Jeremia 32: 6-15, 37-44 1
Een teken van hoop: investeren in crisistijd Liturgie: Ps. 48 : 1 & 4 Tien Woorden Ps. 100 : 2 & 4 Gebed Jeremia 32 : 1‐27 & 37‐44 Ps. 16 : 3‐5 Jeremia 32 : 6‐15 & 37‐44 Gez. 110 Gez. 171 : 1 & 3 Gebed Collecte Gez. 115
Een teken van hoop: investeren in crisistijd
Gemeente van onze Heer Christus, mijn broeder en mijn zuster, Kopen in crisistijd? Een grote investering doen in een tijd van crisis. Dat is een risicovolle onderneming. Niemand kan met zekerheid zeggen of de waarde gaat stijgen of juist verminderen. Uit angst voor waardevermindering schrikken mensen ervoor terug om een grote aankoop te doen. Ze wachten op betere tijden en zoeken zekerheid over wat de toekomst gaat brengen. Anderen nemen het risico en tonen lef, omdat ze hoop hebben en geloven in hun onderneming. Investeren in crisistijd, wie durft? Dat hangt sterk af van je vertrouwen voor de toekomst. Maar zou je geld steken in een onderneming in bezette gebieden? Zou je bijvoorbeeld willen investeren in de aankoop van grond in oorlogsgebied? Dat hangt natuurlijk van de vraagprijs af. Als het voor een habbekrats is, zul je je er geen buil aan vallen. Veel zou je er niet voor overhebben. Maar dan dit: investeren in een onderneming die groot gevaar loopt failliet te gaan. En dat in oorlogsgebied. Dan moet je wel een groot geloof hebben in een doorstart… en hoopvol zijn voor de toekomst. Jeremia doet het! En God richt daarmee een gedenkteken op van hoop. God geeft een teken van hoop: investeren in failliet gebied Gevangen als landverrader We gaan terug naar het jaar 588, dat is vlak voor het grote rampjaar 587 v.Chr. Dit rampjaar wordt tot op de dag van vandaag herdacht door het Jodendom als een van de meest donkere jaren in haar geschiedenis. Toen is door Nebukadnessar de stad Jeruzalem compleet verwoest, inclusief de tempel. En het gros van de Israëlieten is op transport gezet naar Babel.
Jeremia 32: 6-15, 37-44 2
Jeremia had die verwoesting aangekondigd, na tal van hartstochtelijke roepen tot inkeer. In 588 bevinden we ons veertig jaar na zijn roeping, en twintig jaar na zijn heftige crisis toen hij zijn ambt als profeet dreigde neer te leggen. Jeremia heeft koning Sedekia telkens aangeraden zich over te geven aan Nebukadnessar: ‘Bied geen weerstand meer, de macht is te sterk, ga door lijden heen, blijf vertrouwen op God, en stop met de intriges en diplomatiek spel met Egypte! Je roept onheil over jezelf af.’ Sedekia weigert te luisteren, hij gaat opnieuw in zee met Egypte. Dit keer met succes, de legers uit Egypte komen te hulp, en Nebukadnessar trekt zich terug. Feest in Jeruzalem! In die tijd wordt Jeremia opgepakt als landverrader. Hij is onderweg naar het stamgebied van Benjamin voor een familieaangelegenheid. Jeremia wordt in de kerker gesmeten. ‘Zo doen we met overlopers en Babylonische spionnen!’ De gevangenis is zo mensonterend dat Jeremia een beroep doet op de koning. Sedekia geeft gehoor aan zijn klacht en gunt Jeremia een plaats in het hoofdkwartier van de wacht. Daar krijgt hij om zo te zeggen een licht arrest en heeft hij meer bewegingsvrijheid. Vreemd aanbod van familiegrond De zwaarbewaakte deur naar de binnenplaats zwaait open. Daar staat neef Chanamel in levenden lijve voor Jeremia. Hij heeft hem nu weten te vinden. Voorheen had heel zijn familie Jeremia laten vallen, ze wilden niets met zo’n onheilsprofeet te maken hebben (12:6). Maar nu staat hij daar, neef Chanamel, een oorlogsslachtoffer, berooid en in geldnood. Hij komt met het vriendelijk verzoek of Jeremia zijn losser wil zijn. Een losser komt zijn naaste familie te hulp, als die in de schulden zijn geraakt. Iedere familie had immers zijn eigen stukje grond als bestaansgrond, ze leefden van de opbrengst van het land. Kwam je nu aan lager wal, dan kon je je verwanten vragen om je financieel bij te staan. Je familielid kocht dan jouw grond, dat wil zeggen in feite de opbrengst van jouw land voor de komende jaren. En tijdens het jubeljaar kreeg je dan je land weer terug. Eigenlijk een soort hypotheek, maar dan zonder rente. Of Jeremia zo goed is om te helpen… Blijkbaar zagen alle andere familieleden ervan af Chanamel te hulp te komen. Hoopvol kijkt hij Jeremia aan, misschien maakt hij nog een kans bij de profeet. Maar waarom zou Jeremia dat doen? Wat moet je met een stuk land in bezet gebied, geruïneerd en onveilig tot en met? Dat is toch helemaal niets waard in oorlogstijd. De opbrengst van dat land kun je wel vergeten, met al die plunderende legers om je heen. Daar komt bij dat Jeremia gevangenzit en er niet eens naartoe kan. Welke rechten heeft hij als gevangene, wiens bezit verbeurd wordt verklaard? Bovendien is Jeremia ongetrouwd en heeft hij geen kinderen, waarvoor zou hij dit doen? En hij weet ook nog eens dat dit land zal worden ingepikt door Babel, geen twijfel aan. Dat gaat zeventig jaar duren! De eerste zeventig jaar maak je geen schijn van kans met dat stuk grond.
Jeremia 32: 6-15, 37-44 3
Dit gaat Jeremia dan ook niet meer meemaken. Je zou zo zeggen: kansloos verzoek, Chanamel, Jeremia is gekke Henkie niet! Wie koopt er nu een aandeel in een zo goed als failliet gebied? Aankoop als teken van hoop Het is niet te geloven, maar het gebeurt wel: Jeremia gaat akkoord! Hij koopt het stuk land van zijn neef. Als losser springt hij in de bres voor zijn neef die aan de grond zit. De prijs is niet al te hoog: zevetnien sikkel zilver (Abram kocht voor vierhonderd sikkel de grot van Machpela). De prijs is vastgesteld naar de verbruikswaarde van de grond. Maar dan nog, dat is veel te veel voor een akker die niets opbrengt. Je ziet neef Chanamel glunderend staan. Hij kan niet wachten tot hij zijn buit binnen heeft en het koopcontract is getekend. Jeremia is erin gelopen. Vervolgens gaat het er officieel aan toe. Jeremia laat geld halen en het zilver afwegen in het bijzijn van zijn secretaris Baruch. En er wordt ook een officieel document opgemaakt door Jeremia. Notarieel nauwkeurig wordt een koopakte getekend in tweevoud. Eén papyrusrol met twee onderdelen: een open en verzegeld document (in Elefantine zijn er veel van gevonden). Er zijn getuigen bij betrokken, die de transactie geldig maken. Vervolgens wordt het document opgeslagen in een kruik, om goed te bewaren voor onbepaalde tijd. Wie hier getuige van zijn, moeten meewarig de schouders hebben opgehaald: ‘die Jeremia is helemaal van slag; zielig gewoon, hij wordt er ingeluisd door zijn eigen familie.’ Wie doet er nou zoiets vreemds? Maar voor Jeremia is het een belangrijk moment! Hij houdt de koopakte stevig in handen. Hij is de koning te rijk met die papyrus in zijn handen. Dit is een tastbaar bewijs voor de toekomst. Jeremia wist namelijk dat het niet toevallig was dat zijn neef hem opzocht. Zonder het te weten handelde die Chanamel in opdracht van God. Jeremia was er door God op voorbereid dat zoiets stond te gebeuren. Het is een teken van God, in deze barre tijd. Een teken van hoop, in het graf van de wanhoop. Ook al heb je een platgebrande akker voor ogen, er komt een tijd dat hier weer gewoon wordt onderhandeld. Als garantiebewijs heeft Jeremia de aankoop van de akker in failliet gebied. Een stukje land als Gods onderpand. Hij heeft een belofte in handen. Om zo te zeggen: een tegoedbon voor de toekomst. Jeremia spreekt het ook uit als profetie, aan ieder die het horen wil. Dit zegt de Heer van de hemelse machten, de God van Israël: eens zullen in dit land opnieuw akkers en huizen worden gekocht (vs. 15). Heer van de hemelse machten, dat is de Naam van de koning van het heelal. Hij beschikt over hemelse macht, tegenover alle aards geweld. Hij voert zijn plannen uit, ongeacht welke instanties hem in de weg staan. Opvallend genoeg wordt die Naam telkens verbonden met wat geen kracht heeft in deze wereld. In verbinding met mensen die niet imponeren. Zoals bezitters van grond in failliet gebied, maar ondertussen blijft het beloofd land van God! De profeet die zo sterk van wanhoop is beschuldigd,
Jeremia 32: 6-15, 37-44 4
tekent een hoopvolle toekomst. Dit gebeurt vooral in zijn troostboek, de hoofdstukken 30‐33. Misère heeft bij God nooit het laatste woord. Met God kan de hoop niet sterven. Bestookt met twijfels Wat een Godsman die Jeremia, wat een Godsvertrouwen in de toekomst. Vergeet het! De profeet heeft nog niet gesproken of hij valt van zijn voetstuk. Nu er niemand meer bij is, wordt hij bestookt met twijfels, terwijl hij de kruik in handen houdt. De twijfel en onzekerheid slaan toe. Waar slaat dit op? Wat heeft hij gedaan?! Wat moet hij in de vrede met een platgebrande akker in oorlogsgebied? Wat koopt hij ervoor? Hoe kan hij hier ooit houvast aan hebben? Het visioen van herstel door de God van de hemelse machten is zover weg. Hij ziet het niet meer, het is even helemaal uit beeld. Ineens stort Jeremia in elkaar. Wat kan hij anders doen dan zijn hart uitstorten bij God? En hij zoekt houvast bij God, voor wie het onmogelijke mogelijk is; hij zoekt houvast bij Jahwe, die grote daden heeft gesteld in de geschiedenis. Maar hij eindigt vertwijfeld: het oorlogsgebied nadert, zwaard, honger, pest, ’t land staat op instorten, toch hebt u mij gezegd die akker te kopen! De profeet worstelt, een mens van gelijke beweging als wij. Waarom laat God zijn profeet zo in vertwijfeling achter? En waarom wordt Jeremia zo sterk teruggeworpen op zichzelf? Hij ligt opnieuw overhoop met God. God heeft gesproken, maar het spreekt zo tegen de ervaring in. Waarom moet dat zo, een profeet uitbeelden die zo onzeker is van zichzelf? Hij worstelt op hoop tegen hoop, om duidelijk te maken dat wij mensen die hoop niet vanuit onszelf hebben. Geen mens kan vanuit zichzelf die hoop ontwikkelen. Anders zou die steunen op ervaring en inschatting van mensen. Die hoop krijg je aangereikt. Die komt helemaal van de andere kant. Maar daarin vind je juist houvast. Deze hoop is niet zeker van zichzelf, maar zoekt de zekerheid buiten zichzelf. Verzekerd van beloofd herstel De intense gebedsworsteling van Jeremia wordt beantwoord. Heel eenvoudig krijgt Jeremia een bevestiging van wat hij heeft gezegd. Inderdaad, Jeremia, zo ken je Mij. Weet je weer Wie je voor je hebt? ‘Zou voor de Heer iets te wonderlijk zijn? Is er ook maar iets voor mij onmogelijk? Ik ben de Heer, de God van al wat leeft!’ Jeremia kreeg een tastbaar bewijs in handen. Heel concreet: het bezit van een failliet gebied. Voor het gevoel waardeloos, maar als God Zich eraan verbindt, is het waardevol. Gods commentaar op de symbolische handeling gaat ver uit boven wat in de handeling besloten lag. Vervolgens stapelt de Here de ene belofte op de andere. Eerst de dreiging, die wordt niet teruggenomen; het is nu onomkeerbaar, de stad gaat eraan. Maar door het lijden heen, door de diepte heen, hoelang het ook kan duren, God houdt de toekomst open. Je zaak is niet hopeloos, al voelt het
Jeremia 32: 6-15, 37-44 5
zo. Tenminste, niet als God eraan verbonden is. Zo zeker als het onheil komt, zo zeker komt het heil daarna. Het is ongelooflijk, wat God tekent aan verandering. Er komt een nieuwe liefdesverklaring. God schrijft zijn kinderen niet af. Hij belooft een verandering te bewerken, diep vanbinnen. Een totale mentaliteitsverandering is op komst, in een nieuwe verbondenheid, zodat ze van binnenuit God gaan liefhebben. En God gaat dat ook nog eens van harte doen, met hart en ziel. Hij is er blij mee. ‘Ik zal er vreugde in vinden hen te zegenen.’ Zonder voorbehoud. Hij brengt een keer in hun lot. Wat God altijd van zijn volk gevraagd heeft, gaat Hij in de toekomst zelf geven. Hij verankert het toekomstige leven in een bekering door zijn barmhartigheid. Mijn geweten vindt meer rust in uw barmhartigheid dan in de eigen onschuld (Augustinus). Van mensen uit gezien is dit onmogelijk. Je waagt het niet te geloven als je naar jezelf kijkt. Maar zo is Jahwe, de God van verbondenheid. Hij is trouw aan Zichzelf en onopgeefbaar verbonden. God belooft een nieuw begin vanuit de ondergang. Het is niet verwonderlijk dat Jeremia het zich niet kan voorstellen. Hij wordt boven zichzelf uitgetild in een vergezicht. In feite krijgt hij het werk van de Heer Jezus in beeld. Hij is de Losser, de Verlosser, niet slechts van een stukje grond, maar van complete mensen, met hun bezit en al. Hij koopt heel ons failliete leven op en telt er veel voor neer. Dat is niet in geld uit te drukken, Hij verlost met de prijs van zijn leven. Hij ging zelf de diepte in en onderging al het oordeel. De toekomst blijft open, voor ieder die gelooft in Hem. Nooit kan het zo zijn dat mensen door hun zonden en tekorten ten onder gaan. Dat kan alleen door Jezus uit de weg te gaan. Jeremia had een document in handen, heel concreet, een garantiebewijs. Die garantiebewijzen geeft Christus ook. Hij is in feite de garantie in eigen persoon. De wereld raakt failliet, maar Hij werkt aan een nieuwe wereld, met nieuwe mensen. Daarvoor geeft Hij ook garantiebewijzen: de doop waar Hij vernieuwing belooft, het avondmaal waar Hij zijn verbondenheid toont. Allemaal tastbare bewijzen van zijn liefde, met het oog op zijn komst. Hij werkt er volop aan. Die nieuwe wereld komt, door het oordeel heen, maar die is evenzeer onomkeerbaar. Wat er ook gebeurt! Dat is de levende hoop, de christelijke hoop, die niet kan sterven. Christus Jezus verdiende ook de Geest van verandering voor u. De Geest die Zichzelf telkens belooft en hardleerse mensen aankan. Die Geest van vernieuwing blijft onophoudelijk investeren in mensen. En alles wat wij hier planten en uitwerken, blijft onderpand voor later. Wat je in geloof doet, uit liefde voor Jezus; houdt zijn waarde en zal blijven bestaan. Hoe de toekomst er ook uit zal zien. Soms zie je niet eindresultaat van wat je hebt ingezet en gegeven, aan hulp, onderwijs, zorg, ver weg en dichtbij. Houd goede moed, blijf hoop houden, want onze God is niet onrechtvaardig dat Hij vergeet wat u hebt gedaan, hoeveel liefde
Jeremia 32: 6-15, 37-44 6
u aan zijn naam hebt betoond door steun te verlenen. Het is onze vurige wens dat ieder van u tot het einde toe dezelfde ijver aan de dag blijft leggen, totdat alles waarop wij hopen verwezenlijkt zal zijn (Hebr. 6:10v). Als morgen de wereld vergaat, plant ik vandaag een appelboompje (Luther). Roland Holst: ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven, maar doe mij in uw oogst geloven waarvoor ik dien. In een van zijn brieven vanuit zijn gevangeniscel schrijft Dietrich Bonhoeffer aan zijn verloofde Maria. Er is weinig kans dat hij ooit nog vrijkomt: ‘Bij Jeremia klinkt het tot zijn volk in grote nood: “nog zal men huizen en akkers kopen in dit land”, als teken van vertrouwen in de toekomst. Daartoe behoort geloof; God schenkt ons dat dagelijks; ik bedoel niet het geloof dat de wereld ontvlucht, maar dat het in de wereld uithoudt en de aarde, ondanks alle nood die zij ons brengt, vasthoudt en haar trouw blijft. Ons huwelijk moet een “ja” zijn tot Gods aarde. Ze moet onze moed versterken om op die aarde wat tot stand te brengen en te bewerken. Ik ben bang dat christenen die slechts met één been op de aarde durven te staan, ook maar met één been in de hemel staan.’ Amen.