THALASSA EEN REIS DOOR DE GRIEKSE TAAL EN WERELD editie 20/08/2013
BART BERNAERT DOMINIEK DE QUEECKER KOEN LEMBRECHTS KOEN VANDENDRIESSCHE
INHOUDSTAFEL ANTIEKE CULTUUR 1
De Grieken en het Grieks
1.1
Athene
2.1
Eleusis
3.1
Thebe
4.1
Delphi
5.1
Dodona
6.1
Pella
7.1
Lemnos
9.1
Pergamum
10.1
Ephese
11.1
Sagalassos
12.1
Alexandrië
14.1
Knossos
15.1
Syracuse
16.1
Elea
17.1
Crotone
19.1
Marseille
20.1
Ouranos
21.1
We hebben eraan gehouden om bij de afbeeldingen ook telkens de herkomst aan te geven. Afbeeldingen zonder vermelding van vindplaats komen uit commons.wikimedia.org. 1
INHOUDSTAFEL GRAMMATICA
Het Griekse alfabet: hoe zat dat ook alweer?
1.9
Het werkwoord: λύειν en εἶναι
2.8
Het lidwoord en het model δοῦλος
2.10
Het vrouwelijk en onzijdig lidwoord en de modellen τιμή en δῶρον
3.5
De adjectieven: het model ἀγαθός
3.6
Over partikels
3.7
Het passief
4.6
Het persoonlijk voornaamwoord
4.8
Substantieven model θύρα
5.6
Adjectieven model νέος
5.6
Substantieven model θάλαττα
5.6
Substantieven model πολίτης
5.7
Buitenbeentjes bij de eerste klasse
5.7
Het bepaald lidwoord
5.8
Vervorming van partikels
5.8
De plaatsbepaling bij voorzetsels
5.9
Mediale vorm en deponente werkwoorden
6.6
Het betrekkelijk voornaamwoord
6.7
Het aanwijzend voornaamwoord
7.7
Verbuiging, betekenis en gebruik van αὐτός
7.10
Enkele correlatieve adjectieven
7.11
Enkele correlatieve bijwoorden
7.11
De tweede klasse: ῥήτωρ, σῶμα, ἄφρων
9.6
Het vragende voornaamwoord τίς
9.9
Het onbepaalde voornaamwoord τις
9.9
Speciale substantieven van de tweede klasse ἱππεύς en πόλις
10.5
Contracte substantieven van de tweede klasse: het model ἄνθος
10.6
Contracte adjectieven van de tweede klasse: het model ἀληθής
10.7
De gemengde klasse van de adjectieven
11.7
Het actieve, passieve en deponente participium presens
12.4
De trappen van vergelijking
14.8
Bijwoorden afgeleid van adjectieven
14.11
Woordvorming
14.12
De indicatief imperfectum Onderwerpszin en voorwerpszin
15.7 15.11
Contracte werkwoorden
16.7
Athematische werkwoorden
17.5
De actieve en mediale indicatief aorist
19.6
Actieve en mediale infinitief en participium aorist
20.5
Aspect- en tijdswaarde
20.6
De losse genitief
20.8
Het actieve futurum
21.5
1
DE GRIEKEN EN HET GRIEKS DE GRIEKEN Ziezo. Dit is het dus: je Griekse handboek. Het heet Thalassa en dat is Grieks voor ‘zee’. Dit boek neemt je namelijk mee voor een tocht over Griekse zeeën. Het wordt een uitdaging, maar ook een spannend avontuur. Er zullen stormachtige momenten zijn en mooie vergezichten, maar ook lastige kapen en ontspannende stranden. En op het einde van deze ‘zeereis’ zal je al heel wat weten over het Grieks. Hopelijk ben je er klaar voor. Laten we beginnen met dat Grieks: wat weet je er eigenlijk al over? Vertel maar eens: wat is Grieks? Wanneer iedereen geantwoord heeft, mag je de volgende alinea lezen. Grieks is een taal, uiteraard. Gesproken door Grieken. Vroeger, zelfs heel veel vroeger, maar ook nu nog. Laten we daarom beginnen met die Grieken 1. Die hebben niet altijd in Griekenland gewoond: ze zijn er ‘pas’ tussen 1900 en 1100 voor Christus toegekomen. Voor hen woonde een ander volk in het zuiden van de Balkan: de Pelasgen. Over hen weten we niet veel. Ze waren waarschijnlijk al 4000 jaar voor Christus komen wonen op de heuvels van wat het
Een weetje: het woord ‘Grieken’ komt van de wetenschapper en filosoof Aristoteles, die geloofde dat het woord ‘Grieken’ oorspronkelijk enkel op de inwoners van de streek Epirus sloeg. De Romeinen en de meeste huidige talen spreken dankzij Aristoteles nog altijd over ‘Graeci’, ‘Grieken’ of ‘Greeks’. Maar de Grieken noemden en noemen zichzelf ‘Hellenen’ en dat woord zou volgens Homerus oorspronkelijk alleen op een stam uit Thessalië slaan. 1
1.1
huidige Griekenland is. Ze bouwden er forten om zich te verdedigen tegen invallers en ze spraken Pelasgisch. Het enige wat van hen overblijft zijn enkele Pelasgische woorden 2. En vanaf 1900 voor Christus werden ze dus uit de geschiedenis verdreven door de Grieken, in drie grote golven. De eerste golf bestond uit de stam van de Achaeërs, die op het Griekse vasteland de ‘Myceense’ cultuur deden ontstaan, genoemd naar de belangrijke stad Mycene. De tweede golf volgde rond 1600: de Ioniërs en de Aeoliërs verspreidden zich toen over het hele Griekse grondgebied. Maar de eerste twee golven Grieken moesten rond 1200 opschuiven voor de derde en laatste golf: die van de Doriërs. Na ongeveer 100 jaar had elke groep Grieken zijn eigen gebied vastgelegd en waren er nog alleen maar Grieken in Griekenland.
HET GRIEKS Laten we beginnen met een leuk feitje: het Grieks is de oudste nog gesproken taal ter wereld. Proficiat! Toen de Grieken tussen 1900 en 1100 de zuidelijke Balkan inpalmden, brachten ze al hun eigen taal mee. Die taal, het Grieks, is een Indo-Europese taal, omdat de Grieken, zoals veel andere volkeren uit India en Europa, afstammen van één groot oervolk, afkomstig uit het zuiden van het huidige Rusland. En dat oervolk noemen we de Indo-Europeanen. Over hun taal, het Indo-Europees, weten we niet zo gek veel. Maar we kunnen wel vaststellen dat alle afstammelingen van de Indo-Europeanen (waaronder de Kelten, de Germanen, de Romeinen en ook de Grieken) talen spraken die onderling min of meer op elkaar lijken. Wie Grieks leert, heeft daarom vaak steun aan wat hij kent uit de Latijnse lessen. De Grieken spraken dus al voor 1900 voor Christus één afstammeling van het Indo-Europees: het Grieks. Maar we moeten nuanceren: elke golf Grieken had namelijk zijn eigen variant Grieks, zijn eigen dialect. Dialecten lijken taalkundig op elkaar, maar voor de Grieken waren de verschillen tussen hun dialecten toch goed merkbaar. En dat bleef zo tot lang nadat de Grieken in Griekenland waren aangekomen. Daarom dat je op dit kaartje van Griekenland in ca. 450 voor Christus kan zien hoe de dialecten bewaard gebleven waren in Griekenland.
Dorisch Noordwest-Grieks Aeolisch Attisch-Ionisch
En hoe machtiger een Griekse stad was, hoe belangrijker het dialect van die stad. Dus zul je in de komende schooljaren enkele Ionische teksten lezen, omdat Ionische steden als Ephese en Milete heel belangrijk waren. Maar de meeste teksten zal je in het Attisch lezen, het dialect van Athene. Dat is bijvoorbeeld het dialect van de grote toneelstukken en van de bekendste filosofen.
2
Vreemd genoeg bestaan er tot op vandaag nog enkele Pelasgische woorden in het Grieks en zelfs in het Nederlands. Onder andere woorden die op –int(he) eindigen (bijvoorbeeld Korinthe, labyrint, hyacint...), of namen die op -ene eindigen (bijvoorbeeld Athene, Mycene, Cyrene...) Kijk eens aan: je kent dus zelf ook wat Pelasgisch!
1.2
Rond 300 voor Christus ontstond uit het Attisch, door vermenging met vooral Ionische details, het Koinè-Grieks (ἡ Κοινὴ διάλεκτος). Dit Algemeen Grieks werd de taal van het oostelijk deel van de Middellandse Zee en van het Midden-Oosten tot Iran. Ook de gestudeerde Romeinen leerden deze vorm van Grieks spreken en het was ook deze vorm van Grieks die gebruikt werd om het Nieuw Testament te schrijven. Vanaf de 4de eeuw na Christus kwam het Grieks in een volgende fase terecht: vanaf dan spreekt men over Byzantijns Grieks. Byzantium was toen de hoofdstad van het oost-Romeinse rijk en de taal van dat rijk onderging invloeden van het Latijn en later van het Frankisch en Arabisch. Zo ontstond een vorm van Grieks die al heel dicht bij het hedendaagse Grieks lag. Dat Byzantijns Grieks hield het vol tot de val van Byzantium in 1453. Tijdens de Turkse bezetting van Griekenland ging het Grieks bijna verloren. De intellectuelen vluchtten naar West-Europa en alleen het gewone volk bleef Grieks spreken, terwijl Turks de taal van de elite werd. Maar de volkstaal (of ‘dimotiki’ in het Nieuwgrieks) kwam weer helemaal tot leven, toen Griekenland in 1830 onafhankelijk werd. De Griekse regering koos er voor om naast de volkstaal ook een deftig Grieks voor ambtenaren en kerkzaken uit te vinden, gebaseerd op het Byzantijns Grieks. Maar dat kunstmatig Grieks, ‘katharèvousa’ genoemd, sloeg nooit helemaal aan en werd in 1974 officieel afgeschaft. Het Grieks dat je nu op reis in Griekenland kan horen is dus het ‘dimotiki’, officieel de ‘kini neo-elliniki glossa’ (Algemeen Nieuwgriekse Taal). Anders dan het Latijn is het Grieks dus géén dode taal. Vandaag de dag spreken bijna 11 miljoen Grieken, 700.000 Cyprioten en honderdduizenden migranten over de hele wereld hun taal, het Grieks. Het Grieks mag in de loop van de eeuwen veel veranderd zijn, de Grieken zijn er nog altijd bijzonder trots op3.
HET GRIEKSE ALFABET Je kan een taal spreken en je kan een taal schrijven. Zoals alle andere volken van Europa zochten de Grieken daarom de beste manier om hun taal op te schrijven. Tijdens de periode van de Myceense cultuur (1600-1100) deden ze dat met het zogenaamde Lineair Bschrift4. Dat bestaat uit 88 ‘syllabische’ tekens, elk met de waarde van een open lettergreep of van een klinker. Het was niet makkelijk om dit schrift te hanteren: enkel een speciale groep getrainde klerken mocht met stempels de symbolen in klei afdrukken. De eerste kleitabletten met lineair B werden ontdekt in het paleis van Knossos op het eiland Kreta door de archeoloog Arthur Evans. Hij geloofde dat het om een geschrift voor een nieuw ontdekte taal ging. Later werden nog veel tabletten met dit schrift ontdekt op het Griekse vasteland. Het zou tot 1948 duren voor Michael Ventris de code van het geschrift kraakte en ontdekte dat het wel degelijk Griekse woorden voorstelde.
3
Als je wil weten HOE trots, moet je de film ‘My Big Fat Greek Wedding’ maar eens huren. Voor de volledigheid nog dit: nog eens 300.000 mensen in Turkije en Oost-Europa spreken Pontisch Grieks, dat zich apart heeft ontwikkeld uit het Attisch. En ongeveer 20.000 mensen in Zuid-Italië spreken Griko, een mengeling van Grieks en Italiaans. 4
Het Lineair B heet zo omdat het in horizontale lijnen (‘lineair’) wordt geschreven. De B verwijst naar het feit dat er eerder ook een Lineair A ontdekt is in Griekenland; dat schrift is nog niet ontcijferd en we weten dus niet welke taal erachter schuilt. Er is op Cyprus trouwens zelfs een Lineair C ontdekt, dat ook nog niet ontcijferd is. Kijk eens aan: twee uitdagingen voor jullie!
1.3
De basistekens van het Lineair B5
5
uit Chadwick, J. (1990). Lineair B en verwante schriften. Houten: Unieboek.
1.4
Met de ondergang van de Myceense cultuur (ca. 1100 voor Christus) ging ook het lineair B verloren. Zo begonnen ‘The Dark Ages’ van de Griekse cultuur. Pas rond 800 voor Christus namen de Grieken een nieuw schrijfsysteem over van de Feniciërs. Die waren zeelui met een goed zakeninstinct: ze begrepen dus het belang van een goed schrijfsysteem. Ze bedachten een groep van 20 symbolen om alle medeklinkers van hun taal weer te geven; de klinkers dachten ze er achteraf wel bij. Ze schreven ‘zoals een os keert op een veld’, afwisselend van links naar rechts en van rechts naar links. De Grieken vonden dit Fenicisch alfabet handig en pasten het aan voor het Grieks: ze gebruikten enkele Fenicische medeklinkers, die ze toch niet hadden, als klinkers, en ze voegden wat letters toe. Zo werd het alfa-beta van de Grieken geboren, met 27 letters. Na verloop van tijd vielen drie letters (de digamma, de san en de koppa) weg. Zo kregen de Grieken vanaf de 5de eeuw hun bekende reeks van 24 letters. Er waren verschillen per dialect, maar in 403 voor Christus legde Athene definitief het Attisch alfabet vast, dat later ook in het KoinèGrieks werd gebruikt. Men schreef van links naar rechts en in hoofdletters6. Nu nog wordt in Griekenland dat alfabet gebruikt. Jullie kunnen het dus lezen tijdens een toekomstige reis naar Hellas. En verder was het alfabet van de Grieken zo populair, dat ook andere volkeren het overnamen, met aanpassingen. De Romeinen bijvoorbeeld pakten in ZuidItalië het Griekse geschrift uit de stad Cumae over om hun Latijns alfabet te maken. En Cyrillus en Methodius, twee Griekse monniken die de Russen het orthodox geloof bijbrachten in de 10de eeuw, pasten het Grieks alfabet dan weer aan voor de Russische taal: zo ontstond het ‘cyrillisch’ dat nu nog onder meer in Rusland wordt gebruikt. De Europese Unie erkent sedert 2007 de drie alfabetten met Griekse roots: het Grieks, het Latijns en het Russisch.
6
Pas in de 2de eeuw na Christus doken de spiritussen en accenten op, waarover je in de theorie van dit hoofdstuk meer verneemt. De gewoonte om ‘kleine’ letters te gebruiken ontstond pas in de 8ste eeuw na Christus!
1.5
ALFABET-QUIZ!
Vul telkens een Griekse letter in.
1)
Wat is de wetenschappelijke term voor het sterkste of vruchtbaarste mannetje in een groep dieren (bv. apen)? Het .............................mannetje
2)
Wat is de naam voor de groep geneesmiddelen die de bloedstroom stimuleren en de hartslag laag houden? Ze zijn erg gegeerd bij biatleten en snookerspelers: ..........................blokkers
3)
‘Het gele teken’, een album uit de stripreeks ‘Blake en Mortimer’, is ooit verkozen tot het beste Belgische stripverhaal ooit. Het gele teken in de strip stelt een Griekse letter voor, namelijk de ..................................
4)
Wat is de naam van het Belgisch farmaceutisch bedrijf dat in 1987 door Marc Coucke werd opgericht? Het is ook een deel van de naam van een Belgische wielerploeg: ............................ Pharma
5)
Welke letter duidt de gulden snede aan, de perfecte verhouding in kunstwerken en gebouwen? 1,61833... is ongeveer de waarde van het getal ....................., dat een rol speelt in de thriller ‘De da Vinci code’ van Dan Brown.
6)
Van welk merk van sportkledij is dit het logo? .....................
7)
Doe-het-zelvers doen het met ..................................
8)
Welke internationale dag wordt gevierd op 14 maart? Denk aan de Amerikaanse schrijfwijze voor die datum! ...............-dag
9)
Welke Nederlandse firma van verven heeft dit logo?
.......................... Coatings
1.6
10)
Met welke 2 Griekse letters duidt een bepaalde Vlaamse jeugdbeweging aan dat ze christelijk is? ...................... en .......................
11)
Naast Mythos, Fix en Hellas is dit een van de bekendste bieren van Griekenland: ...................
12)
Een micrometer (een duizendste van een millimeter) wordt aangeduid met de letter ......................
13)
Met welke Griekse hoofdletter wordt in wiskunde een sommatie weergegeven, de optelling van een groep getallen? ................................... Je vindt deze letter altijd op Excel-documenten om een AutoSom te maken.
14)
Van welk Italiaans automerk is dit het logo?
................................. Romeo 15)
Welke Nederlandse verzekeringsfirma sponsort vaak sportwedstrijden op Canvas? ......................... Lloyd
16)
De dichtste ster is de zon. De op één na dichtste heet Proxima Centauri. Vlak bij die laatste ligt ook een dubbelster, een van de helderste aan de hemel. Dat is .......................... Centauri.
17)
Hoe heet het fenomeen dat bv. Chinezen de r als een l uitspreken? Dat is ........................cisme
18)
Amateur-archeoloog Augustus Le Plongeon bestudeerde de Maya-cultuur en Egypte. Hij bedacht de theorie dat tussen beide een verloren continent (zoals Atlantis) lag en gaf het de naam ...............................
19)
Welke luchtvaartmaatschappij uit Atlanta is de grootste ter wereld qua vloot en passagiersinkomsten? ............................ Air Lines
20)
Welke vetzuren regelen het cholesterolgehalte en hersenstofwisseling en zitten in vette vis en speciale minarine? ....................... 3-vetzuren
21)
Welke letter stond bij de Grieken symbool voor de dood, omdat hij vaag op een schedel lijkt (en omdat het Griekse woord voor ‘(de) dood’ ermee begint)? .........................
22)
Hoe noemt men een kruis zonder kop, zoals dit?
......................-kruis 1.7
23) Met welke Griekse hoofdletter duidt men de eenheid van elektrische weerstand aan? .............................. 24)
En een heel simpele: hoe noemt men een brede riviermonding met meerdere kanalen, bv. van de Nijl? ..............................
25)
Toeval, want dit is niet echt Grieks. Hoe heet de Welshe echtgenote van Michael Douglas, zelf ook een actrice? Catherine ....................-Jones
1.8
HET GRIEKSE ALFABET: HOE ZAT DAT OOK ALWEER?
kleine letter
traditionele
wetenschappelijke
uitspraak
uitspraak
1
Α
alfa
a of aa
a of aa
β
Β
bèta
b
b
γ
Γ
gamma
g (Frans: garçon)
g (Frans: garçon)
δ
Γ
delta
d
d
ε
Δ
epsilon
e
e (Frans: nez)
δ
Ε
dzèta
dz
zd
ε
Ζ
èta
è (Frans: mère)
è (Frans: mère)
ζ
Θ
thèta
th
th
η
Η
jota
ie of j
ie of j
θ
Κ
kappa
k
k
ι
Λ
lambda
l
l
κ
Μ
mu
m
m
λ
Ν
nu
n
n
μ
Ξ
ksi
ks
ks
o
O
omicron
o
o (Frans: mot)
π
Π
pi
p
p
Ρ
rho
r
r
sigma
s
s
η
Σ
tau
t
t
π
Τ
upsilon
uu
u (Frans: Russe)
θ
Φ
phi
f
ph
ρ
Υ
chi
ch
kh
ς
Φ
psi
ps
ps
σ
Χ
omega
oo
o (Frans: mort)
ζ, ο
2
naam
α
ξ
1
hoofdletter
2
Op basis van Bosteels, R. (1989). Spreekt u Oud-Grieks? Hermeneus, 61, 281-289. De ς wordt enkel op het einde van een woord geschreven. 1.9
DE TWEEKLANKEN
met de ι:
αι ει οι
ᾳ ῃ ῳ
ai ei oi
met de ς:
ας ες ος
aai èi ooi
aw ew oe
NOG ENKELE BEDENKINGEN
1 -
OVER DE TWEEKLANKEN Als een jota met een lange klinker (de alfa, èta, omega) een tweeklank vormt, dan schrijft met de jota in het klein onder de lange klinker: ᾳ, ῃ, ῳ. We spreken dan over een iota subscriptum. Een dergelijke jota spreken we uit alsof hij na de lange klinker zou geschreven zijn: aai, èi, ooi.
-
2
De upsilon in tweeklanken moet je steeds als “w” uitspreken, uitgezonderd de tweeklank νπ die we oe uitspreken.
OVER DE UITSPRAAK VAN DE GAMMA
Een gamma voor een γ, θ, ρ of μ klinkt als „ng‟. bv.
ἄγγελορ, ἐγκλίνειν, φάλανξ, ἐγσεῖν
3
OVER DE SPIRITUS
Naast de 24 letters van het Griekse alfabet moet je ook nog twee tekens kennen die altijd gebruikt worden wanneer een woord met een klinker of een tweeklank begint. Is die klinker of tweeklank aangeblazen („ha‟, „he‟, „ho‟ enz.), dan schrijven we boven de klinker of de
῾
tweede letter van de tweeklank het tekentje . We noemen dit een spiritus asper. Eigenlijk vervangt dit teken onze letter h bij het begin van een woord.
1.10
᾿
Is de klinker of de tweeklank niet aangeblazen, dan schrijven we het omgekeerde teken: . We spreken dan van een spiritus lenis. Deze spiritus verandert de uitspraak niet. Als we geen spiritus schrijven, dan kunnen we geen onderscheid maken tussen sommige woorden. Een voorbeeld: εἰο is een voorzetsel dat “naar” betekent, maar εἱο is het telwoord “één”. In het Nederlands maken we toch ook onderscheid tussen “aan” en “haan”, “aar” en “haar”? Ook op de beginmedeklinker rho zetten de Grieken altijd een spiritus asper. bv. ῥοδόδενδπον. Deze spiritus asper verandert niets aan de uitspraak van de ξ. Bij een tweeklank aan het begin van een woord staat de spiritus op de tweede letter van die tweeklank. bv. Εὐπώπη. Wanneer de spiritus bij een klinker staat die als hoofdletter gebruikt wordt, zet men de spiritus vóór die hoofdletter. bv. Ἔπιρ.
4
OVER DE ACCENTTEKENS
Een accentteken duidt de beklemtoonde lettergreep in een woord aan. In het Nederlands schrijven we geen accenttekens, maar we beklemtonen wel lettergrepen. Of dit van belang is? Het werkwoord “overdrijven” heeft een andere betekenis, naar gelang van de beklemtoning. Een voorbeeld: Jan wil altijd overdrijven! Ik zie een massa wolken overdrijven. In het Grieks wordt het woordaccent wel aangeduid, zelfs met drie verschillende accenttekens:
´, de acutus; `, de gravis; ῀, de circumflexus. Vaak zal je merken dat een accent gecombineerd wordt met een spiritus. bv. εἷρ, het telwoord „één‟. De lettergreep waarop een dergelijk teken staat, beklemtonen we. Probeer die klemtoon te respecteren als je het woord uitspreekt. Maar zelf moet je de accenten niet schrijven.
1.11
HET GRIEKSE ALFABET: OEFENINGEN 1
Schrijf de Griekse letters over totdat je ze vlot kunt vormen.
2
Lees luidop de Griekse namen op de landkaart van het Middellandse-Zeegebied hieronder.1
3
Kun je van de volgende Griekse woorden een Nederlandse afleiding vinden?
1
πολύρ ζάπξ τςσή
= = =
veel vlees ziel, geest
ζσολή μέγαρ θυνή
= = =
vrije tijd groot stem
+ + +
Kaart op basis van Daniel Dalet, d-maps.com
1.12
γαμεῖν θαγεῖν πάθορ
= = =
huwen eten pijn lijden, ziekte
βίορ σπόνορ γπάθειν
= = =
leven tijd schrijven
4
Het Grieks is erg creatief in het vormen van nieuwe woorden. Kun je onderstaande brouwsels van de dichter Aristophanes uitgesproken krijgen?
ζηυμςλιοζςλλεκηάδηρ ῥακιοζςππαπηάδηρ κυδυνοθαλαπόπυλορ ζαλπιγγολογσςπηνάδηρ ζαπκαζμοπιηνοκάπηηρ
= = = = =
een kletspraatverzamelaar een voddenoplapper een veulen-met-rinkelende-belletjes een baardvent-met-trompet-en-lans een cynische pijnboombuiger
DE KIKKERS
Aristophanes was een Athener uit de 5de eeuw voor Christus. Hij schreef komedies, grappige toneelstukken. Eentje heet „Lysistrata‟ en vertelt hoe de Atheense vrouwen een seks-staking organiseren zolang de mannen oorlog willen blijven voeren. In „De wolken‟ vertelt hij hoe de zogezegd zotte filosoof Socrates in een mandje boven de wereld hangt (“met zijn kop in de wolken”) om na te denken. En in „De kikkers‟ gaat de god Dionysus een dode dichter zoeken in de Onderwereld, omdat Athene geen deftige schrijvers meer heeft. Dionysus moet op zijn tocht naar de Onderwereld over een meer met kikkers roeien. Lees eens luidop wat de kikkers dan zingen.
ΒΆΤΡΑΦΟΙ βξεθεθεθὲμ θνὰμ θνάμ, βξεθεθεθὲμ θνὰμ θνάμ. ιηκλαῖα θξελῶλ ηέθλα, μύλαπινλ ὕκλσλ βνὰλ θζεγμώκεζ᾽, εὔγεξπλ ἐκὰλ ἀνηδάλ, θνὰμ θνάμ, ... βξεθεθεθὲμ θνὰμ θνάμ.
KIKKERS Kwekkerekwek kwak kwak kwek kwek kwekkerekwek kwek kwek. Bronbewoners, waterspuiten, spettersper uw kikkerbek om op klaterklank van fluiten schoon te kwaken. Kwekkerekwek. … Kwekkerekwek kwak kwak kwek kwek
ΓΙΌΝΥΣΟΣ ἐγὼ δέ γ᾽ ἀιγεῖλ ἄξρνκαη ηὸλ ὄξξνλ ὦ θνὰμ θνάμ. ΒΑ βξεθεθεθὲμ θνὰμ θνάμ. ΓΙ ὑκῖλ δ᾽ ἴζσο νὐδὲλ κέιεη. ΒΑ βξεθεθεθὲμ θνὰμ θνάμ. ΓΙ ἀιι᾽ ἐμόινηζζ᾽ αὐηῷ θνάμ: νὐδὲλ γάξ ἐζη᾽ ἀιι᾽ ἢ θνάμ. ΒΑ εἰθόησο γ᾽ ὦ πνιιὰ πξάηησλ.
DIONYSUS Mijn stuitje wordt een zere plek, heb medelij, geëerde kwek! KI Kwekkerekwek kwek kwek DI Laat het u koud, mijn ongemak? KI Kwekkerekwek kwak kwak DI Loop heen en houd uw kwekkerbek! ’t Is niets dan kwak en niets dan kwek. KI Kikkers kwekken, kikkers kwaken, meng u niet in kikkerzaken. vertaling: M. d’Hane-Scheltema
1.13
HET ALFABET-LIEDJE VAN CALLIAS
Callias was ook een komedieschrijver uit de 5de eeuw voor Christus. In zijn „Alfabettragedie‟ zong het koor dit stroofje:
ηὸ ἄιθα, βῆηα, γάκκα, δέιηα, ζενῦ γὰξ εἶ, δῆη´, ἦηα, ζῆη´, ἰῶηα, θάππα, ιάβδα, κῦ, λῦ, μεῖ, ηὸ νὖ, πεῖ, ῥῶ, ηὸ ζίγκα, ηαῦ, ηὸ ὖ, παξὸλ θεῖ ρεῖ ηε ηῷ ςεῖ εἰο ηὸ ὦ. Of in vertaling: ‘t Is alfa, bèta, gamma, delta, en de e van god, zèt’, èta, thèt’, iöta, kappa, lambda, mu, nu, xi, de oh, pi, rho, de sigma, tau, de u en dan de phi en chi, met psi tot aan de oo.
Welke letters kregen in die tijd nog een andere uitspraak dan wij ze nu geven? De epsilon wordt de e van god genoemd, omdat deze letter in Apollo‟s tempel in Delphi gegraveerd stond. Als een bezoeker eerst de beroemde tempelspreuk Γνῶθι σαυτόν (= ken jezelf) las, moest hij dat beschouwen als een begroeting door Apollo en reageren met het vooraf gegraveerde antwoordje εἶ, dat zoiets betekent als „jij bent (de grootste)‟. Maar een andere uitleg is ook mogelijk, hoor. Heerlijk toch, zulke raadsels ... Na het stroofje gingen de 24 koorleden, elk verkleed als een letter, in combinaties van medeklinkers en klinkers staan. Elk duo zei dan hoe het heette (bv. βῆτα ἄλυα Ambiance!
Niemand weet wat de bedoeling is van deze 20-zijdige dobbelsteen met de letters alfa tot upsilon op de zijden. Misschien werd hij bij orakels gebruikt.
1.14
βα).
2
ATHENE WAAROM BEGINNEN WE IN ATHENE? Thalassa neemt leerlingen mee op een reis door Griekenland. Waar kan die reis beter beginnen dan in Athene? Athene is sedert 1834 de hoofdstad van Griekenland 1 . Het is ook de grootste stad van Griekenland, economisch gezien de belangrijkste stad van Griekenland, en de warmste stad van Griekenland 2 . De moderne Olympische Spelen zijn er twee keer doorgegaan. En Athene bezit de grootste passagiershaven van Europa. Mooi, maar dat zegt niets over het Athene van de oudheid. Toen was Athene niet de hoofdstad van Griekenland. En andere steden waren militair of economisch even belangrijk als Athene. Waarom beginnen we onze reis dan toch daar? Misschien wegens de grootse overwinningen van Athene: het versloeg het grote Perzische rijk bijna op zijn eentje. Of omdat in Athene de beroemdste filosofen, kunstenaars en schrijvers van Griekenland rondliepen. Of misschien omdat de „Gouden Eeuw‟ van Griekenland, de vijfde eeuw voor Christus, genoemd is naar een Athener: Pericles. We laten zijn „vriendin‟ Aspasia vertellen wat voor iemand hij was.
Van de onafhankelijkheid in 1830 tot 1834 was de hoofdstad Nauplion. Hier bood de Griekse regering de troon van Griekenland aan aan... Leopold van Saksen-Coburg. Hij weigerde en koos enkele maanden later voor de troon van België. 1
Het record voor hoogste temperatuur ooit gemeten in Europa is in het bezit van Athene: 48,0° C in 1977. Denk daaraan, als je Athene wil bezoeken... 2
2.1
EEN INTERVIEW MET MEVROUW ASPASIA
(uit de Φλῆπ van september 415 voor Christus)
Φλῆπ: Mevrouw, Pericles is nu al 14 jaar dood. Wat voor man was hij eigenlijk? Aspasia: (na wat nadenken) Hij was anders. Anders dan iedere andere man die ik ooit gekend heb. Hij was ... volmaakt: fijnzinnig, kunstzinnig – u weet toch dat hij regisseur was van Aeschylus‟ toneelstuk „De Perzen‟? – en vooral een man met een visie, die zijn wil kon opleggen aan de koppige Atheners. Φλῆπ: Het moet moeilijk geweest zijn om met zo iemand te leven. Aspasia: Oh, niet voor mij. Ik ben een vrouw met een sterk karakter. Maar Athene: dat was iets anders. De Atheners hebben hem proberen te raken voor zijn eigenzinnigheid door mij aan te vallen. Ik was maar een immigrante uit Milete. En een hetaere op de koop toe! Φλῆπ: Kunt u dat woord eens kort uitleggen voor onze lezers? Aspasia: Hetaere? (zucht diep) Een hetaere is een vrouw die tegen betaling haar kundes en verfijning aan mannen schenkt. Ze kan musiceren en dansen, intelligente conversaties houden, kortom: een man prettig onderhouden. Ook op andere manieren dan degene die ik net noemde, als u dat wou horen. (lacht) Φλῆπ: En daarom werd u niet gerespecteerd in Athene? Wat vond Pericles daarvan? Aspasia: Hij heeft me altijd gesteund. Dat moet u wel beseffen. Hij heeft zelfs alles geprobeerd om onze zoon het burgerrecht van Athene te geven, wat normaal onmogelijk is voor een kind van een immigrante. (stilte) Onze kleine Pericles is pas na de dood van zijn vader als Athener erkend, “als eerbetoon aan een groot man”. Ha! Zijn vader heeft het niet meer mogen beleven ... Φλῆπ: Een pijnlijke vraag misschien, maar is uw zoon gezond en wel? Aspasia: Ik snap waar u heen wil. Of hij ook een gerekte schedel heeft zoals zijn vader? (boos) Het lef van die armzalige komedieschrijver Cratinus om Pericles „Zeekomkommerkop‟ (Σχινοκέφαλος) te noemen! Als ik die ooit te pakken krijg ... Maar wees gerust: mijn zoon is gezond en wel. Φλῆπ: Iets heel anders, mevrouw Aspasia. Veel Atheners hebben kritiek op u gehad: u zou uw man politiek beïnvloed hebben, u zou verantwoordelijk zijn voor de verloren zeeslag bij Samos, u bent na Pericles‟ dood hertrouwd ... Aspasia: (heftig) Leugens! Allemaal leugens van kwekkend gespuis! Ik vind dit soort vragen heel ongepast. Ik weiger dit gesprek verder te zetten en ik wens u geen goeiedag!! (stuift weg)
2.2
DE KINDEREN VAN PIRAEUS
Stel dat iemand in 415 voor Christus Athene wou bezoeken. Dan kwam hij hoogstwaarschijnlijk over zee toe: landwegen waren vaak slecht begaanbaar en gevaarlijk. Nee: over zee was beter. Zo‟n bezoeker kwam dan toe in de haven van Piraeus. Of „in de havens‟, want er waren er drie: de noordelijke haven Cantharus, in de vorm van een drinkbeker, en de zuidelijker havens Zea en Munichia. Die drie diepe havens waren sedert de zesde eeuw de beste aanlegplaats, terwijl de oudere haven Phalerum met zijn zandstrand in onbruik raakte. Sedert 507 voor Christus was Piraeus officieel een voorstad van Athene. Het was vanaf dan “een taart, waarin Athene wou bijten”, om komedieschrijver Aristophanes te citeren. In Piraeus konden de Atheners hun beruchte oorlogsschepen in boothuizen bewaren. Vanuit die boothuizen konden de schepen in heel korte tijd te water gelaten worden, wat heel belangrijk zou blijken bij veel zeeslagen, zoals die van Salamis (480 voor Christus). Generaal Themistocles liet in 479 in ijltempo een stevige muur optrekken rond heel Piraeus, om zijn boten te beschermen. En in één moeite door liet hij ook vlug-vlug nieuwe muren optrekken rond Athene zelf. Dan was er nog één probleem: het was een flink eind lopen of rijden van Athene naar Piraeus. Daarom bouwden de Atheners circa 460 enkele bijzonder belangrijke muren. De zeven kilometer Lange Muren naar Piraeus, amper 200 meter van elkaar, garandeerden een vrije doorgang van Athene naar de zee. Een derde muur beschermde de oude haven Phalerum en zorgde dat de vlakte ten noorden van die muur, die vol groente- en fruitkwekerijen stond, ook in tijden van oorlog beveiligd was. Zo kon Athene ook een lang beleg doorstaan.
2.3
DE AKROPOLIS, HET TOPPUNT VAN ATHENE
Stel dat de bezoeker vanuit Piraeus de hele afstand naar Athene wandelde tussen de Lange Muren. Gelukkig in de schaduw. Dan kwam hij via de Piraeus-poort de stad binnen. Oef: een hele wandeling. Maar het was de moeite waard: wat zag Athene er prachtig uit in 415 voor Christus! De vreemdeling zou er, als hij nieuw was in de stad, zeker zijn weg kwijt raken. Straten hadden nog geen vaste namen en het was onbegonnen werk om alle tempels van de stad als herkenningspunt uit het hoofd te leren. Maar stel dat onze bezoeker een ππόξενορ had in Athene, een soort ambassadeur uit zijn eigen land. Die zou hem mooi kunnen rondleiden hebben. En die zou hem vast eerst meegenomen hebben naar de Ἀκπόπολιρ. Want vanop die bijna 160 meter hoge heuvel had je toen – en heb je nu – een schitterend zicht op de stad. Laten we eens luisteren wat de gids zou vertellen aan de vreemdeling. “Welkom op de Bovenstad, de Akropolis. Dit is het hart van Athene. Dit is heilige grond. De Perzen hebben deze heuvel 65 jaar geleden geplunderd en verwoest, maar door mensen als Pericles is deze plek mooier dan ooit tevoren. Kijk maar eens naar al dat moois! Goed, oriënteer je eerst even. We kwamen net de heuvel op via de lange trap van de Propyleeën. Die zijn nog maar 15 jaar geleden heropgebouwd door architect Mnesicles. Iedereen moet tussen de zes zuilen van deze toegangspoort passeren, als hij de Akropolis wil zien.
een reconstructietekening van de Akropolis (http://www.kronoskaf.com/vr/images/6/67/Akropolis.jpg)
2.4
Kijk, daar rechts ligt de tempel voor Athena Nikè, de godin die Athene de zege schenkt. Pericles had opdracht gegeven om die kleine tempel te bouwen, maar het ding is nog maar twaalf jaar geleden afgewerkt. En dan is er de tempel voor Artemis, de jachtgodin. Heel mooi ding. Laten we wat verder lopen. Zie je daar links het Erechtheum? Die tempel wordt de belangrijkste plek op deze heuvel. Over een paar jaar moet hij af zijn. Je ziet nu al dat het een prachtig gebouw wordt: kijk maar naar die tribune met zes kariatiden3. Prachtig, toch? Maar nu moeten we dringend doorlopen naar het andere eind van de heuvel. Daar is de ingang van het Parthenon, pal naar het oosten, zodat het eerste licht van de dag kan binnenvallen door de voordeur. Wat is dat Parthenon toch een wonder: perfecte zuilen in perfecte hoeveelheden (8 op de korte zijde, 17 op de lange zijde). Elke zuil is in het midden iéts dikker dan normaal en helt iéts naar binnen, voor de harmonie van het gebouw. De vloer zwelt telkens iets op in het midden van elke zijde, voor het optisch effect. En dan die schitterend gekleurde beelden aan de voorkant en achterkant. Kijk eens naar al dat blauw, rood en geel! Alsof die goden leven! Maar wacht, het mooiste komt nog. Kijk eens binnen. Zie je dat ivoren beeld van Athena? Er zit meer dan 500 kilo goud aan! En de rest van de rijkdom van Athene zit in de schatkamer achter het beeld. Oh, en let zeker op de fries, dat beeldhouwwerk rondom, daar boven de zuilen. Je ziet de Atheense optocht ter ere van de lievelingsgodin 4 van de stad: alle mensen, arm en rijk, vrij en slaaf, man en vrouw, brengen geschenken aan. De gesneuvelde ruiters van de slag bij Marathon vormen een ruiteroptocht. En de twaalf belangrijkste goden kijken tevreden toe: dit is de Atheense democratie, dit is iets wat hen gelukkig maakt. Als deze tempel niet voor de eeuwigheid blijft staan, dan weet ik het ook niet meer5. Kom, laten we de rest van de stad eens bekijken.”
Jawel, prachtig. En de kariatiden bestaan nog altijd. Vijf ervan staan in het Akropolis-museum aan de voet van de heuvel, de zesde staat in het British Museum in London. Op de Akropolis zélf staan zes kopieën, die minder last hebben van de luchtvervuiling boven Athene. Het Erechtheum zelf was klaar in 406 voor Christus. 3
Athene heet niet voor niets Athene. Athena is de stadsgodin sedert ze Poseidon versloeg in een wedstrijd om het peterschap over de stad. Hij bood de stad een bron met zout water, zij bood olijven aan. Niemand snapte wat een zoute bron kon opleveren en dus mocht Athena de stad onder haar hoede nemen. De Atheners bleven dol op olijven. Die zijn lekker en ze leveren olie voor de o zo belangrijke lampjes. Op het omkappen van een olijfboom stond de doodstraf! Pas later snapten de Atheners dat de bron van Poseidon een heel nuttige hint was om aan zeevaart te doen. Te laat dus. De Panathenaia-feesten bleven elk jaar een wonderlijke optocht met centraal een heilig wollen kleed voor de godin. 4
Het Parthenon staat er inderdaad nog. Maar het is zwaar toegetakeld. Weer en wind hebben hun tol geëist. In de 5de eeuw werd het geplunderd door Byzantijnse keizers. Daarna werd het omgebouwd tot een kerk en in de 16de eeuw tot een moskee. Op 26 september 1687 kreeg het gebouw een enorme klap: het diende als kruitmagazijn voor de Turken. Venetiaanse aanvallers schoten een kogel recht in dat magazijn. Knal! De gevolgen zijn tot op vandaag zichtbaar... 5
2.5
ZOT VAN A(THENE)!
Athene is natuurlijk veel meer dan enkel de Akropolis. De gids zou dus zeker nog gewezen hebben op alle bijzondere gebouwen en plekken rondom de centrale heuvel. We luisteren nog eens mee ... “Kijk, zie je daar die heuvel in het noordoosten, een mijl van hier? Dat is de Lycabettus. De legende wil dat de godin Athena na de bouw van de Akropolis het resterend bouwmateriaal daar heeft neergegooid. Maar vergis je niet: de heuvel is hoger dan de Akropolis. Maar het is geen veilige plek: het zit er vergeven van de wolven. Daarom heet die heuvel ook zo. Goed. En zie je nu dat riviertje daar in de vallei? Het is de Eridanus. Het zorgt voor vers drinkwater in de stad, maar het dient ook om afval af te voeren. Daar in het noorden, aan de Kerameikos-wijk, is het echt een open riool. Stinken dat dat water doet! De Kerameikos, daar. Zie je wat ik bedoel? Het is de wijk van de pottenbakkers. En in dezelfde richting, maar iets dichter bij ons, ligt de Agora. Man, wat een fantastische plek is dat. We gaan er straks heen. Misschien lopen we dan Euripides tegen het lijf, de bekende toneelschrijver. Of zijn oude collega Sophocles. En die lastige Socrates zal er zoals altijd weer mensen aanklampen met zijn vragen. Meestal zit hij in de een of andere stoa, omdat hij daar met zijn leerlingen in de schaduw kan zitten kletsen. Dan zal hij weer stof leveren voor een goeie komedie van Aristophanes. Die loopt daar ook altijd rond. Prachtige tempels staan er daar. En de gevangenis. Een nare plek, hoor. En daar, iets dichter bij ons: dat is de heuvel van Ares, de Areopaag. Daar zit de hoogste rechtbank. En dan heb je nog de Pnyx, daar in het westen. Kijk, je kan net zien hoe de opzichters de mensen opjagen door ze met een rood geverfd touw daarheen te drijven, voor de volksvergadering. Wie strepen op zijn kledij heeft, was te traag en krijgt geen zitgeld. Haha, ja: we zijn creatief, wij Atheners. Zo, en aan de zuidkant zie je het theater van Dionysus. Elk jaar in de lente krijgen we daar de nieuwste tragedies te zien. Dat moet je eens meemaken! Als je ooit in de lente in Athene bent, ga dan zeker eens
2.6
langs. Er kunnen wel 25.000 mensen in het theater. Heel Athene is er dan bij! En direct ernaast is er een odeon, waar de repetities doorgaan. Maar bij slecht weer is het ook handig voor de eigenlijke voorstellingen. En dan is er daar, in het zuidoosten, nog de tempel van Zeus. Man, dat ding is gigantisch. Ze zijn 100 jaar geleden begonnen met de bouw, maar Zeus mag weten wanneer het ooit af raakt6! Goed, dat was het zo een beetje. Waar moet je nu heen, voor hoofdstuk 3? Naar Eleusis? Ah, dan moet je van de Akropolis afdalen via de Heilige Weg, die ook gevolgd wordt door de processie voor Athena. Dan ga je over de Agora en dan door de Dipylon, de Dubbele Poort. Direct buiten de muren pak je de linkse afslag. En dan vind je het zelf wel ... Chaire!7”
INTERESSANTE WWW’TJES
Als je op Youtube vraagt naar “Free 3D Acropolis presentacion” (Let op de bizarre spelling!), kom je uit op een filmpje dat deze bladzijden prachtig illustreert. Op deze site kan je rondkijken op de Akropolis, zoals hij nu is en vroeger was. Probeer zeker ook de reconstructie van het Parthenon (1897) in Nashville, Tenessee (V.S.): http://www.dkv.columbia.edu/vmc/acropolis/index.html#1_3 Terwijl je toch op Youtube zit, tik ook eens “John‟s Date with Athena” in het zoekbalkje. Dan maak je niet alleen kennis met een knotsgekke presentator, maar ook daar kom je terecht in Nashville, Tenessee. En op deze site kan je prachtig zien hoe Atheense gebouwen veranderden, van de Myceense tijd tot de Ottomaanse periode: http://www.ancientathens3d.com. Kies de periode op het menu links. En dit is een interessante databank (foto‟s + filmpjes) van wat er in Athene nog te zien valt aan Griekse monumenten: http://www.stoa.org/athens/index.html
CREATIEVE OPDRACHT
Zoek meer informatie over deze beroemde inwoners van Athene: Thucydides, Themistocles, Phidias, Draco, Pisistratus, Solon, Demosthenes, Socrates, Plato, Aristoteles, Aeschylus, Sophocles, Euripides, Diogenes of Xanthippe. Je mag je onderzoek presenteren als een powerpoint, of als een fictief interview, of op elke andere manier die je kan verzinnen.
Pas in het jaar 125 na Christus zou de Romeinse keizer Hadrianus de tempel voltooien. Hij bouwde in dezelfde buurt nog een triomfboog, die nog steeds recht staat. En de hele buurt werd in één keer „Novae Athenae‟ genoemd. 6
7
Χαῖρε betekent „Wees blij‟, „Stel het wel‟ of gewoon „Goeiedag‟. 2.7
HET WERKWOORD:
λύειν en εἶναι 1. VOORAF…
1.1
Een vervoegd werkwoord heeft in het Grieks twee getallen: enkelvoud en meervoud, en drie personen, net zoals in het Nederlands en het Latijn.
1.2
Net zoals in het Latijn herken je de persoon en het getal aan de uitgang. Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij …) worden alleen gebruikt als er nadruk op ligt.
1.3
Net zoals in het Nederlands en het Latijn onderscheiden we in het Grieks drie wijzen: infinitief of noemvorm; indicatief of aantonende wijs; imperatief of gebiedende wijs.
1.4
Het Grieks kent regelmatige en onregelmatige werkwoorden. De meeste regelmatige werkwoorden volgen het model λύειν. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vervoeging.
2. DE MODELLEN!
Λύειν is een regelmatig werkwoord en betekent ‘losmaken, bevrijden’. Εἶναι is een onregelmatig werkwoord en betekent ‘zijn’.
Actieve vorm – in het presens
infinitief indicatief
imperatief
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
λύειν
εἶναι
λύ-ω λύ-ει-ς λύ-ει λύ-ο-μεν λύ-ε-τε λύ-ου-σι(ν)
εἰμί εἶ ἐστί(ν) ἐσμέν ἐστέ εἰσί(ν)
λῦ-ε λύ-ε-τε
ἴσθι ἔστε
enk. mv.
2.8
3. Enkele opmerkingen bij λύειν en εἶναι
3.1
In de tabel hebben we bij λύειν de bestanddelen van het werkwoord gesplitst. In werkelijkheid schrijven we ze uiteraard in één woord.
3.2
Je hebt reeds begrepen dat we splitsen in stam, bindklinker en uitgang. De stam is onveranderlijk. De bindklinker kan een enkelvoudige klinker of een tweeklank zijn. De uitgang duidt de persoon en het getal aan. LET OP: Sommige vormen van het Griekse werkwoord worden slechts in twee delen gesplitst. Dat komt omdat bindklinker en uitgang met elkaar versmolten zijn. bv. λύ-ειν uit λύ-ε-εν λύ-ει uit λύ-ε-ε de
3.3
De vormen die op een jota eindigen, zoals in de 3 persoon meervoud van de regelmatige de werkwoorden en de 3 persoon enkelvoud en meervoud van εἶναι, krijgen een Griekse letter -ν als er een leesteken of een klinker volgt. Die -ν vergemakkelijkt de uitspraak. We spreken dan ook van een welluidendheids-nu. Die verandert natuurlijk niets aan de betekenis van de vorm.
3.4
Net zoals ‘esse’ is εἶναι een onregelmatig werkwoord. Het kan op twee manieren gebruikt worden: - als koppelwerkwoord in de betekenis van zijn; - als zelfstandig werkwoord in de betekenis van zich bevinden, ergens zijn of bestaan.
2.9
HET LIDWOORD EN HET MODEL
δοῦλος
1. VOORAF… 1.1
Het Latijn kent geen lidwoord. Het Grieks heeft wel een bepaald lidwoord. In de Griekse woordenlijst is een substantief steeds voorafgegaan door het lidwoord. Aangezien het lidwoord een andere vorm heeft voor het mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, kun je het genus van het substantief onmiddellijk herkennen aan zijn lidwoord.
1.2
Het Grieks is zoals het Latijn een flecterende taal, dit wil zeggen dat naamwoorden verbogen worden. We krijgen dus opnieuw te maken met naamvallen.
1.3
Om de naamwoorden goed te kunnen verbuigen, moeten we natuurlijk de stam kennen. Daarom vind je in de woordenlijst naast het lidwoord ook de genitief van het substantief vermeld. Leer die gegevens goed, want samen met de nominatief enkelvoud vormen ze het paspoort van het substantief. paspoort:
1.4
voorbeeld:
ὁ δοῦλος δούλου
Het Latijn heeft zes naamvallen, het Grieks slechts vijf. Een ablatief ontbreekt in het Grieks.
2. HET MODEL
nom. acc. gen. dat. voc.
lidwoord substantief in de nom. enk. substantief in de gen. enk.
enk.
δοῦλος
ὁ τὸν τοῦ τῷ ὦ
δοῦλος δοῦλον δούλου δούλῳ δοῦλε
2.10
mv.
οἱ τοὺς τῶν τοῖς ὦ
δοῦλοι δούλους δούλων δούλοις δοῦλοι
3. OPMERKINGEN BIJ HET LIDWOORD EN HET MODEL
δοῦλος
3.1
Het model δοῦλος behoort tot de eerste klasse van de substantieven.
3.2
Je merkt dat ook het lidwoord verbogen wordt. Het lidwoord is een bijvoeglijke bepaling die congrueert met zijn kern; bij het substantief δοῦλος tref je dus de mannelijke vormen.
3.3
Een substantief is niet altijd vergezeld van zijn lidwoord. Let op het verschil: ὁ δοῦλος: de slaaf δοῦλος: een slaaf οἱ δοῦλοι: de slaven δοῦλοι: slaven
3.4
In de vocatief wordt nooit een lidwoord gebruikt. De aanspreking wordt zowel in het enkelvoud als in het meervoud ingeleid door het uitroepende ὦ.
3.5
Die vocatief heeft meestal dezelfde uitgangen als de nominatief. Let op, dat is hier voor het enkelvoud niet het geval!
3.6
Het naamwoordelijk deel van het gezegde (NDgez) krijgt in het Grieks nooit een lidwoord. bv. Ὁ ἵππος δοῦλος ἐστιν. Het paard is de dienaar.
3.7
Vaak staat er een lidwoord bij eigennamen. Zo’n lidwoord laten we onvertaald. bv. ὁ Διόνυσος Dionysus
3.8
Vaak staat een bijvoeglijke bepaling (BVB) in de genitief tussen lidwoord en substantief ingebouwd. bv. ὁ τῶν ἀνθρώπων φίλος de vriend van de mensen
2.11
3.9
Het Grieks kent geen ablatief. De functies die in het Latijn door de ablatief worden uitgedrukt, worden door andere naamvallen weergegeven. Toch zijn er heel wat overeenkomsten tussen de twee klassieke talen. Kijk maar naar het volgende overzicht. GEZEGDE:
werkwoordelijk gezegde 1 naamwoordelijk gezegde (= koppelwerkwoord + NDgez ) + niet-noodzakelijke 2 + noodzakelijke zinsdelen zindsdelen 1 2 3 ONDERWERP LIJDEND MEEWERKEND BIJWOORDELIJKE VOORWERP VOORWERP BEPALING Overzicht van het gebruik van de naamvallen vorm / naamval
functie
rol
nominatief
onderwerp
(handelend of lijdend)
vertaalwoord
NDgez accusatief acc. na vz.
lijdend voorwerp bijwoordelijke bepaling
genitief gen. na vz.
bijvoeglijke bepaling bijwoordelijke bepaling
datief
meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepaling
dat. na vz. vocatief
(lijdend)
3
van (meewerkend) oorzaak middel, wijze tijdstip voordeel, nadeel
aan door met in, op voor
bijwoordelijke bepaling aanspreking
Het NDgez (= naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde) is een zinsdeelstuk (nl. deel van het NWG) dat congrueert met het onderwerp. 1
Een ‘zin’ kunnen we definiëren als ‘een syntactisch geheel dat bestaat uit een gezegde met zijn noodzakelijke en niet-noodzakelijke zinsdelen’. Of het zinsdeel van het gezegde nog noodzakelijke aanvullingen krijgt en hoeveel, hangt af van de betekenis van dat gezegde. Zo heeft ‘sneeuwen’ geen verdere aanvulling nodig: ‘Het sneeuwt.’ is een correcte zin (daarbij is ‘het’ een ‘loos onderwerp’ want dat woord kan niet door een substantief vervangen worden). Maar een werkwoord als ‘jodelen’ vraagt om een onderwerp, ‘verdienen’ om een onderwerp en een lijdend voorwerp en ‘geven’ om een onderwerp, een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp. Afhankelijk van het aantal bepalingen bij het gezegde spreken we van ‘0-valentie’, ‘1-valentie’, ‘2-valentie’ of ‘3-valentie’. 2
3
De bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk (bij de ‘kern’ van dat zinsdeel). 2.12
λύειν, εἶναι en δοῦλος: OEFENINGEN 1
Vervoeg in de goede volgorde van persoon en getal.
τρέφειν 2
εἶναι
ἀκούειν
Zoek in deze drie kleine teksten de werkwoordsvormen; splits ze telkens in stam – (bindklinker) – uitgang; geef wijze, persoon en getal.
Ὀφθαλμούς οἱ ἄνθρωποι ἔχουσι καὶ δακτύλους. Βλέπουσι τοῖς ὀφθαλμοῖς καὶ γράφουσι τοῖς δακτύλοις. Ὁ δὲ ἵππος οὐκ ἔχει δακτύλους. Οὔκουν γράφει ὁ ἵππος. Τί γράφειν ἐθέλει ὁ ἄνθρωπος; Οὕτως τοὺς λόγους οὐκ ἀποβάλλει. ὁ ὀφθαλμός = het oog ὁ δάκτυλος = de vinger οὔκουν = dus niet ἐθέλειν = willen ἀποβάλλειν = vergeten
Ποῦ ἐσθίεις ἕωθεν; Ἐσθίω ἐν τῷ οἴκῳ. Καὶ τί πίνεις τότε; ποῦ = waar ἕωθεν = ’s morgens vroeg
Οἱ τῶν Ἀθηναίων στρατηγοὶ πέμπουσιν ἀγγέλους εἰς τοὺς Λακεδαιμονίους. Τί οἱ ἄγγελοι τῷ τῶν Λακεδαιμονίων δήμῳ λέγουσιν; Ἀκούετε. Λέγουσιν·1 “Πόλεμον ἐθέλουσίν οἱ βάρβαροι. Ἀμύνειν τὸν πόλεμον οὐκ ἔχομεν. Πέμπετε οὖν συμμάχους.” οἱ Λακεδαιμόνιοι = de Spartenen ἐθέλειν = willen ὁ βάρβαρος = de niet-Griek ἀμύνειν = afweren ἔχειν + inf. = kunnen ὁ σύμμαχος = de medestrijder
Op dezelfde manier kan je de werkwoorden van oef. 4, 6 en 7 determineren. 1
Zo’n punt boven de lijn in het Grieks komt overeen met onze dubbele punt. 2.13
3
Zoek in de drie kleine teksten van oef. 2 de substantieven; geef het grondwoord; geef naamval en getal. Op dezelfde manier kan je de substantieven van oef. 4, 6 en 7 determineren.
4.
We oefenen de naamvallen aan de hand van de volgende zinnetjes. Splits ze in zinsdelen met een schuine streep; benoem die zinsdelen; vertaal vervolgens de zin.
a.
Ὁ στρατηγός ἐστιν ἄνθρωπος. Οὐκ εἰμὶ θεός. Ὁ ἵππος καὶ ὁ ἄνθρωπος φίλοι εἰσίν. Οἱ ἑταῖροι πίνουσιν οἶνον.
b.
Πέμπουσιν ἀγγέλους. Ἄγομεν τοὺς φίλους εἰς τὸν οἶκον. Ὁ ἰατρὸς τρέφει τὸν δοῦλον. Ἔχεις ἵππους.
c.
Ἐκ τοῦ οὐρανοῦ ὁ θεὸς πέμπει τοὺς ἀγγέλους. Πίνω τὸν τοῦ ἰατροῦ οἶνον. Βλέπετε τὸν τοῦ στρατηγοῦ ἵππον. Ἔχουσι τὸν τοῦ δήμου σῖτον.
d.
Vermeld bij een BWB die zonder voorzetsel wordt geformuleerd ook de rol. Σίτῳ καὶ οἴνῳ τρέφομεν τοὺς ἀνθρώπους. Ὁ ἰατρὸς ἐν τῷ οἴκῳ ἐστίν. Ὁ στρατηγὸς πέμπει λόγον τῷ δήμῳ. Ἐν τῷ οἴκῳ οὐ βλέπομεν τὸν τοῦ ἰατροῦ ἵππον. Τῷ οἴνῳ οὐ βλέπω τὸν δοῦλον. Γράφεις λόγον τῷ ἑταίρῳ.
5
We werken in duo’s! de eerste
- splitst met een schuine streep de zinnen van oef. 2 in zinsdelen; - benoemt de zinsdelen (vergeet de rol niet bij een BWB zonder vz.); - markeert het gezegde en de noodzakelijke zinsdelen. de tweede probeert te vertalen. Vergelijk vervolgens jullie resultaat en kom tot een gezamenlijke oplossing.
2.14
6.
LEESTEKST: Ὁ τοῦ δήμου δοῦλος
Τῷ πολέμῳ οἱ Ἀθηναῖοι οὔτε ἔχουσι σῖτον οὔτε οἶνον. Οἱ τῶν Ἀθηναίων στρατηγοὶ πέμπουσιν ἀγγέλους εἰς Δελφούς. Ὁ θεὸς ἐν Δελφοῖς Ἀπόλλων ἐστίν. Ἐκ τοῦ οὐρανοῦ Ἀπόλλων λέγει· Ὦ Ἀθηναῖοι, ἐν τῷ τοῦ δούλου οἴκῳ εὑρίσκετε σῖτον καὶ οἶνον. Οἱ Ἀθηναῖοι βλέπουσιν ἐν τοῖς τῶν δούλων οἴκοις ἀλλὰ οὐδὲν2 εὑρίσκουσιν. Ὅτε ἐν τῷ τοῦ θεοῦ ἱερῷ3 βλέπουσιν, σῖτον καὶ οἶνον εὑρίσκουσιν. Ὁ θεὸς δοῦλος τῶν Άθηναίων ἐστίν. (Foto: Chiron CC Images of the Classical World)
7
Probeer nu ook de kleine tekst hieronder eens helemaal te vertalen. Maar wat belangrijker is: kan je de namen van de juiste goden geven?
Οἱ ᾽Ἀθηναῖοι πολλοὺς4 θεοὺς ἔχουσιν. Ὁ ...... ἐν τῷ οὐρανῷ ἐστι καὶ ἄρχει5 τῶν θεῶν καί τῶν ἀνθρώπων. Ὁ ....... τοῦ πόντου6 καὶ τῶν ἵππων ἄρχει. Καὶ τίς7 ἐστιν ὁ τοῦ οἴνου θεὸς; Χαίρει, ὅτε οἶνον πίνει. Καὶ τίς ἐστιν ὁ τῶν θεῶν ἄγγελος; Καὶ τίς ἐστιν ὁ Ἥφαιστος; Καὶ τίς ἐν τῷ πολέμῷ μέγιστος8 θεός ἐστιν; Vanaf hoofdstuk 3 leren we ook vrouwelijke woorden en dus ook godinnen kennen. Even geduld, meisjes. Ondertussen kunnen jullie misschien al deze test maken… http://www.godinnentraining.nl/test.htm
2 3
οὐδέν = niets τὸ ἱερόν = de tempel
πολλοί = vele ἄρχειν + gen. = heersen over 6 ὁ πόντος = de zee 7 τίς; = wie? 8 μέγιστος = grootste 4 5
2.15
3
ELEUSIS NAAR ELEUSIS
De wandeling van Athene naar Eleusis was in de oudheid haalbaar op één dag. Iets meer dan twintig kilometer stappen was het, langs de kust van Attica, in noordwestelijke richting. Vandaag de dag rijd je via de snelweg „Attische Baan‟ in een half uurtje naar Eleusis. Als het verkeer meezit. Veel redenen om Eleusis te bezoeken heb je eigenlijk niet meer: de stad is omringd door fabrieken en raffinaderijen. En archeologisch is er niet veel belangrijks overgebleven. Maar in de oudheid was Eleusis een heel belangrijke plek voor de Griekse godsdienst. Elke Griek wou minstens één keer in zijn leven op bedevaart gaan naar Eleusis. Zo belangrijk was die bedevaart, dat er elk jaar in de maand βοηδρομιών (september-oktober) een godsvrede van vijf weken werd uitgeroepen in heel Griekenland. Zo kon iedereen die dat wou in vrede naar Eleusis gaan. Het belang van die bedevaart blijkt ook uit de vele enthousiaste teksten over het feest. De „Homerische hymne‟, die niet écht door Homerus werd geschreven, de toneelstukken van Aeschylus en Euripides, de brieven van de Romein Cicero: allemaal zijn ze het erover eens dat er “nergens goddelijker, aangrijpender en lieflijker dingen” te horen en te zien waren dan in Eleusis. De centrale figuur van het feest in Eleusis was de godin Demeter. Haar naam betekent eigenlijk „Aardmoeder‟. Wat logisch is voor de godin van de landbouw en de graangewassen. Al in 1500 voor Christus werd ze in Eleusis bedankt en aanbeden om haar grote geschenken aan dit landbouwgebied. De landbouwers vonden haar veel belangrijker dan alle mannelijke goden. Daarom noemen we dit een matriarchale godsdienst, waarbij de vrouw, de bron van leven, centraal staat. Ook in de vijfde eeuw voor Christus, toen andere goden populairder waren geworden en Zeus de oppergod was in plaats van Demeter, bleef haar feest een echte topper. Daarom moeten we eerst wat meer lezen over Demeter. 3.1
HET VERHAAL VAN DEMETER
De Grieken konden zich nog oprecht verbazen over het feit dat planten en gewassen elke lente weer tot leven komen na de dorre winter. Ze vonden het prachtig, zoals het leven in een cyclus van leven (lente) en dood (winter) altijd maar bleef doorgaan. Maar hoe dat precies werkte, dat begrepen ze nog niet. Ze zochten een αἰτία, een verklaring, voor het fenomeen van de seizoenen en de plantencyclus. En ze kwamen daarom met een „aitiologische‟ of verklarende mythe af: de mythe van Demeter. Hier komt hij. Uit de relatie tussen Zeus en Demeter, god van de hemel en godin van de aarde, werd een mooi meisje geboren: Persephone. Hades, de god van de onderwereld en de oom van het meisje, werd verliefd op haar. Omdat Demeter geen toestemming gaf voor een relatie, ontvoerde Hades het meisje dan maar. Demeter zocht wanhopig naar haar dochter, totdat de zonnegod Helios haar alles vertelde over de ontvoering door Hades. Demeter was beledigd door die gewelddaad en weigerde nog voor het graan op de wereld te zorgen. De gewassen gingen verloren, de mensen vergingen van de honger, Zeus werd kwaad. Hij beval Hades het meisje terug te geven aan haar moeder. Dat kon, op voorwaarde dat het meisje niets had gegeten tijdens haar gevangenschap in de onderwereld. Een babbelzieke onderwereldnimf vertelde Hades dat Persephone tijdens die tijd in een granaatappel had gebeten en dat ze daarom aan de onderwereld moest verbonden blijven. Demeter veranderde de nimf woedend in een uil. Ze leek haar dochter Persephone nu voorgoed kwijt te zijn. Maar omdat het meisje uiteindelijk slechts enkele pitten van de granaatappel had ingeslikt, vond Zeus een compromis: Persephone moest enkele maanden, één per pit, bij Hades blijven. De rest van het jaar mocht ze naar haar moeder op aarde terugkeren. Daar kon iedereen mee leven. Demeter treurt wel nog steeds tijdens de maanden dat Persephone in de onderwereld is en daarom bestaat er een winter op aarde, zonder graan of planten. Als Persephone terugkeert naar haar moeder, is Demeter blij en samen met haar leven alle veldgewassen terug op. De mythe heeft nog een belangrijk extraatje: toen Demeter wanhopig naar haar dochter zocht, werd ze in Eleusis vriendelijk ontvangen door koning Celeus en koningin Metanira. Uit dank voor hun gastvrijheid wou ze hun zoon Demophon onsterfelijk maken, maar tijdens het ritueel werd Demeter gestoord door Metanira, zodat ze Demophon in een heilig vuur liet vallen. Om dit ongeluk weer goed te maken, openbaarde Demeter „het geheim van het koren‟ aan Triptolemus, de broer van Demophon. En zo ontstonden de Heilige Mysteriën van Eleusis.
Demeter, Triptolemus, Persephone, relief in het museum van Eleusis. (Foto: Chiron CC Images of the Classical World)
3.2
HET GROTE MYSTERIE
Mysteriën. Een moeilijk woord, afgeleid van het Griekse werkwoord μύειν, dat „zwijgen‟ betekent. Mysteriën moet je dus geheim houden: daarover praat je niet tegen iedereen. Wie iets wist, zweeg. Dat maakt het voor ons moeilijker om te weten wat de Mysteriën van Eleusis precies waren. Gelukkig was er af en toe een Griekse schrijver zo vriendelijk om een tipje van de sluier op te lichten, zodat we de feesten en het geheim erachter ongeveer kunnen beschrijven. Het feest begon eigenlijk in Athene, aan het Eleusinion 1, een tempel aan de voet van de Akropolis. Op 15 βοηδρομιών kwamen allen die het Mysterie van Eleusis wilden leren kennen, samen voor de officiële openingstoespraak van het feest. De dag erna was er controle van de kandidatenlijsten: “onzuivere en onverstaanbare mensen” werden van de lijsten geschrapt. Wie werd toegelaten, moest mee naar de oude haven van Phalerum om zich in zee te wassen. Dan volgden drie offerdagen: één om varkens te offeren, één om bokken te offeren en één om druiven te offeren. Op 20 βοηδρομιών vertrokken alle kandidaten, die vaak met duizenden waren, in processie naar Eleusis. Onderweg werd er af en toe gerust en werd er geplaagd en gelachen, ter herinnering aan de grappen die Dionysus verzon om Demeter op te vrolijken in haar treurige dagen. „s Avonds bereikte men Eleusis en gingen de kandidaten slapen rond het Telesterion, de enorme tempel van Demeter, die halfweg de vijfde eeuw was gebouwd door de beroemde architect Ictinus, in opdracht van Pericles. De 21ste verzamelden de kandidaten in het Telesterion, waar de „hiërofanten‟ hen het Mysterie van Eleusis openbaarden. Ze deden dat, voor zover we weten, door iedereen eerst schrik aan te jagen en dan het licht te tonen. Wat dat precies voorstelde, weten we niet. Speciale toneeleffecten? Lampen die door spiegels uitvergroot werden? Of was het allemaal een 2 illusie, onder invloed van de κυκεών die aan de gelovigen werd aangeboden? Wie zal het zeggen? Het blijft een Mysterie. Wat overblijft van het Telesterion in Eleusis. (Foto: Chiron CC Images of the Classical World) Na dit hoogtepunt werd er de hele nacht gevierd, met veel wijn en het offer van een stier. Ook de volgende dag vierden de meeste deelnemers door, al was er een kleine groep die een speciale extra inwijding kreeg. Die kerngroep kreeg „iets‟ te zien en „iets‟ te horen, waardoor ze het hemels huwelijk tussen Zeus en Demeter beter begrepen. Misschien namen ze daarbij ook wel een roesverwekkend middel in. Het feest eindigde op 23 βοηδρομιών met de terugtocht naar Athene. Aan het Eleusinion hing sedert 415 voor Christus een lijst met de aangeslagen bezittingen van generaal Alcibiades. Op de vooravond van een expeditie naar Sicilië zou deze Athener met enkele vrienden zo dronken geweest zijn dat ze het Eleusinion bezoedelden. Details ontbreken. Helaas. 1
Normaal gezien is κυκεών een dagelijks drankje, waarin gerst verwerkt was. Maar men neemt wel eens aan dat in de κυκεών van Eleusis gerst gebruikt werd met de schimmel ‘moederkoren’ op. Die is verwant aan LSD en kan hallucinaties veroorzaken. 2
3.3
Zo ging het eeuwen lang. Tot het christendom opkwam en populair werd. Vanaf toen ging het bergaf met de Griekse goden en dus ook met Eleusis. Keizer Marcus Aurelius liet in het jaar 170 (ja, na Christus) voor het laatst grote restauratiewerken uitvoeren in Eleusis. Maar in 218 staken fanatieke christenen de grote tempel van Demeter in brand. En die christenen moedigden in de jaren daarna ook plunderende Visigoten aan om de gebouwen in Eleusis tot de grond af te breken. In 395 werd het heiligdom definitief gesloten, op bevel van keizer Theodosius. Demeter is dood. Einde.
CREATIEVE OPDRACHT
Schrijf een toneeltje. Iemand is de mystagoog en vertelt de gelovigen het verhaal van Demeter. En maak natuurlijk ook een mooie tekening van de godin van het graan. Een beeldje is ook goed...
(Foto: Chiron CC Images of the Classical World)
3.4
HET VROUWELIJK EN ONZIJDIG LIDWOORD EN
τιμή en δῶρον
DE MODELLEN
1. DE MODELLEN
nom. acc. gen. dat. voc.
enk.
ἡ τὴν τῆς τῇ ὦ
τιμή τιμήν τιμῆς τιμῇ τιμή
mv.
αἱ τὰς τῶν ταῖς ὦ
τιμαί τιμάς τιμῶν τιμαῖς τιμαί
nom. acc. gen. dat. voc.
enk.
τὸ τὸ τοῦ τῷ ὦ
δῶρον δῶρον δώρου δώρῳ δῶρον
mv.
τὰ τὰ τῶν τοῖς ὦ
δῶρα δῶρα δώρων δώροις δῶρα
2. OPMERKINGEN BIJ HET LIDWOORD EN DE MODELLEN
2.1
In het Grieks is er een mannelijk, een vrouwelijk en een onzijdig genus. Het genus van een substantief zien we in de woordenlijst aan het lidwoord dat het substantief vergezelt. mannelijk: vrouwelijk: onzijdig:
ὁ ἡ τό
bv. ὁ ἄγγελος bv. ἡ ψυχή bv. τὸ ἔργον
2.2
We kennen nu van elk genus één model, en ook de volledige verbuiging van het lidwoord. Net als het model δοῦλος behoren de modellen τιμή en δῶρον tot de eerste klasse van de substantieven.
2.3
Bij de onzijdige woorden is de nominatief, accusatief en vocatief altijd gelijk. Bovendien is de uitgang van de nominatief, accusatief en vocatief meervoud altijd –α.
2.4
Als het onderwerp een onzijdig meervoud is, dan staat het werkwoord in het enkelvoud! bv.
Τὰ δῶρα καλά ἐστιν.
De geschenken zijn mooi.
3.5
DE ADJECTIEVEN: HET MODEL
ἀγαθός
1. ΗEΤ MODEL
nominatief accusatief genitief datief vocatief
enk. m. ἀγαθός ἀγαθόν ἀγαθοῦ ἀγαθῷ ἀγαθέ
v. ἀγαθή ἀγαθήν ἀγαθῆς ἀγαθῇ ἀγαθή
o. ἀγαθόν ἀγαθόν ἀγαθοῦ ἀγαθῷ ἀγαθόν
2. OPMERKINGEN BIJ HET MODEL 2.1
mv. m. ἀγαθοί ἀγαθούς ἀγαθῶν ἀγαθοῖς ἀγαθοί
v. ἀγαθαί ἀγαθάς ἀγαθῶν ἀγαθαῖς ἀγαθαί
o. ἀγαθά ἀγαθά ἀγαθῶν ἀγαθοῖς ἀγαθά
ἀγαθός
Duidelijkheidshalve is in de woordenlijst het paspoort van een adjectief altijd voluit geschreven. Maar elders zal je vaak een ingekorte schrijfwijze vinden. Na het grondwoord (de nom. m. enk.) vind je dan de uitgang van de nom. v. enk., en de uitgang van de nom. o. enk. : paspoort:
nom. m. enk. uitgang nom. v. enk. uitgang nom. o. enk.
voorbeeld:
ἀγαθός -η -ον
2.2
Het adjectief is een bijvoeglijke bepaling die congrueert (d.w.z. overeenkomt in naamval, geslacht, getal) met zijn kern.
2.3
Een adjectief kan op de volgende wijze bij een substantief aansluiten:
2.4
a)
Er staat een lidwoord voor het adjectief. bv. ὁ σοφὸς ἄνθρωπος ὁ ἄνθρωπος ὁ σοφός (nadrukkelijker) In dit geval is het adjectief een noodzakelijke bepaling om te weten over welke mens het gaat.
b)
Er staat geen lidwoord onmiddellijk voor het adjectief. bv. ὁ ἄνθρωπος σοφός σοφὸς ὁ ἄνθρωπος (nadrukkelijker) In dit geval geeft het adjectief alleen maar bijkomende informatie over een persoon die we al hebben leren kennen.
Een adjectief kan ook zonder substantief een lidwoord bij zich hebben. We spreken dan over een gesubstantiveerd adjectief. Dat bestaat trouwens ook in het Nederlands, bv. de wijze <mens>. Zoals je ziet, kun je dan meestal een substantief bijdenken. bv. οἱ ἀγαθοί οἱ ἀγαθοὶ ἄνθρωποι 3.6
PARTIKELS Partikels zijn kleine, onveranderlijke woorden die als signaalwoorden de gedachtegang verduidelijken of een nuance aanbrengen in de zin. We onderscheiden een aantal types:
ONTKENNENDE PARTIKELS οὐ / μή
:
niet
VRAGEND PARTIKEL ἦ
:
leidt een vraagzin in. Blijft onvertaald.
BINDPARTIKELS ἤ
:
of (scheidend)
καί / τε
:
en (verbindend) πατὴρ τε καὶ μήτηρ = καὶ πατὴρ καὶ μήτηρ Het partikel τε komt in het Grieks nà het woord te staan waar wij het voor verwachten, zoals bij het Latijnse voegwoord -que. De combinatie τε ... καί verbindt twee zinsdelen nauwer dan καί alleen, maar wordt in het Nederlands meestal gewoon met eenmaal ‘en’ weergegeven.
δέ
:
μέν ... δέ
:
en (verbindend) maar (tegenstellend, zwakker dan ἀλλά) Als louter verbindend partikel blijft δέ dikwijls beter onvertaald. Het partikel δέ staat na het eerste woord van de zin of het zinsdeel dat het inleidt. (onderscheidend of tegenstellend) enerzijds … anderzijds … is als vertaling van die kleine woordjes μέν... δέ... te nadrukkelijk. Het Nederlands kiest, afhankelijk van de context, een soberder formulering. Zoals δέ staat ook μέν nooit als eerste woord in de zin, maar pas na het eerste woord van de zin of het zinsdeel dat het inleidt.
ἀλλά / μέντοι: maar, echter (tegenstellend) γάρ
:
want (geeft een reden of verklaring)
ὅμως
:
toch (leidt een nuancering of een toegeving in)
οὖν
:
dus (brengt een conclusie of gevolg)
3.7
SUBSTANTIEVEN EN ADJECTIEVEN EERSTE KLASSE: OEFENINGEN 1
Zoek in deze zinnen de substantieven; geef telkens het grondwoord; geef naamval en getal.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Οἱ ξένοι σῖτον καὶ πολλὰ ἀγαθὰ εἰς τὸ πεδίον φέρουσιν. Οἱ πολέμιοι φεύγουσιν ἐκ τῶν ἄκρων. Οἱ σοφοὶ ἄγγελοι τὰ τῶν Ἀθηναίων ἔργα θαυμάζουσιν. Ἡ τῆς ψυχῆς ὀργὴ τοῖς ἀνθρώποις λύπην φέρει. Τῇ εἰρήνῃ τοῖς φίλοις ἔξεστιν εἰς τὸν τοῦ ἰατροῦ οἶκον βαίνειν. Ἡμεῖς τὰ τέκνα εὖ τρέφομεν καὶ παιδεύομεν. Πολλοὶ μὲν ἀγαθοί εἰσιν, ὀλίγοι δὲ σοφοί. Σπουδῇ καὶ τέχνῃ δυνατοί ἐσμεν μέγιστα θηρία ἀποκτείνειν. Ἀναβαίνειν μὲν χαλεπόν ἐστιν, καταβαίνειν δὲ οὐκ. Χρήσιμοί ἐστε τῷ δήμῳ ὅτε τοὺς πολεμίους οὐ φεύγετε. Ἐγὼ καὶ νῦν λέγω ὅτι οὐ καλόν ἐστι τοὺς κινδύνους φεύγειν. Ὦ φίλε, τὸν τῶν θεῶν οἶκον τοῖς νεανίσκοις φαῖνε. Οὐχ ἕκαστος ξένος καὶ πολέμιός ἐστιν. Ἐν καλῷ τόπῳ τὸν οἶνον πίνεις. Ὑμεῖς παρέχετε σῖτον τοῖς δούλοις. Ὁ ἥλιός ἐστι μέγιστος λίθος ἐν τῷ οὐρανῷ.
Op dezelfde manier kan je ook de substantieven van oef. 4 en 5 determineren. 2
Zoek in de zinnen van oef. 1 de adjectieven; geef telkens het grondwoord; geef naamval, genus en getal; markeer deze adjectieven én het substantief waarmee ze congrueren. Op dezelfde manier kan je ook de adjectieven van oef. 4 en 5 determineren.
3
We werken nog eens met de zinnen van oef. 1, nu in duo’s . de eerste
- splitst met een schuine streep de zinnen van oef. 1 in zinsdelen; - benoemt de zinsdelen (vergeet de rol niet bij een BWB zonder vz.); - markeert het gezegde en de noodzakelijke zinsdelen. de tweede probeert te vertalen. Vergelijk vervolgens jullie resultaat en kom tot een gezamenlijke oplossing.
3.8
4.
LEESTEKST: HOE DE STAD ATHENE AAN HAAR NAAM KWAM
- Schrijf eerst bij de onderstreepte bindpartikels de betekenis; - markeer de noodzakelijke zinsdelen; - vertaal de tekst.
Ἐν τῇ Ἀττικῇ1 οἱ ἄνθρωποι καλὸν τόπον εὑρίσκουσιν. Ἐθέλουσιν οὖν ἐκεῖ οἰκίζειν2. Οἱ δὲ θεοὶ ἐρίζουσιν3. Ἕκαστος γὰρ θεὸς ἕτοιμός ἐστι τὸν τόπον σῴζειν καὶ ἀντὶ τῆς φυλακῆς4 ἐκεῖ μέγιστον ἱερὸν ἔχειν. Δύο δὲ θεοὶ μάλιστα σπεύδουσιν περὶ τῆς τοῦ τόπου ἀρχῆς. Ὁ μέν ἐστι Ποσειδῶν5, ἡ δὲ Ἀθήνη6. Ὁ οὖν Ζεὺς7 λέγει· “ Ἡ δὲ ῥοπή8 ἐστι τοῖς ἀνθρώποις.” Οἱ οὖν δύο θεοὶ δώροις τοὺς ἀνθρώπους παράγουσιν9. Ἡ μὲν Ἀθήνη τὴν ἐλάαν10 παρέχει, ὁ δὲ Ποσειδῶν τὸν ἵππον. Οἱ δὲ ἄνθρωποι πολὺν χρόνον11 φροντίζουσιν. Ἔστι γὰρ δύο δῶρα χρήσιμα. Τέλος δὲ τὸ τῆς Ἀθήνης δῶρον περὶ πλείονος ἔχουσιν12. Ἐν οὖν τῇ τῆς Ἀττικῆς γῇ πολλὰ ἱερὰ κτίζουσι13 τῇ Ἀθήνῃ μετὰ χάριτος14 καὶ διότι τὸν τόπον Ἀθήνας15 ὀνομάζουσιν.
Dit beeld van Athena staat in het Louvre (Parijs). Het is een Romeinse kopie van een Grieks beeld.
ἡ Ἀττική, Ἀττικῆς: Attica οἰκίζειν: een stad stichten 3 ἐρίζειν: twisten 4 ἡ φυλακή, φυλακῆς: de bewaking 5 ὁ Ποσειδῶν, Ποσειδῶνος: (eigennaam) 6 ἡ Ἀθήνη, Ἀθήνης: (eigennaam) 7 ὁ Ζεύς, Διός: (eigennaam) 8 ἡ ῥοπή, ῥοπῆς: de keuze 9 παράγειν: verleiden 10 ἡ ἐλάα, ἐλάας: de olijfboom 11 πολὺν χρόνον: lange tijd (uitdrukking) 12 περὶ πλείονος ἔχειν: meer waard achten, hoger aanslaan 13 κτίζειν: stichten, bouwen 14 μετὰ χάρiτος: uit dankbaarheid 15 αἱ Ἀθῆναι, Ἀθηνῶν: (de stad) Athene 1
2
3.9
5.
LEESTEKST: HET OORDEEL VAN PARIS
- Markeer in de tekst de bindpartikels; - noteer erbij wat ze je leren over het tekstverband: is het partikel verbindend (‘en’), onderscheidend (‘enerzijds, anderzijds’), tegenstellend (‘maar’), concluderend of gevolgaanduidend (‘dus’), verklarend (‘want’), enz.? ; - vertaal de tekst. De Griekse godinnen waren Straffe Madammen. En ze stonden op hun strepen. Je kent wellicht het verhaal van de Gouden Appel, die op een huwelijksfeest beloofd werd aan de mooiste godin (τῇ καλλίστῃ). Nee? Wel dan: toen de held Peleus en de zeenimf Thetis trouwden, was Eris, de godin van de ruzie, niet welkom. Ze nam wraak door de genoemde Gouden Appel op het feest binnen te gooien. Zo begon een discussie tussen drie godinnen: wie IS de mooiste? Hera (godin van het huwelijk), Athena – die ken je al – en Aphrodite (godin van de liefde) lieten zich keuren door de goden. Maar die waren wel zo slim om geen oordeel te vellen: als ze één godin kozen, kregen ze er gratis twee boze godinnen bij. Wat je dus niet wil! Daarom lieten ze het oordeel aan een niet al te slimme sterveling, Paris van Troje. Hermes, boodschapper van de goden, bracht de godinnen naar die jonge prins, toen die zich bij een kudde schapen zat te vervelen. Toen Paris hoorde dat hij de godinnen naakt zou mogen zien, was hij natuurlijk direct bereid jury te spelen. En toen begon de omkoperij: elke godin had een mooi cadeau voor Paris, als hij haar koos... Lees maar.
Πρώτη ἡ Ἀθήνη εἰς τὸν νεανίσκον βαίνει καὶ λέγει· “Φρόντιζε. Τὶ ἐθέλεις; Ἦ σοφὸς εἶναι ἐθέλεις; Ἔξεστι γὰρ μάλιστα σοφὸς εἶναι.” 16 Μετὰ δὲ τὴν Ἀθήνην ἡ Ἥρα ἥκει καὶ λέγει· “Εἰ ἐθέλεις, ῥώμην17 θαυμαστὴν σοι18 παρέχω καὶ πολλὰς τιμὰς. Οὕτως οὖν τοῦς πολεμίους ἀποκτείνειν ἔξεστιν.” Τέλος δὲ ἡ Ἀφροδίτη λέγει· “Τῶν θεῶν μεγίστη οὔκ εἰμι. Ὅμως δὲ δῶρον καλὸν ἔχω. Ἐν γὰρ τῇ Σπάρτῃ ἡ Ἑλένη ἐστιν, ἡ καλλίστη19 γυνὴ20 τῆς γῆς. Εἰ παρέχεις μοι21 τὸ μῆλον22, παρέχω σοι τὴν Ἑλένην.” Οὐ μὲν πολὺ φροντίζει ὁ νεανίσκος, αὐτίκα δὲ παρέχει τὸ μῆλον καὶ τὴν νίκην τῇ Ἀφροδίτῃ.
En die ene appel is de oorzaak van veel ellende. Paris krijgt Helena, die echter al getrouwd is met de Griek Menelaos. De Griekse koningen willen zich wreken voor die Trojaanse diefstal. En zo zit je al bij de Trojaanse Oorlog ... Daarover lees je in de vijfdes. μετά (vz. + acc.): na ἡ ῥώμη, ῥώμης: de kracht 18 σοι: aan jou 19 κάλλιστος, η, ον: mooiste 20 ἡ γυνή, γυναικός: de vrouw 21 μοι: aan mij 22 τὸ μῆλον: de appel 16 17
3.10
Als extraatje nog dit. Kijk eens naar dit schilderij uit 1636. Het is van de bekende Antwerpenaar Pieter Paul Rubens en stel het Oordeel van Paris voor. - Kan je zien wie of wat er bij de getallen 1 tot 5 staat? - En kan je aan de hand daarvan zeggen hoe de personages A tot F heten?
3.11
4
THEBE THEBE: DE MYTHE VAN EUROPA
Dit is het verhaal van het ontstaan van Thebe. Een verhaal dat begint met een koning. Hij heette Agenor en hij was de koning van de stad Tyrus, aan het oostelijk uiteinde van de Middellandse Zee. Hij had drie zonen en een beeldschone dochter. Ze heette „Europa‟, wat bizar genoeg „Het meisje met het brede hoofd‟ betekent. Al kan het ook „de ruimdenkende‟ zijn. Zo mooi was ze dat ook Zeus, de altijd liefdevolle oppergod, naar haar verlangde. Hij kon zich aan haar niet vertonen in zijn goddelijke gedaante en vermomde zich daarom in ... een prachtige stier. Toen Europa aan het strand van Tyrus liep en het dier bemerkte, kon ze er niet aan weerstaan om eens op zijn rug te zitten. Daarop had Zeus gewacht: met één sprong was hij al in zee. Tot grote schrik van Europa zwom hij met haar helemaal tot in Kreta. Daar pas toonde hij zijn ware gedaante. Ze bedreven de liefde onder een plataan en daardoor werd koning Minos van Kreta geboren.1 Ondertussen zond koning Agenor zijn drie zonen op zoektocht naar hun zus: zonder haar moesten ze het niet wagen thuis te komen. De jongens hadden geen succes en stichtten als jonge prinsen dan maar elk hun eigen koninkrijk: Phoenix stichtte Fenicië, Cilix stichtte Cilicië in het noorden van Turkije, en Cadmus ... Die ging eerst raad vragen aan het orakel van Delphi (zie hoofdstuk 5). Dat vertelde hem dat hij een koe moest zoeken met een halve maan op haar schouder. Hij moest het dier volgen tot het
1
afbeelding: http://pasoroblesworkshops.com/galleries/drew_gardner/Europa-Greek2EuroCoin.jpg 4.1
stopte om te rusten; daar moest hij dan een stad stichten. En zo ontstond Thebe, midden in de streek Beotië, wat „Koeienland‟ betekent2. Cadmus was nog niet tevreden: een stad zonder inwoners kon natuurlijk niet. Daarom wou hij de koe offeren, in de hoop dat de goden advies zouden geven. De koe werd echter opgevreten door een draak. De godin Athena liet hem daarom weten dat hij met de tanden van het monster zijn stad kon bevolken. Meer moest Cadmus niet weten: hij doodde de draak en zaaide de tanden van het monster. Daaruit ontstonden de Σπάρτοι of Zaailingen. Ze werden Cadmus‟ onderdanen.
THEBE: DE MYTHE VAN PENTHEUS
Nu had Cadmus een ander probleem: de draak was een heilig huisdier van de oorlogsgod Ares. Als compensatie voor de doding moest Cadmus acht jaar in dienst bij Ares. Nadien kreeg hij, als teken van verzoening, de dochter van Ares en Aphrodite als vrouw. Ze heette Harmonia en je snapt ook wel waarom. Ze kregen samen vijf kinderen. Uiteindelijk werden Cadmus en Harmonia oud en gingen ze op welverdiend pensioen. Omdat Cadmus wist hoeveel Ares van draken en slangen hield, vroegen ze de goden om ook slangen te mogen worden. En zo gebeurde. Ze leefden nog lang en gelukkig als twee serpentjes. Toen werd Pentheus koning. Hij was de kleinzoon van Cadmus en een ernstig man. Niet te verwonderen dat hij zich streng verzette, toen de god Dionysus vroeg of de Thebanen hem en zijn wijn wilden vereren. Dionysus was bijzonder boos om dit verzet en hij sloeg de vrouwen van Thebe met waanzin. Uitzinnig en in dierenvellen gekleed trokken die de stad uit. In de volle natuur dansten, dronken en zongen ze ter ere van de wijngod. Toen Pentheus daarvan hoorde, wou hij de vrouwen bespieden, vooral omdat hij hoorde dat zelfs zijn eigen moeder meedeed met de bacchanalen. Hij koos de top van een den als uitkijkpost, tot Dionysus zelf hem opmerkte en de vrouwen aanmoedigde om die spion te doden. De dames, die nog in totale razernij waren, rukten Pentheus de boom uit, grepen de arme man en scheurden zijn hoofd en zijn ledematen van zijn romp. Om daarna nog gezellig een balspel te houden met het hoofd. Pas de volgende ochtend ontnuchterden ze en begrepen ze wié ze gedood hadden.
De Atheners vonden zichzelf heel intelligent en keken neer op de “boertjes” van Beotië. Zo kregen die de onterechte reputatie dommeriken te zijn. De geschiedenis van een taal kan wreed zijn: in het Nederlands is een „beotiër‟ nog altijd een synoniem van „dommerik‟ of „onopgevoede kerel‟. 2
4.2
THEBE: DE MYTHE VAN OEDIPUS
Als de koning zijn hoofd verliest, moet er een nieuwe koning komen. Na Pentheus was dat Polydorus. En dan Nycteus, en dan Lycus, en dan Labdacus, en dan Laius. En toen pakten nieuwe onweerswolken zich samen boven Thebe. Koning Laius en zijn vrouw Iocaste kregen een voorspelling: hun zoon zou zijn vader doden en met zijn moeder kinderen krijgen. Een vreselijke gedachte! En laat de koningin net dan zwanger zijn! Als het kindje geboren wordt, aarzelen ze dus niet: ze leggen het in de bergen en doorboren voor de zekerheid zijn voetjes, zodat het nergens heen kan kruipen. Maar een herder uit Korinthe vindt het kind. Uit medelijden neemt hij het mee en hij noemt het Oedipus, „met de gezwollen voeten‟. In Korinthe geeft hij het aan zijn koning en koningin, omdat die geen kinderen kunnen krijgen. Die voeden Oedipus liefdevol op tot hij volwassen is. Dan gaat Oedipus de goden raadplegen: wat zal hij worden in zijn leven? Het antwoord is verpletterend: “Je wordt de moordenaar van je vader en de bijslaap van je moeder!” De arme Oedipus denkt dat hij de vorsten van Korinthe zoveel ellende zal aandoen en vlucht naar ... Thebe. Onderweg ontmoet hij Laius, zijn echte vader. Natuurlijk kennen ze mekaar niet. Het komt tot een stomme ruzie en Oedipus doodt Laius. Noodlot. Dan doodt hij ook de sfinx, een monster dat Thebe teisterde. Als beloning mag hij trouwen met koningin-weduwe Iocaste. Noodlot. Pas jaren later, wanneer hij met zijn moeder al vier kinderen heeft, ontdekken Iocaste en Oedipus de waarheid. Zij hangt zich op uit ontzetting en Oedipus, die blind was geweest voor de waarheid, steekt zich de ogen uit3. Hij verlaat Thebe voorgoed en gaat in Athene wonen tot zijn dood. Zijn beide zonen ruziën ondertussen om de troon en doden daarbij elkaar. Verder sterven ook Oedipus‟ dochter Antigone, haar neef Haemon en haar tante Eurydice. Zoveel ellende, het is niet normaal 4. Laten we dat maar houden voor het laatste jaar Grieks: dan verneem je alle details, als je de tragedies beter leert kennen.
Voor psychologen, onderzoekers van de menselijke geest, bestaat er iets als het oedipuscomplex. Die term gebruiken ze voor jongetjes die „verliefd‟ zijn op hun mama en die hun papa als concurrent zien. Het schijnt niet dodelijk te zijn. 3
Er bestaat een verklaring voor alle ellende van de koningen van Thebe. Op haar huwelijkfeest met Cadmus zou Harmonia een magische halsketting gekregen hebben van de goden. De vrouw die het droeg, bleef eeuwig jong en mooi, maar veroorzaakte ellende voor haar omgeving. Het juweel zou alle generaties koninginnen mooi gemaakt hebben en miserie veroorzaakt hebben voor de rest. 4
4.3
THEBE: DE FEITEN
Als je al die mythes leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat Thebe alleen maar een fictieve plek is. Natuurlijk is dat niet waar. Thebe heeft wel degelijk bestaan. En bestaat eigenlijk nog altijd. Het ligt vijftig kilometer ten noorden van Eleusis. Wie van hoofdstuk 3 naar hoofdstuk 4 reist, steekt vanuit de vlakte van Eleusis de bergketen van de Cithaeron over, die tot 1500 meter hoog is. Maar Thebe zelf ligt dan weer in vruchtbaar laagland, uitstekend geschikt voor veeteelt. De plek was zeker al bewoond rond 1500 voor Christus. Daarvan zijn er bewijzen op Lineair Btabletten (zie hoofdstuk 1) . Er was een akropolis met de naam „Cadmea‟. Die vesting en de strategische positie aan de route naar noord-Griekenland zorgden voor de groei van de stad. Al moet dat niet overdreven worden: pas na het jaar 500 gaat Thebe écht meespelen in de Griekse geschiedenis. Het werd een concurrent voor Athene, dat dan ook geen enkele kans liet liggen om Thebe het leven lastig te maken. Dat verklaart waarom Thebe in de Perzische Oorlogen de kant van de Perzen koos. De Thebanen vochten in het leger van de Perzische koning Xerxes tijdens de slag bij Plataeae (479 v.C.) en ze werden daar met de rest van Xerxes‟ leger verslagen. Logisch dat Athene en Sparta de stad Thebe achteraf boetes oplegden en plunderden. Maar enkele jaren later gaf Sparta weer militaire en financiële steun aan Thebe, vooral om Athene dwars te zitten. En dat lukte: in 424 v.C. versloegen de Thebanen Athene in de slag bij Delium. Na de Atheense nederlaag in de oorlog tegen Sparta drongen de Thebanen zelfs aan op een volledige verwoesting van Athene, maar zover kwam het gelukkig niet. Maar de Thebanen voelden zich nu zo zeker van hun militaire sterkte, dat ze in 404 v.C. alle banden met Sparta verbraken. Vanaf nu gingen ze uit van hun eigen kracht. Vooral de Thebaanse generaal Epaminondas organiseerde zijn leger tot het beste van die tijd. Dat deed hij op twee manieren. Eerst door een nieuwe opstelling met succes toe te passen: de „schuine falanx‟ bleek een succes. Opmerkelijker was de tweede verbetering van het Thebaanse leger: de Heilige Troep ( ἱερὸς λόχος) was een elite-groep van 150 homo-koppels, 300 man in totaal dus. De redenering van de filosoof Plato werd hier toegepast: “Mensen vechten met de grootste overtuiging, als hun geliefde toekijkt en als ze hun geliefde willen beschermen.” Het bleek een heel efficiënte strategie. De bevestiging van Thebes macht kwam op 6 juli van het jaar 371 v.C.: in de slag bij Leuctra versloegen de Thebanen een Spartaanse overmacht op verpletterende wijze. Dat was Thebes mooiste moment. Een paar jaar lang mocht Thebe zich de leider van Griekenland noemen en triomferen over de erfvijanden. Maar op 4 juli van het jaar 362 v.C., net geen negen jaar later, versloeg een verbond van Atheners en Spartanen de derde kandidaat om de Griekse leiding. Alsof dat allemaal nog niet ingewikkeld genoeg was, kwam toen ook het leger van Macedonië uit het noorden oprukken, onder leiding van koning Philippus. De Atheners konden de Thebanen uiteindelijk overtuigen om de krachten te bundelen. Het mocht niet helpen: ze werden allemaal samen verslagen in de slag bij Mantinea (338 v.C.). Bijna alle leden van de Heilige Troep sneuvelden. Uit respect begroeven de Macedoniërs hen in één massagraf. Maar Thebe gaf zelfs toen zijn trotse houding niet op: het kwam drie jaar later nog één keer in opstand tegen Alexander De Grote. En werd nog één keer afgemaakt. Deze keer werd hun hele stad afgebroken, als wraakactie. Alexander liet enkel het huis van de beroemde dichter Pindarus overeind staan, uit respect voor diens poëzie. Het zou twaalf eeuwen duren eer er een nieuwe stad Thebe ontstond ...
4.4
INTERESSANTE WWW’TJES Ellen Papakyriakou houdt een tweetalig Engels/Griekse website bij over Griekse steden. Op deze pagina geeft ze een uitgebreid overzicht van kunst, geschiedenis, mythes en beroemde personen uit Thebe: http://www.sikyon.com/Thebes/thebes_eg.html En dit is nog een Engelstalige bladzijde, dit keer uit de Greek Mythology Link, misschien de meest volledige website over Griekse mythologie. De auteur van deze site is een Zweed, Carlos Parada. Op deze bladzijde vat hij nog eens alle mythes over Thebe samen en laat hij je eindeloos verderklikken: http://www.maicar.com/GML/Thebes.html
CREATIEVE OPDRACHTEN Wie van mythes houdt, mag een van de beschreven verhalen in een toneelvorm brengen. Zorg voor tekst, regie, kledij en muziek. Maar word toch maar niet te realistisch bij de gewelddaden ... Hou je van computerwerk? Kies een Thebaanse mythe (Europa, Cadmus, Pentheus, Oedipus ...) en maak een originele, blitse poster op http://www.glogster.com. En wie het meer op geschiedenis begrepen heeft, maakt een Thebaanse krant over een van de vele veldslagen in dit hoofdstuk. Natuurlijk zijn de militaire prestaties van de stad het hoofdnieuws. Maar vul de krant maar op met politiek commentaar, portretten van leiders, overlijdensberichten, sportwedstrijden en het weer.
4.5
HET PASSIEF 1. INLEIDING: DE PASSIEVE VORM
We beginnen met een voorbeeld. Ὁ στρατηγὸς πέμπει ἀγγέλοσς. Ἄγγελοι ὑπὸ τοῦ στρατηγοῦ πέμπονται. Tὸ θηρίον βάλλεται λίθῳ.
De aanvoerder zendt boden. Boden worden door de aanvoerder gezonden. Het wild dier wordt door een steen getroffen.
Duid in de Griekse zinnen de zinsdelen aan en benoem ze. In een van beide passieve zinnen heeft de BWB de rol van handelende persoon: hoe drukt het Grieks dat uit? ...................................................................................................................... En hoe kun je de rol van de BWB benoemen in de andere passieve zin? ............................................... Vul aan: het onderwerp van de actieve zin wordt in de passieve zin ........................................................ Het LV van de actieve zin wordt in de passieve zin .................................................................................. Formuleer de vertaling van het tweede passieve voorbeeld nu actief: .....................................................
2. DE PASSIEVE VORM
infinitief indicatief
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
λύ-ε-σθαι
losgemaakt worden
λύ-ο-μαι λύ-ῃ λύ-ε-ται λσ-ό-μεθα λύ-ε-σθε λύ-ο-νται
ik word losgemaakt jij wordt losgemaakt hij (zij,het) wordt losgemaakt wij worden losgemaakt jullie worden losgemaakt zij worden losgemaakt
4.6
3. ENKELE OPMERKINGEN BIJ DE PASSIEVE VORM
3.1
In een actieve zin verricht het onderwerp (meestal) de handeling, het lijdend voorwerp ondergaat de handeling. Daarom is de rol van het onderwerp in een actieve zin „handelend‟ en de rol van het LV „lijdend‟. In een passieve zin ondergaat het onderwerp de handeling, een handelende persoon verricht de handeling. De rol van het onderwerp is dan „lijdend‟ en de rol van de handelende persoon „handelend‟. Er kan in een passieve zin dus nooit een LV voorkomen, omdat het onderwerp al „lijdend‟ is.
3.2
De handelende persoon staat in het Grieks in de genitief na het voorzetsel ὑπό (in de betekenis van „door‟). Het gaat hier steeds om een levend wezen. Wanneer het geen levend wezen betreft, vinden we een gewone BWB van oorzaak (in de datief).
3.3
Zoals de actieve vormen bestaan de passieve uit stam, bindklinker en uitgang. De passieve persoonsuitgangen zijn: -μαι, -σαι, -ται, -μεθα, -σθε, -νται. De ind. 2enk. λύῃ is een samentrekking van λύ-ε-σαι, na wegvallen van de sigma.
3.4
Overgankelijke of transitieve werkwoorden zijn werkwoorden die minstens een twee-valentie hebben, dus met een onderwerp en een voorwerp. Onovergankelijke of intransitieve werkwoorden zijn werkwoorden met een één-valentie. Zowel de overgankelijke als onovergankelijke werkwoorden kunnen in 3 enk. onpersoonlijk gebruikt worden. We vertalen met “er wordt…”, of beter nog: “men …” bv. λέγεται er wordt gesproken of men spreekt
4.7
HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD 1. VORMING EN VERTALING
eerste persoon nom. acc. gen. dat.
enk.
ἐγώ ἐμέ, με ἐμοῦ, μοσ ἐμοί, μοι
ik mij, me van mij; mijn aan (...) mij, me
mv.
ἡμεῖς ἡμᾶς ἡμῶν ἡμῖν
wij ons van ons; onze aan (…) ons
σύ σέ, σε σοῦ, σοσ
jij, je, u jou, je, u van jou,u; jouw
mv.
ὑμεῖς ὑμᾶς ὑμῶν
σοῖ, σοι
aan (...) jou; u
jullie, u jullie, u van jullie, u; jullie aan (…) jullie, u
tweede persoon nom. acc. gen.
enk.
dat.
ὑμῖν
derde persoon
nom. acc. gen.
enk. m. αὐτόν αὐτοῦ
v. αὐτήν αὐτῆς
o. αὐτό αὐτοῦ
dat.
αὐτῷ
αὐτῇ
αὐτῷ
nom. acc. gen.
mv. m. αὐτούς αὐτῶν
v. αὐτάς αὐτῶν
o. αὐτά αὐτῶν
dat.
αὐτοῖς
αὐταῖς
αὐτοῖς
4.8
m. hij hem van hem; zijn aan (…) hem
v. zij haar van haar; haar aan (…) haar
o. het het ervan; zijn
m. zij, ze hen, ze van hen; hun aan (…) hen
v. zij, ze hen, ze van hen; hun aan (…) hen
o. ze ze ervan; hun eraan (…)
eraan (…)
2. ENKELE OPMERKINGEN BIJ HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
2.1
Net zoals in het Latijn wordt het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp enkel gebruikt wanneer er nadruk op ligt. De uitgang van de persoonsvorm is voldoende duidelijk om het onderwerp aan te geven. Dit maakt het zinsdeel „onderwerp‟ niet minder noodzakelijk.
2.2
Om de derde persoon als onderwerp met nadruk weer te geven gebruikt het Grieks een aanwijzend voornaamwoord (zie verder). Als persoonlijk voornaamwoord komt αὐτός in de nominatief dus niet voor.
2.3
De vormen με, μοσ, μοι van de eerste persoon enk. en σε, σοσ, σοι van de tweede persoon enk. zijn onbenadrukt. De vormen mét een accent zijn benadrukt. Vergelijk met het verschil tussen mij en me in het Nederlands.
2.4
De genitief van de persoonlijke voornaamwoorden kan gebruikt worden om de bezitter aan te duiden. bv.
οἱ ἄγγελοι αὐτῶν ὁ οἶκος αὐτῆς ὁ τοῦ στρατηγοῦ ἐμοῦ οἶνος οἱ πολέμιοι ὑμῶν
hun gezanten haar huis de wijn van mìjn aanvoerder jullie vijanden
4.9
HET PASSIVUM EN HET PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD: OEFENINGEN 1
Zoek in deze zinnen de passieve werkwoordsvormen; splits ze telkens in stam (– bindklinker) – uitgang; geef grondwoord, wijs, persoon en getal.
1. 2. 3. 4. 5.
Βιέπνπζη θαιο1 ἀιιὰ νὐρ εὑξίζθνπζηλ ἡκᾶο νὔηε αὐηάο. Tα ηέθλα ὑπὸ δνύιωλ ηξέθεηαη ἀιι’ νὐρ ὑπ’ αὐηλ παηδεύεηαη. Ὁ ζνθὸο λεαλίζθνο ζαπκάδεηαη ὑπὸ ηλ ἑηαίξωλ. Ὑπὸ ζνῦ παξέρεηαη πνιιὰ ἔξγα. Παξέρεη πνιινὺο θαινὺο ιίζνπο θαὶ ἐκνὶ θαὶ ὑκῖλ.
Op dezelfde manier kan je ook de passieve werkwoordsvormen in de teksten van oef. 4 determineren.
2
Zoek in de zinnen van oef. 1 de persoonlijke voornaamwoorden; geef telkens het grondwoord – voor de derde persoon mag je αὐηόν vermelden; geef de juiste betekenis – let daarvoor op de context; geef de naamval, en bij de derde persoon ook genus en getal. Op dezelfde manier kan je ook de persoonlijke voornaamwoorden in de teksten van oef. 4 determineren.
3
1
We werken nog eens met de zinnen van oef. 1. Geef de functie van de onderlijnde woorden en vermeld bij een BWB ook de rol; vertaal telkens de zin.
θαιο: goed 4.10
4.
LEESTEKST: AMPHION EN ZETHUS, EEN STUKJE THEBAANSE MYTHOLOGIE Zeus en Antiope: een barok schilderij van Anthony van Dyck uit 1620. Het hangt in Gent, in het Museum voor Schone Kunsten aan het Citadelpark. (Foto: www.vlaamsekunstcollectie.be)
EERSTE EPISODE: DE AFGUNST…
Λύθνο 2θαὶ Γίξθε3 βαζηιεύνπζηλ ἐλ ηαῖο Θήβαις4. Τέθλα δ’νὔθ ἐζηηλ αὐηοῖς. Ἀληηόπε5 κέληνη, ἀδειθηδῆ6 ηνῦ Λύθνπ, ἁξπάδεηαη ὑπὸ ηνῦ κεγίζηνπ ηλ θεῶν θαὶ δύν πἱνὺο ηίθηεη. Οἱ ἀδειθνί εἰζη Ζῆζνο7 θαὶ Ἀκθίωλ8. Ὁ Λύθνο θαὶ ἡ Γίξθε κάιηζηα ηῇ Ἀνηιόπῃ ραιεπαίλνπζηλ. Τνῖο γὰξ αὐηῆο ηέθλνηο ἡ ηλ Θηβῶν ἀξρή ἐζηηλ. Γηόηη ηνὺο ἀδελθοὺς δνύιῳ παξέρνπζηλ. Ὁ δνῦινο αὐηνὺο εἰο ηὰ ἄκρα θέξεη θαὶ ἐθεῖ ιείπεη. Οὕηωο νἱ ηῆο Ἀνηιόπης πἱνὶ ὑπὸ ηλ θηρίων ἀπνθηείλνληαη. Ἡ Ἀληηόπε ἐλ ηῇ κεγίζηῃ λύπῃ ιείπεηαη ἐλ ηῶ νἴθῳ. Opdracht over de syntaxis van de naamvallen: geef van de vetgedrukte naamwoorden uit de eerste episode de naamval en de functie. Opdracht over de verwijswoorden: - markeer de persoonlijke voornaamwoorden van de derde persoon; - duid met een pijltje aan naar welk woord uit het voorgaande ze verwijzen.
ὁ Λύθνο, Λύθνπ: Lycus (eigennaam) ἡ Γίξθε, Γίξθεο: Dirce (eigennaam) 4 αἱ Θῆβαη, Θεβλ: Thebe (eigennaam) 5 ἡ Ἀληηόπε, Ἀληηόπεο: Antiope (eigennaam) 6 ἡ ἀδειθηδῆ, ἀδειθηδῆο: de nicht 7 ὁ Ζῆζνο, Ζήζνπ: Zethus (eigennaam) 8 ὁ Ἀκθίωλ, Ἀκθίωλνο: Amphion (eigennaam) 2 3
4.11
TWEEDE EPISODE: DE VONDELINGEN Opdracht over de structuur van de tekst: - schrijf bij de vetgedrukte partikels de betekenis; - vertaal vervolgens de tekst.
Ἀγαζῇ δὲ ηύρῃ νἱ ἀδειθνὶ ὑπὸ γεωξγνῦ μέλνπ εὑξίζθνληαη καὶ ζῴδνληαη. Ὁ γὰρ γεωξγὸο θαιὸο καὶ ἀγαζὸο ἄλζξωπόο ἐζηηλ. Ἀπηνὺο εἰο ηὸλ νἶθνλ θέξεη καὶ ἐθεῖ παξὰ9 πνιινὺο ἐληαπηνὺο ηξέθεη καὶ παηδεύεη. Οἱ δύν ἀδειθνὶ κάια δηαθέξνπζηλ. Ὁ μὲν Ζῆζνο κάιηζηα ἥδεηαη10 ηῇ ζεξεπηηθῇ11 ηέρλῃ, ὁ δ΄ Ἀκθίωλ ηῇ κνπζηθῇ12. Ὅκωο ἀεὶ εἰξεληθο ἔρνπζηλ13. Μέγηζηνη γὰρ ἑηαῖξνί εἰζηλ. DERDE EPISODE: HET WEERZIEN - Markeer in de tekst eerst de bindpartikels (zie p.36); - noteer erbij wat ze je leren over de structuur van de tekst: is het partikel verbindend („en‟), onderscheidend („enerzijds, anderzijds‟), tegenstellend („maar‟), concluderend of gevolgaanduidend („dus‟), verklarend („want‟)? - Vertaal daarna ook de tekst.
Ἡ δ΄ Ἀληηόπε θαθο πξάηηεη14. Τὰο ηνῦ ζείνπ15 ὀξγὰο νὐθέηη θέξεηλ ἐζέιεη θαὶ ἐθ ηλ Θεβλ θεύγεη. Μεηὰ ραιεπὴλ θπγὴλ ηέινο εἰο ηὸλ ηόπνλ ἥθεη ἔλζα ηὰ ηέθλα αὐηῆο ηὸλ νἶθνλ ἔρεη. Οἱ πἱνὶ νὐρ ὑπ΄αὐηῆο ἀλαγηγλώζθνληαη νὐδὲ16 ἡ Ἀληηόπε ὑπ΄αὐηλ. Ὁ Ἀκθίωλ θαὶ ὁ Ζῆζνο αὐηῇ νἶλνλ θαὶ ζῖηνλ παξέρνπζηλ. Τόηε δὲ ὁ Ζεὺο ηὴλ ηλ ἀλζξώπωλ κνξθὴλ ιακβάλεη θαὶ εἰο ηὴλ γῆλ θαηαβαίλεη. Ἐθεῖ ηὴλ ἀιήζεηαλ17 ἀπνθαίλεη18. Αὐηίθα νἱ δύν πἱνὶ ηὴλ Ἀληηόπελ πεξηβάιινπζηλ19. Ἔπεηηα20 νἱ λεαλίζθνη εἰο ηὰο Θήβαο βαίλνπζηλ. Ὁ κὲλ Λύθνο ἀπνθηείλεηαη, ἡ δὲ Γίξθε θεύγεη. Νῦλ νἱ ἀδειθνὶ ηὴλ ηλ Θεβλ ἀξρὴλ ἔρνπζηλ.
παξὰ + acc.: gedurende ἥδεζζαη: verblijd worden, genieten van 11 ζεξεπηηθόο, ζεξεπηηθή, ζεξεπηηθόλ: van de jacht 12 ἡ κνπζηθή is de verkorting van ἡ κνπζηθὴ ηέρλε: leid zelf de betekenis af 13 εἰξεληθο ἔρεηλ: in vrede leven (uitdrukking) 14 θαθο πξάηηεηλ: het slecht stellen 15 ὁ ζεῖνο, ζείνπ: de oom 16 νὐδέ: en (ook) niet 17 ἡ ἀιήζεηα, ἀιεζείαο: de waarheid 18 ἀπνθαίλεηλ: bekendmaken 19 πεξηβάιιεηλ: omhelzen 20 ἔπεηηα: vervolgens 9
10
4.12
VIERDE EPISODE: DE ONSTUITBARE KRACHT VAN MUZIEK - Markeer telkens de zinsdelen die noodzakelijk zijn voor een minimale zin: welke zinnen zijn onmisbaar? - Vertaal daarna de tekst.
Αἱ Θῆβαη νὔπω21 πύξγνλ22 ἔρνπζηλ. Γηόηη νἱ ἀδειθνὶ ἐζέινπζη ηὸλ ηόπνλ ηεηρίδεηλ23. Ὁ κὲλ Ζῆζνο πνιινὺο ιίζνπο παληόζελ24 εἰο ηὰο Θήβαο θέξεη θαὶ θπιίλδεη25. Ὀλεηδίδεη ηῶ ἀδειθῶ ὅηη ὁ Ἀκθίωλ νὐ ηνζαύηελ26 ῥώκελ ἔρεη. Τόηε ὁ Ἀκθίωλ ηὴλ ιύξαλ27 ιακβάλεη. Τῇ ᾠδῇ αὐηνῦ νἱ ιίζνη νὕηωο ηέξπνληαη28 ὥζηε ἀπὸ ηνῦ αὐηνκάηνπ29 θπιίλδνληαη. Ἐλ ὀιίγῳ ρξόλῳ ὁ Ἀκθίωλ ηὸλ πύξγνλ θηίδεη30. Οὕηωο ἀπνθαίλεη31 ὅηη ἡ κνπζηθὴ δπλαηή ἐζηη πνιιὰ θαὶ ρξήζηκα πξάηηεηλ.
ENKELE INHOUDSVRAGEN BIJ HET VERHAAL VAN AMPHION EN ZETHUS 1. Teken de stamboom van alle betrokkenen 2. Welk psychologisch motief hebben Lycus en Dirce voor hun haat? 3. Wie is ηοῦ
μεγίζηοσ ηῶν θεῶν (uit de eerste episode)?
4. Ken je nog een verhaal uit de Griekse mythologie, waarbij een slaaf een kind in het wild moet achterlaten? Het speelt zich ook in Thebe af. Over de Perzische koning Cyrus de Grote en over de Korintische held Cypselus bestaan vergelijkbare verhalen. Zoek ze eens op, als je nog tijd hebt. En welk Romeins verhaal lijkt hier natuurlijk ook op? 5. De Grieken geloven sterk in de voorzienigheid (“het moest zo zijn want de goden willen het zo”). Kun je daarvan twee voorbeelden geven uit dit verhaal? 6. Wat kun je, op basis van deze tekst, vertellen over de karakters van Amfion en Zethus? 7.
Ὁ Ἀμθίων καὶ ὁ Ζῆθος αὐηῇ οἶνον καὶ ζῖηον παρέτοσζιν: waarom doen ze dat, als ze hun moeder niet eens herkennen?
8. Waarom vermomt Zeus zich als een mens, wanneer hij naar de aarde komt?
νὔπω: nog niet ὁ πύξγνο, πύξγνπ: vestingmuur, versterking met torens 23 ηεηρίδεηλ: versterken, van een vestingmuur voorzien 24 παληόζελ: van overal (bijwoord) 25 θπιίλδεηλ: voortrollen 26 ηνζαύηελ: zo groot 27 ἡ ιύξα, ιύξαο: de lier, de harp 28 ηέξπεηλ: verkwikken, blij maken 29 ἀπὸ ηνῦ ἀπηνκάηνπ: vanzelf (uitdrukking) 30 θηίδεηλ: bouwen 31 ἀπνθαίλεηλ: aantonen 21
22
4.13
9.
ηὴν ἀλήθειαν: waarover gaat het? Wat is de waarheid?
10.
ἡ δὲ Δίρκη θεύγει: volgens een andere versie doden de broers ook Dirce. Zoek eens op op welke manier dat gebeurt. Tip: het beeld van de Farnesische stier (in het Nationaal Archeologisch Museum in Napels is er een kopie van bewaard) kan je op weg zetten.
11. De broers komen goed overeen. Geef daarvan één voorbeeld. Maar soms groeien er ook spanningen tussen beiden. Geef ook daarvan één voorbeeld (vierde episode). 12. Dat je door de kracht van de muziek zelfs stenen kan doen rollen, is opmerkelijk. Nochtans kon ook een andere Griekse mythologische figuur dezelfde prestatie leveren. Wie was die leider van Rolling Stones? Tip: zijn vrouw stierf op hun trouwdag. 13.
ἡ μοσζικὴ vertalen wij natuurlijk als „de muziek‟, maar wat is voor Grieken de etymologie (= de oorsprong) van dit woord? Of anders gevraagd: welke dames zorgden voor muzikanten?
14. Wie komt na Amphion en Zethus aan de macht in Thebe? Wat kun je over hem vertellen?
Een fragment uit de beeldengroep De Farnesische Stier in het Museo Nazionale Archeologico in Napels. Het geheel vormt de grootste beeldengroep die uit de oudheid bewaard is gebleven. (Foto: Chiron CC Images of the Classical World)
4.14
5
DELPHI DELPHI, DE NAVEL VAN DE WERELD Onze tocht voert van Thebe verder naar Delphi, 90 kilometer noordelijker. De vlakte van Beotië ligt achter ons en de weg stijgt flink. Rondom zijn er nu overal heuse bergen te zien, met de Parnassus als topper: bijna 2500 meter boven de zeespiegel. Als we nog eens achterom kijken over de vlakte kunnen we in de verte de Golf van Korinthe zien. Dit is een heel mooie plek, die iets mystieks uitademt. Dat voelden de Grieken ook zo aan. Ze noemden Delphi „de navel van de wereld‟. Hoe dat zo komt? Wel, Zeus wou ooit eens weten waar het midden van de wereld lag. Hij liet twee van zijn arenden los aan de uiteinden van de wereld en waar de dieren elkaar ontmoetten, daar moest wel het middelpunt van de cirkel zijn. Of de ὀμθαλός, de „navel‟, zoals men dat in Delphi noemde. Een speciale merksteen herinnerde in Delphi aan die speciale situatie.
Een munt uit Cyzicus (Klein-Azië) – je herkent de eerste letters van Κύζικος – met daarop de god Apollo, met zijn lier, zittend op de Omphalos.
5.1
Nuchtere mensen beweren dat die steen niets met het middelpunt van de wereld te maken heeft, maar dat het een steen is ter ere van de aardgodin Gaia, die ooit in Delphi vereerd werd. Dat zou zeker kunnen. Een andere mythe vertelt namelijk hoe de draak Python, wat eigenlijk „de Verrotter‟ betekent, deze plek bewaakte voor de godin. Tot de dag dat Apollo geboren werd op het eiland Delos. Hij veranderde zich in een dolfijn om de wereld te verkennen, pikte op Kreta wat priesters op en zwom tot in de Golf van Korinthe. Vandaar wandelde hij, nu weer als god, tot in Delphi. Hij bekeek de plek en zag dat het goed was. Daarom doodde hij de Python en vestigde hij er zijn eigen heiligdom. Uit respect voor het dier liet hij de hogepriesteres van Delphi verder aanspreken als „Pythia‟ en liet hij vanaf dan „Pythische Spelen‟ houden in het stadion. En zo werd Delphi een bijzonder heilige plek. Van overal kwamen mensen om het orakel van Delphi te raadplegen. Want het orakel, dat wist alles ...
ORAKELS: HOE ZE IN HET VERLEDEN OMGINGEN MET DE TOEKOMST De angst voor het onbekende is eigen aan alle mensen. Altijd en overal hebben mensen daarom pogingen gedaan om te weten wat de toekomst zou brengen. En de mens is heel creatief in het verzinnen van methodes om de toekomst te voorspellen: sommige mensen leggen kaarten of lezen de toekomst in een glazen bol. De Etrusken bestudeerden de vlucht van levende vogels of de ingewanden van dode vogels. De Romeinen hadden voorspellingsboeken van de priesteres Sibylle. Chinezen lezen de I-Tjing, het Boek der Veranderingen, of gooien beenderen van dieren. Er zijn handlezers, theebladlezers, pendelaars en wichelaars. Maar de Grieken waren het strafst van allemaal: zij raadpleegden orakels. Ze hadden orakels die dieren observeerden, ze hadden er die naar de hemellichamen keken. In Epidaurus werden dromen uitgelegd. En in Ephyra kon je met de doden spreken om ze vragen te stellen over het hiernamaals. Er was een raadsel-orakel in Didyma en er was een wind-orakel in Dodona (zie hoofdstuk 6). Het orakel van Clarus in Turkije was zo populair dat meer dan duizend tevreden „klanten‟ er hun naam in de muur graveerden. Er waren zelfs doe-het-zelf-orakels: kijk maar eens bij de creatieve opdrachten achteraan in dit onderdeel. Maar géén orakel was bekender en werd meer aanbeden dan dat van Delphi. Daarom is het ook zo vreemd dat we niet precies weten hoe het orakel van Delphi te werk ging. Het was ongeveer iets als dit. Tijdens de negen warmste maanden van het jaar kon iedereen tegen betaling van een offer de god Apollo raadplegen. Op de 7de dag van elke warme maand kwamen mensen met allerlei vragen naar de tempel van Apollo. In het bovengrondse deel van de tempel werd hun offerdier gewassen en geslacht. De ingewanden werden gecontroleerd: was dit wel het goede moment om Apollo te raadplegen1? Als de ingewanden het toestonden, mocht de vraagsteller tot op de drempel van een klein ondergronds vertrek komen en een vraag stellen aan de Pythia, de priesteres van Apollo. Ze moest een vrouw uit Delphi zijn, onbesproken, en liefst goed opgeleid. Voor elke raadpleging moest ze zich wassen in een nabije bron en moest ze water drinken van de heilige Kassotis-beek. Moest ze in verzen kunnen spreken, zoals sommigen beweren? We weten het niet. Moest ze ongehuwd zijn? Misschien. We zijn er niet zeker van. Het is niet eens zeker of er één of drie Pythia‟s waren. En of ze altijd op een driepikkel zat.
Er is één geval bekend van iemand die Apollo wou raadplegen ondanks slechte voortekens in de ingewanden van een dier. Het gevolg laat zich raden: de priesteres van Apollo werd hysterisch. En stierf enkele dagen later. 1
5.2
Maar nu begint de échte discussie nog maar net: hoe gaf de Pythia haar antwoord? Sommigen denken dat er door spleten in de vloer hallucinogene dampen kwamen. Delphi ligt immers op een geologische breuklijn en daar is zoiets mogelijk. De Pythia zou de dampen ingeademd hebben om goddelijke inzichten te krijgen. Anderen houden het er op dat ze voor de raadpleging roesverwekkende midddelen nam, zoals ethyleen, dat uit alcohol of bepaalde fruitsoorten en groenten komt. En nog anderen geloven dat het goed gespeeld toneel was. Maar dit weten we wél zeker: er waren enkele heilige helpers aanwezig, waaronder een προθήηης. Dat woord kan „profeet‟ betekenen. Misschien mocht hij dus vragen beantwoorden in plaats van de Pythia, op de momenten dat zij zelf niet beschikbaar was. Maar het kan ook „vertaler‟ betekenen. Dan was hij iemand die onverstaanbaar gewauwel van de Pythia in mensentaal omzette.
Deze interpretatie komt uit een prentenboek uit 1894 van de Amerikaanse tekenaar John Ridpath (gevonden op: http://www.delphic-oracle.info/images/delphi-oracle.jpg)
ORAKELTAAL: DUBBELZINNIGE, DUISTERE BEWOORDINGEN Want één ding weten we wel zeker. Wat het orakel zei, was vaak niet bepaald duidelijk. Omdat het gewauwel was. Maar zelfs na vertaling waren de zinnen van de Pythia vaak heel dubbelzinnig. Enkele voorbeelden. Croesus was de koning van Lydië, een streek in het noorden van Turkije. Hij was machtig en rijk. Maar hij vreesde dat zijn geluk niet kon blijven duren. Daarom liet hij zijn dienaren zoeken naar het beste orakel van de wereld. Ze moesten honderd dagen na hun vertrek uit Croesus‟ paleis in alle orakelplaatsen vragen wat de koning aan het doen was die dag. Het juiste antwoord was: de koning kookt een schaap en een schildpad in dezelfde pot. Enkel het orakel van Delphi kon die vreemde bezigheid correct beschrijven. Daarom ging Croesus vanaf dat moment enkel nog naar Delphi met zijn vragen. Hij wou dus eerst weten hoe lang zijn geluk zou duren. De Pythia gaf hem deze voorspelling: “De dag dat een muilezel 5.3
over de Perzen regeert, is het voor jou tijd om te vluchten.” Geen paniek, vond Croesus: muilezels worden niet snel koning. En hij stelde ook nog een andere vraag: “Wanneer zal mijn doofstomme zoon eindelijk kunnen spreken?” Maar vanuit Delphi kwam het antwoord dat hij niet moest verlangen naar dat moment, want dat de eerste woorden van zijn zoon het sein voor Croesus‟ ondergang zouden zijn. En nog wou Croesus meer weten: of het misschien een goed idee was om Perzië aan te vallen, zodat de Perzen geen muilezel-koning zouden krijgen? Het orakel gaf hem een heel dubbelzinnig advies: “Als je Perzië aanvalt, zul je een machtig rijk ten onder doen gaan.” Croesus voelde zich aangemoedigd: hij zou die Perzen eens aanpakken! En hun rijk ten onder doen gaan. Maar dat was niet wat de Pythia bedoeld had. De oorlog draaide slecht uit voor Croesus en hij had dus zijn eigen rijk naar de ondergang gevoerd. De Perzen rukten op naar zijn hoofdstad en drongen zijn paleis binnen. Een Perzische soldaat wou net een speer in Croesus‟ rug gooien, toen de doofstomme prins zijn vader waarschuwde met een gil: “Pas op, vader!” Die eerste woorden van de jongen waren het teken van Croesus‟ ondergang. En wat die muilezel betreft: de Perzische koning Cyrus was een kruising van Perzen en Meden, zoals een muilezel een kruising van een paard en een ezel is. Tja ...
“HET SPREKENDE WATER ZWIJGT…” Delphi is meer dan een mythologische plek. Er kwamen werkelijk mensen uit heel Griekenland en veel verder om raad te vragen aan het orakel. Egyptische farao‟s, oosterse koningen en Romeinse keizers stonden op de gastenlijst. Rijke mensen mochten trouwens altijd voorkruipen bij de raadplegingen: dat „recht op προμανηεία’ was ook mooi meegenomen. De reputatie van Delphi zorgde ervoor dat iedereen deze plek als de slimste ter wereld beschouwde. De „Zeven Wijzen‟, Griekse mannen die bekend stonden om hun rechtvaardigheid en slimheid, lieten daarom hun raadgevingen achter op de muren van Delphi. Zo kon je daar lezen dat je μηδὲν ἄγαν of “nooit teveel” moet willen. Of de belangrijkste goede raad ooit: γνῶθι ζασηόν, “ken jezelf”. En dan was er nog de mysterieuze letter E (epsilon) op een muur. In hoofdstuk 1 kon je al lezen wat die betekende. Door de eeuwen heen werd Delphi steeds groter. Machtige steden schonken schathuizen vol prachtige voorwerpen aan het heiligdom. Het schathuis van de Atheners is nog altijd te zien op die heilige plek. Er kwamen tempels: voor Apollo uiteraard, maar ook voor Dionysus, die in de wintermaanden de rol van Apollo overnam, toen die naar het noorden van de wereld op reis ging. En er is nog een deel bewaard van de θόλος, een rond tempeltje voor Athena. Het theater en het stadion getuigen ook nog van de glorie van de plek. Maar net als in Eleusis zorgde het christendom voor een aftakeling van deze heilige plaats. Plunderingen door keizer Constantijn deden een deel van het werk en veel moois verhuisde zo naar Constantinopel. Aardbevingen zorgden voor nog meer vernieling. In het jaar 361 na Christus kwam de laatste heidense keizer van Rome, Julianus, het orakel bezoeken. De Pythia vertelde hem “dat het mooie gebouw verwoest was, dat Apollo geen huis meer had en dat het sprekende water voorgoed zou zwijgen”. Het orakel had weer gelijk: in 395 liet keizer Theodosius Delphi en alle andere heidense heiligdommen sluiten. Pas in 1860 begonnen archeologen echt opgravingen te doen in Delphi. De inwoners van het stadje Kastri, dat pal boven het oude Delphi gebouwd was, moesten erg tegen hun zin verhuizen naar een nieuw Delphi, enkele kilometer verderop. De opgegraven gebouwen zijn nu werelderfgoed van de UNESCO.
5.4
Reconstructietekening van het heiligdom (http://www.abrock.com/Greece-Turkey/delphicrd.jpg)
EEN INTERESSANT WWW’TJE Op deze site vind je een goed overzicht (foto‟s en filmpjes) van wat er nu nog te zien is in Delphi: http://www.coastal.edu/ashes2art/delphi2/
CREATIEVE OPDRACHTEN Organiseer een kort toneeltje: iemand komt in Delphi, onderhandelt met de priesters over het stellen van een vraag en mag dan bij de Pythia komen. Hij of zij stelt een belangrijke vraag en krijgt een echt orakelantwoord. Je kan ook enkele doe-het-zelf orakels testen. Zo is er het prachtige orakel van Astrampsychus (http://sortesastrampsychi.voila.net) dat garant staat voor hilarische momenten. Of er is het minder bekende orakel van Melampus, dat je uitlegt wat moedervlekken op je lichaam betekenen. Voor een Engelse vertaling kan je terecht bij: http://www.isidore-of-seville.com/astdiv/melampus.html .
5.5
θύρα νέος
SUBSTANTIEVEN MODEL ADJECTIEVEN MODEL
Bij de vrouwelijke woorden van de eerste klasse wordt de uitgang -ε vervangen door een lange -α als de stam eindigt op een -ε, -η of -ξ. Dit geldt voor de substantieven én voor de adjectieven. Daarom hebben de vrouwelijke substantieven naast het model ηηκή (p.3.5) ook nog het model ζύξα. nom. acc. gen. dat. voc.
enk.
ἡ ηὴλ ηῆο ηῇ ὦ
ζύξα ζύξαλ ζύξαο ζύξᾳ ζύξα
mv.
αἱ ηὰο ηῶλ ηαῖο ὦ
ζύξαη ζύξαο ζύξωλ ζύξαηο ζύξαη
En de adjectieven krijgen naast het model ἀγαζόο (p.3.6) ook nog λένο.
nominatief accusatief genitief datief vocatief
enk. m. λένο λένλ λένπ λέῳ λέε
v. λέα λέαλ λέαο λέᾳ λέα
mv. m. λένη λένπο λέωλ λένηο λένη
o. λένλ λένλ λένπ λέῳ λένλ
v. λέαη λέαο λέωλ λέαηο λέαη
SUBSTANTIEVEN MODEL
o. λέα λέα λέωλ λένηο λέα
θάλαττα
Enkele substantieven van de eerste klasse vormen een soort “mengverbuiging” tussen ζύξα en ηηκή. nom. acc. gen. dat. voc.
enk.
ἡ ηὴλ ηῆο ηῇ ὦ
ζάιαηηα ζάιαηηαλ ζαιάηηεο ζαιάηηῃ ζάιαηηα
mv.
αἱ ηὰο ηῶλ ηαῖο ὦ
ζάιαηηαη ζαιάηηαο ζαιαηηῶλ ζαιάηηαηο ζάιαηηαη
Hoe zie je nu of een woord volgens ζύξα verbogen wordt of volgens ζάιαηηα? Doordat er bij de woorden volgens ζάιαηηα géén -ε, -η of -ξ vóór de α-uitgang staat.
5.6
SUBSTANTIEVEN MODEL
πολίτης
Enkele mannelijke substantieven uit de eerste klasse gaan uit op -εο. Ze worden verbogen volgens het model πνιίηεο. nom. acc. gen. dat. voc.
enk.
ὁ ηὸλ ηνῦ ηῷ ὦ
πνιίηεο πνιίηελ πνιίηνπ πνιίηῃ πνιῖηα
mv.
νἱ ηνὺο ηῶλ ηνῖο ὦ
πνιῖηαη πνιίηαο πνιηηῶλ πνιίηαηο πνιῖηαη
BUITENBEENTJES BIJ DE EERSTE KLASSE Enkele substantieven op -νο die verbogen worden zoals het model δνῦινο zijn vrouwelijk. Dat heb je misschien al gemerkt in de woordenlijst. Je hoeft er slechts drie te onthouden: ἡ ὁδόο, ἡ λῆζνο en ἡ λόζνο. Als er een adjectief congrueert met zo’n woord, dan staat dat adjectief natuurlijk in de vrouwelijke vorm. bv. ἡ καθξὰ ὁδόο : de lange weg
Enkele adjectieven hebben geen vrouwelijke vorm. Als deze adjectieven bij een vrouwelijk substantief worden gebruikt, dan nemen ze gewoon de mannelijke vormen over. Het gaat in de regel om samengestelde adjectieven. Je herkent deze woorden aan hun paspoort in de woordenlijst. bv.
ἡ ἄδηθνο λίθε : εὔλνπο ζπνπδή :
de onrechtvaardige overwinning een welwillende ijver
5.7
HET BEPAALD LIDWOORD
nominatief accusatief genitief datief
enk. m. ὁ ηόλ ηνῦ ηῷ
v. ἡ ηήλ ηῆο ηῇ
mv. m. νἱ ηνύο ηῶλ ηνῖο
o. ηό ηό ηνῦ ηῷ
v. αἱ ηάο ηῶλ ηαῖο
o. ηά ηά ηῶλ ηνῖο
1.
Soms heeft dit lidwoord de waarde van een reflexief bezittelijk voornaamwoord. De context maakt wel duidelijk wanneer. bv. Ἕθαζηνο ζαπκάδεη ηὰ ηέθλα. Ieder bewondert zijn (eigen) kinderen
2.
Nadrukkelijker dan ηὰ κέγηζηα δῶξα is: ηὰ δῶξα ηὰ κέγηζηα.
3.
Het lidwoord kan ook een bijwoord substantiveren, of een voorzetseluitdrukking, of een infinitief. bv. ηὸ λῦλ : de tegenwoordige tijd ηὰ ἐλ ηῇ κάρῃ : de gebeurtenissen in de strijd ηὸ βιέπεηλ : het kijken
4.
Oorspronkelijk was het bepaald lidwoord een aanwijzend voornaamwoord. Die aanwijzende betekenis is nog behouden in bepaalde combinaties: - ὁ δέ ... : deze (nu, echter) … - ὁ κέλ ... ὁ δέ ... : de ene … de andere …. De naamval van dit zelfstandig gebruikt lidwoord wordt bepaald door de functie in de zin.
5.
Een onbepaald lidwoord dat in het Grieks beantwoordt aan ons Nederlandse een bestaat in het Grieks niet!
VERVORMING VAN PARTIKELS Οὐ
wordt οὐκ als het volgende woord met een klinker (zonder spiritus asper) begint; wordt οὐχ als die beginklinker van het volgende woord een spiritus asper heeft.
ἀιιά en δέ
verliezen hun slotklinker voor een beginklinker. bv. Οὐθ ἐκὲ ἀιι’ αὐηὸλ ιείπνπζηλ.
5.8
DE PLAATSBEPALING BIJ VOORZETSELS
1.
Als antwoord op de vraag πνῖ; (waarheen?) εἰο / ἐο πξόο παξά ἐπί
2.
+ genitief + genitief + genitief + genitief + genitief
+ datief + datief + datief + datief + datief
VERWIJDERING
= uit = vanaf = van bij = van bij 1 = op
Als antwoord op de vraag πνῦ; (waar?) ἐλ πξόο παξά ἐπί ὑπό
1
= naar, tot in = naar, tot bij = naar, tot bij (ook: langs) = naar, tegen
Als antwoord op de vraag πόζελ; (waarvandaan?) ἐθ / ἐμ ἀπό πξόο παξά maar ἐπί
3.
+ accusatief + accusatief + accusatief + accusatief
RICHTING
PLAATS
= in, op = bij = bij = op, bij = onder, aan de voet van
Niet alle voorzetsels houden zich aan deze algemene regels van plaatsbepaling. 5.9
ÉÉN VOORZETSEL, DRIE BETEKENISSEN! Πξόο, παξά en ἐπί hebben dus drie betekenissen naargelang van de naamval die erbij hoort: πξόο πξόο πξόο
+ accusatief + genitief + datief
= naar, tot bij = van bij = bij
παξά παξά παξά
+ accusatief + genitief + datief
= naar, tot bij (ook: langs) = van bij = bij
ἐπί ἐπί ἐπί
+ accusatief + genitief + datief
= naar, tegen = op = op, bij
VERVORMING VAN VOORZETSELS 1.
Wanneer het volgende woord met een klinker begint, wordt de slotklinker van tweelettergrepige voorzetsels vervangen door een afkappingsteken. bv. ὑπ΄αὐηῶλ
2.
Als die beginklinker van het volgende woord een spiritus asper heeft, dan wordt de medeklinker voor het afkappingsteken ook nog eens geaspireerd; dit wil zeggen: π΄ wordt θ΄ bv. ὑθ΄ἡκῶλ η΄ wordt ζ΄ bv. κεζ΄ὑκῶλ
3.
Ἐθ wordt ἐμ als het volgende woord met een klinker begint. bv. ἐμ ἄιιωλ ηόπωλ
5.10
OEFENINGEN BIJ DE EERSTE KLASSE 1
Zeg de volledige verbuiging op van de volgende woorden:
ἡ σκιά - ὁ ἀδελφός - ἡ θάλαττα - τὸ ἔργον - ἡ ὁδός - ἡ ῥώμη - ὁ πολίτης
2
Zoek in deze zinnen de substantieven; geef paspoort, betekenis, model; determineer de vorm; trek een pijltje van adjectief naar substantief om aan te tonen met welk substantief de adjectieven congrueren.
1.
Οἱ Ἀθηναῖοι πολῖται ἐλεύθεροί εἰσιν.
2.
Τὴν ἄθυμον ψυχὴν ἔχειν οὐκ ἐθέλομεν.
3.
Τοῖς τῆς θαλάττης κινδύνοις πολλοὶ ἀποκτείνονται.
4.
Θαυμάζετε τὴν τῆς νέας ἡμέρας καλὴν ἀρχήν.
5.
Δεσπόται τοῖς πιστοίς1 δούλοις τὴν ἐλευθερίαν παρέχουσιν.
6.
Μετὰ τὸν πόλεμον πολλοὶ τὴν εἰρήνην ἐθέλουσιν.
7.
Οὐχ ἕκαστον ἔργον ἄξιον τιμῆς ἐστιν.
8.
Οἱ ἀθληταὶ τὰς πρὸς Δελφοὺς ὁδοὺς εὖ εὑρίσκουσιν.
9.
Τοῖς τῶν ἀνθρώπων λόγοις γιγνώσκομεν τὴν αὐτῶν δίαιταν.
10. Ἀδύνατόν ἐστι πρὸς τῆν τοῦ κριτοῦ οἰκίαν βαίνειν.
3.
1
We werken verder met de zinnen van oef. 2. Duid met een schuine streep de zinsdelen aan; benoem de zinsdelen (vermeld bij een BWB zonder voorzetsel ook de rol).
πιστός, -η, -ον = betrouwbaar 5.11
AANVULLINGEN MET VOORZETSELS – OEFENINGEN 4.
Vertaal de voorzetselbepalingen in deze zinnen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Ἐσθίουσιν ἐπὶ τῆς γῆς. Ἐκ τοῦ οὐρανοῦ καταβαίνει. Καλοὺς λίθους εὑρίσκομεν ἐν τῷ ποταμῷ. Πρὸς θεῶν βαίνει εἰς τὴν γῆν. Φεύγει παρὰ τοῦ ἰατροῦ. Πέμπει ὑπηρέτας πρὸς τὴν θάλατταν. Πρὸς τῷ δένδρῳ φροντίζεις. Μένουσιν ἐπὶ τῶν ἄκρων. Παρὰ τοῖς ἑταίροις πίνει οἶνον. Πρὸς ἡμῶν πέμπει σῖτον. Σπεύδει ἐπὶ τοὺς πολεμίους. Βαίνουσι παρὰ τοὺς ἀδελφοὺς. Μεθ’ ὑμῶν καταβαίνομεν. Φεύγετε ἐκ τῆς οἰκίας. Ἄγουσι τοὺς ἵππους παρὰ τοῦ στρατηγοῦ εἰς τὴν νῆσον.
OEFENINGEN BIJ HET LIDWOORD 5.
Vertaal de volgende uitdrukkingen:
οἱ τότε - τὰ νῦν – οἱ μετὰ τοῦ δεσπότου - οἱ ἐνθάδε - τὰ περὶ τῆς μουσικῆς 6.
Vertaal de volgende zinnen:
1. 2. 3. 4. 5.
1
Ὥσπερ οἱ τότε τῶν νῦν μάλιστα διαφέρουσιν, οὕτως καὶ ἡ τῶν ἐνθένδε δίαιτα τῆς τῶν ἐντεῦθεν διαφέρει. Τὸ ἀλήθειαν λέγειν οὐκ ἀεὶ ῥᾴδιόν ἐστιν. Τῶν ἀνθρώπων οἱ μὲν ἐλεύθεροί εἰσιν, οἱ δὲ οὔ. Τῷ ἀποκτείνειν καὶ τῷ ἁρπάζειν ἡ συνοικία1 διαφθείρεται. Οἱ σὺν αὐτῷ αὐτὸν ἐκ τῶν κινδύνων σῴζουσιν.
ἡ συνοικία, -ας, v. = het samenleven 5.12
7.
LEESTEKST: VAN DELPHI NAAR ATHENE
In het jaar 399 voor Christus begaan de Atheners een vreselijke stommiteit: een jury van 500 mannen veroordeelt de filosoof Socrates tot de doodstraf, met 280 stemmen tegen 220. Zijn vrienden vinden het nieuws natuurlijk vreselijk. Sommigen trekken nog vlug naar Athene, om hem te bezoeken voor de doodstraf met de gifbeker wordt uitgevoerd ...
Δύο φίλοι ἐκ τῶν Δελφῶν εἰς τὰς Ἀθήνας1 βαίνουσιν. Ὁ μὲν Ἀριστόδημός2 ἐστι, πολίτης Ἀθηναῖος, ὁ δὲ ἑταῖρος αὐτοῦ ἐστι Κλέαρχος3, μέγιστος ποιητὴς καὶ πολίτης τῆς Λήμνου4. Ἡ Λῆμνος καλὴ νῆσός ἐστιν ἐν τῇ θαλάττῃ ἥμισυ5 τῆς Ἀσίας6 καὶ τῆς Ἑλληνικῆς γῆς. Ὅτε διὰ τῆς τῶν Θηβῶν7 χώρας βαίνουσιν, οὕτως λέγουσιν. Κλ. Ἀκούω, ὦ Ἀριστόδημε, ὅτι παρ΄ὑμῖν ὁ Σωκράτης8 οὐκέτι ἐλεύθερός ἐστιν ἀλλ΄ἐν τῷ δεσμωτηρίῳ9 μένει. Ἀρ. Ἀλήθειαν λέγεις, ὦ φίλε. Κλ. Καὶ τί οἱ Ἀθηναῖοι οὕτως αὐτῷ χαλεπαίνουσιν ὥστε αὐτὸν πρὸ τῶν δικαστῶν ἄγουσιν; Ἀρ. Λέγουσιν ὅτι ὁ Σωκράτης τοὺς τοῦ δήμου θεοὺς οὐ θεραπεύει καὶ τοὺς νέους διαφθείρει. Κλ. Καὶ ἀλήθειαν λέγουσιν; Ἀρ. Οὐδαμῶς, ὦ Κλέαρχε. Ὁ γὰρ Σωκράτης οὔποτε τοὺς νόμους ὑπερβαίνει. Ἀεὶ γὰρ τοὺς θεοὺς θεραπεύει καὶ τοὺς νεανίσκους οὐ διαφθείρει ἀλλὰ παιδεύει. Κλ. Ἄδικον οὖν ἐστιν αὐτῷ ὀνειδίζειν; Ἀρ. Μάλιστα. Πολλοὶ μὲν γὰρ αὐτῷ ὀνειδίζουσιν ἀμαθίᾳ10, ἄλλοι δὲ αὐτὸν φθόνῳ11 ἀποκτείνειν ἐθέλουσιν. Κλ. Τί λέγεις; Ἀρ. Ὁ γὰρ Ἀπόλλων12 ἐν τῷ τῶν Δελφῶν ἱερῷ λέγει ὅτι ὁ Σωκράτης σοφώτατος13 τῶν ἀνθρώπων ἐστίν. Ἔνιοι δὲ τοῦτο14 οὐ φέρουσιν.
αἱ Ἀθῆναι, -ων: (de stad) Athene (eigennaam) ὁ Ἀριστόδημος, -ου: Aristodemus (eigennaam) 3 ὁ Κλέαρχος, -ου: Clearchus (eigennaam) 4 ἡ Λῆμνος, -ου: (het eiland) Lemnos (eigennaam) 5 ἥμισυ (vz. + gen.): tussen 6 ἡ Ἀσία, -ας: Azië (eigennaam) 7 αἱ Θῆβαι, -ῶν: (de stad) Thebe (eigennaam) 8 ὁ Σωκράτης, -ου: Socrates (eigennaam) 9 τὸ δεσμωτήριον: de gevangenis 10 ἡ ἀμαθία, -ας: de onwetendheid 11 ὁ φθόνος, φθόνου: de nijd, de afgunst 12 ὁ Ἀπόλλων, -ωνος: (de god) Apollo (eigennaam) 13 σοφώτατος is de superlatief van σοφός. 14 τοῦτο: dit 1
2
5.13
Κλ. Καὶ τί ὁ ἐν Δελφοῖς θεὸς τοῦτο λέγει; Πολλοὶ γὰρ ἄνθρωποι μεγίστων τιμῶν ἄξιοί εἰσι διὰ τὴν σωφροσύνην1. Ἀρ. Εἰκότως. Ὅμως ὁ Σωκράτης σοφώτατός ἐστιν. Διαφέρει δὲ τῶν ἄλλων ὅτι τὴν ἑαυτοῦ2 ἀμαθίαν ἀναγιγνώσκει. Οἶδεν ὅτι οὐ πολλὰ οἶδεν. Διότι δὲ σοφώτατός ἐστιν. Om het antwoord van Socrates goed te begrijpen moeten we nog een nieuw onregelmatig werkwoord leren kennen: infinitief indicatief
εἰδέναι
weten
1 enk.
οἶδα
ik weet
2 enk.
οἶσθα
jij weet
3 enk.
οἶδε(ν)
hij,… weet
1 mv.
ἴσμεν
wij weten
2 mv.
ἴστε
jullie weten
3 mv.
ἴσασιν
zij weten
Dit beroemde schilderij uit 1787 hangt in New-York in het Metropolitan Museum. Het is van de Franse schilder Jacques-Louis David en toont het moment waarop Socrates de gifbeker aanneemt, omringd door zijn vrienden. 1 2
ἡ σωροσύνη, -ης: de wijsheid ἑαυτοῦ: van hemzelf 5.14
VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ DE TEKST
1.
zoek zo veel mogelijk informatie over de dood van Socrates. Deze site zet je alvast op weg: http://www.wijsneus.org/socrates.htm
2.
ἐκ τῶν Δελφῶν εἰς τὰς Ἀθήνας: in welke windrichting gaan ze dus? En wat is (in kilometer) de afstand ongeveer?
3.
Hoeveel substantieven (inc. eigennamen) tel je in de inleidende alinea? En hoeveel adjectieven? En werkwoorden? En lidwoorden? En hoeveel voornaamwoorden? En voorzetsels? En voegwoorden? En hoeveel partikels? En hoeveel bijwoorden? En welk woord behoort tot geen enkele van deze woordsoorten?
4.
Geef van alle substantieven (inc. eigennamen) in de tekst de naamval. En haal dan uit de tekst een voorbeeld van deze functies: een voorwerp in de datief, een bijvoeglijke bepaling, een naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde, een bijwoordelijke bepaling in de accusatief (na een voorzetsel), een bijwoordelijke bepaling in de datief (na een voorzetsel) en een bijwoordelijke bepaling in de genitief (na een voorzetsel)
5.
Let even op de persoonlijke voornaamwoorden voor de derde persoon. Duid met een pijltje aan naar welk woord uit het voorgaande ze verwijzen.
6.
Wat is de betekenis van ὅτι in de eerste repliek? Bewijs.
7.
Welke plaats wordt bedoeld met παρ´ὑμῖν?
8.
Zeg in je eigen woorden welke twee argumenten de Atheners geven om Socrates voor de rechtbank te sleuren.
9.
αὐτῷ ὀνειδίζειν: deze woorden kan je samen als één zinsdeel beschouwen. Als welk zinsdeel? En wat is de kern ervan?
10. Zeg in je eigen woorden welke twee dieperliggende oorzaken er in het spel zijn voor de afkeer van de Atheners tegenover Socrates. 11. Wat is het voorwerp van ἐθέλουσιν? 12.
ὁ ἐν Δελφοῖς θεός: hoe heet die god?
13. Zeg in je eigen woorden waarom de god in Delphi Socrates de allerslimste mens van de wereld vindt. 14. In de voorlaatste regel staat twee keer het werkwoord οἶδεν. Wat is de eerste keer zijn voorwerp? En de tweede keer? 15. Vertaal tot slot de dialoog.
5.15
VAN ORAKELS GESPROKEN… We zeiden het al in het onderdeel ‘cultuur’ van dit hoofdstuk: orakels doen vaak onbegrijpelijke uitspraken. Kan jij de volgende orakels ‘ontcijferen’?
*
Toen de rijke koning Croesus vroeg wanneer zijn rijk zou vergaan, vertelde het orakel hem dat zoiets maar zou gebeuren, wanneer een muilezel over Perzië regeerde. En op zijn vraag of hij Perzië dan mocht aanvallen, antwoordde het orakel: “Dan zal je een machtig rijk vernietigen.” Hoe liep het verhaal af?
*
Toen Lycurgus de wetten van Sparta vastlegde, vroeg hij het orakel hoe hij Sparta kon doen standhouden tegen vijanden. Het orakel zei: “Liefde voor edel metaal zal Sparta doen vallen. Niets anders.” Welke wet bedacht Lycurgus daarom?
*
Toen de Perzische koning Xerxes met zijn troepen Athene naderde, vroegen de Atheners in Delphi wat ze moesten doen. Het orakel vertelde dit: “Al wordt al het andere veroverd, de alziende Zeus verzekert dat de houten muur niet zal ingenomen worden”. Sommigen dachten dat het struikgewas rond de Akropolis die muur was, anderen bouwden direct een houten wal aan de landengte van Korinthe om de Peloponnesus te beschermen. Maar kan je zeggen welke derde uitleg de Atheense generaal Themistocles bedacht voor deze spreuk?
Deze drinkschaal uit 440 v.C. wordt bewaard in München. We zien de Atheense koning Aegeus die de Pythia raadpleegt. De Pythia zit op de heilige drievoet.
5.16
6
DODONA
EPIRUS IS EEN RANDGEVAL
„Thalassa‟ trekt verder door Griekenland. Deze keer wordt het een hele afstand. Meer dan 300 kilometer moeten we vanuit Delphi afleggen om Epirus te bereiken. Epirus: de meest bergachtige streek van Griekenland. De armste streek van Griekenland ook. Toeristisch helemaal niet zo aantrekkelijk. Wie kent Epirus eigenlijk? Wat is er te zien? In de oudheid keken de Grieken neer op de Epiroten, de inwoners van de streek. De historicus Thucydides en de geograaf Strabo noemden hen barbaren, wat letterlijk „brabbelaars‟ betekent. Toch spraken de mensen in Epirus een Dorisch dialect en hadden ze de Griekse godsdienst en cultuur. Tijd dus dat we deze vergeten streek aan de rand van Griekenland1 wat beter leren kennen. De streek was al bewoond vanaf het jaar 1500 voor Christus, maar de Grieken die er in die tijd woonden, moesten uitwijken voor de Doriërs die rond 1100 in de „derde golf‟ arriveerden. Die deden aan landbouw en leefden vooral per stam. Het idee van een „stadsstaat‟ was bij hen niet bekend. Pas in de vijfde eeuw voor Christus zou één stam, de Molossiërs, alle stammen van Epirus verenigen. Het Molossische stamhoofd dat heel Epirus onder zijn macht kreeg, heette Tharyps. Die naam mag je gerust vergeten, maar wat hem belangrijk maakt, is het feit dat hij de voorvader is van enkele bekende mensen. Zijn achterkleindochter was prinses Olympias, die we kennen als de mama van Alexander de De Griekse naam Ἤπειρος betekent eigenlijk ‘kust’ of ‘rand’. De naamgeving zegt dus al iets over de manier waarop de Grieken over Epirus dachten. Tegenwoordig is Griekenland trouwens ingedeeld in 13 periferieën (= provincies). De periferie Epirus ligt nu nog in de periferie van het land. Laat de leraar dat maar eens uitleggen. 1
6.1
Grote (zie hoofdstuk 7). En Tharyps‟ achterachterkleinzoon was een zekere Pyrrhus. Onthoud die naam: we hebben het straks nog over hem. De Molossiërs probeerden de macht van Epirus doorheen de jaren te vergroten, maar ze moesten rond 359 voor Christus toch hun meerdere erkennen in hun machtige oostelijke buren, de Macedoniërs. Die konden het kleine Epirus gemakkelijk onderdrukt hebben. Maar omdat de koningen van Macedonië en die van Epirus door enkele huwelijken met elkaar verbonden waren, mocht Epirus een soort onafhankelijkheid houden. Maar 30 jaar na de dood van Alexander de Grote zou Pyrrhus – daar heb je hem al – Epirus losscheuren uit de Macedonische invloedssfeer. Sterker nog: hij droomde ervan Epirus machtiger te maken dan Macedonië en zijn andere buren.
De vallei van het riviertje Vikos in Epirus. (Foto van Stathis Chionidis voor panoramio.com)
“NOG ÉÉN OVERWINNING EN WE ZIJN VERLOREN!”
Pyrrhus was de achtste koning van Epirus en hij vond dat de zeven vorige te weinig hadden gedaan voor de reputatie van hun land. Hij zou zijn land wel eens even op de voorgrond doen treden. Makkelijker gezegd dan gedaan. In 306 werd hij koning, maar omdat hij te ambitieus leek, werd hij vier jaar later al afgezet door de Macedonische koning Cassander. Herinner je dat de Macedoniërs eigenlijk Epirus controleerden. Pyrrhus redeneerde dat hij, om de macht te grijpen en te houden, beter eerst kon leren hoe hij zijn leger moest versterken. En dat kon hij het best leren ... bij de Macedoniërs. Alexander de Grote was een achterneef en die had duidelijk geweten hoe je de wereld moest veroveren. Pyrrhus besloot dus in het Macedonische leger te gaan vechten, dat tegen de koningen van Egypte vocht. Pyrrhus leerde er alles over falanxen, wapens en tactieken met olifanten. Hij was tevreden dat hij zoveel kon opsteken. Maar het einde van de oorlog pakte slecht uit voor Pyrrhus: bij een vredesverdrag moest hij als gijzelaar in Egypte gaan leven. Maar elk nadeel heeft zijn voordeel: hij kwam goed overeen met de Egyptische koning Ptolemaeus. Die liet zijn dochter trouwen met Pyrrhus, met grote militaire en financiële steun als bruidschat. Met die middelen kon Pyrrhus zich afscheuren van Macedonië. Tot vreugde van de Egyptenaren natuurlijk.
6.2
Pyrrhus maakte van de stad Ambracia zijn hoofdstad. Hij liet er prachtige paleizen bouwen om indruk te maken op de Epiroten. In één moeite door liet hij ook een tempel en een enorm theater bouwen in Dodona. En toen keek hij eens goed rond: wie zou hij eerst aanvallen? Het antwoord kwam als een noodkreet: de Grieken in Tarentum voelden zich bedreigd door de groeiende macht van Rome. Hij zou hen helpen en de macht van Epirus in Italië vestigen. In 280 voor Christus landde hij na een woelige overtocht in Tarentum, met 25.000 soldaten en twintig in Egypte geleende olifanten. Hij versloeg de Romeinen bij Heraclea, wat ervoor zorgde dat alle volkeren en steden van Zuid-Italië zich bij hem aansloten. Hij trok op naar Rome maar schrok terug voor een beleg. Iets wat Hannibal zeventig jaar later zou overdoen. Na een nieuwe zege in Asculum kreeg hij vanuit Sicilië de vraag om de Griekse steden daar te helpen tegen de Feniciërs. Hij verdreef de Feniciërs uit bijna heel Sicilië, maar stelde zich zo tiranniek op dat de Griekse steden hem daar liever kwijt waren. Daarom en omdat hij geen verse troepen uit Epirus meer kreeg, droop hij weer af naar Beneventum in Italië. Hij versloeg er de Romeinen een laatste keer, maar met zoveel verlies van troepen dat hij achteraf opmerkte: “Nog één overwinning en we zijn verloren!”1 Hij vertrok uit Italië en Rome kon heel het Griekse gebied in het zuiden bezetten. Zo verdween „Magna Graecia‟ uit de geschiedenis. Pyrrhus probeerde de andere Griekse koningen te overtuigen om samen met hem te vechten tegen de opkomende macht van Rome, maar niemand had daar zin in: de Griekse koninkrijken vochten liever domweg tegen elkaar. Uit woede viel Pyrrhus dan maar zijn oude meester aan: Macedonië. Hij versloeg het ondertussen verzwakte rijk en rukte toen op naar het zuiden. De stad Argos kon hij door een list innemen, maar tijdens gevechten in de smalle straten werd hij gedood: een oude vrouw wierp een dakpan op zijn hoofd. Een belachelijk einde voor de ambitieuze man. Hij had in zijn leven boeken geschreven over tactiek. Hannibal zou die gebruikt hebben en de Romeinse politicus Cicero prees de ideeën van Pyrrhus. Maar helaas: de teksten zijn verloren gegaan. Net als de militaire glorie van Epirus. Honderd jaar later zou Epirus door de Romeinen veroverd worden. Pyrrhus had Epirus eventjes op het internationale voorplan geplaatst, maar met zijn dood kwam er direct een einde aan de militaire en politieke rol van Epirus. Wat niét verloren ging met Pyrrhus‟ dood, was de religieuze rol van het heiligdom van Dodona.
Het portretbeeld bovenaan deze bladzijde staat in het Museo Archeologico Nazionale in Napels. Hij draagt een Macedonische helm met een krans van eikenloof eromheen.
1
in het Grieks: ἂν ἔτι μίαν νίκην νικήσωμεν, άπολούμεθα παντελῶς ! 6.3
DE HEILIGE EIK VAN DODONA
(Foto: dodona777.wordpress.com) Het orakel van Dodona was een oudere cultusplaats dan Delphi en in sommige opzichten was het zelfs een belangrijker plek dan zijn beroemde concurrent. In Dodona was Zeus namelijk de baas en die was als oppergod nu eenmaal belangrijker dan Apollo. Daarom ging de held Odysseus bijvoorbeeld liever naar Dodona dan naar Delphi. En de held Jason had een stuk eikenhout uit Dodona gehaald om het in zijn schip Argo te verwerken: zo kreeg de boot voorspellende gaven! Zie verder in hoofdstuk 9. Er bestaan twee verhalen over het ontstaan van Dodona. Volgens één versie waren twee Egyptische priesteressen ontvoerd door Feniciërs. Ze verkochten de ene in Libië, waar zij het orakel van Ammon in de oase van Siwa stichtte, en de andere in Griekenland, waar zij Dodona stichtte bij een eikenbos. Volgens de andere versie waren twee zwarte duiven uit Egypte ontsnapt, eentje naar Libië, eentje naar Dodona1. Daar ging de duif op een tak van een eik zitten en eiste met mensenstem dat er een orakel van Zeus zou komen bij het eikenbos. En zo gebeurde. Priesters en priesteressen kwamen in het bosje wonen. Aanvankelijk sliepen ze heel sober in de open lucht, maar eeuwen later kregen ze een heiligdom om in te wonen. Het was hun taak om te luisteren naar het ruisen van de wind in de eiken en die geluiden te vertalen. Ook het geluid van bronzen ketels die in de bomen hingen en tegen elkaar botsten, kon door hen vertaald worden. Blijkbaar konden die ketels behoorlijk veel lawaai maken, want het Grieks kende de uitdrukking „praatziek als de ketels van Dodona‟. En als de eiken in de winter kaal waren en de wind de ketels niet deed botsen, dan was zelfs het gekabbel van een plaatelijk beekje goed voor wat orakelgeluid. Tijdens de bloeiperiode van Dodona kwam er tenslotte nog een bronzen beeld van een jongen met een zweep tussen de bomen te staan. Het beeld kon draaien door de wind en sloeg dan blijkbaar tegen de opgehangen ketels. Kortom: aan lawaai geen gebrek in Dodona.
1
De Epiroten noemden de priesteressen van Dodona trouwens ‘duifjes’. 6.4
Maar net als in Eleusis en Delphi kwam er ook in Dodona een periode van verval. De Romeinen plunderden de plek tijdens hun bezetting van Epirus, andere volkeren deden dat later nog eens over. En met het christendom kwam ook hier het echte verval. Een ooggetuige vertelt dat er in de 2de eeuw na Christus nog maar één eik stond in Dodona. En in 395 werd ook die uiteindelijk omgehakt, op bevel van keizer Theodosius. En zo verdween ook Dodona van de wereldkaart. Pas in 1875 werd het opnieuw ontdekt en opgegraven. Nu is het niet meer dan een klein dorpje, maar het opgegraven theater is met zijn 17.000 zitplaatsen een prachtige plek om Griekse toneelstukken te gaan bekijken.
CREATIEVE OPDRACHT
* Hou een vurig debat over voor- en nadelen van olifanten in je leger. Het moet niet allemaal ernstig bedoeld zijn. * Misschien ken je Rome: Total War, een episch strategiespel voor de pc. Je moet zelf je troepen opstellen voor een historische veldslag. Kijk maar eens naar de resultaten op YouTube, wanneer je „Battle of Heraclea‟ of „Battle of Asculum‟ intikt. Speel het eerst online en ontwerp daarna een bordspel op basis van de computerversie. Denk aan dobbelstenen, vakjes, pionnen, spelregels en een mooi spelbord.
Een eikenboom boven het mooie theater van Dodona. (Foto van ‘Citronade’ voor panoramio.com) 6.5
MEDIALE VORM EN DEPONENTE WERKWOORDEN 1.
Naast het actief en het passief heeft een Grieks werkwoord ook een derde vorm: de mediale vorm of kortweg het medium. Het medium staat tussen het actief en het passief in – vandaar ook de naam. In het presens ziet het eruit als het passief, maar de betekenis van die mediale vorm benadert die van het actief.
2.
Werkwoorden die hun actieve vorm “aflegden” (de-ponere), omdat de betekenis van hun mediale vorm meer en meer gelijk werd aan die van het actief, noemen we deponente werkwoorden of kortweg deponentia. Hun mediale vormen zien er uit als het passief, maar ze hebben een louter actieve betekenis. De woordenlijst zet je op weg. bv.
3.
= willen = ontstaan, gebeuren = antwoorden
Hoe determineren we een deponent werkwoord? Als volgt: bv.
4.
βούλεζθαι γίγνεζθαι ἀποκρίνεζθαι
εὔτομαι αἰζθάνεζθαι μάτῃ
= van εὔτεζθαι, M. ind. pres. 1 enk. = van αἰζθάνεζθαι, M. inf. pres. = van μάτεζθαι, M. ind. pres. 2 enk.
Het onregelmatige werkwoord ἰέναι (gaan) – en dat geldt ook voor zijn samenstellingen – is slechts deponent in de indicatief. ἰέναι
infinitief indicatief
5.
ἔρτομαι ἔρτῃ ἔρτεηαι ἐρτόμεθα ἔρτεζθε ἔρτονηαι
ik ga jij gaat hij gaat wij gaan jullie gaan zij gaan
Door hun actieve betekenis krijgen deponente werkwoorden ook een imperatief. bv.
6.
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
gaan
μάτεζθαι
imper. enk.: imper. mv.:
μάτοσ μάτεζθε
Bij een deponent werkwoord kan een (lijdend) voorwerp staan, maar is een handelende persoon uitgesloten; bij een passieve werkwoordsvorm kan een handelende persoon staan, maar is een (lijdend) voorwerp uitgesloten.
6.6
HET BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD voorbeeld 1: Ὅ λίθος ὃν λαμβάνεις, / ἐζηὶ καλός. De steen die je vastpakt, / is mooi. - Schrijf de functie onder de zinsdelen van deze Griekse zin. - Er zijn twee pv‟s in de Griekse zin. Onderstreep ze met ‟n enkele lijn. - Elk van die pv‟s heeft een apart onderwerp. Onderstreep die onderwerpen met ‟n dubbele lijn. Als het onderwerp in de pv-uitgang zit, onderstreep dan die uitgang. - Omdat er twee persoonsvormen (gezegdes) zijn, zijn er twee zinnen. Noteer die zinnen hieronder, zowel in het Nederlands als in het Grieks. Zin 1: ................................................................................................................................................. Zin 2: ................................................................................................................................................. - Een van beide zinnen is geen zin die op zichzelf kan staan (hoofdzin), maar zinsdeelstuk (bijzin): welke van de twee? Die bijzin is een betrekkelijke bijzin, omdat die wordt ingeleid door een betrekkelijk voornaamwoord. - Omcirkel het betrekkelijk voornaamwoord in de Griekse en Nederlandse voorbeeldzin. Welke functie heeft die bijzin? De kern van het zinsdeel waar de betrekkelijke bijzin als zinsdeelstuk bij hoort, noemen we het antecedent. - Trek in de Griekse en Nederlandse voorbeeldzin een pijltje van het betrekkelijk voornaamwoord naar het antecedent.
Voorbeeld 2: Ὅ λίθος ὃς βάλλεηαι, / ἐζηὶ καλός. De steen die gegooid wordt, / is mooi. - Omcirkel ook in deze Griekse zin het betrekkelijk voornaamwoord. - Het betrekkelijk voornaamwoord staat hier in de nominatief, maar in voorbeeld 1 in de accusatief: verklaar waarom de naamval verschilt. - Verklaar ook het genus en getal van het betrekkelijk voornaamwoord.
6.7
Voorbeeld 3: Ὁ ἰαηρὸς ᾧ δῶρον παρέτεις, οὐκ ἔτει ἑηαίροσς. De geneesheer ……….……….. je een geschenk geeft, heeft geen vrienden. - Het betrekkelijk voornaamwoord is hier dat. m. enk.; vul de vertaling aan.
Voorbeeld 4: Ὁ πόλεμος ᾧ θεύγεηαι, οὐ παύεηαι. De oorlog ……………………….. hij op de vlucht gedreven wordt, houdt niet op. - Het betrekkelijk voornaamwoord is hier dat. m. enk.; vul de vertaling aan.
NA DE VOORBEELDEN, DE THEORIE!
De verbuiging van het Griekse betrekkelijk voornaamwoord vertoont zeer veel overeenkomst met de verbuiging van het lidwoord.
nominatief accusatief genitief datief
enk. m. ὅς ὅν οὗ ᾧ
v. ἥ ἥν ἧς ᾗ
mv. m. οἵ οὕς ὧν οἷς
o. ὅ ὅ οὗ ᾧ
v. αἵ ἅς ὧν αἷς
o. ἅ ἅ ὧν οἷς
De vormen ἥ, ὅ, οἵ, αἵ verschillen alleen van de lidwoordvormen door hun accent. De overeenkomstige vormen van het lidwoord hebben immers geen accent, die van het betrekkelijk voornaamwoord wél.
Het betrekkelijk voornaamwoord vertaal je met: „die,dat‟, maar in combinatie met een voorzetsel: „wie‟, als het personen betreft (bv. aan wie) „waar…‟, als het zaken betreft (bv. waardoor); let ook op de genitief bij personen: „van wie‟.
6.8
ENKELE OPMERKINGEN BIJ HET BETREKKELIJK VOORNAAMWOORD
1.
Het betrekkelijk voornaamwoord leidt een betrekkelijke bijzin in. Het verwijst naar een zelfstandig woord uit de hoofdzin: het antecedent. bv.
De beste leraar is hij die van zijn leerlingen leert.
Een betrekkelijke bijzin is een (uitgebreide) bijvoeglijke bepaling. 2.
Het betrekkelijk voornaamwoord heeft hetzelfde genus en getal als zijn antecedent. Het heeft de naamval die overeenkomt met de functie die het in de bijzin heeft. bv.
Βλέπομεν ηὸν δοῦλον ὃς πίνει οἴνον. We bekijken de slaaf die wijn drinkt. ὅς is
3.
Vaak is het antecedent verzwegen, vooral wanneer het een aanwijzend of persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon betreft. bv.
4.
m. enk. omdat het antecedent δοῦλον m. enk. is nom. omdat het ond. is in de betrekkelijke bijzin
Ὃς πολλὰ λέγει, ὀλίγα ἀκούει. (Hij) die veel spreekt, hoort weinig. Wie veel spreekt, hoort weinig.
Het betrekkelijk voornaamwoord wordt wel eens versterkt door het achtervoegsel -περ. Deze toevoeging geeft een lichte nadruk aan het voornaamwoord. bv.
Θασμάδομεν ηοὺς ἀνθρώποσς οἵπερ κινδσνεύοσζιν. We bewonderen de mensen die (wel) gevaar lopen.
6.9
OEFENINGEN BIJ HET MEDIUM 1
- Splits de werkwoordsvormen in stam, (bindklinker), uitgang; - determineer ze; - vertaal ze.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
2
Οὐθ ἐζέιεηε ἐξγάδεζζαη. Ὀιίγνηο ιόγνηο ἀπνθξίλεζζε. Οἰόκεζα ὀιίγα εἰδέλαη. Οἱ ἵππνη ηξέθνληαη ζίηῳ. Φεύγνπζηλ ἐθ ηῆο νἰθίαο. Ἀπνθηείλεη ηὸ ζεξίνλ. Οὐ βνπιόκεζα ιέγεηλ ηὴλ ἀιήζεηαλ. Οὐθ ἐζέινκελ ιείπεζζαη. Ἦ αἰζζάλῃ ηνὺο ζηξαηηώηαο; Ἥδεηαη ηῶ δώξῳ. Πνξεύνληαη εἰο ηὸ ἱεξόλ. Οἱ πξνδόηαη ιακβάλνληαη. Ἀπεξρόκεζα.
Γέρνκαη θαιὰ δξα. Ἄξρεη ἐλ ηῇ λήζῳ. Βνπιεύεζζε νὐθ ἀπνθξίλεζζαη. Γίγλῃ ζνθόο. Δὐρόκεζα πξὸο ηνὺο ζενύο. ῴδῃ ὑπὸ ηλ ἑηαίξσλ. Οὐθ ἔμεζηη παύεζζαη. Μάρνληαη ζὺλ ζπκκάρνηο1. Ἀξρόκεζα πίλεηλ. Οὐ θαίλεζζε ζνθνί. Πείζνκαη ηῶ δεζπόηῃ. Πέκπεηαη εἰο ηὸλ γεσξγόλ.
- Herlees op je theoriebladzijden punt 6 p.6.6; - geef in de zinnen hieronder functie en rol van de onderlijnde zinsdelen; - vertaal ook de zinnen.
1. μεξρόκεζα ἐθ ηνῦ νἴθνπ. 2. Λύεηαη ὑπὸ ηλ ἑηαίξσλ θαὶ ἀπέξρεηαη. 3. Λείπεζζαη νὐ βνπιόκεζα. 4. Ἡκῖλ ἔμεζηη ηὴλ εἰξήλελ δέρεζζαη. 5. Ἄγεζζε ὑπὸ ηλ μέλσλ πξὸο ηὸ πεδίνλ. 6. Ὀξγηδόκεζα ὅηε ηὰ ἄδηθα αἰζζαλόκεζα. 7. Οἱ πνιινὶ νἴνληαη πνιιὰ εἰδέλαη.
1
14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
ὁ ζύκκαρνο, -νπ: de bondgenoot 6.10
OEFENINGEN BIJ HET ΒΕΤREKKELIJK VOORNAAMWOORD - Duid de zinsdelen aan; - onderstreep de betrekkelijke bijzinnen; - trek een pijltje van het betrekkelijk voornaamwoord naar het antecedent; - vertaal ten slotte de zin.
1.
Σὰ δὼξα ἃ δερόκεζα νὐ κόλνλ θαιὰ ἀιιὰ θαὶ ρξήζηκά ἐζηηλ.
2.
Οἱ πνιέκηνη ηὸλ πνηακὸλ παξ΄ ὃλ θεύγεηε νὐρ εὑξίζθνπζηλ.
3.
Σὸλ ἱαηξὸλ εἰο ὃλ ἕθαζηνο ηλ Ἀζελαίσλ ἔξρεηαη ζαπκάδνκελ.
4.
Ἀθνύνκελ ηνὺο ιόγνπο νἷο ὁ ηλ πνιεκίσλ ἄγγεινο ἀπνθξίλεηαη.
5.
Ὁ ἀζιεηὴο ὑθ‟νὗ πεκπόκεζα ὑπὸ πνιιλ ζαπκάδεηαη.
6.
Πνιιάθηο ηὸλ πόιεκνλ ὅλπεξ θεύγνπζηλ νἱ ἄλζξσπνη εὑξίζθνπζηλ.
7.
Λέγε πεξὶ ηνῦ ἀδειθνῦ ᾧπεξ ἀεὶ γξάθεηο.
8.
Σνῖο ἀζιεηαῖο νὐθ ἔμεζηηλ νἶλνλ πίλεηλ ὃλ παξέρνκελ.
9.
Σὸλ ἀδειθὸλ ᾧ ὁκνῖνο εἶ, ἀπνθηείλεηλ βνύινληαη νἱ ζηξαηεγνί. ὁκνῖνο, α, νλ + dat.: gelijkend op
10. Ὁ ζῖηνο ὃλ ἐζζίεηε, ἥθεη ἀπὸ ηῆο λήζνπ. 11. Ὁ Ὅκεξνο, ὃο ὑπὸ πνιιλ ζαπκάδεηαη, πξηνο ηλ πνηεηλ ἐζηηλ. 12. Σὰ ηέθλα ἃ παηδεύνκελ, ηῇ δόμῃ ἥδεηαη. 13. Οἱ Ἀζελαῖνη θξίλνπζηλ ὅηη ὁ ζηξαηηώηεο ὃο ἐθ ηνῦ πνιέκνπ θεύγεη ηηκῆο ἄμηνο νὔθ ἐζηηλ. 14. Οἱ ιόγνη νὓο ιέγεηο, γξάθνληαη. 15. Ἀπνθξηλόκεζα ἃ εἰδέλαη νἰόκεζα.
6.11
LEESTEKST: EERST ROEM, DAN PAS GELUK - Lees eerst de tekst hieronder; - probeer per twee te vertellen wat er ongeveer in de dialoog staat; - als je ongeveer denkt te weten wat de inhoud is, laat dan je verhaal horen aan de leraar; - als die vindt dat je juist bent, maak van de dialoog dan een echt toneeltje, met je eigen woorden en eventuele verrijkingen.
νθὸο ἄλζξσπνο εἰζέξρεηαη παξὰ ηὸλ Πύξξνλ1 ὃο ἐπὶ ηῆλ Ἰηαιίαλ2 ζηξαηεύεηλ κέιιεη. Ὁ δὲ ζνθόο θεζη. ηί κεηὰ ηὴλ ἐλ Ἰηαιίᾳ λίθελ; Ὁ δὲ Πύξξνο ἀπνθξίλεηαη. νὐθ νἶζζα ὅηη θαὶ ηῆο ηθειίαο3 ἄξρεηλ βνύινκαη; Ὁ δὲ ζνθόο. Οὐθ νἶδα. Σί δὲ κεηὰ ηῆλ ἐλ ηθειίᾳ λίθελ; Ὁ δὲ Πύξξνο. Δἰο ηὴλ Αἴγππηνλ4 πνξεύνκαη. Ὁ δὲ ζνθόο. Καὶ πνῖ ηὴλ ζηξαηηὰλ ἄγεηλ ἐζέιεηο κεηὰ ηὴλ ἐλ ηῇ Αἰγύπηῳ λίθελ; Πύξξνο. ληεῦζελ εἰο ηὴλ Μαθεδνλίαλ5 ζηξαηεύσ. Ὁ ζνθόο. Καὶ ηόηε; Ὁ δὲ Πύξξνο νὐθ αὐηίθα ἀπνθξίλεηαη. Ὀιίγνλ γὰξ ρξόλνλ6 θξνληίδεη. Σέινο δέ θεζη. Σόηε ζρνιὴλ7 ἔρεηλ βνύινκαη. θάζηῃ δὲ ἡκέξᾳ8 ζὺλ ηνῖο ἑηαίξνηο ἐζζίεηλ θαὶ πίλεηλ ἐζέισ. Ὁ ζνθὸο ζαπκάδεη θαὶ ιέγεη. Οὐ θαὶ λῦλ ζνη ἔμεζηη ηαῦηα9, εἰ κή εἰο ηὸλ πόιεκνλ ἔξρῃ; Ὅηε ὁ Πύξξνο ηαῦηα ἀθνύεη, κάιηζηα ὀξγίδεηαη ηῶ ζνθῶ θαί θεζη. Ἄλζξσπνο ὃο ηὴλ δόμαλ νὐ ζπεύδεη, νὐθ ἄμηόο ἐζηη ηῆο εὐδαηκνλίαο.
Actiebeeld anno 280 v.C. uit Rome: Total War. (http://www.twcenter.net/forums)
ὁ Πύξξνο, -νπ: Pyrrhus (eigennaam) ἡ Ἰηαιία, -αο: Italië (eigennaam) 3 ἡ ηθειία, -αο: Sicilië (eigennaam) 4 ἡ Αἴγππηνο, -νπ: Egypte (eigennaam) 5 ἡ Μαθεδνλία, -αο: Macedonië (eigennaam) 6 Ὀιίγνλ ρξόλνλ is een accusatief van tijdsduur. 7 ἡ ζρόιε, -εο: de rust, de vrije tijd 8 θάζηῃ δὲ ἡκέξᾳ is een datief van tijdstip. 9 ταῦηα is nom. o. mv. van het aanwijzend vnw. νὗηνο. Hier: „die dingen‟. 1
2
6.12
Ook voor deze dialoog moeten we nog een werkwoord leren kennen. Later komen we er nog op terug. υάναι
infinitief indicatief
1 enk. 2 enk. 3 enk. 1 mv. 2 mv. 3 mv.
zeggen
υημί υής υησί(ν) υαμέν υατέ υασί(ν)
ik zeg jij zegt hij zegt wij zeggen jullie zeggen zij zeggen
Een „pyrrusoverwinning‟ ken je nu al, maar de Grieken hebben het Nederlands met nog veel meer uitdrukkingen verrijkt. Zoek alles wat je kan vinden over de volgende begrippen of uitdrukkingen: welke personen, mensen of goden liggen aan de oorsprong ervan en wat betekenen ze?
iemands achilleshiel (en een achillespees)
herculesarbeid
een adonis
een hermafrodiet
een amazone
hermetisch
apollinisch / dionysisch
hypnose
iets met argusogen bekijken
laconiek
een augiasstal
een mentor
een bacchanaal
een muze
het cassandracomplex (en een
in de armen van Morpheus liggen
cassandravoorspelling)
de nestor van een gezelschap
een cerberus
een odyssee
een zwaard van Damocles
het oedipuscomplex
een danaïdenvat
een doos van Pandora openen
draconisch
tussen Scylla en Charybdis zitten
de echo
sisyfusarbeid
het electracomplex
een stentorstem
een epicurist
een tantaluskwelling
eros en thanatos
een titanenstrijd
een Gordiaanse knoop of kwestie
een xantippe
6.13
EEN DOE-HET-ZELF-ORAKEL Dat Grieken dol waren op orakels, wist je al. Delphi en Dodona ontvingen massa’s bezoekers, maar er waren nog veel andere orakelplaatsen. Bovendien kon je ook thuis je eigen orakel raadplegen. Het onderstaande orakel werd gevonden als een opschrift op steen, in Limyra, dicht bij de stad Finike in het huidige Turkije, en voor het eerst gepubliceerd in 19231. Wie dit orakel wilde raadplegen moest eerst dit gebed uitspreken: “Heer Apollo en Hermes: leid mij. We zeggen je, zwerver: wees stil en aanhoor het voortreffelijk orakel. Want Apollo heeft onze voorouders deze voorspelkunde geschonken.” Stel dan een vraag aan Apollo en laat het Lot over het antwoord beslissen. Er zijn drie mogelijke methodes: a) schrijf op 24 kaartjes of stukjes steen (die we dan ψῆφοι noemen) de letters van het alfabet. Doe ze in een kruik (of doos) en haal er op goed geluk eentje uit. Of schud met de kruik tot er eentje uitfloept. De letter vertelt je welk advies je krijgt. b) schrijf op 5 bikkelstenen (of kootjes van geiten, als je die hebt) deze getallen: 1 op de ene zijkant, 3 op een voorzijde, 4 op de andere voorzijde en 6 op de andere zijkant. Gooi de vijf bikkels en tel het totaal (het kan nooit 6 of 29 zijn) om het advies te kennen. c) gooi 5 dobbelstenen en tel het totaal. Voor 13 en 25 is er geen advies, omdat ze beantwoorden aan de „uitgestorven‟ letters digamma en qoppa. Gooi desnoods opnieuw om het advies te kennen. Merk op dat de adviezen in het Grieks de corresponderende letter als alliteratie gebruiken.
Letter Α
Bikkel 30
Dobbel 30
Β
28
29
Γ
27
28
Γ
26
27
Δ
25
26
Ε
24
24
Ζ
23
23
Advies Ἅπαληα πξάμεηο εὐηπρο, ζεὸο ιέγεη. Apollo zegt dat je Alles (ἇπαληα)met succes doet. Βνεζὸλ ἕμεηο κεηὰ Σύρεο ηὸλ Πύζενλ. Met Behulp van het Lot is Apollo je Bediende (βνεζόο). Γῆ ζνη ηέιεηνλ θαξπὸλ ἀπνδώζεη πόλσλ. Gaia (Γῆ) Geeft je de rijpe vruchten van je werk. Γύλακηο ἄθαηξνο ἐλ λόκνηζηλ ἀζζελήο. In Domme gewoonten verdwijnt Dynamiek (δύλακηο). ξᾷο δηθαίσλ ἐγ γάκσλ ἰδεῖλ ζπνξάλ. Je verlangt (ἐξᾷο) de Erfgenamen van Eerbare huwelijken zien. Εάιελ κεγίζηελ θεῦγε, κὴ ηη θαὶ βιαβῇο. Zorg dat je Zware storm (δάιε) en ellende vermijdt. Ἥιηνο ὁξᾷ ζε ιακπξόο, ὃο ηὰ πάληα ὁξᾷ. Heldere Helios (Ἥιηνο) ziet alles en zorgt voor je.
Heinevetter, F., (1923). Würfel- und Buchstabenorakel in Griechenland und Kleinasien. Zie : „Apollonius Sophistes‟(2005), A Greek Alphabet Oracle, http://web.eecs.utk.edu/~mclennan/OM/BA/GAO.html. 1
6.14
Θ
22
22
Η
21
21
Κ
20
20
Λ
19
19
Μ
18
18
Ν
17
17
Ξ
16
16
Ο
15
15
Π
14
14
Ρ
13
12
12
11
Σ
11
10
Τ
10
9
Φ
9
8
Υ
8
7
Φ
7
6
Χ
5
5
Θενὺο ἀξσγνὺο ηῆο ὁδνῦ ηαύηεο ἔρεηο. Helpende goden (ζενί) brengen je Thuis. Ἱδξηέο εἰζηλ, πιὴλ ἁπάλησλ πεξηέζῃ. Er Is zweet (ἱδξώο), meer dan Iets anders. Κύκαζη κάρεζζαη ραιεπόλ. ἀλάκεηλνλ, θίιε. Kampen tegen golven (θῦκα) is lastig: wees Krachtig, vriend. Λαηὸο δηειζὼλ πάληα ζεκαίλεη θαιο. De Linkse (ιαηόο) Laat voor alles mooie dingen zien. Μνρζεῖλ ἀλάγθε. κεηαβνιὴ δ΄ἔζηαη θαιή. Met Moeite (κνρζλ) Moet je een prima verschil Maken. Νεηθήθνξνλ δώξεκα ηὸλ ρξεζκὸλ ηειεῖ. Het Naijverig (λεηθήθνξνο) cadeau vervult het orakel. Ξεξλ ἀπὸ θιάδσλ θαξπὸλ νὐθ ἔζηαη ιαβεῖλ. Dorre (μῆξνο) scheuten leveren niX op. Οὐθ ἔζηη κὴ ζπείξαληα ζεξίζαη θάξπεκα. Ongezaaide granen leveren geen (νὐ) Oogst Op. Πνιινὺο ἀγλαο δηαλύζαο ιήςῃ ζηέθνο. Door Pakken (πνιινί) gevechten te leveren, behaal je de Palm. Ῥᾷνλ δηάμεηο ἔηη βξαρὺλ κείλαο ρξόλνλ. Rustiger (ῥᾷνλ) aan: dan haal je een beter Resultaat. αθο ὁ Φνῖβνο ἐλλέπεη. κεῖλνλ, θίιε. Apollo Spreekt Simpel (ζαθο): “Blijf, vriend”. Σλ λῦλ παξνπζλ ζπλθόξσλ ἕμεζηη ιύζηλ. Van je (ηλ) Tijdelijke vrienden moet je Toch weg. Ὑπόζρεζηλ ηὸ πξᾶγκα γελλαίαλ ἔρεη. De zaak is een Uitstekende Uitdaging (ὑπόζρεζηο). Φαύισο ηη πξάμαο κεηὰ ρξόλνλ κέκςῃ ζενῖο. Je pakt het Flauwtjes (θαύισο) aan en Fluit de goden uit. Υξπζνῦλ πνηήζεηο ρξεζκὸλ ἐπηηπρώλ, θίιε. Met Chance doe je het Charmant (ρξπζνῦο) orakel slagen. Φῆθνλ δηθαίαλ ηήλδε παξὰ ζελ ἔρεηο. Je kreeg de juiste Psyche (ςῆθνο) van de goden. Ὠκὴλ ὀπώξαλ ἢλ ιάβῃο, νὐ ρξήζηκνλ. De Oogst is lastig (ὠκόο), niet nuttig.
Dit zijn bikkelbeentjes (methode b). 6.15
7
PELLA VAN UITHOEK TOT CENTRUM VAN GRIEKENLAND Vanuit Epirus maken we de grote sprong noordwaarts. Een tocht van meer dan 250 kilometer brengt ons naar het noordelijkste gebied van onze reis én van Griekenland: Macedonië. En let nu goed op: er bestaan verschillende Macedoniës. Of toch ook weer niet. We leggen het even kort uit. Macedonië is de naam van een onafhankelijk landje boven het huidige Griekenland. Het is ook de naam van een Griekse provincie, met Thessaloniki als hoofdstad. Veel Grieken vinden nu trouwens dat die provincie het enige echte Macedonië is en dat het buurlandje zijn naam moet veranderen 1! Macedonië was daarnaast ook de naam van de Romeinse provincie Noord-Griekenland. Maar vroeger dan al die andere zaken was het een gebied waar de Macedoniërs woonden. Dat waren Grieken 2 van gemengde oorsprong: ze hadden Dorisch, Aetolisch en Illyrisch bloed 3. Omdat ze aan de rand van de Griekse wereld woonden én omdat ze maar een mengvolk waren, zagen veel zogezegd Die ruzie gaat nogal ver: Griekenland verbiedt de internationale gemeenschap om de naam Macedonië te gebruiken voor de buurrepubliek. Een Griekse en een Macedonische luchthaven hebben trouwens een juridisch conflict lopen over de vraag welke van beide luchthavens de naam ‘Alexander de Grote’ mag dragen! 1
Om het nog moeilijker te maken: de Macedoniërs, de inwoners van het huidige landje Macedonië zijn geen Grieken. Ze zijn de zuidelijkste groep van de Slaven, een volk dat nu van Rusland tot de Balkan woont. 2
Bemerk: de Illyriërs, die in het gebied van het huidige Servië woonden, waren géén Grieken. Dat maakt dat de Macedoniërs ‘modderbloedjes’ waren. 3
7.1
zuivere Grieken hen als barbaren. Er bestaat hierover een veelzeggende anekdote: de Macedonische koning Alexander I wou ooit meedoen aan de Olympische Spelen. Die stonden uiteraard open voor alle Grieken. Maar de ‘zuiver’ Griekse deelnemers protesteerden tegen zijn inschrijving en waren bereid de spelen te boycotten. Uiteindelijk mocht hij deelnemen, omdat hij kon bewijzen dat hij oorspronkelijk van Argos afkomstig was. Ja, xenofobie is een duidelijk een woord van Griekse oorsprong. Voor de volledigheid: Alexander behaalde een gedeelde eerste plaats. Vanaf 800 voor Christus hadden de Macedonische stammen hun gezag gevestigd over de vlaktes rond de stad Aegae. Ze noemden dat gebied Macedonië, ‘land van de grote mannen’. Landbouw en veeteelt waren belangrijke bronnen van inkomsten in de vruchtbare valleien van Noord-Griekenland. Vooral de paarden van Macedonië stonden heel goed aangeschreven. Niet toevallig was de naam Philippus (Φίλιππος = die van paarden houdt) populair in Macedonië. Met de niet-Griekse volkeren ten noorden van hun land, zoals de Thraciërs en de Illyriërs, voerden de Macedoniërs regelmatig gevechten, maar met de Griekse buren, de Epiroten en de Thessaliërs, kwamen ze vrij goed overeen. Al bij al konden ze vier eeuwen lang relatief rustig werken aan hun welvaart. Van de Perzische en Peloponnesische oorlogen hadden ze amper last en dat versterkte hun positie tegenover andere Grieken. Rond het jaar 390 verenigde koning Amyntas III, van de Argeaden-stam, alle Macedoniërs in één echt koninkrijk. Door politieke huwelijken met adellijke dames van buurvolken zorgde hij voor veiligheid aan de grenzen van Macedonië. Hij stichtte de stad Pella (‘stenen fort’) en maakte er de nieuwe hoofdstad van. Hij trok Atheners aan om die te laten verfraaien. Maar de échte doorbraak zou er komen met zijn zoon en opvolger: Philippus II. Een heel bijzondere koning ...
7.2
DE VERENIGDE STATEN VAN GRIEKENLAND Philippus was een heel ambitieuze koning: Macedonië was veel te klein naar zijn smaak. Hij dacht goed na over de middelen die hij nodig had om zijn gebied uit te breiden. Eerst en vooral moest hij een getraind en goed bewapend leger hebben. Hij had als kind in Thebe gewoond en had daar de waarde van de falanx (zie hoofdstuk 4) leren kennen. Hij had daar ook beseft hoe hij de bewapening van soldaten kon verbeteren: hij verkleinde hun schilden, zodat ze mobieler waren, en gaf ze langere speren, de σάρισαι. En hij maakte een elitekorps van ἑταῖροι, trouwe vrienden. Hij moest verder ook financiële middelen hebben om dat leger te betalen en te onderhouden. Daarom richtte hij zijn blikken op de strategisch gelegen stad Amphipolis: als hij die kon veroveren, stond niets in zijn weg om de zilvermijnen van Thracië te bezetten. Zonder al te veel problemen kreeg hij de verovering voor elkaar. En toen was hij klaar om zijn rijk uit te breiden. Dat deed hij door een mengeling van diplomatie en geweld. Ondanks zijn reputatie van agressieveling 1 kon hij echt wel diplomatisch zijn. Hij sloot vredesverdragen met zijn buurvolkeren en bekrachtigde die door huwelijken. Zo huwde hij een Illyrische prinses, een Thracische prinses en de Epirotische prinses Olympias (zie hoofdstuk 6). Maar als de buren niet genoeg belastingen betaalden, viel hij met bruut geweld aan. Na een gevecht tegen de Illyriërs liet hij bijvoorbeeld 7000 gevangenen executeren. Al snel had hij door die twee tactieken, huwelijken en geweld, heel Noord-Griekenland onder controle. En toen richtte hij zijn blikken zuidwaarts.
Hij sloeg zijn vrouwen en vermoordde politieke en militaire vijanden door verdrinking of kruisiging. En toch had hij een humoristisch kantje. Toen zijn kapper hem eens onder handen nam en heel de tijd babbelde en uiteindelijk vroeg: “Hoe moet ik uw haar knippen?”, antwoordde Philippus kurkdroog: “In stilte.” 1
7.3
In 357 bezette hij Thessalië zonder veel moeite. Met de bewoners van Phocis had hij wat meer moeite, zodat hij tijdelijk moest terugtrekken naar Macedonië. “Maar”, zei hij zelf, “dit is geen terugtocht: ik ga wat achteruit als een ram, om dan harder toe te slaan.” En hij hield zijn woord. Hij versloeg de Phociërs in de bloedigste slag uit de Griekse geschiedenis, de slag van het Krokusveld: 7000 van hen doodde hij op het slagveld, 3000 anderen liet hij achteraf verdrinken. Verder zuidelijk dan Phocis ging hij voorlopig niet: Athene had de weg geblokkeerd naar Attica en Sparta sloeg een vredesvoorstel af 1.
Hij veroverde dan maar Epirus, dat toch al een vazalstaatje was, en de rest van Thracië, tot aan Byzantium. Toen hij in het noorden geen vijanden meer had, viel hij uiteindelijk toch de rest van Griekenland aan. In de slag van Chaeronea (2 augustus 338 v.C.) versloeg hij 35.000 Thebanen en Atheners. Het was een dramatische klap voor de trotste stadsstaten, maar voor het eerst in de geschiedenis was heel Griekenland nu verenigd, weliswaar onder de leiding van een Macedoniër. In Athene ging redenaar Demosthenes stevig tekeer: “Philippus is geen Griek. Hij is niet eens verwant met Grieken. Hij is zelfs geen barbaar maar een schurftige slaaf uit Macedonië!” Het hielp niets: Philippus was en bleef de baas.
PHILIPPUS VAN MACEDONIË KNEEP WEL EENS EEN OOGJE DICHT.
Philippus mag dan een van de succesvolste militairen uit de geschiedenis zijn, op persoonlijk vlak had hij minder geluk. Hij had medische problemen door zijn alcoholgebruik, wat trouwens ook zijn opvliegendheid mee verklaart. Diverse verwondingen in gevechten deden zijn conditie ook geen goed: een pijl in zijn been was nog niet zo erg, een andere in zijn rechter oog (356) verminkte hem voorgoed. Daarom zie je hem op munten van zijn regering altijd in linker profiel afgebeeld. Zijn huwelijken waren ook geen enorm succes: zeven echtgenotes bezorgden hem niet alleen goede relaties met zijn buren, maar ook veel familiale ruzies. Neem nu Olympias van Epirus, zijn vierde vrouw en de moeder van Alexander de Grote. Ze kon het niet hebben dat hij haar sloeg en haar dumpte voor andere vrouwen2. Ze trok in 337 met haar zoon weg naar Epirus, waar ze bleef mokken tot Philippus berouw zou tonen. Dat gebeurde een jaar later. Philippus wou betere banden met zijn buren in Epirus en bood zijn dochter aan de koning van Epirus aan. Het huwelijk zou gesloten worden in de oude Macedonische hoofdstad Aegae en Olympias en Alexander werden uitgenodigd. Het moest een mooie dag worden, daar in het theater van Aegae. Maar plots werd Philippus doodgestoken door een zekere Pausanias, een van zijn zeven σωματοφύλακες of bodyguards. De reden voor de aanslag is nooit helemaal duidelijk geworden. Was Pausanias omgekocht door Atheners? Had Philippus hem beledigd? Of was hij als minnaar afgewezen door Philippus? Kwatongen Dat leverde een leuke anekdote op. Philippus dreigde via een bode: “Als ik mijn troepen naar Sparta voer, zal ik jullie boerderijen afbranden, jullie volk vermoorden en jullie stad verwoesten.” Het Spartaanse antwoord was kort: “Als!” Philippus vond het voorlopig beter niet aan te vallen. 1
Ze was zelf ook nogal opvliegend. En dol op macht. En volgens kwatongen een overtuigde bacchante, die met slangen sliep en erotische dansen uitvoerde. Wat kan Griekse geschiedenis toch boeiend zijn! 2
7.4
beweerden al snel dat ook Olympias een hand in de aanslag had, maar daarvoor zijn geen bewijzen. Omdat Pausanias zelf ook werd gedood bij zijn arrestatie, blijft het raadsel hangen. Ook Philippus’ vrouw werd gedood, zij wel degelijk op bevel van Olympias. En Alexander greep de macht door andere kandidaat-opvolgers direct uit te schakelen. De koning was dood, maar een nieuwe en nog machtiger koning was opgestaan. Het is niet zeker waar Philippus begraven werd, maar in 1977 verkondigde archeoloog Manolis Andronikos dat hij het graf van Philippus gevonden had in Vergina, zoals Aegae nu heet. Of het ook écht Philippus’ graf is, weten we niet met zekerheid. Er werden in elk geval dure grafvondsten gedaan, waaronder een beroemde ‘ster van Vergina’ in goud, wat wijst op de belangrijke positie van de dode. En grondig onderzoek van de beenderen die in het gouden koffertje werden aangetroffen wijst erop dat het gaat om een man die aan zijn been en zijn oog was gewond geraakt tijdens zijn leven. Het zou dus werkelijk om Philippus kunnen gaan1.
Het massief gouden koffertje met de ‘ster van Vergina’ waarin de brandresten bewaard werden van het gebeente van – misschien wel Philippus II. De ‘ster’ is eigenlijk een zonnesymbool. Het kistje is nu te zien in het archeologisch museum van Thessaloniki. (foto uit Hatzopoulos, M. & Loukopoulos, L., red. (1982). Philippe de Macédoine, Fribourg: Office du livre, p.213)
Na zijn dood kreeg Philippus in elk geval veel eerbewijzen: een beeld in de tempel van Ephese (zie hoofdstuk 11) en een tempel in Olympia. Een bevriend redenaar, Demades, noemde hem ‘de dertiende Olympische god’! 1
7.5
INTERESSANTE WWW’TJES Hier vind je in het Engels informatie over de geschiedenis en cultuur van Macedonië: http://www.macedonian-heritage.gr/HellenicMacedonia Ook deze site is Engelstalig, maar laat dat je niet tegenhouden om er meer te lezen over Philippus en vooral Alexander: http://1stmuse.com
CREATIEVE OPDRACHTEN Maak een dossier over het Macedonische leger. Bewapening, opstelling, tactiek, de voornaamste veldslagen van Philippus... Presenteer alles in een mooie powerpoint. Toneeltijd: iemand speelt de Atheense redenaar Demosthenes, de Macedoniërvreter, die wild te keer gaat tegen Philippus. En iemand anders mag de Macedoniërvriend Aeschines spelen, die de lof van Philippus zingt.
Noot van de handboekmakers: de vermelding van de naam Olympias was een slap excuus om een foto van Angelina Jolie in deze cursus op te nemen. (® allmoviephoto.com)
7.6
HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD Het Grieks telt drie aanwijzende voornaamwoorden: ὅδε, ἥδε, ηόδε οὗηος, αὕηη, ηοῦηο ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο
1.
= hic, haec, hoc = iste, ista, istud = ille, illa, illud
deze, dit die, dat die, dat
VERBUIGING, BETEKENIS EN GEBRUIK VAN
enk. m. ὅδε ηόνδε ηοῦδε ηῷδε
nom. acc. gen. dat.
v. ἥδε ηήνδε ηῆζδε ηῇδε
o. ηόδε ηόδε ηοῦδε ηῷδε
mv. m. οἵδε ηούζδε ηῶνδε ηοῖζδε
ὅδε, ἥδε, τόδε
v. αἵδε ηάζδε ηῶνδε ηαῖζδε
o. ηάδε ηάδε ηῶνδε ηοῖζδε
Dus: lidwoord + δε!
Het voornaamwoord kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden. Wanneer het bijvoeglijk wordt gebruikt, dan staat er gewoonlijk een lidwoord vlak voor het substantief. Dat lidwoord vertalen we niet! bv.
ηόδε ηὸ δῶρον
dit geschenk
Ὅδε, ἥδε, ηόδε wijst aan wat zich bij de spreker bevindt. Bij zo‟n aanwijzend gebruik vertalen we met “deze” of “dit”. bv.
ἥδε ἡ θύρα
deze deur (hier, bij mij)
Heel vaak wordt ὅδε, ἥδε, ηόδε gebruikt om te verwijzen naar iemand of iets waarover onmiddellijk meer informatie volgt. bv.
λέγοσζι ηάδε
Ze zeggen het volgende: …
7.7
2.
VERBUIGING, BETEKENIS EN GEBRUIK VAN
enk. m. οὗηος ηοῦηον ηούηοσ ηούηῳ
nom. acc. gen. dat.
v. αὕηη ηαύηην ηαύηης ηαύηῃ
o. ηοῦηο ηοῦηο ηούηοσ ηούηῳ
mv. m. οὗηοι ηούηοσς ηούηων ηούηοις
οὗτος, αὕτη, τοῦτο
v. αὗηαι ηαύηας ηούηων ηαύηαις
o. ηαῦηα ηαῦηα ηούηων ηούηοις
Wat de verbuiging betreft: het voornaamwoord οὗηος, αὕηη, ηοῦηο begint met een η- als de overeenkomstige vorm van het lidwoord met een η- begint. Het voornaamwoord heeft een ηοσ- wanneer er een ο-klank voorkomt in de uitgang en een ηασwanneer er geen ο-klank voorkomt. Daarom is ook de genitief vrouwelijk meervoud ηούηων. Het voornaamwoord οὗηος, αὕηη, ηοῦηο kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden. Als het bijvoeglijk wordt gebruikt, dan staat er gewoonlijk een lidwoord vlak voor het substantief. Dat lidwoord vertalen we niet. bv.
ηοῦηο ηὸ δῶρον
dat geschenk
Het voornaamwoord wijst aan wat zich bij de aangesprokene bevindt. Bij zo‟n aanwijzend gebruik veralen we met „die‟ of „dat‟. bv.
αὕηη ἡ θύρα
die deur (daar, bij jou)
Heel vaak wordt οὗηος, αὕηη, ηοῦηο gebruikt om te verwijzen naar naar iemand of iets waarover even daarvoor sprake was. bv.
Οἱ ἄνθρωποι οἰκίας ἔτοσζιν καὶ ἐν ηαύηαις ηὰ ηέκνα παιδεύοσζιν. De mensen hebben huizen. Daarin voeden ze hun kinderen op.
7.8
3.
VERBUIGING, BETEKENIS EN GEBRUIK VAN
enk. m. ἐκεῖνος ἐκεῖνον ἐκείνοσ ἐκείνῳ
nom. acc. gen. dat.
v. ἐκείνη ἐκείνην ἐκείνης ἐκείνῃ
o. ἐκεῖνο ἐκεῖνο ἐκείνοσ ἐκείνῳ
mv. m. ἐκεῖνοι ἐκείνοσς ἐκείνων ἐκείνοις
ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο
v. ἐκεῖναι ἐκείνας ἐκείνων ἐκείναις
o. ἐκεῖνα ἐκεῖνα ἐκείνων ἐκείνοις
Dus: ἀγαθός, behalve in nom. en acc. o. enk.
Het voornaamwoord ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden. Wanneer het bijvoeglijk wordt gebruikt, dan staat er gewoonlijk een lidwoord vlak voor het substantief. Dat lidwoord vertalen we niet. bv.
ἐκεῖνο ηὸ δῶρον
dat geschenk
Het voornaamwoord ἐκεῖνος, ἐκείνη, ἐκεῖνο wijst aan wat zich niet bij de spreker of de aangesprokene bevindt, maar bij een derde persoon. Bij zo‟n aanwijzend gebruik vertalen we met „die‟ of „dat‟. bv.
ἐκείνη ἡ θύρα
die deur (daar, bij hem)
7.9
VERBUIGING, BETEKENIS EN GEBRUIK VAN enk. m. αὐηός αὐηόν αὐηοῦ αὐηῷ
nom. acc. gen. dat. Opgelet:
v. αὐηή αὐηήν αὐηῆς αὐηῇ
o. αὐηό αὐηό αὐηοῦ αὐηῷ
αὐτός.
mv. m. αὐηοί αὐηούς αὐηῶν αὐηοῖς
v. αὐηαί αὐηάς αὐηῶν αὐηαῖς
o. αὐηά αὐηά αὐηῶν αὐηοῖς
αὐηή en αὐηαί zijn vormen van αὐηός; αὕηη en αὗηαι zijn vormen van οὗηος.
Wanneer αὐηός onmiddellijk volgt op het lidwoord, dan vertalen we die combinatie met “dezelfde” of “hetzelfde”. bv.
ὁ αὐηὸς θίλος ὁ αὐηός
dezelfde vriend dezelfde
Wanneer αὐηός niet onmiddellijk volgt op het lidwoord, dan moet je nagaan of αὐηός bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt is: *
Als αὐηός niet volgt op het lidwoord en bijvoeglijk gebruikt is, dan is de betekenis “zelf”, “precies”, “eigenlijk”. bv.
*
αὐηὸς ὁ θίλος ὁ θίλος αὐηός
de vriend zelf de vriend zelf
Als αὐηός niet volgt op het lidwoord en zelfstandig gebruikt is, dan heeft het de waarde van het niet-reflexief persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon: hem, haar enz. In die betekenis wordt αὐηός niet in de nominatief gebruikt. Zie p. 4.8. bv.
Αὐηὸν ἀποκηείνω.
Ik dood hem.
7.10
ENKELE CORRELATIEVE ADJECTIEVEN Zoals het Latijn kent het Grieks ook correlatieve adjectieven. Het zijn adjectieven die, zoals de voornaamwoorden, in nauw verband staan met elkaar. In de woordenlijst heb je reeds kennisgemaakt met de drie belangrijkste: vragend ποῖος, α, ον hoe(danig)? πόζος, η, ον hoe groot? πόζοι, αι, α hoeveel?
aanwijzend ηοιοῦηος, ηοιαύηη, ηοιοῦηο zo(danig) ηοζοῦηος, ηοζαύηη, ηοζοῦηο zo groot ηοζοῦηοι, ηοζαῦηαι, ηοζαῦηα zoveel
betrekkelijk οἷος, α, ον (zodanig) als ὅζος, η, ον (zo groot) als ὅζοι, αι, α (zoveel) als
Zoals je aan de paspoorten kunt merken, volgen de aanwijzende correlatieven οὗηος als model, terwijl de vragende en betrekkelijke correlatieven het model ἀγαθός of νέος volgen.
ENKELE CORRELATIEVE BIJWOORDEN Kijk naar het grammaticaal overzicht op het eind van dit handboek bij nr. 4.2 en beantwoord de volgende vragen; het gaat om de achtervoegsels. Het achtervoegsel
-οηε
wijst op …………………………………………
Het achtervoegsel
-θεν
wijst op …………………………………………
Het achtervoegsel
-οσ
wijst op …………………………………………
7.11
OEFENINGEN BIJ VOORNAAMWOORDEN EN CORRELATIVA 1
Determineer de volgende vormen; geef alle mogelijkheden.
1. 2. 3. 4. 5. 2
6. 7. 8. 9. 10.
ἐκεῖνο τούτῳ τάδε αὐτή τούτων
11. 12. 13. 14. 15.
αὐτούς τοῦτον αὐτάς ταύτας ταύτης
Vertaal de volgende uitdrukkingen.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
3
ταῦτα αὐτά ἐκεῖνα αὕτη τῶνδε
ἐπὶ τούτων τῶν τόπων ἐκεῖνοι οἱ λόγοι ἐν ταύτῃ τῇ νήσῳ παρὰ ταύτην τὴν θάλατταν διὰ ταύτης τῆς ἐχθρᾶς χώρας σὺν τούτοις τοῖς πολίταις αὕτη ἡ τέχνη ἐκεῖνον τὸν κίνδυνον
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
τὴν αὐτὴν μορφήν παρὰ ταύτην τὴν ὁδόν τὴν αὐτὴν ὥραν ὑπ΄ αὐτοῦ τοῦ πολίτου τὰ δῶρα αὐτῶν οὐ τούσδε τοὺς δούλους ἀλλ΄ἐκείνους μετὰ ταῦτα . ἕκαστος λέγει τάδε ...
Vul de vertaling aan:
1.
Πόσοι στατιῶται εἰσὶ ἐν τῇ ἀγορᾷ; Οὐ τοσοῦτοι ὅσοι ἐν τῷ ἱερῷ. …………………. soldaten zijn er op het marktplein? Niet …………… …………… in het heiligdom.
2.
Οἷος ἐστὶν ὁ ἀδελφὸς μου, τοιοῦτος καὶ ἐγώ. …………………. mijn broer is, …………….. ben ik ook.
3.
Τοσαύτην λύπην ἔχουσιν ὥστε οὐκ ἐθέλειν μάχεσθαι. Ze hebben ………………….. pijn dat ze niet willen vechten.
7.12
4.
Vertaal.
1. Ποῦ εἶ; 2. Οὕτως πλούσιά ἐστιν ὥς ἐγώ. 3. Μένω ἐνταῦθα οὗ οἱ φίλοι μου εἰσίν. 4. Ἔρχεται ἐκεῖ ὅθεν οὐ ἐπανέρχεται1. 5. Πότε2 ἀποβαίνομεν3;
LEESTEKST: DORST
Onderstreep de BWB die de rol hebben van tijdsaanduiding. Let op: ze kunnen ook de vorm aannemen van een bijzin.
Ὅτε ὁ Ἀλέξανδρος4 ἐν τῇ Ἀσίᾳ5 πολλὰς ἡμέρας6 σὺν τῇ στρατιᾷ δι’ ἐχθρὰς χώρας πορεύεται, αὐτὸς καὶ πολλοὶ τῶν στρατιώτων δίψῃ7 πιέζονται8. Ἔνιοι δὲ στρατιῶται κρήνην9 εὑρίσκουσι καὶ τὸν στρατηγὸν μεταπέμπονται. Οὗτος εἰκότως εἰς τοῦτον τὸν τόπον ἔρχεται. Ὅτε δὲ τὴν κρήνην αἰσθάνεται, οὐδαμῶς ἥδεται. Ἥδε ἡ κρήνη σχεδὸν κενή ἐστι καὶ οὐ τὸ ποτὸν10 ἀναγκαῖον τοῖς πολλοῖς στρατιώταις παρέχει. Τότε οὖν μεταστρέφεται11 ὁ Ἀλέξανδρος καὶ πόρρω12 βαίνει. Μόνος γὰρ πίνειν οὐ βούλεται, καί εἰ13 δίψῃ μάλιστα κάμνει14. Οἱ δὲ ἄλλοι, ὅτε τὴν τοῦ στρατηγοῦ τοσαύτην ἀρετὴν βλέπουσιν, αὐτίκα ἑτοῖμοι γίγνονται αὐτῷ ἕπεσθαι. Τὴν δὲ κρήνην λείπουσι καὶ πόρρω στρατεύονται.
ἐπανιέναι: terugkeren πότε: wanneer? 3 ἀπο-βαίνειν: leid zelf de betekenis af 4 ὁ Ἀλέξανδρος, -ου: Alexander (eigennaam) 5 ἡ Ἀσία, -ας: Azië (eigennaam) 6 πολλὰς ἡμέρας: accusatief van tijdsduur 7 ἡ δίψα, -ης: dorst 8 πιέζειν: kwellen 9 ἡ κρήνη, -ης: bron 10 τὸ ποτόν, -οῦ: drank 11 μεταστρέφεσθαι: zich omdraaien 12 πόρρω: verder (bijwoord) 13 καὶ εἰ: zelfs als, hoewel (voegwoord) 14 κάμνειν: ziek zijn 1
2
7.13
LEESTEKST: DE DOOD VAN PHILIPPUS - Onderlijn in de tekst de aanwijzende voornaamwoorden; - duid met een pijl aan waarnaar ze terugwijzen; - onderlijn in de tekst de bijwoorden van plaats; - duid met een pijl aan waarnaar ze terugwijzen; - omcirkel de bindpartikels; - vertaal daarna de tekst.
Ὁ τοῦ Φιλίππου θάνατος Ὁ Φίλιππος, ὁ τῆς Μακεδωνίας στρατηγὸς, τὺν Κλεόπατραν, τὸ τέκνον αὐτοῦ, γαμεῖν1 κελεύει2. Τῇ δὲ τοῦ γάμου3 ἠμέρᾳ ὀ Φίλιππος εἰς τὸ τῆς Πέλλης θέατρον εἰσέρχεται σὺν τοῖς ἑταίροις αὐτοῦ. Παρεῖσι4 δὲ ἐνταῦθα καὶ Ἀθηναῖοι καὶ ἄλλοι Ἑλληνικοὶ ἄγγελοι, οἳ εἰρήνην ἐθέλουσιν. Ἐξαιφνὴς5 δὲ ἑταῖρός τις τοῦ Φιλίππου εἰς αὐτὸν τρέχει καὶ τὸν στρατηγὸν ἀποκτείνει. Μετὰ δὲ ταῦτα διὰ τῆς ἐξόδου6 φεύγειν βούλεται, ἀλλὰ ὑπὸ τῶν ἄλλων στρατιωτῶν λαμβάνεται καὶ αὐτίκα ἀποκτείνεται. Τὶ δὲ ὁ στρατιώτης τοῦτο ποιεῖ, οὐδεὶς7 οἶδεν. Πολλοὶ μὲν τῷ Ἀλεξάνδρῷ οὐ πιστεύουσι, ὅτι τῷ Φιλίππῷ πολλάκις χαλεπαἰνει, ἴσως8 δὲ καὶ ή Ὀλυμπιάς, προτέρα τοῦ Φιλίππου γυνή, τοῦ φόνου9 αἰτία ἐστιν. Νῦν δὲ οὐκέτι ἔξεστι τοῦτο εἰδέναι.
Het kleine ivoren portretje hierboven is vermoedelijk van Philippus II. Het meet slechts een paar centimeter hoog. Het werd gevonden in Vergina, in hetzelfde graf als het gouden koffertje en is nu te zien in hetzelfde museum in Thessaloniki. (Foto: http://carolynperry.blogspot.com)
γαμεῖν: huwen κελεύειν: bevelen 3 ὁ γάμος: het huwelijk 4 παρεῖναι: aanwezig zijn 5 ἐξαιφνής: plotseling (bijwoord) 6 ἡ ἔξοδος: de uitgang 7 οὐδείς, οὐδεμία, οὐδέν: niemand, onz.: niets 8 ἴσως: misschien (bijwoord) 9 ὁ φόνος: de moord 1
2
7.14
8
HERHALING Wat weten we ondertussen over het gebruik van de naamvallen? We herhalen even de twee schema’s die we in het tweede hoofdstuk leerden kennen.
GEZEGDE:
werkwoordelijk gezegde 1 naamwoordelijk gezegde (= koppelwerkwoord + NDgez ) + niet-noodzakelijke 2 + noodzakelijke zinsdelen zinsdelen 1 2 3 ONDERWERP LIJDEND MEEWERKEND BIJWOORDELIJKE VOORWERP VOORWERP BEPALING
Het NDgez (= naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde) is een zinsdeelstuk (nl. deel van het NWG) dat congrueert met het onderwerp. 1
Een ‘zin’ kunnen we definiëren als ‘een syntactisch geheel dat bestaat uit een gezegde met zijn noodzakelijke en niet-noodzakelijke zinsdelen’. Of het zinsdeel van het gezegde nog noodzakelijke aanvullingen krijgt en hoeveel, hangt af van de betekenis van dat gezegde. Zo heeft ‘sneeuwen’ geen verdere aanvulling nodig: ‘Het sneeuwt.’ is een correcte zin (daarbij is ‘het’ een ‘loos onderwerp’ want dat woord kan niet door een substantief vervangen worden). Maar een werkwoord als ‘jodelen’ vraagt om een onderwerp, ‘verdienen’ om een onderwerp en een lijdend voorwerp en ‘geven’ om een onderwerp, een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp. Afhankelijk van het aantal bepalingen bij het gezegde spreken we van ‘0-valentie’, ‘1-valentie’, ‘2-valentie’ of ‘3-valentie’. 2
8.1
Het overzicht van het gebruik van de naamvallen is ondertussen al wat uitgebreid.
vorm / naamval
functie
rol
nominatief
onderwerp
(handelend of lijdend)
vertaalwoord
NDgez accusatief acc. na vz.
lijdend voorwerp bijwoordelijke bepaling
genitief
bijvoeglijke bepaling voorwerp (bv. bij βασιλεύειν) bijwoordelijke bepaling
gen. na vz. datief
vocatief
3
3
voorwerp (bv. bij ἕπεσθαι) meewerkend voorwerp bijwoordelijke bepaling
dat. na vz.
(lijdend) van (lijdend)
(lijdend) (meewerkend) oorzaak middel, wijze tijdstip voordeel, nadeel
bijwoordelijke bepaling aanspreking
De bijvoeglijke bepaling is een zinsdeelstuk (bij de ‘kern’ van dat zinsdeel). 8.2
aan door met in, op voor
HERHALINGSOEFENINGEN 1.
λ ηῷδε ηῷ ηόπῳ δῶξνλ δερόκεζα.
2.
Αὕηε ἡ ὁδὸο ῥᾴδηα νὔθ ἐζηηλ.
3.
Πόζελ θεύγεηε θαὶ πνῖ ἔξρεζζε;
4.
Πνιιὰ ππλζάλεηαη.
5.
Φεύγεη πξὸο ηο ζαιάηηεο.
6.
Ἔξρεηαη πξὸο ηὴλ ζάιαηηαλ.
7.
Τὸ δέλδξνλ πξὸο ηῆ ζαιάηηῃ ἐζηίλ.
8.
Λύεηαη ὑπὸ ηνῦ ζηξαηηώηνπ θαὶ ηέινο ἀπέξρεηαη.
9.
Τί θεύγεηε; θεῖ θίλδπλόο ἐζηηλ.
10.
Οἱ ὅιεο ηο γο δεζπόηαη εἰζηλ εὔλνη.
11.
Ἀληὶ ἐθείλεο ηο νἰθίαο νἰθίαλ θελὴλ ἔρνκελ.
12.
Τὰ ηέθλα νἶλνλ νὐ πίλεη.
13.
Τόδε θαιόλ ἐζηηλ. Τόδε νὖλ ἐζέινκελ.
14.
Ἡκεῖο ηνῦηνλ ηὸλ ἰαηξὸλ ζεξαπεύνκελ.
15.
πὲξ ηῶλ θίισλ νἱ πξνδόηαη νὐ κάρνληαη.
16.
Ὁ ἵππνο κνπ ηῷ ιίζῳ ἀπνθηείλεηαη.
17.
Δἰξήλῃ κὲλ εὐδαηκνλία, πνιέκῳ δὲ ιύπε γίγλεηαη.
18.
Τῷ ηο ρώξαο δήκῳ ζῖηνλ παξέρεη.
19.
Πνῖνο πνιίηεο ηνηαῦηα ιέγεη;
20.
Σνὶ νὐθ ἔμεζηη ιόγνπο ἀδίθνπο ιέγεηλ.
21.
Τί κνη εὔρεζζε;
22.
Βνπιεύνληαη θαὶ εἰξήλελ πξάηηνπζηλ.
23.
πὸ ηῶλ πνιεκίσλ δηαθζεηξόκεζα.
24.
Οὐθ ἴζηε πνῦ ἐζηη ὁ λεαλίζθνο.
25.
Ὁ θξηηὴο αὐηὸο ηνῦην πξάηηεη.
26.
Ἡ ζνθία αὐηνῦ κεγίζηε ἐζηίλ.
27.
Τῷδε ηῷ ἐληαπηῷ πνιιὰ γηγλώζθνκελ.
28.
Ἢ ηὰ ηῶλ Γειθῶλ ἱεξὰ θαιά ἐζηηλ;
29.
Ἀεὶ ηὰ αὐηὰ γίγλεηαη.
30.
Τί ἐζηη ηνῦην; Τόδε ἱεξόλ ἐζηηλ. 8.3
31.
λ ηαῖο Ἀζήλαηο νἱ κὲλ δεζπόηαη ηῶλ ζηξαηεγῶλ, νἱ δὲ ζηξαηεγνὶ ηῶλ ζηξαηησηῶλ ἄξρνπζηλ.
32.
Μάρεζζαη ἔμεζηηλ ἡκῖλ, ὅηη ἀπνθηείλεηλ ἕηνῖκνί ἐζηε.
33.
Ἄζπκνί ἐζκελ, ὅηη ςεύδεζζαη βνύιεζζε.
34.
γὼ ἀεὶ θξνληίδσ, ζὺ δὲ ἀεὶ ζπεύδεηο.
35.
Τὸ ζέαηξνλ θαὶ πνιιὰ ἄιια βιέπνκελ.
36.
Σνθῆ δηαίηῃ δπλαηνὶ γηγλόκεζα.
37.
Ὅηε ἄξρεηαη ἡ λέα ἡκέξα, εἰο ηὸ ἱεξὸλ βαίλνκελ.
38.
Τῷ γεσξγῷ, νὗ ὁ νἶθόο ἐζηηλ, ὀλεηδίδνκελ.
39.
Τνζνῦηόο ἐζηηλ ὁ ιίζνο ὅζε ζθηά κνπ.
40.
Ἡ ηο ἀιεζείαο ὁδὸο ηηκο ἄμηά ἐζηηλ.
41.
Πνιιὰ, ἃ γηγλώζθνκελ, ρξήζηκα νὔθ ἐζηηλ.
42.
καπηῷ1 ὀιίγα, ἄιινηο δὲ πνιιὰ ἔρσ.
43.
Αὐηὸλ εἰθόησο ἀθνύεηο.
44.
Ἀγαζνῦ ἄλζξώπνπ ἐζηη ηὸ ρξήζηκνλ βνύιεζζαη.
45.
Μεζ΄ ἀλζξώπσλ ραιεπῶλ ἡ εὐδαηκνλία ἀδύλαηόο ἐζηηλ.
46.
θ΄ ἡκῶλ θξίλεζζαη νὐθ ἐζέιεηε.
47.
πν πνιεκίσλ νὐθ ἀεὶ ἡ ἀιήζεηα ιέγεηαη.
48.
Οὐθέηη νἶζζα ηνὺο πξώηνπο ιόγνπο;
49.
Τύρῃ νὔηε2 νἱ ζενὶ κάρνληαη. (spreuk van Simonides)
50.
Ὃλ νἱ ζενὶ θηινῦζηλ3, ἀπνζλῄζθεη λένο. (Menander)
(www.toonpool.com)
ἐκαπηῷ: voor mezelf νὔηε: zelfs niet 3 θηιεῖλ: beminnen, houden van 1
2
8.4
SPELEN MET WOORDEN 1.
Welke Griekse woorden herken je in de volgende Nederlandse woorden?
akoestiek strategie techniek kalligraaf (2) fenomeen chronisch dieet politiek microbe (2) therapie autisme hypertensie periferie (2) Tetris pentathlon (2) lepton neon
2.
demografie (2) spoed orgie filosoof (2) polemisch muziek kritiek poëet axioma ergotherapie (2) praktijk paranormaal monarch (2) Sint-Jan-in-Eremo proton krypton dinosaurus (2)
De samenstellingen met –logos zijn heel talrijk. Zoek de betekenis van de volgende woorden door terug te gaan naar de oorspronkelijke Griekse betekenis.
grafologisch antropologisch oenologisch theologisch filologisch
3.
grafisch engel fonetiek filantroop (2) topografie (2) ode despoot atleet neologisme (2) genese methode (2) hypotensie dialyse (2) Ku Klux Clan parallellogram hadron argon
archeoloog psycholoog monoloog geoloog bioloog
polemologie chronologie morfologie microbiologie posologie
Van welke Griekse woorden zijn de volgende eigennamen afgeleid?
Theofiel Timothy Sofie
Irene Agatha George
Filip Barbara Athanasius
8.5