31 Art. 38 lid 5. 32 Eindrapport Werkgroep Rechtspositie patiënten in psychiatrische ziekenhuizen, Staatsuitgeverij 1980, pag. 33. 33 Tw. K. 1980-1981, 11 270, nr. 17, pag. 68. 34 Art. 63 lid 2. 35 De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling, Voorontwerp van wet, Ministerie van Jus-
JET
titie/Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, februari 1987, ontwerp-Memorie van Toelichting, pag. 22. 36 Zie noot 35. 37 Zie noot 30. 38 W. Tordoir, Het verplicht dulden van medische handelingen, 1969, pag. 50-58. Zie ook Leenen, pag. 130-133 en pag. 160-162.
ISARIN
EEN VROUW TER BESCHIKKING GESTELD: 'VAN DE GOOT IN DE AFGROND'» Het verhaal achter de prikpil
Op 9 en 10 april 1987 organiseerde de Nederlandse Vereniging voor Kriminologie een congres met de titel 'Vrouw en Criminaliteit'. De eerste dag werd gesproken over vrouwen als 'plegers van criminaliteit', de tweede dag over vrouwen als slachtoffers. Een overzichtelijke wereld: daders en slachtoffers. Vrouwen waren op het congres vooral aanwezig als slachtoffer. De vrouwelijke dader bestond slechts voor zover zij viel onder te brengen in een van de vele rijtjes met vergelijkingen. 'Vrouwen zijn minder crimineel dan mannen', 'vrouwen worden milder behandeld door Justitie', 'vrouwen worden niet méér gepsychiatriseerd dan mannen'. De onderzoeksresultaten waren even zinloos als, door het ontbreken van definities en analyses, aanvechtbaar. Honden zijn minder nuttig dan katten. Als tegenwicht volgt de geschiedenis van een TBR-gestelde vrouw die het gevecht met de justitiële en psychiatrische autoriteiten aanging. Haar geschiedenis was het aangrijpingspunt voor een beschrijving van de TBR-praktijk en het begin van een zoektocht naar inhoudelijke gegevens over de positie van vrouwelijke TBR-gestelden. Een beschouwing rond een interview. De vrouw als voetnoot Helen Reule kwam in het voorjaar van 1986 in de publiciteit, omdat zij weigerde nog langer de prikpil te gebruiken die haar door de Van der Hóeven-kliniek jarenlang was toegediend. Mede vanwege het feit dat de TBR-kliniek haar in reactie op haar weigering isoleerde, spande Helen een kort geding aan tegen de kliniek. Dat leidde tot haar overplaatsing naar het Selectie Instituut, van waaruit zij opnieuw een kort geding aanspande, ditmaal tegen de Staat.1
3(1987)4
Een vrouw die na vijf jaar TBR nog de kracht heeft om haar behandelaars en hun opdrachtgevers voor de rechter te dagen, wekt verwondering op. Wie is zij, wat is haar geschiedenis, waar haalt zij de kracht vandaan en welke positie neemt zij in als
Jet Isarin is publiciste en bestuurslid van de Stichting Denken als Strategie Met dank aan mr. C.F. Korvinus en mevrouw E. Brok, respectievelijk advocaat en reclasseringsambtenaar, beiden actief in de Stichting Belangenbehartiging (ex-)TBR-gestelden
189
vrouw tussen voornamelijk mannelijke TBR-gestelden? Het idee om Helen Reule te interviewen was geboren. Via haar advocaat werd duidelijk dat Helen voor een interview voelde; elk contact met de buitenwereld was welkom. Pogingen om een afspraak te maken faalden echter; met Helen zelf viel geen contact te leggen, telefoontjes kwamen niet voorbij de portier, brieven arriveerden niet. De directrice van het Selectie Instituut stelde dat toestemming voor een interview met een TBR-gestelde slechts door het Ministerie van Justitie verleend kon worden. Zij had ongelijk, maar de telefonische en schriftelijke pogingen om opnieuw contact te leggen met de directrice en alsnog via haar een afspraak te maken, mislukten. Pas toen Helen in maart 1987 vrijkwam, vond het gesprek plaats, op een kleine kamer met een volière en twee vogelkooien. Over haar positie als vrouw in een TBRinrichting was Helen kort: een vrouw moet zich als een kerel gedragen. Het beeld wordt bevestigd door de literatuur over de terbeschikkingstelling. In boeken, artikelen en rapporten is de mannelijke TBR-gestelde de norm en de vrouwelijke TBR-gestelde niet meer dan een voetnoot of — in het gunstigste geval — een alinea. 'Bijna overal waar hij staat moet ook zij gelezen worden', is de tendens. Terwijl er nog wel een aantal studies bestaat waarin het percentage vrouwen dat via de strafrechter in een psychiatrische inrichting, TBR-kliniek of gevangenis terechtkomt, vergeleken wordt met het percentage mannen, ontbreekt het aan zelfstandige studies naar de positie van TBR-gestelde vrouwen in de klinieken en temidden van de TBR-gestelde mannen. Ook dit artikel voorziet niet in de behoefte aan inhoudelijke gegevens over vrouwen en TBR. Wel wordt het recente, vergelijkende onderzoek besproken, Helens geschiedenis verteld en de TBR-praktijk beschreven. De kritiek op de terbeschikkingstelling is duidelijk. Zowel in juridische tijdschriften als in dag- en weekbladen verschenen de laatste jaren artikelen waarin de argumenten tegen deze strafrechtelijke maatregel
190
geïnventariseerd werden — de TBR-stelling is voor onbepaalde duur en wordt daardoor (ervaren als) een verkapte vorm van levenslang; de TBR is een ondoorzichtige combinatie van straf, behandeling en beveiliging; de machtspositie van psychiatrische deskundigen tast de onafhankelijkheid aan van strafrechters; de TBR maakt mensen ongeschikt voor terugkeer in hun eigen milieu en de samenleving; de rechtspositie van TBR-gestelden is uitermate zwak. Via Helens gang door de justitiële instituten wordt in dit artikel een beeld geschetst van de dagelijkse praktijk die achter de bestreden stand van zaken schuilgaat en een poging gedaan enkele fundamenten van die praktijk bloot te leggen. Wellicht prikkelt het beeld criminologen tot nader onderzoek en waarschuwt het de vrouwenbeweging voor het strafrecht zoals het óók voor vrouwen kan werken.
Vrouw in een TBR-kliniek 'Vrouwen mochten in de kliniek geen rok aanhebben, want dan was je sexueel aan het uitdagen. Je houdt je als vrouw staande door je als een kerel te gedragen; zelfde bek op te zetten, zelfde houding aan te nemen, broeken dragen, grof in de mond. Alles watje doet speelt een rol in een eventuele verlenging. Ik hoefde bijvoorbeeld niet zomaar tussendoor iets te eten, want dan had ik obstinaat gedrag. Ze proberen een robotje van je te maken. Als TBR-gestelde ben je tot niets gereduceerd. Je werd neergezet tussen verkrachters en moordenaars, daar werd heel niet naar gekeken. En vaak was er geen groepsleiding aanwezig, dus dan ging je ook nog best wel eens plat. Ik ben zelfs nog getrouwd geweest en dat ging mis door de Van der Hoeven-kliniek, want hij werd geïsoleerd op een andere afdeling; we mochten elkaar niet zien, niet spreken, niks. Getrouwd oké, maar ik moest de consequenties aanvaarden dat we nog steeds geen man en vrouw waren, maar
NEMESIS
TBR-gestelden. Dus dat is weer uit elkaar gegroeid en we zijn weer gescheiden. Ik heb me staande gehouden door overal tegenaan te schoppen. En doordat ik de dingen die ik wou doen eindelijk kon doen. Dus dat had ik te pakken. Toen ik vast kwam te zitten was ik analfabeet. Ik heb me van analfabeet opgewerkt: eerst mijn typediploma, toen lagere-schooldiploma, toen MAVO C met vier vakken, toen via de IVO Engels, Duits, Nederlands en geschiedenis en toen nog eens een keertje middenstand met rechts- en wetskennis. Maar vooral mijn woede heeft mij overeind gehouden en het gevoel van, nee, zo gek als die wil ik ook weer niet worden. Ze krijgen mij niet klein, dan maar een jaartje langer vastzitten. Je wordt keihard gemaakt en de wil om te overleven is groot. Ik wilde geen nummer zijn of als een robot functioneren, maar een mens meteen eigen personaliteit.'
Pieter Baan Centrum in Utrecht om daar, op verzoek van de Rechtbank, psychiatrisch onderzocht te worden. Enkele maanden later werd Helen veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling wegens het medeplegen van doodslag in vereniging. In 1981 was Helen een van de 88 vrouwelijke gevangenen; in dat jaar zaten 3647 mannen een gevangenisstraf uit. Een jaar voordat zij vrijkwam, in 1986, was zij een van de 17 vrouwelijke TBR-gestelden; 426 mannen deelden haar lot. Helens geschiedenis is de geschiedenis van een gestrafte en gepsychiatriseerde vrouw, de geschiedenis van een vrouw die zich niet liet klein krijgen. 'In de TBR helpen ze je van de goot in de afgrond.' Helen weigerde in die afgrond te verdwijnen.
Kindertehuizen Lange mars door de instituten Toen Helen als zeventienjarig meisje met de politie in aanraking kwam, had ze al een heel leven achter zich. Dertig verzorgers in haar eerste levensjaar, een pleeggezin, drie kindertehuizen en alles liep uit op conflicten. Helen ging zwerven, werd verkracht, was heroïnekoerier voor haar moeder, raakte verslaafd en ging in de prostitutie. Op veertienjarige leeftijd werd ze met een inbewaringstelling opgenomen in de psychiatrische inrichting St. Bavo. Nog voordat de drie weken durende inbewaringstelling 'eraf' was, ontvluchtte Helen. Drie jaar later zette zij haar lange mars door de instituten voort: in 1979 werd ze samen met haar jaren oudere partner opgepakt door de politie. Ze werden verdacht van een sexueel agressief delict met dodelijke afloop. Helen was twee maanden zwanger. Op 30 januari 1980 beviel Helen van een zoon in het Huis van Bewaring, de Bijlmerbajes in Amsterdam. Een dag na de geboorte ging ze met haar kind naar het
3(1987)4
'Toen ik een jaar of elf was, was ik actief bij de bezetting in Zetten. We hadden de groepsleiding opgesloten in de strafcel en de Bond voor Minderjarigen gebeld, van: jongens het is hier een puinzooi, kom maar eens kijken. Ik wou ze zelf laten genieten van het achter de deur zitten. Zonder matras en wat dan ook. Want in zo'n kindertehuis wordt vaak geïsoleerd en dan werd je naakt uitgekleed. Op het laatst word je daar immuum voor; als je dat als kind al leert, dan word je harder. Dan leer je te vechten, al is het tegen de bierkaai. Later werd ik overgeplaatst naar Rekken, nou gezellig toch?' Psychiatrische inrichting 'Op m'n veertiende werd ik met een inbewaringstelling in de Bavo opgenomen, omdat ik koerier van mijn moeder was en ook gebruikte. Want ik was verslaafd geworden door mijn moeder toen ik tien was. Een inbewaringstelling duurt maar drie weken en voor die drie weken was ik al vertrokken. Ze hebben me altijd al willen opslui-
191
ten, omdat zij vonden dat ik gewoonweg te gewelddadig was. Ja, wat wil je als je opgroeit in een jeugd met messentrekkerij, heroïne, de hele rataplan. En kindertehuizen. Maar ze hebben me nooit klein gekregen en dat zullen ze ook niet. Ik ben er niet aan onderdoor gegaan. Net niet.' Gevangenis 'Op een moment dat ik in de wasserij van de bajes werkte, werd mijn kind bij me weggehaald. De moeder had daar geen stem in. Zij zeiden: "Jouw moeder zit in de business en is een grote hoer, dus moeder en dochter zijn hetzelfde. Als jouw moeder niet voor jou kan zorgen, kan jij ook niet voor je kind zorgen". En ik zat in de bajes, dus ik was niks. Je was niks, maar je moest wel werken. Je werd er gewoon uitgebuit als goedkope arbeidskracht: de wasserij, broeken, rokken en truien maken, dingen van Delta Lloyd inpakken, of net als in het kindertehuis die dingen van Sorbo maken.'
Het Pieter Baan Centrum Het Pieter Baan Centrum, de Psychiatrische Observatiekliniek van het gevangeniswezen, heeft de status van een Huis van Bewaring en biedt plaats aan 36 'observandi'. Jaarlijks worden er ongeveer tien vrouwen voor een psychiatrisch observatie-onderzoek opgenomen. Gedurende zes a zeven weken wordt de verdachte geobserveerd met het doel de mate van (on)toerekeningsvatbaarheid vast te stellen. Psychiaters, psychologen, maatschappelijk werkers en groepsleiders buigen zich over de persoonlijkheid, de intelligentie, het gedrag en het verleden van de verdachte en brengen op basis van die 'gegevens' advies uit aan de Rechtbank. Omdat een terbeschikkingstelling slechts kan worden opgelegd 'indien het belang van de openbare orde dat bepaaldelijk vordert'2, moet behalve de toerekenings-
192
vatbaarheid ook de 'delictgevaarlijkheid' worden vastgesteld. Hoewel gevaar na een eerste delict niet voorspeld blijkt te kunnen worden, ook niet door psychiaters3, zijn de psychiatrische voorspellingen over de kans op recidive en het gevaar voor de samenleving van grote invloed op het vonnis van de rechter. Nog voordat in de strafzaak de schuldvraag beantwoord is, schrijven gedragsdeskundigen een rapport over de vraag of die schuld kan worden toegerekend. Nog voordat de verdachte dader is, wordt de daad psychologisch verklaard en worden bovendien voorspellingen gedaan over de kans op herhaling. Met de artt. 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht als richtlijn komen de gedragsdeskundigen onvermijdelijk terecht in een vicieuze cirkel. De 'gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis der geestvermogens' moet worden afgeleid uit het gedrag van de verdachte. Tegelijkertijd moet juist dat gedrag verklaard worden met behulp van de geconstateerde 'ontwikkelingspsychopathie' of het psychiatrisch ziektebeeld. Op basis van deze cirkelredenering wordt in het Pieter Baan Centrum ongeveer 10 procent van de verdachten toerekeningsvatbaar verklaard, 13 procent ontoerekeningsvatbaar en 41 verminderd toerekeningsvatbaar, de overige 36 procent bevindt zich aan weerszijden van de categorie 'verminderd toerekeningsvatbaar'. De 'ontoerekeningsvatbaren' worden geacht niet schuldig te zijn en kunnen op last van de rechter voor maximaal één jaar in een psychiatrische inrichting worden geplaatst. Zij lijden, aldus de ministervan Justitie in 1980,4 'aan psychische stoornissen die, althans aanvankelijk, een overwegend medische behandeling in de meer beperkte zin van het woord behoeven. Op grond daarvan zullen zij, indien overwegingen betreffende de maatschappelijke veiligheid zich daartegen niet verzetten, in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis opgenomen kunnen worden.' In overeenstemming met de Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) die, evenals de Wet Ter Beschik-
NEMESIS
king Stelling (TBS) nog steeds niet van kracht is, kan slechts tot plaatsing in een psychiatrische inrichting worden overgegaan indien de 'ontoerekeningsvatbare' delinquent 'gevaarlijk is voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen'.5 Het gevaarscriterium duikt zowel op in de woorden van de minister als in de wetstekst. Toch staat de betekenis die de minister hecht aan dat criterium, haaks op die van de wet. Gevaar is in de wet een noodzakelijke voorwaarde voor opname. Wat de minister betreft is dat gevaar nu juist de reken om 'ontoerekeningsvatbaren' niet in een psychiatrische inrichting op te nemen. Deze tegenstrijdigheid, gevoegd bij de neiging van psychiatrische inrichtingen om, ondanks hun opnameplicht, 'gestoorde delinquenten' te weigeren, leidt tot eindeloos geschuif met gedetineerden en zal dat in de toekomst ongetwijfeld blijven doen.6 Bij 33 procent van de observandi wordt geadviseerd tot onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling, dat wil zeggen tot toepassing van art. 37a Sr. De minister onderscheidt de 'verminderd toerekeningsvatbaren' van de 'ontoerekeningsvatbaren' door hun een ander soort stoornis toe te dichten. De psychische stoornis van de ontoerekeningsvatbare delinquent, die een medische behandeling vereist, is bij de verminderd toerekeningsvatbare een kara&fórstoornis 'die vooral met relationele methoden behandeld' dient te worden, 'dat wil zeggen met een vorm van behandeling waarop de inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden zich toegelegd hebben'. 7 'Veelal', zo voegt hij eraan toe, 'zijn de gebruikelijke psychiatrische en psychologische diagnostische methoden voldoende om vast te stellen tot welke categorie de verdachte behoort.' Het vertrouwen van de minister lijkt voorbarig. Psychia trisering Uit een onderzoek van De Boer8 blijkt dat het percentage mannen en vrouwen
3(1987)4
dat in de periode 1950-1981 verminderd toerekeningsvatbaar werd verklaard, ongeveer gelijk is, terwijl de diagnosen van de mannelijke en de vrouwelijke observandi sterk verschilden.
'zware' diagnosen psychose organisch-celebrale stoornis psychopathie 'lichte' diagnosen neurose geen psychiatrische stoornis
bij 24 vrouwen
bij 16 mannen
8% 4% 4%
18% 10% 27%
16%
55%
80% 4%
45% —
84%
45%
Terwijl bij de meerderheid van de mannen 'zware' diagnosen werden gesteld, was dat slechts bij een kleine minderheid van de vrouwen het geval. Terwijl 84 procent van de vrouwen werd geacht neurotisch te zijn of zonder psychiatrische stoornis, werden zij vaker dan de mannen verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. 42 procent van de vrouwen werd enigszins en 46 procent sterk verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. Bij de mannen waren de percentages respectievelijk 41 procent en 43 procent. De relatie tussen de diagnose en de mate van toerekeningsvatbaarheid is onduidelijk en wordt, zo bleek tijdens de presentatie van het onderzoek, ook niet geproblematiseerd. Op basis van zijn gegevens concludeerde De Boer dat 'het Pieter Baan Centrum vrouwen die hun man doden, niet psychiatriseert'. Op de vraag naar de scheve verhouding tussen diagnose en toerekeningsvatbaarheid antwoordde hij na enige aarzeling dat de vrouwen waarschijnlijk aan zware neurosen geleden hadden. De onzorgvuldig geformuleerde conclusie van De Boer, die in feite luidde dat vrouwen door het Pieter Baan Centrum niet méér worden gepsychiatriseerd dan mannen, staat haaks op de conclusie die Gerda van Dijk en Atie de Wit trokken uit hun onderzoek naar de adviezen van het Pieter Baan Centrum. Zij onderzochten de ad-
193
viezen die in de jaren 1978, 1979 en 1980 werden uitgebracht over 25 vrouwen en 234 mannen.9 gevangenisstraf TBR (art. 37a Sr) psychiatrische inrichting (art. 37 Sr) overig
12% ( 3) 28% ( 7)
23,1% ( 54) 32,5% ( 76)
28% ( 7) 3% ( 7) 32% ( 8) 41,4% ( 97) 100% (25) 100%
(234)
Bij mannen werd tweemaal zo vaak geadviseerd tot gevangenisstraf en iets vaker tot terbeschikkingstelling. Terwijl het percentage mannen dat volledig ontoerekeningsvatbaar werd verklaard, relatief laag is, werd bij meer dan een kwart van de vrouwen geadviseerd tot toepassing van art. 37 Sr. Het onderzoek naar de factoren die de adviesverschillen zouden kunnen verklaren — zoals gepleegd delict, burgerlijke staat en beroep — leverde geen significante verschillen op tussen de onderzochte mannen en vrouwen. Gezien de onzorgvuldigheid waarmee De Boer zijn gegevens interpreteerde, moet het onderzoek van Van Dijk en De Wit voorlopig als onweerlegd worden beschouwd. Het is betreurenswaardig dat op het Congres Vrouw en Criminaliteit, waar De Boer wèl aanwezig was, de twee onderzoeksters dat niet waren. Daardoor bleef een mogelijk verhelderende confrontatie tussen de tegengestelde conclusies uit. Bestond bij De Boer onduidelijkheid over de relatie tussen de diagnose en de mate van toerekeningsvatbaarheid, ook over de diagnose zelf bestaat onenigheid. Wat voor de ene psychiater een 'zware neurose' is, is voor de andere een 'borderline syndroom', wat in de ogen van de één een 'psychische stoornis' is, duidt voor de ander op een 'ontwikkelingsstoornis'. Psychiatrische diagnosen zijn niet meer dan subjectieve oordelen. Over de 'chaotische onberekenbare, agressieve, instabiele en primitieve man', de 'onzekere, infantiele, invalide souteneur' en de 'primitieve analfabeet'10 worden morele en geen weten-
194
schappelijke oordelen uitgesproken. Het oordeel komt tot stand door de combinatie van verzamelde gegevens over het bijzondere en afwijkende in de levensgeschiedenis van de observandus. Die gegevens zijn voor een belangrijk deel afkomstig van gedragsdeskundigen die al in een eerder stadium rapporteerden over het gedrag en de persoonlijkheid van de verdachte. Een geconstrueerd verleden bepaalt aldus de toekomst van de man of vrouw die, gevangen in het beeld van talloze deskundigen, terugkomt bij de rechter. Vervolgens spreekt die rechter een 'onafhankelijk' oordeel uit over de schuld, de toerekeningsvatbaarheid en de delictgevaarlij kheid van de verdachte.
Ter beschikking gesteld 'Heel veel mensen worden gek gemaakt in de TBR, die komen vrij en plegen even later hetzelfde delict. Des te beter je doorgedraaid bent, des te eerder je eruit komt, want dan ben je gebroken en dan hou je de bek buiten wel dicht. Er wordt zo met mensen gesold. Je bent gewoon geen mens meer. Er is veel te weinig bekend over de TBR. Zelfs de koningin weet nog niet eens wat het woordje TBR inhoudt, stom wijf. De ministers weten nog niet eens waar ze over lullen en de rechters ook niet. Je komt er gevaarlijker uit dan je erin gaat. Plus nog dat je de delicten van anderen moest weten in de kliniek en de manier waarop. Dan kan je natuurlijk veel leren. Als je niet van plan bent om beter te worden, dat wil zeggen volgens hun normen, dan doe je het op die manier. Dan pakken ze je toch niet. Nou ben ik niet van plan om het een volgende keer te doen, maar er zijn er die dat wel hebben.'
NEMESIS
De Van der Hóeven-kliniek In maart 1980 gingen Helen en haar zoon vanuit het Pieter Baan Centrum terug naar het Huis van Bewaring. Het advies van het Pieter Baan Centrum was: ter beschikking van de regering stellen en opnemen in de Van der Hóeven-kliniek samen met het kind. Over Helens moederlijke zorg oordeelde het Pieter Baan Centrum positief en men voorspelde dat de sleutel van de therapie zou liggen in de relatie tussen moeder en kind. Het liep anders. Een maand na terugkomst in het Huis van Bewaring besloot de Raad voor de Kinderbescherming Helen het kind af te nemen. Helen stond terecht als meerderjarige, maar was volgens de normen van de Kinderbescherming nog minderjarig. Op 22 mei 1980 werd Helen veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en onvoorwaardelijke TBR. Het was een zware straf voor iemand van achttien, waarschijnlijk ingegeven door de — gelijke — straf voor Helens mededader, de slechte prognose van het Pieter Baan Centrum en Helens voorgeschiedenis. Helen had geen strafblad, maar ook geen veilige wereld om naar terug te keren. De enige band die ze had, buiten de wereld waarin het delict had plaatsgevonden, was die met haar kind. Al vóór de strafzaak was die band door de Kinderbescherming doorgesneden. Na nog een jaar in de Bijlmerbajes werd Helen in maart 1981 opgenomen in de Van der Hóeven-kliniek, naast de Oldenkotte de enige TBR-inrichting die vrouwen opneemt. Een tussentijds verblijf in het Selectie Instituut — een TBR-inrichting waar mensen ter (her)selectie en in afwachting van (over)plaatsing worden opgenomen — was niet nodig. De Oldenkotte, onderdeel van de Vereniging Rekkense Inrichtingen, heeft een vrouwenpaviljoen dat ongeschikt geacht wordt voor vlucht- of delictgevaarlijke TBR-gestelden. De keuze voor de Van der Hóevenkliniek was al door het Pieter Baan Centrum gemaakt.
3(1987)4
In 1981 bracht het WODC een interimrapport uit waarin verslag gedaan wordt van een onderzoek naar 'de patiëntenpopulatie van de dr. Henri van der Hoeven-kliniek in de periode 1955-1977'." In het rapport worden twee bladzijden gewijd aan de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten. Die verschillen zijn opmerkelijk. Bij een kwart van de vrouwen was het eerste delict een geweldsdelict geweest, hetgeen bij 10 procent van de mannen het geval was. Het lijkt erop dat dit gegeven grote gevolgen had voor de justitiële carrière van vrouwen. Het aantal vrouwelijke patiënten dat reeds bij het eerste delict een vrijheidsbenemende straf of maatregel had opgelegd gekregen, was veel groter dan het aantal mannelijke patiënten. Het aantal vrouwen dat bij een eerste delict niet werd veroordeeld, was veel kleiner. Het aantal vrouwen tenslotte dat vóór de opname in de Van der Hoeven-kliniek slechts eenmaal was veroordeeld, was vier maal groter dan het aantal mannen; een verschil dat niet gerechtvaardigd wordt door het verschil in delictachtergrond.
vrouwen mannen Ie delict: vrijheidsbenemende straf of maatregel
50%
33%
Ie delict: geen veroordeling
20%
33%
Ie delict voor opname in de Van der Hóeven-kliniek
44%
11%
minder dan vier delicten voor opname
50%
20%
tenminste zestien delicten voor opname
10%
25%
Het idee dat vrouwen door Justitie milder behandeld zouden worden dan mannen, wordt in elk geval niet bevestigd door het onderzoek naar de TBR-gestelden van de Van der Hóeven-kliniek. Helaas zijn de gegevens zo onvolledig dat geen betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden.
195
Arbeidstherapie 'Ik zat in de bajes nog beter dan in de Van der Hóeven-kliniek. Ook in de kliniek moest je verplicht werken zonder dat je er geld voor kreeg en dat noemen ze dan: in het kader van de behandeling. Je wordt eigenlijk misbruikt en dat heet dan arbeidstherapie. Je begint 's morgens met werken tot half vijf 's middags en dan zijn er 's avonds nog eens een keer allerlei activiteiten: studie, mime, rollenspel en al die troep. Dat was verplicht. Nou dan was het half tien, dan was je blij dat je even een half uur voor jezelf had en dan ging je achter de bouten tot de volgende ochtend.'
Gecontroleerd psychotherapeutisch milieu Helen kwam terecht in een van de 'gemengde leefgroepen' van de Van der Hoeven-kliniek in Utrecht. De leefgroep bestaat uit minimaal twee vrouwen en ongeveer acht mannen en is gemengd om de 'normale impulsen van het bestaan zoveel mogelijk intact te laten'.12 In, met en door middel van de leefgroep ondergaan de TBR-gestelden, nu patiënten geheten, een behandeling die erop gericht is het gevaar dat zij door hun 'stoornis' voor de samenleving vormen, op te heffen of tenminste te verminderen. De TBR is een beveiligingsmaatregel, niet bedoeld voor de gedetineerden die TBR krijgen, 'maar bedoeld om de samenleving te beschermen'.13 De TBR-gestelden moeten veranderen en omdat er vanuit gegaan wordt dat zij dat niet vrijwillig zullen doen, ondergaan zij een gedwongen intramurale behandeling. Volgens M i e Feldbrugge,14 als onderzoekssociologe verbonden aan de Van der Hóeven-kliniek, bestaat die behandeling uit interactie. Behandelen, stelt zij, is 'iemand bijstaan in zijn ziekte en in zijn beter worden' en dat gebeurt
196
door interactie: 'met welk gedrag dan ook een ander aanzetten tot welk gedrag dan ook'. In de kliniek kunnen alle interacties worden gecontroleerd en kan op elke gedragswijze een reactie volgen, hetgeen betekent dat de opname zelf een essentieel element vormt van de behandeling. Gewenst gedrag wordt beloond, ongewenst gedrag bestraft, inadequaat gedrag wordt gesignaleerd en bekritiseerd in de verwachting dat zich langzamerhand positief gewaardeerde gedragsalternatieven zullen ontwikkelen. De behandeling vindt niet plaats in een relatie tussen patiënt en therapeut(en), maar in een 'gecontroleerd psychotherapeutisch milieu' waarvan ook de andere patiënten deel uitmaken. Interactie speelt zich immers met name af tussen de patiënten die 24 uur per dag en voor jaren tot elkaar veroordeeld zijn. De leden van een leefgroep zijn op de hoogte van eikaars delicten, achtergronden en 'stoornissen', hebben een stem in de beoordeling van vragen om meer bewegingsvrijheid, beslissen vaak mee over de separatie of isolatie van anderen. De doelbewust gecreëerde en 'ver doorgevoerde cultuur van sociale controle'15 past in de behandelingsfilosofie van de Van der Hóeven-kliniek: aan de 'eigen verantwoordelijkheid' van individu en leefgroep wordt grote waarde gehecht. Groepsleden worden geacht elkaar te controleren en te corrigeren, de verantwoordelijkheid voor de beveiliging (ontvluchtingen) en de veiligheid (geweld) van de kliniek moet gezamenlijk gedragen worden. De druk om te gehoorzamen, mee te doen, is groot; er bestaan vele sancties. De sancties hebben een plaats in een 'token economy programma' dat zorgt voor een 'stringente koppeling van gewenst of ongewenst gedrag aan duidelijk omschreven consequenties'.16 Gewenst gedrag wordt beloond met meer vrijheden die via talloze schijven aan de TBR-gestelde worden verleend. De groepsleden vormen de eerste schijf, binnen de kliniek volgen er verscheidene en de laatste barrière die genomen moet worden, is het Ministerie van Justitie dat toestemming moet verlenen
NEMESIS
voor elke nieuwe vrijheid. Ongewenst gedrag wordt bestraft met het intrekken van vrijheden of met het isoleren van de obstinate patiënt. Patiënten kunnen op verscheidene manieren en om verschillende redenen worden geïsoleerd. Soms wordt de beslissing tot isolatie genomen in de dagelijks stafvergadering; wanneer er echter buiten kantooruren iets voorvalt dan is het de kliniekraad die kan besluiten tot isolatie. De kliniekraad is samengesteld uit patiënten en groepsleiders en heeft tot taak 'bij te dragen aan de ontwikkeling van een zo gunstig mogelijk behandelingsklimaat"7 en te adviseren over verlof en vrijheidsbeperkende maatregelen. In het geval dat de kliniekraad besluit in te grijpen, gaat het steeds om isolatie op de afdeling. Het lastige of agressieve groepslid kan of worden 'afgezonderd' op de eigen kamer (achter enkele deur) of worden opgesloten in een 'separatiekamer' (achter dubbele deur). De separatiekamer is een ruimte met een sluis; tussen de twee deuren bevindt zich de 'natte ruimte' met douche en wc, de tweede deur geeft toegang tot een kale cel waarin zich slechts een matras en pen en papier bevinden. Isolatie achter dubbele deuren is een 'agogisch middel tot zelfconfrontatie', pen en papier zijn bedoeld om schriftelijk verslag te doen van het zelfinzicht dat in de cel wordt opgedaan. Het gebrek aan afleiding in de cel moet ervoor zorgen dat aan het 'vlinderachtige' gedrag van de patiënt die niet bij zichzelf stilstaat, of aan het 'vluchtgedrag' van de patiënt die op indirecte of agressieve wijze om hulp vraagt, een einde komt.
Behandeling 'Mensen denken dat de TBR een luxe-hotel is, ja kom er eens achter. De Van der Hoeven-kliniek is een psychotherapeutische gemeenschap. Als je daar komt dan ligt je dossier al op tafel bij de groepsgenoten.
3(1987)4
Als groepsgenoten moet je oordelen, dus als je aan eentje zwaar de pest hebt dan komt ie niet naar buiten. Als je naar buiten toe wilt, moet je een stuk schrijven: delict, drugs, drank en de groepsgenoten beoordelen dan van "ze kan wel naar buiten toe". Daarna pas de groepsleiding. Dat komt omdat je met je groepsgenoten 24 uur per dag werkt en de behandeling is 24 uur per dag. En de groepsleiding is gewoon heel vaak niet aanwezig. Je moest ook helpen om een ander persoon te isoleren, als je dat niet deed dan werd je zelf geïsoleerd. Alles wordt op de schouders van de groepsgenoten geschoven, je leert daar wel mensenkennis. Dat wordt er bij je ingepompt, omdat je constant moet beslissen over anderen. Behalve jezelf dan. Constant bezig zijn met de anderen om je heen en niet met jezelf. En dat is het nadeel eraan. De buitenwereld denkt wel "o, die moet knokken voor zichzelf', maar nee je moet knokken voor de ander. Je bent ook steeds bezig met wat anderen verwachten. Het is nooit goed, of je nou wel of niet doet wat zij willen. Of je bent te volgzaam en dan zal er wel een ontvluchting achter zitten, of je bent obstinaat.'
De behandeling, c'est les autres Wanneer het behandelingsproces van een patiënt 'stagneert' door een 'negatieve interactie' met de groepsgenoten en/of groepsleiders, of wanneer er niet langer overeenstemming bestaat over de behandeling, dan kan de patiënt worden overgeplaatst naar de Intensive Care. De Intensive Care heeft acht behandelingsplaatsen, is afgesloten van de rest van de kliniek en zeer beveiligd. In een 'verkleinde leefwereld' krijgen zij die zich in de leefgroep niet konden handhaven of er juist te veel macht uitoefenden, een intensieve, individuele behandeling. Ze worden bij alles — hand-in-hand — begeleid, alle contacten met medepatiënten worden gecontroleerd en ook op de Intensive Care
197
bestaat de mogelijkheid tot isoleren. Mensen kunnen van de Intensive Care weer worden teruggeplaatst in de leefgroep als er een nieuwe behandelingsovereenkomst is gesloten; het kan maanden, soms jaren duren voordat het zover is. In de leefgroep gaat het leven verder; er wordt behandeld, dat wil zeggen gewerkt, gestudeerd, gesport, gemimed, er vinden groepsgesprekken en (sporadisch) individuele gesprekken plaats en er wordt vooral ook genotuleerd, gerapporteerd en geëvalueerd. Dagelijks produceert de staf van de Van der Hóeven-kliniek zo'n zestig pagina's met informatie over het verloop van de behandelingen. De psychologisering waarvan al in de directe interactie tussen mensen sprake is, kan in de rapporten over verslagen en over samenvattingen van notulen groteske vormen aannemen. Het accurate beeld van een groepsleider kan in het rapport van een staflid een vertekend beeld geworden zijn. Het vertekende beeld van een groepsleider kan in het rapport van een staflid zijn uitgegroeid tot een monsterlijke combinatie van misinterpretaties. De TBR-gestelde die tijdens de groepsgesprekken op de verwarming zit omdat hij nogal kouwelijk is, staat enige verslagen later te boek als iemand die zich aan het groepsgebeuren onttrekt. De patiënt die graag en veel studeert vertoont, evenals degene die weigert te studeren, waarschijnlijk vluchtgedrag en moet op de eigen verantwoordelijkheid worden aangesproken. Om in aanmerking te komen voor uitbreiding van vrijheden, zoals werken buiten de kliniek, verlof of proefverlof, moeten de TBR-gestelden bewijzen dat zij ziekteinzicht hebben en niet langer delictgevaarlijk zijn. Eindeloze verhalen worden door hen geschreven om het onbewijsbare te bewijzen; het bewijs kan pas geleverd worden als de vrijheid eenmaal is verleend. Pas dan valt de totale afhankelijkheid die 'eigen verantwoordelijkheid' heet, om te zetten in werkelijke verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Vóór die tijd gaat het erom te voldoen aan de verwachtingen van de kliniek en
198
blijk te geven van 'zelfinzicht in de taal van de behandelaars. De Van der Hóeven-kliniek is een gecontroleerd psychotherapeutisch systeem. Niets blijft onopgemerkt daar waar ook de patiënten een therapeutische functie hebben. Niets blijft zonder gevolgen in een leefgroep die zich als een behandelingsnet om de patiënten sluit. Niets blijft zonder betekenis in een instituut dat alles tot behandeling verklaart; van werken tot zelf verzorging, van het omgaan met geld tot het verwerven van ziekte-inzicht, van isoleren tot boetseren, van groepsgesprek tot onderonsje, van straf tot beloning en van interactie tot zelf confrontatie. De behandeling, c'est les autres. Na twee jaar TBR beslist de Rechtbank op basis van een voorlichtingsrapport dat geschreven is door de behandelende kliniek, of de terbeschikkingstelling verlengd moet worden. De kans op vrijlating na twee jaar TBR is klein, de kliniek adviseert vrijwel altijd tot verlenging omdat de behandeling 'nog maar net is aangevangen' en de rechter volgt vrijwel altijd het advies van de kliniek. Veel TBR-gestelden die aanvankelijk gemotiveerd waren, geloofden in de zin van een behandeling en bereid waren te veranderen, verliezen door het verlengingsadvies hun vertrouwen. Zij gaan zich verzetten, er ontstaan conflicten met de groepsleiding en met de staf en de behandeling loopt vast. Het delict dat ooit de aanleiding vormde voor de gedwongen behandeling verdwijnt naar de achtergrond; dagelijkse conflicten, machtsstrijd en wederzijds wantrouwen leiden tot steeds negatiever wordende rapportages over de gedesillusioneerde en opstandige TBR-gestelde. Zoals dat gaat in psychiatrische kringen worden de institutionele factoren, en daarmee de gerechtvaardigdheid van het verzet, aan het zicht onttrokken. Het is de TBR-gestelde die moet buigen, zij of hij draagt de verantwoordelijkheid voor de stagnatie van een behandeling die haar of hem (vrijwel) niets heeft opgeleverd.
NEMESIS
Resocialisatie 'Er werd door de kliniek gezegd: "Jij kan niet werken buiten de kliniek, jij kunt je niet handhaven in de maatschappij". Toen werd ik giftig, dat zullen we dan wel eens zien. Nou en toen ben ik ontvlucht. Ongeveer negen maanden lang. Ik heb gewerkt op een kantoor en een goed getuigschrift gekregen. Vóór de verlengingszitting — in 1983 — was ik weer terug in de kliniek. Het getuigschrift werd op de rechtbank neergepleurd, maar ik kreeg er toch twee jaar bij.'
Verzet In 1982 ontvluchtte Helen. Ze vond werk op een kantoor in Rotterdam en ging in ondertrouw met een eveneens ontvluchte TBR-gestelde. Na enige maanden werden ze gevonden en teruggeplaatst in de Van der Hóeven-kliniek. Het getuigschrift dat Helen kreeg van haar werkgever werd door de Rechtbank genegeerd; Helen hoorde in 1983 dat haar TBR met twee jaar was verlengd. Helen wilde trouwen en schakelde, vanwege de tegenwerking van de kliniek, een advocaat in. De groepsgenoten mochten niet als getuigen optreden en dus nam de advocaat enige vrienden mee om als zodanig te fungeren. Foto's werden door de meegebrachte buitenwereld gemaakt, een huwelijkstaart werd door de advocaat aangedragen. Korte tijd na het huwelijk werd Helens echtgenoot geïsoleerd omdat hij 'vluchtgedrag' zou vertonen, het huwelijk zou hem de mogelijkheid bieden zich aan de behandeling te onttrekken. De echtelieden zagen elkaar nauwelijks en besloten uiteindelijk om weer te scheiden. In 1985 schakelde Helen opnieuw haar advocaat in, ditmaal om in kort geding een bezoekregeling met haar zoon te eisen. De eis werd in eerste en tweede in-
3(1987)4
stantie afgewezen; een bezoekregeling zou tegen het belang zijn van het kind. Het was een rapport van de kinderpsycholoog Wolters dat de doorslag gaf. Zonder de relatie tussen moeder en kind te onderzoeken, concludeerde hij op basis van oude rapporten en een gesprek met Helen dat contact tussen moeder en kind moest worden afgeraden. In hetzelfde jaar werd Helens terbeschikkingstelling, ondanks een uitvoerig pleidooi van haar advocaat, voor de tweede keer verlengd. Het verzoek om een contra-expertise werd afgewezen, het beeld van de gevaarlijke en recalcitrante vrouw bleef onaangetast. Het was maart 1986 toen Helen de prikpil weigerde die haar sinds haar opname in de Van der Hóeven-kliniek was toegediend. Ze had — en heeft — lichamelijke klachten en wenste zelf te beslissen over de wijze waarop een zwangerschap voorkomen moest worden. De Van der Hoeven-kliniek ging over tot isolatie en legitimeerde dat met het argument dat Helen de verantwoordelijkheid voor een andere vorm van anticonceptie niet kon dragen en dat een zwangerschap zou leiden tot een toename van Helens 'delictgevaarlijkheid'. Ondanks de heftige reactie op haar weigering ging Helen niet door de knieën. Ze spande twee kort gedingen aan, één tegen de Van der Hóeven-kliniek en één tegen de Staat. Zowel de kliniek als de Staat brachten zwaar geschut in stelling tegen de aanval van deze lastige TBR-gestelde. Zij legden een verband tussen het delict waarvoor Helen was veroordeeld en haar zwangerschap tijdens het delict. Dagelijks pilgebruik zou aanleiding geven tot voortdurende conflicten, zou — ten gevolge van Helens 'chaotische en onverantwoordelijke gedrag' — het risico van een zwangerschap inhouden en daardoor de kans op recidive vergroten. Iets dat hooguit een gelijktijdigheidsverband genoemd kan worden, zwanger tijdens het delict, werd zonder dat daar enige grond voor was, opgeblazen tot een oorzakelijk verband. Helen verloor de beide gedingen; er zou, aldus een van beide Rechtbanken, geen sprake zijn van een juridi-
199
sche, maar slechts van een medisch-sociale kwestie. Intussen was Helen overgeplaatst naar het Selectie Instituut en daar gebruikte zij dagelijks de pil zonder dat dat problemen opleverde. Ze ging in hoger beroep tegen de Van der Hóeven-kliniek en tegen de Staat en won in beide gevallen. De zitting van het Hof in Amsterdam mocht Helen niet bijwonen. De hoofdafdeling TBR van het Ministerie van Justitie wees haar verzoek daartoe af vanwege de veronderstelde vluchtgevaarlijkheid en weigerde transport en begeleiding te organiseren. Het bijwonen van de zitting zou voor Helen niet van voldoende belang zijn om dergelijke maatregelen te rechtvaardigen. Het Ministerie handelde, aldus Helens advocaat, in strijd met de geldende circulaire voor het bijwonen van civiele zaken door gedetineerden en in strijd met het Verdrag van Rome. 'Dit verbod is symptomatisch voor de houding van het Ministerie.'18 Ook het Hof bleek de mening toegedaan dat Helen Reule als appellante aanwezig behoorde te zijn. In overleg met de advocaat van Helen werd echter besloten de zitting niet aan te houden, omdat ook dat niet in Helens belang was. De gunstige arresten van het Hof in Amsterdam en dat in Den Haag kwamen voor Helen zelf als mosterd na de maaltijd. Het Selectie Instituut vond namelijk — in tegenstelling tot de Van der Hóeven-kliniek — dat met resocialisatie moest worden begonnen. Het voorstel om Helen werkverlof te verlenen werd echter door het Ministerie van Justitie afgewezen. Kennelijk kan het procederen tegen de Staat niet ongestraft voorbijgaan. Een overplaatsing naar de Oldenkotte in Rekken kon niet worden tegengehouden; de Van der Hoeven-kliniek wilde Helen niet meer terughebben en het Selectie Instituut is op een langer verblijf niet ingesteld. Twee weken na Helens overplaatsing naar de Oldenkotte moesten haar nieuwe behandelaars een verlengingsadvies uitbrengen, zij adviseerden tot een jaar verlenging. De tussenkomst van de reclassering die toezegde voor onderdak en begeleiding te zullen
200
zorgen, leidde ertoe dat het verlengingsadvies niet werd gevolgd door de Rechtbank. Acht jaar nadat de deuren van verscheidene justitiële inrichtingen zich achter Helen hadden gesloten, gingen die deuren voor haar open. In maart 1987 kwam Helen Reule op vijfentwintigjarige leeftijd vrij. Voor de lichamelijke klachten die zij overhield aan de toediening van de prikpil, wordt zij door een gynaecoloog behandeld.
Ex-TBR-gestelde 'Ja nou sta ik ineens overal zelf voor en nou krijg ik er moeite mee. Ze hebben me altijd als een baby behandeld. Nu moet ik op een andere manier knokken om m'n hoofd boven water te houden. Maar ik ben sterk genoeg. Ik ga me aansluiten bij de belangenbehartigingsstichting voor TBRgestelden en ik ga solliciteren. Mij buiten ze niet meer uit, al zal het wel moeilijk zijn een baan te vinden. Die TBR sleep je je hele leven mee.'
Noten 1
2
3 4
5 6
Zie ook: Jet Isarin, De prikpil, symbool van onvrijheid, in: Nemesis 1986 nr. 4, pag. 159-160 en elders in dit nummer: Trudy Veerman, De prikpil en het recht. Art. 37a Sr. In het wetsontwerp TBS is de formulering: '...indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist' (art. 37a lid 2). Zie bijvoorbeeld: Jan Pols, Mythe en macht, over de kritische psychiatrie van Thomas S. Szasz, SUN 1984, pag. 269 e.v.. Minister de Ruyter in zijn Memorie van Antwoord bij het wetsontwerp TBS, geciteerd door H.J.A. Hamers, Het kristallen paleis, Swets en Zeitlinger 1986. Art. 37 lid 1 Sr, gepubliceerd in het Staatsblad van 4 december 1986. Te denken valt bijvoorbeeld aan de ontoerekeningsvatbaar verklaarde verkrachter die men in geen enkele psychiatrische inrichting wilde hebben omdat hij niet gemotiveerd zou zijn, die niet
NEMESIS
7 8
9
kon worden vrijgelaten vanwege het gevaar dat hij voor de samenleving zou opleveren en die niet tot een gevangenisstraf veroordeeld kon worden omdat hij geacht werd ontoerekeningsvatbaar te zijn. Zie noot 5. A.P. de Boer is psychiater in het Pieter Baan Centrum en presenteerde op het congres 'Vrouw en Criminaliteit' een 'vergelijking van de psychiatrische en juridische beoordeling van mannen en vrouwen die hun partner doden'. Het onderzoek betrof 150 'partnerdoders', onder wie 24 vrouwen, die in de periode 1950-1981 door het Pieter Baan Centrum werden onderzocht. Gerda van Dijk en Atie de Wit, Vrouwe Justitia of Vrouwe Hysterica?, scriptie over psychiatrisering van vrouwencriminaliteit, 1981. Zie ook dezelfde auteurs in Proces 1982 nr. 7.
10 Schuier (1976) geciteerd door: H.J.A. Hamers (zie noot 4). 11 Drs. J.L. van Emmerik, 25 jaar Van der Hóevenkliniek, WODC Ministerie van Justitie, 's Gravenhage 1981. 12 Balans, maandblad van gevangeniswezen en TBR-stelling, nr. 6/7, 1981. 13 Prof. F. Beyart, geneesheer-directeur van het Pieter Baan Centrum in: De Haagse Post, 17 januari 1987. 14 Julie T.T.M. Feldbrugge, De bewogen straf, behandeling als interactie in een forensisch psychiatrisch ziekenhuis, Swets en Zeitlinger 1986. 15 Balans (zie noot 12). 16 Julie Feldbrugge, a.w.. 17 Balans (zie noot 12). 18 Pleidooi mr. C.F. Korvinus, Gerechtshof Amsterdam, 17 oktober 1986.
REPLIEKEN
Vrijlating geëist voor zestien gearresteerden in Singapore Teo Soh Lung is in Singapore een bekende advocate met een eigen praktijk, waar zij vooral cliënten met een (zeer) laag inkomen rechtsbijstand verleent. Met succes ijverde zij met anderen voor de Wetswinkel voor Strafzaken. Soh Lung is actief lid van de Singaporese Vereniging van Vrouwelijke Advokaten en raadslid van de Law Society. In deze laatste functie maakte zij deel uit van de ad hoe-studiegroep 'Wet op de Dagbladpers', een groep die haar bezorgdheid uitsprak over de toenemende afbraak van de persvrijheid. In 1986 verwierf Soh Lung nationale bekendheid door haar pleidooi tegenover een parlementscommissie met daarin de minister-president himself Lee Kuan Yu. Zij pleitte toen voor de televisie tégen een wetsvoorstel dat het juridisch beroep ondermijnde. Op de vroege morgen van 21 mei jongstleden werd Teo Soh Lung, evenals vijftien anderen, op overvalachtige wijze gearresteerd onder de 'Internal Security Act'. De
3(1987)4
andere gearresteerden zijn allen actief in allerlei maatschappelijke en kerkelijke organisaties: Justitiae en Pax, culturele activiteiten, opbouwwerk, nieuwsgaring, mensenrechtenwerk; verder steunen zij de in het Parlement vertegenwoordigde oppositiepartij, de Workersparty. De regering van Singapore beweert dat de zestien (negen vrouwen en zeven mannen) die organisaties infiltreerden om verdeeldheid en klassenhaat te zaaien met het oog op een communistische staat. De beschuldiging van communisme, die werkelijk alle grond mist, is nodig om het gebruik van de Internal Security Act te rechtvaardigen. Zo kunnen in Singapore (overigens ook in Maleisië) mensen zonder vorm van proces voor onbepaalde tijd worden opgesloten. Op dit moment worden de zestien gearresteerden gedwongen via kranten en televisie een 'bekentenis' te doen. Inmiddels is bekend dat zij door de veiligheidspolitie
201