Eerlijk duurt het langst De visie van Milieudefensie Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Milieudefensie op 16 juli 2014
Voorwoord
Inhoud
Voor u ligt de visie van Milieudefensie. In deze visie staat waarvoor Milieu defensie zich inzet, waarom ze dat doet en hoe ze dat doet.
1. Samen kunnen we de wereld veranderen
3
2. We moeten nú handelen
4
3. Het vrijemarktdenken: oorzaak van de sociale en ecologische crisis
5
‘Eerlijk duurt het langst’ hebben we onze visie genoemd. Want we willen een goed leven voor iedereen, nu en straks, hier en daar, en dat bereiken we als we de mondiale milieugebruiksruimte en de welvaart eerlijk verdelen.
4. Ons perspectief: een goed leven voor iedereen
7
5. Hoe we de wereld kunnen veranderen
9
De tekst die u nu in handen heeft is een intern stuk. De visie is gebaseerd op analyse en vele discussies met leden, bestuur en medewerkers. Deze tekst is bedoeld voor leden, bestuursleden en medewerkers van Milieudefensie. In deze tekst hebben we geformuleerd waar we voor staan en naar toe willen, wat ons verbindt en inspireert. Deze interne tekst is geen geheim stuk, maar het taalgebruik en de vormgeving zijn afgestemd op intern gebruik. Op basis van deze tekst worden externe versies voor de buitenwereld gemaakt. In september verschijnen daarvan de eerste voorbeelden: een publieksversie van onze visie verschijnt in het september-nummer van ons blad Down to Earth en een filmpje gaat eind september in première op het symposium over de visie.
6. De rol van Milieudefensie
11
7. Samen in actie
13
Inhoudsopgave Bijlagen
14
De voorliggende tekst bestaat uit de visie plus Bijlagen. De visie is opgebouwd uit zeven korte hoofdstukken, gevolgd door zestien bijlagen. In deze bijlagen worden constateringen en standpunten uit de visie toegelicht en onderbouwd. Amsterdam Juli 2014
2
Bijlagen
v.a. 15
1. Samen kunnen we de wereld veranderen Een ijzersterke visie, samenwerking en actiebereidheid: drie noodzakelijke ingrediënten om de wereld te veran deren. Het kan, als we echt willen. Wij mensen zijn tot veel in staat. We kunnen medicijnen ontwikkelen om ziekten te genezen. Mensen op de maan zetten. Communicatiesystemen bedenken waarmee we de hele wereld binnen handbereik hebben. Die vindingrijkheid kan ons helpen de grootste uitdaging van de mensheid het hoofd te bieden: onze economie en samenleving van een nieuw fundament voorzien. Want de manier waarop de economie en de samenleving nu georganiseerd zijn, is niet duurzaam en leidt tot ecologische, sociale en economische verwoesting. Dat moeten we veranderen.1
1. Zie bijlage 1
De piramiden in Egypte. We hebben het menselijke vernuft, waarvan eeuwen van beschaving getuigen, nodig om de uitdagingen van de 21ste eeuw aan te kunnen.
In onze visie (geen blauwdruk) moeten we af van de fossiele, lineaire economie en het geloof dat economische groei de oplossing van alle problemen is. We werken aan een samenleving die is gebaseerd op duurzame energie, het sluiten van kringlopen en mensen zeggenschap geeft over de economie en hun leefomgeving. We werken aan een economie die eerlijke producten levert, mensen gelukkig maakt en een gezonde planeet oplevert.2 Milieudefensie heeft sinds haar ontstaan in wisselende coalities samengewerkt met actieve burgers, ontwikkelingsorganisaties, vakbonden, boerenorganisaties, consumentengroepen, mensenrechtenorganisaties en milieuorganisaties in binnen- en buitenland. Bij het aanpakken van de grote uitdagingen waar we nu voor staan, blijven we dat doen.3 De wereld verandert niet door woorden maar door daden. We komen in actie voor onze idealen. Die bereidheid groeit door het besef dat verandering mogelijk is. Milieudefensie is een organisatie die richting geeft aan die wil tot verandering.4 1. Zie bijlage 1 2. Zie bijlagen 2 en 3 3. Zie bijlage 4 4. Zie bijlage 5
3
2. We moeten nú handelen De huidige samenleving en economie zijn niet duurzaam en niet rechtvaardig. Daardoor ontstaan grote sociale en ecologische problemen, die in toe nemende mate tot complete ontwrich ting leiden. Het is vijf voor twaalf, en in sommige gevallen vijf óver twaalf. We leven in het Westen op te grote voet. Als iedereen evenveel consumeert als wij, zijn er twee tot drie planeten nodig om dat mogelijk te maken.5 Sociale en ecologische problemen zijn nauw met elkaar verweven. Overal, vooral in het Zuiden, manifesteert de ecologische crisis zich als een sociale strijd, vaak op microniveau: strijd om grond, grondstoffen, gezonde leefomgeving en zeggenschap.6 In het Westen zijn problemen in de directe leefomgeving als bodem- en waterluchtvervuiling grotendeels opgelost, in het Zuiden nog niet. Daarnaast zijn moeilijk te beheersen grensoverschrijdende problemen gekomen zoals biodiversiteitsverlies, klimaatverandering, overbevissing van de oceanen en de beschikbaarheid van zoetwater. Op de middellange termijn vormen die grensoverschrijdende problemen een bedreiging voor het leven op aarde.7 Voor sommige van deze problemen ís het al vijf over twaalf. Een van de cruciale problemen is de door de mens veroorzaakte klimaatverandering. Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om te voorkomen dat de temperatuur op aarde tegen het einde van deze eeuw met vier graden is gestegen. Dan is een point of no return bereikt, waarvan de gevolgen zich alleen laten raden.8
Het model van Rockström laat zien dat de planetaire grenzen voor biodiversiteitsverlies en de stikstof- en fosfaatkringloop (rood) al zijn overschreden. Voor klimaatverandering is de veilige grens (groen) al gepasseerd.
Het opsouperen van eindige grondstoffen vormt eveneens een groeiend probleem. De meeste aandacht krijgt de consumptie van olie, omdat die zo wezenlijk is voor het functioneren van de wereldeconomie. Maar wat voor olie geldt, gaat op voor bijna alle grondstoffen: ooit komt het moment dat de productie piekt en het te duur wordt de grondstoffen te winnen. Dat piekmoment lag voor olie omstreeks 2005, voor een aantal grondstoffen is de situatie kritiek. Het is dus de hoogste tijd ons te bezinnen op het grondstoffengebruik. Zorgvuldig omgaan met eindige grondstoffen is dan het devies. Voor olie en andere fossiele brandstoffen is de conclusie dat hun gebruik zo snel mogelijk moet worden beëindigd, niet alleen omdat hun voorraden eindig zijn maar omdat hun feitelijke gebruik grote negatieve gevolgen heeft voor het milieu. Daarin verschillen olie, kolen en gas van andere niet-herwinbare grondstoffen.9
5. Zie bijlage 7 6. Zie bijlage 1 7. Zie bijlage 1 8. Zie bijlage 1
4
9. Zie bijlage 6
3. Het vrijemarktdenken: oorzaak van de sociale en ecologische crisis Het vrijemarktdenken is dominant in de westerse samenleving. In combinatie met de terugtredende staat is dat de belangrijkste oorzaak van de sociale en ecologische problemen. In de vrijemarkteconomie staan groei en winstmaximalisatie voorop. Bedrijven stimuleren overconsumptie in hun streven zoveel mogelijk producten en diensten te produceren en af te zetten, tegen zo laag mogelijke kosten en zo hoog mogelijke prijzen. Om die verhouding zo gunstig mogelijk te maken, hebben ondernemingen baat bij zo weinig mogelijk belemmerende (milieu)regels en het afwentelen van kosten op anderen.10
vervuiling gratis. In westerse landen met hun lange democratische traditie zijn de scherpe randjes van de vrijheid van ondernemen afgehaald. Dankzij normstelling en wet- en regelgeving is het toegestaan het milieu te vervuilen, mits binnen de grenzen van de normen en mits er wordt betaald om de vervuiling op te ruimen. Dit principe van ‘de vervuiler betaalt’ stimuleert technologische innovatie. Het resultaat is dat water, lucht en bodem hier de laatste decennia schoner zijn geworden. Maar ook in het Westen zijn bepaalde emissies moeilijk beheersbaar, zoals de uitstoot van het broeikasgas CO2.11
Schone lucht, water en bodem zijn publieke goederen. In zwakke staten of landen met een ongebreideld vrijemarktsysteem, hebben ze geen of weinig waarde. Daar is milieu-
Bedrijven wentelen hun productiekosten zoveel mogelijk af op de samenleving. Meestal zijn de gevolgen ver weg het grootst. De prijs van een mobiele telefoon houdt bijvoorbeeld geen rekening met de vernietiging van het landschap en de bestaansmogelijkheden van de inwoners van het Indonesische eiland Bangka, waar soldeertin voor mobiele telefoons wordt gewonnen. Daarnaast subsidiëren westerse overheden veel schadelijke activiteiten en producten. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving verstrekt de
10. Zie bijlage 8
11. Zie bijlage 1
5
Nederlandse staat jaarlijks 5 tot 10 miljard euro aan milieuschadelijke subsidies en belastingvrijstellingen12. Vrijemarktwerking is niet alleen in de economie het leidende principe. Marktwerking als idee is de afgelopen dertig jaar doorgedrongen tot in de haarvaten van de samenleving, zelfs in ‘ondenkbare’ terreinen als de zorg en het onderwijs. Het is de gedachte dat de markt altijd gelijk heeft, dus dat de staat zo weinig mogelijk taken moet uitvoeren. In de praktijk betekent dat privatisering van publieke diensten en minder wetgeving (deregulering) en bovenmatige invloed van het bedrijfsleven op de politiek (corporate capture). Politiek en samenleving maken zich ondergeschikt aan de economie.13
zich aan nationale regels en wetten. 3: De regionalisering zet door. Zelfvoorziening en marktbescherming zijn uitingen van verzet tegen mondialisering. 4: De technologische ontwikkeling gaat in steeds hoger tempo door en kan de milieuproblemen helpen oplossen of juist verergeren. 5: Steeds meer mensen wonen in de stad. Dat biedt kansen op verduurzaming maar kan ook leiden tot meer armoede en onduurzame consumptie.16
Vrijemarktwerking steunt op een sterke ideologie van economische groei en vrijhandel. Van middelen om een bepaald doel te bereiken zijn ze verworden tot doelen op zichzelf. Economische groei wordt uitgedrukt in een percentage van het Bruto Nationaal Product. De wijze van berekening van het BNP zorgt ervoor dat bodemsanering bijdraagt aan economische groei en energiebesparing niet.14 Het dominante economische systeeem kenmerkt zich niet alleen door de onderschikking van mens en milieu aan het streven naar winst. De economie krijgt ook een steeds globaler karakter, waardoor zij kwetsbaarder wordt. Door het gesleep met grondstoffen en eindproducten over de hele wereld, worden kringlopen van materialen steeds minder gesloten. Burgers en overheden verliezen hun zeggenschap over het doen en laten van internationaal opererende bedrijven.15 Een aantal mondiale trends draagt bij aan de versterking en/of verzwakking van de samenleving: 1: De ecologische crisis verdiept zich door overconsumptie, welvaartsgroei en groei van de wereldbevolking. 2: De globalisering van de economie gaat door; bedrijven zien de hele wereld als hun werkterrein en onttrekken
12. Zie bijlage 8 13. Zie bijlage 8 14. Zie bijlage 8 15. Zie bijlage 8
6
16. Zie bijlage 9
4. Ons perspectief: een goed leven voor iedereen Voor iedereen een goed leven, nu en straks, hier en daar. Simpelweg is dat het doel waarnaar Milieudefensie streeft. Noodzakelijk daarvoor zijn een schone, veilige en gezonde leef omgeving en een eerlijke verdeling van de milieugebruiksruimte. Dat kan alleen in een eerlijke economie, met eerlijke prijzen en een eerlijke welvaartsdeling, die eerlijk omgaat met de draagkracht van de aarde.17 Om goed te leven heeft ieder mens eten en drinken nodig, bescherming tegen weer en wind, mogelijkheden om zich te verplaatsen en te vermaken, enzovoort. Alle goederen en diensten waarvan iemand gebruik maakt, vormen zijn of haar consumptiepatroon of leefstijl. De milieu-impact van een bepaalde leefstijl is uit te drukken in de Ecologische Voetafdruk: het beslag dat die leefstijl legt op natuurlijke hulpbronnen, uitgedrukt in de ruimte op de aarde (globale hectares; gha) die daarvoor nodig is. 17. Zie bijlage 10
Op dit moment is de gemiddelde Ecologische Voetafdruk van een Nederlander 6,3 gha. Voor iedere aardbewoner is een ‘eerlijk aarde aandeel’ van gemiddeld 1,8 gha beschikbaar. In 2050 is dat door de groei van de wereldbevolking verminderd tot nog maar 1,3 gha. Nederlanders leven nu al op te grote voet en die voetafdruk groeit. Terwijl krimp noodzakelijk is.18 De omvang van de ecologische voetafdruk van een land is afhankelijk van de bevolkingsomvang, de leefstijl van de bevolking en de technologische ontwikkeling. Dat zijn ‘de knoppen’ om aan te draaien.19 De groei van de wereldbevolking leidt tot toenemende milieubelasting. Daarom steunt Milieudefensie initiatieven voor verhoging van duurzame welvaart, educatie en emancipatie in het Zuiden om daar de bevolkingsgroei af te remmen. Wij rekenen de bevolkingsomvang niet tot ons werkterrein, aangezien onze focus gericht is op het verkleinen van de Nederlandse milieu-impact. Prioriteit ligt daarom bij het het aanpakken van de onduurzame Nederlandse consumptie en productie. 20 De Ecologische Voetafdruk is ook te verkleinen door de verlaging van de milieu-impact van de consumptie en een efficiënter gebruik van grondstoffen. Dat laatste wordt ontkoppeling genoemd. Uit onderzoek blijkt dat relatieve ontkoppeling mogelijk is (eco-efficiency), absolute ontkoppeling niet.21
18. Zie bijlage 7 19. Zie bijlage 7 20. Zie bijlage 11 21. Zie bijlage 7
Vegetarische slagers en fietssnelwegen zijn nu nog bijzonder, maar straks heel gewoon.
7
Milieudefensie heeft laten onderzoeken welke maatregelen genomen moeten worden om de Nederlandse voetafdruk in 2030 te halveren, dus van ongeveer 6 naar 3 gha. Bij voeding is de meeste winst te behalen. Om die halvering in 2030 te halen gaan we veel meer plantaardig eten en drie dagen in de week geen vlees, zuivel en vis. Op energiegebied is forse energiebesparing nodig en moet ervoor worden gezorgd dat 70% van de elektriciteitsproductie groene stroom is.22 We komen er niet met een beetje minder en een beetje anders dan gebruikelijk. Een ingrijpende verandering van onze cultuur en samenleving is noodzakelijk. Om verlaging van de Nederlandse voetafdruk te bereiken moet een einde komen aan het streven naar economische groei. Consumptie en productie moeten verschuiven naar categorieën met een lagere impact en het gebruik van fossiele brandstoffen moet stoppen. Het gaat om anders, om beter en soms ook om minder. Sufficiency (letterlijk: voldoende hoeveelheid) is het nieuwe adagium. In de woorden van het Handvest van de Aarde: ‘Fundamentele veranderingen in onze waarden en normen, gevestigde gewoontes, regels en levenswijze zijn noodzakelijk. We moeten ons realiseren dat als aan de basisbehoeften is voldaan, de menselijke ontwikkeling voornamelijk gaat over meer zijn, niet over meer hebben.’
•
•
•
• Milieudefensie wil dat op de middellange termijn de hierna genoemde zaken bereikt worden. Dat wil niet zeggen dat Milieudefensie zelf actief aan al deze ambities gaat werken23: • Mensen nemen verantwoordelijkheid voor hun doen en laten en verschuilen zich niet achter hun verschillende (soms tegenstrijdige) rollen. Burgers die van de overheid een verbod op megastallen eisen, laten zich als consument in de supermarkt niet verleiden tot de aankoop van kiloknallervlees. • Mensen en samenlevingen hebben optimale zeggenschap over hun omgeving en over de productie en levering van producten en diensten. De zeggenschap van de samenleving over de economie en multinationale bedrijven is versterkt met behulp van sterke, democratische overheden. Een mondiale tegenmacht op het gebied van milieu zorgt ervoor dat het milieu hoog op de agenda van nationale overheden en internationale organisaties staat. • Waarden die uitgaan van welzijn, wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking en gezamenlijke verantwoordelijkheid wegen zwaarder dan materiële waarden. Bij de beschrijving van de stand van zaken van de samenleving worden ook andere indicatoren (maatstaven) voor welzijn en geluk gebruikt dan het Bruto Nationaal Product. • De Nederlandse consumptie blijft binnen het eerlijk 22. Zie bijlage 16 23. Zie bijlage 12
8
•
aarde aandeel. Milieudefensie gaat onderzoeken of dat kan met een quoteringssysteem van milieurechten. We stappen af van fossiele brandstoffen. Energiebesparing en verduurzaming van de energie-opwekking hebben hoge prioriteit. Er vindt een verschuiving plaats van de milieubelastende productie van vlees, melk en eieren naar meer plantaardige producten die bij voorkeur regionaal zijn geproduceerd. De ruimtelijke inrichting van het land bevordert duurzaamheid om onnodig lange en milieubelastende verkeersstromen en goederentransporten te voorkomen. Het creëren van maatschappelijke waarde is het doel van de economie in plaats van productieverhoging en winstmaximalisatie. Geld is dienstbaar aan de reële economie, niet andersom. De huidige verspillende economie is omgevormd in een kringloopeconomie. De economie is zo onafhankelijk mogelijk van (geïmporteerde) grondstoffen. De levensduurverlenging van producten en het hergebruik van grondstoffen draagt daaraan bij. Productie en consumptie vinden zo dicht mogelijk bij elkaar plaats. Dat vergroot de betrokkenheid en zeggenschap van de samenleving, voorkomt milieubelastende transportkosten, vergroot de transparantie in de keten een leidt tot eerlijker prijzen voor producenten. Het recht op een schoon milieu, het recht op een adequate levensstandaard, landrechten en waterrechten zijn mensenrechten. Ze helpen voorkomen dat mensen onder de voet worden gelopen door multinationale bedrijven, politieke machthebbers en het grote geld. De maatschappelijke kosten en milieukosten van producten en diensten zijn in ieder geval vastgelegd in de prijzen. Het belastingsysteem is vergroend door de kosten op arbeid te verlagen en die van grondstoffen te verhogen.
Alleen in zo’n samenleving kunnen mensen weer zeggenschap krijgen over hun omgeving en de beschikbare hulpbronnen en productiemiddelen.
5. Hoe we de wereld kunnen veranderen Willen we het vastgelopen systeem veranderen, dan moeten we het ondermijnen, andere denkbeelden bevorderen en in de praktijk werken aan alternatieven. Milieudefensie streeft naar een structurele verandering van de economie en de samenleving. Daarbij gaan we uit van een strategie om systemen en sectoren te veranderen.24
tuur wordt gevormd door de institutionele, economische en fysieke inrichting van een systeem; de cultuur zijn de gedeelde denkbeelden, waarden en normen; de onderstroom bestaat uit alternatieven voor het bestaande. Deze drie onderdelen hangen nauw met elkaar samen en beïnvloeden elkaar. Van de systeemverandering waarnaar Milieudefensie streeft, is pas sprake als de structuur is veranderd.
24. Zie bijlage 5
Een structuur- of systeemverandering komt tot stand doordat er in de omgeving van het systeem grote veranderingen plaatsvinden en het systeem verouderd blijkt. Het botst tegen zijn grenzen op en heeft zijn tijd gehad. In veel gevallen zal de overheid het oude systeem geleidelijk vervangen door iets nieuws. Een voorbeeld: de kleinschalige veehouderij met vrije uitloop van dieren ondervindt de gevolgen van de toenemende internationale concurrentie. Het ant-
Systeemverandering van oud naar nieuw (op de illustratie: van links naar rechts) komt tot stand door een complexe interactie tussen structuur, cultuur en onderstroom. Veranderingen in de cultuur beïnvloeden het oude systeem en stimuleren de onderstroom en nieuwe economische vormen. Het bestaande systeem en de onderstroom reageren op elkaar. Zaden van de nieuwe
economie in de onderstroom beïnvloeden de cultuur en kunnen uitgroeien tot de dominante nieuwe structuur. Als de verandering in cultuur ver genoeg, de bestaande structuur verzwakt en de onderstroom sterk genoeg is, ontstaat een kantelpunt (vierde bolletje van rechts). Illustratie ontleend aan een publicatie van SMART CSOs (zie bijlage 5).
In een maatschappelijk systeem – variërend van de hele samenleving tot een onderdeel daarvan - onderscheiden we de structuur, de cultuur en de onderstroom. De struc-
9
woord van de overheid is schaalvergroting en megastallen. Wij pleiten voor een systeemverandering die zich richt op kwaliteitsproductie. Veranderingsgezinde krachten zoals Milieudefensie kunnen activiteiten ontplooien om een systeemverandering tot stand te brengen. Dat kan door steeds weer aan te tonen dat het huidige systeem faalt, ongewenste gevolgen heeft of zijn tijd gehad heeft. Het kan door erop te wijzen dat het huidige systeem niet zal voldoen aan nieuwe wensen en normen. Door met grote aantallen burgers bij de bouw van stallen eisen te stellen aan milieu en dierenwelzijn, voorkomen we de komst van megastallen en ondermijnen we de verdere industrialisering van de veehouderij. De gewenste verandering is ook te bevorderen door andere waarden en oplossingen te propageren. Bijvoorbeeld door te laten zien dat het recht van alle burgers op gezonde lucht zwaarder weegt dan het recht van enkele automobilisten op hardrijden. Of dat het delen van een auto stoerder is dan het bezitten ervan. Een andere belangrijke manier om te werken aan systeemverandering is het ontwikkelen van het gewenste alternatief in de praktijk. Dat kan een windmolencoöperatie zijn, waarbij een groep huishoudens zelf stroom opwekt als alternatief voor de levering van fossiele stroom door een energiegigant, of het inkopen van groente bij agro-ecologische boeren in de eigen woonomgeving, als alternatief voor de (macht van) supermarktketens. Deze ontwikkelingen in de grotere omgeving én de maatschappelijke activiteiten van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties maken het bestaande systeem instabiel, kwetsbaar en daardoor vatbaar voor verandering.
10
6. De rol van Milieudefensie Milieudefensie werkt samen met burgers om het maatschappelijke en economische systeem te veranderen. Voor onszelf zien we een rol als waak hond, vertaler en versneller. Milieudefensie is een grassrootsorganisatie: een organisatie die uitgaat van de verlangens en de kracht van mensen, die vorm geeft aan de cruciale rol die burgers hebben bij het tot stand brengen van maatschappelijke verandering. Een centraal onderdeel van de strategie van Milieudefensie is daarom het opbouwen van maatschappelijke macht, waarin mensen centraal staan. Burgers vormen de belangrijkste doelgroep én medestander van Milieudefensie. Milieudefensie mobiliseert en ondersteunt mensen om samen bedrijven en overheid in beweging te krijgen.25 Om meer mensen te betrekken brengt Milieudefensie in haar campagnes de urgentie van de milieu-uitdagingen van nu dichtbij de belevingswereld en de waarden van mensen. Onze campagnes laten zien dat radicale veranderingen noodzakelijk én mogelijk zijn. Milieudefensie ziet daarbij drie rollen voor zichzelf: die van ‘waakhond’ die nationale en internationale misstanden aan de kaak stelt, die van ‘vertaler’ van mondiale milieuproblemen naar menselijke waarden en die van ‘versneller’ van maatschappelijke omschakeling door het verbinden, verbreden en ondersteunen van aantrekkelijke initiatieven van burgers, bedrijven en overheden.26 Milieudefensie ondersteunt mensen die zelf al werken aan een duurzaam Nederland of dat willen doen, zij vinden in Milieudefensie een bondgenoot. Milieudefensie spreekt bedrijven en overheden aan op hun (internationale) verantwoordelijkheid om te verduurzamen. Milieudefensie blijft daarbij onafhankelijk van bedrijven. De overheid legt in de visie van Milieudefensie de regels en normen vast, waarbinnen burgers en bedrijven consumeren, produceren en innoveren. Waar de overheid dit niet goed doet of nalaat stelt Milieudefensie dit aan de kaak.27
Gelukkig zijn steeds meer mensen zich bewust van hun gezamenlijke kracht.
Veel actoren zijn betrokken bij het totstandbrengen van een duurzame en eerlijke samenleving. Daarom is een nauwkeurige taakafbakening belangrijk. Het domein waarop Milieudefensie zich beweegt is primair het milieu: de fysieke leefomgeving die van invloed is op het welzijn van de mens. In de opvatting van Milieudefensie zijn sociale rechtvaardigheid en een goed milieubeleid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarmee onderscheidt Milieudefensie zich van ontwikkelingsorganisaties en andere milieuorganisaties. Milieudefensie focust op de effecten van het handelen van Nederland (overheid, bedrijven, burgers) op de fysieke leefomgeving van mensen in Nederland én elders op de wereld. De drijfveer voor onduurzame consumptie ligt bij de productie die niet gericht is op duurzaamheid. Daarom richt Milieudefensie haar pijlen op het veranderen van het maatschappelijk en economisch systeem, op de productie, en niet als eerste op het veranderen van de leefstijl en het consumptiegedrag van mensen. Burgers en consumenten spelen wel een belangrijke rol in het bewerkstelligen van deze systeemverandering. Structurele veranderingen moeten ertoe leiden dat mensen het vanzelfsprekend vinden zich duurzaam te gedragen.28
25. Zie bijlagen 5 en 13 26. Zie bijlage 13 27. Zie bijlage 14
28. Zie bijlage 15
11
Milieudefensie maakt in zijn werkzaamheden optimaal gebruik van het feit dat zij lid is van de internationale organisatie Friends of the Earth International (FOEI) en de Europese afdeling daarvan, Friends of the Earth Europe (FOEE). Samenwerking met FoEI, FoEE en de zusterorganisaties in het netwerk vergroot het inzicht in de impact van de Nederlandse consumptie en productie op de rest van de wereld én de slagkracht om (mondiaal en in Europa) successen te boeken. Milieudefensie streeft in haar internationale campagnes naar gelijkwaardigheid, waarbij zij en haar zusterorganisaties samen de strategie bepalen en ieder die in haar eigen omgeving uitvoert. Milieudefensie ondersteunt zusterorganisaties in ontwikkelingslanden en kleinere Europese zusterorganisaties inhoudelijk en financieel bij het versterken van hun capaciteit om overheden, bedrijven en andere spelers te beïnvloeden.29
2. Circulaire economie
Inhoudelijk richt Milieudefensie zich op vier onderwerp gebieden30:
4. Kwaliteit leefomgeving
1. Bevrijding van fossiel De negatieve milieugevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen zijn enorm. De wereld moet af van zijn fossiele verslaving, om te beginnen in Nederland. Een fossielvrij Nederland kan bereikt worden door energiebesparing en verduurzaming van de energieopwekking.
29. Zie bijlage 4 30. Zie bijlage 3
12
Veel grondstoffen zijn schaars en op termijn dreigt uitputting. We moeten zuinig zijn met grondstoffen en ze zoveel mogelijk hergebruiken. Producten moeten worden ontworpen voor een lange levensduur, reparabel zijn en de onderdelen ervan her te gebruiken. In de agrarische sector betekent dat het sluiten van de regionale voer-mestkringloop.
3. Zeggenschap De globalisering van de economie en de bovenmatige macht van multinationale bedrijven leiden tot ertoe dat de collectieve belangen van mens en milieu het onderspit delven tegen het winststreven van enkelen. Grotere zeggenschap van mensen over de productie van goederen en diensten en over hun eigen leefomgeving leidt tot verantwoordelijker productie en consumptie. We zetten ons in voor voedselsoevereiniteit en energiesoevereiniteit.
Voor een prettig en goed leven van de mens én voor de fauna en flora is een schone, gezonde en veilige leefomgeving een belangrijke voorwaarde. Daarom zetten we ons in voor het ongedaan maken en voorkomen van vervuiling van lucht, water en bodem door uitstoot en afval en van vernietiging van natuur en landschap.
Als burgers in verzet komen, kiezen bedrijven en de overheid vaak eieren voor hun geld.
7. Samen in actie Er gebeurt al veel. Het systeem ver anderen kán, blijkt uit ervaringen in heden en verleden. Milieudefensie roept burgers op mee te doen om het systeem te veranderen. Milieudefensie streeft naar een structurele verandering van de economie en de samenleving. Het gaat dus niet alleen om het spel maar ook om de regels. Inspirerende ervaringen en inspirerende leiders uit het verleden, zoals de Indiase onafhankelijkheidsstrijd (Mahatma Gandhi), de strijd tegen Apartheid (Nelson Mandela) en de strijd voor burgerrechten in de VS (Martin Luther King), leren dat het kan. Niet door het onderdrukkende systeem op punten aan te passen, maar door het radicaal af te schaffen en te vervangen door een beter systeem. Drie ingrediënten zijn noodzakelijk om een systeemverandering te bereiken: een groot idee (wenkend perspectief), samenwerking en actiebereidheid. De visie is er. Milieudefensie verwoordt samen met actieve burgers en andere organisaties het verlangen de fossiele en grondstofverslindende economie af te schaffen en kringlopen te sluiten (circulaire economie). We willen de zeggenschap terug over onze economie en onze leefomgeving, veilige en kwalitatief goede producten, gelukkige mensen en een gezonde planeet. De betrokkenheid van mensen en de bereidheid samen te werken groeit. Een paar miljoen mensen in ons land steunen de milieu- en ontwikkelingsorganisaties. Zonnepanelen duiken overal op, biologische producten zijn niet meer weg te denken. De potentie is er. Voor de grote verandering die nodig is, moeten burgers in actie komen. Milieudefensie mobiliseert en ondersteunt hen om samen met hen bedrijven en overheid in beweging te krijgen. Milieudefensie ondersteunt hen met campagnes met steeds dezelfde mix aan uitgangspunten: we hebben een aansprekend verhaal; dat verhaal maken we persoonlijk; het verhaal gaat over Nederland en de invloed van Nederland (overheid, bedrijven) in het buitenland; daar gaan we samen met mensen iets aan doen; er is een handelingsperspectief voor die mensen.31
31. Zie bijlage 14
13
Bijlagen 1. De huidige samenleving is niet duurzaam
15
2. Uitgangspunten voor de duurzame samenleving
19
3. Inhoudelijke prioriteiten Milieudefensie
21
4. Samenwerking met anderen
22
5. Theorie van verandering
23
6. Peak Everything
26
7. Een eerlijk aarde aandeel voor iedereen
27
8. Kenmerken van het economisch systeem
32
9. Relevante maatschappelijke trends
35
10. Schets van een duurzame samenleving
37
11. Bevolkingsomvang en -groei
39
12. Middellangetermijn doelen Milieudefensie
40
13. De rol van Milieudefensie
44
14. Burgers als bondgenoten
45
15. Het domein van Milieudefensie
46
16. Halvering van de Nederlandse voetafdruk
48
14
Bijlage 1
De huidige samenleving is niet duurzaam
De huidige samenleving en economie zijn niet duurzaam en niet rechtvaardig. Een aantal planetaire grenzen is al onomkeerbaar overschreden waardoor het leven van toekomstige generaties moeilijker wordt. Dat leidt tot ernstige ecologische en sociale problemen. Deze problemen komen niet uit de lucht vallen, maar vloeien voort uit het maatschappelijke systeem waarin we leven. Met name de wijze waarop de economie is georganiseerd en functioneert is daarbij bepalend: het streven naar winst is belangrijker dan de bevrediging van menselijke behoeften en het respecteren van de grenzen die de aarde stelt. Aan de hand van drie casussen beschrijven we hoe onverantwoord we omgaan met het milieu. Daarna volgt een meer abstractere beschrijving van de problematiek.
1. De desastreuze effecten van de Nederlandse vleesindustrie In Zuid-Amerika wordt ieder jaar miljoenen hectare oerwoud gekapt. Een belangrijke drijvende kracht achter deze ontbossing is de groeiende sojateelt. Soja die verwerkt wordt in veevoer, want soja bevat veel eiwitten waar koeien, kippen en varkens goed van groeien. Na China is Nederland de grootste importeur van deze veevoersoja. Bijna alle Braziliaanse en Argentijnse soja is genetisch gemanipuleerd en wordt geteeld op enorme bedrijven. Lokale boeren worden daarvoor van hun grond verdreven, waardoor de teelt van voedselgewassen voor de regio onder druk staat. Het overvloedige gebruik van landbouwgif op de sojamonoculturen (vaak verspreid middels vliegtuigen) vervuilt de omgeving, schaadt de natuur en maakt de mensen ziek. De mondialisering van de economie leidt tot het doorbreken van grondstoffenkringlopen aan beide kanten van de oceaan, met aantasting van de bodemvruchtbaarheid tot gevolg: uitputting van de grond in Zuid-Amerika, overbemesting van de grond in Europa. Niemand heeft meer greep op hoe het gaat: veehouders voelen zich gedwongen tot het houden van dieren in megastallen, consumenten worden verleid tot het kopen van kiloknallervlees in elkaar beconcurrerende supermarkten. En deze onhoudbare ontwikkeling zet door. De situatie is ontstaan door internationale vrijhandelsafspraken hebben. Een halve eeuw geleden werd het eiwitrijke krachtvoer voor beesten nog in Europa geteeld. Dat is
nu nauwelijks nog het geval, want regionaal geteelde eiwitproducten kunnen niet concurreren met de goedkope ZuidAmerikaanse soja: krachtens handelsafspraken mag de Europese Unie geen importheffing opleggen aan soja om de teelt van Europese veevoergewassen te stimuleren. En er komen nieuwe afspraken aan, die de macht van bedrijven vergroten. Op dit moment onderhandelen de Europese Unie en de Verenigde Staten over een af te sluiten Transatlantisch Handels- en Investeringspartnerschap (TTIP). Daarin dreigt het bedrijfsleven extra instrumenten te krijgen die regeringen onder druk kunnen zetten om milieuschadelijke activiteiten (gentech, schaliegas) mogelijk te maken.
2. Crisis en ellende ten gevolge van de dominantie van geld en groei In 2008 brak mondiaal de grote financieel-economische crisis uit. De financiële wereld ging onderuit, omdat zij volstrekt was losgezongen van de reële wereld. Allerlei financiële producten zonder dekking in de reële economie (derivaten, ongedekte hypotheken) lieten het financiële systeem ontploffen als een luchtballon. Hoe had het zo ver kunnen komen? De wolven van Wall Street met hun onbegrensde begeerte konden met hun flitskapitaal doen wat ze wilden, aangemoedigd door de overheid en het overgrote deel van de bevolking, dat jaar na jaar haar koopkracht zag stijgen door de gemakkelijke toegang tot ‘goedkoop’ geld. De gevolgen voor gewone mensen, die voor een deel als kleine wolven hadden mee gedaan, waren desastreus. Ooit was het scheppen van geld de bevoegdheid van de vorst of de overheid en stond er een tegenwaarde van goud tegenover. Tegenwoordig heeft de samenleving er niets meer over te zeggen en scheppen private banken geld door middel van kredieten en schulden. De samenleving heeft geen greep meer op het financiële systeem. De financiële crisis en zijn gevolgen maakte crisisbestrijding noodzakelijk. Het recept van de meeste overheden, waaronder de Nederlandse, hield in: banken financieel steunen of nationaliseren, de economie weer op gang brengen door te zorgen dat mensen weer geld uitgeven. Kortom: door de consumptie te bevorderen. ‘Koop een nieuwe auto’, riep premier Mark Rutte de Nederlanders op. Geen greintje twijfel was er bij hem te bespeuren of er misschien iets mis was met het economische systeem. Geen notie dat bestrijding van de ecologische crisis minstens zo urgent is. 15
Ondertussen gaat de uitstoot van broeikasgassen door en verhoogt de regering de maximumsnelheid op autowegen. En zo kan het gebeuren dat de meest winstgevende onderneming van Nederland, oliemaatschappij Shell, niets doet om de klimaatproblematiek aan te pakken en een einde te maken aan onze fossiele verslaving. Shell gaat door met de winning van olie en gas ten koste van milieu en mensen (Nigeria, Oekraïne) en nam in 2009 afscheid van de verdere ontwikkeling van zonne- en windenergie. De financieel-economische crisis maakt duidelijk dat winst maken en productieverhoging geen garanties zijn dat de belangen van milieu en mensen goed behartigd worden.
3. Te veel bomen kappen leidt tot verval Er zijn sterke aanwijzingen dat het verval van de oude Maya-beschaving aan het einde van het eerste millennium werd veroorzaakt door te drastische ingrepen door de mensen zelf in hun natuurlijke milieu. In de precolumbiaanse tijd hadden de Maya’s in MiddenAmerika een hoogontwikkelde beschaving. Ze kenden het schrift, beoefenden wiskunde en hadden ver ontwikkelde vormen van kunst en architectuur. Al rond 2000 jaar voor Christus bestond er een herkenbare Maya-beschaving. Het was een stadstatencultuur onder leiding van koningen, gebaseerd op intensieve landbouw. Vanaf de achtste en negende eeuw na Christus trad het verval in. Waarschijnlijk heeft ontbossing de Maya-beschaving de das om gedaan. De Maya’s kapten steeds meer bomen om voedsel te telen voor de groeiende bevolking en om met de as van het verbrande hout de muren van hun huizen te bepleisteren. De ontbossing leidde tot erosie, verdroging en uitputting van de bodem, zodat de mensen gedwongen werden hun steden te verlaten. Archeoloog Richard Hansen ontdekte dat de muren van huizen en piramides steeds dikkere lagen pleister kregen. ‘Om zoveel pleister te maken, moesten ze veel hout verbranden.’ Waarom gebruikten de mensen zo excessief veel pleister? ‘De enige plausibele verklaring is, omdat het kon’, aldus Hansen. ‘Het was hetzelfde mechanisme dat je nu bij rijken ziet die denken dat ze gouden kranen nodig hebben in hun badkamer. Waarom rijden mensen in de stad in zware terreinwagens? Omdat het kan. Het voorbeeld van de Maya’s kan ons bewust maken van de consequenties van excessieve consumptie.’32
Grote milieuproblemen De wereld kent grote ecologische en sociale problemen. Maar niet alle problemen zijn even groot en urgent. De mensheid heeft per definitie invloed op de (levende en dode) omgeving. Mensen veranderen, bewerken en vervui32. Wikipedia, trefwoord Mayacultuur. Ook: ‘Maya’s deden zichzelf door ontbossing de das om’, in: Trouw 16 september 2011, www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/ detail/2911054/2011/09/16/Maya-s-deden-zichzelf-door-ontbossing-de-das-om.dhtml
16
len hun omgeving om in hun levensonderhoud te voorzien. Dat ingrijpen van de mens kan in evenwicht zijn met zijn natuurlijke omgeving, maar kan ook tot problemen leiden. Verantwoord gedrag en onverantwoord gedrag is van alle tijden. De mens leefde vroeger niet per se met meer respect voor de natuur, zoals blijkt uit het voorbeeld van de Maya’s. Wel waren de effecten van vroegere ingrepen vaak kleiner dan nu. Het gaat dus om de mate waarin en de wijze waarop de mens ingrijpt in het milieu. Neem afval. Er is verschil in het milieueffect van het weggooien van een bananenschil in de berm, een lozing van industriewater in de rivier, het opbergen en inpakken van hoogradioactief afval en de plastic soep in de Indische Oceaan. Problemen onderscheiden zich in omvang (lokaal – mondiaal), ernst (bananenschil of radioactief afval) en urgentie (wel of niet beheersbaar en herstelbaar). Kortom, er zijn vele soorten milieuproblemen. Waarbij we milieu omschrijven als: de fysieke leefomgeving die van invloed is op het welzijn van de mens. Milieuproblemen omschrijven we als: factoren die de kwaliteit van die fysieke leefomgeving negatief beïnvloeden; er is dus een discrepantie tussen de werkelijke situatie en een gewenste situatie. Voor mensen wier fysieke leefomgeving door bepaalde milieuproblemen wordt aangetast, zijn die betreffende milieuproblemen het belangrijkst: de hoeveelheid fijnstof in de lucht in hun leefomgeving, het risico op ziekte-uitbraak uit de naburige megastal, het door goudwinning vervuilde drinkwater in de rivier. Het is lastig daarin een hiërarchie of prioriteiten aan te brengen. De definitie van de commissie-Brundtland is daarbij behulpzaam. Het in 1987 verschenen rapport ‘Our Common Future’ geeft de volgende definitie van ‘duurzame ontwikkeling’: ‘een ontwikkeling die aan de behoeften van de huidige generaties tegemoet komt zonder de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen’33. Twee elementen uit de definitie zijn cruciaal: de (on)omkeerbaarheid van milieuproblemen en de mensen op wie het effect heeft (de hele mensheid nu en in de toekomst). Milieudefensie hanteert bij het kiezen van haar werkterrein en prioriteiten meerdere criteria. Maar het is evident dat de bestrijding van onomkeerbare milieuproblemen die het leven van mensen elders op deze wereld en in de tijd na ons bemoeilijkt, een zeer zwaarwegend criterium is. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) constateert in een recent rapport dat de meeste klassieke milieuproblemen van vervuiling van bodem, water en lucht in Nederland zijn opgelost en dat nu de mondiale milieuproblemen rond klimaat, biodiversiteit en grondstoffen om aandacht vragen. Het PBL vindt het daarom tijd om de wissels van het milieubeleid om te zetten.34 33. Tellegen 2010: 200-201 34. Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Wissels omzetten. Bouwste-
Urgente milieuproblemen Er zijn vele publicaties, schrijvers en begrippen die de urgentie en grootheid van de milieuproblematiek onder woorden brengen en inzichtelijk maken. Het is niet alleen vijf voor twaalf, maar ook op een aantal gebieden al vijf over twaalf.
Het model van Rockström Johan Rockström is directeur van het Stockholm Resilience Centre. In 2009 heeft hij met een internationale groep academici een model ontworpen, waarin negen processen worden onderscheiden die betrekking hebben op het systeem aarde en essentieel zijn voor de menselijke overleving. Deze processen kennen grenzen die niet overschreden mogen worden. Dat zijn de Planetary Boundaries35. Zolang deze grenzen niet worden overschreden, beweegt de mens zich in de ‘veilige werkruimte’. Als de grenswaarden (ook wel kantelpunten genoemd) wel worden overschreden, ontstaat het risico dat er onomkeerbare en abrupte veranderingen in het milieu plaatsvinden, die het leven op aarde minder leefbaar maken. Het raamwerk is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat duidelijk maakt dat sinds de industriële revolutie menselijke activiteiten de belangrijkste aanstichter van de milieuverandering op de wereld zijn geworden. De negen planetaire grenzen die Rockström en de zijnen onderscheiden zijn: klimaatverandering, verzuring van de oceanen, de hoeveelheid ozon in de atmosfeer, de stikstofen fosfaatkringloop, zoetwatergebruik, biodiversiteitsverlies, landgebruik, chemische verontreiniging en aerosolen in de atmosfeer. Volgens Rockström zijn drie grenzen al door menselijk handelen overschreden: klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en de stikstofkringloop. Een paar voorbeelden. Voor klimaat hanteren Rockström en de zijnen een drempelwaarde van 350 ppm CO2. De planetaire grens wordt overschreden, want de huidige CO2-concentratie in de lucht is hoger, namelijk rond de 400 ppm. Voor het verlies aan biodiversiteit gaan zij uit van een drempelwaarde van uitsterftempo van 10 soorten per miljoen per jaar, terwijl er in werkelijkheid jaarlijks meer dan honderd soorten per miljoen soorten uitsterven. Als het gaat om landgebruik, is de grenswaarde van 15% van het
nen voor een robuust milieubeleid voor de 21e eeuw, PBL, Den Haag, 2013. ‘In de jaren tachtig hadden we nog echte milieuproblemen’, schrijft het PBL uitdagend. ‘Dat wil zeggen, echt zichtbare, ruikbare of voelbare problemen waarvan politici de akelige effecten konden zien om hun kiezers vervolgens te beloven deze te zullen oplossen. Vanaf de jaren negentig is hier een nieuwe generatie problemen bijgekomen; problemen die deze aanschouwelijkheid missen’ (p.34), zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. De oude aanpak van een nationale overheid die de problemen in kaart brengt en beleidsdoelen en kwaliteitsnormen voor lucht, water en grond stelt (p. 18), werkt niet meer bij de bestrijding van transnationale milieuproblemen, onder andere omdat ‘een daadkrachtige mondiale overheid op het wereldtoneel ontbreekt’ (p.14). 35. Johan Rockström, W.L. Seffen en 26 anderen, ‘Planetary Boundaries: Exploring the Safe Operating Space for Humanity’, in: Ecology and Society, 14 (2), 2009; te vinden op: www.ecologyandsociety. org/vol14/iss2/art32/.
landoppervlak dat is omgezet in akkerland nog niet bereikt; dat percentage is op dit moment 11,7%.36
De ecologische voetafdruk De ecologische voetafdruk drukt het beslag van de menselijke consumptie op het milieu uit in de hoeveelheid hectares op aarde die daarvoor nodig zijn. De biocapaciteit van de aarde is 12 miljard hectares. Op dit moment is de ecologische voetafdruk van de totale mensheid 18,2 miljard globale hectares. De mensheid gezamenlijk consumeert dus jaarlijks meer dan de aarde blijvend kan leveren en opnieuw aanmaken aan grondstoffen en gebruiksruimte. We teren in. Dat wordt vaak aangeduid met het Engelse woord ‘overshoot’, dat ‘voorbijschieten’ of ‘doorschieten’ betekent. Die duurzaamheidsbarrière werd voor het eerst doorbroken in 1987. De mensheid leeft dus op te grote voet. De overshoot dreigt in de toekomst nog toe te nemen door het nog steeds groeien van de wereldbevolking én door de toename van de welvaart van veel aardbewoners. Als alle aardbewoners een Europese of Amerikaanse leefstijl zouden hebben, dus ook alle Chinezen en Indiërs, zijn er twee tot vier extra planeten zoals de aarde extra nodig om dat langdurig mogelijk te maken37.
Sociale problemen groot en urgent De schaal waarop de mensheid nu de aardse voorraden aanspreekt, is nog nooit vertoond. Grondstoffen worden uitgeput, gevolgen van menselijk handelen hebben onomkeerbare gevolgen op het systeem aarde. Een aantal kritische grenzen is al overschreden, andere grenzen dreigen binnenkort te worden overschreden. Het point of no return zijn we gedeeltelijk al gepasseerd. Dat brengt het voortbestaan van het ecologisch systeem en de bestaansmogelijkheden van de mens in gevaar. Deze ecologische grensoverschrijdingen hebben ook grote sociale gevolgen. De nadelige effecten van klimaatverandering zoals zeespiegelstijging, onstuimiger weer (storm en regen) en verschuiving van klimaatzones zijn ongelijk verdeeld over de wereld. Er is een ‘omgekeerde relatie tussen de historische verantwoordelijkheid voor de opwarming en de kwetsbaarheid voor de problemen’, zo beschrijven Peter Tom Jones en Vicky De Meyere de situatie. ‘De landen die de laatste 200 jaar voor de grootste uitstoot hebben gezorgd (de Verenigde Staten, Europa en Japan: ongeveer 60 procent van de historische koolstofuitstoot) zijn niet de landen waar nu en in de toekomst de meeste slachtoffers vallen. In dit verband spreekt men van klimaatonrechtvaardigheid, zowel binnen de huidige generaties als ten aanzien van de toekomstige generaties. Het klimaatvraagstuk is in
36. Voorbeelden ontleend aan: en.wikipedia.org/wiki/Planetary_boundaries. Algemeen wordt het bestaan van planetaire grenzen erkend, er is echter discussie over waar die grenzen precies liggen. 37. Juffermans 2006:15
17
essentie een ethisch probleem.’38 Zuidelijke landen zijn vanwege hun lagere welvaart minder in staat zich aan te passen en te verweren tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het verlies aan mondiale biodiversiteit hangt nauw samen met grootschalige ontbossing en overvloedig gebruik van bestrijdingsmiddelen in het Zuiden ten behoeve van hout en monoculturen van handelsgewassen (zoals soja en palmolie) voor de rijke landen. Verzamelaars en voedsellandbouwers worden van hun grond verdreven en de voedselsoevereiniteit en het bestaan van grote groepen mensen komen in het gedrang. De winning van grondstoffen leidt vaak tot enorme vernieling: lekkende oliepijpen van Shell in Nigeria vervuilen het viswater van de bewoners; tinwinning maakt van het Indonesische eiland Bangka een onherbergzaam maanlandschap; de goudwinning in Suriname leidt tot kwikvergiftiging van de gouddelvers en vissen. De ecologische crisis manifesteert zich vooral als een sociale strijd in het Zuiden: strijd om grond, strijd om grondstoffen, strijd om een gezonde leefomgeving, strijd om zeggenschap. In zijn boek Klimaatoorlogen schrijft de Duitse socioloog en sociaalpsycholoog Harald Welzer dat de conflicten in de 21ste eeuw ‘niet meer gaan over ideologieën of politieke systemen, maar voor alles over de toegang tot natuurlijke hulpbronnen als water, olie, gas en vruchtbaar land’. Hij laat zien ‘dat in een wereldeconomie die gebaseerd is op het ongebreidelde exploiteren van de natuur de armste gebieden de grootste klappen te verduren krijgen – zoals de burgeroorlog in Soedan en de orkaan Katrina al hebben bewezen.’ De rijke landen zullen met klimaatvluchtelingen te maken krijgen.39 Dat wij in Nederland misschien nog niet massaal beseffen dat een aantal planetaire grenzen zijn overschreden of binnenkort worden overschreden, komt omdat wij ons ecologische tekort verhalen op armere en zuidelijke landen. Nederland ‘gebruikt’ voor zijn behoefte aan krachtvoer voor zijn varkens, koeien en kippen jaarlijks circa 770.000 hectare (1,5 miljoen voetbalvelden) landbouwgrond in ZuidAmerika, waarop veevoersoja wordt geteeld. Zo gebruiken we ook bossen elders die onze broeikasgasuitstoot compenseren en betrekken we grondstoffen uit mijnbouw die elders het landschap ruïneert. Veel recente publicaties over ‘landroof’ besteden aandacht aan deze ‘moderne vorm van kolonialisme’. In het Zuiden worden de negatieve milieu-implicaties van ons consumptiegedrag nu al gevoeld. Geen wonder dat het urgentiegevoel over de problematiek bij burgers en maatschappelijke organisaties in het Zuiden vaak groter is dan bij ons in het Noorden. Het hoort tot de taak van Milieudefensie om dat aan de mensen die hier nu wonen duidelijk te maken. 38. Peter Tom Jones & Vicky De Meyere, Terra Reversa. De transitie naar rechtvaardige duurzaamheid, Jan van Arkel, Utrecht, 2009, Utrecht, p.63 39. De samenvatting van Welzers boek is ontleend aan: www.bol.com/ nl/p/de-klimaatoorlogen/1001004006414722/
18
Bijlage 2
Uitgangspunten voor de duurzame samenleving
Milieudefensie heeft geen blauwdruk voor de duurzame en eerlijke samenleving. Zo’n blauwdruk kunnen en willen we niet geven. Ten eerste is het onmogelijk de toekomst te voorspellen. Het is vrijwel ondoenlijk om over de schutting van de huidige leefwereld ver in de toekomst te kijken. Veel zaken die in de toekomst werkelijkheid worden, zijn nu niet voorstelbaar en onvoorspelbaar. De menselijke creativiteit stelt ons steeds weer voor verrassingen, of het nu gaat om technologische ontwikkelingen of om sociale verhoudingen. Maar Milieudefensie wíl ook geen blauwdruk voor de toekomst geven40. Want de geschiedenis leert ons dat wensbeelden voor de toekomst kunnen inspireren en verleiden, maar dat blauwdrukken die uitgaan van een statische eindtoestand niet reëel en gevaarlijk zijn: zij moedigen het denken niet aan, maar stoppen het juist. Toekomstbeelden hebben we nodig om ons hoop en richting te geven, niet om ons dwingend voor te schrijven wat we wel en niet mogen doen om gelukkig te zijn.41 Milieudefensie schetst daarom een inspirerend beeld van hoe de gewenste toekomst er uit zou kúnnen zien en formuleert de uitgangspunten en principes waaraan die samenleving moet voldoen wil zij duurzaam en eerlijk zijn: 1. Iedere aardbewoner heeft recht op een schone, gezonde en veilige leefomgeving; 2. De activiteiten en consumptie van de mensheid vinden plaats binnen de draagkracht van de aarde. De draagkracht van de aarde bepaalt hoeveel milieugebruiksruimte er voor de mensheid is;
3. Alle wereldbewoners hebben evenveel recht op de milieugebruiksruimte van de aarde. Op dit moment is voor iedere aardbewoner een ‘eerlijk aarde aandeel’ van gemiddeld 1,8 gha beschikbaar; 4. De samenleving en economie zijn zo georganiseerd dat íedere wereldburger gebruik kan maken van zijn eerlijk aarde aandeel, zodat hij ten minste kan voorzien in zijn eerste levensbehoeften (eten, slapen, gezondheid, vriendschap/menselijke warmte) maar zich daarnaast ook kan ontwikkelen en ontspannen (onderwijs, cultuur); 5. De ecologische voetafdruk van Nederland is veel te groot (op dit moment 6,3 gha), waardoor we het voor anderen onmogelijk maken hun eerlijk aarde aandeel te benutten. Daarom dringen wij onze voetafdruk drastisch terug, tot het eerlijk aarde aandeel. Op dit moment is het eerlijk aarde aandeel 1,8 gha; in het jaar 2050 is dat vanwege de groei van de wereldbevolking teruggelopen naar 1,3 gha;42 6. Nederland kan zijn ecologische voetafdruk verminderen door anders (minder milieubelastend en minder materieel) en minder te consumeren. Omvorming van de economie in een circulaire economie met gebruik en hergebruik van grondstoffen is daarvoor noodzakelijk. Het gebruik van efficiëntere producten kan daarbij helpen, mits dat niet leidt tot meer consumptie (reboundeffect43); 7. Doel van de economie en het bedrijfsleven is het voorzien in de menselijke behoeften, níet in het produceren van zoveel mogelijk (materiële) goederen, het maken van
40. Vijfenveertig jaar geleden heeft Milieudefensie wél een blauwdruk voor de toekomst gepubliceerd. In 1972 publiceerde de Stichting Raad voor Milieudefensie, de voorloper van de vereniging Milieudefensie, Blauwdruk voor overleving, een vertaling van het door het Engelse tijdschrift The Ecologist gepubliceerde document Blueprint for Survival. Egbert Tellegen schrijft kritisch over dit rapport, waarin ecosystemen en sociale systemen als gelijksoortige systemen worden beschouwd (Groene Herfst. Een halve eeuw milieu, Amsterdam University Press, Amsterdam,2010, p. 57-9). Annemarie Opmeer noemt het rapport ‘een vreemde mix van verstikkende moraliteit en radicaal durven aankaarten van echte problemen’ (Een nieuwe Samenleving, in: Down to Earth, 10 april 2011).
42. Bij de berekening van het eerlijk aarde aandeel wordt uitgegaan van een biocapaciteit van de aarde van 11,3 miljard hectare. Als we die biocapaciteit delen door 6,15 miljard aardbewoners (2001) komen we uit op 1,8 gha per persoon; als we delen door 9 miljard aardbewoners (2050) komen we uit op 1,3 gha.
41. De historicus Rutger Bregman (1988) pleit voor een terugkeer van het utopisch denken. Wat is ónze droom van een betere wereld? We moeten niet nostalgisch terugverlangen naar het verleden, maar beseffen dat wij wat aan de toekomst kunnen doen. Bregman zet zijn visie onder andere uiteen in zijn boek Geschiedenis van de vooruitgang (Bezige Bij, 2013) en in een uitzending van het televisieprogramma Tegenlicht op 23 februari 2014, getiteld De noodzaak van een utopie (tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2013-2014/de-noodzaak-van-een-utopie.html).
43. Het Instituut voor Milieuvraagstukken omschrijft in Het reboundeffect bij resource efficiency (IVM, Amsterdam, december 2013) het reboundeffect als volgt (p.5): ‘Door verbeteringen in de resource efficiency kunnen de productie en het gebruik van goederen en diensten echter ook goedkoper worden, waardoor de vraag ernaar toeneemt. Dat kan de besparingen op energie en andere natuurlijke hulpbronnen deels weer teniet doen.’ Het IVM onderscheidt drie verschijningsvormen: het directe reboundeffect (efficiencyverbetering leidt tot prijsdaling die leidt tot grotere vraag van het betreffende product), het indirecte reboundeffect (genoemde prijsdaling leidt tot grotere vraag naar andere goederen en diensten) en het economie-brede reboundeffect (de verschuivingen in vraag en aanbod ten gevolge van de efficiencyverbetering hebben gevolgen voor het gebruik van hulpbronnen). Zie: www.pbl.nl/sites/default/ files/cms/publicaties/pbl-2013-het-reboundeffect-van-resourceefficiency.pdf.
19
winst en de vergroting van aandeelhouderswaarde. De economie en het bedrijfsleven staan ten dienste van de samenleving, niet andersom; 8. Mensen zijn niet óf consument óf burger óf producent, maar altijd een knooppunt in een netwerk van economische, sociale en politieke structuren. Daarbinnen handelen zij en nemen zij verantwoordelijkheid voor hun gedrag; 9. Mensen (samenlevingen) hebben (meer) zeggenschap over hun omgeving en de beschikbare ‘productiemiddelen’. Mensen zijn nauw betrokken bij de opwekking van de duurzame energie en bij de voedselproductie in hun regio. Het is sterk afhankelijk van de lokale situatie en de beschikbare hulpbronnen op welke schaal energiesoevereiniteit en voedselsoevereiniteit gerealiseerd kunnen worden; 10. De productie en consumptie van goederen en diensten vinden zo dicht mogelijk bij elkaar plaats. Dat wil zeggen: regionalisering van de productie en verkorting van handels- en productiestromen. Ontwerp en kennisuitwisseling vinden wel mondiaal plaats. Er is dus sprake van glokalisering (in plaats van globalisering).
20
Bijlage 3
Inhoudelijke prioriteiten Milieudefensie
In deze visie beschrijven we niet de specifieke thema’s waarmee Milieudefensie zich nu bezighoudt of in de toekomst kan bezighouden. Die concretisering vindt plaats in Algemene Beleidsplannen. Toch maken we hier één concretiseringsslag: de onderwerpgebieden waarmee Milieudefensie zich nu en in de toekomst bezighoudt. We gaan daarbij uit van de opvatting dat Milieudefensie wil dat iedere aardbewoner recht heeft op zijn eerlijk aarde aandeel, dat daarvoor onder meer de voetafdruk van de Nederlandse consumptie omlaag moet en het maatschappelijk en economische systeem moet veranderen. Bovendien gaan we uit van de middellangetermijndoelen (zie Bijlage 13). Dat leidt tot vier onderwerpgebieden:
1. Bevrijding van fossiel De negatieve milieugevolgen van het gebruik van fossiele brandstoffen zijn enorm. De wereld moet af van zijn fossiele verslaving, om te beginnen in Nederland. Een fossielvrij Nederland kan bereikt worden door energiebesparing en verduurzaming van de energieopwekking.
2. Circulaire economie Veel grondstoffen zijn schaars en op termijn dreigt uitputting. We moeten zuinig zijn met grondstoffen en ze zoveel mogelijk hergebruiken. Producten moeten worden ontworpen voor een lange levensduur, reparabel zijn en de onderdelen ervan her te gebruiken. In de agrarische sector betekent dat het sluiten van de regionale voer-mestkringloop.
3. Zeggenschap De globalisering van de economie en de bovenmatige macht van multinationale bedrijven leiden tot ertoe dat de collectieve belangen van mens en milieu het onderspit delven tegen het winststreven van enkelen. Grotere zeggenschap van burgers over de productie van goederen en diensten en over hun eigen leefomgeving leidt tot verantwoordelijker productie en consumptie. We zetten ons in voor voedselsoevereiniteit en energiesoevereiniteit.
4. Kwaliteit leefomgeving Voor een prettig en goed leven van de mens én voor de fauna en flora is een schone, gezonde en veilige leefomgeving een belangrijke voorwaarde. Daarom wordt vervuiling van lucht, water en bodem door uitstoot en afval en vernietiging van natuur en landschap ongedaan gemaakt en voorkomen. 21
Bijlage 4
Samenwerking met anderen
Een fundamentele maatschappelijke verandering tot stand brengen is het werk van velen. Milieudefensie kan dat niet alleen. Al was het alleen al maar omdat het bestaande systeem dat we willen veranderen, sterk is en zich niet zo maar eventjes laat veranderen omdat wij dat zo graag willen. De bestaande orde wordt geschraagd door gevestigde belangen en zal alles in het werk stellen om aantasting van die orde en belangen te verhinderen. Dus we hebben veel tegenmacht nodig om verandering tot stand te brengen. ‘Veel’ in termen van aantal (veel mensen en organisaties) en in termen van kwaliteit (cruciale krachten en organisaties). Het streven naar een eerlijke en duurzame samenleving is bovendien een breed doel. Milieudefensie neemt daarbij primair het milieu-aspect (in brede zin) voor haar rekening. Samen met andere milieuorganisaties. Maar het doel kent vele andere aspecten die tot het werkgebied horen van andere maatschappelijke krachten en organisaties. Zoals de totstandbrenging van een eerlijker economie, die zowel de belangen van werkers hier (vakbonden, boerenorganisaties), van consumenten hier (consumentenorganisaties) als mensen in derde wereldlanden (ontwikkelingsorganisaties, boerenorganisaties) raken. Ook organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en emancipatie (op het gebied van etniciteit en sekse) spelen een belangrijke rol. Het is voor een milieuorganisatie als Milieudefensie belangrijk te beseffen dat werken vanuit een beperkte definitie van milieu onvoldoende veranderkracht genereert om de gewenste systeemverandering tot stand te brengen. ‘Het lot van de ijsbeer motiveert slechts een minderheid in onze samenleving’, schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving in haar recente rapport waarin zij bouwstenen voor het toekomstige milieubeleid aandraagt44. Een fundamentele omslag ‘zal nooit plaatsvinden om milieuredenen alleen. [ ] Maar in combinatie met kansen op nieuwe banen, een versterking van de economie, lagere woonlasten, een betere gezondheid en een hogere kwaliteit van leven is het wél mogelijk een meerderheid te mobiliseren. Een combinatie van wenselijkheden kan, mits goed gemotiveerd, een coalitie tot stand brengen die in staat is tot wezenlijke verandering.’
44. Planbureau voor de Leefomgeving, Wissels omzetten. Bouwstenen voor een robuust milieubeleid voor de 21e eeuw, PBL, Den Haag, 2013, p.41.
22
Het is belangrijk om de strategie en taakverdeling goed af te stemmen met deze andere krachten en actoren. Milieudefensie doet dat op vier manieren. 1. In eerste instantie in de internationale organisatie waarvan wij lid zijn: Friends of the Earth International (FOEI) en haar Europese tak Friends of the Earth Europe (FOEE). FOEI is ‘the worlds largest grassroots environmental network, uniting 74 national member groups and some 5,000 local activist groups on every continent. With over 2 million members and supporters around the world, we campaign on today’s most urgent environmental and social issues. We challenge the current model of economic and corporate globalization, and promote solutions that will help to create environmentally sustainable and socially just societes’45. Milieudefensie streeft in haar internationale campagnes naar gelijkwaardigheid, waarbij zij en haar zusterorganisaties samen de strategie bepalen en ieder die in haar eigen omgeving uitvoert. Milieudefensie ondersteunt zusterorganisaties in ontwikkelingslanden en kleinere Europese zusterorganisaties inhoudelijk en financieel bij het versterken van hun capaciteit om overheden, bedrijven en andere spelers te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door samen met deze organisaties campagne te voeren, hun medewerkers in contact te brengen met politici in Den Haag en Brussel en met de Nederlandse media om hier hun zaak te bepleiten, door hen te adviseren op het gebied van organisatieontwikkeling, en door bij te dragen aan de uitbreiding van hun kennis en netwerken. 2. In Nederland overlegt Milieudefensie regelmatig met andere milieuorganisaties over strategie en taakverdeling. Het gaat hierbij om organisaties als Greenpeace, Natuur & Milieu en de provinciale Milieufederaties. 3. Milieudefensie werkt samen met andere organisaties op deelonderwerpen. Oxfam Novib, Amnesty International en de vakbeweging zijn daarbij belangrijke partners. Het is wenselijk om deze samenwerking en onderlinge afstemming te intensiveren. 4. Burgers en burgerinitiatieven zijn cruciale partners voor Milieudefensie. Op dit gebied vinden allerlei nieuwe ontwikkelingen plaats, mede gestimuleerd door de moderne communicatiemogelijkheden. Aansluiten bij initiatieven van burgers, deze ondersteunen en met hen samenwerken zijn hierbij de richtinggevende trefwoorden.
45. Website van Friends of the Earth International, onder Member groups: http://www.foei.org/member-groups/
Bijlage 5
Theorie van verandering
Bij de beschrijving van de Theorie van Verandering waarvan Milieudefensie uitgaat, baseren wij ons met name op twee auteurs die hebben geschreven over ‘transformatie’ (McLaren) en ‘transitie’ (Rotmans). Duncan McLaren was medewerker van onze zusterorganisatie Friends of the Earth Schotland en ENWI. Op de jaarvergadering van Friends of the Earth Europe in 2011 in Wijk aan Zee zette hij zijn visie uiteen over ‘transformatieve verandering’ en hoe die tot stand te brengen.46 Jan Rotmans is hoogleraar transitiekunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en houdt zich al ruim twintig jaar bezig met transitie en duurzaamheid.47 Milieudefensie gebruikt de woorden verandering, transformatie en transitie door elkaar, met een voorkeur voor het woord transformatie omdat dat het beste de lading dekt van hetgeen Milieudefensie beoogt en noodzakelijk vindt: een grondige verandering van het huidige systeem.
Drie niveaus Bij de beschrijving van een samenleving en van een maatschappelijk systeem (dat is een sector of en deel van de samenleving) onderscheiden we drie lagen: de structuur, de cultuur en de onderstroom. Met de structuur van de samenleving bedoelen we ‘de institutionele, economische en fysieke inrichting van een systeem’48. In transitiejargon wordt de structuur ook wel ‘regime’ genoemd. Met cultuur bedoelen we ‘een set van gedeelde denkbeelden, waarden en paradigma’s’. Met onderstroom bedoelen we initiatieven die een alternatief zijn voor het bestaande. Rotmans noemt dat in zijn transitiejargon ‘niches’ en hij definieert die als ‘opkomende en afwijkende, instabiele structuren, culturen en werkwijzen’.
Onderlinge relaties De drie onderdelen van een systeem zijn onderling sterk en complex met elkaar verbonden. Zij beïnvloeden elkaar. Het is belangrijk die onderlinge relaties te doorgronden om een correcte analyse van de bestaande situatie te kunnen maken en een adequate strategie voor verandering te formuleren. Structuren doen er alles aan om zichzelf in stand te hou46. Duncan McLaren, Delivering Transformation: a Challenge to Friends of the Earth Europe, discussiepaper voor de jaarvergadering van FOEE in Wijk aan Zee, mei 2011. 47. Jan Rotmans, In het oog van de orkaan. Nederland in transitie, Aeneas, Boxtel, 2012 48. De hier geciteerde definities zijn ontleend aan Rotmans 2012:236, 238.
den. Daarbij maken zij dankbaar gebruik van de culturele laag. De bestaande ideologie werkt bevestigend voor de bestaande structuur, net zo goed als een tegencultuur de legitimiteit van de bestaande structuur kan ondermijnen. Bijvoorbeeld: de Nederlandse economische structuur waarin voor de meeste bedrijven het maken van winst of aandeelhouderswaarde de belangrijkste drijfveer is, wordt mede in stand gehouden door een cultuur waarin de status van mensen in belangrijke mate wordt afgemeten aan de hoogte van hun inkomen en de toegang tot consumptiegoederen (huis, auto, vakantie). Onderstromen oefenen door hun bestaan én door hun uitingen druk uit op de bestaande structuur en cultuur. Om bij ons voorbeeld te blijven: de goederen en diensten die in een alternatieve praktijk van voedselcoöperaties worden geproduceerd, worden primair geproduceerd om de reële behoeften van mensen te bevredigen en bij die productie wordt rekening gehouden met het milieu en met de zeggenschap van consumenten. Natuurlijk moet er ook aan verdiend worden, maar geld verdienen is niet het enige of doorslaggevende argument bij bedrijfsbeslissingen.
Wat is maatschappelijke verandering? Onder een grondige maatschappelijke verandering (transformatie) verstaan we een fundamentele verandering van het sociale en economische systeem. Bij zo’n transformatie is sprake van een niet-lineaire verandering, er is een breuk met het verleden. Terugkeer naar het vorige systeem is onmogelijk of slechts met zeer veel moeite.49 Uitgaande van de drie lagen die we hierboven onderscheiden, moet er sprake zijn van een fundamentele verandering van de structuur om te kunnen spreken van een transformatie. Een dergelijke structuurverandering kan echter slechts gerealiseerd worden als actie wordt gevoerd richting alle drie genoemde lagen, zoals we in de volgende paragraaf nader toelichten. We maken hierbij nog het onderscheid tussen transformatie van de hele samenleving en transformatie van een deel van de samenleving. Rotmans heeft het in zijn definitie van transitie over ‘een fundamentele verandering in de structuur, cultuur en werkwijze van een maatschappelijk systeem’. Een maatschappelijk systeem kan volgens hem 49. Een transitie is ‘een ingrijpende, onomkeerbare verandering van (een deel) van de samenleving (…), een fundamentele verandering in de structuur, cultuur en werkwijze van een maatschappelijk systeem’ (Rotmans 2012:236). Zie ook: McLaren 2011:7.
23
‘een publiek stelsel of sector zijn, maar ook een regio, stad, eiland, branche, keten of bedrijf’. McLaren geeft een minder algemene definitie van transformatie, maar beschrijft concreet de maatschappelijke verandering die hij als prominent van Friends of the Earth Europe wil: verandering van de huidige samenleving ‘in een postkapitalistische samenleving waarin identiteit wordt gevonden in de gemeenschap en coproductie van welzijn’.50 De feitelijke transformatie kan verschillende gedaantes hebben. Bestaande structuren en machthebbers die inzien dat hun oude positie onhoudbaar is, kunnen eieren voor hun geld kiezen en zich aanpassen aan de nieuwe eisen des tijds. Maar het oude kan ook daadwerkelijk zijn plek verliezen, omdat er sprake is van een letterlijke vervanging van de oude machthebbers en structuren door nieuwe. Dat laatste kan gebeuren middels politieke besluitvorming en/ of feitelijke veranderingen in de maatschappelijke praktijk. Zonder slag of stoot gaat het niet. ‘Een transitie is dus een machtswisseling met vele gezichten’, schrijft Rotmans51. ‘In alle gevallen is sprake van strijd en confrontatie (...) omdat bestaande structuren en instituties worden afgebroken en nieuwe worden opgebouwd. Dat betekent een rechtstreekse bedreiging van de bestaande orde. Dat impliceert dat bij een geslaagde transitie een totaal ander speelveld ontstaat.’
Systeemverandering van oud naar nieuw (op de illustratie: van links naar rechts) komt tot stand door een complexe interactie tussen structuur, cultuur en onderstroom. Veranderingen in de cultuur beïnvloeden het oude systeem en stimuleren de onderstroom en nieuwe economische vormen. Het bestaande systeem en de onderstroom reageren op elkaar. Zaden van de nieuwe economie in de onderstroom beïnvloeden de cultuur en kunnen uitgroeien tot de dominante nieuwe structuur. Als de verandering in cultuur ver genoeg, de bestaande structuur verzwakt en de onderstroom sterk genoeg is, ontstaat een kantelpunt (vierde bolletje van rechts). Illustratie ontleend aan een publicatie van SMART CSOs (zie noot 54).
Strategie om transformatie tot stand te brengen Wat kun je als burger en als maatschappelijke organisatie doen om de gewenste transformatie te bevorderen? Er zijn omstandigheden waarin maatschappelijke transformatie kansrijk is. Zowel McLaren als Rotmans beschrijft een aantal van die omstandigheden52. Het bestaande systeem is instabiel geworden, kwetsbaar en vatbaar voor verandering. Die instabiliteit kan worden veroorzaakt door een groeiende kloof tussen grote maatschappelijke ontwikkelingen (trends) en het bestaande systeem: het systeem veroudert en brokkelt af, omdat het niet meer voldoet aan de eisen van de tijd en/of omdat er vanuit de samenleving steeds grotere kritiek en druk op is. Tegelijkertijd met die instabiliteit van het bestaande systeem moet de onderstroom sterk genoeg zijn om op het juiste moment de zaken te kunnen overnemen en naar zijn hand te zetten. De onderstroom, de niches, oefenen druk uit. Dan ontstaan er ‘kantelmomenten’ (tipping points) en ‘kantelfases’. Er is nog maar een klein duwtje nodig om de transformatie te laten plaatsvinden. Volgens Milieudefensie is een aanpak op alle drie de niveaus (structuur, cultuur, onderstroom) noodzakelijk om de gewenste transformatie tot stand te brengen. Het is belangrijk een uitgekiende mix van aanpakken en activiteiten te formuleren. Daarbij moet bedacht worden dat er een zekere volgorde zit in de verandermogelijkheden van de drie niveaus. Pas bij voldoende culturele verandering en massa in de onderstroom ontstaat er voldoende druk om structurele verandering van het systeem mogelijk te maken. Anderzijds is het ook zo dat structurele veranderingen bijdragen aan de verspreiding van een andere cultuur. Een ander aandachtspunt bij de vaststelling van de mix van aanpakken is de analyse van de transitiefase waarin een bepaald thema of bepaalde sector zich bevindt. Soms is een onderwerp nog helemaal aan het begin en moet het nog geagendeerd worden, voor andere thema’s is de kantelfase al aangebroken. Zowel McLaren als Rotmans benadrukt, naast veel andere zaken, het belang van de ontwikkeling van concrete alternatieven in de praktijk. McLaren53 noemt dat ‘reinvention’, dat we moeilijk in één woord kunnen vertalen. Hij onderscheidt drie strategieën: revolution, subversion en reinvention. Revolutie wijst hij af als te moeilijk (moeilijker dan reinvention) en te risicovol (risico’s op geweld en misbruik). Onder ‘reinvention’ verstaat hij: ‘designing and demonstrating alternative systems in practice in any spaces left (relatively) untouched by the conventional system’. Hij wil de reinvention-strategie graag combineren met die van subversie, ondermijning van het systeem van binnenuit door regels te veranderen. Die combinatiestrategie van ondermijnen
50. McLaren 2011:1
52. McLaren 2011:9; Rotmans 2012:238, 241
51. Rotmans 2012:240
53. McLaren 2011:16
24
en opbouwen is volgens hem geschikt om het kantelmoment dichterbij te brengen. Rotmans54 kent eveneens groot belang en kracht toe aan de ‘innovatieve kracht en verandermacht’ van de onderstroom, de niches. Transformatie tot stand brengen is een complexe aangelegenheid. We hebben hierboven al gewezen op de onderlinge samenhang tussen de drie lagen. Belangrijk is te beseffen dat acties op het ene niveau zowel positieve als negatieve invloed kunnen hebben op andere niveaus. Er moet erop letten dat activiteiten effectief zijn, geen ongewenste neveneffecten hebben en de bestaande situatie niet versterken. In een recente publicatie van Smart CSO’s wordt daar aandacht aan besteed55. Een voorbeeld van ongewenste nevenactiviteiten treedt op wanneer een maatschappelijke organisatie milieuresultaten wil boeken bij bestaande overheden en daarom om tactische redenen alle systeemkritiek achterwege laat. Dan draagt die NGO met zijn actie bij aan versterking van het bestaande systeem. Ook de geringe aandacht voor de culturele dimensie van de Grote Transitie onderschat volgens Smart CSOs het belang en de kracht van cultuur in brede zin als ondersteuner van het bestaande respectievelijk als ondermijner daarvan. Ook Rotmans benadrukt de complexiteit van maatschappelijke verandering. ‘Feit is dat transities vaker mislukken dan dat ze slagen’, schrijft hij. Het komt er op aan goed om te gaan met het krachtenveld tijdens de kantelfase en het juiste duwtje te geven. Proberen de gevestigde macht van binnenuit te veranderen is volgens hem tot mislukken gedoemd, want de kalkoen zet zichzelf niet op het kerstmaal. Maar ook een strategie om alleen met nichespelers buiten het regime te werken, levert niets op. ‘Een transitie kan slagen als de juiste coalities ontstaan van nichespelers binnen en buiten het regime, samen met veranderingsgezinde regimespelers.’56
komen van het bestaande. Sluit aan op bestaande goede praktijken, ontwikkel nieuwe, steun die.
2. Werk aan een andere cultuur Ondermijn de gevestigde waarden en normen die onduurzaamheid in stand houden, bevorder een duurzame en eerlijke cultuur.
3. Ondermijn het bestaande Snoer het onduurzame karakter van het bestaande systeem en delen ervan in, ontmasker en bestrijd kwalijke praktijken, werk aan de destabilisering van het bestaande systeem om het kantelmoment dichterbij te brengen. Het is belangrijk om, voordat we aan de slag gaan, te analyseren in welke fase van transformatie we zitten voor een sector of een thema. Dat bepaalt mede het gebruik van de strategieën. Welke zijn geschikt om de kantelfase dichterbij te brengen, welke zijn nodig om de finale kanteling tot stand te brengen. Ook moet daarbij bedacht worden met wie we dat doen.
Drie strategieën Op basis van het bovenstaande kunnen we de volgende strategieën formuleren, die cruciaal zijn om de gewenste transformatie naar een duurzame en eerlijke samenleving tot stand te brengen:
1. Bouw concreet aan het alternatief in de praktijk Dat heeft een voorbeeldfunctie, inspireert, oefent druk uit op het bestaande, en kan te zijner tijd volledig in de plaats 54. Rotmans 2012:238 55. SMART CSOs, How to break out of the system trap? A model to support conversations for a more strategic activism, discussiepaper voor de Civil Society in Transition Conference van oktober 2013. Smart CSO’s is een een samenwerkingsverband van leiders van maatschappelijke organisaties (CSO is de Engelse afkorting voor maatschappelijke organisatie: civil society organisation), wetenschappers en fondsenwervers die zich verdiepen in strategieën om fundamenteel de sociale en ecologische crisis aan te pakken. 56. Rotmans 2012:240
25
Bijlage 6
Peak Everything
De hoeveelheid niet-hernieuwbare grondstoffen (olie, koper, fosfor, om er een paar te noemen) die gewonnen wordt neemt toe. Er komt echter een moment dat de makkelijk winbare voorraden van een grondstof opraken en de winning van die grondstof steeds moeilijker (kostbaarder) wordt. Dat piekmoment is een keerpunt: de overschrijding van een grens die veelzeggend is over ons gebruik van niethernieuwbare grondstoffen. Het moment dat een piek bereikt wordt in bijvoorbeeld de olieproductie wordt Peak Oil genoemd, ook wel de hubbertpiek, naar de geofysicus King Hubbert die een model heeft gemaakt om dit piekmoment te berekenen.57 Uitputting van de (makkelijk winbare) grondstoffen leidt tot delving (van moeilijker te bereiken voorraden) tegen hogere ecologische kosten, prijsstijging en schaarste. Volgens de Amerikaanse journalist Richard Heinberg is de piekperiode voor olie omstreeks 2005 begonnen. Wanneer dit tot daling van de olieproductie zal leiden, is moeilijk te zeggen. ‘Ook al is het een dom plan om de exacte datum van de piek te willen berekenen, een verstandig mens mist de signalen niet dat de wereldwijde olie-industrie een nieuw, wanhopig tijdperk is ingegaan.’58 Niet alleen voor olie, ook voor andere grondstoffen is het jaar van hun piekproductie te berekenen. Voor een aantal grondstoffen is de situatie kritiek. Heinberg spreekt in dit verband van Peak Everything59. Hij heeft berekend dat de babyboomers in één generatie ongeveer de helft van alle niet-hernieuwbare voorraden op aarde hebben opgemaakt. Dat geldt ook voor zeldzame metalen die cruciaal zijn voor de productie van zonnepanelen, zoals galium en indium. Volgens Heinberg gedragen we ons alsof wij de laatste bewoners van de planeet zijn. Het bereiken van Peaks voor diverse grondstoffen binnen enkele tientallen jaren toont de urgentie aan ons te bezinnen op ons grondstoffengebruik. Wat er gaat gebeuren na het bereiken van die Peaks is moeilijk te voorspellen. Zal de samenleving ontwricht zijn en ineenstorten of zal zij zich tijdig voorbereiden op de overgang naar vervangende 57. De Amerikaanse geofysicus M. King Hubbert ontwikkelde zijn Peak Oil Theorie en mathematische model in 1956 om te laten zien hoe de Amerikaanse olieproductie zou kunnen verlopen. Tijdens de winning van een grondstof zal de opbrengst een levenscyclus doorlopen. Ergens in die levenscyclus zal een maximale productie per tijdseenheid optreden. Zodra de winning meer energie kost dan zij oplevert, zal zij worden gestaakt. Zie: nl.wikipedia.org/wiki/Hubbertpiek 58. www.peakoil.nl/2014/01/13/wat-is-piekolie-voorpublicatie-nieuwe-boek-richard-heinberg/ 59. Richard Heinberg, Peak everything: Waking Up to the Century of Declines, 2007
26
grondstoffen? En welke vervangers zullen dat dan zijn? Het opraken van aardolie kan immers een impuls geven aan het winnen van nog milieuschadelijker grondstoffen zoals schaliegas of biomassa, zij kan ook het maatschappelijk draagvlak voor kernenergie (met bijna eeuwig levensgevaarlijk kernafval), de betaalbaarheid en haalbaarheid van zonnepanelen stimuleren, en/of leiden tot massale energie besparing. Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen fossiele grondstoffen en andere niet-hernieuwbare grondstoffen. Fossiele grondstoffen (zoals kolen, olie en gas) leiden tijdens hun gebruik tot ernstige milieuvervuiling. Daarom wil Milieudefensie dat het gebruik van deze grondstoffen zo snel mogelijk stopt. Het is niet een kwestie van zuinig zijn op de voorraad fossiele grondstoffen, maar die hele voorraad niet meer willen gebruiken. Voor de andere niet-herwinbare grondstoffen ligt dat anders. Hun gebruik is niet inherent slecht voor het milieu. Die kunnen we dus blijven gebruiken. Maar wel op een verantwoorde manier, want uiteindelijk zijn de voorraden eindig. Zuinig omgaan met en zoveel mogelijk hergebruik van deze grondstoffen is daarom het devies.
Bijlage 7
Een eerlijk aarde aandeel voor iedereen
Milieudefensie wil dat alle mensen op aarde en de generaties na ons prettig kunnen leven. Daarom willen we een gezonde en veilige leefomgeving voor iedereen. Dat geldt niet alleen voor ons in Nederland en in Europa, maar ook voor mensen elders op de wereld en voor de generaties na ons. Om dat prettige leven en die gezonde leefomgeving voor de lange termijn te garanderen, moeten we de aarde en de natuur niet uitputten, maar zorgen dat mensen handelen binnen de draagkracht van de aarde. De beschikbare milieugebruiksruimte moeten we eerlijk verdelen over alle aardbewoners. Milieudefensie brengt zijn ambities onder andere onder woorden met behulp van de begrippen eerlijk aarde aandeel en ecologische voetafdruk.
Levensstijl en ruimtebeslag Mensen hebben van alles nodig om te leven: eten en drinken, bescherming tegen weer en wind in de vorm van kleding en een woning. We hebben behoefte om ons te kunnen verplaatsen en te vermaken. Om al die behoeften te kunnen bevredigen legt de mens beslag op de aarde en het milieu. Immers, er is land nodig voor de teelt van voedsel en om koeien te laten grazen. Als we ons verplaatsen met de bus of met het vliegtuig stoten we vervuilende stoffen en broeikasgassen uit, voor de bouw van woningen hebben we materialen en ruimte nodig en voor het warm houden ervan gebruiken we energie. Welke goederen en diensten een mens gebruikt om zijn leven te leven kunnen we samenvatten als iemands consumptie of iemands leefstijl. Dat geldt voor individuele mensen maar ook voor groepen mensen: bijvoorbeeld de consumptie van alle mensen die in eenzelfde stad of land wonen. Die consumptie of leefstijl legt een bepaald beslag op het milieu. Een materialistische en verspillende leefstijl legt een groot beslag op het milieu, een luxe en duurzame leefstijl een klein beslag. Om het milieugebruik van een bepaald consumptieniveau uit te drukken is het begrip ecologische voetafdruk ontwikkeld. De ecologische voetafdruk drukt het beslag op natuurlijke hulpbronnen uit in de ruimte op de aarde die daarvoor nodig is: voor de productie van de daarbij behorende goederen en diensten en de verwerking van het bijbehorend afval.
Heel specifiek wordt de benodigde gebruiksruimte op aarde uitgedrukt in globale hectares (gha): hectares die ergens op de wereld nodig zijn om een consumptieniveau mogelijk te maken (zie onder voor uitleg over de rekenmethodiek). Zo is op dit moment de gemiddelde ecologische voetafdruk van de Nederlander 6,8 gha. De begrippen ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel zijn in de jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkeld door de Canadezen Mathis Wackernagel en William Rees. In Nederland is Jan Juffermans al jarenlang een grote pleitbezorger van de begrippen. Het Wereld Natuur Fonds gebruikt de begrippen prominent in het Living Planet Report, zijn tweejaarlijkse rapportage over de milieutoestand in de wereld.60 De begrippen ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel zijn in Nederlandse milieukringen redelijk ingeburgerde begrippen. Bij het grote publiek zijn ze nog vrijwel onbekend. Milieudefensie vindt ze zowel inhoudelijk als communicatief krachtig en bruikbaar om aan een groot publiek duidelijk te maken wat de impact van ons consumptiegedrag op de aarde is en wat er nodig is om een duurzame en eerlijke samenleving dichterbij te brengen. Daarom spelen deze begrippen in onze visie een prominente rol.
Ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel We gaan nu wat preciezer in op de begrippen ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel en de wijze waarop deze worden berekend. De voetafdruk is de optelsom van de totale consumptie van een verzameling mensen, uitgedrukt in globale hectares.61 Hoe die voetafdruk berekend wordt, beschrijft Juffermans: ‘Gekeken wordt naar alle aspecten van iemands leefstijl, 60. Mathis Wackernagel & William Rees, Our Ecological Footprint. Reducing Human Impact on the Earth, New Society Publishers, Gabriola Island, 1996. Jan Juffermans, Nut & Noodzaak van de Mondiale Voetafdruk. Over de mondiale gebruiksruimte, duurzaamheid en mensenrechten, Lemniscaat, Rotterdam, 2006. World Wildlife Fund, Living Planet Report 2012. Biodiversity, biocapacity and better choices, wwf. panda.org/about_our_earth/all_publications/living_planet_report/. 61. De grondleggers van het begrip omschrijven het als volgt: “Ecological footprint analysis is an accounting tool that enables us to estimate the resource consumption and waste assimilation requirements of a defined human population or economy in terms of a corresponding productive land area.” (Wackernagel & Rees 1996:9).
27
zoals voedsel, huisvesting, vervoer en vakantie. Alles wat daarvoor nodig is wordt uitgedrukt in hectares, ook de stukjes die elders op de aarde liggen. (…) Het is een combinatie van ruimte-, grondstoffen- en energiegebruik. In de Voetafdruk worden de volgende zes hoofdelementen gemeten: akkerbouwgrond, weidegrond, bossen, visgronden, bebouwde en bestrate oppervlaktes, en alle energiegebruik. De eerste vijf zijn allemaal echte hectares. Dat geldt ook voor de ruimte voor zonnepanelen en windmolens van het zesde onderdeel. Alleen voor fossiele energie (gas, olie, kolen) wordt gemeten met fictieve hectares. Wat gemeten wordt is de hoeveelheid groene ruimte, met groeiende bomen, die in theorie nodig is om de CO2-uitstoot van de verbranding van fossiele energie weer te absorberen. (…) Met die zes hoofdelementen wordt per hoofd van de bevolking de jaarlijkse consumptie gemeten. Dus niet de productie, want anders zou je dubbeltellingen krijgen. De productie wordt meegeteld in alle consumptiegoederen. Productie voor het buitenland wordt gerekend tot de Voetafdruk van de mensen die daar het product kopen. (...) Om de gemiddelde consumptie van de inwoners van een land vast te stellen, neemt men eerst de totale jaarlijkse productie in een land. Daar telt men vervolgens de import bij op en trekt de export ervan af. Zo houd je de totale (binnenlandse) consumptie over. Die kun je dan delen door het aantal inwoners van het land.’62 Als we de consumptie van alle mensen/landen bij elkaar optellen, krijgen we het totale milieubeslag dat de huidige mensheid legt op de aarde. Volgens het laatste Living Planet Report was in 2012 de totale Voetafdruk van de mensheid 18,2 miljard gha. Als je dat deelt door 6,8 miljard mensen kom je uit op een ecologische voetafdruk van 2,7 gha per gemiddelde aardbewoner. Dat milieubeslag is echter meer dan de aarde aan kan. De draagkracht van de aarde, in het jargon van de ecologische voetafdruk biocapaciteit63 genoemd, is namelijk 12 miljard hectare oftewel 1,8 gha per aardbewoner.64 De mensheid als geheel leeft op te grote voet. We putten de aarde en het milieu uit. We gebruiken meer van de aarde dan deze kan opbrengen. Dat doen we al sinds 1987. Sinds dat jaar teren we in op de biocapaciteit van de aarde, ‘we zijn ons 62. Juffermans 2006:8-14. 63. I In jargon: biologisch productieve oppervlakte, oftewel de oppervlakte die zonlicht opvangt en gebruikt om via fotosynthese organisch materiaal te produceren. 64. De mens moet de beschikbare gebruiksruimte delen met de natuur (dieren en planten). Ook de natuur heeft ruimte nodig om in stand te blijven. Het rapport-Brundtland Our Common Future (1987) adviseert 12% van de biocapaciteit op het land te reserveren voor de natuur. De conferentie van de Verenigde Naties over biodiversiteit in Nagoya in 2010 adviseert 17%, het Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds gaat uit van 15% (bron: www.voetafdruk.eu/ hetmodel/natuur.html). De getallen in de tekst over de omvang van het eerlijk aarde aandeel zijn ontleend aan het Living Planet Report en houden rekening met de benodigde ruimte voor de natuur. Als bij de berekening géén rekening wordt gehouden met de noodzakelijke ruimte voor de natuur, gaat het eerlijk aarde aandeel met ongeveer 0,2 gha omhoog.
28
natuurlijk kapitaal aan het opsouperen’.65 De biodiversiteit neemt af, grondstoffen raken op en het klimaat verandert. Die ruimte die voor iedere aardbewoner gemiddeld beschikbaar is, noemen we het eerlijk aarde aandeel. Voor iedere aardbewoner is op dit moment gemiddeld een milieugebruiksruimte van 1,8 gha beschikbaar, als we uitgaan van twee principes: 1) we willen met ons consumptiegedrag de draagkracht (biocapaciteit) van de aarde niet overschrijden, 2) we willen de mondiale milieugebruiksruimte eerlijk verdelen over alle aardbewoners.
Grote en kleine voeten: de cijfers Landen en mensen verschillen van elkaar in consumptieniveau en dus ook in de mate waarop zij met hun levensstijl beslag leggen op het milieu. De ecologische voetafdruk van een Nederlander is vele malen groter dan die van een Indonesiër, die van een Qatari veel groter dan die van een Chinees. Hieronder een aantal cijfers uit het laatste Living Planet Report van 2012.
Gemiddelde voetafdrukken in gha: Wereldwijd
2,7
Nederland
6,34
Duitsland
4,57
Marokko
1,32
Zimbabwe
1,17
Zuid-Afrika
2,59
Afghanistan
0,54
Indonesië
1,13
China
2,13
Turkije
2,55
Qatar
11,68
Brazilië
2,93
Costa Rica
2,52
Canada
6,43
Verenigde Staten
7,19
Om een duurzame en eerlijke wereld dichterbij te brengen is het volgens Milieudefensie nodig dat we als totale mensheid ons milieubeslag terugbrengen van een gemiddelde ecologische voetafdruk van 2,7 gha naar 1,8 gha. Om te beginnen in Nederland waar de voetafdruk moet worden teruggebracht van 6,3 naar 1,8 gha. Dat is een hele grote opgave, die niet wordt gerealiseerd met technologische innovaties alleen.
65. Juffermans 2006:17
Voordelen van en kritiek op de ecologische voetafdruk Zoals aan bijna ieder begrip kleven ook aan de begrippen eerlijk aarde aandeel en ecologische voetafdruk voor- en nadelen. Milieudefensie ziet de volgende voordelen van de begrippen: 1) De begrippen zijn inhoudelijk sterk en drukken uit waar Milieudefensie voor staat: voor duurzaamheid én voor eerlijkheid/ rechtvaardigheid. Deze twee zaken zijn in de visie van Milieudefensie onlosmakelijk met elkaar verbonden. 2) De begrippen zijn communicatief sterk en hebben grote zeggingskracht. Milieubelasting wordt uitgedrukt in één heldere indicator: ruimtebeslag (hectares). Dat is een eenvoudige vertaling van het moeilijke begrip ‘milieubelasting’ in een begrip dat voor een groot publiek begrijpelijk is (‘ruimtebeslag’). Ook de beelden die met het begrip kunnen worden opgeroepen, zijn communicatief sterk: een voetafdruk is een beeldend concept, je laat een voetafdruk achter met je (gewichtige) aanwezigheid. Ook de uitdrukking ‘op te grote voet leven’ is een aantrekkelijke beeldspraak. 3) Het begrip ecologische voetafdruk (mondiale voetafdruk, voetafdruk) is redelijk bekend en ingeburgerd. Mede dankzij de activiteiten van Stichting De Kleine Aarde (Jan Juffermans), het Wereld Natuur Fonds en anderen (zoals de Werkgroep Voetafdruk Nederland: www.voetafdruk.eu). Het is in ieder geval bekend in milieukringen en wij denken dat het begrip relatief gemakkelijk bekender is te maken bij een bredere kring van burgers. Het begrip ecologische voetafdruk heeft ook nadelen. In de loop der jaren zijn er verschillende soorten kritiek op geformuleerd. We noemen de volgende kritiekpunten: a) Een aantal belangrijke milieubelastingen ten gevolge van de menselijke consumptie worden niet meegerekend in de ecologische voetafdruk. Het gaat hier bijvoorbeeld om vervuilende, giftige stoffen als chemisch afval, zware metalen, dioxine, radioactief afval, stikstofoxiden, methaan en cfk’s. De milieu-impact van deze stoffen is niet te vertalen in landoppervlak. Kritiek is er ook op het feit dat een groot deel van de voetafdruk niet bestaat uit echte maar uit fictieve hectares, namelijk de berekende hoeveelheid groene ruimte die nodig is om de CO2-uitstoot van de gebruikte fossiele brandstoffen te compenseren. b) Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen soorten grondgebruik. Duurzaam en onduurzaam landgebruik worden op één hoop gegooid, terwijl de wijze van landgebruik voor het milieu toch veel uitmaakt. Het maakt nogal wat uit of je op een hectare grond kringlooplandbouw bedrijft of dat je het oerbos kapt dat op die hectare staat. De eerste vorm van ruimtegebruik houdt de bodemvruchtbaarheid in stand, de tweede is een aantasting van de biodiversiteit en leidt vaak tot bodemdegradatie. Omdat de ecologische voetafdruk geen onderscheid maakt in soorten grondgebruik scoort biologische landbouw slechter dan gangbare landbouw en een kerncentrale beter dan een kolencentrale.
c) Watergebruik en watervervuiling zitten niet in het voetafdrukmodel, terwijl er grote milieuproblemen zijn en nog aankomen op het gebied van water. De uitputting van grondstoffen zit ook niet in het model (de winning en verwerking van grondstoffen wel).
Begrippen niet star gebruiken Milieudefensie is van mening dat de begrippen ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel, ondanks de kritiek die erop mogelijk is, geschikte begrippen zijn om de de ambities van Milieudefensie duidelijk te maken. Zij geven aan dat de effecten van het menselijk handelen binnen de draagkracht van de aarde moeten blijven en dat we de beschikbare milieugebruiksruimte op de wereld eerlijk moeten delen met alle aardbewoners. De begrippen eerlijk aarde aandeel en ecologische voetafdruk zijn te beschouwen als uitwerkingen van het begrip ‘milieugebruiksruimte’. Dat begrip stond centraal in het rapport Actieplan Nederland Duurzaam, dat Milieudefensie in 1992 uitbracht. De communicatieve kracht van eerlijke aarde aandeel en ecologische voetafdruk is groot., omdat het de sociale en ecologische problematiek inzichtelijk maakt aan de hand van één helder criterium. Het is waar dat een aantal milieuproblemen niet of niet voldoende tot uitdrukking worden gebracht in het begrip ecologische voetafdruk. Het begrip leidt daarom tot een conservatieve raming van het milieugebruik, tot een onderschatting van de overshoot. Je zou kunnen overwegen meerdere begrippen die de milieubelasting ten gevolge van menselijk handelen in beeld brengen, naast elkaar te gebruiken. Het nadeel daarvan is dat de algemene boodschap minder eenduidig wordt. In het Actieplan werd het begrip milieugebruiksruimte niet gedefinieerd onder één overkoepeld criterium, maar opgedeeld in zes verschillende indicatoren: inhoudelijk niks mis mee, maar communicatief erg complex.66 Datzelfde geldt voor de vier begrippen waarmee Friends of the Earth Europe (FOEE) werkt: de land footprint, carbon footprint, water footprint en material footprint67. Dat zijn zeer bruikbare en informatieve begrippen voor verdere verdieping op onderwerpniveau en beleid, maar vanwege het ontbreken van dat ene verzamelgetal ons inziens voor algemene communicatie minder sterk dan ecologische voetafdruk en eerlijk aarde aandeel. 66. Milieudefensie, Actieplan Nederland Duurzaam, Milieudefensie, Amsterdam: 1992. Het Actieplan heeft het begrip milieugebruiksruimte uitgewerkt voor de belangrijkste groepen van hulpbronnen: energie, water, niet-vernieuwbare en vernieuwbare grondstoffen. 67. FOEE definieert deze begrippen als volgt (www.foeeurope.org/conference-four-footprints-policy-practice-110214): land footprint: the real area of land used, wherever it is in the world; carbon footprint: the total amount of climate changing gases released; water footprint: the total volume of water used, whether freshwater, rainwater or water polluted by the activity; material footprint: the tonnage of materials used, including the ore mined in order to extract metals.
29
Milieudefensie gebruikt de begrippen eerlijk aarde aandeel en ecologische voetafdruk prominent in dit visieverhaal. Maar ook het begrip milieugebruiksruimte wordt regelmatig gebruikt in zijn algemene betekenis van: de ruimte voor menselijke activiteiten binnen de draagkracht van de aarde.68 Geen van de begrippen wordt rigide gebruikt, er worden geen berekeningen tot achter de komma gemaakt. Het gaat om de grote lijn.
De Nederlandse ecologische voetafdruk moet omlaag De samenleving moet eerlijker en duurzamer. Dat is de hoofddoelstelling van Milieudefensie. Voor Nederland betekent dat onder meer dat de Nederlandse consumptie minder milieubelastend moet worden. In jargon: de ecologische voetafdruk van de gemiddelde Nederlander moet omlaag van de huidige 6,3 gha naar het niveau van het eerlijk aarde aandeel van 1,8 gha. Het Living Planet Report geeft inzicht in hoe de Nederlandse voetafdruk is opgebouwd. Zij geeft daarmee ook een indicatie welke onderdelen van de Nederlandse consumptie met name veranderd moeten worden om de voetafdruk te verkleinen. Het getal van de Nederlandse voetafdruk is opgebouwd uit zes getallen. Dat zijn zes soorten landgebruik, zoals we hierboven hebben uitgelegd. Volgens het Living Planet Report is de Nederlandse voetafdruk van in totaal 6,34 gha als volgt opgebouwd.69
Nederlandse voetafdruk akkerbouwgrond
1,30 gha
21%
weidegrond
1,09 gha
17%
bos
0,54 gha
9%
visgrond
0,10 gha
2%
energieland
3,14 gha
49%
bebouwd gebied
0,16 gha
2%
De helft van de Nederlandse voetafdruk wordt dus veroorzaakt door onze hoge, niet-duurzame energieconsumptie. Die energie wordt vooral gebruikt in het verkeer, de industrie, de gebouwde omgeving en in de landbouw. Een tweede belangrijke veroorzaker van de hoge voetafdruk is het grote gebruik dat we voor onze consumptie maken van weidegronden. De productie van vlees en zuivel legt een groot beslag om de ruimte. Het feit dat ongeveer de helft van de Nederlandse voetafdruk bestaat uit energieland (49%) is niet uniek. Dat getal is vergelijkbaar met de rest van de wereld (54%) en de Europese Unie (51%). Nederland onderscheidt wel met het relatief hoge aandeel weidegrond (17%), terwijl dat voor de voetafdruk van de hele EU slechts 7% is en voor die van de wereld 8%.
Verlaging van de voetafdruk Zoals beschreven in bijlage 7 wordt de grootte van de ecologische voetafdruk van een land bepaald door de bevolkingsomvang, de leefstijl (consumptiepatroon) van de bevolking en de technologische ontwikkeling. Er zijn dus drie knoppen waaraan gedraaid kan worden om de voetafdruk te verkleinen. We kunnen werken aan verlaging van de bevolkingsomvang, aan verlaging van de milieu-impact van de consumptie en aan een efficiëntere gebruik van grondstoffen. Dat laatste wordt ontkoppeling genoemd: ervoor zorgen dat economische groei niet meer één op één gepaard gaat met een hoger grondstofgebruik en milieuschade. Studies wijzen uit dat relatieve ontkoppeling mogelijk is, maar absolute ontkoppeling niet70. Dat betekent dat er een einde moet komen aan de economische groei, omdat anders verlaging van de Nederlandse voetafdruk onhaalbaar is. Met meer eco-efficiëncy is onvoldoende resultaat te boeken. Consumptie en productie moeten verschuiven naar categorieën met een lagere impact en het gebruik van een aantal zaken (zoals fossiele brandstoffen) moet stoppen. Het gaat om anders, om beter en soms ook om minder. Sufficiency is het nieuwe
69
68. Het begrip milieugebruiksruimte zoals Milieudefensie dat gebruikt, verschilt van de invulling die er de laatste jaren aan wordt gegeven door bestuurders en beleidsmakers. Via de Omgevingswet zal het begrip een vaste plaats krijgen in de Nederlandse wetgeving. Het wetsvoorstel komt naar verwachting in juni 2014 in het parlement. In de Memorie van Toelichting op een conceptversie van wet wordt het begrip als volgt omschreven: “De ruimte die er is voor activiteiten in de leefomgeving, zonder dat doelen in het gedrang komen of niet voldaan wordt aan omgevingswaarden.” Het gaat daarbij om doelen en omgevingswaarden uit de wet- en regelgeving, die moeten leiden tot behoud en/of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Milieudefensie gaat het bij de term milieugebruiksruimte daarentegen om de ruimte die er is voor het ontplooien van activiteiten binnen de draagkracht van de aarde. 69. WWF 2012:144. De cijfers over de Nederlandse voetafdruk uit het WWF-rapport hebben betrekking op het jaar 2008. In augustus 2014 verschijnt het volgende Living Planet Report met recente cijfers.
30
70. Jones & De Meyere 2009. Pagina 85-87: ‘Relatieve ontkoppeling impliceert dat de milieu-impact minder snel toeneemt dan de economische groei. In absolute termen blijft de impact dan nog wel verder stijgen. Om een absolute ontkoppeling te verkrijgen moet het niveau van dematerialisering zo groot zijn dat ondanks de economische groei de milieu-impact toch daalt.’ Analyses van de feitelijke ontwikkelingen de afgelopen decennia bieden weinig hoop dat absolute ontkoppeling mogelijk is. Daarnaast is absolute ontkoppeling ook theoretisch onmogelijk: hoe efficiënt er ook geproduceerd wordt, men zal altijd een bepaalde hoeveelheid grondstoffen, water en energie nodig hebben. ‘Het is een illusie om de te denken dat het einde van het materiaaltijdperk in zicht is of dat ontkoppeling altijd maar kan doorgaan.’ P. 311: ‘Een volledige ontkoppeling tussen (groene) economische groei en milieu-impact is biofysisch onmogelijk.’
adagum.71 In de woorden van Handvest van de Aarde72: ‘Fundamentele veranderingen in onze waarden en normen, gevestigde gewoontes, regels en levenswijze zijn noodzakelijk. We moeten ons realiseren dat als aan de basisbehoeften is voldaan, de menselijke ontwikkeling voornamelijk gaat over meer zijn, niet over meer hebben.’
71. Jones & De Meyere 2009. Pagina 325: Het begrip sufficiëntie ‘verwijst naar de “strategie van het genoeg” en moet worden gezien in combinatie met het concept eco-efficiëntie. Een verhoogde ecoefficiëntie leidt op zich niet tot een duurzame situatie indien het volume-effect de via technologische verbeteringen geboekte milieuwinst opeet. Daarom is er ook behoefte aan sufficiëntie.’ 72. Citaat uit de preambule van het Handvest van de Aarde. Dit Handvest (Earth Charter) werd in juni 2000 gelanceerd tijdens een ceremonie in het Vredespaleis te Den Haag. Dit internationale document verwoordt een mondiale visie waarin ecologische integriteit, mensenrechten, gelijkwaardigheid en vrede onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Aan de totstandkoming van het document droegen onder andere bij Maurice Strong (de secretaris-generaal van de milieutop van 1992 in Rio de Janeiro), Mikhail Gorbatsjov (voorzitter van het Internationale Groene Kruis), minister-president Ruud Lubbers en koningin Beatrix. De tekst van het Handvest van de Aarde is te vinden op: www.earthcharternederland.nl/.
31
Bijlage 8
Kenmerken van het economische systeem
De ecologische en sociale problemen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd, zijn geen ongelukkige incidenten maar komen voort uit de inrichting van de samenleving en economie. Ons maatschappelijke en economische systeem heeft een aantal structuurkenmerken dat dit soort problemen genereert. De organisatie van de (wereld)economie is daarbij erg bepalend. De economie domineert de samenleving, niet andersom. Het belangrijkste structuurkenmerk van onze economie is dat het streven naar winstmaximalisatie voorop staat en de zorg voor mens en milieu daaraan ondergeschikt is. Dat betekent ook dat waarden die in de economische theorie en het economische systeem geen plek hebben, ook in de samenleving een ondergeschikte rol spelen, terwijl die waarden voor mens en milieu wel van groot belang zijn. In de woorden van emeritus hoogleraar milieukunde Egbert Tellegen73: ‘Het “afwijkende” van het kapitalisme is dat dit economische systeem het economisch handelen in hoge mate los maakte van de rest van de samenleving en die rest van de samenleving ging overheersen. (…) “De economie” is niet aangepast aan de omgeving. Ze heeft een eigen dynamiek die het milieu schade berokkent en die consumptiegoederen oplevert die de burgers worden opgedrongen.’ En in de woorden van John Huige en Lou Keune74: ‘We leven in een economie waarin het streven naar maximalisering van de particuliere winsten bepalend is. “Zonder winst gaat een onderneming failliet” is het parool. Daarvan is bijna iedereen overtuigd, zeker sinds marktwerking leidend principe werd met de doorvoering van het neoliberale beleid, ten koste van collectieve vormen van voortbrenging van goederen en diensten (bijvoorbeeld de posterijen of de stroomproductie). Dat speelt dan ook door in andere onterechte dogma’s: er moet zoveel mogelijk geproduceerd en afgezet worden, en dat tegen zo laag mogelijke kosten en zo hoog mogelijke prijzen. Dat wreekt zich onder andere in het gegeven dat ondernemingen er op gericht kunnen zijn om de sociale en ecologische kosten zoveel mogelijk af te wentelen. Dat wil zeggen dat de samenleving en toekomstige generaties daarvoor moeten opdraaien. En dat tegelijkertijd de opbrengsten zoveel mogelijk privaat worden, dus
73. Tellegen 2010:246-7 74. John Huige en Lou Keune, Plan voor een Duurzame en Solidaire Economie in Nederland, Platform Duurzame en Solidaire Economie, Utrecht, 2011, p.26
32
aan de eigen onderneming toevallen. De lusten zijn voor de kapitaalkrachtigen, de lasten voor de minder draagkrachtigen.’ De ontwikkeling van het kapitalistisch-industriële economische systeem in de afgelopen twee eeuwen kon in belangrijke mate slechts plaatsvinden dankzij het gebruik van steeds grotere hoeveelheden goedkope fossiele brandstoffen. Dit economische systeem kan alleen maar blijven groeien zolang er een toenemende stroom goedkope fossiele brandstoffen beschikbaar is. Maar dat zal niet het geval zijn, zij zijn eindig. Het huidige economische systeem is dus gebaseerd op een ‘koolstofzeepbel’. Het huidige economisch groeimodel is daarnaast gebaseerd op financiering middels schulden. Hoe dat uit de hand kan lopen, heeft de economische crisis van de afgelopen jaren duidelijk gemaakt.
Bruto Nationaal Product Om winstmaximalisatie te kunnen realiseren, zijn ondernemingen gericht op groei van de productie en van de onderneming. Niet de vraag van de consument bepaalt wat er geproduceerd wordt, maar de producent, want die moet zijn afzet vergroten. De aanbodgerichte ondernemer probeert met reclame klanten te verleiden tot meer aankopen en meer consumptie. Dat winstoogmerk van ondernemingen gaat samen met een ondersteunende ideologie. Een ideologie van economische groei, vrije markt en vrijhandel. Die ideologie wordt onder meer zichtbaar in de overmatige waarde die politici en deskundigen toekennen aan een begrip als het Bruto Nationaal Product (BNP). Het BNP drukt een aantal maatschappelijke activiteiten in geld uit en suggereert dat een hoger BNP correleert met een hoger maatschappelijk welzijn. De rekenwijze leidt ertoe dat (vrijwillige) mantelzorg niet meetelt voor het BNP en de sanering van een bodemverontreiniging wel. Een recent toppunt van de economische groei-ideologie was de uitspraak van premier Mark Rutte dat Nederlanders een nieuwe auto moesten kopen als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Hij presenteerde de consumptie van meer materiële goederen, om zo particuliere bedrijven in stand te houden, als een burgerplicht.
Egocentrische versus solidaire mensen In hoeverre mensen zelf volledig schuldig is aan het systeem van winstmaximalisatie of dat zij vooral slachtoffer zijn, is een onderwerp van discussie. Het lijdt geen twijfel dat mensen in belangrijke mate gevormd worden door de bestaande economische structuur en ideologie en dat zij zich moeilijk in hun eentje daaraan kunnen ontworstelen. Tegelijkertijd is het ook des mensen om steeds meer te willen, want het streven naar ‘meer’ zien we ook niet pre- en niet-kapitalistische samenlevingen. Milieudefensie kiest voor een visie op mensen die beide kwaliteiten in zich heeft: mensen zijn enerzijds egocentrische wezens met onbegrensde verlangens die streven naar materiële luxe, anderzijds zijn zij betrokken wezens vol compassie met andere levende wezens en tevreden met voldoende. Afhankelijk van de maatschappelijke omstandigheden wordt de ene of de andere kwaliteit van mensen gestimuleerd. Het is de opgave voor sociale bewegingen om de sociale kant van mensen te mobiliseren om een duurzame en eerlijke samenleving tot stand te brengen en in stand te houden.
Afwentelen van kosten Een belangrijk kenmerk van ons economische systeem is dat het de milieukosten van goederen en diensten niet of onvoldoende verrekent in de prijs. Particuliere bedrijven wentelen veel schade van hun bedrijfsvoering aan mens en milieu af op de samenleving: individuele burgers, belastingbetalers en overheid draaien op voor de kosten. Zo zijn in de prijs van een auto niet de kosten van de gezondheidszorg verrekend, die het gevolg zijn van longproblemen die mensen ondervinden door de uitstoot van fijnstof van auto’s. In de prijs van houten bouwmateriaal waarvoor tropisch regenwoud gekapt is, zitten niet de maatschappelijke kosten verdisconteerd van het verlies aan leefgebied van vele soorten mensen, dieren en planten, noch de mogelijkheden om in het bos planten te vinden die voor de mens belangrijke medicijnen kunnen opleveren. De prijs van een mobiele telefoon houdt geen rekening met de vernietiging van het landschap van het Indonesische eiland Bangka waar de soldeertin voor mobiele telefoons wordt gewonnen, en de bestaansmogelijkheden van de mensen daar. Het milieu heeft geen prijs. Prijzen van producten vertellen niet de waarheid. Het milieu wordt in vele gevallen ondergeschikt gemaakt aan het belang van bedrijven. Schadelijke activiteiten en producten worden gesubsidieerd. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend dat de Nederlandse overheid jaarlijks 5 tot 10 miljard euro milieuschadelijke subsidies en belastingvrijstellingen verstrekt.75 75. De cijfers zijn uit 2010 en de subsidies vinden vooral plaats in de sectoren energie, verkeer en landbouw. Bron: Eric Drissen, Aldert Hanemaaijer en Frank Dietz, Milieuschadelijke subsidies, PBL-notitie, 14 september 2011, te vinden op: www.pbl.nl/sites/default/files/
Dat wezenskenmerk van ons economische systeem, dat belangen van mens en milieu ondergeschikt maakt aan het streven naar winst, gaat vergezeld van een aantal andere ontwikkelingen waarvan we er drie kort noemen:
1. De economie wordt steeds globaler en kwetsbaarder Een regionale economie bestaat steeds minder, omdat grondstoffen van ver weg gehaald worden en producten ook weer ver weg worden verkocht. Regionale specialisatie is een gevolg van de logica van dit economische systeem, met lange ketens en een groeiende onderlinge afhankelijkheid. Het werkterrein van bedrijven is de wereld geworden, er ontstaat zo langzamerhand één economie: de wereldeconomie. Maar die grotere mondiale verwevenheid maakt de economie ook kwetsbaarder: er hoeft maar een producent aan de andere kant van de wereld te knoeien met een grondstof, of consumenten in Nederland lopen een gezondheidsrisico; de transportkosten hoeven maar licht te stijgen of import en export frustreren de bedrijven die hun eigen regio over het hoofd zien. Die lange productketens zijn voor burgers vaak volkomen intransparant en bedrijven daarbinnen kunnen gemakkelijk hun verantwoordelijkheid afschuiven. Globalisering zorgt ervoor dat de regionale economie minder veerkracht heeft.
2. Burgers en overheden verliezen hun zeggenschap Ook de groei naar steeds grotere bedrijven volgt uit de logica van het economische systeem. Immers, bedrijven beconcurreren elkaar en degene die de minste onkosten maakt aan arbeidsloon en milieubeleid heeft de beste kansen op de concurrerende wereldmarkt. Dat zien we op het kleine schaalniveau van bijvoorbeeld de landbouw: middelgrote veehouders kunnen het hoofd niet boven water houden en worden onder de voet gelopen door megastallen en supermarktketens. En op een veel groter schaalniveau: de macht van multinationale ondernemingen groeit. Bedrijven die zo machtig en footlose zijn, dat zij nationale regeringen onder druk kunnen zetten beleid te voeren waarin zij nog meer speelruimte hebben. Niet alleen nationale en regionale overheden verliezen de controle over de gang van zaken in de samenleving, ook de mensen, in hun rol van burger en consument, verliezen de greep op wat en hoe er geproduceerd wordt76. Deze machtsconcentraties leiden ertoe dat de samenleving zijn economische veerkracht verliest.
cms/publicaties/20110914%20PBL%20Notitie%20Milieuschadelijke%20subsidies%20-%20500209001.pdf. 76. Er wordt in dit verband ook gesproken van ‘corporate capture’: ‘de invloed die bedrijven uitoefenen op nationale en internationale publieke instellingen door hen te manipuleren ten bate van hun eigen agenda en ten koste van het algemeen belang. Zie bijvoorbeeld: Factsheet Corporate Capture http://static.squarespace.com/ static/524f388ee4b0b1071ff250bd/t/5293a515e4b05972447 2a606/1385407765198/Corporate%20Capture%20Factsheet%20 %28PDF%29.pdf
33
3. Kringlopen worden steeds meer doorbroken Met het gesleep van grondstoffen en eindproducten over de hele wereld, worden kringlopen van materialen steeds minder gesloten. Waar voorheen akkers werden bemest met stront van beesten die waren gevoerd met gewassen die op diezelfde akkers verbouwd waren, krijgen de varkens, koeien en kippen tegenwoordig in Zuid-Amerika geteelde soja te eten, en overbemesten de beesten met hun uitwerpselen de akkers in Nederland. Van kringloopsluiting is geen sprake meer, en die is ook steeds moeilijker te organiseren.
34
Bijlage 9 Relevante maatschappelijke
trends
Er zijn trends in de wereld en in Nederland aan te wijzen, die de huidige organisatie van de samenleving versterken, verzwakken of die hoe dan ook relevant zijn om te betrekken bij het formuleren van een strategie om de Milieudefensie-doelstelling te realiseren. We laten ons daarbij inspireren door een publicatie van onze Britse zusterorganisatie EWNI (Friends of the Earth England, Wales and Northern Ireland).77
beschermd door middel van vrijblijvende overeenkomsten (soft law). De vrije markt en vrijhandel domineren. Belangen op het gebied van milieu, arbeidsverhoudingen en democratische controle zijn hierbij ondergeschikt aan economische belangen en geld verdienen. Mensen verliezen de greep op hun omgeving en hoe het in de wereld toegaat, er ontstaat een grotere afstand en daarmee vervreemding tussen consumenten en producenten.
1. De ecologische crisis wordt groter
3. De regionaliseringstendens wordt sterker
Overconsumptie, welvaartsgroei en toename van de wereldbevolking leiden ertoe dat het beslag van de mens op de aarde steeds groter wordt. Consumptieverandering, efficiencyverhoging en technologie zijn vooralsnog niet in staat het te grote beslag van de mens op de aarde te verminderen. Integendeel, de draagkracht van de aarde wordt in de toekomst steeds verder overschreden. Dat komt niet alleen, zoals nu al, tot uitdrukking in klimaatverandering en afnemende biodiversiteit, maar in de toekomst ook in zoetwaterschaarste, lege oceanen en grondstoffengebrek. Zie hiervoor ook het in bijlage 1 besproken model van de planetaire grenzen, van Johan Rockström. Deze ecologische crisis heeft ook ingrijpende sociale gevolgen: migratiestromen, conflict en geweld.
Tegelijkertijd spannen mensen en landen zich in toenemende mate in om regionale economische en politieke verbanden te versterken. Zij verzetten zich tegen de negatieve sociale en ecologische effecten van de economische mondialisering. Zij streven grotere (bestaans)zekerheid na en naar grotere zeggenschap over hun leefomgeving en regionalisering van de economie. Zelfvoorziening en marktbescherming zijn mobiliserende concepten om regionale samenwerkingsverbanden tot stand te brengen. Uiteenlopende maatschappelijke organisaties, op het gebied van milieu en fairtrade, zien kansen hun doelstellingen met deze regionaliseringstendens te verbinden.
2. De globalisering van de economie gaat door
4. Versnelde technologische ontwikkelingen
Bedrijven beschouwen de hele wereld als hun grondstoffenleverancier en afzetmarkt, zij zijn steeds meer footlose, d.w.z. steeds minder gebonden aan concrete plaatsen en sociale verbanden. De macht van (multinationale) bedrijven neemt toe t.o.v. overheden die steeds minder in staat zijn normerend en regulerend in de economie op te treden. Ook internationale publieke lichamen als de Verenigde Naties zijn daartoe niet in staat. Er zijn veel (harde) wetten en regels die bedrijven beschermen, maar diezelfde bescherming hebben burgers niet. Burgers worden hooguit
De technologische ontwikkeling gaat in steeds hoger tempo door. Zowel op het gebied van communicatie en informatie als op het terrein van productieprocessen en productontwikkeling (zoals biotechnologie). Toepassingen daarvan kunnen het milieu ten goede komen of de milieuproblematiek juist verergeren. Cruciaal daarvoor is de wijze waarop technologische ontwikkeling wordt gefinancierd en over de toepassing ervan wordt beslist en hoe deze wordt gereguleerd.
77. Friends of the Earth England, Wales and Northern Ireland, Mapping a route from a planet in peril to a world of well-being. How we can stop acting stupid and live up to our billing as the smartest species of all time, 2012.
35
5. Steeds meer mensen wonen in de stad Niet alleen groeit het aantal aardbewoners de komende decennia (naar circa 9 miljard mensen in 2050), maar steeds meer mensen zullen in de stad gaan wonen. In Nederland woont de overgrote meerderheid van de bevolking op dit moment al in verstedelijkt gebied. Van de wereldbevolking woont op dit moment de helft in verstedelijkt gebied, in het jaar 2050 zal 70% van de mensheid in de stad wonen. Dat betekent met name in Azië, Afrika en Zuid-Amerika een toenemende ontvolking van het platteland en de groei van uitgestrekte metropolitane gebieden. De wereldbevolking zal ook relatief ouder worden: in 2045 zullen er meer ouderen (ouder dan 60 jaar) dan jongeren (jonger dan 15 jaar) zijn. Verstedelijking geeft milieukansen op gebieden als openbaar vervoer en duurzamere energievoorziening, maar kan ook leiden tot onduurzame consumptiepatronen en armoede.
36
Bijlage 10
Schets van een duurzame samenleving
De duurzame samenleving is een eerlijke samenleving78. Alle wereldbewoners hebben de mogelijkheid een goed leven te leiden. De leefomgeving is schoon, veilig en gezond. De draagkracht van de aarde wordt niet overschreden en de beschikbare milieugebruiksruimte is eerlijk verdeeld. Samenleving en economie zijn gericht op een eerlijke omgang met onszelf, elkaar en de wereld om ons heen. De agrarische sector is levendig, volop productief en niet schadelijk voor het milieu in Nederland en in andere landen. Gewassen groeien met minimale chemische toevoegingen, bestrijdingsmiddelen zijn vervangen door natuurlijke gewasbescherming, dieren komen regelmatig buiten. Alle tuinbouwkassen zijn energieneutraal of draaien op groene stroom. De voer-mest kringloop is regionaal gesloten. Boeren gebruiken moderne technieken om hun kwaliteitsproducten te produceren en krijgen daarvoor een faire prijs. Weilanden en akkers vormen samen een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving voor mensen, dieren en planten. De voedselproductie en -consumptie vinden grotendeels plaats op regionale schaal. De contacten tussen boeren en consumenten zijn. De mensen eten gevarieerd. Hun menu bestaat vooral uit plantaardige seizoensgebonden producten uit de regio. Mogelijk eten zij enkele malen per week een stukje biologisch vlees of vis. Zuinig en zorgvuldig omgaan met grondstoffen staat centraal in de maakindustrie. Bij de winning van grondstoffen worden de rechten van bewoners in acht genomen en ecologische schade geminimaliseerd en gecompenseerd. Meubels, apparaten en gebruiksvoorwerpen worden gemaakt om lang mee te gaan. Producten zijn zodanig ontworpen dat ze reparabel zijn en dat hun grondstoffen opnieuw te gebruiken zijn. Consumenten doen langer met hun spullen en kleren. Reparatie en tweedehands zijn populair. Mensen hechten minder aan het bezit van producten, maar meer aan het gebruik ervan. Het delen (van auto’s bijvoorbeeld), leasen (van computers bijvoorbeeld) en huren (van huizen bijvoorbeeld) is stoer. De economie en de samen78. Tekst mede geïnspireerd op: Milieudefensie, Meerjarenperspectief 2013-2015, goedgekeurd door de ALV van Milieudefensie op 11 juni 2012; Jan Rotmans, In het oog van de orkaan, Nederland in transitie, Aeneas, Bostel, 2012, hoofdstuk 10 (‘Vooruit naar vroeger: Nederland in 2050’).
leving zijn daarop ingericht. De mentaliteit van de mensen is sowieso meer gericht op onderlinge contacten, ontspanning en immateriële genietingen dan op het verzamelen van geld en materiële producten. Tijd is belangrijker dan geld. Het energiegebruik door huishoudens en bedrijven is drastisch teruggedrongen, woningen en gebouwen zijn goed geïsoleerd. De daken en muren worden gebruikt om zonne-energie op te wekken, gebouwen zijn voorzien van voorzieningen voor koud- en warmteopslag en voor gebruik van aardwarmte. Ook wegen en kassen zijn energieleveranciers. Alle energie die gebruikt wordt voor elektriciteit, verwarming, koeling en als brandstof wordt duurzaam opgewekt. Het gebruik van fossiele brandstoffen is uitgebannen, kolencentrales en kerncentrales zijn gesloten. De opwekking van duurzame energie wordt in belangrijke mate gedaan door lokale en regionale samenwerkingsverbanden die gezamenlijk windmolens, zonnepaneelparken of andere duurzame energiebronnen exploiteren. Maar er zijn ook grootschalige grootschalige wind- en zonneparken op zee en op land in Nederland en elders, waar Nederlanders bij zijn betrokken. De dominantie van multinationale energiebedrijven is teruggedrongen. Ook personen- en vrachtauto’s, bussen, treinen en trams rijden allemaal op duurzaam opgewekte energie. Het aantal auto’s in stad en platteland is verminderd en vervangen door de fiets en door vormen van betaalbaar openbaar vervoer. De personenauto’s die nog gebruikt worden, worden gedeeld. Files bestaan niet meer, want het woon-werkverkeer met de auto is drastisch afgenomen omdat mensen dichtbij hun werk wonen – daar is in de ruimtelijke ordening slim rekening mee gehouden – en vanwege flexibeler werktijden en de mogelijkheden van telewerken. De overheid investeert niet meer in uitbreiding van het wegennet. De lucht is gezonder geworden en de verkeersveiligheid toegenomen. Goederenvervoer gaat voornamelijk via het spoor en het water. In steden zijn elektrische bevoorradingssystemen aangelegd en de logistiek is geoptimaliseerd waardoor geen lege containers meer vervoerd hoeven te worden. In navolging van de landbouw is de productie waar mogelijk geregionaliseerd zodat transportafstanden kort zijn. De milieukosten van transport worden hoe dan ook volledig doorberekend in de prijs van een product. 37
Er wordt weinig gevlogen. Binnen Europa is het vliegverkeer vervangen door snelle treinen. Privépersonen maken minder intercontinentale vluchten omdat zij vaker in Europa op vakantie gaan. Zakenlieden en politici hebben hun intercontinentale reisgedrag in belangrijke mate vervangen door toegenomen contacten die nieuwe communicatiemiddelen mogelijk maken. In Nederland wonen ontspannen en tevreden burgers. Zij hebben een fatsoenlijk bestaan en gaan prettig met elkaar om. Ze ontplooien hun talenten in onderwijs, werk, zorg en vrijwilligersactiviteiten. Ze genieten van het goede leven: van de gezonde producten van het land, van de schoonheid van hun natuurlijke leefomgeving, en van het diverse culturele en sportieve aanbod in de samenleving. Zij staan met een open blik en een solidaire houding in de wereld en voelen zich verantwoordelijk voor hun medemensen en de aarde. Zij voelen zich bevoorrecht.
38
Bijlage 11
Bevolkingsomvang en -groei
De milieudruk op de aarde wordt veroorzaakt door drie factoren: de impact van het heersende economische systeem, het te hoge consumptieniveau van de mensheid en de groei van de wereldbevolking. De biocapaciteit van de aarde is beperkt. Hoe meer mensen daarvan gebruik maken, des te groter wordt de druk op die beperkte biocapaciteit. En als niet alleen het aantal aardbewoners groeit, maar ook hun welvaart en daarmee samenhangende consumptiepatroon zal de druk op de biocapaciteit van de aarde navenant toenemen. Zoals in bijlage 7 beschreven leeft de mensheid als geheel op te grote voet. De totale mondiale ecologische voetafdruk van de mensheid is het product van de omvang van de wereldbevolking en de gemiddelde voetafdruk per persoon. Als formule opgeschreven ziet dat er als volgt uit: Totale voetafdruk = Bevolking x Gemiddelde voetafdruk pp79.
scenario’s waarin een wereldbevolking van twaalf miljard in 2050 wordt voorspeld.81 Het afremmen van de groei van de wereldbevolking is een belangrijke opgave, maar Milieudefensie rekent het onderwerp ‘bevolkingsomvang’ niet tot haar prioritaire werkterrein. De groei van de wereldbevolking is een belangrijke oorzaak van de toenemende milieubelasting, maar bevolkingsgroei en ‘overbevolking’ zijn onderwerpen die primair spelen in het Zuiden. Milieudefensie steunt initiatieven voor verhoging van duurzame welvaart, educatie en emancipatie in het Zuiden om de bevolkingsgroei daar af te remmen. Als het gaat om Nederland en haar impact op de wereld (zie bijlage 15: Het domein van Milieudefensie) is het urgentste probleem de onduurzame consumptie en productie van Nederland. Dat aanpakken en veranderen is dan ook het belangrijkste werkterrein van Milieudefensie.82
Het aantal mensen op deze wereld, dat een beroep doet op de aardse biocapaciteit, is met name de laatste eeuw spectaculair gegroeid. In 1804 woonden er een miljard mensen op aarde, in 1927 waren dat er twee miljard, eind jaren vijftig werd de drie miljard gehaald. In 1987 werd de vijfmiljardste wereldbewoner geboren, in 1999 de zesmiljardste, in 2011 de zevenmiljardste80. Hoe de bevolkingsgroei zich in de toekomst zal voortzetten, is niet met zekerheid te zeggen. Het geboortecijfer is de laatste decennia gedaald en het lijkt er op dat die tendens zich in de toekomst zal voortzetten. Vrij algemeen wordt aangenomen, onder andere door de Verenigde Naties, dat de wereldbevolking nog zal stijgen tot negen miljard mensen in 2050 en dat de wereldbevolking rond het jaar 2200 zal ophouden met groeien en stabiliseren op ruim tien miljard mensen. Maar er bestaan ook toekomst79. Een variant op deze formule wordt uitvoerig besproken in Tellegen 2010:189-198. Daarin is de door de mensheid teweeggebrachte milieubelasting (Impact) een product van de bevolkingsomvang (Population), economische groei (Affluence) en technologische ontwikkeling (Technology): I = P x A x T. Tellegen bespreekt de meningsverschillen tussen twee prominente deskundigen over het gewicht van de drie factoren en concludeert dat ‘beiden de mogelijkheden om schadelijke milieueffecten van toenemend milieugebruik als gevolg van bevolkingsgroei en welvaartsvermeerdering te voorkómen of te herstellen (hebben) onderschat. Milieuactie en milieubeleid alsook de ontwikkeling van nieuwe technologieën en organisatorische veranderingen die het milieu minder belasten, zijn voor het behoud en de verbetering van milieukwaliteit minstens zo belangrijk als het beperken van de bevolkingsomvang en de consumptie per hoofd van de bevolking.’ Het blijkt dat er geen absolute grenzen aan te geven zijn aan wat de aarde aan kan, ‘omdat de draagkracht van de aarde geen statisch, maar een dynamisch gegeven is.’ 80. Cijfers ontleend aan Wikipedia: Wereldbevolking.
81. Wikipedia: Wereldbevolking; Tellegen 2010:190-192. 82. Voor een vergelijkbaar standpunt, zie de tekst van onze Britse zusterorganisatie EWNI, Global population, consumption and rights, augustus 2013: www.foe.co.uk/sites/default/files/downloads/ population_friends_of_the.pdf. In een beleidstekst uit 2010 schrijft EWNI: ‘Population growth is one of the drivers of environmental degradation. However, in our view it is not the major driver. Rather, it is consumption issues which present a much greater and more urgent threat to the environment. We also believe that consumption issues, while challenging, are more amenable to influence by an organisation like Friends of the Earth England, Wales and Northern Ireland, based as it is in a high-consuming rich country. Geciteerd in: ‘Why Population Matters for Friends of the Earth, p. 3, www. jonathonporritt.com/sites/default/files/users/FOEl%20Briefing%20 -%20population%2023.2.14.pdf.
39
Bijlage 12
Middellange termijn doelstellingen Milieudefensie De langetermijndoelstelling van Milieudefensie kunnen we vertalen in een aantal concretere doelen en standpunten om duidelijk te maken waar Milieudefensie op middellange termijn naar streeft. Daaruit blijkt dat we er niet komen met een beetje minder van dit of dat en een beetje anders dan gebruikelijk. Een ingrijpende verandering van onze cultuur en samenleving is noodzakelijk. Deze middellange doelen en eisen worden concreter en preciezer uitgewerkt in de werkplannen en campagnes die Milieudefensie baseert op deze visie.
Algemeen Verantwoordelijkheid mensen Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen doen en laten. Zij kunnen zich niet verschuilen achter hun verschillende rollen van consument (die kiest voor goedkoop), van producent (die streeft naar winst), van burger (die verantwoord kiest of doet wat de samenleving vraagt). Tegelijkertijd moet de structuur van economie en samenleving zodanig worden veranderd dat duurzaam en eerlijk handelen voor mensen de meest logische en verleidelijke keuze is.
Zeggenschap mensen Mensen en samenlevingen willen optimale zeggenschap hebben over hun omgeving en over de productie en levering van producten en diensten. Dat vergroot de basis voor duurzaamheid en eerlijke prijzen. Milieudefensie streeft naar energiesoevereiniteit (zoals energiecoöperaties van mensen die samen een windturbine exploiteren) en voedselsoevereiniteit (zoals samenwerkingsverbanden tussen boeren en consumenten over de levering van voedselproducten). Die zeggenschap willen mensen niet alleen voor deze en andere consumptieartikelen, maar ook over de inrichting van de leefomgeving en het politieke bestuur. De vele initiatieven op dit gebied, variërend van de vereniging Friese dorpsmolens tot de vele varianten van buurtmoestuinen, zijn voorbeelden dat mensen de greep op hun leven willen vergroten.
Andere indicatoren welzijn en geluk Er moeten andere en meer indicatoren (maatstaven) voor welzijn en geluk van de mens ontwikkeld en gehanteerd worden dan het Bruto Nationaal Product (BNP). Dat zorgt ervoor dat andere zaken sterker worden meegewogen in 40
het beleid dan alleen (materiële) welvaart die is verkregen via geldtransacties. Voorbeelden van andere indicatoren zijn83 de Sustainable Society Index, de index voor Duurzame Economische Welvaart, de Human Development Index, de Mondiale Voetafdruk, de Living Planet Index, het Milieuduurzaam Nationaal Inkomen, de Happy Planet Index en de BOA-quote.
Andere waarden en normen Er is een verschuiving nodig binnen het dominante waardenpatroon. Waarden en normen die uitgaan van welzijn (in plaats van materiële welvaart), wederzijdse afhankelijkheid en samenwerking (in plaats van concurrentie) en gezamenlijke verantwoordelijkheid (in plaats van hiërarchie en concurrentie individuele verantwoordelijkheid) krijgen een zwaarder gewicht. Mensen streven niet naar meer-meermeer en individueel bezit, maar naar genoeg (sufficiëntie) en medegebruik van goederen. Uit recent onderzoek blijkt84 dat ongeveer een derde van de Nederlandse consumenten een economie waarin consumenten bezittingen onderling delen in plaats van opnieuw te kopen aansprekend vindt. Een meerderheid zegt af en toe al bezittingen te delen omdat ze daar mensen een plezier mee doen of omdat ze het ‘zonde’ vinden als ze niet worden gebruikt. Een meerderheid van de Nederlandse consumenten blijkt tevens vertrouwen te hebben in een delen als systeem voor de Nederlandse samenleving. Overigens geeft 58% de voorkeur aan een nieuw product.
Diversiteit en veerkacht Om de samenleving ecologisch en maatschappelijk robuust (veerkrachtig) te maken en te houden, streven we naar diversiteit van samenlevingsvormen, productiewijzen en instituties. Zo komen kleine boeren beter door de economische crisis dan grote boeren, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Wageningen85. Zij zijn veerkrachtiger 83. In de brochure Beter meten van welvaart en welzijn van het Platform voor Duurzame en Solidaire Economie uit 2012 (www.platformdse. org/wp-content/uploads/Brochure-Beter-Meten-van-Welvaarten-Welzijn_PDSE_2012.pdf) is een overzicht te vinden van andere indicatoren voor welzijn en geluk. 84. Zie op de website van Duurzaamheidskompas de brochure Delen als manier om samen te verduurzamen, december 2013: www.duurzaamheidkompas.nl/downloads/Rapport_DuurzaamheidKompas_11.pdf. 85. Quirijn Visscher, ‘Kleine melkveehouder komt beter door de crisis’, in: Trouw, 13 juni 2013. Zie: www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/ archief/article/detail/3457978/2013/06/13/Kleine-melkveehouder-komt-beter-door-de-crisis.dhtml
omdat ze goeddeels zelfvoorzienend zijn, met eigen vermogen, kennis en veevoer. Grote melkveehouders zijn daarentegen meer afhankelijk van geleend geld, ingehuurde arbeid en expertise en gevoelig voor prijsstijgingen van veevoer. Niet overschrijden van milieugebruiksruimte garanderen De negatieve invloed van de Nederlandse consumptie op het milieu kan omlaag worden gebracht door milieukosten in prijzen te verrekenen en ons consumptiepatroon drastisch te veranderen. Deze maatregelen garanderen echter niet dat de Nederlandse consumptie binnen het eerlijk aarde aandeel blijft dat beschikbaar is voor de Nederlandse bevolking. Een manier om dat te garanderen is de invoering van een quoteringssysteem, om de beschikbare milieugebruiksruimte te verdelen onder de burgers. Bijvoorbeeld door iedere burger van 18 jaar en ouder jaarlijks jaarlijks een quotum aan milieurechten te verstrekken. Milieudefensie vindt dit een interessante gedachte en wil de voor- en nadelen van een dergelijk quoteringssysteem nader onderzoeken. Op andere gebieden bestaan al quoteringssystemen waarvan geleerd kan worden. Bijvoorbeeld het quoteringssysteem voor het mogen houden van dieren oftewel het mogen produceren van mest (zogenaamde dierrechten voor varkens en kippen en het melkquotum voor koeien) en voor het mogen uitstoten van broeikasgassen (emissierechten). Een heldere uitwerking van een quoteringssysteem voor milieugebruiksruimte is gemaakt door Bert Vink86.
Meer biodiversiteit Mensen willen niet dat planten en dieren uitsterven. Zij willen dat de achteruitgang van de soortenrijkdom (biodiversiteit) in Nederland en in de wereld stopt. Dus moet er een einde komen aan het kappen van natuurlijke bossen, overbevissing van de oceanen, milieuvervuiling en versnippering van het land die het voortbestaan van soorten bedreigd. Een royaal natuurbeleid is van levensbelang voor mensen, dieren en planten.
Wereld fossielvrij
Meer plantaardige consumptie Er vindt een verschuiving plaats naar een minder milieubelastende voedselconsumptie: van vlees, melk en eieren naar meer plantaardige producten. Dat dringt de uitstoot van broeikasgassen terug, is goed voor de volksgezondheid en het dierenwelzijn, en schept de voorwaarden voor een duurzame landbouw en veeteelt met gesloten kringlopen. De voedselconsumptie gaat ook veel meer uit van het heersende seizoen en wat de regio biedt. Er komt een einde aan energieslurpende kassen die ervoor zorgen dat we tomaten eten in de winter en er worden ook geen sperziebonen uit Kenia meer ingevlogen.
Slimmere ruimtelijke ordening De ruimtelijke inrichting van het land moet duurzaamheid bevorderen. Dat betekent wonen en werken bij elkaar situeren, evenals productie en consumptie. Dat voorkomt onnodig lange milieubelastende verkeersstromen en goederentransporten. De ontwikkeling van compacte steden en de situering van gebouwen met publieksfuncties bij openbaarvervoerknooppunten creëren voorwaarden voor duurzame voorzieningen. Zij vergroten het draagvlak voor openbaar vervoer, bezorgdiensten en stadsverwarming. Een scherpe scheiding tussen stedelijke en landelijke gebieden moet gepaard gaan met onderlinge nabijheid (bereikbaarheid per fiets) van stad en land. Dat schept ruimte voor hoogstedelijke functies enerzijds en voor natuur en landbouw anderzijds.
Economie Doel economie: maatschappelijke waarde Het doel van de economie verandert: het creëren van maatschappelijke waarde staat centraal, niet productieverhoging en winstmaximalisatie. De productie houdt ruimhartig rekening met de belangen van werknemers, omwonenden en het milieu. De markt wordt gereguleerd.
De samenleving en economie worden zo snel mogelijk bevrijd van hun verslaving en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. De wereld wordt fossielvrij, om te beginnen in Nederland. Daarvoor is nodig dat alle voertuigen voor binnenlands personenverkeer (auto’s, trams, bussen, metro’s) gaan rijden op duurzaam opgewekte elektra. In de landbouw wordt de op aardolie gebaseerd kunstmest uitgebannen. Woningen en kantoren worden allemaal energieneutraal, d.w.z. dat alle energie die voor elektriciteit en verwarming in die gebouwen gebruikt wordt, duurzaam is opgewekt.
Geld weer dienstbaar
86. Bert Vink, Balansgeld. Een vitale economie binnen ecologische grenzen, z.p., z.j (2012). Zie: www.voetafdruk.eu/onzevoetafdruk/discussienota/literatuur/manuscriptbalansgeldvanbertvink.pdf
87. Zie ook het artikel ‘Lokaal geld als recept voor de crisis’ in het Milieudefensie-blad Down to Earth,18 februari 2012: downtoearthmagazine.nl/lokaal-geld-als-recept-voor-de-crisis/
Het huidige financiële systeem, dat is gebaseerd op rente en geldschepping door particuliere banken, moet worden vervangen door een systeem waarbij geld weer dienstbaar is aan de reële economie, en niet andersom. Geldschepping door banken en andere financiële instellingen wordt beperkt of zelfs verboden. Initiatieven met rentevrij geld en lokale of regionale munten worden aangemoedigd en bevorderd.87
41
Omvorming naar een kringloopeconomie
Sterke democratische overheden
De huidige verspillende economie wordt omgevormd in een kringloopeconomie. Hergebruik van grondstoffen en materialen is uitgangspunt, zoals bij het Turntoo-principe van Thomas Rau, waarbij elk product tegelijkertijd een grondstoffendepot is dat wordt gebruikt voor een volgend product88. Dit voorkomt onnodige uitputting van grondstoffen. In de land- en bosbouw moet de kringloop worden gesloten tussen akkerland, landbouwgewassen, dierlijke/menselijke mest en akkerland. Dat leidt tot zorgvuldiger omgaan met de grondstof fosfaat en instandhouding van de bodemvruchtbaarheid (voorkomt uitputting en overbemesting).
De zeggenschap van de samenleving over de economie en multinationale bedrijven moet worden versterkt. Deze zeggenschap beoogt de belangen van mens en milieu te borgen, en begeleidt en garandeert de overgang naar sociaal en ecologisch ondernemerschap. Daartoe zijn sterke, democratische overheden noodzakelijk. Sterk in de zin van: behartiger van het publieke belang, niet in de zin van: regelen bemoeizuchtig.89 Overheden moeten burgers en maatschappelijke organisaties vroegtijdig betrekken bij plan- en besluitvorming (burgerparticipatie).
Grondstofarme economie
Sociaal en ecologisch verantwoord ondernemen
Om het gebruik van schaarse grondstoffen terug te dringen wordt de ontwikkeling van een economie bevorderd die weinig afhankelijk is van (geïmporteerde) grondstoffen. Ook de verlenging van de levensduur van producten en het hergebruik van grondstoffen draagt daaraan bij. Productontwerpen, productieprocessen en afvalinzameling worden zo georganiseerd dat grondstoffen zoveel mogelijk hergebruikt worden. De winning van schaarse grondstoffen kan zo tot een minimum beperkt worden.
Bedrijven moeten in hun bedrijfsvoering de belangen van mens en milieu een voorname plek geven. Het gaat om de winning van grondstoffen, productie van goederen, consumptiemogelijkheden en de omgang met (hergebruik van) afval. Transparantie van bedrijven hierover is noodzakelijk. Dit vereist een internationale (Europese) aanpak. Internationale handelsverdragen mogen een ecologischer en socialer bedrijfsvoering niet ondermijnen.90
Regionalisering productie
Er moet een tegenmacht komen, die ervoor zorgt dat het milieu hoog op de agenda van nationale overheden en internationale organisaties staat. Deze tegenmacht fungeert ook als tegenwicht voor internationale organisaties die op dit moment vooral de belangen van het bedrijfsleven behartigen, zoals WTO, Wereldbank en IMF. Het doel is de onduurzame macht van de WTO c.s. te beëindigen en te komen tot internationale afspraken en regels over grensoverschrijdende cq planetaire vraagstukken, zoals klimaat, grondstoffen en biodiversiteit. Deze tegenmacht zou de vorm van een Wereld Milieu Organisatie kunnen aannemen.
Productie en consumptie vinden zo dicht mogelijk bij elkaar plaats. Dat vergroot de betrokkenheid en zeggenschap van de samenleving, voorkomt milieubelastende transportkosten, vergroot de transparantie in de (kortere) keten een leidt tot eerlijker prijzen voor de producenten. De specifieke bodemkundige en klimatologische omstandigheden én het product waarom het gaat, bepalen de ‘regio’ waarin productie en consumptie samenkomen. We gebruiken hiervoor het woord eigenschaligheid: ieder product heeft zijn eigen schaalniveau. Milieudefensie is derhalve voor regionalisering van de voedselvoorziening, voor decentralisering van de opwekking en gebruik van duurzame energie, en voor terugkeer van de maakindustrie in Nederland/Europa. Naast deze regionalisering van de productie, wordt echter globalisering (in de betekenis van: delen) van ontwerp en kennis bevorderd. Het gaat hier uitdrukkelijk om regionalisering van de productie van zaken die regionaal geproduceerd kunnen worden en daarom niet van de andere kant van de wereld gehaald hoeven te worden. In Nederland kunnen we sperziebonen telen, dus is het onnodig en ongewenst ze uit Kenia te halen. Kruidnagel groeit hier niet, dus is het te rechtvaardigen om die uit een tropisch land te importeren. 88. Website over het Turntoo-principe: turntoo.com/. Voorbeeld een om hergebruik van grondstoffen te bevorderen: de smartphone van Google, die volledig zal bestaan uit eenvoudig verwisselbare onderdelen: de blokjessmartphone (zie: nos.nl/artikel/636518-blokjessmartphone-komt-in-2015.html). Voorbeeld twee: het cradle-tocradle tapijt van Desso (zie: www.desso.nl/nieuws-events/nieuwsoverzicht/2011/5/dessor-cradle-to-cradler-tapijt-in-het-duurzaamste-kantoor-van-nederland/).
42
Mondiale tegenmacht op gebied van milieu
89. Het is op dit moment in de mode te stellen dat de overheid niet in staat is de ontwikkeling van de samenleving adequaat te sturen en te ondersteunen, en dat we daarom beter kunnen bouwen op de rol van het bedrijfsleven en de samenleving. Milieudefensie is van mening dat de overheid een cruciale rol heeft en blijft hebben. De overheid kan normen stellen, een gelijk speelveld creëren en milieuresultaten langdurig borgen. ‘De overheid is cruciaal voor de verduurzaming van onze maatschappij, omdat zij de regels en normen vastlegt, waarbinnen burgers en bedrijven consumeren, produceren en innoveren. De overheid is als enige in staat om duurzaamheid dwingend op te leggen’, aldus het Richting Gevend Kader van Milieudefensie, dat in november 2013 is vastgesteld. Het Planbureau voor de Leefomgeving schrijft in een recente publicatie over milieubeleid in de 21e eeuw (Wissels omzetten, 2013:25): ‘Milieubescherming is typisch iets waar we de overheid voor nodig hebben. Milieukwaliteit is immers een publiek goed: het is van belang voor ons allen maar niemand kan het voor zichzelf realiseren. Een klassieke reden dus voor overheidsingrijpen.’ 90. Het werk van het Business & Human Rights Resource Centre van de Verenigde Naties, onder leiding van de speciale vertegenwoordiger John Ruggie, kan hierbij een bruikbaar uitgangspunt leveren. Zie: www.business-humanrights.org/SpecialRepPortal/Home
Rechten van mensen garanderen Om te voorkomen dat mensen onder de voet worden gelopen en geplunderd door multinationale bedrijven, politieke machthebbers en het grote geld, worden hun rechten gegarandeerd. Uitgangspunt is dat het recht op een schoon milieu, het recht op een adequate levensstandaard, landrechten en waterrechten mensenrechten zijn. Het FPIC-principe (Free and Prior Informed Consent) wordt vastgelegd in internationale en nationale wetgeving. Het gaat niet alleen om de rechten van mensen in het Zuiden (bijvoorbeeld kleine boeren in Kenia), maar ook om mensen in het Noorden (bijvoorbeeld bewoners van een gaswinninggebied). De Nederlandse overheid, bedrijven en investeerders zorgen ervoor dat hun beleid geen milieuvervuiling in ontwikkelingslanden of andere delen van de wereld veroorzaakt en niet leidt tot onrechtmatige onteigening of vernietiging van de natuurlijke bestaansbronnen van gemeenschappen in ontwikkelingslanden. Dit met het doel om de bevolking van ontwikkelingslanden in staat te stellen in een leefomgeving van hoge kwaliteit te werken aan structurele armoedebestrijding door duurzame en inclusieve ontwikkeling, zodat op den duur alle burgers een eerlijk aarde aandeel ter beschikking hebben.
Internalisering milieukosten De milieu- en maatschappelijke kosten van producten en diensten moeten tenminste vastgelegd worden in de prijs van deze producten en diensten. Dat helpt afwenteling van deze kosten op de samenleving en de zwakkeren te voorkomen. Het zorgt ervoor dat prijzen eerlijk worden en is een steun in de rug van producten en diensten die milieuvriendelijk en sociaal worden gemaakt en geleverd. Het gaat hierbij zowel om het geven van een prijs aan nietvervangbare grondstoffen als om de milieubelasting die wordt veroorzaakt bij de winning van grondstoffen en de productie en consumptie van goederen. Als alle verkeers- en vervoersmodaliteiten naar hun milieueffecten beprijsd worden, maakt dat milieuonvriendelijke modaliteiten duurder en milieuvriendelijke verkeersvormen aantrekkelijker. Beëindiging van de bevoorrechte positie van de vuilste vervoersvorm, het vliegverkeer, is urgent: de vrijstelling van btw op tickets en accijns op kerosine moet zo snel mogelijk worden beëindigd.
Belastingsysteem vergroenen Het belastingsysteem wordt vergroend door de kosten op arbeid te verlagen en die van grondstoffen te verhogen. Dat geldt ook voor de producten die consumenten kopen: materiële producten zwaarder belasten dan diensten. Hiermee wordt bereikt dat er minder grondstoffen worden gebruikt en reparatie van goederen goedkoper wordt.
43
Bijlage 13
De rol van Milieudefensie
Milieudefensie wil een grassrootsorganisatie zijn: een organisatie die uitgaat van de verlangens en de kracht van mensen, die vorm geeft aan de cruciale rol die mensen hebben bij de totstandbrenging van maatschappelijke verandering. Een centraal onderdeel van de strategie van Milieudefensie is daarom het opbouwen van maatschappelijke macht. ‘Cruciaal element in de werkwijze van Milieudefensie is’, zo staat in het Richtinggevend Kader van Milieudefensie91, ‘om samen met burgers maatschappelijke macht op te bouwen om zo ingrijpende structurele veranderingen in het economische en politieke systeem tot stand te brengen. ‘Om mensen te betrekken brengen we in onze campagnes de urgentie van de milieu-uitdagingen van nu dichtbij hun belevingswereld. Onze campagnes laten zien dat radicale veranderingen noodzakelijk én mogelijk zijn. Dat doen we op drie manieren: • We stellen als ‘waakhond’ (internationale) misstanden aan de kaak, die oorzaak zijn van de mondiale milieuproblemen (we verleiden burgers, bedrijven en overheden tot ‘anders kijken’). • We vertalen mondiale milieuproblemen naar menselijke waarden (we verleiden burgers, bedrijven en overheden tot ‘anders kiezen’). • We versnellen de maatschappelijke omschakeling door het verbinden, verbreden en ondersteunen van aantrekkelijke (lokale) initiatieven van burgers, bedrijven en overheden (we verleiden burgers, bedrijven en overheden tot ‘anders doen’). Daar waar dat niet of onvoldoende gebeurt, mobiliseert Milieudefensie samen met burgers maatschappelijke druk.’
91. Milieudefensie, Richting Gevend Kader, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Milieudefensie op 29 november 2013.
44
Bijlage 14
Burgers als bondgenoten
‘Burgers vormen de belangrijkste doelgroep én medestander van Milieudefensie’, aldus het Richting Gevend Kader van Milieudefensie92. ‘Milieudefensie mobiliseert mensen om samen met ons bedrijven en overheid in beweging te krijgen.’ Daarom is veel aandacht van Milieudefensie gericht op het informeren en inspireren van mensen om hen aan het streven naar een duurzame wereld te binden. Milieudefensie ondersteunt mensen die zelf al werken aan een duurzaam Nederland, zij vinden in Milieudefensie ‘een bondgenoot’. Milieudefensie zal bedrijven aanspreken op hun (internationale) verantwoordelijkheid om te verduurzamen. ‘Wij stimuleren hen om in de bedrijfsvoering het creëren van maatschappelijke waarde voorop te stellen, verantwoord te ondernemen en actief bij te dragen aan de transitie naar een rechtvaardige, grondstofarme, circulaire economie.’ Milieudefensie is en blijft daarbij onafhankelijk van bedrijven. ‘De overheid is cruciaal voor de verduurzaming van onze maatschappij, omdat zij de regels en normen vastlegt, waarbinnen burgers en bedrijven consumeren, produceren en innoveren. De overheid is als enige in staat om duurzaamheid dwingend op te leggen. Waar zij dit nalaat, stelt Milieudefensie dit publiekelijk aan de kaak.’
Campagnes worden altijd volgens dezelfde uitgangspunten vormgegeven: • we hebben een aansprekend verhaal; • dat verhaal maken we persoonlijk; • dat betrekken we op of gaat over Nederland of het bedrijfsleven dat in Nederland actief is; • daar gaan we samen met mensen iets aan doen; • er is een handelingsperspectief voor die mensen.’
In bijlage 5 hebben we drie strategieën benoemd om tot de gewenste maatschappelijke verandering te komen: 1) Concreet bouwen aan het alternatief in de praktijk, 2) Werken aan een andere cultuur, en 3) Ondermijnen van het bestaande onduurzame en oneerlijke systeem. Milieudefensie zal alle drie strategieën toepassen. Het opbouwen van bewegingen van burgers en het inzetten van die maatschappelijke macht van mensen zijn daarbij essentieel. In het Richting Gevend Kader is dat als volgt verwoord: ‘Daarom gaan we met groepen mensen een langdurige relatie aan (opbouw van het netwerk, mensen warm maken en warm houden, trainen en ondersteunen).’ Om dat goed te doen zal de organisatie daarvoor voldoende capaciteit inzetten en onderwerpen binnen een thema beter met elkaar verbinden. Die beleidslijn vindt ook zijn doorwerking in de wijze waarop campagne wordt gevoerd. ‘Campagnes bevatten vier elementen: gewenste praktijk bevorderen, slechte praktijk bemoeilijken, alternatieven propageren en en goede dingen behouden. Hierbij hanteren we een mix van onze middelen. 92. Milieudefensie, Richting Gevend Kader, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Milieudefensie op 29 november 2013.
45
Bijlage 15
Het domein van Milieudefensie
Veel actoren zijn betrokken bij de totstandbrenging van een duurzame en eerlijke samenleving. Daarom is het belangrijk het werkterrein van Milieudefensie nauwkeurig af te bakenen: waarmee houdt zij zich bezig en wat laat zij aan anderen over. We beschrijven het domein waarop Milieudefensie zich begeeft aan de hand van drie trefwoorden: milieu, Nederland en structuur.
Milieu Het domein waarop Milieudefensie zich beweegt is primair het milieu: de fysieke leefomgeving die van invloed is op het welzijn van de mens. Omdat Milieudefensie ernaar streeft dat alle mensen en de generaties na ons prettig kunnen leven, moeten we de fysieke leefomgeving (de aarde, de natuur, het milieu) niet uitputten en zorgen dat ons handelen binnen de draagkracht van de aarde blijft. Bovendien moet de beschikbare milieugebruiksruimte eerlijk verdeeld worden over alle aardbewoners. In de opvatting van Milieudefensie zijn sociale rechtvaardigheid en een goed milieubeleid dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarmee onderscheidt Milieudefensie zich van ontwikkelingsorganisaties en andere milieuorganisaties. Milieudefensie rekent het onderwerp bevolkingsomvang niet tot haar werkterrein. De groei van de wereldbevolking is weliswaar van groot belang voor de toenemende milieubelasting, maar is een onderwerp waarvoor de handelingsmogelijkheden in Nederland beperkt zijn. Voor Nederland is het aanpakken van de onduurzame consumptie en productie het voor de hand liggende werkterrein. Milieudefensie steunt initiatieven voor verhoging van duurzame welvaart, educatie en emancipatie in het Zuiden om de de bevolkingsgroei af te remmen.93
93. Voor een vergelijkbaar standpunt, zie de tekst van onze Britse zusterorganisatie EWNI ‘Global population, consumption and rights’ van augustus 2013: www.foe.co.uk/sites/default/files/downloads/ population_friends_of_the.pdf. In een beleidstekst uit 2010 schrijft EWNI: ‘Population growth is one of the drivers of environmental degradation. However, in our view it is not the major driver. Rather, it is consumption issues which present a much greater and more urgent threat to the environment. We also believe that consumption issues, while challenging, are more amenable to influence by an organisation like Friends of the Earth England, Wales and Northern Ireland, based as it is in a high-consuming rich country. Geciteerd in: ‘Why Population Matters for Friends of the Earth’, p. 3, www. jonathonporritt.com/sites/default/files/users/FOEl%20Briefing%20 -%20population%2023.2.14.pdf.
46
Nederland en de wereld Milieudefensie focust zich op de effecten van het handelen op de fysieke leefomgeving in Nederland én de effecten van het handelen in en van Nederland (overheid, bedrijven, burgers) op de fysieke leefomgeving van mensen elders op de wereld. In Nederland zit er tin uit Indonesië in onze mobiele telefoon en ‘onze’ varkens eten in Brazilië geteeld krachtvoer; de uitstoot van broeikasgassen door Nederlandse auto’s draagt bij aan de mondiale klimaatverandering en het regeringsbeleid faalt om de onverantwoorde kap van natuurbossen tegen te gaan. Think global, act local betekent een keuze voor een Nederlandse invalshoek, voor een insteek waarop we als Nederlanders direct invloed kunnen uitoefenen. Milieudefensie maakt in zijn werkzaamheden daarbij optimaal gebruik van het feit dat zij lid is van de internationale organisatie Friends of the Earth International (FoEI) en de Europese afdeling daarvan, Friends of the Earth Europe (FoEE). Dat vergroot het inzicht in de impact van de Nederlandse consumptie en productie op de rest van de wereld én de slagkracht om (mondiaal en in Europa) successen te boeken. Milieudefensie werkt met haar zusterorganisaties samen op basis van gelijkwaardigheid. Zij ondersteunt zusterorganisaties in ontwikkelingslanden en kleinere Europese zusterorganisaties inhoudelijk en financieel bij het versterken van hun capaciteit om overheden, bedrijven en andere spelers te beïnvloeden. Bijvoorbeeld door samen met deze organisaties campagne te voeren, hun medewerkers in contact te brengen met politici in Den Haag en Brussel en met de Nederlandse media om hier hun zaak te bepleiten, door hen te adviseren op het gebied van organisatieontwikkeling, en door bij te dragen aan de uitbreiding van hun kennis en netwerken.
Structuur Aan de hand van onze Nederlandse overconsumptie (we leven op te grote voet) laat Milieudefensie de urgentie van de duurzaamheidsproblematiek zien. Maar de drijfveer van deze onduurzame consumptie ligt bij de productie, die fundamenteel niet gericht is op duurzaamheid. Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen gedrag, maar ook actor in een samenlevingsstructuur die hen bepaald gedrag opdringt. De inrichting van de samenleving en economie is zo dwingend, dat veel mensen meedoen aan het op te grote voet leven of zich daartoe gedwongen voelen. Daarom richt Milieudefensie haar pijlen op het veranderen van het maatschappelijk en economische systeem, op
de productie (anders produceren, minder produceren), en niet als eerste op het veranderen van de leefstijl en het consumptiegedrag van mensen. Structurele veranderingen moeten ertoe leiden dat mensen het vanzelfsprekend vinden zich duurzaam te gedragen. Bij de uitwerking van haar visie in concreet beleid houdt Milieudefensie rekening met de eerder beschreven maatschappelijke trends (bijlage 9). Milieudefensie trekt onder meer de volgende conclusies uit deze trends:
Verleidelijke uitweg Het is een opgave ervoor te zorgen dat de constatering van de urgentie en ernst van de ecologische en sociale crisis niet leidt tot een pessimistisch doemscenario en een machteloos gevoel bij de mensen. Het gaat er om een verleidelijke en geloofwaardige uitweg uit die crisis te schetsen.
Kosmopolitische regionalisering De aansluiting van Milieudefensie op de tendens tot regionalisering mag niet leiden tot een zich opsluiten in het welzijn van de eigen gemeenschap. Een kosmopolitische benadering en regionalisering moeten hand in hand gaan.
Technologie sturen De voortgaande technologische ontwikkelingen kunnen leiden tot goede en slechte dingen. Het is de opgave om de technologische ontwikkeling en toepassing ervan ten gunste van duurzaamheid te bevorderen en te sturen, en onduurzame ontwikkelingen te verhinderen.
Stedelijke ontwikkeling De toenemende verstedelijking betekent kansen en bedreigingen. Onze opgave is om voldoende maatschappelijke macht en politiek organisatievermogen aan te wenden om de duurzaamheidskansen die de toenemende verstedelijking en ontvolking van het platteland bieden, in de praktijk te realiseren.
47
Bijlage 16
Halvering van de Nederlandse voetafdruk
‘De ecologische voetafdruk van de Nederlandse consument moet in 2030 zijn gehalveerd.’ Zo luidde in 2011 een van de twee hoofdadviezen van de Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke Hulpbronnen onder leiding van Hans Alders aan de Nederlandse regering94. Het andere hoofdadvies luidde dat het netto verlies aan biodiversiteit per 2020 gestopt moet zijn, niet alleen in Nederland maar ook als gevolg van Nederlandse activiteiten in het buitenland. ‘Onlosmakelijk deel van een No Net Loss-ambitie is de vermindering van de ecologische voetafdruk´, schreef de Taskforce. Hoewel de methodiek van de voetafdruk nog in ontwikkeling is, biedt zij goede mogelijkheden om vooral de impact van de Nederlandse burger te vergelijken met andere wereldburgers. ‘De Taskforce is van mening dat zij voldoende basis vormt voor de aanbeveling om ernaar te streven de voetafdruk van de Nederlandse consument in 2030 te halveren. Dit kan bereikt worden door een combinatie van een slim sturende overheid, gedragsaanpassingen en het vergroten van het aanbod aan producten die een minder groot beslag leggen op natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit. Uiteindelijk (2050) moet de voetafdruk passen bij de biocapaciteit van de aarde.’95
De regering heeft, mede door de val van het kabinet (Rutte I) in mei 2012, de uitvoering van dit advies om de Nederlandse voetafdruk in vijftien jaar te halveren, nooit serieus ter hand genomen.96 Milieudefensie heeft aan de Belgische milieuorganisatie Ecolife uit Leuven gevraagd de mogelijkheden te inventariseren waarmee een halvering van de Nederlandse voetafdruk in 2030 bereikt kan worden. Milieudefensie beschouwt het rapport van Ecolife als een voorzet voor de verdere discussie over wat er nodig is en moet gebeuren om de visie van Milieudefensie te realiseren. Ecolife97 heeft grote deskundigheid op het gebied van het meten van de ecologische impact. Zij werkt onder meer samen met het Global Footprint Network, hét hoofdkwartier van voetafdruk-bedenker Mathis Wackernagel, in Oakland in de Verenigde Staten. Een gemiddelde Nederlander had in 2008 een ecologische voetafdruk van ongeveer 6 gha, terwijl de beschikbare biocapaciteit (het eerlijk aarde aandeel) slechts 1,8 gha per persoon bedraagt. Vanwege de bevolkingsgroei zal het eerlijk aarde aandeel tegen 2050 onder de 1,5 gha/persoon dalen. ‘Om de Nederlandse voetafdruk tegen 2030 te halveren’, schrijft Ecolife in zijn rapport, ‘zijn ambitieuze maatregelen nodig die samen een besparing van 3 gha per persoon opleveren. Een verdere reductie met driekwart tegen 2050 is haalbaar en nodig om de voetafdruk tot binnen de beschikbare biocapaciteit te brengen.’ Ecolife heeft 50 mogelijkheden geïnventariseerd die tesamen deze doelstelling kunnen realiseren. Elke mogelijkheid bevat een doelstellingspercentage en een overeenkomende besparing in gha/persoon. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste voorstellen uit het rapport.
94. Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke Hulpbronnen, Groene Groei. Investeren in biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, december 2011. Zie: http://www.biodiversiteit.nl/samenwerking-voor-biodiversiteit/taskforce-biodiversiteit-natuurlijke-hulpbronnen. De Taskforce functioneerde in de jaren 2009-2011 en bestond uit: Hans Alders (voorzitter), Roger van Boxtel (voorzitter Raad van Bestuur Menzis), Wout Dekker (CEO Nutreco), Jan Ernst de Groot (directeur TNT), Daniëlle Hirsch (directeur Both Ends), Onno Hoes (oud-gedeputeerde Noord-Brabant, burgemeester Maastricht), Rik Leemans (hoogleraar Universiteit van Wageningen), Albert Jan Maat (voorzitter LTO Nederland), Manuela Monteiro (directeur Hivos), Rudy Rabbinge (hoogleraar Universiteit van Wageningen), Nico Roozen (directeur Solidaridad), Marijke Vos (lid Eerste Kamer voor GroenLinks), Teo Wams (directeur Natuurmonumenten) en Jan Zuidam (oud-lid Raad van Bestuur DSM).
96. In de Rijksnatuurvisie 2014 ‘Natuurlijk verder’ (april 2014) schrijft staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken dat het advies van de Taskforce indertijd door het kabinet is onderschreven (p.30). Zij verwijst daarbij naar een brief dd 5 juli 2012 van voormalig staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, waarin deze de Tweede Kamer informeert over de stand van zaken van het biodiversiteitsbeleid (26407 nr. 63). Bleker schrijft echter (p.1): ‘Vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet laat ik het echter aan een nieuw kabinet om een strategische agenda biodiversiteit voor de toekomst te formuleren [ ] en vermeld ik alleen acties en studies die in lijn met het Taskforceadvies al in gang zijn gezet.’
95. Taskforce Biodiversiteit 2011:42-43
97. Website Ecolife: http://www.ecolife.be/
48
Samenvatting uit het rapport van Ecolife Hieronder volgt de letterlijke tekst van de Samenvatting uit het Ecolife-rapport98. De ecologische voetafdruk meet het gebruik van biologisch vruchtbaar landoppervlakte, en wordt uitgedrukt in globale hectare (gha). Deze voetafdruk omvat het gebruik van hernieuwbare materialen (bv. voeding), infrastructuur (bebouwde oppervlakte) en fossiele brandstoffen (CO2emissies door energiegebruik), en wordt vertaald in zes landgebruikstypes: akkerland, graasland, visgronden, bosland, bouwland en energieland. Een gemiddelde Nederlander had in 2008 een ecologische voetafdruk van ongeveer 6 gha, terwijl de beschikbare
98. Ecolife, Halvering van de Nederlandse ecologische voetafdruk, Leuven, juli 2014.
biocapaciteit (het eerlijke aarde aandeel) slechts 1,8 gha/ persoon bedraagt. Omwille van de bevolkingsgroei zal het eerlijke aarde aandeel tegen 2050 tot onder de 1,5 gha/ persoon dalen. Om de Nederlandse voetafdruk tegen 2030 te halveren, zijn ambitieuze maatregelen nodig die samen een besparing van 3 gha per persoon opleveren. Een verdere reductie met drie kwart tegen 2050 is haalbaar, en nodig om de voetafdruk tot binnen de beschikbare biocapaciteit te brengen. Deze studie bevat simulaties van 50 beleidsdoelen die samen tegen 2030 de gewenste halvering van de voetafdruk kunnen verwezenlijken. De volgende tabel geeft een globaal overzicht van de beleidsdoelen, met de overeenkomende besparingen in gha/persoon. De donkergroene cellen geven de belangrijkste beleidsdoelen (met de grootste besparingen) weer. Lichtgroene cellen geven iets kleinere besparingen weer, en donkerrode de kleinste.
Tabel 1: overzicht van de besparingen in gha/persoon voor 2030 Reductiedoelstelling Totaal alle beleidsdoelen Plantaardige voeding: drie dagen per week dierlijke producten vervangen door plantaardige alternatieven Voedselverspilling: 50% minder verspilling in alle sectoren en minder overbodige voeding eten Autoverkeer: 40% vervangen door openbaar vervoer en fiets en de rest door zuinigere wagens en elektrische wagens op groene stroom. Huishoudproducten en goederen: 50% minder huishoudelijk plastic- en glasafval en 50% minder aankoop van nieuwe kleding, textiel, elektronica, huishoudapparaten, meubelstukken, wagens, reinigings- en onderhoudsproducten, producten voor lichaamsverzorging en tabak Efficiëntere landbouw, industrie en dienstensector: 1/3 minder CO2-emissies per eenheid productie Elektriciteitssector: 70% groene stroomproductie Papier: 60% minder papierverbruik (huishoudens en dienstensector) en volledige gescheiden inzameling van papier-karton Woningen: 50% energiezuiniger en op groene stroom Vrachttransport: zuinigere vrachtwagens, 20% minder transport en 20% vervangen door trein en binnenvaart Overige voedingsmaatregelen: 50% meer lokaal, seizoensgebonden en biologische voeding, minder oliën, geraffineerde graanproducten en koffie Vliegverkeer: korte reizen door trein, 50% minder lange afstandsvluchten en zuinigere vliegtuigen
2,9 3,0 0,49 0,35 0,34
0,33
0,31 0,28 0,28
0,26 0,13 0,10
0,09
49
Bij voeding kan men de grootste besparingen realiseren. Ten eerste zou in 2030 40% van de belangrijkste dierlijke producten (zuivel, vlees, vis) vervangen kunnen worden door plantaardige alternatieven. Dat komt dus overeen met ongeveer 3 dagen per week plantaardig (veganistisch) eten. In 2050 zou dat percentage tegen de 100% moeten liggen om de totale Nederlandse voetafdruk voldoende te reduceren tot onder de 1,5 gha/persoon. Een veganistisch voedingspatroon levert daardoor de sterkste reductie op van de ecologische voetafdruk, met een besparing van meer dan 1 gha/persoon in 2050. Een tweede belangrijk beleidsdoel is het verminderen van de voedselverspilling in huishoudens, de voedingsnijverheid en dienstensectoren. Naast deze voedselverspilling eet een gemiddelde Nederlander ook een beetje meer calorieën dan wat aangewezen is volgens een gezond voedingspatroon. Er is dus ook een kleine besparing op de hoeveelheid geconsumeerde voeding mogelijk. Een derde belangrijke besparing kan gerealiseerd worden bij het autoverkeer: de totale afgelegde autokilometers van 2008 kunnen vervangen worden door 30% met zuinigere wagens, 30% elektrische wagens (op 100% groene stroom), 30% openbaar vervoer (treinen op groene stroom) en 10% fiets. De huishoudproducten en goederen bestaan uit gebruiksgoederen (producten die een lange tijd, meestal langer dan een jaar, gebruikt worden) en verbruiksproducten zoals verpakkingen en producten die regelmatig worden aangekocht (bv. onderhoudsproducten,…). Door tweedehandsproducten, cradle to cradle, een diensteneconomie en het vermijden van overbodige aankopen van goederen, kan men de hoeveelheid goederen sterk verminderen en zo de voetafdruk met meer dan 0,3 gha/persoon doen dalen. Hierbij kan men ook nog eens in textielproducten leder vervangen door milieuvriendelijkere kunststoffen. Bij het berekenen van de besparingen van goederen en producten werden conservatieve schattingen gebruikt en werden dubbeltellingen met andere beleidsdoelen (met name de efficiëntere industrie en elektriciteitsproductie) vermeden. Verder is het belangrijk om op te merken dat niet alle gebruiksgoederen en verbruiksproducten werden opgenomen in de berekening. De voetafdruk van de directe CO2-emissies in de drie economische sectoren (landbouw, industrie en diensten) kan met 0,31 gha/persoon gereduceerd worden door o.a. efficiëntieverbeteringen, warmtekrachtkoppeling, passieve kantoorgebouwen, koolstofopvang en -opslag en voornamelijk groene stroomproductie. In 2030 zou 70% van de elektriciteitsproductie groene stroom moeten zijn, om te voorzien in groene stroom voor woningen, industrie, elektrische wagens en treinen. In Nederlandse huishoudens wordt nog veel recycleerbaar papier weggeworpen bij het restafval (bijna 40 kg/persoon/ jaar). Indien men 100% van dat papier selectief zou inzamelen voor recyclage, en men daarnaast nog eens de algehele papierconsumptie bij huishoudens en de dienstensector 50
met 60% kan verminderen, kan de voetafdruk dalen met 0,28 gha/persoon. Bij de categorie energiegebruik huishoudens zouden de woningen in 2030 hun energie voor verwarming, warm water en elektriciteit met 50% moeten reduceren, door intensieve renovatie tot lage energie woningen die bijna geen energie verbruiken. Het overschakelen op groene stroom is ook een belangrijk beleidsdoel. Een besparing bij het vrachttransport is te realiseren door 20% van de afgelegde vrachtwagenkilometers in 2008 te vervangen door spoor en binnenvaart. Een verdere vermindering van de vrachtcapaciteit met 20% en het gebruik van 20% energiezuinigere vrachtwagens kan de voetafdruk verder reduceren tot 0,13 gha/persoon. De overige voedingsmaatregelen bevatten beleidsdoelen rond lokale, biologische en seizoensgebonden voeding (minder producten van verwarmde kas, minder geïmporteerde voeding) en enkele aanbevelingen rond producten die een relatief hoge voetafdruk hebben, zoals olieën en vetten, koffie en geraffineerde graanproducten zoals wit brood. In de huidige voetafdrukmethodologie worden niet alle vormen van milieu-impact van landbouw en voeding in rekening gebracht. Zo worden de gigantische CO2-emissies door het veranderen van landgebruik (het omkappen en afbranden van tropische savanne en wouden) en de impact op de biodiversiteit van sommige beleidsdoelen (bv. het vervangen van Zuid-Amerikaanse soja door lokaal geteeld veevoeder) niet in rekening gebracht in de voetafdruk. Wat vliegtuigverkeer betreft, is het beleidsdoel dat er in 2030 bijna geen korte afstandsvluchten (minder dan 1500) meer plaatsvinden, want deze zijn vervangbaar door hogesnelheidstreinen. Verder is er een reductie in langeafstandsvluchten voor zowel vakanties als zakelijke doelen en veronderstellen we dat de vliegtuigen in 2030 30% zuiniger zijn geworden tegenover 2008. De volgende twee grafieken geven de reducties weer per categorie voor 2030 en 2050. De eerste figuur kijkt naar de zes landgebruikstypes van de ecologische voetafdruk, de tweede grafiek naar zes verschillende activiteiten. De dienstensector bevat recreatie, toerisme, financiële diensten, gezondheidszorg, ICT, onderwijs,… De overheid bevat administratie, defensie, hulpdiensten,… De sector bouw en constructie bevat de bouw en renovatie van woningen en andere gebouwen, evenals het aanleggen en onderhouden van infrastructuur. Het personenvervoer bevat auto, openbaar vervoer en vliegtuigreizen.
Reducties per categorie
51
Eerlijk duurt het langst De visie van Milieudefensie ‘Eerlijk duurt het langst’ hebben we onze visie genoemd. Want we willen een goed leven voor iedereen, nu en straks, hier en daar, en dat bereiken we als we de mondiale milieugebruiksruimte en de welvaart eerlijk verdelen. september 2014 Milieudefensie/Friends of the Earth Netherlands Nieuwe Looiersstraat 31 1017 VA Amsterdam Telefoon: 020 5507 300 E-mail:
[email protected] www.milieudefensie.nl