3e Dag van Alternatieven – 1 oktober 2005 Workshop 13
Weg met duurzame ontwikkeling! Jaap Krater Vrienden van Groen Front ! De volgende lezing werd gehouden op het Nederlands Sociaal Forum in november 2004 te Amsterdam door Jaap Krater van Vrienden van GroenFront !. VVGF heeft op het forum de pijlen gericht op ideeën van (technologische) vooruitgang en economische groei. Duurzame ontwikkeling is een contradictio in terminis, stelt Krater, en in plaats daarvan moeten we kiezen voor radicale lowtech naar-onder-ontwikkeling. Als we die keuze niet maken doet de natuur dat wel voor ons. De mensheid vertegenwoordigt geen ontwikkeling in de zin waaraan vandaag de dag geloofd wordt: steeds beter, sterker of hoger. De ‘vooruitgang’ is slechts een moderne idee, dat wil zeggen een vals idee. (Nietsche) Een probleem kan niet worden opgelost met hetzelfde denken dat dat probleem heeft voortgebracht. (Einstein) Het begrip ‘duurzame ontwikkeling’ zoemt sinds midden jaren tachtig door de wandelgangen van milieuorganisaties, departementen, multilaterale organisaties en de research en pr-afdelingen van multinationals. Het met het Brundlandt rapport populair geworden begrip lijkt al deze instellingen goed uit te komen: milieuclubs die met het vage begrip, er zijn meer dan 100 definities, een begrip waar niemand het mee oneens kan zijn, draagvlak pretenderen. Beleidsmakers zich groen kunnen voordoen zonder te stellen dat de economie zich verder kan ‘ontwikkelen’. Multinationals die in de nieuwe markt van milieutechnologie hun worst zien. Maar wat is de praktijk van 20 jaar duurzame ontwikkeling? We consumeren meer en van verder weg dan ooit en zijn dus nog meer afhankelijk van de olie-economie dan toen. Goedpraters wijzen op de vermindering van de uitstof van bepaalde gifstoffen, op de sanering van grond, het verbeteren van de kwaliteit van het rijnwater, enzovoort, dit alles door technologische oplossingen. Onze samenleving is echter talloze malen smeriger dan de pre-industriële. Ondanks alle praatjes zien we alleen maar een toename in ziektes als kanker. Op het vlak van de drie grootste, verwante, bedreigingen: massale afsterving van soorten, afname van vruchtbare topsoil, en klimaatverandering, wordt geen vooruitgang geboekt en de feasability van technologische oplossingen hiervoor is laag. We schoppen keihard het draagvlak van ons eigen overleven als soort onderuit in een nooit eerder gezien tempo – de aarde sterft. Wat is duurzaamheid? Probeer eens handmatig een kamerbreed tapijt te maken van brandnetelvezels, of een riante 4 kamer woning warm te stoken met zelf gezaagd, gedroogd, geklooft en getransporteerd hout. Probeer beukennootjes te rapen, te persen en de olie te gebruiken als enige vorm van verlichting. Het valt enorm tegen, kan ik je vertellen.
Deze voorbeelden zijn relatief duurzaam, omdat ze onze spierkracht in plaats van externe energiebronnen en de materialen uit de directe omgeving komen. Maar door de aard van deze duurzaamheid kan ons materiële peil niet een bepaalde grens overstijgen: die van de basale menselijke capaciteiten en die van de ecologische draagkracht van de directe omgeving. Als we deze grenzen doorbreken is het de eenvoudige wet op de thermodynamica die vertelt wat misgaat. Energie gaat niet verloren en kan niet uit het niets ontstaan. Ofwel, als wij onze processen intensiveren plegen we onvermijdelijk roofbouw, op natuur, klimaat en grond. Onze hele economie draait op het fabeltje van de gevonden energie. Maar terugkijkend moeten we beseffen dat, hoewel technische vooruitgang al meer dan duizenden jaren plaatsvindt, vooruitgang tot de ontdekking van aardolie vooral een enorme hoeveelheid paupers voortbracht en de infanticide tot recordhoogtes opdreef, wat onder alle omstandigheden een objectieve maatstaf van ellende is. Slechts aardolie bleek voor ons een bank van lening die bereidt is om genoeg energie uit te lenen om ons tijdelijk uit onze ellendige staat te verheffen. In onze andere workshop op dit sociaal forum, over de oliecrisis, geven we aan dat overschakelen van een fossiele-brandstof-economie naar een economie gebaseerd op wat dan ook voor andere energiebron, nucleair, water, wind enzovoort, niet meer mogelijk is bij het handhaven van de huidge energieconsumptie. Er is nou eenmaal niet genoeg energie over om én alsmaar meer, of zelfs op hetzelfde niveau, te blijven consumeren én de energie te leveren om al die nieuwe zonnepanelen of kerncentrales te bouwen. Zou het zo kunnen zijn, dat in die 20 jaar praten over duurzame ontwikkeling en het eindeloos steggelen over kyoto-protocols, het inmiddels te laat is? Om te kijken of er überhaupt iets duurzaams valt verder te ontwikkelen, moeten we eerst kijken in hoeverre we nou eigenlijk ontwikkeld zijn. Wat betekent ontwikkeling? Vanuit evolutionair perspectief betekent ontwikkeling: adaptie aan de natuurlijke omgeving. Naarmate onze omgeving steeds kunstmatiger wordt adapteren we ons steeds meer aan het artificiële; onze ontwikkeling is kunstmatig. Net als dat het evolutionair aangepaste dier of een plant, in haar ecologische niche niet ‘in de natuur’ is, maar er deel van, zijn wij, kunstmatige mensen, niet alleen afhankelijk van onze technologische omgeving, van de machine – wij zijn de machine. Voor veel mensen die meer contact hebben met de rest van de natuur, stelt de ontwikkeling van de westerling niet veel voor. Het klassieke voorbeeld is dat van Frances Harwood, een antropologe die begin jaren ’60 op de Solomon eilanden onderzoek deed. Op een dag kwam een aantal dorpelingen langs in haar hut. Ze vertelden: “Sinds je hier bent heb je ons een boel vragen gesteld. Nu willen we graag wat van jou weten. Hoe,” vroeg een van de stamleden, “maak je dit?” terwijl hij het glas dat ze had meegebracht, optilde. “Oh, eh, nou,” stotterde ze - het was niet eenvoudig om de juiste woorden te vinden in de taal van de eilanders, “Het is vrij simpel. Je neemt zand, je verhit het met vuur, en dan smelt je het glas tot een vorm.” “Aha!” riepen de dorpsbewoners, enthousiast knikkend terwijl ze het glas van persoon tot persoon doorgaven. “Dan zien we je morgen op het strand – en dan kan je laten zien hoe je een glas maakt.” Harwood was verbijsterd. Het was al moeilijk om in een taal die ze nauwelijks beheerste te communiceren, nu faalde ze volledig in het uitleggen van het labyrint van fenomenen als het industriële proces, fabrieken en arbeidsverdeling. Haar gasten begrepen niets van wat ze zei. Wat ze wel begrepen was dat Harwood de volgende ochtend niet op het strand zou verschijnen. Daarna lieten ze het verhaal rond gaan, dat ze eindelijk wisten waarom Harwood was gekomen: ze was weggestuurd, omdat ze zó incompetent was, dat ze zelfs de eenvoudigste zaken in haar eigen cultuur niet kon. Vanuit dit perspectief is het feit dat een groot deel van de mensen in deze zaal volstrekt incompetent en onontwikkeld zijn. Het toppunt van intelligentie is voor ons zo’n beetje als je weet hoe je kan verhelpen dat Windows crasht. Adaptie is intelligentie en naarmate gecompliceerde technologieën
ons leven steeds kunstmatiger maken bedienen we ons voornamelijk van kunstmatige intelligentie. Wat het woord dan ook moge impliceren, een byte kan je niet eten. Het staat dan ook niet per definitie vast, dat, zoals we vaak op VN toppen horen, de gevolgen van milieurampen als klimaatverandering het hardst zullen aankomen in het zuiden. Weliswaar zien we gruwelijke beelden uit Bangladesh of Orissa met overstromingen of droogte in de Sahel, maar als het puntje bij paaltje komt en we de machine niet meer met olie kunnen smeren is de westerse stedeling uiteindelijk het meest incapabel, dus de lul. Eigenlijk zijn we het meest onderontwikkelde, stupide volk ooit. Ik kan me levendig een groot gedeelte van de videoclips van Abba voor de geest halen maar mijn botanische kennis past op een paar A4tjes. Ik herinner me de kleuren van het lingo decor van 15 jaar geleden, de auto’s die omgebouwd werden tot opwindende mobiele bunkers uit afleveringen van The A-Team, ik ken mijn 250 gigabyte harde schijf op mijn duimpje, maar als ik me moet oriënteren in het donker, val ik al snel met Mn neus in de modder. Stel je voor dat al die hersencellen waren aangewend voor spoorzoeken, zoölogie, sterrenkunde, muziek en dans, een onuitputtelijke bron van oraal overgebrachte geschiedenis, geografie, geneeskunde en plantenkennis. Toch zijn de mensen die daar hun grijze massa voor gebruiken, volgens sommigen minder ontwikkeld dan ik, of wij, want, om Geert Wilders te parafraseren: mijn culturele voorouders hebben de renaissance meegemaakt (en daarna de ene helft van de indianen uitgemoord) en de verlichting aangezwengeld (en met verlichte geest de andere helft afgemaakt). Maar goed, al zijn de meesten van ons dan misschien dom, we hebben een behoorlijke materiële voorspoed en verwachten lang te leven. Misschien hebben sommigen van jullie wel baat bij het gegeven dat er meer geld wordt besteed aan onderzoek naar cellulitis dan malaria. Maar minder dan een van de zes miljard mensen hebben dit voordeel. Niet duurzaam. Een van de speerpunten van duurzame ontwikkeling is voor velen het ontwikkelen van een kenniseconomie. Van de LSVB tot VNO-NCW, iedereen vindt dat Nederland zich moet concentreren op een kennisintensieve economie. Soms zijn er wat meningsverschillen over de morele aard van de kennis, zoals rond biotechnologie, dan weer is er debat over hoe die kennis moet worden gefinancierd (zoals de discussie over private financiering van hoger onderwijs), maar feitelijk zijn dit achterhoedegevechten. De computers hebben gewonnen. Vooruitgang is kennis is informatie is informatietechnologie. Duurzame ontwikkeling is vooruitgang is informatietechnologie. Intelligente zonnepanelen en windmolens die via internet een monteur e-mailen zodat die met z’n laptop de molen kan herconfiguren wanneer nodig. Nano-robot’s die op micronivo de grond ontgiften. Ik hoef niet te vertellen dat die nano-robots natuurlijk ook een militaire toepassing hebben en dat groene stroom zo heet omdat windparken binnen no time door de landmacht opgeëist worden in geval van crisis. Dit zijn excessen – maar bepaald niet irreëel. De vraag is of ze zijn te vermijden zolang we de kenniseconomie en daarmee de kennisindustrie (met het grote vooruitgangsmotto: wat kan, dat zal, dat moet) blijven omarmen. Er zijn ook andere redenen voor milieuorganisaties om de kenniseconomie af te maken met een strategische steek in de rug: elektronica vreet energie. Inmiddels gaat de helft van de elektriciteitsconsumptie in Amsterdam op aan computers en randapparatuur als de airco’s van serverruimtes. Daar komt dan nog de productie bij – i.c.t. lijkt schoon maar heeft als fundamenten uiterst giftige mijnbouw (met de benodigde oorlogen en ecocide om grondstoffen) en een fabricageproces waar niet een weinig energie en chemicaliën voor nodig is. Uiteindelijk is het versturen van een e-mail niet milieuvriendelijker als het sturen van een brief. Daar komt dan bij dat internet en ict het verder heen en weer slepen van goederen en mensen bevorderen – meer telecommunicatie leidt tot meer teletransport, net zoals meer wegen onvermijdelijk tot meer vervoer leiden.
Na de anti-roads movement van de jaren negentig is een anti-electronic-highway beweging in de jaren nul hard nodig. Optimisten zullen zeggen dat wereldwijde communicatiemedia de wereldvrede zal bevorderen. Los van het feit dat de infrastructuur daarvoor niet duurzaam in stand te houden is zie ik geen enkele historische correlatie waar dat daadwerkelijk het geval is. Elk medium is ontstaan om resource extraction te faciliteren. Zowel schrift als algebra zijn uitgevonden voor belastingdoeleinden – om te kunnen meten wat iemand bezit, om te kunnen noteren wie hij is en wat hij bezit. De oorsprong van het medium is controle. Initiatieven als indymedia zijn nuttig voor ons maar kunnen niet concurreren met degenen die de media beheersen. Hetzelfde gaat op voor wie de uiteindelijke invulling bepaalt van het begrip duurzame ontwikkeling. Als het puntje bij paaltje komt zullen clubs als de World Business Council for Sustainable Development en Business Action for Sustainable Development, de bedrijven die bij hun aangesloten zijn, hun vriendjes bij ministeries en supranationale organisaties als de VN, en collaborerende organisaties als het Wereld Natuur Fonds, bepalen wat de invulling is van dit begrip. Duurzame ontwikkeling staat, of je nou wilt of niet, voor de technological fix en voor nieuwe groeimarkten. Misschien moeten milieuorganisaties zich eens achter hun oor krabben, wanneer je ziet dat de WBSD of BASD, met vele leden in fundamenteel destructieve bedrijfststakken als de olie-industrie, de laatste met ex Shell leider Mark Moody Stuart als voorzitter, het Kyoto protocol door dik en dun hebben gesteund? En misschien moeten ze zich achter hun andere oor krabben als bijvoorbeeld boerenorganisaties als de Indiase KRRS, collega antiglobalisten, technologische innovaties zoals die van de zogenaamde groene revolutie in de landbouw, stelselmatig afwijzen. Milieutechnologie is extra. Meer groene stroom betekent feitelijk niet een afname van emissies maar vooral extra capaciteit op het net. Groene energie, of groene technologie, is sowieso een contradictio in terminis, althans in de definitie die gehanteerd wordt. Wat is groen, of duurzaam, of sustainable? Een precieze definitie is onmogelijk omdat artificiële constructies per definitie onnatuurlijk (dus niet groen) zijn. Maar laten we dan in ieder geval stellen dat iets dat duurzaam is in ieder geval het natuurlijk evenwicht niet, of niet meer dan tijdelijk, in ieder geval niet onherstelbaar, verstoren. Of zoals Amerikaanse first nations zeggen: “to tread the earth lightly”. Verder: groene oplossingen mimieken de natuur. Wat daarbij misschien het belangrijkst is, zijn bioregionale verschillen. Elke groene oplossing moet er een van vele zijn en dus bottom up – of liever nog bottom zonder up. Als iets op tv geadverteerd wordt als milieuvriendelijk kan je er dan ook zo’n beetje zeker van zijn dat dat het niet is. Een grove schifting in wat al dan niet duurzaam is kan je in ieder geval maken door input en output te vergelijken. Zo is biologische landbouw weliswaar te prefereren boven gangbare landbouw, maar duurzaam zijn ze niet, de producten die je in de natuurwinkel of bij de supermarkt met eko-keurmerk koopt. Goed, er worden een boel olieproducten vermeden door geen bestrijdingsmiddelen en kunstmest te gebruiken. Dat biologische landbouw daarbuiten meer benzine doorheen jaagt dan gangbare landbouw is iets wat minder bekend is. Wat nog genanter is, is dat we hier ananas, bananen, koffie en ander transcontinentaal eten en drinken kunnen nuttigen met een eko keurmerk. Weer een liter brandstof voor elke tros bananen. Biologisch, niet altijd even logisch. Maar de kalorie-input aan onder andere olie die in een biologisch product gaat, is ook als het niet om een banaan gaat hoger dan wat je eruit haalt – niet duurzaam. Beter dan niets, zal je zeggen. Net zoveel beter als een zuinige auto in vergelijking met een benzineverslindende Sports Utility Vehicle. Om te zien wat duurzaam is kunnen we kijken naar hoe mensen en volken die al duizenden jaren in
harmonie met hun ecosysteem leven, en zoals ik eerder heb willen aangeven, al lang duurzaam ontwikkeld zijn. Daar is meer te vinden dan alles wat het westen in laboratoria uitdoktert. Zeker is dat we alles moeten doen wat we kunnen om te voorkomen dat deze mensen en hun ecosystemen vernietigd worden door de destructiedwang van ons expansieve economisch systeem. De San bosjesmannen, of de eco-rebellen in West Papua, of de adivasi in India met hun millenia oude boslandbouw, hier bekend als permacultuur. Allemaal bedreigd door onze zogeheten beschaving. Maar we hoeven geen duizenden mijlen verder dan onze neus lang is te kijken om duurzame oplossingen te vinden. Er zijn talloze oude gebruiken uit onze eigen bioregio’s we in ere kunnen herstellen. Een simpel voorbeeld is knotten – het gebruik van hout van bomen zonder ze af te maken. Misschien is dat hout wel een veel betere manier om warm te blijven dan een stel computerchipgereguleerde zonnepanelen. De mogelijkheden liggen voor het oprapen als we accepteren dat we niet zo slim zijn als we denken; dat we onze cultuur en economie radicaal moeten omgooien en als we allemaal onze handen en voeten weer in de aarde steken. Daarvoor hoeven we helemaal niet te wachten op de volgende VN top – als we daarop blijven wachten zal er net zo weinig veranderen als de laatste twintig jaar zogenaamde duurzame ontwikkeling. Dat is alleen maar wachten op de economische crash nadat de olieproductie heeft gepiekt, of de ecologische crash. De natuur slaat terug. Terug naar Einstein: op naar een radicaal ander paradigma. De kolossale problemen die we nu – nu! moeten oplossen komen voort uit denken in termen van productie, pragmatisme en nutsdenken, dweilen met de kraan open. Dat andere paradigma is denken vanuit het ecosysteem: Aldo Leopold, begin 20e eeuw een van de mensen die aan de voet van de Amerikaanse natuurbeweging stond, beschreef dit denken als volgt: A thing is right, when it tends to preserve the integrity, stability, and beauty of the biotic community. It is wrong when it tends otherwise. Duurzame ontwikkeling: het begrip is gejat door instituties, multinationals en hun lobbyisten en zolang de grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties blijven doen of we allemaal hetzelfde bedoelen kan wat ons betreft dat begrip naar de prullenmand – en waarom niet, want we zullen het zelf moeten doen met direkte aktie. Wat ik zeg is bepaald niet nieuw. Daarom wil ik eindigen met fragmenten uit de poëtische en heroïsche toespraak van Gerard Winstanley tot het Britse parlement in 1649, een gezicht van de 16e eeuwse diggers en levellers, die hun communale grond, de commons, verdedigden tegen de adel, de priesters en de rechters, die met hun zogeheten enclosures het land wilden opdelen in zogeheten enclosures. And hereupon, The Earth (which was made to be a Common Treasury of relief for all, both Beasts and Men) was hedged in to In-closures by the teachers and rulers, and the others were made Servants and Slaves: And that Earth that is within this Creation made a Common Store-house for all, is bought and sold, and kept in the hands of a few, whereby the great Creator is mightily dishonoured, as if he were a respector of persons, delighting in the comfortable Livelihoods of some, and rejoycing in the miserable povertie and straits of others. From the beginning it was not so. (...) And hereby thou wilt Honour thy Father, and thy Mother. Thy Father, which is the Spirit of Community, that made all, and that dwels in all. Thy Mother, which is the Earth, that brought us all forth: That as a true Mother, loves all her Children. Therefore do not thou hinder the Mother Earth, from giving all her Children such, by thy Inclosing it into particular hands, and holding up that cursed Bondage of Enclosure by thy Power. (...) Maar de diggers en Winstanley namen geen genoegen met petities aan parlementariërs en pikten zelf de commons terug die van hen gestolen werden. Winstanley zei hierover:
Yet my mind was not at rest, because nothing was acted, and thoughts ran into me, that words and writings were all nothing and must die, for action is the life of all, and if thou dost not act, thou dust nothing. Er is geen tijd meer om te blijven wachten. De natuur slaat terug, help een handje mee. No compromise in defence of mother earth! Jaap Krater (met een bijdrage van Ilja Faun)