DOSSIER: KINDEREN EN SPELEN
Kinder- en jeugdtheater
132
Een speelplek voorbij de “veilige omgeving” Katrien Vandendriessche & Bruno Vanobbergen UGent, vakgroep Pedagogiek
Ga je met mij varen? De boot ligt klaar ga je met mij varen? de wind staat ons te wenken de wolken wijzen en het grote zeeschip snuit zijn neus ga je met mij varen? Het patrijspoort lonkt wij hebben een hut zo groot als de zee en een bed witter dan het schuim der golven ga je met mij varen? Uit: Het innerlijk belang – Hans Lodeizen
OVER VEILIGE OMGEVINGEN EN HET BELANG VAN HET KIND
Wanneer we vandaag over de vrije tijd van kinderen spreken, doen we dat graag vanuit de idee van een “veilige omgeving”. We zijn er allemaal van overtuigd dat onze samenleving de voorbije tijd steeds complexer is geworden en dat deze complexiteit ook uitdrukkelijk een kenmerk van de leefwereld van kinderen van vandaag vormt. De leefwereld van kinderen is een druk bezette wereld, niet gespeend van gevaren en risico’s. Met de klemtoon op het creëren van een “veilige omgeving” voor kinderen, geven we aan dat we ons goed bewust zijn van deze gevaren en dat we ze tegelijkertijd maximaal proberen weren. Een “veilige omgeving” wordt zo een plek waar kinderen zonder kommer en kwel hun kindertijd kunnen beleven. Er zijn voorbeelden te over om dit te illustreren. Kijken we bijvoorbeeld naar de manier waarop Ketnet zich als kinderzender naar de ouders van de kinderen presenteert. Ketnet hanteert zelf de “veilige omgeving” metafoor, waarbij “veilig” wordt begrepen als “buiten gevaar”, “vrij van alle gevaren”. Dit wordt heel duidelijk wanneer Ketnet de virtuele toer opgaat. Op 1 september 2008 lanceerde men “Kaatje en Kamiel”1, “de nieuwe crossmediale totaalbeleving voor peuters en kleuters”. Naast een nieuwe televisieprogrammatie, hield deze vernieuwing ook een website 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
voor peuters en kleuters in. De metafoor waarin deze “crossmediale totaalbeleving” gegoten is, is bijzonder mooi. De wereld van “Kaatje en Kamiel” is de wereld onder een schudbol: feeëriek, maar strak afgelijnd; magisch, maar er kan niemand binnen of buiten2. Net zoals peuters en kleuters gaat Kaatje op ontdekking in de wereld, de wereld van de schudbol. Tegelijkertijd wil een speciale ouderwebsite3 de ouders informeren over deze digitale omgeving opdat zij er “hun kinderen zouden kunnen inleiden en begeleiden”. Met deze – voor kinderen geconstrueerde – omgeving en tal van andere kinderprogramma’s wil Ketnet kinderen zo op “een gerichte en goed begeleide manier op weg helpen naar zelfstandigheid”. Zo wil Ketnet kinderen stimuleren om “creatief te zijn, hun verbeelding te laten spreken en de samenleving op hun eigen tempo te ontdekken en te begrijpen”4. Het is evenwel niet enkel de digitale wereld die zich als een “veilige omgeving” presenteert. Ook de “echte wereld” claimt graag dit label. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de binnenspeeltuinen, indoorpretparken en “funhouses” voor kinderen (en hun ouders). Deze willen voor kinderen een omgeving zijn waarin “ontdekking en avontuur centraal staan” en willen vaak “een alternatief bieden voor de televisie, video en dvd, internet, elektronische games en zo meer”5. Een uitgebreid aanbod van glijbanen, loopbruggen, trampolines, springkastelen, ballenbaden, klimmuren, … moet deze ambities vormgeven. Naast avontuurlijk en uitdagend, presenteren deze omgevingen zich vooral als éxtra veilige omgeving voor kinderen en dat is niet zonder reden. Met het Koninklijk Besluit van 28 maart 20016 (nader toegelicht in het handboek “Veiligheid van Speelterreinen”7) betreffende de uitbating van speelterreinen heeft de Belgische overheid duidelijke regels opgesteld om de veiligheid van de consument te beschermen. Ook de collectieve speeltoestellen en
KETNET, “Kaatje en Kamiel, De “crossmediale omgeving” voor peuters en kleuters”, geraadpleegd op http://kaatje.ketnet.be/#/startscene. Persbericht KETNET, “Ketnet introduceert “Kaatje Van Ketnet” en Ketnet+”, 26 augustus 2008, geraadpleegd op http://www.tv-visie.be/inhoud/nederland/ ketnet-introduceert-kaatje-van-ketnet-en-ketnetplus_24557. KETNET, Ouderwebsite van Kaatje en Kamiel, geraadpleegd op http://kaatjeouders.ketnet.be. VRT, Jaarverslag 2007, 34-35, geraadpleegd op http://www.vrt.be/extra/JV07.pdf. JABBEDOE, “Binnenspeeltuin “Jabbedoe” te Herzele”, geraadpleegd op www.jabbedoe.be. Vlaanderen kent reeds een groot aanbod van binnenspeeltuinen. K.B. 28 maart 2001 betreffende de uitbating van speelterreinen (B.S. 9 mei 2001), gewijzigd door het K.B. van 28 september 2003 (B.S. 2 december 2003). Dit K.B. kadert in de wet van 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten. Het handboek “Veiligheid van Speelterreinen”, versie 15 februari 2006, vormt een toelichting bij het K.B. en heeft als vertrekpunt de aandacht voor de Europese normen (EN1176 (speeltoestellen) en EN1177 (schokdempende bodemoppervlakken)). Geraadpleegd op http://mineco.fgov.be/ protection_consumer/consumentenveiligheid/files/16-Handboek_Veiligheid_van_Speelterreinen_nl.pdf. Het handboek ziet veiligheid niet als het uitgangspunt maar als de eerste randvoorwaarde van een kwaliteitsvolle speelruimte; toch doet de lijvigheid van het handboek iets anders vermoeden.
132 – TJK 2009/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
KINDER- EN JEUGDTHEATER. EEN SPEELPLEK VOORBIJ DE “VEILIGE OMGEVING”
speelterreinen vallen onder dit besluit. In het K.B. wordt het speelterrein als een omgeving voor kinderen gedefinieerd vanuit het beperken van het gevaar en de eraan verbonden risico’s. Hoewel daarin de aandacht voor het spel en spelen van kinderen van fundamenteel belang lijkt te zijn, worden de uitdaging, het aanmoedigen van inventiviteit en de ontdekking van nieuwe speelmogelijkheden sterk omschreven in termen van risico’s hanteren en risico’s trachten te beperken. Uitbaters van een speelterrein worden opgeroepen om voortdurend alert te zijn voor de veiligheid van het speelterrein of de speelruimte. Instrumenten als het uitvoeren van een risicoanalyse, het nemen van de nodige preventiemaatregelen en een regelmatig nazicht, onderhoud en controle dienen de speelplek als “veilige omgeving” te verzekeren. Wanneer we het voorbeeld van “Kaatje en Kamiel” en dat van de binnenspeeltuinen nader bekijken, rijst de vraag naar het sóórt van “veilige omgeving” dat hier verschijnt. In bovenvermelde voorbeelden verschijnt een “veilige omgeving in het belang van het kind” niet alleen als een beschermde, gemoedelijke omgeving – denken we aan de schudbol bij “Kaatje en Kamiel” – maar eveneens als een erg (voor-)gestructureerde omgeving. Het is een omgeving die voor een groot stuk is vormgegeven door heel wat voorschriften, richtlijnen en maatregelen. Zo geeft het handboek “Veiligheid op Speelterreinen” in detail weer op welke manier speeltoestellen op een speelterrein tegenover elkaar en op welke afstand van elkaar geplaatst moeten worden. Of welke materialen aan welke specifieke eisen voor welke speeltoestellen moeten voldoen. Dit heeft implicaties voor de manier waarop kinderen ruimte krijgen om de uitdaging met de buitenwereld en met zichzelf in deze wereld aan te gaan. De leefwereld van kinderen verschijnt zo als een erg voorgestructureerde wereld. Het ontwerpen en concreet vormgeven van deze omgevingen ontstaat vaak door een eenzijdige inbreng van de volwassene, die de vormgeving en exacte inhouden bepaalt voor het kind, naar het kind dat experimenteert met de voor hem/haar geconstrueerde omgeving. Zo lijkt de omgeving, speciaal voor kinderen, bijna uitsluitend vormgegeven en ontwikkeld vanuit de volwassene die concreet zicht heeft op al deze maatregelen en deze tracht toe te passen omdat het belangrijk is dat een kind zich in een zo veilig mogelijke omgeving kan ontwikkelen. Dat dit niet alleen implicaties heeft voor de inhoud van de leefwereld van kinderen, maar ook voor de wijze waarop pedagogische relaties gestalte krijgen, is evident. We komen daar verder op terug. 8. 9. 10. 11.
Het spreken in termen van “een veilige omgeving creëren voor kinderen” komt voort uit een bepaalde interpretatie van “het belang van het kind”, zoals we dit terugvinden in het artikel 3 van het VN-Verdrag inzake de Rechten van het Kind (1989)8. Daarin geeft de eerste paragraaf aan: “Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.” Dit artikel 3 wordt algemeen beschouwd als richtinggevend voor alle bepalingen in het Verdrag en krijgt bijgevolg in de concretisering ervan een invulling. Met dit artikel stelt het Verdrag dat alle acties met betrekking tot het kind in gelijk welke vorm rekening dienen te houden met zijn of haar belang. Het spreken over “het belang van het kind” verwijst naar een bepaalde manier van denken en spreken over kinderen en opvoeding9. Het is hierbij belangrijk om dit “belang van het kind” niet uitsluitend te definiëren als een recht dat kinderen hébben10. Kinderen hébben rechten maar fundamenteler stelt de vraag zich op welke manier deze rechten zich effectief realiseren. Dit betekent dat de rechten van kinderen in hun bredere sociale context moeten worden geplaatst. Zo rijst de vraag wat de betekenis van het recht uit artikel 3 kan zijn. “Het belang van het kind” concretiseert zich met andere woorden in die contexten waar kinderen deel van uitmaken en waar kinderen, samen met andere kinderen, ouders en andere volwassenen in wederzijdse afhankelijkheid hun rechten trachten te realiseren. Dit vraagt ruimte voor betrokkenheid, zorg en dialoog met kinderen. Zij zijn immers ook een actieve betekenisverlener in de concrete context11. In dit artikel willen we het jeugdtheater als context nemen om “het belang van het kind” verder te concretiseren. Het uiteindelijke opzet zal erin bestaan voorbij de idee van een “veilige omgeving” te gaan zoals we die in heel wat actuele vrijetijdscontexten voor kinderen geïllustreerd zien. Als specifieke onderzoekscontext kiezen we voor de “KOPERGIETERY”, een toonaangevend kinder- en jeugdtheater in Europa. De “KOPERGIETERY” heeft haar roots in Gent. Eind jaren zeventig werd daar onder impuls van Eva Bal een “speelteater” opgericht. Vandaag is de “KOPERGIETERY” uitgegroeid tot een gezelschap dat producties creëert voor en met kinderen en jongeren uitgaand van hun leefwereld, theaterateliers inricht met kinderen en jongeren, en nationale en internationale gastvoorstellingen programmeert. In dit artikel willen we op zoek gaan naar
E. VERHELLEN, (2008), “Een inleiding tot het Verdrag inzake de Rechten van het Kind”, in W. VANDENHOLE (ed.), Kinderrechten in België (17-36), AntwerpenOxford, Intersentia. M. BOUVERNE-DE BIE en R. ROOSE, (2007), “Het belang van het kind of een vraag naar de legitimiteit van de jeugdbescherming en bijzondere jeugdbijstand”, TJK 4, 206-213. R. ROOSE en M. BOUVERNE-DE BIE, (2007), “Do Children have rights of do their rights have to be realised? The United Nations Convention on the Rights of the Child as a frame of reference for pedagogical action”, Journal of Philosophy of Education, 41(3), 431-443. D. REYNAERT, (2007), “Editoriaal. Het belang van het kind. Zoektocht naar een lading voor de vlag”, TJK, 4, 203-205.
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2009/2 – 133
133
DOSSIER: KINDEREN EN SPELEN
134
de manier waarop “het belang van het kind” in de “KOPERGIETERY” wordt ingevuld en dit enerzijds vanuit het eigenlijke handelen met/naar en anderzijds het denken over kinderen. Het antwoord hierop laat zich in twee delen opsplitsen: (1) Vooreerst concretiseren de belangen van het kind zich in een bepaalde manier van werken en creëren met kinderen vanuit een dialoog tussen kind en volwassene. Hier verschijnt een praktische/ methodische vertaling van de notie van “het belang van het kind”. De aandacht gaat uit naar wat dit pedagogisch gezien oplevert voor de relatie tussen kinderen en volwassenen. (2) Vervolgens vestigt onze aandacht zich meer op inhoudelijk vlak, waarbij het denken over kinderen (en hun belangen) en hun kind-zijn onder meer een invulling krijgt vanuit de inhoud van de voorstellingen zelf. Een antwoord op deze onderzoeksvragen trachten we te geven aan de hand van een analyse van theatervoorstellingen12 waarin speciale aandacht uitgaat naar het kind, kindbeelden of een bepaalde kindthematiek. Onze analyse in dit artikel ligt op het ontdekken van die elementen die een mogelijke invulling geven aan “het belang van het kind”. De analyse van het onderzoeksmateriaal is gebeurd door het systematisch lezen, herlezen en ordenen van het materiaal. Met de woorden van Eva Bal willen we dit proces omschrijven als “organisch gegroeid” vanuit het concreet voeling krijgen met de materie en met de context. Er is daarbij een onderscheid gemaakt tussen de meer algemene teksten (zoals de beleidsteksten en visieteksten) en het materiaal dat systematisch per theatervoorstelling van de “KOPERGIETERY” in het archief terug te vinden was. Alle passages die betrekking hebben op het kind, het kindperspectief en de relatie tussen kind en volwassene werden eruit geselecteerd en geordend per voorstelling, en binnen elke voorstelling per databron. Concreet gaat dit over 25 voorstellingen en binnen elke voorstelling – in de mate van aanwezigheid en beschikbaarheid – over een 7-tal “verschillende” databronnen.
12.
13. 14.
15. 16.
17.
DE “KOPERGIETERY” EN HET BELANG VAN HET KIND: TUSSEN KOESTEREN, INSPIREREN EN UITDAGEN EEN PLEK OP DE RAND VAN HET NEST: WERKEN EN CREËREN MET EN VOOR KINDEREN
In haar werken en creëren met en voor kinderen omschrijft de “KOPERGIETERY” zich als een “broedplaats”, een “ontmoetingsplaats”, een “laboratorium” voor talent “op de rand van het nest”13, een open huis voor jonge kunst waarbij theater voor en door jonge mensen centraal staat; veeleer dan een theaterfabriek waar systematisch theaterprojecten en theaterproducties worden afgeleverd. Het gaat hierbij om een “leefplek”, een plaats waar kinderen zich thuis voelen, zich aangesproken weten. De “KOPERGIETERY” staat voor een omgeving die zowel koesterend als inspirerend tegelijk wil zijn. In haar denken en handelen wil de “KOPERGIETERY” een plek zijn waar meer te ontdekken is dan alleen theater, waar kinderen zelf kunnen kiezen uit een meerduidig aanbod, waar kinderen zich bij aankomst prettig en veilig voelen, welkom zijn, waar zij hun hele “achterland” mee naar toe kunnen nemen en waar zij worden aangesproken op controverse, uitdaging, ontroering, schoonheid, …14 In haar beleidsplan15 geeft de “KOPERGIETERY” expliciet aan dat het kind een centrale plaats krijgt. Het kind is begin- en eindpunt, ijk- en ankerpunt in de hele filosofie. Hiermee wordt onmiddellijk een bepaalde invulling van “het belang van het kind” gegeven. De “KOPERGIETERY” kiest er voor om een plaats te zijn waar elk kind de aandacht krijgt die het op dat moment nodig heeft. Een realisatie die zich niet zozeer laat noemen in uitgesproken begrippen maar zich veeleer laat voelen in een eigenlijk handelen met en denken over kinderen, theater en opvoeding. Zo wil de “KOPERGIETERY” een plek zijn waar de ontmoeting tussen het kind, de jongere en de theatermaker/kunstenaar16 centraal staat. Het wil een plek zijn die met hun wereld interfereert, een plek die de ontmoeting met “het Andere” en met “Anderen”17 in de hand werkt. Hierin wordt het kind, de jongere niet louter aangesproken, maar beschouwd als creatief en
Doe het licht eens aan (1975), Vreemd kind in je straat (1976), Spring (1979), Pas maar op… of anders (1980-1981), Tot we kwaad worden (1981), Vogelvrij (1981), De Boot (1983), Enfantillages (1986-1987), De Tuin (1991-1992), The Right Shoes (1993-1994), Achter Glas (1994-1995), De heuvels van blauw (1995-1996), Winters (1995-1996), Voetstappen in de nacht (1997-1998), Littekens & bergman (1997-1998), Bentekik (1999-2000), Monologen 1 (2000), Balmoral (2002-2003), Doolhoofd (2002-2003), Wilde Dingen (2002-2003), Naar Oom (2005-2006), Shelter (2005-2006), Donkergroen (2005-2006), Martha Marthe Mathilde Matthieu (2007-2008), Pubers bestaan niet (2008-2009), Satijn en Witte Wijn (2008-2009). In haar beleidsplan (Speelteater/KOPERGIETERY 1 juli 2001 – 30 juni 2005) omschrijft de “KOPERGIETERY” zichzelf met de begrippen “broedplaats”, “laboratorium” voor talent “op de rand van het nest”. In haar beleidsplan (Speelteater/KOPERGIETERY 1 juli 2001 – 30 juni 2005) omschrijft de “KOPERGIETERY” zichzelf als “een huis voor podiumkunsten waar het kind centraal staat, meer dan een kinderopslagplaats met een gemiddelde opvangtijd van 60 minuten en iets anders dan een ‘ghetto’ van kindjes-bijelkaar; het is een huis waarvan de deuren de hele dag én ‘s avonds openstaan voor een breed publiek”. Beleidsplan Speelteater/KOPERGIETERY 1 juli 2001 – 30 juni 2005. In deze context van het kinder- en jeugdtheater spreken we expliciet over de “volwassene” in termen van de “theatermaker”. Met andere woorden, wanneer in dit artikel gesproken wordt over de “volwassene” bedoelen we in hoofdzaak/in de eerste plaats de “theatermaker’” die aan de slag gaat met het kind (kinderen). De “KOPERGIETERY” wil een plek zijn die de ontmoeting met het “Andere” en met “Anderen” in de hand werkt. De “Andere” en de “Anderen” worden in het beleidsplan (Speelteater/KOPERGIETERY 1 juli 2001 – 30 juni 2005) expliciet met een hoofdletter aangegeven. In het beleidsplan wordt niet verder geëxpliciteerd waarom deze keuze precies is gemaakt.
134 – TJK 2009/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
KINDER- EN JEUGDTHEATER. EEN SPEELPLEK VOORBIJ DE “VEILIGE OMGEVING”
actief deelnemer (participant) bij het maken van een voorstelling. Eva Bal spreekt in deze context van een noodzakelijke wisselwerking tussen volwassene en kind, waarbij het “gesprek” de invulling vormt. Luisteren naar de signalen van het kind vormt de basis om deelgenoot te worden van zijn/haar wereld, om de inspirerende stem van het kind hoorbaar te maken. Met de voorstelling “Balmoral” (2002-2003), ontstaan op vraag van het Kinderrechtencommissariaat, wil het theater het thema “kinderrechten in het gezin” voor en door kinderen bespreekbaar maken. Deze voorstelling gaat over en is tegelijk ontstaan vanuit de communicatie en verwachtingen van ouders (volwassenen) en kinderen, over het evenwicht tussen “erbij horen” en “een eigen leven leiden”, tussen “geborgenheid” en “eenzaamheid”. Vanuit de ervaringen, inzichten en ideeën van de kinderen (tussen zeven en dertien jaar) is getracht om de dingen die voor kinderen belangrijk zijn, de dingen die hun aanbelangen met betrekking tot “kinderrechten” en “gezin”, te projecteren/verbeelden in een voorstelling. Hiermee wil de “KOPERGIETERY” een schets maken van wat het voor kinderen betekent om zoiets als “kinderrechten” te hebben en meer nog wat het voor hen zou betekenen om deze gerealiseerd te zien. Deze realisatie vertaalt zich niet alleen in de voorstelling zelf maar nog fundamenteler in het maken van de voorstelling door het samen aan de slag gaan. De “KOPERGIETERY” heeft het over de wederzijdse inspiratie tussen acteur en kind, tussen auteur en kind, tussen volwassene en kind als basis voor elk proces. Deze wederzijdse inspiratie concretiseert zich van oudsher in de specifieke “werkwijze”18 van de “KOPERGIETERY” waarbij het wederzijds betrokken zijn op elkaar, vormgegeven in de dialoog met en houding tot elkaar, het fundament vormt. Elke voorstelling is daarom het proces van een groeien, een componeren, een improviseren, een associatief vinden en combineren. Het gaat niet om een recept of een stramien waarin de kinderen gedwongen worden, maar om een voorstelling die haar eigen onderwerp en presentatievorm zoekt en vindt tijdens het creatieproces. Dit “proces” van samen op weg gaan, samen-werken, samen (met elkaar) zoeken toont de relatie tussen kind en volwassene in de “KOPERGIETERY”; fundamenteel vormgegeven in en door het gesprek met elkaar. Theater voor kinderen en jongeren vraagt om dat doorlopende gesprek mét hen. Een dialoog tussen kinderen van nu en theatermakers van nu. Het vraagt een voortdurend delen, 18.
19. 20. 21. 22. 23.
bezorgd zijn om elkaar, verwonderd blijven om elke nieuwe inbreng. “Theater kan en moet een ‘ervaringsproces’ zijn, een uitgelezen plek voor confrontatie”19. Eva Bal spreekt over theater voor kinderen en volwassenen als de bevlogenheid tussen beide. Volwassenen en kinderen leven nu eenmaal samen in eenzelfde maatschappij. En dat kind heeft net als ieder ander mens, eigen beelden, eigen visies die het communiceert; ook aan volwassenen20. “Wanneer een tienjarig jongetje schrijft: ‘Ik ben bang voor oorlog, voor beelden op de televisie, maar het meest van al ben ik bang als ik ‘s avonds mijn fiets moet binnen stellen’, en je maakt zo’n oorspronkelijk gevoel tot theater, dan is het normaal dat dat kinderen zowel als volwassenen aanspreekt. Het komt er op neer niet neerbuigend naar kinderen toe te werken, maar een over-en-weer-proces met hen op gang te brengen. Daarom maak ik kindertheater.”21 Niet alleen in de concrete manier van werken mét de kinderen, maar ook in het werken naar kinderen toe, heeft de “KOPERGIETERY” aandacht voor wat kinderen nodig hebben. De voorstelling “The Right Shoes” (1993-1994) is een project opgezet – met als uitgangspunt “de Rechten van het Kind” – vanuit de humanitaire visie dat kinderen, zelfs en vooral in tijden van oorlog, recht hebben op leven, veiligheid en cultuur22. De voorstelling heeft tot doel de kinderen, die in een situatie leven waarin hun rechten met de voeten worden getreden, de mogelijkheid te bieden om zich te ontspannen en als kind aangesproken te worden. Een uurtje theater voor deze kinderen betekent een uurtje zonder ellende, zonder spanning, een uurtje gewoon kind zijn. Voor Eva Bal vormen de lach van de kinderen, hun geboeide en geamuseerde blikken het mooiste antwoord op de vraag of zo’n project wel zin heeft. Op die manier wil Eva Bal kinderen in een “onveilige situatie/ omgeving”, zich even een beetje veilig laten voelen en dan moet de boodschap gewoon heel duidelijk zijn: “ik sta hier voor jou, ik lach hier naar jou, ik spreek met jou”23.
EEN (SPEEL)PLEK VOOR HET NIET-VERTROUWDE Opmerkelijk in de verschillende producties van de “KOPERGIETERY” is dat vaak controversiële thema’s gekozen worden om een voorstelling vóór kinderen te creëren of mét kinderen een voorstelling te maken. Kinderen die aan de rand van de maatschappij leven, niet
In de pers en de literatuur lijkt dit bijzondere proces van theater maken snel te vervallen in “de methode Eva Bal” of “het improvisatietheater van Eva Bal”. Eva Bal zelf spreekt liever over een “organisch bezig zijn”. Het is een proces dat gaandeweg groeit in dialoog met elkaar, een proces van inspraak en samenwerking. In het beleidsplan van 1997-2001 wordt expliciet aandacht besteed aan de wederzijdse betrokkenheid op elkaar, het in “confrontatie” gaan met jezelf en elkaar. Uit een persartikel: een interview van Majo De Saedeleer met Eva Bal, Spectator, juli 1982. Uit een persartikel: een interview van Nic Balthazar met Eva Bal, Vooruit, 4 juni 1988. Uit de aankondiging van de voorstelling “The Right Shoes” (1993-1994). Uit een persartikel “Het gevoel dat de kooi opengaat. Hotel Solaris, Kroatie: teater voor ontheemden’” een interview van Anna Luyten met Eva Bal, DS Magazine, 29 juli 1994.
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2009/2 – 135
135
DOSSIER: KINDEREN EN SPELEN
136
omdat ze zich met criminaliteit inlaten, maar omdat ze door ziekte, een of andere eigenschap die hun “anders” maakt dan anderen, door hun huidskleur of doordat ze door hun ouders emotioneel of praktisch verwaarloosd worden, lijken haar voorkeur weg te dragen. Kinderen worden in de verschillende voorstellingen en tijdens het creatieproces van een voorstelling aangesproken op uitdaging en controverse24. De uitdaging ligt in het aangaan van de confrontatie met de reële thema’s, maar ook in het proberen begrijpen van de boodschap van de voorstelling. Heel wat van de voorstellingen hebben geen vertrouwde verhaalstructuur. Zo brengt het stuk “Satijn en Witte Wijn” (2008-2009) van Eva Bal woorden en beelden bij de poëzie van Hans Lodeizen. Deze poëzie is oorspronkelijk voor volwassenen bedoeld en voor kinderen helemaal niet evident. Dit stuk lijkt allerminst bevattelijk voor kinderen, het is grillig en onvoorspelbaar. Doorheen de verschillende voorstellingen van de “KOPERGIETERY” vormt het overlevingsinstinct en vooral de overlevingskunde van kinderen een centraal gegeven25. De idee van de wil tot overleven, de kordate kracht, de vitaliteit, de openhartige moed en de veerkracht van een kind om er voor te gaan en de situatie te doorleven. “Winters” (1995-1996), een voorstelling over de fantasie- en denkwereld van een ziek kind – geïnspireerd op de verhalen van en gesprekken met langdurig zieke kinderen – is confronterend maar tegelijk hartverwarmend. Deze voorstelling straalt de voortdurende balans tussen de hoop en wanhoop van een kind uit. Het weerspiegelt de lust om te leven, maar ook de machteloosheid tegenover iets waar niemand schuld aan heeft26. Beelden over de voor volwassenen verborgen kinderwereld laten – naast indrukken van grote eenzaamheid en hardheid – vooral ook indrukken van grote vitaliteit na. Met de vechtlust van het zieke kind in de voorstelling, de warmte en levensgevende energie dat het kind uitspreekt/uitstraalt en tegelijk grote fantasie – geënt op de realiteit – wil jeugdtheater kinderen laten kennismaken met een andere wereld, een wereld die voor hen minder vanzelfsprekend doch niet geheel ongekend is. Meer nog vormen de belangen van de kinderen waarover de voorstelling gaat, een essentiële kracht. De voorstelling draagt hun stem en hun verhaal. Met theater wil de “KOPERGIETERY” de kinderen in deze wereld een hart onder de riem steken op een warme, toegewijde en respectvolle manier en hen een gevoel van “veiligheid” en “warmte” geven. Een voorstelling over oorlog, over de dood en de angst om alles te verliezen, zelfs je eigen naam, gespeeld door kinderen en onder meer geïnspireerd door teksten van 24. 25. 26. 27. 28.
kinderen uit/tijdens de oorlog in Vucovar (Kroatië), lijkt kinderen allerminst enige houvast of zekerheid te bieden. “Achter Glas” (1994-1995) gaat over de eenzaamheid binnenin een kind, een kind van de oorlog, de verwarring en ontreddering van een kind dat het contact met zijn reële omgeving kwijt is, maar het kan om het even welk kind zijn dat vernederd wordt. Het kind dat ooit dacht dat alles in orde was, dat alles in orde moest zijn – de vorken links, de messen rechts van het bord – ziet werkelijkheid en verbeelding meer en meer door elkaar lopen. Het ziet wat er in die wereld gebeurt maar kan niet meer tussenkomen27. De teksten uit de voorstelling lijken vaak onschuldige teksten, geschreven vanuit een droom, de droom van een kind, maar de achterliggende realiteit maakt ze treffend en tastbaar. Ze bevatten tegelijk agressie en lieflijke bescherming. De sobere teksten (van Heleen Verburg) prikkelen de verbeelding en doen nadenken. De voorstelling laat de spelers het realisme van hun eigen kleine persoonlijke wereld ontstijgen en hen opgaan in een droom, waarin ontelbare dromen samenvloeien28. Geen uitgesproken boodschap of aanklacht kleurt de voorstelling, wel een laten zien en voelen hoe kinderen vandaag de realiteit ervaren en wat voor hen daarin noemenswaardig is. Er zijn geen personages in deze voorstelling. De eigen uitstraling van de kinderen die meespelen bepaalt het beeld. Hiermee staat de kracht van het kind en wat een kind te vertellen heeft centraal. Ik zou iets willen hebben waarvan ik zou kunnen houden. Niet een beertje of zo of een auto, maar iets. Uit: “Achter Glas” (1994-1995) Ik kan het zien Als mensen zeggen Ik kom terug Maar dat ze dan niet terug komen Dan zijn ze anders. Uit: “Achter Glas” (1994-1995) “Ik zou iets willen hebben waarvan ik zou kunnen houden.” Er is geen kind dat op een dag opstaat en zegt: “vandaag ga ik zwerven”. In de voorstelling “Naar Oom” (20052006) vormen de verhalen van kinderen uit een opvangtehuis in Bulgarije een inspiratiebron. Met mondjesmaat krijgt hun verhaal vorm in (vaak) korte, op het eerste gezicht soms weinig of nietszeggende gesprekken. Net die kleine dingen, soms banaal en misschien op het eerste gezicht zelfs verwerpelijk, doen ertoe, en maken de voorstelling tot wat ze is. Het zijn juist deze dingen die het meest raken en die het meest zeggen over wat de kinderen hebben meegemaakt. Eén ding hebben de kinderen allemaal gemeen, ze hunkeren
Beleidsplan Speelteater/KOPERGIETERY 1 juli 2001 – 30 juni 2005. Uit de aankondiging van de voorstelling “Winters” (1995-1996). Uit Knack. Uit de aankondiging van de voorstelling “Achter Glas” (1994-1995). Uit een persartikel: “Achter Glas”, Knack, 9 februari 1994.
136 – TJK 2009/2
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
LARCIER
KINDER- EN JEUGDTHEATER. EEN SPEELPLEK VOORBIJ DE “VEILIGE OMGEVING”
eigenlijk allemaal naar hetzelfde: familie, ergens bijhoren. Vriendschappen zijn van enorme waarde, samenblijven is van levensbelang. De “KOPERGIETERY” wil met deze voorstelling niet alleen de kinderen uit een opvangtehuis in Bulgarije de kans bieden uit te drukken wat hun aanbelangt maar wil ook de kinderen hier bewust maken van, leren kijken naar, leren openstaan voor niet-vertrouwde (nieuwe) situaties.
HET JEUGDTHEATER: OVER INLEIDEN EN UITLEIDEN In dit artikel hebben we getracht invulling te geven aan “het belang van het kind” in het jeugdtheater. Het jeugdtheater schept werelden die anders zijn dan de wereld die we gewoon zijn. En net dit maakt dat we op een andere manier naar het gewone, het vertrouwde en het alledaagse gaan kijken. Het gaat hierbij niet om de hoop en verwachting dat jeugdtheater onze samenleving zal redden29. Het gaat veeleer om de vaststelling dat als we over jeugdtheater spreken, we dit nooit doen in termen van “een veilige omgeving voor kinderen creëren”. Het jeugdtheater is geen veilige omgeving, wanneer “veilig” begrepen wordt als “buiten gevaar, vrij van alle materiële en morele gevaren”. Jeugdtheater daagt kinderen uit zichzelf op het spel te zetten. Maar niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen staan voor deze uitdaging. Jeugdtheater creëert contexten waarin kinderen én volwassenen een antwoord proberen te formuleren op passie, drager van deze contexten. Dit antwoord kenmerkt zich door onvoorspelbaarheid, toevalligheid en eindigheid, fundamentele kenmerken van ons leven als mens. Jeugdtheater is niet gestut op een volwassen-kindrelatie waarin kindergeluk en -welzijn vorm krijgen op basis van het project van de volwassene. Daar waar de invulling van “het belang van het kind” in de zogenoemde veilige omgevingen veeleer invulling krijgt als een proces waarbij de volwassene vorm gaat geven aan wat voor het kind bedoeld is, krijgt dit belang in de “KOPERGIETERY” vorm vanuit een menselijke interactie tussen beide. Het kind en de volwassene gaan door en in het gesprek de ontmoeting met elkaar aan. Een ontmoeting die een zekere houding, een houding van evenwaardigheid, gelijkwaardigheid en vertrouwen tussen kind en volwassene veronderstelt. Met deze manier van werken met kinderen en het creëren voor kinderen wil de “KOPERGIETERY” een appel doen op het kind, opdat het zich uitgedaagd en medeplichtig voelt. Het vraagt een ernstig nemen van de beginsituatie van de kinderen, de maatschappij waarin ze leven, de verschillende contexten waarin ze een groot deel van hun tijd 29. 30. 31. 32. 33.
doorbrengen en de individuele levensbiografie van het kind30. Dit is een heel andere betrokkenheid dan de betrokkenheid die gesuggereerd wordt in omgevingen zoals “Kaatje en Kamiel”. Het gaat hier over de uitdaging om zichzelf en de andere te leren kennen, te ontdekken vanuit het samen op weg gaan, waarbij de volwassene nooit veraf, maar toch niet de sturende factor is. “Het belang van het kind” ligt in de relatie tussen het kind en de volwassene, opdat het kind zich “veilig” voelt/weet in deze relatie en niet in de invulling die de volwassene aan dat belang geeft. Jeugdtheater verschijnt zo als een plek waar kinderen zich “veilig” voelen zonder hierbij een gevoel te krijgen dat de weg voor hen reeds bepaald of uitgestippeld is, dat de idee van “veiligheid/veilige omgeving” reeds van vooraf bepaald is. Het gaat om het koesteren van de uitdaging met en betrokkenheid op elkaar. Vanuit die gedachte worden de kinderwereld en de volwassen wereld niet strikt van elkaar gescheiden gehouden, maar kunnen we theater beschouwen als een “inleiden” in een gemeenschappelijke cultuur. Het gaat daarbij om een zich eigen maken, als een zoeken naar de waarheid van die ervaringen voor elke individuele mens hier en nu31. Niet alleen in de werkelijke daadkracht in het creatieproces maar ook door en in het verhaal van de kinderen, hun gevoelens, groot en klein, krijgt het belang van het kind een invulling. Het gaat erom kinderen als krachtige individuen te benaderen door te luisteren naar hun mening, te luisteren naar wat voor hen van belang is, wat er voor hen toe doet. Het gaat daarbij over het lef hebben om te kijken, om stil te staan. Het gaat om gewoon “de tijd dúrven nemen, dúrven kijken, leren en openstaan”32. Het is in het belang van het kind om hen kennis te laten maken, met die werelden waarmee ze niet of minder vertrouwd zijn, vanuit de idee dat het kind in staat is om invulling en interpretatie te geven, ook aan moeilijkere thema’s. Jeugdtheater wil het onvoorspelbare aanwenden, het niet-vertrouwde een plaats bieden. Het vraagt om vertrouwd te raken met het feit dat het goed is dat er gepraat wordt, ook over op het eerste zicht controversiële – “voor kinderen niet toegelaten” – thema’s, dat kinderen dat aankunnen, en dat willen aankunnen, en het ook doen33. Het jeugdtheater biedt kansen om de dialectische spanning tussen nabijheid en afstandname tegenover de maatschappij te koesteren door enerzijds het gesprek met de samenleving aan te gaan en anderzijds in dat gesprek de samenleving in vraag te durven stellen. Het jeugdtheater kunnen we daarom zien als een context waarin zowel nabijheid als afstandname een
B. VANOBBERGEN, (2008), “Het jeugdtheater is geen veilige omgeving”, De Gezinsbond, nr. 23, 5 december 2008. B. VANOBBERGEN, (2003), Geen kinderspel. Een pedagogische analyse van de vertogen over de commercialisering van de leefwereld van kinderen, Gent, Academia Press, 182. Ibid., 182. Uit een interview van Lisbeth Imbo met Johan De Smet (“De Wandelgangen”, reportage: Els Brouwers). Interview met Eva Bal door Annelies De Waele (Uit: De Morgen Bis 18 oktober 2002 – Eva Bal en de rechten van het kind(ertheater).
LARCIER
this jurisquare copy is licenced to eschaerlaekens [
[email protected]] d0c101a50930141f0109b69440430302
TJK 2009/2 – 137
137
DOSSIER: KINDEREN EN SPELEN
138
gepaste plaats krijgen. Daar waar in contexten zoals “Kaatje en Kamiel” en de “binnenspeeltuinen” alles zo sterk voorgestructureerd is dat kinderen de uitdaging met de wereld rondom hen in slechts beperkte mate kunnen aangaan. Deze “veilige” contexten bieden de kinderen veel minder kans tot afstandneming. Kinderen krijgen weinig ademruimte tot reflectie over zichzelf, de ander en de omgeving. Hoe belangrijk veiligheid, geborgenheid en zekerheid in de relatie tussen kind en volwas-
34.
sene ook zijn, jeugdtheater vraagt dat we de moed dúrven opbrengen om telkens weer die uitdaging met het andere, het niet-gekende aan te gaan. Jeugdtheater wil het kind en de volwassene niet alleen “inleiden” in het bekende maar ook “wegleiden” naar het onbestemde. Het wil kinderen en volwassenen laten loskomen van de vertrouwde wereld en geeft hun vertrouwen om op zoek te gaan naar hoe de wereld ook anders zou kunnen zijn34.
B. VANOBBERGEN, (2008), “Het jeugdtheater is geen veilige omgeving”, De Gezinsbond, nr. 23, 5 december 2008.
138 – TJK 2009/2
LARCIER