Een verdiepingsslag over melkveehouders en de Melkvee Academie
De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal Anna-Renske Oenema September 2009 Minor thesis ter afronding van de Master Internationale Ontwikkelingsstudies Specialisatie Sociologie van Rurale Ontwikkeling Wageningen Universiteit Begeleiders: Dr. ir. Dirk Roep, Vakgroep Rurale Sociologie, Wageningen UR & Dr. Don Weenink, Vakgroep Rurale Sociologie, Wageningen UR
Summary During my internship at the ‘Dairy Farming Academy’ (Melkvee Academie), in the summer of 2006, I’ve carried out a research to get a first impression about the way dairy farmers are looking at the Dairy Farming Academy and the reasons they give to become a participant or not of the organization. The research has been carried out in two Dutch regions: Friesland and Gelderland (the Achterhoek). As a result of the outcomes of the research ‘Yn petear mei…In gesprek met…’, it seemed to me interesting to look again at the results more in dept. The main goal of this thesis is to reflect on the already existing insights. This is carried out by looking again thoroughly at the empiric material about the Dairy Farming Academy, with the social capital theory in mind. The interaction between the perception of dairy farmers about, and the trust they have in the Dairy Farming Academy, in relation with building social capital, the purpose of the Dairy Farming Academy is central in this thesis. The most important conclusions can be stated as follows: Perception Dairy farmers think, based on their perception, that future minded, fanatic and dissident (young) entrepreneurs are the target group of the Dairy Farming Academy. It’s being thought that the ‘precursors’ come together at activities of the organization, and that taking part in the Dairy Farming Academy presupposes a certain level of thinking (Academy caliber). Identification with the new organization and the target group is an important incentive for farmers to visit the Dairy Farming Academy. Perception about ‘inclusion’ and ‘exclusion’ is the first reason of farmers having (or not) trust in the Dairy Farming Academy. Trust The Dairy Farming Academy can be seen as a ‘bridging’ network, a new arena where farmers can meet new colleague-farmers to exchange experience and knowledge with. Social capital is said to form out of repeated social interactions between individuals and groups which are said to develop trust (Lee, 2005). Among the dairy farmers, who visit the activities of the Dairy Farming Academy, exists a willingness to be vulnerable towards unknown colleague-farmers and a new organization. This attitude is a second reason of farmers to have trust in the Dairy Farming Academy. Dairy farmers who do not have trust in the new organization, are neither willing to expose themselves to unknown colleague-farmers and the Dairy Farming Academy as a new knowledge network. For that to happen, they need a strong bond of trust with someone or something.
1
These dairy farmers have, in time, built a small group of people around them in which they have trust and they hold a mirror up to each other. These dairy farmers have a preference for a ‘bonding’ network, concerning the exchange of knowledge, and they do not experience the need of new contacts. This is the third reason of farmers to have trust in the Dairy Farming Academy. The preference for a ‘bonding’, ‘bridging’, and/or ‘linking’ knowledge network is of influence on the trust farmers have in the new organization. Participants of the Dairy Farming Academy focus more or less on ‘bridging’ and ‘linking’ networks. Social capital The Dairy Farming Academy contributes to the building of social capital, but not for all dairy farmers. It concerns those dairy farmers who are taking part in the activities of the Dairy Farming Academy and who consider the added value of the new organization for themselves and their (future) farming strategy. Because of the positive perception and identification with the Dairy Farming Academy and its target group, dairy farmers are taking part in activities of the new organization. Repeated social interaction attributes to the building and consolidation of the new knowledge network. At the same time, the trust that dairy farmers have in the new organization get’s a chance to develop, and so social capital is being built.
2
Samenvatting In de zomer van 2006 heb in het kader van mijn stage een verkennend onderzoek uitgevoerd naar het idee dat melkveehouders van ‘De Melkvee Academie’ hebben en waarom ze wel of niet deelnemen. Het onderzoek is uitgevoerd in twee gebieden: Friesland en Gelderland (de Achterhoek). Naar aanleiding van de resultaten van het verkennende onderzoek ‘Yn petear mei…In gesprek met…’, ontstond het idee een verdiepingsslag te maken. Het doel van deze scriptie is opnieuw te reflecteren op het reeds bestaande inzicht. Dit wordt gedaan door de bevindingen en het empirisch materiaal over de Melkvee Academie nog eens te beschouwen vanuit de theorie over sociaal kapitaal De wisselwerking tussen beeldvorming van melkveehouders en het vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie, in relatie tot het opbouwen van sociaal kapitaal, het doel van de nieuwe organisatie staat centraal in deze scriptie. De belangrijkste conclusies kunnen als volgt worden weergegeven: Beeldvorming Melkveehouders denken, op basis van beeldvorming, dat toekomstgerichte, grotere, fanatieke en andersdenkende (jonge) ondernemers de doelgroep zijn van de Melkvee Academie. Gedacht wordt dat de ‘voorlopers’ bij de nieuwe organisatie samenkomen en dat voor deelname een bepaald niveau (academiegehalte) vereist is. Identificatie met de nieuwe organisatie en haar doelgroep is belangrijk voor melkveehouders de Melkvee Academie te bezoeken. Beeldvorming over ‘inclusion’ en ‘exclusion’ is een eerste reden van melkveehouders vertrouwen te hebben in de Melkvee Academie. Vertrouwen De Melkvee Academie kan gezien worden als een ‘bridging’ netwerk, een nieuwe arena waar melkveehouders andere nieuwe collega-boeren kunnen ontmoeten om kennis en ervaring mee uit te wisselen. Herhaalde sociale interactie draagt bij aan het opbouwen van netwerken, waarbinnen vertrouwen zich kan ontwikkelen en sociaal kapitaal opgebouwd kan worden. Onder melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie bezoeken, bestaat een bereidheid tot het kwetsbaar opstellen tegenover meestal nog onbekende collega-boeren en een nieuwe organisatie. Deze houding is een tweede belangrijke reden die bijdraagt aan het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie. Melkveehouders die geen vertrouwen hebben in de nieuwe organisatie, zijn niet bereid zich zomaar bloot te geven aan onbekende collega-boeren en de Melkvee Academie als nieuw netwerk. Daar is een vertrouwensband voor nodig. Deze melkveehouders hebben, na verloop
3
van tijd, een groepje om zich heen gebouwd waar zij vertrouwen in hebben en zij houden elkaar een spiegel voor. Deze melkveehouders geven de voorkeur aan een ‘bonding’ netwerk als het gaat om kennisuitwisseling en hebben geen behoefte aan nieuwe contacten. Hieruit kan een derde reden afgeleid worden voor het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie. De voorkeur voor een ‘bonding’, ‘bridging’ en/of ‘linking’ kennisnetwerk blijkt van invloed te zijn op het vertrouwen dat gesteld wordt in de nieuwe organisatie. Deelnemers van de Melkvee Academie richten zich overwegend op een ‘bridging’ en ‘linking’ netwerk. Sociaal kapitaal De Melkvee Academie draagt bij aan de opbouw van sociaal kapitaal, maar niet voor alle melkveehouders. Het betreft alleen die melkveehouders die deelnemen aan de activiteiten van de Melkvee Academie en die de nieuwe organisatie beschouwen als een toegevoegde waarde voor hen zelf en hun (toekomstige) bedrijfsstrategie. Door een positieve beeldvorming en identificatie met de Melkvee Academie en haar doelgroep, vindt deelname plaats aan de activiteiten van de nieuwe organisatie. Herhaalde sociale interactie bevordert de opbouw en consolidatie van het nieuwe kennisnetwerk. Tegelijkertijd krijgt het vertrouwen van melkveehouders in de nieuwe organisatie een kans zich te ontwikkelen, en wordt sociaal kapitaal opgebouwd.
4
Voorwoord In de periode dat ik de laatste hand legde aan deze scriptie kwam ik donderdag 6 augustus, na een lange warme zomerdag op de Leeuwenborch achter de computer, thuis. Ik opende de afdelingsdeur, liep de gang door naar de postvakjes en daar lag in mijn vakje een envelop van de Melkvee Academie. In de envelop zat een uitnodiging voor de opening van het Melkvee Academisch Jaar 20092010, met als thema ‘De nieuwe generatie…’. Ik vond het heel speciaal dat op het moment dat ik mijn laatste studiejaar in Wageningen aan het afronden ben, er een uitnodiging lag voor de opening van een nieuw jaar van de Melkvee Academie. Bijzonder vind ik het dat mijn scriptie zowel mijn studietijd als het Melkvee Academisch Jaar 2008-2009 afsluit. Na thuis op de boerderij in Friesland een nieuwe samenwerkingsvorm met mijn oom en ouders opgezet te hebben en omgeschakeld te zijn naar een biologische bedrijfsvoering, heb ik na drie jaar de onderzoeksresultaten van het verkennende stageonderzoek ‘Yn petear mei…In gesprek met…’, uitgevoerd in de zomer van 2006, er weer bij gepakt om alsnog de geplande verdiepingsslag te maken. De afgelopen jaren heb ik veel praktijkervaring opgedaan op ons bedrijf. Wat ik in de collegebanken hoorde, kwam ik thuis in de praktijk weer tegen. Door deze wisselwerking was het voor mij heel boeiend de interviews opnieuw door te lezen. Sommige uitspraken van andere melkveehouders herken ik nu ook zelf. Tegelijkertijd denk ik ook aan theoretische begrippen die daaraan gekoppeld zouden kunnen worden. Ik lees niet meer alleen over de melkveehouderij, maar ben er zelf nu ook onderdeel van. Het geeft mij een heel rijk gevoel als studente en melkveehoudster aan deze scriptie gewerkt te hebben. Ik hoop dan ook dat deze scriptie, gebaseerd op gesprekken met melkveehouders in de zomer van 2006, een verdiepend en aanvullend inzicht biedt voor de Melkvee Academie en ten goede komt aan haar oude & nieuwe generatie melkveehouders. Het resultaat dat voor u ligt, was niet mogelijk geweest zonder de hulp en het begrip van mijn begeleiders Dirk Roep en Don Weenink. Zij hebben mij de ruimte en tijd gegeven thuis op het bedrijf een goede samenwerkingsvorm op te zetten, waarna ze bereid waren mij alsnog te begeleiden bij deze scriptie. Ik wil hen hier heel hartelijk voor bedanken. Catharinus Wierda, Jolien Koole, Afke Zandvliet en de kennismakelaars van de Melkvee Academie hebben mij tijdens mijn stageperiode in 2006 heel enthousiast en goed begeleid. Ze hebben mij de mogelijkheid gegeven hun toen nog nieuwe organisatie en haar melkveehouders te leren kennen van binnenuit. Dit heeft mijn blik van de melkveehouderij als geheel verrijkt en verbreed. Heel hartelijk dank daarvoor. De geïnterviewde melkveehouders in Friesland en Gelderland (de Achterhoek) heb ik in het voorwoord van het verkennende stageonderzoek (2006) bedankt voor hun verhaal en gastvrijheid. Tijdens een voor hen drukke periode van inkuilen hebben zij toen tijd voor mij vrijgemaakt. Zij mogen dan ook niet ontbreken in dit rijtje: Bedankt. Alleen al door het nalezen van de interviews van drie jaar terug, heeft mij bevestigd hoe belangrijk het is dat boeren leren van boeren. Het maakt niet uit wat voor bedrijf je hebt, het is
5
altijd prikkelend en boeiend iemand anders over zijn eigen bedrijfsvoering te horen praten. Op wat voor manier dan ook, het zet je altijd aan het denken over het spoor dat je zelf uitstippelt en volgt. Het bevestigt je in je eigen manier van ‘buorkjen’ (boeren), maar het maakt ook dat je soms je aanpak kritisch bekijkt en aanpast naar aanleiding van het verhaal van iemand anders. Onder boeren bestaat veel kennis. Dit was vroeger zo en dit zal altijd zo blijven. Tenslotte wil ik graag mijn ouders, Douwe en Anneke Oenema, en mijn oom, Folkert Bergsma, bedanken. Zonder hun steun was ik zo ver niet gekomen.
Anna-Renske Oenema Wageningen, september 2009
6
Inhoudsopgave Pagina
1.
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2.
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3.
3.1
Summary Samenvatting Voorwoord
1 3 5
Inleiding
8
Introductie De Melkvee Academie Het verkennende stageonderzoek ‘Yn petear mei… In gesprek met…’ Samenvatting van de belangrijkste resultaten van het verkennende onderzoek Verdiepingsslag van de onderzoeksresultaten Leeswijzer
8 9 10 12 14 14
De wisselwerking tussen beeldvorming & vertrouwen en sociaal kapitaal
16
Introductie Beeldvorming Vertrouwen De wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen Sociaal kapitaal Tenslotte
16 17 20 24 25 29
Verdiepingsslag: De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen & sociaal kapitaal
30
3.3
Wel of niet deelnemen aan de Melkvee Academie op basis van verwachtingen Wel of niet deelnemen aan de Melkvee Academie op basis van vertrouwen Terugkoppeling
42 54
4.
Conclusie
56
5.
Reflectie
60
Literatuurlijst
62
3.2
30
7
1. Inleiding Introductie Vanaf het moment dat ik het woord Melkvee Academie tegenkwam in de vakbladen was ik in de ban van… Gelijk werd mijn nieuwsgierigheid geprikkeld naar wat deze nieuwe organisatie de boeren te bieden had. Een keuze voor stage was snel gemaakt: “Wat zou het geweldig zijn als ik de wereld achter het woord Melkvee Academie zou mogen ontdekken!” Er bleek plaats te zijn voor een stagiaire en zo startte ik er, na de kerstvakantie, in 2006. Ik kreeg de kans aanwezig te zijn bij melkveecafés, werkplaatsen en heb mee mogen helpen met het organiseren van melkveedebatten rondom de gemeenteraadsverkiezingen. Van Groningen, Oosterwolde tot Alphen aan den Rijn sprak ik met melkveehouders over de problemen die in hun omgeving spelen. Interessant was het te ervaren hoe de blik van burgers en boeren van elkaar verschilt. Daarnaast heb ik met wel 300 boeren getelefoneerd om ze enthousiast te maken voor activiteiten van de Melkvee Academie. Naarmate ik meer bekend raakte met de organisatie werd ik steeds nieuwsgieriger naar de niet- en deelnemende melkveehouders. Het leek me erg leerzaam en nuttig de boer op te gaan om met melkveehouders van gedachten te wisselen over de Melkvee Academie, andere bestaande informatiebronnen en hun bedrijf. Welke afwegingen maken de boeren om aan de nodige kennis te komen? Zo ontstond het idee om richting het eind van mijn stage een verkennend onderzoek uit te voeren in twee gebieden: Friesland en Gelderland (de Achterhoek). In beide gebieden ben ik in totaal met 27 melkveehouders gaan praten over hun idee van de Melkvee Academie en of ze deze organisatie gebruiken om kennis te vergaren. Er is specifiek voor deze twee gebieden gekozen, omdat de Melkvee Academie in 2005 in Friesland is gestart en vooral in de regio Joure meteen goed is gaan draaien. Melkveehouders kwamen meteen op de activiteiten af. In de Achterhoek is de organisatie pas later opgestart. Het lijkt of de Achterhoekse melkveehouder toch een iets meer afwachtende houding aanneemt om op activiteiten af te stappen. Naar aanleiding van de resultaten van het verkennende stageonderzoek, ontstond het idee er een klein afstudeervak aan te koppelen om zo nog een verdiepingsslag te kunnen maken, waarbij de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal centraal staat. Voor deze insteek is gekozen, omdat de theorie over sociaal kapitaal mij erg boeit en een goede bril, theoretisch kader, is de resultaten nader te bekijken. In het kort gezegd, geeft sociaal kapitaal actoren de mogelijkheid hun voordeel veilig te stellen door middel van lidmaatschap of deelname aan sociale netwerken (Portes, 1998). Degenen die sociale netwerken koesteren, hebben gemakkelijker toegang tot sociale hulpbronnen, die aanwezig zijn binnen deze netwerken. (O’brien, 2006). Sociaal kapitaal ontstaat uit herhaalde sociale interactie tussen individuen en groepen, waarbij vertrouwen zich tegelijkertijd ontwikkelt. Hierdoor ontstaat een betere samenwerking, die voordelig uitpakt voor alle betrokken partijen (Lee, 2005). In deze scriptie wordt gekeken naar de wel of niet deelname van melkveehouders (actoren) aan de Melkvee Academie (nieuw sociaal netwerk). De Melkvee Academie geeft aan te willen faciliteren bij het opbouwen van sociaal kapitaal. Het idee is door de resultaten nader te bekijken aan de hand van de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen (als onderdeel
8
van sociaal kapitaal) en sociaal kapitaal, een verdiepingsslag te maken en te kijken of er al sprake is dat de Melkvee Academie bijdraagt aan de opbouw van sociaal kapitaal onder melkveehouders. In eerste instantie was het idee, aansluitend op de stageperiode, gelijk te starten met het kleine afstudeervak, maar doordat we thuis in Friesland ook druk waren een nieuwe samenwerkingsvorm op te zetten voor ons melkveebedrijf, bleek het beter eerst daar de aandacht volledig op te richten. De ervaring die ik inmiddels opgedaan heb op en rondom ons melkveebedrijf neem ik mee in deze scriptie en zal gestalte krijgen binnen aparte tekstkaders. Dit komt verderop in de inleiding uitgebreider aan bod. Nu volgt eerst (1.1) een korte beschrijving van de Melkvee Academie. Paragraaf 1.2 gaat over de opzet van het verkennende stageonderzoek. In 1.3 wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste resultaten van het verkennende stageonderzoek. Paragraaf 1.4 geeft een uitleg over de te maken verdiepingsslag. Tenslotte wordt in 1.5 de leeswijzer van de scriptie weergegeven.
1.1 De Melkvee Academie In 2005 is de Melkvee Academie (MVA) van start gegaan in Friesland. De organisatie is een samenwerking van LTO Noord, ZLTO, LLTB en de Animal Science Group van Wageningen UR. In 2006 organiseert de organisatie landelijk activiteiten voor melkveehouders met als doel de toekomstgerichte melkveehouders te helpen bij het maken van keuzes op het gebied van een steeds complexer wordende bedrijfsvoering (www.melkveeacademie.nl, 2006). Concrete thema’s als schaalvergroting, optimalisatie en waardecreatie staan centraal. Als we nu, anno 2009, op de site van de Melkvee Academie kijken, dan wordt het doel van de organisatie als volgt omschreven: ‘Welkom bij de Melkvee Academie De Melkvee Academie is een landelijk kennisnetwerk voor toekomstgerichte melkveehouders, die hun concurrentiepositie willen versterken. Als onafhankelijke partij maakt de Melkvee Academie ervaringen en kennis toegankelijk van collega’s, experts uit het bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek. We doen dat door in te spelen op actuele ontwikkelingen in de markt, technologie en politiek, vanuit de visie dat er toekomst is voor de melkveehouderij in Nederland. ‘Boeren leren van boeren’ staat bij de Melkvee Academie centraal. Als collega’s onder elkaar helpen we u graag verder met uw bedrijfsontwikkeling. U kunt voor passend advies voor activiteiten contact opnemen met de kennismakelaar bij u in de buurt.’ (www.melkveeacademie.nl, 2009)
In het artikel ‘Melkveehouders leren innoveren’ in de Nieuwe Oogst van 20 mei 2009 zeggen Catharinus Wierda (Kennisversneller, Strategie & Ontwikkeling, MVA en Animal Sciences Group van Wageningen UR) en Bert Philipsen (Innovatie, MVA en Animal Sciences Group van Wageningen UR) het volgende over wat de Melkvee Academie voor melkveehouders wil betekenen: ‘Innoveren is nodig voor de sector om duurzaam door te ontwikkelen. Dit stellen Catharinus Wierda en Bert Philipsen van de Melkvee Academie (MVA). De MVA initieërt verschillende initiatieven om (innoverende) melkveehouders te steunen bij het toepassen van innovaties.’ Om deze innovaties binnen de melkveehouderij te stimuleren probeert de Melkvee Academie meerdere partijen met elkaar te verbinden. Het leggen van verbindingen, het faciliteren, staat 9
centraal bij de organisatie. Door deze verbindingen wordt het landelijk kennisnetwerk verder uitgebouwd en versterkt, zodat melkveehouders van elkaar en van ondernemers in andere sectoren kunnen leren. Gesteld kan worden dat de Melkvee Academie wil bijdragen aan het opbouwen van sociaal kapitaal binnen de (innoverende) melkveehouderijsector.
1.2 Het verkennende stageonderzoek ‘Yn petear mei…In gesprek met…’ In de zomer van 2006 heb in het kader van mijn stage een verkennend onderzoek uitgevoerd naar het idee dat melkveehouders van ‘De Melkvee Academie’ hebben en waarom ze wel of niet deelnemen. Voor de Melkvee Academie zelf was het op dat moment ook heel belangrijk inzicht te krijgen over de beelden en opvattingen die er leven onder melkveehouders over de organisatie: Nemen melkveehouders op basis van deze beelden en opvattingen wel of niet deel aan de Melkvee Academie? Hebben melkveehouders op basis van deze beelden en opvattingen vertrouwen in de nieuwe organisatie? Op dat moment bestond de Melkvee Academie bijna twee jaar. Het was dus nog een heel jonge organisatie. In die context zijn beeldvorming en opvattingen die melkveehouders over de organisatie hebben heel belangrijk voor het besluit tot wel/niet deelname aan activiteiten en het wekken van vertrouwen in de Melkvee Academie, en dus bij het opbouwen van sociaal kapitaal (het doel van de MVA). Figuur 3 verduidelijkt de wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen in de Melkvee Academie in relatie tot het opbouwen van sociaal kapitaal.
Sociaal Kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
over: Verwachting Perceptie Identiteit Gedeelde taal Kennis
in: Melkveehouders
Organisatie Personen De Melkvee Academie Kennis Aanpak
Figuur 3 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal: melkveehouders over de Melkvee Academie.
Het literatuurgedeelte, hoofdstuk 2, presenteert deze figuur op het eind van het hoofdstuk. Het vormt het theoretisch kader waarmee de verdiepingsslag gemaakt zal worden.
10
De onderzoeksvragen De centrale vragen Deze zijn toen als volgt geformuleerd. 1. Welke beelden en opvattingen bestaan er over de Melkvee Academie onder melkveehouders in de Gelderse Achterhoek en Friesland? 2. Welke rol speelt vertrouwen onder de melkveehouders in de Gelderse Achterhoek en Friesland om wel of niet deel te nemen aan de Melkvee Academie? 3. Bestaan er verschillen en/of overeenkomsten tussen de Gelderse Achterhoek en Friesland met betrekking tot de twee bovengenoemde vragen? De deelvragen Deze zijn toen opgesplitst in vragen met betrekking tot de beeldvorming en vragen gericht op het vertrouwen. Beeldvorming 1. 2. 3. 4. 5.
Welke beelden hebben melkveehouders van de Melkvee Academie? Waar zijn deze op gebaseerd? Welke melkveehouders hebben welke beelden? Welke verwachtingen hebben melkveehouders van de Melkvee Academie? Wat is volgens melkveehouders de doelgroep van de Melkvee Academie?
Vertrouwen 1. Welke melkveehouders hebben vertrouwen in de Melkvee Academie? 2. Waarop is het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie gebaseerd? (denk aan: personen, kennis, club, aanpak) 3. Waarop is het wantrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie gebaseerd? (denk aan: personen, kennis, club, aanpak) De interviews In de zomer van 2006 zijn in totaal 27 melkveehouders geïnterviewd in twee gebieden: de Gelderse Achterhoek (N=12) en Friesland (Joure en omstreken) (N=15) Specifiek voor deze twee gebieden is gekozen, omdat de Melkvee Academie in Friesland is begonnen en vooral in de regio Joure meteen goed is gaan draaien. Melkveehouders kwamen meteen op de activiteiten af. In de Achterhoek is de organisatie pas later opgestart. Het lijkt of de geïnterviewde Achterhoekse melkveehouders toch een iets meer afwachtende houding aannemen om daadwerkelijk op activiteiten af te stappen. Met behulp van de kennismakelaars zijn de melkveehouders geselecteerd die geschikt zijn voor een interview over hun beleving van de Melkvee Academie. Er is niet alleen gesproken met deelnemers, maar ook met melkveehouders die af en toe een activiteit bezoeken of die er weinig tot niets mee hebben. Het kan van invloed zijn in de steekproef, dat kennismakelaars geassisteerd hebben bij de selectie van de melkveehouders. Het zou kunnen zijn dat alleen de praatgrage boeren uitgekozen zijn. Daarnaast bestaat de kans dat melkveehouders bewust dingen wel of juist niet
11
verteld hebben, omdat ze de kennismakelaar kennen. Aan de andere kant, schepte het feit dat de melkveehouder en ik de kennismakelaar beide kennen een soort van (vertrouwens-) band. Hierdoor was het ijs sneller gebroken aan het begin van het interview, waardoor het gesprek sneller de diepte in kon gaan. In Friesland is met 15 melkveehouders gesproken (N=15), waaronder 5 deelnemers, 5 melkveehouders die zo nu en dan een activiteit bezoeken en 5 melkveehouders die nog niets met de Melkvee Academie hebben. In de Gelderse Achterhoek zijn 12 gesprekken gevoerd met melkveehouders (N=12), waaronder 5 deelnemers, 3 melkveehouders die zo nu en dan een activiteit bezoeken en 4 melkveehouders die nog nergens naartoe zijn geweest. Vooraf is een open vragenlijst opgesteld. Deze lijst is meer als een soort van richtlijn gebruikt en ging in op bedrijfskenmerken, de Melkvee Academie, andere informatiebronnen en redenen voor deelname (of niet) aan activiteiten. Er is voor een open interviewmethode gekozen, omdat melkveehouders zo de kans kregen echt hún verhaal te doen, zonder keuzes opgelegd te krijgen en beperkt te worden tijdens het interview.
1.3 Samenvatting van de belangrijkste resultaten van het verkennende onderzoek Uit de interviews is naar voren gekomen dat overwegend alle melkveehouders de Melkvee Academie op zich een goed initiatief vinden. De neutrale positie en de kleinschalige aanpak worden gewaardeerd. Het is echter niet het geval dat ook alle melkveehouders denken dat deelname aan de Melkvee Academie voor hen persoonlijk een toegevoegde waarde heeft. Over het algemeen wordt gedacht dat de nieuwe organisatie er vooral is voor de nieuwe generatie boeren, de jonge melkveehouder die vertrouwd is met de computer. Over het algemeen blijkt dat melkveehouders die zichzelf typeren als toekomstgerichte ondernemer en een bovengemiddeld quotum hebben (meer dan een miljoen kilogram melk), het idee hebben te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie (‘inclusion’). De melkveehouders die al activiteiten bezocht hebben en/of al lid zijn, geven aan er de grotere collega-boeren te treffen die in hun omgeving niet meer aanwezig zijn om kennis en ervaring mee uit te wisselen: ‘Grotere bedrijven lopen toch tegen andere dingen aan, dan een bedrijf met een quotum van zeven ton kilogram melk’. Ze hebben het idee dat de voorlopers er samenkomen. Deze melkveehouders willen zich over het algemeen ook op kunnen trekken aan collega-boeren die al net iets verder of beter zijn. Daarnaast wordt het belangrijk gevonden ook informatie en kennis op te doen buiten de agrarische sector. Voor melkveehouders die een bedrijf hebben met een quotum tussen de vier en negen ton kilogram melk is een reden niet deel te nemen aan de Melkvee Academie juist het feit dat gedacht wordt dat de voorlopers, fanatieke ondernemers, er samenkomen. Ze denken dat er voor deelname een bepaald niveau vereist is. Het woord ‘Academie’ suggereert dit. Evenals de deelnemers van de Melkvee Academie wisselen ook zij liever kennis uit met vergelijkbare collega-boeren: ‘Een boer van drie miljoen is dan net een maatje te groot’. Zij geven ook aan niet zo nodig bij de ‘top’ te willen horen en denken dan ook niet te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie (‘exclusion’).
12
Ten opzichte van de Melkvee Academie nemen deze melkveehouders een afwachtende houding aan. Als over een tijdje echt blijkt dat de organisatie een succes is, dan wordt gedacht dat ook zij niet meer zonder de nieuwe organisatie kunnen voor het opdoen van kennis. Een andere belangrijke reden die van invloed is op wel of niet deelname aan de Melkvee Academie is dat je je kwetsbaar op moet willen stellen tegenover nog onbekende collegaboeren en een nieuwe organisatie waarvan je de werkwijze nog niet echt kent. Melkveehouders die aangeven eigenlijk niet meer echt nieuwe informatie op te doen binnen hun bestaande kennisnetwerk stappen eerder op de Melkvee Academie af om daar juist weer nieuwe collega-boeren te treffen en zo een nieuwe informatiestroom op gang te brengen. Daartegenover zijn er melkveehouders die een heel ‘close’ groepje collega-boeren en adviseurs om zich heen hebben gebouwd door de jaren heen. Deze melkveehouders hebben vertrouwen in dat hechte groepje, kunnen erop terugvallen en trekken er met elkaar op uit om kennis op te doen. Er bestaat een dusdanige mate van vertrouwen dat ze zich kwetsbaar tegenover elkaar opstellen. Aangegeven wordt dan ook geen behoefte te hebben aan een nieuwe organisatie of nieuwe gezichten van collega-boeren om kennis op te doen. Tussen de gebieden Friesland en de Gelderse Achterhoek bestaan nuanceverschillen. Deze ontstaan mogelijk op basis van cultuurverschil en doordat de Melkvee Academie niet tegelijkertijd in de beide gebieden gestart is. Tijdens de interviews nemen Friezen duidelijker een standpunt in over de Melkvee Academie. Het is iets of niets, maar er zit niet veel tussenin. In de Gelderse Achterhoek geven alle geïnterviewde melkveehouders aan het een goed initiatief te vinden, maar nemen vervolgens een afwachtende houding aan als het gaat om het bezoeken van activiteiten. Opgemerkt dient te worden dat de Melkvee Academie in Friesland van start is gegaan. In de Gelderse Achterhoek worden er nog niet zo lang activiteiten georganiseerd door de Melkvee Academie. Het zou kunnen zijn dat melkveehouders in Friesland een duidelijker beeld hebben van de nieuwe organisatie, omdat ze al langer de kans hebben, bekend te raken met de Melkvee Academie. Een oordeel over de Melkvee Academie kan in Friesland mogelijk al meer gebaseerd zijn op een mate van vertrouwen/wantrouwen door te handelen, activiteiten te bezoeken. In de Gelderse Achterhoek is beeldvorming op basis van horen & zeggen in de media en van collega-boeren misschien nog meer van invloed op deelname aan de Melkvee Academie. Wel is het zo dat melkveehouders in de Gelderse Achterhoek bekend raken met de Melkvee Academie doordat ze met hun studieclub meedoen aan het programma ‘Netwerken’, georganiseerd door de Melkvee Academie om studieclubs weer nieuw leven in te blazen. Kortom, uit het verkennend onderzoek blijkt dat deelname aan de Melkvee Academie vooral beïnvloed wordt door het idee of melkveehouders het idee hebben te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie en of ze er hun collega-boer met een vergelijkbaar bedrijf denken te zullen treffen. Daarnaast is de bereidheid je kwetsbaar op te durven stellen tegenover een nog onbekende organisatie waar je nieuwe collega-boeren treft tijdens activiteiten een reden om wel of niet op de Melkvee Academie af te stappen. Degenen die zich niet kwetsbaar op willen stellen geven aan door de jaren heen een vertrouwd en hecht groepje om zich heen gebouwd te hebben, waardoor ze geen behoefte hebben aan en geen toegevoegde waarde zien in de Melkvee Academie. Alle melkveehouders vinden de Melkvee Academie op zich een goed initiatief, gericht op de toekomst en de neutrale positie van de nieuwe organisatie wordt gewaardeerd.
13
1.4 Verdiepingsslag van de onderzoeksresultaten Heel wat ervaringen rijker, ben ik terugkijkend op het onderzoek uitgevoerd in 2006, gaan nadenken welke extra verdiepingsslag ik nu nog zou kunnen maken met betrekking tot de relatie tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal. Vertrouwen ontstaat op basis van beeldvorming en is belangrijk bij het opbouwen van sociaal kapitaal. Vertrouwen is een onderdeel van de sociaal kapitaal theorie. Het is zowel een uitkomst van als een voorwaarde voor sociaal kapitaal. Het doel is nu het reeds bestaande inzicht te verdiepen, een reflectie te geven, door de bevindingen en het empirisch materiaal over de Melkvee Academie nog eens te beschouwen en te doorgronden vanuit wat de theorie over sociaal kapitaal gezegd heeft over: 1) Vertrouwen (op basis van beeldvorming); 2) De praktijk (vertrouwen op basis van handelen, dus deelname aan activiteiten van de Melkvee Academie); en 3) Sociaal kapitaal (waar vertrouwen onderdeel van is). Het gaat er hier dus om een extra verdiepingsslag te maken over de wisselwerking tussen beeldvorming van melkveehouders en het vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie, in relatie tot het opbouwen van sociaal kapitaal, het doel van de organisatie. De vorm van de scriptie De scriptie is op te delen in een hoofd- en subverhaal. Het hoofdverhaal gaat over de wisselwerking tussen beeldvorming van melkveehouders (verschillende type boeren in Friesland en in de Gelderse Achterhoek) en het vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie, in relatie tot de opbouw van sociaal kapitaal. Het subverhaal is ingekaderd in een apart genummerd tekstkader, waarin ik reflecteer op mijn eigen ervaringen op ons bedrijf in Friesland rondom kennis, beeldvorming, vertrouwen en de opbouw van sociaal kapitaal. Dit geeft, op deze manier, nog een extra inzicht in de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal.
1.5 Leeswijzer Hoofdstuk 1 blikt terug op wat ik destijds gedaan heb en gaat vervolgens in op de te maken verdiepingsslag in deze scriptie. Ter besluit volgt tekstkader 1. Op ons bedrijf: ‘Introductie’ Hoofdstuk 2 geeft een theoretische beschrijving over beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal. Hoofdstuk 3 maakt de verdiepingsslag. Het beschouwt en doorgrondt het empirisch materiaal vanuit de theorie beschreven in hoofdstuk 2. Dit is het hoofdverhaal. Daarnaast vindt in genummerde tekstkaders de reflectie op ons eigen bedrijf in Friesland plaats over kennis, beeldvorming, vertrouwen en de opbouw van sociaal kapitaal.
14
In hoofdstuk 4 wordt de conclusie weergegeven. Tenslotte is hoofdstuk 5 een reflectie op de bevindingen in relatie tot de empirie.
1. Op ons bedrijf: ‘Introductie’ Ongepland zit er drie jaar tussen het verkennende stageonderzoek bij de Melkvee Academie en het schrijven van deze scriptie. In die drie jaar heb ik evenwel niet stilgezeten. Ik moet eerlijk toegeven dat de studie op sommige momenten een heel klein beetje op de achtergrond raakte. De oorzaak daarvan zat in het feit dat ik samen met mijn ouders en oom een vennootschap onder firma (v.o.f.), een samenwerkingsvorm, heb opgericht, om zo door te gaan met het melkveebedrijf dat voorheen gerund werd door mijn oom en pake (opa). Na het overlijden van mijn pake, in de periode van mijn stage bij de Melkvee Academie, zijn we gaan kijken hoe we het bedrijf voort zouden kunnen zetten. Het behoud van het bedrijf stond voorop, want weg is weg. Het heeft nooit bewust in de planning gezeten, dat wij op deze manier verder zouden gaan. Mijn leven lang liep ik op de boerderij tussen de koeien achter pake aan. Onbewust heeft hij mij ‘het boeren’ geleerd. Pake was een echte koeienboer, hield veel van zijn vee. Toen hij er niet meer was, bleek dat ik, net als pake, het vee ken. Iedere koe heeft zo haar verhaal en als je het vee ‘ziet’, merk je snel wanneer er iets niet helemaal in orde is met Rika of Janna. Pake vond het heel belangrijk dat ik mijn studie aan de, voor hem nog bekende, ‘Landbouwhogeschool Wageningen’ zou afronden. Ik denk niet dat hij ooit gedacht heeft dat wij op deze manier door zouden gaan met het bedrijf. Aan het begin zei één van onze adviseurs al: ‘Er komt nog heel wat op jullie af.’ Nu drie jaar verder, denken we nog vaak aan deze uitspraak, want hij had gelijk, er is heel wat op ons afgekomen. Naast het oprichten van de samenwerkingsvorm, zijn we qua bedrijfsvoering ook een nieuwe weg ingeslagen. We hadden wel zin in iets nieuws, een uitdaging. Het bedrijf bleek er al heel dicht tegenaan te zitten en mede door een zetje in de goede richting van één van onze adviseurs, hebben we ons aangemeld bij Skal (certificering en controle van biologische bedrijven) en zijn gaan omschakelen naar een biologische bedrijfsvoering. Sinds 1 februari van dit jaar, 2009, leveren we onze melk aan FrieslandCampina. Voorheen ging de gangbare melk ook al naar Friesland Foods. Na drie jaar heel actief betrokken te zijn geweest bij ons bedrijf in Friesland, ligt de aandacht nu weer bij het afstuderen aan de WUR. Echter wat mij de afgelopen drie jaar wel heel duidelijk is geworden, is het vitale belang van heel goede informatiebronnen en kennisnetwerken: de juiste mensen op het juiste moment hebben. Wat dat betreft heb ik thuis in de praktijk heel veel geleerd, wat nu ook in Wageningen weer van pas komt. De wisselwerking tussen het werk thuis op het bedrijf en mijn opleiding in Wageningen vind ik heel leuk. Tussen de koeien denk ik aan wat ik gelezen heb in studieboeken en gehoord heb tijdens colleges, en achter de computer in de bibliotheek in de Leeuwenborch denk ik aan ervaringen en belevenissen op de boerderij. Met andere ogen kijk ik nu naar het empirisch materiaal over de Melkvee Academie van drie jaar terug. Ik kan mij beter in de melkveehouders en alles wat hen beweegt verplaatsen. Daarom is het voor mij zo interessant om juist nu, aan het eind van mijn studie, dit empirisch materiaal opnieuw te bekijken aan de hand van theorie en mijn eigen ervaringen.
15
2. De wisselwerking tussen beeldvorming & vertrouwen en sociaal kapitaal Introductie Beeldvorming is bij de Melkvee Academie van vitaal belang, omdat het nog een jonge organisatie is waar nog niet veel melkveehouders mee bekend zijn. Beeldvorming ontstaat op basis van de verwachting van de verwachting. Door informatie uit de media en van collegaboeren krijgen melkveehouders een idee van de nieuwe organisatie. Op basis van ‘horen & zeggen’ wordt een beeld gevormd en een verwachting gewekt ten aanzien van de Melkvee Academie. Melkveehouders hebben een verwachting over de organisatie op zich, de aanpak, de kennis die men er kan opdoen, het type collega-boer dat men er zal treffen en of het iets voor hen zou kunnen zijn. Naarmate mensen bekender raken met iets nieuws worden beelden bijgesteld, maar in eerste instantie moet men het doen met de manier waarop een nieuwe identiteit, de Melkvee Academie, wordt neergezet in de media. Dit wordt ook wel het imago genoemd. Als het imago, de eerste indruk, mensen aanspreekt, ontstaat op basis daarvan een positieve beeldvorming. Daarop voortbordurend ontstaat een flinterdunne vorm van het hebben van vertrouwen of wantrouwen in de manier waarop een nieuwe organisatie zich presenteert. Als mensen eenmaal enthousiast raken en het gevoel hebben dat het iets voor hen is en denken te vallen binnen de beoogde doelgroep (‘inclusion’), is het mogelijk dat ze ook daadwerkelijk activiteiten gaan bezoeken en bekend willen raken met de aanpak en de mensen van de organisatie. In die fase ontstaat vertrouwen door te handelen. Doordat mensen ervaring opdoen met de organisatie, worden beelden, en dus verwachtingen, positief of negatief bijgesteld. Er is dan sprake van de wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen. Vertrouwen is een onderdeel van de theorie over sociaal kapitaal. Beeldvorming speelt een rol bij het ontwikkelen van vertrouwen, en dus ook bij het opbouwen van sociaal kapitaal, zie figuur 1. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal In een artikel ‘Can we trust Social Capital?’, geschreven door Joel Sobel (2002), wordt dit als volgt omschreven: ‘Establishing corporate identities and good names is a way to establish markets for certain types of social capital (vertrouwen)’. De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal is in deze scriptie het uitgangspunt bij de verdiepingsslag over wat melkveehouders van de Melkvee Academie vinden. In de volgende paragraven komen vertrouwen, de wisselwerking tussen vertrouwen en beeldvorming en tenslotte vertrouwen als onderdeel van sociaal kapitaal uitgebreid aan bod.
16
2.1 Beeldvorming In deze paragraaf wordt specifiek naar beeldvorming gekeken, zie figuur 1. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal In deze paragraaf wordt specifiek naar beeldvorming gekeken, zie figuur 1. Beeldvorming is vooral belangrijk wanneer mensen eigenlijk nog niet bekend zijn met iets nieuws en voornamelijk af moeten gaan op hun eerste indruk. Deze moet de doorslag geven of iemand zich verder in het nieuwe gaat verdiepen of niet. In deze paragraaf wordt ook verondersteld dat identiteit en een gedeelde taal belangrijk zijn bij beeldvorming. Als mensen het idee hebben dat ze zich kunnen identificeren met en er sprake is van een ‘shared language’ ten opzichte van een nieuwe organisatie of iemand anders, zal er eerder een positieve beeldvorming ontstaan. Deze positieve beeldvorming draagt vervolgens bij aan het opbouwen van vertrouwen en sociaal kapitaal. Sociologische theorieën veronderstellen dat het gedrag van mensen niet alleen beïnvloed wordt door wat ze ergens vanaf weten (kennis), maar ook de beelden (percepties) die mensen hebben ten opzichte van zichzelf en van anderen (de Melkvee Academie) zijn van groot belang. Mensen hebben in relatie tot anderen, in dit geval de Melkvee Academie, kennis en percepties over mogelijke ambities, vaardigheden, betrouwbaarheid, vertrouwen, mogelijkheden, verantwoordelijkheid, plichten en identiteit (Leeuwis, 2006). Op basis hiervan ontstaat een bepaalde beeldvorming over iets of iemand anders. Het lastige met beeldvorming wordt heel treffend beschreven door Elinoir Ostrom (1998): ‘The presence of words on paper or a building with a name on the outside is not the equivalent of the common understandings that are shared among participants’. Ostrom (1998) maakt met dit citaat duidelijk dat de beeldvorming die iemand neer wil zetten, wat een organisatie wil uitstralen, niet altijd aansluit op het beeld of de indruk die de beoogde doelgroep van de desbetreffende organisatie krijgt of heeft. Er is vaak nog geen sprake van een gedeelde taal. Het doel van een organisatie kan nog zo mooi verwoord zijn, het is altijd afwachten hoe het overkomt op de doelgroep: ‘What’s in a name?’. Dit citaat brengt ons op het volgende belangrijke onderdeel van beeldvorming: Identiteit. Identiteit In Networking: Social capital and Identities in European Rural Development (Jo Lee, 2005) wordt opgemerkt dat discussies over identiteit vaak vervallen in het idee dat identiteit vooral te maken heeft met het uitoefenen van bezit en het claimen van een identiteit. Het lijkt dan of identiteit iets is, dat iemand ‘heeft’ en kan manipuleren, of kan ‘kiezen’. In die context kan identiteit leiden tot een beperking die iemand opgelegd krijgt. De identiteit is dan door iemand
17
anders aan iemand opgelegd en is dus niet door de persoon zelf ‘gekozen’. Een opgelegde identiteit kan iemand of een organisatie beperken in zijn doen en laten. Identiteit wordt dan als het ware gezien als een gegeven feit. Beter is het, zoals Gupta en Ferguson het in het artikel van Jo Lee (2005) beschrijven, uit te gaan van identiteit als een soort van ‘ontmoetingspunt’, een tijdelijke identificatie. Van daaruit kan het object van identificatie zich weer verder ontwikkelen naar een volgend ‘ontmoetingspunt’. Op de weg daar naartoe wordt door opgedane ervaring de verwachting van de verwachting, de beeldvorming, bijgesteld. Daardoor ontwikkelt de beeldvorming zich en krijgt het object van identificatie weer een ander (nieuw) gezicht. In het geval van de Melkvee Academie definiëren melkveehouders het onderscheidend vermogen op basis van wat ze horen in de media en van collega-boeren. Naarmate ze meer bekend raken met de nieuwe organisatie, wordt het onderscheidend vermogen ontdekt van de Melkvee Academie in relatie tot reeds bestaande organisaties. Melkveehouders stellen hun beeldvorming bij en zien de nieuwe organisatie in een nieuw daglicht, een bijgestelde identiteit. Op basis daarvan wordt beslist of de organisatie een toegevoegde waarde heeft voor de melkveehouder zelf. Een nieuwe identiteit In een uitgevoerde casestudie in Noorwegen en Ierland door Meistad (in: Lee, 2005) worden ‘newly cultivated’ regionale identiteiten omschreven als: ‘clothes that can be worn for outsiders, and do not necessarily affect the way of thinking within the regions’. Een nieuwe identiteit moet zijn weg vinden in de bestaande ‘sense of identity’. Hoewel een nieuwe identiteit is neergezet, is deze nog lang niet bewezen. Als het wisselen van kleding, kunnen mensen zich op ieder moment en binnen verschillende contexten een andere identiteit aanmeten en opzoeken. Mensen moeten het onderscheidend vermogen van de nieuwe identiteit als mogelijke toevoegde waarde voor hen zelf nog ontdekken in relatie tot reeds bestaande identiteiten. Met de tijd verschuift het gepercipieerde onderscheidend vermogen gebaseerd op perceptie naar kennis. Het is mogelijk dat spanningen ontstaan tussen de nieuwe en de bestaande identiteiten in een gebied. Uit de casestudy komt naar voren dat mensen bezorgd zijn over de mogelijkheid dat een ‘one overarching identity superimposed on various mobile identities’ ontstaat. Met andere woorden, mensen zijn bang ‘overruled’ te worden door iets nieuws en onbekends. Gedeelde taal Het hebben van een gedeelde taal, ‘shared language’, is al een aantal maal ter sprake gekomen. Een gedeelde taal is naast identiteit een belangrijk onderdeel van beeldvorming. Als mensen elkaar goed begrijpen en op hetzelfde niveau communiceren, bestaat er bij beide partijen een ‘common understanding’ over wat ze voor elkaar kunnen betekenen en van elkaar mogen verwachten. Als de Melkvee Academie hierbij als voorbeeld genomen wordt, dan zouden melkveehouders weten wat ze van de nieuwe organisatie kunnen verwachten en of het iets voor hen is. Aan de andere kant weet de Melkvee Academie wat er onder melkveehouders leeft en probeert zij daarop in te spelen met haar visie en opzet van de activiteiten. Als er sprake is van wederzijds begrip, een gedeelde taal, maakt dat het combineren en uitwisselen
18
van informatie gemakkelijker, waardoor de werkwijze efficiënter verloopt (LEI, 2002). Daarnaast helpt het ook bij het formuleren van een gezamenlijke visie, die de doelen en ambities van de verschillende partijen binnen de samenwerking weergeeft. Een gezamenlijke visie of interesse helpt mensen bij het bewust worden van de toegevoegde waarde van het uitwisselen en combineren van informatie, de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie (LEI, 2002). Dit alles komt ten goede aan het tot stand komen van een goede, vlotte samenwerking. Als de samenwerking eenmaal gestalte krijgt, ontstaat op basis van wederzijds begrip vertrouwen. Dit is van belang is bij het opbouwen van sociaal kapitaal (Ostrom, 1998). Reputatie en sociaal kapitaal Een reputatie (identiteit) ontstaat op basis van beeldvorming en vertrouwen. Beeldvorming en vertrouwen zijn belangrijk bij het opbouwen van sociaal kapitaal. In ‘Can we trust social capital’ vraagt Joel Sobel (2002) zich af of iemand sociaal kapitaal aan een ander kan doorgeven. Deze vraag gaat in op beeldvorming in relatie tot het behoud van sociaal kapitaal. Joel Sobel stelt dat het tot op zekere hoogte wel degelijk mogelijk is sociaal kapitaal door te geven. Als voorbeeld wordt gekeken naar het sociaal kapitaal van een winkelier. De reputatie van de winkel maakt deel uit van het sociaal kapitaal. Het is mogelijk de winkel aan iemand anders over te dragen, zonder het vertrouwen te beschadigen dat klanten hebben in de producten die er verkocht worden. Hierbij wordt verondersteld dat het product op zich zo sterk is, dat een persoon alleen het niet kan maken of breken. De winkelier mag in dit geval niet een persoonlijke stempel drukken op het product. Als gekeken wordt naar de Melkvee Academie, zou deze als organisatie op zich heel sterk op eigen benen moeten staat, wil de mogelijkheid bestaan dat de personen achter de Melkvee Academie inwisselbaar zijn. Ter besluit Als dit gerelateerd wordt aan de Melkvee Academie, dan ontstaat beeldvorming van melkveehouders over de nieuwe organisatie op basis van de verwachting voortkomend uit de eerste indruk die men heeft van de Melkvee Academie. De identiteit van de Melkvee Academie wordt mede gevormd door het beeld dat bestaat over de organisatie als geheel, de personen, de kennis en de aanpak. Als er sprake van identificatie is met de Melkvee Academie en een gedeelde taal aanwezig is, zullen melkveehouders eerder het gevoel hebben wel of niet (‘inclusion’ versus ‘exclusion’) tot de doelgroep van de Melkvee Academie te behoren. Op basis van beeldvorming zal er een vertrouwend of wantrouwend gevoel ontstaan ten opzichte van de nieuwe organisatie, dat meeweegt in de beslissing wel of niet deel te nemen aan de activiteiten van de Melkvee Academie. Belangrijk op te merken is dat beeldvorming en identificering een dynamisch proces zijn. Ze worden gekenmerkt door een mobiel karakter, zijn voortdurend aan verandering onderhevig. Hier moet tijdens de theorievorming rekening mee gehouden worden. De verwachting, het bekend raken met en ervaring opdoen bij de Melkvee Academie bepalen mede de beeldvorming, waarop het vertrouwen gebaseerd wordt, die melkveehouders hebben van de nieuwe organisatie.
19
2.2 Vertrouwen Deze paragraaf beschrijft het concept vertrouwen, zie figuur 1. De definitie en verschillende vormen van vertrouwen komen ter sprake. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal Vertrouwen is een multi-dimensioneel begrip en wordt op veel verschillende manieren gedefinieerd. Echter er bestaat overeenstemming over het feit dat vertrouwen de bereidheid vereist je kwetsbaar op te durven stellen tegenover andere (onbekende) mensen. Volgens Misztal (in: LEI, 2002) ontstaat deze bereidheid door vertrouwen te stellen in vier aspecten: 1. Vertrouwen in de goede bedoeling en betrokkenheid van de ‘exchange partners’; 2. Vertrouwen in hun deskundigheid en mogelijkheden; 3. Vertrouwen in hun betrouwbaarheid; 4. Vertrouwen in hun waarneembare openheid. De vier aspecten van Misztal beschrijven het vertrouwen dat mensen stellen in een organisatie als geheel, de personen, kennis en aanpak van een organisatie. Als het vertrouwen in deze vier aspecten aanwezig is, kan sociaal kapitaal opgebouwd worden. In beginsel is vertrouwen gebaseerd op een rationele afweging om vertrouwen in iets of iemand te krijgen, maar naarmate men meer ervaring opdoet en elkaar beter leert kennen, wordt vertrouwen ook emotioneel geladen, ook wel empatisch vertrouwen genoemd. Vertrouwen is gebaseerd op een positieve verwachting. Dankzij vertrouwen kunnen mensen beter omgaan met onzekerheden. Vertrouwen kan gezien worden als een dynamisch concept. De mate van vertrouwen kan variëren, afhankelijk van gebeurtenissen en ervaringen, maar ook de bron. Het dynamische karakter veronderstelt het besef dat het gaat om ‘actief vertrouwen’. Het moet worden onderhouden en steeds opnieuw worden bevestigd en verdiend (Eshuis, 2006). Het is mogelijk dat mensen op een gegeven moment vertrouwen in ‘organisatie-A’ hebben, maar na verloop van tijd meer vertrouwen krijgen in ‘organisatie-B’. Het duurt lang voor vertrouwen opgebouwd is, maar het is heel gemakkelijk beschadigd (Pretty, 2003). Zo kan het zijn dat melkveehouders van oudsher veel vertrouwen hebben in de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), maar door veranderende omstandigheden, meer vertrouwen krijgen in een andere (nieuwe) organisatie als de Melkvee Academie. Het vertrouwen dat bestaat binnen sociale relaties is over het algemeen gebaseerd op kennis (je kent iemand zo goed dat je kunt anticiperen op het verwachtte gedrag van de ander), identificatie (je kunnen identificeren met de wensen en bedoelingen van de ander) en emotie (een goed gevoel hebben bij iets of iemand). Deze bevorderen een goede samenwerking, zelfs wanneer kosten en baten niet goed op elkaar zijn afgestemd (LEI, 2002).
20
Vertrouwen kan theoretisch worden benaderd als handelen en als een onderliggende dispositie tot handelen (Eshuis, 2006). Deze zijn aan elkaar gerelateerd, omdat vertrouwen zich toont en ontwikkelt in het handelen. Volgens Eshuis (2006) blijkt vertrouwen bij de interactie tussen actoren pas werkelijk wanneer er vertrouwend wordt gehandeld. Vertrouwen ontwikkelt zich dus via vertrouwend en vertrouwenwekkend handelen. In het artikel van het LEI ‘Social capital and communication’ (2002) wordt het onderscheid in drie verschillende typen vertrouwen beschreven, zoals Bechtel deze heeft opgesteld. 1. Calculus-based trust: Vertrouwen is hier voornamelijk gebaseerd in de controle of het zeker stellen dat de andere partij zich gedraagt zoals afgesproken. Vertrouwen komt voort uit het besef dat wanneer de ander zich niet overeenkomstig gedraagt, er strafmaatregelen volgen. 2. Knowledge-based trust: Vertrouwen ontwikkelt zich hier voornamelijk op grond van voorspelbaarheid. Iemand heeft genoeg kennis van de ander om het toekomstige gedrag te kunnen voorspellen en op te anticiperen. Het vertrouwen komt voort uit informatie/kennis. 3. Identification-based trust: Vertrouwen is hier gebaseerd op het feit zich te kunnen verplaatsen/herkennen in de wensen en bedoelingen van de ander. Vertrouwen ontstaat doordat beide partijen elkaar begrijpen en waarderen wat betreft bestaande principes en problemen. Binnen beleidsprocessen worden vier verschillende vormen van vertrouwen onderscheiden (Eshuis, 2006): 1. 2. 3. 4.
Vertrouwen in individuen; Vertrouwen in institutionele arrangementen; Institutioneel vertrouwen; en Procesvertrouwen
Deze vormen worden hieronder beschreven. Vertrouwen in individuen Individueel vertrouwen is gebaseerd op ‘face-to-face-contacts, long-term acquaintance and mutual reliable credentials’ en gerelateerd aan het vertrouwen dat men heeft in de intenties en competenties van de ander (Eshuis, 2006). Bij het vertrouwen in individuen gaat het om het vertrouwen van iemand (de ‘trustor’) in een ander (de ‘trustee’), zie figuur 2. Vertrouwen
‘Trustor’
‘Trustee’
Figuur 2 Vertrouwen in individuen: vertrouwen van iemand (‘trustor’) in een ander (‘trustee’)
21
Relaties ontstaan in eerste instantie vaak op basis van economische motieven, een belangenafweging, maar in de loop van de tijd ontstaat er vaak een soort van betrokkenheid, een ‘social content’. Hier wordt eigenlijk het ontwikkelen van cognitief naar empatisch vertrouwen beschreven. Bij cognitief vertrouwen is vooral ‘openheid’ (relevante en accurate informatie) belangrijk bij het ontwikkelen van vertrouwen. Eshuis (2006) legt uit dat volgens Granovetter openheid het begrip van de ander, het vermogen om het gedrag van anderen te voorspellen en te beïnvloeden vergroot. ‘People who trust each other will expose themselves more easily, are more receptive to other’s ideas, accept more interdependence, and have less need to impose control on others’. (Klein Woolthuis (2002), in: Eshuis, 2006) Een positieve uitkomst van een belangenafweging, is het uitgangspunt te besluiten tot het aangaan van een vertrouwensrelatie. Vervolgens groeit vertrouwen op basis van kennis van het gedrag en de houding van de ander waar de relatie mee aangegaan wordt. Dit resulteert uiteindelijk in een vertrouwen dat gestoeld is op loyaliteit en empathie ten opzichte van de ander, ook wel geformuleerd als vertrouwen gebaseerd op identificatie. Melkveehouders zetten bijvoorbeeld hun huidige informatiebronnen op een rijtje. Daartegenover wordt de Melkvee Academie gezet om te bepalen wat voor toegevoegde waarde deze nieuwe organisatie voor hen zou kunnen hebben. Als de belangenafweging positief uitvalt ten opzichte van de Melkvee Academie, wordt besloten deel te nemen aan activiteiten van de nieuwe organisatie. Melkveehouders raken vervolgens bekend met de Melkvee Academie door de activiteiten te bezoeken. Vertrouwen in institutionele arrangementen Het institutionele arrangement is hier het ‘object’ van vertrouwen. Een institutioneel arrangement draagt bij aan een goede samenwerking en coördinatie tussen actoren. Dit wordt bevorderd wanneer het arrangement orde uitstraalt, waaruit mensen een stukje voorspelbaarheid uit af kunnen lezen. Dit is belangrijk bij het opbouwen van vertrouwen, evenals openheid en transparantie van het arrangement. De reputatie (staat van dienst, ofwel ‘naam en faam’) van een institutioneel arrangement is hierbij heel belangrijk, omdat het de basis vormt voor het voorspellen van de manier waarop een institutioneel arrangement in de toekomst zal functioneren (Eshuis, 2006). ‘Een goede reputatie kan aanleiding zijn contact te zoeken met een organisatie, waarna die organisatie zich vervolgens in de samenwerking betrouwbaar kan tonen’ (Eshuis, 2006). Institutionele arrangementen die een collectief vormen (kan een actor lid van worden, bijvoorbeeld de Melkvee Academie), creëren vertrouwen door hun vermogen (agency) een verschil te maken in beleidsprocessen. Er is dan sprake van vertrouwen in de competentie. Agency ontstaat doordat een collectief de agency van individuen weet te bundelen en te richten. Naast het vertrouwen in de competentie van een collectief, is het vertrouwen ook afhankelijk van hun intenties, missie en doelen (Eshuis, 2006). Institutionele arrangementen zorgen niet altijd voor vertrouwen. Als gevolg van een chaotische of juist te geordende werkwijze en het hebben van een conflicterende missie met
22
die van andere actoren is het goed mogelijk dat het tegenovergestelde wordt bewerkstelligd: wantrouwen (Eshuis, 2006). Institutioneel vertrouwen kan bij melkveehouders van belang zijn bij het besluit lid te worden van de Melkvee Academie. Als de nieuwe organisatie een goede reputatie geniet onder collega-boeren en goed overkomt in de media, kan dit ertoe leiden dat melkveehouders activiteiten gaan bezoeken. Zijn melkveehouders eenmaal lid, dan is het zaak dat de nieuwe organisatie zich betrouwbaar toont. Een geordende werkwijze en aansluiten op melkveehouders met actuele onderwerpen tijdens activiteiten zijn manieren dit te bewerkstelligen. Institutioneel vertrouwen Hier is de institutie het object van vertrouwen. Instituties staan voor en bevorderen orde, ze structureren als het ware het gedrag van actoren. Dit resulteert in een hogere mate van voorspelbaarheid, dat ook het vertrouwen doet toenemen (Eshuis, 2006). Op basis van continuïteit worden instituties vertrouwd, ze zullen niet zomaar opeens veranderen of verdwijnen. Een heel belangrijk element hierbij is de wisselwerking tussen instituties en de lokale omstandigheden, de context. ‘Wanneer een institutie niet past bij de lokale cultuur of omgeving, kunnen actoren het gevoel krijgen dat de institutie niet geschikt is in hun omstandigheden. Het gevoel dat ze niet worden begrepen, kan dan ontstaan. Actoren kunnen vervreemd raken van een institutie en haar beginnen te wantrouwen.’ In het geval van de Melkvee Academie moet zij voortdurend zorgen, goed op haar melkveehouders en diens omstandigheden (leefwereld) aan te blijven sluiten. Zolang de Melkvee Academie door heeft wat er leeft onder boeren en daar goed op in weet te spelen, zullen melkveehouders het gevoel blijven houden dat de Melkvee Academie hen begrijpt en daarop inspeelt met de te behandelen thema’s en aanpak. Slaat de organisatie de plank volledig mis, dan zullen melkveehouders zich bezinnen op hun lidmaatschap en mogelijk om zich heen gaan kijken naar andere organisaties die op een gegeven moment beter aansluiten op of waarbij melkveehouders zich beter begrepen voelen. Procesvertrouwen Procesvertrouwen is de verwachting dat het verloop en de uitkomst van een beleidsproces positief zal zijn. Vertrouwen in het individu, de institutionele arrangementen en de instituties zijn de bouwstenen voor procesvertrouwen (Eshuis, 2006). ‘Voordat actoren vertrouwen hebben in het goede verloop en resultaat van een proces, moeten ze een zekere mate van vertrouwen hebben in de mensen die erbij betrokken zijn, de institutionele arrangementen die aangewend worden, en de instituties die een rol spelen in het beleidsproces.’ (Eshuis, 2006) Met betrekking tot de Melkvee Academie is het belangrijk dat melkveehouders vertrouwen houden en dat het verder toeneemt, op basis van de wisselwerking tussen de personen van de Melkvee Academie en de organisatie zelf. Deze wisselwerking is van invloed op het hebben van vertrouwen in het goede verloop en de continuïteit van de nieuwe organisatie.
23
Ter besluit Uit deze paragraaf wordt duidelijk dat het hebben van vertrouwen in iets of iemand anders begint als een belangenafweging. Er is sprake van een zekere interesse, maar de onbekendheid is nog te groot om echt vertrouwen te hebben. Zodra iemand meer bekend raakt met iets nieuws kan het vertrouwen zich gaan ontwikkelen op basis van kennis, ervaring, empathie en identificatie. Vertrouwen ontstaat dan op basis van handelen. Als een melkveehouder vertrouwen heeft in de Melkvee Academie, dan ontstaat een toe- of afname van vertrouwen, doordat men beter bekend raakt met de nieuwe organisatie. De Melkvee Academie krijgt als het ware de kans zich te bewijzen. De nieuwe organisatie moet voortdurend het vertrouwen dat melkveehouders in haar hebben, onderhouden en opnieuw bevestigen, ‘actief vertrouwen’. De Melkvee Academie en haar mensen moeten zich, met andere woorden, voortdurend vertrouwenwekkend opstellen ten opzichte van de melkveehouders.
2.3 De wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen ‘Joiners become more tolerant, less cynical, and more empathetic to the misfortune of others.’ Dit veronderstelt dat sociale interactie resulteert in een verschuiving van de houding ten opzichte van iets of iemand anders naarmate iemand er bekender mee raakt (Sobel, 2002). Op basis van beeldvorming begint het balletje te rollen, er ontstaat interesse in een organisatie. De wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen, zou gezien kunnen worden als een ‘sneeuwbaleffect’, zie figuur 1. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal Zoals in paragraaf 2.2 al is opgemerkt, vormt reputatie het uitgangspunt voor het voorspellen van de manier waarop een organisatie in de toekomst zal functioneren. Een goede reputatie kan net dat ene zetje in de goede richting geven, zodat iemand besluit contact te zoeken met een (nieuwe) organisatie. De desbetreffende organisatie kan en moet zich vervolgens in de samenwerking betrouwbaar tonen. Als dit de organisatie lukt, wordt het beeld dat iemand ervan heeft nog positiever en neemt het vertrouwen in de organisatie toe. Vertrouwen begint zich dus te ontwikkelen op basis van handelen en er ontstaat een betrouwbare en vertrouwenwekkende organisatie in de ogen van degene die zich ermee heeft verbonden. Er ontstaat een ‘win-win-situatie’. Met het toenemen van vertrouwen wordt ook de beeldvorming nog positiever. Heel belangrijk is hierbij het besef van de aanwezigheid van ‘actief vertrouwen’. Vertrouwen is dynamisch van aard en moet daarom voortdurend onderhouden en steeds opnieuw worden bevestigd en verdiend (Eshuis, 2006). Als een organisatie zich hier niet voldoende van bewust is, kan er variatie in de mate en de bron van vertrouwen ontstaan. Mensen kunnen hun houding, beeld, ten opzichte van iets of iemand anders bijstellen als dit niet langer voldoet aan de verwachting. Daardoor kan het
24
vertrouwen afnemen en zelfs omslaan naar een vorm van een gevoelde mate van wantrouwen jegens de organisatie waarmee iemand zich heeft verbonden. Mensen verzetten op zo’n moment de bakens en zoeken hun heil elders. Het niet langer delen van een gemeenschappelijke taal, gedeeld begrip van de inhoud of boodschap, kan een oorzaak zijn voor het ontstaan van wantrouwen. Door het ontbreken van een gemeenschappelijke taal kan het zo zijn dat men het idee heeft niet meer een overeenkomstige visie, doelen en ambities te delen met iets of iemand anders. Niet langer bestaat er een bereidheid van de ‘trustor’ het vertrouwen te willen stellen in de ‘trustee’. Melkveehouders waren bijvoorbeeld lid geworden van de Melkvee Academie, omdat ze het idee hadden er aansluiting te vinden. Echter door bepaalde gebeurtenissen of veranderende omstandigheden, bestaat er niet meer een voldoende mate van vertrouwen in de organisatie. Melkveehouders verruimen op zo’n moment hun blik om vervolgens te bekijken bij welke andere organisatie zij zich zouden kunnen aansluiten of welke informatiebronnen verder tot hun beschikking staan om kennis op te doen.
2.4 Sociaal kapitaal Deze paragraaf geeft allereerst een beschrijving van sociaal kapitaal. Vervolgens wordt gekeken naar netwerken als onderdeel van de theorie over sociaal kapitaal in relatie tot vertrouwen, zie figuur 1. Aansluitend wordt aandacht besteed aan vertrouwen als onderdeel van sociaal kapitaal. Tenslotte wordt een indruk gegeven hoe sociaal kapitaal zich door de tijd kan ontwikkelen. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal Sociaal kapitaal De theorie over sociaal kapitaal is heel breed, wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd en er bestaan veel definities van het begrip. Er bestaat echter consensus over één ding: ‘Sociaal kapitaal staat voor de mogelijkheid van actoren om voordeel veilig te stellen door middel van lidmaatschap of deelname aan sociale netwerken of andere sociale structuren’ (Portes, 1998). Sociaal kapitaal introduceert het idee dat degenen die sociale netwerken koesteren, gemakkelijker toegang hebben tot sociale hulpbronnen, die bestaan binnen deze netwerken. Voor hen is het ook beter mogelijk deze netwerken te mobiliseren (O’brien, 2006). Sociaal kapitaal ontstaat uit herhaalde sociale interactie tussen individuen en groepen, waarbij vertrouwen zich tegelijkertijd ontwikkelt. Hierdoor ontstaat een betere samenwerking, die voordelig uitpakt voor alle betrokken partijen (Lee, 2005). Jo Lee zegt in ‘Networking: Social capital and Identities in European Rural Development’ (2005) het volgende over sociaal kapitaal:
25
‘While individuals, or groups, can hold ‘slices’ of social capital, it is only through social relationships, networks of social actors, that social capital can be mobilised and utilised. The term ‘social capital’, we contend, is best understood as a metaphor for the qualities of some social relationships that allow other benefits to be secured through them.’ De definitie van sociaal kapitaal die geformuleerd is door Robert Putnam (in: Lee, 2005) past het best bij de manier waarop sociaal kapitaal in deze scriptie gebruikt wordt: ‘Social capital refers to the building and sustaining of social networks, and the trust that can facilitate co-ordination and co-operation for mutual benefit. Social capital is located, or placed, in groups and organizations, and is often referred as the ‘glue’ that binds people together. Social capital is a resource that communities or groups possess.’ Deze definitie sluit het best aan, omdat Putnam sociaal kapitaal plaatst binnen groepen en organisaties, omdat gekeken wordt of de Melkvee Academie, als organisatie, bijdraagt aan het opbouwen van sociaal kapitaal. Netwerken Netwerken zijn van vitaal belang bij sociaal kapitaal. Netwerken scheppen de mogelijkheid tot interactie en ‘collective action’. Sociaal kapitaal draagt een belangrijke informatiebron in zich: ‘Who you know, affects what you know’ (LEI, 2002). Netwerken zijn een belangrijk instrument bij het ontwikkelen van vertrouwen. Bij netwerken moet echter ook een kanttekening geplaatst worden, want ze kunnen tegelijkertijd zowel dienen als ‘inclusion’ en ‘exclusion’, en zowel macht naar zich toe trekken als delen (Portes, 1998). Dit brengt ons ook gelijk bij de ‘dark side of social capital’. Niet alle vormen van sociale relaties zijn vanzelfsprekend goed voor iedereen in een gemeenschap. Binnen gemeenschappen zijn mensen vaak verdeeld en niet iedereen denkt en vindt hetzelfde over bepaalde zaken. Het is belangrijk van dit feit bewust te zijn. In het geval van de Melkvee Academie kan het zo zijn dat niet iedere melkveehouder het idee heeft te behoren tot de doelgroep van de nieuwe organisatie. Er is dan sprake van een zekere mate van ‘exclusion’. Er bestaan drie vormen van netwerken waardoor mensen met elkaar verbonden kunnen zijn: ‘bonding’, ‘bridging’ en ‘linking’, deze worden als volgt omschreven. Bonding Deze vorm beschrijft de (horizontale) verbindingen tussen mensen met dezelfde zienswijze en doelen. Het manifesteert zich in verschillende groepen op het lokale niveau. Bridging Deze vorm beschrijft de vaardigheid van groepen (horizontale) verbindingen met anderen aan te gaan (in andere gemeenschappen) die mogelijk een andere zienswijze hebben. Hieruit kunnen nieuwe platformen ontstaan waarin krachten gebundeld worden, waardoor een groter aantal mensen vertegenwoordigd wordt.
26
Linking Deze derde en laatste vorm beschrijft de vaardigheid van groepen (verticale) verbindingen te leggen met externe organisaties om hun beleid te beïnvloeden of om hulpbronnen aan te wenden. Hierbij worden horizontale netwerken gezien als ‘linking those of similar status’. Verticale netwerken worden omschreven als ‘linking those of different status, particularly local organizations or individuals with external organizations and institutions that have resources not available within the community’ (O’Brien, 2006). Over het algemeen wordt gedacht dat (Pretty, 2003): - The more linkages the better; - Two-way relationships are better that one-way; - Linkages subject tot regular update are generally better that historically embedded ones. Er kan nog een verder onderscheid gemaakt worden binnen netwerken. Zo bestaan er ‘sparse networks’ & ‘dense networks’ en ‘strong ties’ & ‘weak ties’. Deze geven een mate van verbondenheid aan. Het is belangrijk aandacht te besteden aan deze verschillende vormen, omdat: ‘different network structures constitute different forms of social capital, depending on what goals the actor wants to attain’ (LEI, 2002). Het ‘sparse network’, met effectieve contacten, draagt een voordeel in zich met betrekking tot het verkrijgen van informatie. Het ‘dense network’ is minder efficiënt in de zin dat het weinig diverse informatie oplevert. Granovetter (1974, in: O’Brien, 2006) spreekt over de ‘strength of weak ties’, waarmee hij doelt op de macht van indirecte invloeden van buiten de directe cirkel van familie en vrienden. Granovetter legt dit uit aan de hand van het nut van ‘weak ties’ bij het zoeken naar een baan: ‘What mattered in finding a job was not how many close friends helped you in the search but, rather, how many friends of friends were aware of the job search’. De ‘weak ties’ zorgden voor een breder informatienetwerk, dat beschikbaar was tot de werkzoekende. Dit vergrootte zijn kansen op het vinden van een baan (O’Brien, 2006). Binnen ‘strong ties’ bestaat vaak een grote mate van solidariteit, waardoor minder controle nodig is. Onder groepsleden kan deze sterke solidariteit leiden tot een gereduceerde golf van ideeën. Mensen raken als het ware te bekend en te vertrouwd met elkaar. Er wordt dan ook wel het volgende over gezegd: ‘The ties that bind, may also turn into ties that blind’ (LEI, 2002). Over het algemeen beargumenteert Granovetter dat ‘weak ties’ effectiever zijn dan ‘strong ties’. Niet alleen vanwege het feit dat deze meer verschillende nieuwe informatie opleveren, maar ook omdat ze gemakkelijker en minder kostbaar onderhouden kunnen worden dan ‘strong ties’ (LEI, 2002).
27
In het geval van de Melkvee Academie zou het zo kunnen zijn dat melkveehouders de nieuwe organisatie opzoeken, omdat ze bijvoorbeeld te bekend en te vertrouwd met elkaar geworden zijn bij de studieclub. Hierdoor is er binnen de studieclub misschien amper meer sprake van een prikkelende informatievoorziening. Melkveehouders gaan bij de Melkvee Academie kijken en bouwen nieuwe ‘weak ties’, zodat een nieuwe informatie-uitwisseling op gang komt. Vertrouwen als onderdeel van sociaal kapitaal In het laatste deel van deze paragraaf wordt aandacht besteed aan vertrouwen in relatie tot sociaal kapitaal, zie figuur 1. Sociaal kapitaal
Beeldvorming
Vertrouwen
Figuur 1 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal Er bestaat enige verwarring in de literatuur over de relatie tussen vertrouwen en sociaal kapitaal. Vertrouwen kan op verschillende manieren gerelateerd worden aan sociaal kapitaal. Sommige schrijvers stellen dat vertrouwen en sociaal kapitaal gelijkwaardig zijn. Andere zien vertrouwen als een bron van sociaal kapitaal. Weer anderen zien het als een vorm van sociaal kapitaal. Vertrouwen wordt ook wel als een collectief goed beschouwd. Het hebben van vertrouwen wordt dan gelinked aan het bezitten van een duurzaam netwerk van in meer of mindere mate ‘institutionalized relationships of mutual acquaintance and recognition’. Een voorbeeld hiervan is ‘membership in a group’. Deelname verzekert een lid van het terug kunnen vallen op het ‘collectivity-owned capital’. In relatie tot het idee van vertrouwen als collectief goed, kan opgemerkt worden dat vertrouwen (sociaal kapitaal) vaak ontstaat of verdwijnt als bijproduct van andere activiteiten. Anderen dan degenen die betrokken waren bij de activiteiten, ervaren vaak het voordeel dat hieruit voortvloeit. Daarom is het creëren van vertrouwen of sociaal kapitaal meestal niet een doel op zich (Coleman, 1988). Tenslotte zijn er ook schrijvers die vertrouwen zien als een relationeel goed. Vertrouwen is in dat geval ingebed in zowel formele als informele relaties en beschikbaar voor diegenen die het ontwikkelen en het weten te mobiliseren (O’Brien, 2006): ‘Who you know, affects what you know’ (LEI, 2002). De moeilijkheid die ontstaat bij onderzoek naar vertrouwen in een organisatorische context, is het idee dat vertrouwen zowel voorafgaande aanwezig is aan en resulteert uit een succesvolle samenwerking (LEI, 2002). Vertrouwen speelt een belangrijke motiverende rol bij sociaal kapitaal: Het feit dat mensen willen samenwerken, komt voort uit de aanwezige mate van vertrouwen (LEI, 2002). Het is van belang bewust te zijn van dit feit.
28
2.5 Tenslotte In de voorgaande paragraven is ingegaan op beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal en de wisselwerking tussen deze drie begrippen. Naar aanleiding van wat beschreven is in de paragraven is het mogelijk figuur 1 aan te vullen. Deze aangevulde figuur wordt weergegeven als figuur 3. Deze kan gebruikt worden bij de verdiepingsslag over melkveehouders de Melkvee Academie in hoofdstuk 3. Aan de hand van de genoemde aspecten onder ‘Beeldvorming’ (verwachting, perceptie, identiteit, gedeelde taal, kennis) wordt gekeken in hoeverre deze het beeld bepalen dat melkveehouders van de Melkvee Academie hebben. Vervolgens wordt gekeken naar de wisselwerking van de beeldvorming over en het hebben van vertrouwen in de nieuwe organisatie. Als melkveehouders een mate van vertrouwen hebben in de Melkvee Academie neemt dit toe of af door het (handelend) vertrouwen dat men houdt of niet in de onder ‘Vertrouwen’ genoemde aspecten (organisatie, personen, kennis en aanpak). Door te handelen, afstappen op activiteiten van de Melkvee Academie, raken melkveehouders bekend met de nieuwe organisatie. Op basis daarvan wordt hun beeld bijgesteld en groeit of neemt het vertrouwen in de organisatie af. Door de wisselwerking tussen beeldvorming en vertrouwen kan sociaal kapitaal ontstaan. Een doel van de Melkvee Academie is te faciliteren in het opbouwen van sociaal kapitaal. Tenslotte kan gekeken worden of de Melkvee Academie, als jonge en nieuwe organisatie haar doel al weet te behalen. Draagt ze bij aan de opbouw van sociaal kapitaal?
Sociaal Kapitaal
Beeldvorming
Verwachting Perceptie Identiteit Gedeelde taal Kennis
Vertrouwen
Melkveehouders
in: Organisatie Personen Kennis Aanpak
De Melkvee Academie
Figuur 3 De wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal: melkveehouders over de Melkvee Academie
29
3. Verdiepingsslag beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal 3.1 Wel of niet deelnemen aan de Melkvee Academie op basis van verwachtingen Deze paragraaf beschrijft de beelden en argumenten die melkveehouders hebben voor en tegen deelname aan de Melkvee Academie, als blijk van vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie op grond van verwachtingen ten aanzien van de in hoofdstuk 2 genoemde aspecten van vertrouwen. De paragraaf gaat dus over de invloed van beeldvorming van melkveehouders op deelname aan de Melkvee Academie. Het geeft blijk van vertrouwen van melkveehouders in de Melkvee Academie op grond van hun beeldvorming. De beeldvorming wordt beschreven aan de hand van wat melkveehouders zeggen over de Melkvee Academie met betrekking tot: de organisatie, de doelgroep, de aanpak en het kennisaanbod. Op het eind van de paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de beeldvorming van melkveehouders over de Melkvee Academie. De organisatie Melkveehouders vinden de Melkvee Academie allemaal een goed initiatief. De organisatie is op de toekomst gericht. De deelnemers van de Melkvee Academie geven aan, het idee te hebben dat de organisatie dicht bij de boer staat. Zij ervaren tijdens de georganiseerde activiteiten dat echt op tafel komt wat de boer beweegt. Alle geïnterviewde melkveehouders beschouwen de neutrale positie van de Melkvee Academie als een pre. De organisatie heeft geen eigen agenda of commercieel belang. Volgens melkveehouders is er geen sprake van belangenverstrengeling bij de Melkvee Academie. Eén melkveehouder omschrijft het als volgt: ‘Het doel van een verkoper is verkopen. De Melkvee Academie is rechtstreeks door de praktijk van boeren in te duiken en heeft daarbij geen commercieel belang. Een bank en accountant kletsen al snel met je mee, omdat ze bang zijn je als klant kwijt te raken.’ Het is vooral de neutrale positie die bijdraagt aan het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de goede bedoeling en betrokkenheid van de Melkvee Academie. Daarnaast zorgt deze positie ook voor een stukje openheid van de organisatie richting de melkveehouders. De Melkvee Academie heeft geen ‘geheime agenda’ en dat straalt een stukje betrouwbaarheid uit (Misztal in: LEI, 2002). 2. Op ons bedrijf: ‘Neutrale positie’ In onze situatie zou een uitgesproken neutrale positie niet een extra motivatie zijn op een organisatie af te stappen. Op zich klinkt het mooi, maar als het erop aan komt heeft ieder zijn eigen belangen. Bij alle betrokken partijen binnen de agrarische sector moet op het eind van de dag brood op de plank komen. Ik denk dat het als melkveehouder belangrijker is, je hiervan bewust te zijn. Als je de neutrale positie voorop stelt, dan schiet je voorbij aan je doel. Andere belangen zullen altijd een rol meespelen. Je kunt overal kennis opdoen, als je maar met beide benen op de grond blijft staan, je eigen route uitstippelt en kritisch, maar open, blijft ten opzichte van de wereld om je heen.
30
Deelnemers en niet-deelnemers van de Melkvee Academie hebben wel het idee dat de nieuwe organisatie nog niet echt leeft onder melkveehouders in de regio. De Melkvee Academie heeft nog niet genoeg naam en is daardoor nog onbekend onder collega-boeren. Dit wordt als mogelijke oorzaak opgemerkt voor het feit dat de organisatie nog niet leeft. Een naam, of reputatie, vormt mede de basis voor het voorspellen van de manier waarop een organisatie zal functioneren. Dit is een vorm van institutioneel vertrouwen (Eshuis, 2006). Doordat de Melkvee Academie nog niet leeft onder melkveehouders, is er nog niet een basis gelegd waaruit melkveehouders een stukje voorspelbaarheid kun aflezen, waardoor vertrouwen in de organisatie zou kunnen ontstaan. Uit de reactie van een melkveehouder in Friesland blijkt dat een naam heel gemakkelijk verkeerd geïnterpreteerd kan worden. Naar het idee van de desbetreffende boer schrikt de naam ‘Academie’ af. ‘Academie’ wekt de indruk dat er een bepaald niveau vereist is voor deelname aan de organisatie. Echter het concept ‘Boeren leren van boeren’ staat centraal bij de Melkvee Academie. Dit zou juist een stukje laagdrempeligheid moeten creëren bij melkveehouders om op de activiteiten af te stappen. Door ‘Academie’ is de boodschap van de nieuwe organisatie aan deze melkveehouder voorbij gegaan: ‘Als ze nu in plaats van ‘Melkvee Academie’, ‘Boeren leren van boeren’ bovenaan een stuk zouden zetten, dan hadden we het gelezen.’ Dit is een heel duidelijk voorbeeld waarmee het citaat van Elinoir Ostrom (1998) heel treffend geïllustreerd kan worden: ‘The presence of words on paper or a building with a name on the outside is not the equivalent of the common understandings that are shared among participants.’ Doordat er geen sprake is van een gedeelde taal of ‘common understanding’ tussen de melkveehouder en de Melkvee Academie, is de desbetreffende melkveehouder niet verder gaan onderzoeken wat de organisatie voor hem zou kunnen betekenen. Er is sprake van misinterpretatie waardoor de boodschap niet is aangekomen. Hieruit blijkt hoe gemakkelijk een naam, dus beeldvorming, een geheel eigen leven kan gaan leiden. Joel Sobel (2002) stelt dat ‘establishing corporate identities and good names is a way to establish markets for certain types of social capital (vertrouwen)’. Een goede naam is echter niet in een week neergezet, zoals duidelijk wordt uit het bovenstaande voorbeeld met betrekking tot de perceptie van ‘Academie’. 3. Op ons bedrijf: ‘Reputatie’ De reputatie van iets of iemand anders is belangrijk bij de afweging of het kennisaanbod zou kunnen aansluiten op onze bedrijfssituatie. Hoe een organisatie overkomt in de agrarische bladen, wat je erover leest, maakt dat je interesse gewekt wordt of niet. Ik vind dat de manier waarop ergens over geschreven of hoe iets verwoord wordt heel belangrijk. Door middel van woordkeus kun je opmaken hoe iemand ergens tegenaan kijkt. Ik moet ergens een goed gevoel bij hebben, wil ik me er verder in verdiepen. Op basis van de reputatie moet ik me ermee kunnen identificeren en betrokken bij voelen. Je leest vaak interviews/reportages over melkveehouders die bij een bepaalde organisatie betrokken zijn. Als het verhaal en de manier van ‘buorkjen’ (boeren) van de desbetreffende melkveehouders je aanspreekt, ben je eerder geneigd het nieuws en agenda rondom de organisatie te volgen.
31
De doelgroep In grote lijnen bestaat bij alle geïnterviewde melkveehouders het beeld, dat de Melkvee Academie er is voor de grote (jonge) ondernemers met pit. Het concept van de organisatie is echt voor de zelf actief zoekende ondernemer. ‘De Melkvee Academie ziet kansen, is fanatiek en trekt de jongeren.’ Een aantal niet deelnemende melkveehouders denkt dat de organisatie er echt is voor de grote boeren en daar vinden zij zichzelf niet bij horen (‘exclusion’). Gedacht wordt dat vooral de voorlopers er samenkomen. ‘De voorlopers komen er samen. Daar zit ik eigenlijk niet op te wachten. Ik wissel liever ervaringen uit met melkveehouders die een vergelijkbaar bedrijf hebben. Een boer van drie miljoen is dan net een maatje te groot. Je loopt tegen heel andere dingen aan.’ 4. Op ons bedrijf: ‘Uitwisselen met vergelijkbare collega-boeren’ Over het algemeen wordt je aandacht toch getrokken naar melkveehouders met vergelijkbare bedrijven. Het is fijn wanneer je ervaringen kunt uitwisselen met anderen die tegen dezelfde dingen aan lopen en die ook vergelijkbaar zijn als het gaat om de ontwikkeling van het bedrijf naar de toekomst toe. Momenteel zijn wij heel erg gericht op het ontmoeten van biologische melkveehouders, omdat wij net naar een biologische bedrijfsvoering zijn omgeschakeld. Natuurlijk blijft het prikkelend naar melkveehouders te luisteren die een heel andere visie en bedrijfsstrategie hebben. Al ben je nog zo verschillend, je kunt altijd van elkaar leren. Zo sprak ik laatst even met onze buurman-melkveehouder over de fokkerij. Op zich hebben we heel uiteenlopende bedrijven, maar op het punt van de fokkerij bleken we een raakvlak te hebben. Hij is aan het inkruisen met Zweeds Roodbont. Wij hebben nu onze eerste kruislingen HF-MRIJ op het bedrijf, maar het lijkt me ook wel wat Zweeds Roodbont te gebruiken. Op een onverwacht moment heb je dan zomaar een link te pakken, dat is leuk en het bevestigt je in je eigen ideeën/plannen.
Oudere geïnterviewde melkveehouders vinden dat de Melkvee Academie echt iets is voor de jongere boeren die volop met computers werken. Oudere boeren merken op dat ze zelf met weerzin en onkunde achter de computer kruipen. Ze zijn niet met de computer opgegroeid. Volgens deze boeren ben je voor de Melkvee Academie de computer wel nodig. De computer vormt dus een belemmering (‘exclusion’) voor deze boeren om deel te nemen aan de Melkvee Academie. ‘Voor jongere boeren is het gebruik van de computer gesneden koek, maar voor ons moet het zo simpel en gemakkelijk mogelijk.’ Melkveehouders die al deelnemer zijn, of activiteiten bezocht hebben, kwamen er nieuwe gezichten tegen. Ze hebben het idee dat er net een iets gemotiveerder publiek op af komt, dan op de plaatselijke activiteiten. Eén melkveehouder geeft aan dat het waarschijnlijk ook vaak de enthousiaste boeren zijn die net iets sneller op nieuwe dingen afkomen. ‘Je ontmoet nieuwe mensen met nieuwe ideeën. De MVA is voor de andersdenkende.’ De deelnemers van de Melkvee Academie hebben het idee dat ze bij de doelgroep horen (‘inclusion’). De geïnterviewde deelnemers zijn tussen de veertig en vijftig jaar oud. Hun bedrijf heeft gemiddeld een quotum tussen de zes ton en meer dan drie miljoen kilogram melk. Deze melkveehouders typeren zich als toekomstgerichte ondernemers die streven naar 32
optimalisatie van het bedrijf en hebben nog volop groeiplannen met het bedrijf. Als het gaat om het opdoen van kennis, weten ze waar ze het vandaan kunnen halen en willen ze overal nieuwe ideeën opdoen. De melkveehouders vinden het belangrijk onderwerpen vanuit andere invalshoeken dan de landbouw te bekijken. Met andere woorden, voor deze melkveehouders zijn ‘bridging’ en ‘linking’ netwerken belangrijk om kennis op te doen. Ze gaan graag horizontale verbindingen aan met anderen die een andere kijk op de zaken hebben, ‘bridging networks’. Als er een klik bestaat kan het zijn dat hieruit weer nieuwe netwerken ontstaan. Er wordt daarnaast ook waarde gehecht aan het sluiten van verticale verbindingen met bijvoorbeeld externe organisaties buiten de agrarische sector die mogelijk een toegevoegde waarde hebben op bedrijfsniveau, ‘linking networks’. ‘Weak ties’, indirecte verbindingen, zijn voor het informatienetwerk van deze melkveehouders van belang. Granovetter (1974, in: O’brien, 2006) spreekt ook wel over de ‘strength of weak ties’, waarmee hij doelt op de macht van indirecte invloeden van buiten de directe cirkel van contacten (veearts, accountant, bank en loonwerker) die om het melkveebedrijf heen staan. Het zijn juist de indirecte invloeden die kunnen zorgen voor een breed informatienetwerk. 5. Op ons bedrijf: ‘Wisselwerking tussen je directe cirkel en daar omheen’ De binnencirkel, de personen die regelmatig langskomen op het bedrijf, is het belangrijkst voor ons als het gaat om het opdoen van kennis. Hieronder vallen de veearts, voeradviseur, loonwerker, boekhouder en agrarisch adviseur van de bank. Als we ergens tegenaan lopen op het bedrijf dan zijn het deze mensen die we als eerste raadplegen. Ze kennen het bedrijf goed, zijn erbij betrokken, maar blijven objectief en zeggen waar het op staat. Om een voorbeeld te noemen, wij zien onze kudde koeien als één grote familie die we iedere dag weer met veel plezier verzorgen. Op een gegeven moment krijgt iedere koe naar aanleiding van haar karakter en gedrag binnen de kudde een bijnaam. Kortom, we geven veel om ons vee. Als je dan een koe hebt met een veel te hoog celgetal in drie kwartieren, is er geen kans op genezing en zou een behandeling alleen maar veel geld en energie kosten zonder dat het iets oplevert. Het probleem is vaak dat er aan de buitenkant van de koe niets mis is. Het liefst zou je haar dan toch een kans geven en haar behouden. Laatst bracht ik weer een paar melkmonsters van een koe naar de veearts. Ik kon erop wachten en kreeg meteen de uitslag. De koe was helemaal verkeerd. De veearts zegt op zo’n moment dan ook gelijk waar het op staat: ‘Niet mee doorgaan, niet meer insemineren en na de lactatie weg doen. Als je haar houdt gaat het ten koste van de hele koppel’ . Dit is niet altijd leuk te horen, maar je waardeert de eerlijkheid van de veearts. Je richt je soms te veel op één koe en achteraf gezien gaat dat altijd ten koste van de kudde. Naar aanleiding van de celgetal-problematiek, waar veel boeren mee zitten, ben ik juni jl. naar het zomersymposium van het Uiergezondheids Centrum Nederland geweest. Daar sprak ik een melkveehoudster die geëmigreerd was naar Frankrijk en het zomersymposium combineerde met familiebezoek. Het is dan heel boeiend over de situatie in Frankrijk te horen omtrent uiergezondheid. Nu is het niet zo dat we alleen maar kennis willen opdoen in de binnencirkel. Het is maar net wat binnen een bepaalde situatie de beste manier is om kennis uit te wisselen. Nu we net omgeschakeld zijn naar een biologische bedrijfsvoering, ben je ook gericht op de buitencirkel. Je bezoekt de Biovak (biologische vakbeurs) en via via kom je terecht bij een omschakelgroep, waar je collega-boeren treft die ook aan het omschakelen zijn. Met behoud van het (gangbare) kennisnetwerk leg je lijntjes naar een nieuw (biologisch gericht) kennisnetwerk. Het is maar net waar je met je bedrijf mee bezig bent, daar bouw je je kennisnetwerk omheen.
De melkveehouders die niet deelnemen aan de Melkvee Academie hebben het gevoel niet te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie (‘exclusion’). Deze melkveehouders hebben een leeftijd tussen de vijfendertig en vijfenvijftig jaar. Hun bedrijf heeft gemiddeld een omvang in quotum tussen de vier en negen ton kilogram melk. Deze boeren beschouwen zichzelf meer richting koeienboer. Het woord ‘ondernemer’ is tijdens de interviews minder
33
vaak gevallen. In de Gelderse Achterhoek hebben drie van de zeven geïnterviewde boeren nog een gemengd bedrijf met koeien en varkens. Over het algemeen geven deze melkveehouders aan niet zo zeer ‘the drive’ the hebben bij de toppers te willen (gaan) horen. Evenals de deelnemers, geven de niet-deelnemers aan liever kennis uit te wisselen met vergelijkbare boeren. Een melkveehouder geeft een voorbeeld met betrekking tot de invloed die ‘de toppers’ (rolmodelbedrijven) hebben op zijn bedrijfsvoering: ‘Je moet op actuele ontwikkelingen inspelen. Net als bijvoorbeeld met de nieuwe mestwetgeving. De wetten zijn zo, maar hoe speel je erop in met je bedrijf. Een aantal deelnemers van de Melkvee Academie loopt voorop. Dat hoeft niet altijd. Wij moeten daardoor weer snel volgen, doordat wetten aangescherpt worden op basis van de bedrijfssituatie van voorlopers ( deelnemers van de Melkvee Academie). Het kunnen identificeren met de beoogde en gepercipieerde doelgroep is van invloed op de beeldvorming en toegevoegde waarde van de Melkvee Academie. Deelnemers hebben het gevoel te behoren tot de doelgroep van de nieuwe organisatie (‘inclusion’). Tijdens activiteiten treffen ze nieuwe gezichten en worden enthousiast van het feit dat er een gemotiveerder publiek op de activiteiten lijkt af te komen. Ze hebben het idee dat iedereen er de neuzen dezelfde kant uit heeft wijzen. Daarentegen hebben niet-deelnemers het idee niet te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie (‘exclusion’). Zij denken dat de voorlopers er samenkomen en geven te kennen niet het doel te hebben bij de ‘toppers’ te willen horen. Melkveehouders kunnen verschillende rolmodellen, voorbeelden die hen inspireren, hebben. De Melkvee Academie roept bij boeren blijkbaar de associatie met het rolmodel op van de ambitieuze ondernemer-boer. Hieruit blijkt dat de Melkvee Academie op verschillende melkveehouders verschillend over kan komen. Sommige melkveehouders stappen op basis van de reputatie (Eshuis, 2006) af op activiteiten van de Melkvee Academie en worden lid. Anderen blijven door de manier waarop zij de reputatie van de nieuwe organisatie interpreteren juist op afstand. De Melkvee Academie heeft bij de één een goede reputatie, terwijl zij dat tegelijkertijd bij een ander juist niet heeft. Dit laat ook het mobiele karakter van een identiteit ( Lee, 2005) goed zien. Er is sprake van tijdelijke identificatie. Doordat de Melkvee Academie verschillend overkomt op boeren, wordt gedacht dat de nieuwe organisatie niet bij iedere melkveehouder en diens omstandigheden past (Eshuis, 2006). Op basis van perceptie, is er niet tussen alle melkveehouders en de Melkvee Academie sprake van een gedeelde taal en een gezamenlijke visie of interesse, die melkveehouders zou kunnen helpen bewust te worden van de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie. Een toegevoegde waarde die belangrijk zou kunnen zijn voor het uitwisselen en combineren van kennis en informatie (LEI, 2002). 6. Op ons bedrijf: ‘Visie hebben en delen’ Ik denk dat je automatisch altijd een kennisnetwerk om je heen bouwt waarbinnen iedereen in mindere of meerdere mate toch dezelfde visie deelt. Nu wij zelf de biologische weg ingeslagen zijn, zoek je toch mensen en organisaties op, die deze weg ook bewandelen. Een tijdje terug waren er opendagen op biologische bedrijven. We staan nog in de kinderschoenen wat het biologische betreft en dat maakt het extra leerzaam met andere biologische melkveehouders te praten die al veel langer biologisch gecertificeerd zijn. We zijn op bezoek geweest bij een biologisch melkveebedrijf van wie we de stal vanuit ons land kunnen zien staan. Hemelsbreed zitten we heel dichtbij en ze zijn eigenlijk een soort van buren. We wisten dat zij biologisch boeren, maar kenden hen niet persoonlijk. De opendag was een mooie gelegenheid met hen ervaringen uit te wisselen. Zij vertelden dat je steeds sterker in je schoenen komt te staan wat betreft je overtuiging biologisch te boeren. Hoe langer je bezig bent, hoe
34
meer je ziet en oppakt. Het is een proces waar je in moet groeien. Dit melkveebedrijf zie ik als een soort van voorbeeld (rolmodel), hoe wij er over tien jaar misschien ook mee bezig kunnen zijn. Wij werken nu voornamelijk naar een (biologische) basis, maar het desbetreffende melkveebedrijf is al een doorgewinterd bedrijf. Een bezoek aan een biologisch melkveebedrijf inspireert je bij je eigen bedrijfsvoering.
Alle geïnterviewde melkveehouders in de Gelderse Achterhoek en in Friesland hadden wel iets meer van de opkomst van melkveehouders naar de georganiseerde activiteiten van de Melkvee Academie verwacht. Ondanks de aandacht in de pers zijn de activiteiten volgens de melkveehouders matig bezocht. Over het algemeen werd er iets meer van de ledendichtheid verwacht. In de Gelderse Achterhoek denkt men dat de organisatie nog te weinig naam heeft opgebouwd in de regio, waardoor boeren de weg naar de Melkvee Academie nog niet kennen. ‘Ik heb het idee, dat ik niet zo bij de Melkvee Academie pas. In de media krijg je het idee, dat als je niet lid wordt je de boot mist, maar als mensen niet spontaan komen en je moet steeds belrondes houden, dan kan ik eerst nog wel zonder.’ Uit bovenstaand citaat blijkt dat melkveehouders, juist door een tegenvallende verwachte opkomst van collega-boeren naar activiteiten van de Melkvee Academie, het idee hebben dat ze er ook nog niet zo nodig bij hoeven te zijn. Daar is het ze als het ware nog wat te lauw voor, ook al ontstaat in de media het beeld dat je het beslist niet moet missen. Eigenlijk is het in de media misschien te groots neergezet, waardoor het in het echte leven tegenvalt. De beeldvorming in de media conflicteert met die in de praktijk. De verwachting die melkveehouders hebben van de Melkvee Academie die ontstaat door berichtgeving in de media, valt tegen door de opgedane tegenstrijdige beeldvorming resulterend uit het bezoeken van een activiteit. De verwachting van de verwachting (media: Mis de Melkvee Academie boot niet!) van melkveehouders over de Melkvee Academie, spatte in ‘real life’ uiteen door een tegenvallende opkomst van collega-boeren naar de bijeenkomsten. Het voelde als het ware of ze van de koude kermis thuis kwamen. Hieruit blijkt wel dat melkveehouders veel waarde hechten aan het beeld dat collega-boeren van de Melkvee Academie hebben. Hun beeld wordt mede gevormd door wat andere melkveehouders ervan vinden en of ze het gevoel hebben erbij te horen of niet. De aanpak De deelnemers van de Melkvee Academie hebben al een beetje een idee van de aanpak van de Melkvee Academie. Niet-deelnemers zeggen met betrekking tot beeldvorming van de organisatie niet echt iets over de aanpak. De deelnemende melkveehouders zijn zeer te spreken over de kleinschalige aanpak van en de ongedwongen sfeer tijdens activiteiten van de Melkvee Academie. Het sociale aspect van het uitwisselen van kennis en informatie wordt ook gewaardeerd. Deelnemers geven aan dat de Melkvee Academie niet meteen de sleutel is tot het antwoord op vragen en problemen, maar het helpt je als melkveehouder wel een stapje in de goede richting te komen. In Friesland is echter wel een melkveehouder die opmerkt dat je als Melkvee Academie moet oppassen dat je niet teveel een soort van ‘psychiaterhouding’ aanneemt. Hij zegt er het volgende over tijdens het interview: ‘De Melkvee Academie moet erom denken dat ze niet een psychiaterhouding aanneemt: ga maar op bed liggen en ontdek jezelf. Het moet meer naar een Academisch niveau: De Melkvee Academie biedt aan en de melkveehouder kiest.’
35
7. Op ons bedrijf: ‘Psychiaterhouding’ Op het eind van de dag wil je toch wel naar huis met iets concreets. Het is goed stil te staan bij het hoe en waarom, maar ik denk dat melkveehouders toch praktisch gerichte mensen zijn. Vaak weet je zelf ook wel waar de zwakke punten zitten binnen je bedrijf. Een activiteit moet niet te filosofisch worden. Het is mooi als je thuis komt met handvaten waar je zelf weer verder op door kunt bouwen. Zelf vind ik het heel fijn wanneer ik na het bijwonen van een activiteit, gelijk een hele brainstorm heb over de dingen die ik op ons bedrijf zou kunnen verbeteren. Op bedrijfsniveau kun je dan gelijk weer verder. Na een dag in het teken van het opdoen van kennis, is het wel fijn op de boerderij weer met de koeien bezig te zijn.
Deelnemers zijn al op de activiteiten van de Melkvee Academie afgestapt. Daardoor krijgt het vertrouwen gebaseerd op handelen al een kans zich te ontwikkelen. Dit sluit aan op het citaat van Eshuis (2006): ‘Een goede reputatie kan aanleiding zijn om contact te zoeken met een organisatie, waarna die organisatie zich vervolgens in de samenwerking betrouwbaar kan tonen.’ Door bekend te raken met de aanpak van de nieuwe organisatie krijgen melkveehouders vertrouwen in de deskundigheid van, de mogelijkheden bij, de personen van de Melkvee Academie en de collega-boeren die ze er treffen (Misztal, in: LEI, 2002). De naam ‘Academie’ schrikt sommige melkveehouders af, maar de melkveehouder van wie het bovenstaande citaat over de ‘psychiaterhouding’ afkomstig is, verwacht juist een academisch niveau van de organisatie. Melkveehouders hebben het idee dat collega-boeren, die de rol van expertboer vervullen tijdens activiteiten van de Melkvee Academie, als het ware geroemd worden. Dat gevoel geeft de titel ‘Expertboer’ hen een beetje. Een melkveehouder zegt het volgende over de naam ‘Melkvee Academie’ en de ‘Kennismakelaars’: ‘Op zich vind ik de naam ‘Melkvee Academie’ te duur. Het klinkt leuk, maar te duur. Evenals de benoeming van ‘kennismakelaars’. Makelaar geeft me het idee of ze veel geld en papieren hebben, maar het zijn ook maar gewoon boeren.’ Deze melkveehouder zegt ook nog iets over de invloed van vorige functies die een melkveehouder bekleed heeft voor hij kennismakelaar werd: ‘De melkveehouders die kennismakelaar zijn, hebben vaak al in veel besturen gezeten. Dit kan in goede of juist slechte aarde vallen bij collega-boeren. Het zijn vaak grage praters, maar vorige functies kunnen ook weer hun doorwerking en invloed hebben op de Melkvee Academie als geheel.’ 8. Op ons bedrijf: ‘Een stukje herkenning’ Herkenning is vooral belangrijk wanneer je nog niet bekend bent met iets nieuws. Als je ergens alleen op af stapt, is het fijn wanneer je weet dat je er mogelijk een paar bekende gezichten treft, al ken je ze niet eens persoonlijk. Of als je iemand ergens anders van kent, maar je weet dat je hem of haar daar tegen kunt komen. Het geeft op een bepaalde manier een beetje een vertrouwd gevoel, want onderweg er naartoe voel je toch wel een bepaalde spanning omdat je niet weet wat je kunt verwachten van de bijeenkomst. Zelf vind ik het leuk wanneer ik tijdens dat soort gelegenheden onverwacht mensen tref die ik ergens anders ook ontmoet heb, dan heb je ineens een klik. Op die manier voel je je eerder op je gemak bij een nieuwe organisatie. Ik kan me voorstellen dat het ook op een geheel andere manier kan uitpakken, dat je juist ergens niet naartoe gaat, omdat hij/zij er ook bij zit. Je beeld wordt dan beïnvloed door een ervaring uit het verleden.
36
Deze melkveehouder geeft eigenlijk aan dat hoewel melkveehouders als kennismakelaar een nieuwe functie bekleden, zij toch vaak geïdentificeerd worden met vorige functies. Het is moeilijk de vorige functie los van de huidige, nieuwe functie van de melkveehouder als kennismakelaar, te zien. Iemand heeft door de jaren heen een naam opgebouwd en wordt op basis van ‘naam en faam’ gewaardeerd en/of afgerekend. Benaming, what’s in a name’, zet melkveehouders eigenlijk op het verkeerde been als het gaat om de aanpak. Woordkeus en de manier waarop je iets neerzet blijken heel belangrijk, vooral als je, net als de Melkvee Academie, nog geen tijd hebt gekregen een goede reputatie op te bouwen. Doordat melkveehouders gaan fantaseren over ‘Academie’, ‘Kennismakelaars’ en ‘Expertboer’, krijgt de Melkvee Academie als het ware een identiteit opgelegd die haar kan beperken in haar toekomstige doen en laten (Lee, 2005). De aanpak kan nog zo praktijkgericht en laagdrempelig zijn, als de identiteit van de Melkvee Academie anders gepercipieerd wordt, krijgt de aanpak een kleinere kans van slagen doordat melkveehouders een ander ‘frame of reference’ (LEI, 2002) hebben van de Melkvee Academie, dan de organisatie zelf. De afwezigheid van het spreken van dezelfde taal, belemmert de Melkvee Academie dan in haar ontwikkeling. Het kennisaanbod De deelnemende melkveehouders in de Gelderse Achterhoek zien de Melkvee Academie als een opvolger of oppepper voor de studieclubs en een inzakkende DLV. Bij de studieclubs hebben ze alle onderwerpen door de jaren heen wel zo’n beetje bij het eind gehad en de melkveehouders wisselen al een hele poos ervaringen en kennis uit. Daardoor zijn ze als het ware op een punt van verzadiging terecht gekomen. Er wordt dan ook wel gesproken van een ‘burn-out’ (Ostrom, 1998). Deze term verwoordt het gevoel dat investeringen in sociaal kapitaal niet langer lonend zijn, het levert niets (nieuws) meer op. Het netwerk is als het ware verzadigd, dichtgetimmerd. Melkveehouders kennen elkaars situatie zo goed, misschien te goed, zodat er geen nieuwe dingen meer ter sprake of aan het licht komen. Naast een ‘burn-out’ sluit het citaat: ‘the ties that bind, may also turn into ties that blind’ (LEI, 2002) ook goed aan op de situatie binnen deze studieclubs. De melkveehouders zullen het tijdens de bijeenkomsten van de studieclub vast heel gezellig hebben en het is lekker vertrouwd, maar daardoor is het mogelijk dat ze vaak zelf niet eens door hebben dat het op een gegeven moment meer een vriendenclub is, dan een studieclub. ‘Who you know, affects what you know’, de melkveehouders geven zelf ook al aan dat ze elkaar eigenlijk te goed kennen en dat heeft een negatieve invloed op het niveau van de kennisuitwisseling, ‘it affects what you know’. De Melkvee Academie blaast met het programma ‘Netwerken’ als het ware weer nieuw leven in de studieclubs. Mede daardoor raken melkveehouders tegelijkertijd ook bekend met de nieuwe organisatie. Vanuit een bekende omgeving, de studieclub, leren ze iets nieuws kennen, de Melkvee Academie. Niet deelnemende melkveehouders denken dat je er wel nieuwe ideeën op kunt doen, maar vragen zich af of dat wel genoeg is. Er wordt getwijfeld of het kennisaanbod van de Melkvee Academie wel daadwerkelijk een toegevoegde waarde heeft. Met andere woorden, levert het de melkveehouders wel iets op? En waarom zou je naar de Melkvee Academie gaan en ervoor betalen, als je de kennis ook gratis aangeboden krijgt? Niet-deelnemers weten niet of de Melkvee Academie binnen de bestaande organisaties wel echt een onderscheidend vermogen of karakter heeft. Vooral onder geïnterviewde melkveehouders, die niet deelnemen aan activiteiten van de Melkvee Academie, leeft de vraag of de nieuwe organisatie wel bestaansrecht heeft. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als op den duur de subsidie wegvalt en
37
boeren meer moeten gaan betalen voor deelname? Blijven melkveehouders dan op activiteiten af komen? Melkveehouders twijfelen nog of het zin heeft een relatie aan te gaan met de Melkvee Academie. Relaties ontstaan in eerste instantie op basis van economische motieven, een belangenafweging. In de loop van de tijd ontstaat er een zekere mate van betrokkenheid bij de Melkvee Academie. Zo ver zijn deze melkveehouders nog niet, hier is dan ook voornamelijk sprake van cognitief vertrouwen. In dit stadium is openheid (relevante en accurate informatie) van de Melkvee Academie heel erg belangrijk bij het ontwikkelen van vertrouwen van melkveehouders in de nieuwe organisatie (Eshuis, 2006). Over het algemeen is vertrouwen dat bestaat binnen sociale relaties gebaseerd op kennis. Echter melkveehouders hebben simpelweg nog te weinig kennis over de nieuwe organisatie om op basis daarvan vertrouwen te kunnen hebben in de Melkvee Academie. Daardoor kunnen zij ook nog niet goed anticiperen op het verwachte gedrag van de Melkvee Academie. Ze weten nog niet wat ze naar de toekomst toe kunnen en mogen verwachten van het kennisaanbod van de nieuwe organisatie, in tegenstelling tot het (gratis) kennisaanbod van reeds bestaande organisaties. Het is dan toch gemakkelijker te kiezen voor de bekende weg. 9. Op ons bedrijf: ‘Een toegevoegde waarde’ Via de post ontvang je vaak uitnodigingen voor bijeenkomsten van verschillende agrarische organisaties. Op zich is het allemaal even interessant, maar we bekijken toch wel kritisch of we er echt iets aan kunnen hebben. We proberen in ieder geval ieder jaar naar een georganiseerde bijeenkomst van de veearts en boekhouder te gaan. Heel eerlijk toegegeven, naast het feit dat het interessante en leuke avonden zijn, ga je er ook naartoe om je gezicht te laten zien. Het is een stukje betrokkenheid bij je netwerk. Daarnaast zit ik bij een biologische omschakelgroep van Ekopart. Het eerste jaar zijn we bij elkaar op het bedrijf op bezoek geweest. Nu zijn de bijeenkomsten georganiseerd rondom biologische melkveehouders die zich met een bepaald interessant thema bezighouden. Zo zijn we laatst naar een boer geweest die ‘pure-grazing’ in zijn biologische bedrijfsvoering heeft ingepast. Laat ik het zo zeggen, we gaan niet zomaar ergens naartoe om maar even van het erf af te zijn. Het moet nuttig zijn, want anders hebben we op het bedrijf genoeg andere klusjes die we in die tijd anders hadden kunnen doen. Een toegevoegde waarde is dus een belangrijke reden voor ons om ergens wel of niet naartoe te gaan.
Vooral in Friesland wordt door melkveehouders de rol van de Melkvee Academie binnen de bestaande kennisinfrastructuur ter discussie gesteld. De nieuwe organisatie wordt mogelijk gezien als concurrent van de Voorlichting (VVB). De Voorlichting is er al van oudsher. De Melkvee Academie zou de rol van de Voorlichting kunnen overnemen. Als dit gebeurt, zou een aantal melkveehouders dit betreuren. Het is mogelijk dat melkveehouders de Melkvee Academie zien als een ‘one overarching identity superimposed on various mobile identities’. Ze zijn bang ‘overruled’ te worden door de nieuwe organisatie. Hier komt waarschijnlijk ook een stukje emotie bij melkveehouders om de hoek kijken. De VVB is al meerdere generaties actief in de omgeving van de melkveehouders. Ten opzichte van de VVB is dan ook sprake van empatisch vertrouwen. Melkveehouders voelen zich betrokken bij en verbonden met de organisatie. Er is sprake van loyaliteit ten opzichte van de VVB. Volgens melkveehouders is het tegenwoordig moeilijk genoeg melkveehouders warm te krijgen voor het bezoeken van activiteiten, georganiseerd door verschillende organisaties. Het gevoel bestaat dat melkveehouders moeilijk van het erf te krijgen zijn. In de Gelderse Achterhoek is zelfs een melkveehouder die denkt dat boeren in zijn omgeving vergadermoe zijn. Met de Melkvee Academie erbij, zijn er nog meer activiteiten waar de melkveehouder uit 38
kan kiezen. Daardoor komt de opkomst van melkveehouders naar activiteiten georganiseerd door reeds bestaande organisaties in gevaar. Alle organisaties vissen als het ware in dezelfde vijver met melkveehouders. Nu de Melkvee Academie opgestart is en draait, wordt het kennisaanbod nog groter en dus ook de concurrentie tussen organisaties onderling, zo denkt een aantal melkveehouders. Met betrekking tot de rol van de Melkvee Academie ten opzichte van de VVB, LTO en andere reeds bestaande organisaties is mogelijk ook sprake van de ‘notion of pathdependence’. Deze term impliceert een aanwezige mate van historisch determinisme. Melkveehouders zijn het gewend dat ze al jaren of zelfs generaties lang hun kennis opdoen bij dezelfde organisaties. Het lidmaatschap gaat als het ware over van vader op zoon. Het is een vanzelfsprekendheid geworden en je zegt je lidmaatschap niet zomaar op. Binnen deze gevestigde organisaties is: ‘social capital self-reinforcing because reciprocity increases connectedness between people, leading to greater trust, confidence and capacity to innovate’ (Ostrom, 1998). Melkveehouders kunnen bij wijze van spreken lezen en schrijven met deze organisaties. Ze zijn er bekend mee. Nu komt de Melkvee Academie als nieuwe speler in het veld en zet de boel een beetje op z’n kop. Melkveehouders herwaarderen hun kennisorganisaties, maar blijven zich ook hard maken voor de ‘eigen organisaties’, als de VVB. Tussen de melkveehouders en de Melkvee Academie is nog sprake van verschil in taal. Melkveehouders kunnen er nog niet mee lezen en schrijven. Een ‘shared language’ is van belang voor het draagvlak van de Melkvee Academie. 10. Op ons bedrijf: ‘Loyaliteit’ Ik weet niet beter, ook in de tijd dat mijn oom en pake samen een maatschap vormden, dan dat we de melk leveren aan Royal FrieslandCampina, het krachtvoer bestellen bij Agrifirm, stro bestellen bij Delger, Jelle Reen onze veehandelaar is, Countus als boekhouder hebben, lid zijn van LTO en voor bankzaken en aanverwant agrarisch advies naar de Rabobank gaan. We zijn dus een coöperatief ingesteld melkveebedrijf. Als we ons ergens aan verbinden, dan is dat voor langere tijd en op basis van een weloverwogen besluit. We zijn wat dat betreft geen ‘kennis-hoppers’. Doordat we omgeschakeld zijn naar een biologische bedrijfsvoering is ons netwerk uitgebreid met Skal (certificering & controle biologische sector) en de omschakelgroep van Ekopart (een adviesbureau gericht op de biologische landbouw). Sommige melkveehouders kopen hun krachtvoer daar waar het op dat moment het goedkoopst is. Wij doen dat bewust niet, omdat we het stukje advies vanuit Agrifirm, onze voeradviseur, ook belangrijk vinden. Hij kent ons en is betrokken bij onze bedrijfssituatie. Als je advies nodig bent, hoef je je situatie niet eerst helemaal uit te leggen, dat is fijn.
Melkveehouders in Friesland houden zich ook bezig met de positionering van de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) binnen de Melkvee Academie. Aan de ene kant ziet een aantal de Melkvee Academie graag los van LTO. Aangegeven wordt dat wanneer de Melkvee Academie ‘safer’ wordt, deze melkveehouders overwegen hun lidmaatschap van LTO op te zeggen. Aan de andere kant is er ook een aantal melkveehouders dat de Melkvee Academie juist liever nog meer als onderdeel van LTO ziet. De contributie voor de Melkvee Academie voelt voor hen als een verdubbeling van het LTO-lidmaatschap. Daarnaast blijkt ook dat in bepaalde regio’s LTO niet een goede naam heeft. De Melkvee Academie presenteert zich onder de vlag van LTO. Volgens een melkveehouder zullen ze daardoor in zijn regio in Friesland geen zieltjes meer winnen.
39
Een aantal melkveehouders houdt zich ook bezig met de kosten die ermee gemoeid zijn: ‘Het kost allemaal geld en LTO is ook niet gratis.’ Deze melkveehouders vragen zich af hoe de Melkvee Academie zich in de toekomst financieel staande zal houden. Het is de melkveehouders soms al snel te duur. Er wordt door een melkveehouder hierbij ook gerefereerd aan het onnodig hoge, en daardoor te dure, ‘glossygehalte’ van het blad ‘Nieuwe Oogst’ van LTO. Het beeld dat men heeft van de Melkvee Academie wordt mede bepaald en gevormd door het idee of gevoel dat men heeft bij LTO. Een melkveehouder in de Achterhoek zegt het volgende over de Melkvee Academie en LTO: ‘Er zijn vooruitstrevende boeren nodig bij de Melkvee Academie. Er moet niet een doemdenkbeeld ontstaan. LTO ziet alleen maar barrières en er komen voornamelijk ouderen op af. De Melkvee Academie ziet kansen, is fanatiek en trekt de jongeren.’ De reputatie, oftewel ‘naam & faam’, van de LTO werkt zowel positief als negatief door op de Melkvee Academie. Aan de ene kant vindt er een identificatie met de Melkvee Academie plaats doordat melkveehouders bekend zijn met LTO. Aan de andere kant lijkt het of melkveehouders willen dat LTO de vlag doorgeeft aan de Melkvee Academie. Ze hebben beide organisaties in ieder geval liever niet actief onder één vlag. Melkveehouders hebben het idee dat er sprake is van belangenverstrengeling tussen LTO en de Melkvee Academie. Melkveehouders hebben er duidelijk een dubbel gevoel bij. Hieruit blijkt nogmaals dat melkveehouders hun kennisnetwerk herwaarderen.
Ter besluit Samenvattend, ontstaat beeldvorming van melkveehouders over de Melkvee Academie vooral op basis van vijf factoren: 1. Het gevoel erbij te horen, identificatie. Over het algemeen denken melkveehouders dat de Melkvee Academie er voornamelijk is voor de toekomstgerichte (jonge) fanatieke ondernemers. Het beeld van de Melkvee Academie wordt dus beïnvloed door het (gepercipieerde) type boer dat erop af komt. Als melkveehouders zich hiermee kunnen identificeren, is de kans groter dat ze zich aanmelden voor activiteiten. 2. Er wordt veel waarde gehecht aan het beeld dat collega-boeren van de Melkvee Academie hebben. De opkomst naar activiteiten wordt als maatstaf gebruikt voor het vormen van een beeld van de Melkvee Academie. Door een tegenvallende opkomst van melkveehouders naar activiteiten, wachten sommige melkveehouders liever nog eventjes af. 3. Melkveehouders vormen een beeld van de Melkvee Academie in relatie tot andere organisaties: VVB, studieclub, LTO. De Melkvee Academie als nieuwe speler binnen het bestaande kennisnetwerk geeft een aantal melkveehouders een dubbel gevoel. Er is sprake van loyaliteit ten opzichte van de bestaande organisaties. Voor sommige lijkt het of de Melkvee Academie een concurrentiepositie inneemt binnen het bestaande
40
kennisnetwerk. Ten opzichte van de Melkvee Academie in relatie tot LTO bestaan gemengde gevoelens onder melkveehouders. 4. De manier waarop de Melkvee Academie zich presenteert in de media is van invloed op de beeldvorming van melkveehouders over de nieuwe organisatie. Alleen al op basis van de naam ‘Melkvee Academie’ identificeren melkveehouders zich wel of niet met de nieuwe organisatie. De woordkeus van de Melkvee Academie is dus van invloed op de beeldvorming van melkveehouders over de nieuwe organisatie. 5. Over het algemeen zijn melkveehouders heel kritisch over de mogelijke toegevoegde waarde die de Melkvee Academie voor hen zou kunnen hebben, naast het bestaande kennisnetwerk. Melkveehouders maken voortdurend een belangenafweging als het gaat om kennisuitwisseling.
41
3.2 Wel of niet deelnemen aan de Melkvee Academie op basis van vertrouwen Deze paragraaf gaat over het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie op grond van het deelnemen of niet aan de Melkvee Academie. Het beschrijft het vertrouwen dat ontstaat op basis van het handelen of de onderliggende dispositie tot handelen. Met andere woorden het gaat om het vertrouwen dat melkveehouders in de praktijk opdoen door wel of bewust niet deel te nemen aan de Melkvee Academie. Het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie, wordt beschreven aan de hand van wat melkveehouders zeggen over de Melkvee Academie met betrekking tot: de organisatie, de personen, het kennisaanbod en de aanpak Vertrouwen in de organisatie De Melkvee Academie vult een gat. De kennis was volgens een aantal melkveehouders aan het wegvloeien. Door de Melkvee Academie kan de kennis weer doorontwikkelen. Melkveehouders hebben het idee dat de nieuwe organisatie een beetje in de plaats komt voor onderzoek. Een melkveehouder uit de Gelderse Achterhoek zegt het volgende over de ontwikkelingen in de melkveehouderij en de rol die de Melkvee Academie daarbij kan spelen: ‘De verandering zet door de komende tien jaar. Als melkveehouder moet je weten wat je wilt en waar je met je bedrijf naartoe wilt. Je moet er wel aan toe zijn een plan te maken anders gebeurt er niets mee. De Melkvee Academie kan je hierin ook een stukje in het proces verder helpen. Daarnaast is een stuk begeleiding van de boekhouder ook erg belangrijk. Je moet er open over kunnen praten.’ Deze melkveehouders hebben het idee dat de Melkvee Academie past bij hun omgeving. De nieuwe organisatie sluit goed aan op hun omstandigheden (Eshuis, 2006). 11. Op ons bedrijf: ‘Een veranderende wereld’ Toen ik in 2006 stage liep bij de Melkvee Academie, leek het of ‘the sky the limit’ was. Melkveehouders ontvingen een heel hoge melkprijs en stallen kwamen uit de grond als paddenstoelen. De melkveehouderij was in heel goed vaarwater terechtgekomen en er leek geen ‘nee’ te koop. Nu, zomer 2009, is de situatie 180 graden gedraaid. We bevinden ons in een wereldwijde crisis, de sfeer is omgeslagen. Bouwplannen worden in de ijskast gezet en melkveehouders mogen blij zijn wanneer ze nog kunnen voldoen aan hun financiële verplichtingen. De melkprijs schommelt rond de 25 cent, maar DOC kaas is al onder de 20 cent gegaan. Twee weken terug werd in het agrarische nieuws vermeld dat jonge melkveehouders die het bedrijf net overgenomen hebben, het bedrijf vanwege financiële omstandigheden, heel triest, alweer moeten beëindigen. In de Leeuwarder Courant stond een bericht dat melkveehouders er niet zomaar onder te krijgen zijn. Ze zijn weerbarstig, omdat veel bedrijven als familiebedrijf gekenmerkt worden, dan is er vaak net iets meer mogelijk en hebben ze een langere adem. Het idee bestaat dat de melkveehouderij steeds meer de varkenscyclus zal gaan volgen, met sneller opeenvolgend: hogere pieken en diepere dalen. Door middel van grotere financiële buffers kunnen melkveehouders zich hierop kleden. Dit toont aan hoe de situatie binnen drie jaar kan omslaan. Als melkveehouder moet je goed weten waar je staat, wat de mogelijkheden zijn van je bedrijf en jezelf als boer/ ondernemer in relatie tot de rest van de wereld. Vroeger leefde het dorp van de melkveebedrijven in de omgeving, nu is de rest van de wereld onze omgeving.
Als melkveehouder moet je voortdurend om je heen blijven kijken, want ook al ben je niet van plan te groeien. Door veranderende omstandigheden van buiten af, kan het zo zijn dat je je strategie alsnog moet aanpassen. 42
De Melkvee Academie staat dicht bij de boer. Dit vinden alle geïnterviewde melkveehouders belangrijk, omdat het aantal boeren in rap tempo achteruit gaat. De Melkvee Academie wordt als een goed initiatief gezien. Het is niet langer vanzelfsprekend dat je binnen een straal van twintig kilometer veel collega-boeren kunt raadplegen. Het is belangrijk dat er ontmoetingsplaatsen blijven waar melkveehouders elkaar kunnen treffen. Hieruit kan afgeleid worden dat melkveehouders vinden dat de Melkvee Academie mogelijkheden schept tot sociale interactie tussen individuen en groepen, waarbij tegelijkertijd vertrouwen wordt opgebouwd. Ontmoetingsplaatsen zijn belangrijk bij het vormen van netwerken. Sociaal kapitaal ontstaat uit herhaalde sociale interactie, dus heeft de Melkvee Academie bij deze melkveehouders een faciliterende rol bij het opbouwen van sociaal kapitaal. In ieder geval worden de randvoorwaarden gecreëerd. 12. Op ons bedrijf: ‘Ontmoetingsplaatsen’ Ontmoetingspunten buiten het boerenerf zijn belangrijk voor melkveehouders. Door letterlijk afstand te nemen zie je vaak veel beter wat er speelt op je erf. Als je er even uit bent en van gedachten wisselt met collega-boeren, heb je weer zin en nieuwe energie thuis aan de slag te gaan. Als je alleen maar thuis aan het werk bent, moet je ervoor waken dat je niet op de automatische piloot draait. Het bezoeken van een activiteit werkt vaak verfrissend, prikkelend en het zet je aan tot nadenken. Het leuke van activiteiten is dat het nuttige vaak gecombineerd wordt met het aangename. Er wordt altijd een gezellig element aangekoppeld: een stamppotbuffet, een borrel na afloop, ’s zomers een barbecue, etc. Een stukje gezelligheid schept een open sfeer, waardoor boeren zich wat meer geven. De gezelligheid moet niet de belangrijkste reden zijn je ergens voor aan te melden, maar informeel ervaringen uitwisselen kan ook zeker iets opleveren. Als organisatie is het ook van belang te waken over deelnemende melkveehouders na het nuttigen van de lunch. Het wil nog wel eens lastig zijn voor sommige boeren niet ten prooi te vallen aan een hazenslaapje.
Voor deelnemers in de Gelderse Achterhoek is de Melkvee Academie ook een opvolger en/of oppepper van de eigen studieclubs. Een aantal deelnemers heeft met de studieclub in de buurt meegedaan aan het programma ‘Netwerken’ georganiseerd door de Melkvee Academie. Melkveehouders geven aan dat hun studieclub vaak al heel wat jaren draait. Daardoor kennen de collega-boeren elkaar heel goed binnen de club. Door de jaren heen hebben ze al heel wat onderwerpen besproken. Heel eerlijk gezegd hebben sommige melkveehouders het idee dat ze alles wel zo’n beetje gezien en gedaan hebben met de studieclub. De collega-boeren kennen elkaar te goed en er komen eigenlijk geen nieuwe dingen meer ter sprake. Ze zijn eigenlijk een beetje op elkaar uitgekeken. ‘De Melkvee Academie is een goed idee. Als je tien jaar bij een (bedrijfseconomische) studieclub bent, heb je dat ook wel eens gehad. Bedrijfsgegevens en het saldo zeggen uiteindelijk niet zo veel.’ De Melkvee Academie heeft de studieclubs nieuw leven ingeblazen door clubs uit de buurt met elkaar te verbinden met het programma ‘Netwerken’. Door middel van het project voor de studieclubs leren melkveehouders de nieuwe organisatie ‘De Melkvee Academie’ tegelijkertijd ook kennen. De aanpak en begeleiding tijdens activiteiten met de studieclub spreken de melkveehouders aan. Het volgende citaat verduidelijkt dit: ‘We waren een beetje zoekende met de studieclub. Het was ingekakt. Toen hebben we meegedaan aan het programma ‘Netwerken’. We hebben nu een nieuwe structuur en behandelen weer echt een onderwerp. Samen met een studieclub uit Zeewolde hebben we met de QSK-scan gewerkt. Dit brengt weer verse ideeën door eens met een andere club uit te wisselen.
43
Binnen de studieclub is sprake van ‘strong ties’. Binnen ‘strong ties’ bestaat vaak een grote mate van solidariteit die helaas kan leiden tot een gereduceerde golf van ideeën. Melkveehouders geven dit zelf ook al aan. Door middel van de Melkvee Academie, een ‘bridging network’ (vaardigheid groepen te verbinden), wordt een verbinding tot stand gebracht met een andere studieclub binnen het programma ‘Netwerken’. Er ontstaan ‘weak ties’ tussen studieclubs. ‘Weak ties’ zorgen voor een breder informatienetwerk. ‘Weak ties’ zijn effectiever dan ‘strong ties’. ‘Weak ties’ leveren namelijk meer verschillende nieuwe informatie op en zijn gemakkelijker en minder kostbaar te onderhouden (LEI, 2002). Melkveehouders geven aan dat de onbekendheid van de Melkvee Academie toch ook nog wel een rol speelt. De studieclubs vormen een vertrouwde omgeving. ‘Je moet elkaar toch eerst ook een beetje leren kennen. Het is een onbekende groep, je weet toch niet helemaal wat je ervan kunt verwachten.’ 13. Op ons bedrijf: ‘Vertrouwd raken met elkaar’ Wij zijn geen mensen die gelijk honderduit vertellen over het bedrijf. Wat dat betreft lijken we wel een beetje op de Achterhoekse melkveehouders die zich gemakkelijker bloot geven in de vreemdte. We kijken liever eerst even de kat uit de boom. Tegenover onze directe omgeving zou ik mij ook niet gelijk kwetsbaar opstellen of onze zwakke punten op tafel leggen. Ik voel mij dan eerder op m’n plek bij de omschakelgroep. Daar ben je allemaal met hetzelfde bezig, dat schept toch sneller een vertrouwensband, waardoor het gemakkelijker is over de dingen te vertellen waar je tegenaan loopt.
Het citaat hieronder van Klein Woolthuis (2002, in: Eshuis, 2006) sluit aan op het vertrouwde gevoel dat melkveehouders hebben bij hun studieclub. Tegenover de Melkvee Academie zijn ze toch nog iets voorzichtiger, omdat de voorspelbaarheid van de nieuwe organisatie nog niet heel groot is. ‘People who trust each other will expose themselves more easily, are more receptive to other’s ideas, accept more interdependence, and have less need to impose control on others.’ Deelnemers geven als bijkomend voordeel aan dat je wel lid bent van de Melkvee Academie, maar niet te gebonden. Eén melkveehouder merkt wel terecht op dat als je lid bent, je er ook naartoe moet gaan. Als blijkt dat je er de helft van de tijd niet naartoe gaat, dan heeft deelnemerschap geen zin. Het idee van lid zijn van, maar niet gebonden zijn aan de Melkvee Academie sluit aan op het voordeel van ‘weak ties’ . Deze zijn gemakkelijker te onderhouden. Hoewel alle geïnterviewde melkveehouders positief staan tegenover de Melkvee Academie, is er onder niet-deelnemers ook sprake van een sceptische houding ten opzichte van de nieuwe organisatie. Deze melkveehouders vragen zich af wat de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie voor hen is. Onder deze boeren bestaat dan ook twijfel over het voortbestaan van de organisatie, mede omdat zij het gevoel hebben dat de Melkvee Academie nog niet leeft onder collega-boeren in hun omgeving. Melkveehouders zijn er niet zeker van dat de Melkvee Academie continuïteit naar de toekomst toe heeft. Vooral in de Gelderse Achterhoek geven melkveehouders aan voorlopig een afwachtende houding aan te nemen ten opzichte van de nieuwe organisatie, totdat blijkt dat de Melkvee Academie echt een succes is. Op dat moment zullen ook zij afstappen op de organisatie om nieuwe kennis op te doen. Tot die tijd wordt gedacht, dat ze er nog wel even zonder kunnen. De belangenafweging valt dus nog negatief uit voor de Melkvee Academie (Eshuis, 2006). Eén melkveehouder uit de Gelderse Achterhoek is toevallig aanwezig geweest bij een ‘Werkplaats’ (een activiteit van de Melkvee
44
Academie) in Langweer. Hij heeft het idee dat er verschil bestaat tussen Friezen en Achterhoekers. Hij zegt er het volgende over: ‘Het aard van de Achterhoeker is wat rustiger, het gaat z’n gangetje allemaal wel met een idee van het zit mijn tijd wel uit. Ze zijn minder fanatiek en kennisgedreven. Ik was gister naar een werkplaats in Langweer (Friesland). Volgens mij zijn de Friezen meer ondernemers…’ Deelnemers van de Melkvee Academie geven aan dat melkveehouders wel terug moeten komen, anders kan de nieuwe organisatie zich niet ontwikkelen en zal het nooit tot een succes uitgroeien. Het zijn de melkveehouders zelf die de Melkvee Academie maken of breken. Sociaal kapitaal ontstaat uit herhaalde sociale interactie tussen individuen en groepen, waarbij vertrouwen zich tegelijkertijd ontwikkelt. Hierdoor kan een betere samenwerking ontstaan (Lee, 2005) Als melkveehouders terugkomen naar activiteiten van de Melkvee Academie, krijgt sociaal kapitaal een kans zich te ontwikkelen en kan het vertrouwen van melkveehouders in de nieuwe organisatie toenemen. ‘Het probleem is dat mensen terug moeten komen. Zelf moet je ook de stap zetten en vaker op de Melkvee Academie afstappen, want er is wel behoefte aan iets als de Melkvee Academie.’ 14. Op ons bedrijf: ‘Je erbij geven…’ In het vorige tekstkader schreef ik al dat we mensen zijn die de kat eerst uit de boom kijken. Op zich is dat een goede eigenschap, maar ik merk wel dat wanneer je jezelf er wat meer bij geeft, iets meer over jezelf vertelt, je ook meer terug krijgt van anderen. Als je een actieve houding aanneemt, je mengt en erop afgaat, komt dit ten goede aan de kennisuitwisseling. Sociale interactie bevordert de opbouw van netwerken, als je je erbij geeft bouw je sneller relaties op met anderen. Je kunt wel een afwachtende houding aannemen tot iets een succes blijkt te zijn, maar vaak zijn de nieuwe netwerken dan al geconsolideerd. Het is als met het wonen in een nieuwbouwwijk. Het feit dat je allemaal nieuw bent, schept een band van waaruit je verder kunt bouwen.
Het is niet altijd zonder rede dat een melkveehouder besluit thuis te blijven, ondanks het feit dat er wel positief gereageerd wordt op de nieuwe organisatie. Eén melkveehouder vertelt gewoon nog geen ruimte te hebben voor andere nieuwe dingen. Hij is net getrouwd en heeft ook pasgeleden het bedrijf van zijn ouders overgenomen. De jonge melkveehouder vindt de nieuwe organisatie een goed initiatief en ziet zichzelf er over een paar jaar ook zeker op af stappen, maar momenteel ontbreekt het hem aan tijd en energie nieuwe dingen op te pakken. Deze melkveehouder bevindt zich echt in een opbouwende fase met betrekking tot het bedrijf en het gezinsleven. Als daar eenmaal een solide fundering ligt, komt er weer ruimte om verder te kijken dan het boerenerf en de bestaande kennisnetwerken er omheen. 15. Op ons bedrijf: ‘Ruimte voor nieuwe dingen’ Toen ik mij in januari jl. weer ging verdiepen in de interviews van de melkveehouders, herkende ik mij helemaal in het verhaal van de jonge melkveehouder. Wij waren de laatste jaren zo druk met het opzetten van een nieuwe samenwerkingsvorm en het omschakelen naar een biologische bedrijfsvoering, dat dat je helemaal opslokt. Ondertussen gingen ook de dagelijkse werkzaamheden gewoon door. Het was soms of je met oogkleppen op rondliep. Pas als de basiszaken goed geregeld zijn, krijg je weer ruimte om te ademen en om je heen te kijken. Nu we na drie jaar het idee hebben dat het allemaal weer soepel begint te draaien, richten we ons ook weer op nieuwe informatiebronnen om het bedrijf te versterken en verder te ontwikkelen. Vooral als ik zelf binnenkort mijn opleiding heb afgerond in Wageningen, weer in Friesland woon en een baan gevonden heb, kan ook ik me helemaal richten op het bedrijf.
45
Vertrouwen in de personen Melkveehouders die deelnemen aan de Melkvee Academie zijn zich bewust van het feit dat je wel een spiegel voorgehouden moet willen krijgen. Daar vatten zij ‘de koe bij de hoorns’ wat betreft de essentie van vertrouwen. Vertrouwen vereist namelijk de bereidheid je kwetsbaar op te durven stellen tegenover andere (nog onbekende) collega-boeren en een nieuwe organisatie (LEI, 2002). Kortom, je moet je bloot willen geven. ‘Je moet elkaar het vertrouwen willen geven. Er wil nog wel eens jaloezie ontstaan wanneer een groep boeren om tafel zit met hun boekhoudrapporten. Je moet je zwakke punten wel op tafel durven leggen. Boeren zijn eigenwijs: heer en meester. Ze zouden daar soms iets opener in kunnen zijn.’ Voor de deelnemers is het vertrouwen in de personen belangrijker, dan in de organisatie. Voor welke organisatie iemand werkt, is van ondergeschikt belang. Is het vertrouwen weg, dan wordt er heel gemakkelijk overgestapt naar iemand en iets anders. Individueel vertrouwen is dus belangrijker, dan institutioneel vertrouwen (Eshuis, 2006). ‘Het maakt me niet zoveel uit bij welke organisatie ik ben, maar ik moet de persoon kunnen vertrouwen. Ze liggen je of niet, maar ze moeten wel specialist zijn in hun vak.’ 16. Op ons bedrijf: ‘Vertrouwen in de personen’ Voor ons is het vertrouwen dat we hebben in de personen binnen ons kennisnetwerk heel belangrijk. We betrekken ons krachtvoer bijvoorbeeld bij Agrifirm. We hebben vertrouwen in de organisatie, maar ook in de personen, één in het bijzonder: onze voeradviseur. Nu we middenin de vakantieperiode zitten, raadpleeg je iemand anders als je ergens tegenaan loopt, maar het liefst neem je dan toch contact op met je eigen vertrouwde voeradviseur. Het hebben van een goed aanspreekpunt binnen een organisatie is heel belangrijk. Je moet je thuis voelen bij iemand, zodat je je verhaal ook gemakkelijker doet. De geïnterviewde boeren geven aan dat ze op basis van de persoon zo overstappen naar een andere organisatie. Zo zijn wij niet ingesteld. We zijn verbonden aan een organisatie en daarbinnen hebben we een adviseur. Je weet gewoon dat de kans bestaat dat mensen op een gegeven moment weer doorschuiven, maar dan komen er weer andere die ook verstand van zaken hebben. Met de één heb je misschien iets meer dan met de ander, maar je werkt met elkaar altijd toe naar een optimale bedrijfsvoering.
Individueel vertrouwen is gebaseerd op ‘face-to-face-contacts, long-term acquaintance and mutual reliable credentials’ en gerelateerd aan het vertrouwen dat men heeft in de intenties en competenties van de ander (Eshuis, 2006). Dit blijkt ook uit wat melkveehouders zeggen over het kunnen hebben van vertrouwen in de persoon. Een melkveehouder die de activiteiten van de nieuwe organisatie niet bezoekt, geeft aan niet open te staan voor het ontvangen van kritiek van vreemden. Daar is een vertrouwensband voor nodig, die is niet één, twee, drie opgebouwd. Deze melkveehouder heeft na verloop van tijd een eigen vertrouwd groepje om zich heen gebouwd. Hij trekt er altijd op uit met een groepje van vier man. Ze vertrouwen elkaar, houden elkaar een spiegel voor. Hij ziet niet wat de Melkvee Academie voor hem nog zou kunnen betekenen. Anderen geven aan geen behoefte te hebben aan het opbouwen van nieuwe contacten. Zij vallen terug op de veearts, boekhouder en het loonbedrijf. Zit het niet goed met het bedrijf, dan zie je dat gelijk terug in het saldo en wordt er gelijk gezocht naar een oplossing.
46
Deze melkveehouders geven voor hun kennisuitwisseling sterk de voorkeur aan het hebben van ‘strong ties’ en ‘dense networks’. ‘Bonding’ sociaal kapitaal, is voor hen heel belangrijk. Vooral in de Gelderse Achterhoek geven melkveehouders aan dat ze ook vaak niet het achterste van hun tong willen laten zien als ze in gezelschap zijn van collega-boeren uit de streek. Ze zullen niet zo snel vertellen over problemen met het celgetal of een te lange tussenkalftijd op het bedrijf. Mensen kennen elkaar te goed van de streek. ‘Ik heb het idee dat boeren soms kopschuw zijn om over het eigen bedrijf te vertellen. Ze zijn te schroom om inzicht te geven in de eigen cijfers.’ In hoofdstuk 2 is niet over ‘multiplexity’ (Portes, 1998) gesproken, maar het snijdt wel heel goed hout bij dit stukje over melkveehouders in de Gelderse Achterhoek. ‘Multiplexity refers to overlapping social networks where the same people are linked together across different roles.’ Voor deze melkveehouders werkt de aanwezigheid van ‘multiplexity’ beperkend tijdens activiteiten gerelateerd aan hun melkveebedrijf. Juist omdat collega-boeren elkaar kennen van de streek en elkaar daar ook weer in andere functies tegenkomen, willen ze zich niet bloot geven. 17. Op ons bedrijf: ‘Het achterste van je tong laten zien’ In onze eigen omgeving zullen wij niet zo snel het achterste van onze tong laten zien. Wij zijn vrijer op vreemd terrein, om het zo maar te zeggen. Ik herken de situatie van de melkveehouders in de Gelderse Achterhoek ook wel een beetje in ons gebied. Dezelfde mensen komen elkaar in verschillende functies steeds weer tegen. Het kan verfrissend werken buiten je eigen omgeving te stappen om kennis op te doen. Ik vind het ook leuk andere melkveehouders te treffen. Ik moest er eerst wel aan wennen dat de agrarische wereld, toch nog steeds voornamelijk een mannenwereld is. Nu we omgeschakeld zijn naar een biologische bedrijfsvoering heb ik het idee dat je op gerelateerde activiteiten een ander type boer treft. De biologische melkveehouders lijken op een andere manier fanatiek met hun bedrijf bezig te zijn. Het slag boer spreekt ons wel aan, we voelen ons dan ook op ons gemak in de biologische sector. Het komt iets gemoedelijker over. Nu wil ik hier niet een tegenstelling weergeven tussen gangbare en biologische boeren, maar het is wel iets dat van belang is bij beeldvorming in het algemeen: je thuis voelen bij…wie of wat dan ook.
Volgens zowel deelnemers als niet-deelnemers is de Melkvee Academie er voor melkveehouders die op zoek zijn naar vernieuwing. Volgens melkveehouders is de nieuwe organisatie er voor de voorlopers, toekomstgerichte ondernemers en de volgende generatie jonge leergierige en nieuwsgierige melkveehouders. ‘Degenen die je ziet tijdens activiteiten van de Melkvee Academie zijn vaak de hoger opgeleide boeren die flink aan het ondernemen zijn en meestal ook bestuurlijk actief zijn. Je hebt altijd een aantal boeren dat dicht bij het vuur wil zitten om kennis te verzamelen.’ Deelnemers zoeken bij de Melkvee Academie de grotere collega-boeren, die vaak niet aanwezig zijn in de omgeving van de melkveehouder, en hebben vertrouwen in de mensen van de Melkvee Academie. De functie van kennismakelaar wordt vaak vervuld door bekende collega-boeren uit de buurt. De nieuwe organisatie faciliteert dus als het ware bij het tot stand brengen van ‘bridging networks’. Voor kennisuitwisseling zien melkveehouders zich
47
genoodzaakt buiten de eigen omgeving te stappen. De Melkvee Academie zorgt voor ontmoetingspunten. De deelnemers hebben het gevoel bij de doelgroep te horen. Zij komen er weer collega-boeren tegen met vergelijkbare bedrijfskenmerken. De Melkvee Academie faciliteert in eerste instantie bij het ontstaan van ‘bridging networks’. Melkveehouders ontmoeten nieuwe collega-boeren tijdens activiteiten. Vervolgens blijkt dat ze er collega-boeren treffen met een vergelijkbare bedrijfssituatie. Op basis daarvan kunnen ‘bridging networks’ uitgroeien tot ‘bonding networks’, wanneer melkveehouders na verloop van tijd meer en meer betrokken raken bij de organisatie en de collega-boeren die ze er ontmoeten. Er vindt herhaalde sociale interactie plaats waardoor sociaal kapitaal en vertrouwen opgebouwd kunnen worden binnen het nieuwe kennisnetwerk. Melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie niet bezoeken, hebben daarentegen het gevoel niet bij de Melkvee Academie te horen en er is dan ook geen sprake van vertrouwen in de nieuwe organisatie. ‘Ik ben voor ‘Boeren leren van boeren’, maar niet voor boeren leren van een paar topondernemers. Je moet in de brede basis kijken. Ik heb het idee, dat de Melkvee Academie gericht is op heel grote ondernemers en daar heb ik geen behoefte aan.’ Het lijkt of deze melkveehouder denkt dat de Melkvee Academie een ‘bonding network’ is, bestemd voor een handjevol topondernemers. Daarnaast is identificering met de Melkvee Academie en haar doelgroep belangrijk bij het hebben van vertrouwen in de nieuwe organisatie. De kanttekening die in hoofdstuk 2 geplaatst is bij netwerken komt hier duidelijk naar voren. Netwerken kunnen tegelijkertijd zowel dienen als ‘inclusion’ en ‘exclusion’. Niet alle vormen van sociale relaties zijn vanzelfsprekend goed voor alle melkveehouders. Binnen de ‘boerengemeenschap’ zijn melkveehouders vaak verdeeld en niet iedereen denkt en vindt hetzelfde over bepaalde zaken (Portes, 1998). 18. Op ons bedrijf: ‘Sociale netwerken’ Het idee of je ergens bij hoort, is voor ons toch ook wel belangrijk als het gaat om het uitwisselen van kennis. Je hebt natuurlijk je binnencirkel (veearts, boekhouder, bank, loonwerker, voeradviseur), maar daarnaast gebeurt er ook veel in de buitencirkel. Momenteel is voor ons de binnencirkel het belangrijkst, omdat we naar een nieuwe basis toe werken. Je moet ook geen netwerken opbouwen om de netwerken. ‘Het netwerken’ is de laatste tijd ook meer verworden tot een modeverschijnsel, iedereen is aan het netwerken. Sociale interactie en een spiegel voorgehouden krijgen zijn belangrijk voor het uitstippelen van je bedrijfsvoering, maar ik denk dat als je te veel lijntjes hebt lopen, dit ten koste gaat van het uitwisselen van kennis. Ik ben liever ergens helemaal bij betrokken, dan dat ik er met één been in sta. Wat dat betreft denk ik dat voor ons bedrijf ‘bonding’ netwerken het belangrijkst zijn.
Volgens melkveehouders hangt de kwaliteit van een cursus vaak af van de inbreng van de andere deelnemers, een cursusleider vertelt ook meestal niet echt wat nieuws. ‘Je hebt slimme rakkers, die niks aan zo’n dag hebben en je hebt de slome. Eigenlijk zou je zelf je cursusgenoten moeten kunnen uitzoeken.’ Andere geïnterviewde melkveehouders vinden het belangrijk mensen te ontmoeten buiten de landbouw. Voor hen is dit een reden niet deel te nemen aan de Melkvee Academie. Volgens hen gaat het in het dagelijks leven en tijdens verjaardagen al snel over het bedrijf. Het is dan
48
ook wel eens interessant verhalen uit heel andere sectoren te horen, daar kun je ook veel van leren. Voor deze melkveehouders zijn ‘linking networks’ , verbindingen met heel andere ‘takken van sport’, heel belangrijk voor de ontwikkeling van hun bedrijfsvisie: ‘Different network structures constitute different forms of social capital (informatie), depending on what goals the actor wants to attain’. In dit geval wil de actor, de melkveehouder, wel eens een ander verhaal horen dan het agrarische. Deze redenering zien we ook terug in het volgende stukje over vertrouwen in het kennisaanbod. Daar geven melkveehouders ook aan, eens iets anders te willen horen. Vertrouwen in het kennisaanbod De melkveehouders die deelnemen aan de activiteiten vinden de Melkvee Academie goedkoper dan vergelijkbare organisaties. ‘De Melkvee Academie is ook nog eens iets goedkoper, dan individuele begeleiding door voorlichters of fiscalisten. Die kosten handen vol geld.’ Er zijn melkveehouders die voortdurend op zoek zijn naar vernieuwing, daar kan de Melkvee Academie deel van uit maken. Deelnemers beseffen dat kennis opdoen geld kost. Als je kennis opdoet, dan moet je er ook iets mee doen, ernaar handelen. Anders heeft het geen zin. Het concept ‘Boeren leren van boeren’ wordt door melkveehouders gewaardeerd. De onderwerpen die de Melkvee Academie behandelt zijn praktijkgericht. Wel wordt aangegeven, dat het belangrijk is thema’s vanuit verschillende invalshoeken, ook buiten de landbouw, te belichten. Sommige melkveehouders geven aan dat ze liever informatie opdoen buiten de landbouw. Eén melkveehouder vertelt het interessant te vinden de visie van een bouwvakker te horen tijdens het biljarten. Een boer in de Gelderse Achterhoek vertelt het volgende over het opdoen van kennis buiten de sector: ‘Soms is het eigenlijk leuker met mensen buiten de landbouw te praten. Ik ben naar een cursus geweest over grensverleggend ondernemen, georganiseerd door Nijenrode. Als melkveehouder ben je ‘de bink’ als je veel quotum hebt, maar quotum kost twee euro en de melkprijs is dertig cent… Als je dan met tuinders praat, die verklaren je voor gek. Met melkveehouders onder elkaar kom je niet tot vernieuwende inzichten.’ Deze redenering kwam ook ter sprake in het bovenstaande stukje over ‘Vertrouwen in de personen’. Daar gaven melkveehouders ook aan eens iets anders te willen horen. De melkveehouder krijgt een spiegel voorgehouden door ondernemers uit een heel andere sector. Dit werkt verfrissend, omdat sommige dingen binnen de eigen sector zo vanzelfsprekend geworden zijn, dat je er soms niet scherp meer over nadenkt: ‘the ties that bind, may also turn into ties that blind’ (LEI, 2002). Een ondernemer uit een andere sector weet daar dan net even de vinger op te leggen. 19. Op ons bedrijf: ‘Informatiebronnen’ Er is veel kennisaanbod. Als melkveehouder zoek je dingen op die aansluiten op datgene waar je met je bedrijf mee bezig bent. Ik kan me vinden in de mening van de boer in de Gelderse Achterhoek, dat het soms leuker is met mensen te praten buiten de landbouw. Op televisie heb je programma’s die
49
gaan over de doorstart van een restaurant. Ik vind het heel interessant te zien hoe ze in die sector bezig zijn met hun bedrijfsvoering en visie. Sommige melkveehouders geven aan al genoeg informatie opgedaan te hebben na het lezen van de agrarische bladen. Op zich is dat inderdaad zo, soms kom je er niet eens aan toe alles goed bij te houden. Toch vind ik het zelf heel belangrijk met melkveehouders om tafel te zitten en ervaringen en kennis uit te wisselen. Ik vind het boeiend het verhaal van iemand anders te horen en als je dan ook nog een rondleiding krijgt in de stal, dan begint het verhaal te leven. Een tijdje terug was ik bij een melkveehouder van onze omschakelgroep op bezoek. We liepen rond op het bedrijf en hij liet ons de mobiele kalverhokken zien. Op zich waren het precies dezelfden die veel andere boeren ook op het erf hebben staan. Hij had er, heel vernuftig, alleen ook voor gezorgd dat stopcontactdozen aan de hokken hing, zodat hij in de winter een warmtelamp kon ophangen. Dit lees je niet in de tijdschriften.
Melkveehouders die hun kennis niet opdoen bij de Melkvee Academie, stellen dat veel kennisaanbod gratis is. Volgens melkveehouders biedt de organisatie haar diensten ook niet voor niets aan. Boeren willen wel betalen, maar moeten er zeker van zijn dat het ook echt iets oplevert. Juist daar bestaat twijfel over. De vraag is of de organisatie wel echt iets nieuws, onderscheidends toevoegt. Voor een andere melkveehouder heeft de Melkvee Academie geen meerwaarde omdat hij bestuurlijk al zo actief is. Door de bestuursfuncties blijft deze melkveehouder al sneller op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en bezoekt vaker dan gemiddeld andere melkveehouders: ‘Who you know, affects what you know’ (LEI, 2002). ‘Doordat ik in besturen zit hoor je sommige dingen net iets eerder en weet je dus al iets eerder wat er gaat spelen. Wat voor een ander nieuw is, is voor mij dan alweer oud nieuws, dus dan heb ik ook minder de neiging nog naar iets toe te gaan over dat onderwerp.’ Andere geïnterviewde melkveehouders vertellen al andere informatiebronnen te hebben. Het napraten na afloop van een vergadering met een groepje boeren levert vaak ook nog wat op. Daarnaast heb je na het lezen van alle tijdschriften ook al aardig wat informatie te pakken. Daar komt bij dat boeren vinden dat er meer in het leven is dan het bedrijf. Ze zijn meer dan alleen boer, er is meer in het leven: ‘We leven niet op een eiland, maar midden in de maatschappij’. Er moet ook tijd overblijven voor familie, kerk en hobby’s. Als melkveehouders al veel activiteiten bezoeken, dan moet de vierde avond wel echt een toegevoegde waarde hebben. De volgende boer vertelt hier iets over: ‘Er is een veelvoud aan avonden. Ik ben ook actief in de raad van toezicht, peuterspeelzaal en het waterschap, dus dan selecteer je een vierde avond wel bewust: is het de moeite wel waard, want je kunt ook niet altijd van huis zijn.’ 20. Op ons bedrijf: ‘Er is meer in het leven dan het bedrijf’ Als het erop aan komt ben je eigenlijk altijd bezig met het bedrijf en ben je ook nooit uitgewerkt. Er zijn altijd wel ‘projecten’ die nog uitgevoerd moeten worden. Als je wilt kun je, vooral in de winterperiode, iedere week wel bijeenkomsten bezoeken. Soms moet je gewoon paal en perk stellen aan het werk en aanverwante bezigheden op het bedrijf. Zoals de melkveehouders opmerken, is er meer in het leven dan het bedrijf en de koeien. Juist door af en toe heel iets anders te doen, heb je de volgende dag weer extra veel zin aan het werk te gaan. Zelf ben ik thuis lid van de muziekvereniging in het dorp. Iedere vrijdagavond hebben we vanaf 19.30u repetitie en na afloop borrelen we gezellig in één van de kroegen. Je moet af en toe tijd vrijmaken voor andere dingen, anders loop je de hele week in de overall rond en heb je geen reden meer leuke modieuze kleding te dragen.
50
Vertrouwen in de aanpak De kleinschalige aanpak van de Melkvee Academie spreekt de geïnterviewde melkveehouders aan. De organisatie werkt met kleine groepjes, mede daardoor blijft het persoonlijk. Melkveehouders die anders niet zo snel het woord nemen, geven aan nu wel deel te nemen aan het gesprek. Melkveehouders hebben wat dat betreft vertrouwen in de aanpak van de nieuwe organisatie. Een melkveehouder die nog niet deelneemt aan de activiteiten van de Melkvee Academie zet zijn vraagtekens bij het concept ‘Boeren leren van boeren’. Volgens hem werkt dit niet, want: ‘wat zal ‘hij’, een collega-boer, mij nou vertellen?’ Een andere melkveehouder vraagt zich af, of het wel zo objectief is wanneer een boer tijdens activiteiten van de Melkvee Academie tegelijkertijd gespreksleider is. Deelnemers ervaren de invulling van de activiteiten van de nieuwe organisatie net een beetje anders dan die van gangbare en vinden het spannend wie de avond gaat leiden. De aanpak werkt prikkelend. Eén deelnemer merkt wel op dat geschetste voorbeelden wel realistisch moeten blijven. Dit is hem tijdens de instapdag bij Thialf in Heerenveen tegengevallen. Twee melkveehouders zijn naar een café geweest, maar het viel hen tegen. Ze hadden meer van de opkomst en de informatieverstrekking verwacht. De hele avond hebben ze eigenlijk niets nieuws gehoord en degenen die je op zo’n avond wilt bereiken blijven thuis, wat voegt het dan toe? 21. Op ons bedrijf: ‘Een waardeoordeel toekennen’ Een aantal melkveehouders geeft na één bezoek aan de Melkvee Academie al aan dat het hen tegenvalt. Het voldoet niet aan hun verwachting. Ik denk dat je op basis van één activiteit niet kunt stellen dat het niks is. Je moet het een beetje tijd gunnen. Pas als je meerdere malen en verschillende soorten activiteiten bezocht hebt, kun je er iets over zeggen. Je moet jezelf ook openstellen voor iets nieuws.
Eén melkveehouder is ook expertboer geweest tijdens een activiteit. Het is hem toen opgevallen dat vooral jonge leergierige en nieuwsgierige boeren op de Melkvee Academie afkomen. Hij vindt het mooi zijn kennis en ervaring weer door te geven aan de volgende generatie melkveehouders. Bijkomend effect was dat deze melkveehouder in de rol van expertboer bevestiging kreeg van de manier waarop hij het doet als boer en dat gaf hem weer nieuwe energie. Een melkveehouder vertelt dat hij geen spijt heeft dat hij deelnemer is geworden. Volgens hem is het waardevol, omdat je erachter komt dat je niet de enige bent die ergens tegenaan loopt: ‘Met z’n allen ben je oplossingsgericht. Verschillende standpunten en denkwijzen komen er op tafel. Het is ook niet goed altijd in dezelfde omgeving te blijven. Iedereen kent je verhaal en jij kent het hunne, maar het is ook weer niet zo dat ik verder dan veertig kilometer van huis ga. Goede sprekers zijn belangrijk. Ik denk dat de Melkvee Academie wel perspectief heeft.’ 22. Op ons bedrijf: ‘Je bent niet de enige…’ Toen wij net aan het omschakelen waren, hadden we wel eens het idee op een eilandje te zitten met ons bedrijf. De melkveehouders in onze directe omgeving hebben toch een heel andere bedrijfsvoering. Bij de omschakelgroep van Ekopart, kwam ik erachter dat boeren daar ook tegen dezelfde dingen als ons aan liepen. Dat is een fijn gevoel, erachter te komen dat je niet de enige bent.
51
In je achterhoofd weet je dat ook wel, maar soms moet het even bevestigd worden. Het is zoals de bovenstaande melkveehouder ook zegt, met z’n allen, in mijn geval binnen de omschakelgroep, ben je oplossingsgericht bezig.
‘De Melkvee Academie, wat zij doen, doen anderen niet meer: groepsvoorlichting en dingen uitwisselen.’ De georganiseerde activiteiten van de Melkvee Academie zijn een belangrijke momentopname waarin de nieuwe organisatie zich vertrouwenwekkend kan tonen. Uit de vele citaten komt duidelijk naar voren dat melkveehouders heel bewust omgaan met het vormen en onderhouden van hun kennisnetwerk. Melkveehouders moeten overtuigd zijn van de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie willen ze besluiten erop af te stappen. Als ze dan na een belangenafweging uiteindelijk aanwezig zijn bij een activiteit is het heel belangrijk dat de Melkvee Academie alles op alles zet de melkveehouder te bevestigen in de aanwezigheid van een toegevoegde waarde. Door deel te nemen kan het (handelend) vertrouwen van melkveehouders in de Melkvee Academie groeien. 23. Op ons bedrijf: ‘Bewust omgaan met je kennisnetwerk’ Uit de interviews blijkt dat melkveehouders zeker willen zijn van de toegevoegde waarde van hun kennisnetwerk. In het geval van de Melkvee Academie moet ze echt een onderscheidend vermogen hebben ten opzichte van het bestaande kennisnetwerk. Het moet iets opleveren. Ik kan me wel in deze melkveehouders vinden. Je gaat niet zomaar ergens naartoe, het moet zin hebben. Vaak heb je al niet veel tijd over voor het bezoeken van een veelvoud aan activiteiten. Met andere woorden, je moet een positieve verwachting hebben over de uitkomst van de te bezoeken bijeenkomst.
Ter besluit De redenen waarom melkveehouders (handelend) vertrouwen, dat ontstaat in de praktijk, hebben in de Melkvee Academie kunnen als volgt samengevat worden weergegeven: 1. ‘Inclusion’, melkveehouders die deelnemer zijn, hebben het idee te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie. Zij zoeken en treffen er de grotere ondernemers (voorlopers) die in hun omgeving niet meer aanwezig zijn. De melkveehouders kunnen zich met hun collega-boeren bij de Melkvee Academie identificeren. Ze hebben vergelijkbare bedrijven. 2. Deze melkveehouders zijn bereid zich kwetsbaar op te stellen tegenover anderen (onbekenden). Je moet er wel tegen kunnen een spiegel voorgehouden te krijgen en je zwakke punten bloot te geven. 3. Melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie bezoeken, geven over het algemeen een voorkeur aan ‘bridging’ en ‘linking’ netwerken. Naast de binnencirkel (veearts, boekhouder, voeradviseur en loonwerker), hebben ze ook een grote buitencirkel om kennis op te doen. Deze melkveehouders willen ook kennis & informatie uitwisselen met mensen van buiten de agrarische sector (externe organisaties). 4. Melkveehouders in de Gelderse Achterhoek kwamen in aanraking met de Melkvee Academie door het programma ‘Netwerken’ voor studieclubs met een ‘burn-out’. De
52
Melkvee Academie heeft door middel van het programma ‘Netwerken’ nieuwe verbindingen gelegd en de studieclub nieuw leven ingeblazen, met behoud van het reeds bestaande netwerk. Daarnaast kregen melkveehouders zo de kans de Melkvee Academie te leren kennen. 5. Vertrouwen in de personen en hun deskundigheid. De functie van kennismakelaar wordt vaak vervuld door bekende collega-boeren uit de omgeving. Dit geeft een vertrouwd en betrouwbaar gevoel. 6. Vertrouwen in de aanpak van de Melkvee Academie. De activiteiten hebben een kleinschalig karakter. Boeren die normaal niet zo snel iets zeggen in een grote groep, stappen nu wel naar voren. Daarnaast behandelt de organisatie praktijkgerichte onderwerpen. Het concept ‘Boeren leren van boeren’ spreekt melkveehouders aan. 7. Vertrouwen in de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie. Verschillende standpunten en denkwijzen komen op tafel tijdens activiteiten. De Melkvee Academie onderscheidt zich van andere organsiaties doordat zij dingen doet die anderen niet meer doen: groepsvoorlichting en kennis uitwisselen. Er zijn ook melkveehouders die de Melkvee Academie (nog) links laten liggen en geen vertrouwen hebben in de nieuwe organisatie. De volgende redenen worden hiervoor gegeven: 1. ‘Exclusion’, melkveehouders hebben het idee niet te behoren tot de doelgroep van de Melkvee Academie. De nieuwe organisatie is er voor de ondernemers, melkveehouders die op zoek zijn naar vernieuwing. Het idee bestaat dat de voorlopers, ‘toppers’, er samenkomen. Melkveehouders die niet naar de activiteiten van de Melkvee Academie gaan, geven aan geen behoefte te hebben bij de ‘toppers’ te willen horen. 2. Deze melkveehouders willen zich niet kwetsbaar opstellen tegenover en staan niet open voor kritiek van anderen (onbekenden). Ze willen geen spiegel voorgehouden krijgen van een vreemde. 3. De melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie niet bezoeken, geven over het algemeen de voorkeur aan ‘bonding’ netwerken. Ze kennen elkaar al heel lang, vertrouwen elkaar en houden elkaar een spiegel voor. Deze melkveehouders geven aan geen behoefte te hebben aan nieuwe contacten. 4. Sommige melkveehouders geven de voorkeur aan het opdoen van kennis buiten de landbouw, ‘linking’ netwerken. Zij vertrouwen op personen buiten de agrarische sector (externe organisaties) die hun een reflectie geven op hun bedrijfsvoering en visie. Een ondernemer uit een heel andere sector weet soms net even de (‘zere’) vinger op vanzelfsprekendheden (quotum) te leggen. Dit werkt verfrissend volgens deze melkveehouders. 5. Melkveehouders hebben geen vertrouwen in de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie ten opzichte van het huidige kennisnetwerk, dat al voor voldoende kennisuitwisseling zorgt.
53
6. Tenslotte, moet er ook maar net ruimte zijn voor het oppakken van nieuwe dingen als de Melkvee Academie. Volgens melkveehouders is er meer in het leven dan het bedrijf alleen en je moet ook maar net toe zijn aan iets nieuws. Over het algemeen valt op dat wat voor deelnemers redenen zijn vertrouwen te hebben in de Melkvee Academie, zijn dat voor niet-deelnemers juist redenen niet deel te nemen. In hoofdstuk 2 wordt daar ook iets over gezegd: ‘Niet alle vormen van sociale relaties zijn vanzelfsprekend goed voor alle melkveehouders’ (Portes, 1998).
3.3 Terugkoppeling Het is niet langer vanzelfsprekend dat melkveehouders binnen een straal van twintig kilometer collega-boeren kunnen raadplegen. Het aantal boeren gaat in een rap tempo achteruit, er verdwijnen dus steeds meer uit de directe omgeving. Melkveehouders hebben dan ook het gevoel dat de kennis binnen de landbouw aan het wegvloeien is. De Melkvee Academie zou dat gat weleens kunnen gaan dichten. De Melkvee Academie schept namelijk nieuwe ontmoetingsplaatsen waar collega-boeren elkaar kunnen treffen en creëert zo de mogelijkheid tot sociale interactie. Sociale interactie draagt bij aan het opbouwen van netwerken, waarbinnen vertrouwen zich kan ontwikkelen en sociaal kapitaal opgebouwd kan worden. De nieuwe organisatie kan wel een veelvoud aan activiteiten organiseren, maar er wordt ook een actieve houding van de melkveehouder verwacht, vinden melkveehouders zelf. Boeren moeten wel terugkomen, anders krijgt de Melkvee Academie geen kans zich te ontwikkelen als nieuw kennisnetwerk. Met andere woorden, melkveehouders kunnen de Melkvee Academie maken of breken, ‘agency’. Voor de melkveehouders die terugkomen en deelnemer zijn, zal de Melkvee Academie mogelijk bijdragen aan het opbouwen van sociaal kapitaal, want: ‘While individuals, or groups, can hold ‘slices’ of social capital, it is only through social relationships, networks of social actors, that social capital can be mobilised and utilised. The term ‘social capital’, we contend, is best understood as a metaphor for the qualities of some social relationships that allow other benefits to be secured through them’ (Lee, 2005). De Melkvee Academie zal niet voor iedere melkveehouder een waardevolle aanvulling zijn op het kennisnetwerk, maar moet dat misschien ook niet willen. Het blijkt dat iedere melkveehouder op zijn eigen wijze kennis opdoet en daar ook heel bewust mee omgaat. Het is maar net wat je houding is ten opzichte van het kennisaanbod en waar je voorkeur naar uit gaat. Daarnaast is het ook afhankelijk van de bedrijfsvoering van een melkveehouder. Melkveehouders geven wel aan dat het steeds belangrijker wordt met je bedrijf op de snel veranderende wereld in te kunnen spelen. Je moet voorbij je eigen erf kijken om je strategie uit te stippelen. 24. Op ons bedrijf: ‘De Melkvee Academie’ Door de manier waarop ik de Melkvee Academie heb leren kennen, vind ik het een heel goede en vernieuwende aanvulling op het bestaande kennisnetwerk. Voor melkveehouders die al een heel stevig bedrijf op poten gezet hebben en meer willen kan de Melkvee Academie een inspirerende omgeving zijn ideeën op te doen om het bedrijf naar een nog hoger niveau te tillen. Tijdens mijn stage
54
was ik aanwezig bij een aantal activiteiten. Ik vond het heel boeiend expertboeren over hun visie over de toekomst van de melkveehouderij en hun eigen bedrijfsvoering te horen praten. Dat werkt inspirerend. Ik zou het een uitdaging vinden over tien jaar ook bij de melkveehouders van de Melkvee Academie te kunnen behoren. Je moet altijd realistisch blijven, op dit moment denk ik niet dat er een wisselwerking bestaat tussen de Melkvee Academie en onze bedrijfsvoering. Sociale interactie moet resulteren in een ‘win-win-situatie’, alle betrokken partijen moeten er voordeel bij hebben. Als deelnemer kom je kennis opdoen, maar ook brengen. Wij werken heel hard aan het leggen van een (biologische) basis van het bedrijf. Ik denk dat je bedrijf moet staan als een huis, voor je naar de Melkvee Academie gaat. Wie weet is ‘ons huis’ over tien jaar afgebouwd, dan meld ik me aan!
55
4. Conclusie In deze scriptie is een verdiepingsslag gemaakt over de wisselwerking tussen beeldvorming van melkveehouders en het vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie, in relatie tot het opbouwen van sociaal kapitaal, het doel van de organisatie. In dit hoofdstuk worden de conclusies gegeven resulterend uit de verdiepingsslag over de geïnterviewde melkveehouders en de Melkvee Academie. Melkveehouders denken, op basis van beeldvorming, dat toekomstgerichte, grotere, fanatieke en andersdenkende (jonge) ondernemers de doelgroep zijn van de Melkvee Academie. Gedacht wordt dat de ‘voorlopers’ bij de nieuwe organisatie samenkomen en dat voor deelname een bepaald niveau (academiegehalte) vereist is. In de praktijk blijkt dat het ook voornamelijk deze melkveehouders betreft die deelnemer zijn van de Melkvee Academie. Zij hebben het gevoel erbij te horen, ‘inclusion’ en zoeken hun kennis in de breedte, ‘bridging’ en ‘linking’ netwerken. ‘Inclusion’ blijkt een belangrijke reden van melkveehouders te zijn, vertrouwen te hebben in de Melkvee Academie. Deze melkveehouders treffen bij de nieuwe organisatie collega-boeren met vergelijkbare bedrijven, die niet meer aanwezig zijn in hun directe omgeving om kennis en ervaringen mee uit te wisselen. Daarnaast is een categorie boeren dat afstapt op de Melkvee Academie, omdat een ‘burn-out’ ervaren wordt in het huidige kennisnetwerk. Als voorbeeld komt in hoofdstuk 3 de studieclub naar voren waar geen nieuwe informatie meer uit voortkomt. Met behulp van het programma ‘Netwerken’ van de Melkvee Academie is de studieclub nieuw leven ingeblazen en zijn melkveehouders tegelijkertijd bekend geraakt met de nieuwe organisatie. Melkveehouders zijn met behoud van een ‘bonding’ netwerk gerelateerd aan een ‘bridging’ netwerk. Vanuit, en met behoud van, het bekende wordt geïnnoveerd en vertrouwen gewekt in de Melkvee Academie. Melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie niet bezoeken en geen vertrouwen hebben in de nieuwe organisatie, hebben, op basis van beeldvorming, het gevoel niet te behoren bij de doelgroep van de Melkvee Academie. Er is sprake van ‘exclusion’. Ook deze melkveehouders willen graag kennis en ervaringen uitwisselen met vergelijkbare collega-boeren. Echter de collega-boeren bij de Melkvee Academie zijn hen net een maatje te groot. Daarnaast wordt aangegeven geen behoefte te hebben te behoren tot de ‘toppers’, die volgens deze melkveehouders samenkomen bij de Melkvee Academie. Zij zien de toegevoegde waarde van de Melkvee Academie voor hen persoonlijk niet aanwezig. Beeldvorming over ‘inclusion’ en ‘exclusion’ is dus van belang bij het vertrouwen dat melkveehouders in de Melkvee Academie hebben. De Melkvee Academie schept nieuwe ontmoetingsplaatsen waar collega-boeren elkaar kunnen treffen. De nieuwe organisatie creëert zo de mogelijkheid tot (herhaalde) sociale interactie. De Melkvee Academie kan hierin gezien worden als een ‘bridging’ netwerk, een nieuwe arena waar melkveehouders andere nieuwe collega-boeren kunnen ontmoeten om kennis en ervaring mee uit te wisselen. Herhaalde sociale interactie draagt bij aan het opbouwen van netwerken, waarbinnen vertrouwen zich kan ontwikkelen en sociaal kapitaal opgebouwd kan worden.
56
Onder melkveehouders die de activiteiten van de Melkvee Academie bezoeken, bestaat een bereidheid tot het kwetsbaar opstellen tegenover meestal nog onbekende collega-boeren en een nieuwe organisatie. Deze houding is een tweede belangrijke reden die bijdraagt aan het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie. Het blijkt namelijk dat melkveehouders die geen vertrouwen hebben in de nieuwe organisatie, ook niet bereid zijn zich zomaar bloot te geven aan onbekende collega-boeren en de Melkvee Academie als nieuw netwerk. Er is een vertrouwensband nodig, wil je je kwetsbaar opstellen tegenover anderen, die is niet één, twee, drie opgebouwd. Deze melkveehouders hebben overwegend, na verloop van tijd, een groepje om zich heen gebouwd waar zij vertrouwen in hebben en zij houden elkaar een spiegel voor. Dit groepje kan bestaan uit de veearts, voeradviseur, loonwerker en boekhouder, maar het kan ook een groepje boeren betreffen die er samen op uit trekt om nieuwe kennis op te doen en ervaring uit te wisselen. Deze melkveehouders geven dus de voorkeur aan een ‘bonding’ netwerk als het gaat om kennisuitwisseling en hebben geen behoefte aan nieuwe contacten. Hieruit kan een derde reden afgeleid worden die van invloed is op het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie. De voorkeur voor een ‘bonding’, ‘bridging’ en/of ‘linking’ kennisnetwerk is van invloed op het vertrouwen dat gesteld wordt in de nieuwe organisatie. Gesteld kan worden dat het inderdaad zo is dat: ‘different network structures constitute different forms of social capital, depending on what goals the actor wants to attain’ (LEI, 2002). Afgeleid uit wat hierboven vermeld is over de redenen voor het vertrouwen dat melkveehouders hebben in de Melkvee Academie, kan met betrekking tot de ontwikkeling van sociaal kapitaal niet per definitie gesteld worden dat: -
The more linkages the better; Two-way relationships are better than one way; Linkages subject to regular update are generally better that historically embedded ones. (Pretty, 2003)
Dit blijkt uit de houding die melkveehouders hebben tegenover ‘bonding’ versus ‘bridging’ en ‘linking’ netwerken; ‘inclusion’ versus ‘exclusion’; en het kwetsbaar op willen stellen tegenover andere onbekende collega-boeren en de Melkvee Academie, of niet. Gesteld kan worden dat de Melkvee Academie faciliteert bij de opbouw van sociaal kapitaal. De definitie van sociaal kapitaal, geformuleerd, door Robert Uitnam (in: Lee, 2005), die gebruikt is in deze scriptie, blijkt aan te sluiten op de Melkvee Academie en haar melkveehouders. ‘Social capital refers to the building and sustaining of social networks, and the trust that can facilitate co-ordination and co-operation for mutual benefit.
57
Social capital is located, or placed, in groups and organizations, and is often referred as the ‘glue’ that binds people together. Social capital is a resource that communities or groups possess.’ Echter, de Melkvee Academie draagt niet bij aan de opbouw van sociaal kapitaal voor alle melkveehouders. Het betreft alleen die melkveehouders die deelnemen aan de activiteiten van de Melkvee Academie en die de nieuwe organisatie beschouwen als een toegevoegde waarde voor hen zelf en hun (toekomstige) bedrijfsstrategie. Door een positieve beeldvorming en identificatie met de Melkvee Academie en haar doelgroep, vindt deelname plaats aan de activiteiten van de nieuwe organisatie. Herhaalde sociale interactie bevordert de opbouw en consolidatie van het nieuwe kennisnetwerk. Tegelijkertijd krijgt het vertrouwen van melkveehouders in de nieuwe organisatie een kans zich te ontwikkelen en kan sociaal kapitaal opgebouwd worden. Het sociaal kapitaal dat binnen het nieuwe netwerk van de Melkvee Academie is niet beter of slechter dan de andere huidige netwerken waar melkveehouders op terugvallen om kennis en ervaringen uit te wisselen. Binnen de studieclub, het hechte groepje boeren die er met elkaar op uit trekt of het netwerk bestaande uit veearts, boekhouder, loonwerker en voeradviseur, kunnen evengoed (groeiende) vormen van effectief sociaal kapitaal aanwezig zijn. Het ene kennisnetwerk sluit het andere niet uit met betrekking tot de opbouw van sociaal kapitaal. Naar aanleiding van de gemaakte verdiepingsslag zijn vier punten naar voren gekomen, die er in het verkennende stageverslag niet duidelijk uitgelicht zijn. 1. Het kunnen identificeren met de Melkvee Academie en haar doelgroep blijkt heel belangrijk te zijn voor melkveehouders. Er wordt veel waarde gehecht aan wat collega-boeren van de nieuwe organisatie vinden. Daarnaast is het gevoel erbij te horen van belang willen melkveehouders zich verdiepen in de Melkvee Academie. Op basis van ‘inclusion’ en ‘exclusion’ besluiten boeren wel of niet af te stappen op de Melkvee Academie. 2. De voorkeur voor een ‘bonding’ of ‘bridging’ kennisnetwerk en de bereidheid van een melkveehouder zich kwetsbaar op te stellen tegenover collega’s zijn sterk van invloed of iemand verder kijkt dan het bestaande en bekende kennisnetwerk en besluit af te stappen op de Melkvee Academie. Een bepaalde voorkeur kan iemand een bepaalde richting op sturen met betrekking tot de manieren waarop kennis uitgewisseld kan worden. Wat dat betreft kan iemand oogkleppen op hebben. 3. Het overtuigd zijn van een onderscheidende toegevoegde waarde van de Melkvee Academie als nieuwe organisatie binnen het bestaande en bekende kennisnetwerk is iets dat melkveehouders heel bewust bezighoudt. Op basis van een belangenafweging wordt besloten op de nieuwe organisatie af te stappen. 4. Uit de verdiepingsslag blijkt dat bepaalde aspecten vaak aan elkaar gerelateerd zijn. Op zich komt daarin juist de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal naar voren. Het maakt echter het beschrijven soms lastig, omdat de kans bestaat in herhaling te vervallen. In de Gelderse Achterhoek wordt de Melkvee Academie gezien als oppepper van de studieclub. Hier ontstaat vertrouwen door een positieve beeldvorming. Deze beeldvorming ontstaat, omdat melkveehouders met de studieclub deelnemen aan het programma
58
‘Netwerken’ van de Melkvee Academie en zo bekend raken met de nieuwe organisatie. In deze scriptie is gekozen voor het schrijven van twee paragraven (hoofdstuk 3). Eén over vertrouwen gebaseerd op beeldvorming en de andere over vertrouwen gebaseerd op handelen. Schrijvend over ‘beeldvorming’ is het lastig gebleken niet al in het vaarwater van het ‘handelen’ te komen. Een wisselwerking laat zich niet zo gemakkelijk opdelen in paragraven. Afsluitend kan gesteld worden dat herhaalde sociale interactie een sleutelpositie vervult bij de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal. Sociale interactie, in de breedste zin van het woord, met: collega-melkveehouders, het bestaande kennisnetwerk, nieuwe spelers binnen het kennisnetwerk, lokale omstandigheden, de rest van de wereld, (-markt). Sociale interactie resulteert in de opbouw van nieuwe netwerken, die vervolgens uitgroeien tot geconsolideerde netwerken waarbij een hoge mate van vertrouwen aanwezig is. Sociale interactie vormt de kweekvijver van sociaal kapitaal.
59
5. Reflectie In deze scriptie staat de wisselwerking tussen beeldvorming van melkveehouders en het vertrouwen dat zij hebben in de Melkvee Academie, in relatie tot het opbouwen van sociaal kapitaal, het doel van de organisatie, centraal. Het is een toegankelijk en rijk document geworden waar iedereen zijn weg in kan vinden. Persoonlijk vind ik het heel waardevol dat ik er een stukje van mijn eigen verhaal aan heb kunnen toevoegen. Voor de Melkvee Academie kan de scriptie ook van betekenis zijn door nog eens te reflecteren op drie jaar terug in relatie tot de huidige situatie. Deze scriptie geeft daar een mooie gelegenheid toe. Het is op zich al boeiend alleen de citaten van de geïnterviewde melkveehouders weer door te lezen. Het zou interessant zijn nog eens terug te gaan naar dezelfde melkveehouders om te horen hoe zij nu over de Melkvee Academie denken. Als ik het onderzoek nogmaals zou kunnen uitvoeren, zou ik iets meer technische gegevens van het bedrijven op zich willen verzamelen. Op basis daarvan kan beter gekeken worden naar het type boer in relatie tot de Melkvee Academie. Mijn typering is nu afgeleid van de omvang van het quotum en hoe de melkveehouder zichzelf omschrijft. De melkveehouders die ik in 2006 geïnterviewd heb, zijn geselecteerd met behulp van de kennismakelaars in Friesland en de Gelderse Achterhoek. De kennismakelaars weten veel over hun eigen omgeving en collega-melkveehouders. Het is mogelijk dat ze mij in contact gebracht hebben met de voorlopers (rolmodel-boeren) die in hun gebied deelnemen aan de Melkvee Academie. Daarnaast kennen de kennismakelaars ook de boeren die niets van de Melkvee Academie moeten hebben. Het zou kunnen zijn dat ik in de beide gebieden een bezoek gebracht heb aan de melkveehouders die helemaal voor of tegen de Melkvee Academie zijn en het leuk vinden te vertellen over hun bedrijf en kennisnetwerk. Het is mogelijk dat ik de ‘gemiddelde’ melkveehouder niet gesproken heb. Deze manier van selectie, met behulp van de kennismakelaars, kan sturend geweest zijn in de steekproef en geleid hebben tot de resultaten en conclusies zoals deze gepresenteerd zijn in deze scriptie. Het zou interessant zijn nogmaals met melkveehouders te praten over de Melkvee Academie. Ditmaal zou gekozen kunnen worden voor een ander gebied en een andere selectie, onafhankelijk van de Melkvee Academie, van melkveehouders. Met behulp van de theorie over beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal is de verdiepingsslag gemaakt over de Melkvee Academie en de geïnterviewde melkveehouders. Vervolgonderzoek zou kunnen kijken naar de begrippen afzonderlijk. ‘Vertrouwen’ kan nog op zoveel andere manieren uitgewerkt worden, één persoon zou daar zijn/haar werkzame leven op kunnen toeleggen. Ik heb tijdens de literatuurstudie gemerkt dat de begrippen afzonderlijk een wereld op zich zijn en moest er dan ook op letten dat ik de wisselwerking tussen de begrippen in het vizier hield.
60
Interessant zou het dus kunnen zijn de focus te leggen op één van de begrippen in relatie tot de Melkvee Academie en de geïnterviewde melkveehouders. Daarnaast kan het ook heel boeiend zijn verder in te gaan op de zijweggetjes die ik tegengekomen ben tijdens het werken aan deze scriptie. Voorbeelden hiervan zijn identiteit en ‘shared language’. Zijdelings heb ik deze uitgewerkt in mijn scriptie, omdat ik het van belang achtte, maar er kan veel meer over uitgezocht en beschreven worden. Tenslotte, denk ik dat deze scriptie naast een theoretische beschrijving, een goed inzicht geeft over de uitwerking van de wisselwerking tussen beeldvorming, vertrouwen en sociaal kapitaal in de (boeren-)praktijk. Toen ik nog niet eens in Wageningen een opleiding volgde, vond ik de praktische kant van het verhaal altijd al heel belangrijk. Een verhaal/scriptie moet je, na het lezen van de laatste pagina, een paar praktische handvaten meegeven. De wisselwerking tussen theorie en praktijk moet leiden tot een inzicht hoe iets in de praktijk beter aangepakt kan worden. Naast de wisselwerking is het aansluiten van theorie op de praktijk dus van cruciaal belang. Ik hoop dat ik hier met mijn verdiepingsslag een bijdrage aan heb kunnen leveren.
61
Literatuurlijst Chloupkova, J., Svendsen, G.L.H, Svendsen, G.T. (2003) Building and destroying social capital: The case of cooperative movements in Denmark and Poland, in: Agriculture and Human Values 20: 241-252, Kluwer Academie Publishers Coleman, J. (1990) Foundations of Social Theory,The Belknap Press of Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts, and London, England Coleman, J. (1988) Social Capital in the Creation of Human Capital, in: American Journal of Sociology Vol. 94 Supplement S95-S120, The University of Chicago Document Number 8032, The ACP-EU Technical Centre for Agricultural and Rural Cooperation (CTA) Eshuis, J. (2006) Kostbaar Vertrouwen – Een studie naar proceskosten en procesvertrouwen in beleid voor agrarisch natuurbeheer, pp.29-54 Field, J. (2003) Social Capital – Key issues, Routledge Taylor&Francis Group, London and New York Flora, J.L. (1998) Social Capital and Communities of Place, in: Rural Sociology 63 (4), pp. 481-506 Klerkx, L. (2008) Matching demand and supply in the Dutch agricultural knowledge infrastructure. The emergence and embedding of new intermediaries in an agricultural innovation system in transition, Proefschrift, Wageningen Kroon, S.M.A. van der (2002) Social Capital and Communication, Den Haag: LEI Lamers, H.A.J.M. (1993) Hoe schrijf ik een wetenschappelijke tekst?, Coutinho BV, Bussum Lee, J., Arnason, A., Nightingale, A. and Shucksmith, M. (2005) Networking: Social Capital and Identities in European Rural Development, in: Sociologia Ruralis, Vol. 45, Number 4, October 2005 Leeuwis, C., et al (2006) The design of an Innovation Enhancing Environment, working papers no. 4, Transforum Agro & Groen, Zoetermeer Leeuwis, C., et al (2002) Monitoring for social learning. Insights from Brazilian NGOs and Dutch farmer study clubs, in: Wheelbarrows full of frogs. Social learning in rural resource management, Koninklijke van Gorcum O’Brien, D.W. (2006) Das Social Kapital – Institutions and Entrepreneurial Network in Russia’s Exit from Socialism, pp. 49-71 Oenema, A. (2006) Yn petear mei…In gesprek met..., een verkennend stageonderzoek, Lelystad/Wageningen Oenema, A. (2006) Stageverslag Melkvee Academie, Leleystad/Wageningen
62
Ostrom, E. (1998) Social Capital: a fad or a fundamental concept?, Center for the Study of Institutions, Population and Environmental Change, workshops in Political Theory and Policy Analysis Indiana University Ploeg, J.D. van der, Marsden, T. (2008) Unfolding webs: the dynamics of regional rural development, Assen: Koninklijke van Gorcum Ploeg, J.D. van der (2006) Agricultural production in crisis, in: Handbook of Rural Studies, London: SAGE Publications Portes, A. (1998) Social Capital: Its Origins and Applications in Modern Sociology, in: Annual Reviews Sociology 1998. 24: 1-24 Pretty, J. (2003) Social capital and connectedness: Issues and implications for agriculture, rural development and natural resource management in ACP countries, CTA Working Sobel, J. (2002) Can We Trust Social Capital?, in: Journal of Economic Literature Vol. XL (March 2002), pp. 139-154 Weide, A. van der, Beulens, A., Dijk, S. van (2003) Project Planning and Management, Lemma Publishers, Utrecht Wu, B., Pretty, J. (2004) Social Connectedness in marginal rural China: The case of farmer innovation circles in Zhidan, North Shaanx, in: Agriculture and Human Values 21: 81-92, Kluwer Academic Publishers
Websites http://www.melkveeacademie.nl, website van de Melkvee Academie
63