Een verhoogd coligetal: Klebsiella-mastitis als mogelijke oorzaak? Volgens de laatste schattingen van MCC-Vlaanderen kan een gemiddeld melkveebedrijf in Vlaanderen tussen 400 en 1000 euro per maand meer aan melk verdienen door te voldoen aan bovenwettelijke kwaliteitsparameters omtrent onder andere het coligetal. Een verhoogd coligetal wordt meestal veroorzaakt door verontreiniging van de melk met mestdeeltjes, een puntvervuiling in de melkinstallatie of fouten bij de bewaring van de melk. Vanuit de praktijk komt echter meer en meer de vraag in hoeverre ook de koeien zelf aan de basis van een verhoogd coligetal kunnen liggen. Wat is het coligetal? Het coligetal is een maat voor het totaal aantal coliforme bacteriën in de tankmelk. De coliformen omvatten een grote groep Gram-negatieve omgevingsbacteriën waaronder Escherichia coli en Klebsiella. Veel van deze coliforme bacteriën komen voor in het maagdarmkanaal van gezonde dieren. Ze worden massaal via de faeces uitgescheiden en besmetten zo de ganse omgeving. Sommige soorten leven vooral op organisch materiaal en zijn voornamelijk terug te vinden in bedorven of vervuilde voedingsresten zoals melkresten. Bij een verhoogd coligetal moet de oorzaak dus in de eerste plaats gezocht worden buiten de koe en dus niet zozeer bij de koe zelf. Hieronder worden een aantal kritieke punten die aan de basis van een verhoogd coligetal kunnen liggen opgesomd: Vuile uiers en spenen Als vuil- en mestdeeltjes die aan de uier kleven niet voldoende kunnen verwijderd worden, kunnen ze in de melk terechtkomen met een verhoging van het coligetal tot gevolg. Het spreekt voor zich dat lange haren op de uiers, overbezetting, onaangepaste ligbedden (zowel té kort als té lang), klauwproblemen, vuile en natte ligbedden en roosters… het proper houden van de uier en spenen erg lastig kunnen maken.
Vuile uiers en spenen kunnen voor bezoedeling van de melk zorgen (foto: M-team Ugent) Voorbehandeling Doorgaans is het voldoende om de uier en spenen droog voor te behandelen. Als een uier erg vuil is, mag water gebruikt worden om te reinigen, maar dit mag zeker niet de regel worden. Het afdruppen van water van de uier en de speen naar de speentop werkt immers de overdracht van allerhande bacteriën naar de speentop en daarna dus naar de melk in de hand. De spenen kunnen eventueel ook eerst ontsmet worden met voorschuimproducten. Erg belangrijk is het om daarna de spenen af te drogen met één droge (papieren) doek per koe alvorens het melkstel aan te hangen. Ook gewassen uierdoeken kunnen, zelfs na een “kookwas”, een bron van coliformen zijn.
Uierdoeken bevatten vaak veel Klebsiella’s (foto:
M-team Ugent)
Tepelvoeringen Tepelvoeringen die te lang worden gebruikt en dus versleten zijn (met kleine, vaak onzichtbare, barstjes) kunnen zelfs na herhaaldelijke automatische reiniging niet meer volledig proper gemaakt worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor andere rubberen onderdelen zoals de korte melkslangen. Rubberen tepelvoeringen moeten om de 2500 melkbeurten worden vervangen. Siliconen tepelvoeringen gaan langer mee (7500 melkbeurten).
Reiniging van de melkmachine en koeltank Melk die rechtstreeks uit de uier van de koe komt bevat slechts enkele duizenden bacteriën per milliliter. Door onvoldoende reiniging (te lage temperatuur reinigingswater, te lage dosering reinigingsproducten, niet aangepaste reinigingsproducten…) van de melkinstallatie en koeltank kan dit aantal zeer hoog oplopen. Controleer daarom ook regelmatig de temperatuur van de koeltank. In geval van een slechte koeling van de melk zullen de bacteriën in de melk zich immers heel snel kunnen vermeerderen. Hierbij zijn niet alleen de opslagtemperatuur (4°C) maar ook de tijd nodig om deze temperatuur te bereiken erg kritiek.
Verhoogd coligetal door Klebsiella-mastitis? Een verhoogd kiemgetal wordt vrijwel steeds veroorzaakt door verontreiniging van de melk of melkinstallatie, laat dat duidelijk zijn. De melk verlaat de uier immers zo goed als kiemarm, zodat de oorsprong van een te hoog aantal kiemen in de melk vrijwel nooit bij de koeien moet worden gezocht. Aangezien de wettelijke norm voor het coligetal niet zo hoog ligt (50 kiemen/ml melk) dan die van het kiemgetal (100.000 kiemen/ml melk), is het niet totaal ondenkbaar dat een verhoging van het coligetal ook kan worden toegeschreven aan koeien geïnfecteerd met coliformen zoals Klebsiella. Tot op heden kon de link tussen Klebsiella besmette koeien en een verhoogd coligetal echter nog nooit met volle zekerheid worden aangetoond. Zo ook niet vorig jaar toen het M-team van de Universiteit Gent werd gecontacteerd door een melkveehouder van een hoogproductief melkveebedrijf met een klacht van teveel koeien met een klinische uierontsteking die bovendien erg moeilijk genazen en regelmatig hervielen (= chronische mastitis). In diezelfde periode werd ook een stijging van het coligetal (> 1500 kiemen per ml) in de tank vastgesteld. Na bacteriologisch onderzoek van de geïsoleerde coliformen in de tank bleek ook Klebsiella pneumoniae aanwezig te zijn. Ook van de drie chronisch geïnfecteerde koeien op het bedrijf werden melkstalen genomen die op hun beurt allen positief bleken te zijn voor Klebsiella pneumoniae. Aangezien elke bacteriesoort echter uit erg veel verschillende “stammen” bestaat, werd besloten samen met ILVO-Vlaanderen de geïsoleerde Klebsiella-soorten uit de tankmelk tot op stamniveau te identificeren en te vergelijken met deze geïsoleerd uit de melk van de 3 mastitiskoeien. De verschillende stammen binnen elke bacteriesoort kunnen van elkaar onderscheiden worden op basis van verschillen in hun DNA. Elke afzonderlijke bacteriestam heeft immers een verschillende “vingerafdruk”, een soort van streepjescode, die aan de hand van moleculaire technieken kan worden achterhaald. Na opruimen van de geïnfecteerde koeien daalde het coligetal weliswaar tot een normaal niveau. Toch kwam tegen de verwachting in geen enkele van de stammen geïsoleerd uit de melk overeen met de stam teruggevonden in de tankmelk (Figuur 1). Ook deze keer kon dus niet met zekerheid worden aangetoond dat Klebsiella geïnfecteerde koeien de verhoging van het coligetal veroorzaakten.
Zaagsel 2
Zaagsel 1
Meststaal 4
Meststaal 3
Meststaal 2
Referentie
Meststaal 1
Tankmelk
Melkstaal koe 3
Melkstaal koe 2
Melkstaal koe 1
Figuur 1: Zowel uit het zaagsel, de mest, de melk van de chronisch geïnfecteerde koeien als de tankmelk werden verschillende Klebsiella pneumoniae stammen teruggevonden. Alle geïsoleerde stammen hebben een verschillende “streepjescode” en kunnen hierdoor van elkaar onderscheiden worden (foto: ILVO)
Belangrijkste maatregelen ter preventie van Klebsiella mastitis Ondanks het niet zeker zijn van een link met het coligetal is preventie van Klebsiella mastitis toch aangewezen aangezien de geïnfecteerde uier ernstig aangetast kan zijn en de melkproductie sterk kan dalen.
Strooi de boxen minstens dagelijks in met vers en hoogkwalitatief droog zaagsel. Leg geen voorraad zaagsel aan in het voorste gedeelte van de ligbox. Voeg gebluste kalk aan het zaagsel toe of gebruik een commercieel preparaat dat broei tegen gaat. Verhoog de weerstand van de koeien door een evenwichtig rantsoen te voorzien. Vermijd daarbij zeker tekorten van vitaminen en mineralen (vooral vitamine E en selenium). Voorzie een propere en goed geventileerde huisvesting. Vermijd overbezetting in de stal. Laat de koeien minstens een half uur na het melken rechtstaan aan het voederhek. Laat een dynamische meting of natte melkmeting van de melkmachine uitvoeren als meer dan 10% van de koeien een afwijkende speentop heeft (uitpuilende slotgaten, ruwe eeltring,
uitgerafelde eeltring...). Bij slotgatbeschadigingen kunnen bacteriën vanuit de omgeving immers gemakkelijker de uier binnendringen.
Moleculaire diagnostiek Het kunnen onderscheiden van verschillende stammen binnen één en dezelfde bacteriesoort aan de hand van hun “streepjescode” kan erg waardevol zijn om de oorsprong van een mastitisprobleem op een bedrijf beter in kaart te brengen en een nog beter bedrijfsspecifiek advies te kunnen formuleren. Het vinden van veel verschillende stammen van eenzelfde bacteriesoort op een bedrijf suggereert immers dat de infectie waarschijnlijk niet van koe tot koe werd overgedragen, maar dat er sprake kan zijn van een besmetting vanuit de omgeving. De technieken kunnen ook erg waardevol zijn bij het opsporen van de puntbron van infectie. Het terugvinden van dezelfde stam van dezelfde bacteriesoort in zowel de melk als de speenbekers toont bijvoorbeeld aan dat de bacterie op dat specifieke bedrijf hoogstwaarschijnlijk tijdens het melken wordt overgedragen. Ook kan bij het falen van een behandeling achterhaald worden of het nu werkelijk om niet-genezen infecties gaat dan wel om nieuwe infecties met dezelfde bacteriesoort maar een andere stam. Een erg interessante techniek waar ook het M-team van de Universiteit Gent in de nabije toekomst meer en meer zal op inzetten.
Stappenplan verhoogd coligetal 1. Beoordeel kritisch de algemene hygiëne in de stal en de melkput, vraag hierbij eventueel raad aan de bedrijfsdierenarts en stuur bij waar nodig. Een goede manier om de hygiëne van de huisvesting kritisch te beoordelen is het gebruik van hygiënescorekaarten. 2. Controleer de temperatuur van de koeltank en ga na of de reiniging van de melkmachine en koeltank efficiënt verloopt. Besteed hierbij specifieke aandacht aan plaatsen die systematisch onvoldoende gereinigd worden zoals ter hoogte van koppelingen en bochten of in verstorven rubberdeeltjes). 3. Laat eventueel een trajectbemonstering van de melkinstallatie uitvoeren om mogelijke puntvervuilingen te traceren. 3. Indien aan voorgaande zaken niets kan aangemerkt worden, bemonster dan de koeien met een verhoogd celgetal met als doel Klebsiella-uitscheiders op te sporen. Joren Verbeke, Anneleen De Visscher, Sofie Piepers, Sarne De Vliegher
M-team www.m-team.UGent.be