Eerste lezing: Habakuk 3:1-3,16-19 Evangelielezing: Lukas 17:1-10 Verkondiging
Geef me meer geloof God. Het is één van de meest gevaarlijke vragen die je aan God kunt stellen. Ik kan je van te voren zeggen: daar ga je spijt van krijgen dat je dat ooit gevraagd hebt. Want God neemt ons serieus. Als wij om geloof vragen, dan zullen we dat krijgen en alles in het leven zal daaraan meewerken. Wanneer heb je geloof nodig? Niet wanneer alles gaat zoals je wenst, wanneer je de zaakjes onder controle hebt. Geloof heb je nodig wanneer dat nu juist NIET het geval is. Je leert nu eenmaal niet zwemmen wanneer je op de kant blijft staan – je zult het diepe in moeten. Het diepe van het leven, waar je geen grond onder je voeten hebt – daar is het waar je leert zwemmen, leert vliegen, leert geloven, waar je leert sterven. Want geloven in God lijkt nog het allermeest op sterven. Geef ons meer geloof, vragen de leerlingen van Jezus. Ze vragen het omdat Jezus tegen hen zei dat ze wel zeven keer op een dag moesten vergeven. Jaja, doe dat maar eens. Eén keer vergeven is al heel wat maar zeven? En zeven is een codewoord uit de bijbel, het betekent volheid, volledig: je moet dus altijd vergeven. Dat kan ik niet, denken de leerlingen gelijk, net als wij. Geef ons geloof dan kunnen we dat. Je hebt maar een mosterdzaadje nodig, zegt Jezus, en dan kun je het al,
want daar kun je reusachtige bomen mee ontwortelen. Machtige rotsen splijten door een sprietje, zoals de macht van heel het Britse rijk gebroken werd door een halfnaakte man in een zelfgesponnen lendendoek. Het gaat niet over meer, of minder of meest. Een pietsje echt geloof is al genoeg, zoals een klein beetje gist een heel deeg doet rijzen. Geef ons geloof anders kunnen we niet vergeven en dan blijven we getekend door het kwaad dat ons is overkomen, geef ons geloof zodat we vrij worden om niet door het onrecht misvormd te worden en wij gelijk aan de daders. Als jij jezelf vergeet, wie kan je dan nog kwetsen? Als jij niets te verdedigen hebt, wat maakt het uit wat ze doen? Als jij je waardigheid niet zo liefhebt, dan kun je lachen als ze spotten met je. Als je dood bent, dan heb je nergens last van. Geloof: dat is de vereniging met God – geloof is waar je ziel raakt aan de Eeuwige. Als ze op je tenen trappen in de tijd, zet ze dan in de eeuwigheid. Laten jouw tenen de tenen van God zijn en dan zal het lijden je niet misvormen maar tot leven brengen op nieuwe manieren. Als jij een groot verlies lijdt, laat Gód zijn in jou die een groot verlies lijdt. Geloven lijkt op sterven: je gaat dood aan alles waarvan je denkt dat jij het bent - zodat je steeds meer gaat zien dat Gód
het is, die leeft in ons leven, die lijdt in ons lijden en die liefheeft in ons beminnen. Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengen, al zijn er geen vruchten en gaven, al is er geen levensonderhoud meer te vinden, en toch en toch en toch… zal ik juichen voor de Heer, zal ik jubelen voor God die mij redt, God de Heer is mijn kracht. Dat is leven uit geloof. Ja maar.. ja maar ,ja maar .., God, zeg nou zelf: we hebben ons hele leven ons ingespannen voor u. We hebben ons aan uw geboden gehouden, onze best gedaan en kijk nou eens wat ons overkomt. Al die goede mensen met dodelijke kwalen - is dat de manier waarop u met uw vrienden omgaat? geen wonder dat u er maar zo weinig hebt. (zo klaagde al de grote Theresa van Avila toen ze weer eens een ongeluk kreeg op één van haar vele reizen). Spirituele mensen hebben spirituele verleidingen. Gelovige mensen zijn soms het allermoeilijkst te redden. Want we zijn ons zo bewust van al onze eigen inspanningen in het geloof. God mag toch wel blij zijn dat we nog gelovig zijn, in deze tijd van kerkberlating! We weten zo goed: de zonden die we NIET hebben begaan, de keren dat we weer eens een vrije avond opofferden, die boodschappen die we toch maar hebben
gedaan voor dat ondankbare mens omdat het je christenplicht is, nietwaar? Dan zou je toch verwachten dat je een streepje voor hebt – maar nee hoor. Het lijkt haast wel andersom… Wanneer jullie alles hebt gedaan wat jullie is opgedragen, zeg dan: we zijn maar knechten, we hebben enkel gedaan wat we moesten doen. Wat je moest doen. In het grieks staat het nog sterker, je was gebonden om het toe doen. Zoals je hand aan je arm gebonden zit en omhoog komt als je arm omhoog gaat, zo gebonden zijn de knechten van God aan God. Als God beweegt, bewegen ze vanzelf mee. Dat is de grote vrijheid van de overgave waar Jezus over spreekt. Geloof is gebonden zijn aan God zoals je voet aan je been, een vinger aan een hand, je lijf aan je hoofd. Leven uit geloof is leven voortbewogen door God. De hand gaat toch niet tegen de arm zeggen: kijk eens wat een vriendelijke handdruk ik heb gegeven, wat een mooie vredegroet, nu mag ik wel even vertroeteld worden.. Je hand deed wat het moest doen omdat de arm bewoog omdat het hoofd het wilde. Geloof is zo gebonden zijn aan God dat je vanzelf meebeweegt op de beweging van God.
Dat is de grote vrijheid van leven in geloof, eenvoudig en vanzelf leven wat er te leven is. Voor jezelf is er niets te bevechten, niets te presteren, alleen maar te zijn, volledig aanwezig, vrij in overgave en volledig gebonden aan de Eeuwige die zich eeuwig aan ons verbindt. Geloof is de vereniging met God, geloven is leven vanuit God, door God, in God, op Gods adem, in Gods geest, want het is God die verlangt naar de aarde, naar de tijd, God die mens wil worden in u en in mij. Van ons uit gezien leven we van de aarde uit hemelwaarts. Van God uit gezien is ons leven een beweging vanuit de hemel naar de aarde toe. Geloof is niets anders dan de adem van God waarop jij de wereld in geblazen wordt en ook weer terug, ingeademd in de Eeuwige. Leven uit geloof is leven op de adem van God. Dat is geen droom, of iets om te bereiken, maar dat is het leven zoals het in feite wezenlijk is, altijd al. Er is geen leven los van God ook al denken wij soms wel. Heel ons leven zijn we met niets anders bezig dan om op adem te komen – op Gods adem. En onze dood zal dat voltooien, helemaal vanzelf, dus daar hoeven we geen zorgen over te maken. Dan kun je zingen met de profeet mee: Al zal de vijgenboom niet bloeien, al zal de wijnstok niets voortbrengenen toch en
toch en toch… zal ik juichen voor de Heer, zal ik jubelen voor God die mij redt, God de Heer is mijn kracht. Je verheugt je over Gód. Je hoeft je niet te verheugen over ellende die je overkomt, daar mag je over treuren. Boven de tekst van Habakuk staat: een gebed op de wijs van een klaagzang. Je mag verdriet hebben, klagen over onrecht, pijn lijden aan al wat tijdelijk is en zwaar. Leven uit geloof is in het hart van je klaagzang de lofzang aan God op laten komen. Ja maar, ja maar, ja maar – en toch en toch en toch..Toch zal ik jubelen en juichen voor God. Terwijl ik treur over wat pijnlijk is en moeilijk, blijf ik prijzen wat eeuwig te prijzen valt. Dat precies is de ruimte waarin ik kan leven wat er geleefd moet worden, dan leef ik de tijd om te rouwen als tijd om te rouwen, en de tijd om te lachen als tijd om te lachen. In het midden van de klaagzang de lofzang aan God op laten wellen – God geef ons dat mosterdzaadje geloof dat ons verenigt met u.