschap en de International Whaling Committee. Gelet op de afloop van de hierboven geciteerde werkelijke dilemma's, en op de resultaten van experimenteel onderzoek in dezen, lijken een of enkele van de voorstellen van Platt veelbelovend om uiteindelijk een sociaal dilemma op te heffen. Resteert nog een voor de hand liggende oplossing. Deze oplossing is gebaseerd op de stelling dat "All else being equal, the solvability decreases with an increasing number of (independent) decision makers involved" (Bruckmann 1973, pg. 4). Men kan daarbij denken aan het splitsen van een lange galerij op een flat in verschillende van elkaar afgescheiden deel-galerijen. Te verwachten valt dan, dat door de grotere mate van sociale controle in de kleinere groep, het bewoners afhankelijke onderhoud zal toenemen, en het aantal personen dat onterecht op de galerij verblijft zal afnemen. In onze terminologie verwoord luidt deze oplossing: breng een grootschalig sociaal dilemma terug tot enkele kleinschalige sociale dilemma's.
Samenvatting Gedrag dat tegen het collectief belang ingaat valt gemakkelijk waar te nemen in sociale dilemma's, welke gedefiniëerd zijn als die situaties waarin personen door het nastreven van eigen belang op korte termijn, het collectief belang schade berokkenen. Allereerst wordt aangetoond dat experimentele spelen (i.e., Prisoner's-, Chicken- en Trust-Dilemma), de essentie van de onderliggende beslissingsstructuur van werkelijke sociale dilemma's kunnen modelleren. Aan de hand van een overzicht van empirisch onderzoek worden vervolgens sociale dilemma's in kleine groepen gecontrasteerd met sociale dilemma's in grote groepen. Centraal in het Gedrag - tijdschrift voor psychologie
247
huidig onderzoek staat een analyse naar het effect van factoren waarvan verwacht wordt dat ze in grootschalige sociale dilemma's invloed hebben op het handelen in het collectief belang. VERWIJZINGEN Alcock, J.E. & Mansell, D. Predisposition and behaviour in a collective dilemma. Journal of Conflict Resolution, 1977, 21, 443-457. Bixenstine, V.E., Levitt, C.A. & Wilson, K.V. Collaboration among six persons in a Prisoner's Dilemma game. Journal of Conflict Resolution, 1966, 10, 488-496. Bonacich, P., Shure, G.H., Kahan, J.P. & Meeker, R.J. Cooperation and group size in the n-person Prisoner's Dilemma. Journal of Conflict Resolution, 1976, 20, 687-705. Brechner, K.C. An experimental analysis of social traps. Journal of Experimental Social Psychology, 1977, 13, 552-564. Bruckman, G. The Prisoner's Dilemma as an obstacle against effective action. Rome Special Conference on Futures Research; Working group 5, 1973. Buchanan, J.M. The bases for collective action. New York: General Learning Press, 1971. Caldwell, M.D. Communication and sex effects in a five-person Prisoner's Dilemma. Journal of Personality and Social Psychology, 1976, 33-3, 273-280. Colman, A.M. Game theory and experimental games: the study of strategie interaction. International Series in Experimental Social Psychology; Volume 4. Oxford: Pergamon Press, 1982. Dawes, R. Social dilemma's. Annual Review of Psychology, 1980, 31, 169193. Dawes, R. Formal models of dilemmas in social decision making. In: Kaplan, M.F., Schwartz, S. (Eds). Human judgment and decision processes, New York: Academic Press Inc. 1975. Dawes, R., Mc Tavish, J. Shaklee, H. Behavior, communication and assumptions about other peoples behavior in a common Dilemma Situation. Journal of Personality and Social Psychology, 1977, 35(1), 1-11. Fox, J. & Guyer, M. Public choice and cooperation in N-person Prisoner's Dilemma. Journal of Conflict Resolution, 1978, 22, 469-481. Hamburger, H. Dynamics of cooperation in take-some games. In: W.H. Kempf & B.H. Repp (Eds.) Mathematical Models for Social Psychology, Bern: Hans Huber, 1977. Hamburger, H. Games of social phenomena, San Francisco: W.T.L. Freeman, 1979. Hamburger, H., Guyer, M. & Fox, J. Group size and cooperation. Journal of Conflict Resolution, vol. 19, no. 3, 1975. Hardin, G. The Tragedy of the commons. Science, 1968. Vol. 162. pp. 1243-1248. Hardin, R. Collective action as an agreeable n-person dilemma. Behavioral Science, 1971, 16, 472-481. Jerdee, T.H. & Rosen, B. Effects of opportunity to communicate and visibility of individual decisions on behavior in the common interest. Journal of Applied Psychology, 1974, 59, 712-716. Jorgenson D.O. & Papciak A.S. The effects of communication, resource feedback and indentifiability on behavior in simulated commons. Journal of Experimental Social Psychology, 1981, 17, 373-385.
248
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Kelley, H.H. & Grzelak, J. Conflict between individual and common interest in an n-person relationship. Journal of Personality and Social Psychology, 1972, Vol. 21-2, 190-197. Liebrand, W.B.G. Social aspects of the consumers' behaviour. In: A. Strub & T.C. Steemers (Eds.). Non-technical obstacles to the use of solar energy; Proceedings of the International Symposium, Brussels, Belgium, May 20-22, 1980. Liebrand, W.B.G. Experimentele Psychologie en het energievraagstuk. In: P. Ester & F.L. Leeuw (Eds.) Energie als maatschappelijk probleem. Assen: Van Gorcum, 1981. Liebrand, W.B.G. Interpersonal differences in social dilemmas; a game theoretical approach, Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen, 1982. Liebrand, W.B.G. A classification of social dilemma games. Simulation and Games, 1983a, 14, 123-138. Liebrand, W.B.G. Individual differences in a simulated n-person conflict situation. In: H.C.J. Bonarius, G.L.M. van Heck & N.G. Smid (Eds.) Personality Psychology in Europe; theoretical and empirical developments. London: Lawrence Erlbaum, 1983b. Liebrand, W.B.G. & De Hullu, J. Individuele verschillen in de afweging van eigen en andermans belang. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 1981, 36, 435-467. Linstone, H.A. On discounting the future. Technological Forecasting and Social Change, 1973, 4, 335-338. Luce, R.D. & Raiffa, H. Games and Decisions: Introduction and critica! Survey. New York: John Wiley & Sons, 1957. Marwell, G. & Schmidt, D.R. Cooperation in a three-person Prisoner's Dilemma. Journal of Personality and Social Psychology, 1972, 21, 376383. Marwell, G. & Ames, R.E. Experiments on the provision of public goods I. Resources, interest, group size, and the free-rider problem. American Journal of Sociology, 1979, 84, 1335-1360. Marwell, G. & Ames, R.E. Economists free ride, does anyone else? Experiments on the provision of public goods IV. Journal of Public Economics. (In press). Messick, D.M. To join or not to join: An approach to the unionization decision. Organizational behavior and human performance, 10, 145146, 1973. Messick, D.M., Wilke, H.A.M., Brewer, M.B., Kramer R.M., English Zemke, P., Lui, L. Individual adaptations and structural change as solutions to social dilemmas. Journal of Personality and Social Psychology, 1983, 44, 294-309. Meux, E.P. Concern for the common good in an n-person game. Journal of Personality and Social Psychology, 1973, 28, 3, 414-418. Olson, M. The logic of collective action. Cambridge, Mass.: Harvard Univ. Press, 1965. Platt, J. Social Traps. American Psychologist, aug. 1973, 641-651. Rubenstein, F.F., Watzke, G. Doctor, R.H., Dana, J. The effects of two incentive schemes upon the conservation of shared resource by fiveperson groups. Organizational Behavior and Human Performance, 1975, 13, 330-338. Schelling, T.C. On the ecology of micromotives. The Public Interest, 1971, 25, 61-98. Schelling, T.C. Hockey helmets, concealed weapons, and daylight saving: a study of binary choices with externalities. Journal of Conflict Resolution, 1973, 17, 381-428. Gedrag - tijdschrift voor psychologie
249
Tyszka, T. & Grzelak J.L. Criteria of choice in non-constant zero-sum games. Journal of Conflict Resolution, 1976, 20, 357-376. Wilke, H.A.M., Liebrand, W.B.G. & Messick D.M. Sociale Dilemma's: een overzicht. In: Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, in press. Wilson, J.A. A test of the tragedy of the commons. In: G.J. Hardin & J. Baden (Eds.) Managing the Commons, San Francisco: W. Freeman & Company, 1977. -
250
Gedrag - tijdschrift voor psychologie