Servicedocument
Diversiteit en internationalisering Een potentiele symbiose Hans Blankestijn | 2012
Servicedocument
Diversiteit en internationalisering Een potentiele symbiose
Hans Blankestijn | 2012
4
Inhoud Managementsamenvatting 1. Aanleiding > Opdracht vanuit Kies Kleur in Groen 2. Wat verstaat men onder internationalisering? > Geraadpleegde bronnen
> Vragen uit samenleving en arbeidsmarkt > Doelstellingen en acties
3. Internationalisering bezien vanuit de leerling > vmbo-leerling > mbo-leerling > Afgestudeerde leerling
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven > AOC’s
> De groene onderwijskolom > Nederlandse groene bedrijfsleven
7
8
11 12 12
14 15 17
22 25 26
5. Subsidiemogelijkheden
> > > > >
Internationale mobiliteit Internationale ontwikkelingsprojecten (Pilots) Internationale overdracht van kennis en ervaring Internationale partnerschappen Overige Internationale projecten
32 33 35 37 37
6. De rol van de AOC Raad > Belangenbehartiging
38
> Services
38
7. Aanbevelingen voor de relatie tussen Internationalisering en KKiG > Grenzen en overlap
40
> Aanbevelingen ten aanzien van het beleid binnen de scholen > Operationele aanbevelingen voor de AOC’s > Aanbevelingen voor verdere samenwerking
Bijlage: samenvatting van het gezamenlijke Track Record van de AOC’s 2008-2011
41 41 42 44
5
6
Managementsamenvatting Dit servicedocument is een hulpmiddel voor AOC’s, die internationalisering effectief willen inzetten in hun diversiteitbeleid en omgekeerd. Internationalisering en diversiteitbeleid worden door onderwijsinstellingen vaak in één adem genoemd. Hoewel deze elkaar kunnen versterken, is het niet hetzelfde. Het doel van dit document is het vinden van antwoorden op de volgende vragen:
1. Waar eindigt het een en waar begint het ander? Binnen diversiteit is internationalisering één aspect. Bij diversiteit staat de persoonlijke ontwikkeling van de student voorop, terwijl bij internationalisering ook gekeken wordt naar beroep gerelateerde competenties.
2. Wat zijn bestaande internationale activiteiten van de AOC’s? Uit een analyse blijkt dat er een breed scala van internationaliseringsactiviteiten is. Van studentenen docentenmobiliteit, het uitvoeren van Europese projecten, tot betrokkenheid bij projecten in derde wereld landen. De zelfde vraag is gesteld voor KKiG. Een selectie van lopende projecten biedt daarop een antwoord.
3. Hoe kunnen deze beleidsvelden elkaar versterken? Wederzijdse afstemming van informatie leidt tot optimalisering van het gebruik van elkaars kennis. Maar ook op strategisch niveau is deze informatie uitwisseling belangrijk.
4. Hoe kunnen financieringsbronnen optimaal worden ingezet? Voor internationale mobiliteit zijn er verschillende bronnen beschikbaar (Leonardo da Vinci, Europees Platform, etc.) Actuele kennis is aanwezig bij de coördinatoren Internationalisering. Bij het schrijven van projectvoorstellen, kan samenwerking leiden tot versterking en tijdbesparing.
5. Hoe kan binnen onderwijsinstellingen voor internationalisering en diversiteit tot een samenhangend beleid gekomen worden? Aanbevolen wordt om binnen de school regelmatig overleg tussen de beide gremia te hebben. School overstijgend overleg is inmiddels gestart.
6. Hoe kan een juiste invulling worden gegeven aan de Human Capital Agenda, voor zover het Internationalisering en diversiteit betreft? De AOC Raad zal daartoe een eerste voorstel ontwikkelen. Samengevat: De samenwerking tussen culturele diversiteit en internationalisering kan zeker uitgroeien tot een symbiose. Dit servicedocument levert daarvoor voldoende aanknopingspunten. Hans Blankestijn
7
1. Aanleiding Opdracht vanuit Kies Kleur in Groen Internationalisering en diversiteitbeleid wordt door onderwijsinstellingen vaak in één adem genoemd. Hoewel het elkaar kan versterken, is het niet hetzelfde. Dat roept vragen op. Die vragen vormen de leidraad voor dit document: 1. Waar eindigt het een en begint het ander? 2. Wat zijn bestaande internationale activiteiten van de AOC’s? De zelfde vraag is er voor het programma Kies Kleur in Groen. 3. Hoe kunnen deze beleidsvelden elkaar versterken en hoe is dit binnen de onderwijsinstelling concreet te vertalen in samen hangend beleid? 4. Hoe kunnen financieringsbronnen optimaal worden ingezet? 5. Hoe kan binnen onderwijsinstellingen voor internationalisering en diversiteit tot een samenhangend beleid gekomen worden? 6. Hoe kan een juiste invulling worden gegeven aan de Human Capital Agenda, voor zover het Internationalisering en diversiteit betreft? Het programma Kies Kleur in Groen (verder in dit document aangeduid met KKiG) heeft de AOC Raad gevraagd om via een servicedocument beter inzichtelijk te maken wat internationali sering in de praktijk inhoudt, en wat de verschillen en overeenkomsten zijn met diversiteit.
8
Voor wie? Dit servicedocument is bedoeld voor beleids medewerkers, managers, projectleiders en coördinatoren internationalisering, projectleiders KKiG van onderwijsinstellingen en communityleden KKiG. Het beoogt een bijdrage te leveren aan het verhelderen van de verhouding tussen internationalisering en diversiteit op de groene onderwijsinstellingen. Het document is deels gebaseerd op de beleidsnotitie Internationalisering van de AOC Raad, aangevuld met meer operationele informatie. In dit servicedocument wordt Internationalisering besproken vanuit verschillende kanten: de vmbo- leerling, de mbo-leerling, de oud-leerling, de scholen en het bedrijfsleven. Aan de hand van beschrijvingen van actuele situaties, worden doelstellingen geformuleerd, gevolgd door activi teiten om die doelstellingen te realiseren en de daarvoor meest voor de hand liggende actoren. Voor KKiG is dit servicedocument ondersteunend bij het verder ontwikkelen van haar visie op de rol van internationalisering in diversiteitbeleid.
1. Aanleiding
9
10
2. Wat verstaat men onder internationalisering? Relevant voor KKiG zijn:
In het onderwijs is internationalisering een niet nauwkeurig omschreven begrip. Verschillende recente beleidsdocumenten geven dan ook verschillende definities. Enkele voorbeelden zijn:
> Actieplan KKiG (2008) > Beleidsnotities KKiG op school- en/of locatieniveau > SER rapport: Diversiteit in het personeels bestand (2009) > TNO: Diversiteit en innovatie; Geen vanzelfsprekende relatie maar wel geslaagde Voorbeelden (2008)
> Beleidsnotitie Internationalisering 2010-2013 AOC Raad (2010) > Subsidiemogelijkheden Internationalisering (notitie MBO Raad, 2010) > Beleidskader Internationaal Groen Onderwijs 2008-2010, Ministerie van LNV (2008) > Internationaliseringsagenda MBO, Ministerie van OCW (2008) > Programma Internationalisering, Groene Kennis Coöperatie (2008) > MKB en internationaal ondernemen, EIM rapport (2007) > Routekaart VMBO, internationalisering in het VMBO-curriculum, Stuurgroep VMBO (2007) > Menukaart internationalisering, Europees platform (2008) > Advies Internationalisering in VMBO en MBO, Onderwijsraad (2006) > Human Capital Agenda, Agro&Food en Tuinbouw & Uitgangsmaterialen (2012) Ook AOC’s ontwikkelen hun eigen beleids documenten. Voorbeelden hiervan zijn: > Helicon Opleidingen 2006-2007 (2006) > Beleidsnotitie Internationalisering AOC Oost 2007-2013 (2006) > Beleidsnotitie Internationalisering AOC Friesland 2012
Bestudering van al deze documenten maakt duidelijk dat er wel de nodige overeenkomsten zijn in doelstellingen en activiteiten. Tegelijk is de insteek van deze notities echter verschillend, mede gezien de positie van de opstellers. Zo staan in de notities van MKB Nederland en het toenmalige Ministerie van LNV respectieve lijk het midden- en kleinbedrijf en de groene sector centraal en wordt het onderwijs vooral gezien als een instrument om het bedrijfsleven te ondersteunen in haar internationale ambities. De notitie van de Groene Kennis Coöperatie concentreert zich vooral op het hbo/wo en besteedt relatief weinig aandacht aan het vmbo, omdat ook hier het sectorbelang als uitgangspunt genomen lijkt te zijn. De notitie van het Ministerie van OCW en het advies van de Onderwijsraad stellen daarentegen het onderwijs centraal. Waar gesproken wordt van diversiteit, gaat dat over meer dan alleen internationale diversiteit.
2. Wat verstaat men onder internationalisering?
Geraadpleegde bronnen
De tendens is wel dat de vraag naar adequaat opgeleid personeel vanuit het bedrijfsleven, steeds duidelijker wordt gehoord. Dat geldt ook voor internationale aspecten van de beroeps opleidingen. KKiG ervaart in toenemende mate belangstelling vanuit het bedrijfsleven. >>
11
Vragen uit samenleving en arbeidsmarkt In algemene zin geldt voor adequaat onderwijs in AOC’s, dat vragen vanuit de maatschappij en vanuit de arbeidsmarkt dienen te worden vertaald in persoonlijke- en beroepscompetenties voor zowel leerling als docent. Vanuit de maatschappij dienen zich vragen rond de multiculturele samenleving en de daarmee samenhangende sociale cohesie aan. KKiG probeert hierop antwoorden te vinden. AOC ’s zijn nu bezig om dit tamelijk onbekende terrein te verkennen. Internationaliseringactiviteiten kunnen hierbij van dienst zijn. Vanuit het bedrijfsleven wordt aangegeven dat men in toenemende mate constateert dat ondernemen in de 21ste eeuw grensoverschrijdend is. Men exporteert of zoekt in het buitenland productiemogelijkheden. Dit geldt zeker ook voor de agrarische ondernemers. Ook krijgt men te maken met Europese wet- en regelgeving. Dat alles stelt eisen aan het personeel. Het beroepsonderwijs kan daarin een rol spelen, maar men constateert vervolgens dat die vertaling van de wensen van het bedrijfsleven in onderwijsprogramma’s (nog) niet optimaal is. Bestaande gremia zoals paritaire commissies staan niet altijd dicht genoeg bij deze ontwikkelingen. Bovendien passen dossiers zich per definitie vertraagd aan aan de ontstane werkelijkheid.
12
Doelstellingen en acties Gedeelde hoofddoelstelling Het realiseren van een ‘internationale’ leer omgeving, waarin leerlingen zowel persoonlijk als beroepsmatig zich ontwikkelen tot burgers die optimaal kunnen functioneren in een steeds verder globaliserende wereld. Bij de hierna beschreven subdoelstellingen en acties gaat het dus uiteindelijk om leerlingen die zich hebben ontwikkeld tot burgers die optimaal functioneren in een steeds verder globaliserende wereld. Hierna wordt bekeken wat dat betekent vanuit de verschillende partijen. Per categorie worden doelen en acties voorgesteld. Deze acties zijn summier beschreven. Waar mogelijk is de verbinding tussen KKiG en internationalisering aangegeven. Een vervolgstap op deze notitie is de ontwikkeling van een nader uitgewerkt actieplan, waarmee de genoemde doelstellingen worden gerealiseerd. AOC’s kunnen dit vervolgens integreren met hun bestaande werkwijze met betrekking tot KKiG en internationalisering. Samenwerking tussen coördinatoren internationalisering en KKiG vertegenwoordigers zal hierbij een meerwaarde hebben.
good practices Het Wellantcollege in Ghana
De leerlingen hebben een weekje meegedraaid met de agrarische school in Akatsi en hebben samen met de leerlingen kennis gemaakt met Ghana. Samen naar de markt, de breeding farm van de school, een onvergetelijk bezoek aan een dorpje in het binnenland, waar we door het hele dorp werden verwelkomd, interviews en gesprekken met de leerlingen van de school; kortom, een fantastische ervaring. Door het opgehaalde geld hebben we de school notebooks, een beamer, film- en fotocamera’s kunnen schenken, die zij goed kunnen gebruiken in hun onderwijs. De tweede week was onze thuisbasis in Anomabo, nabij Cape Coast. Van hieruit hebben we kennis gemaakt met het slavernij verleden van Nederland, het tropisch regenwoud in Kakum Park en hebben we vrijwilligerswerk kunnen doen voor de Optical Foundation.
2. Wat verstaat men onder internationalisering?
Het Wellantcollege uit Rijnsburg is dit jaar voor de derde maal met tien leer lingen afgereisd naar Ghana. Na een jaar van voorbereidingen en fondsenwerving was het 5 juni eindelijk zover.
13
3. Internationalisering en diversiteit, bezien vanuit de leerling De vmbo-leerling Situatieschets De samenleving in Nederland verandert in hoog tempo. Dat geldt ook voor de jongerencultuur. Gewoontes en taalgebruik weerspiegelen de multiculturele samenleving van vandaag. Sociale media en internet dragen daaraan bij. Dit leidt in sommige gevallen tot het ontstaan van subculturen die zich afwenden van de samenleving, tegelijk bieden deze ontwikkelingen echter ook kansen tot verrijking en verbinding. Onderzoek wijst uit dat leerlingen ontvankelijker zijn voor het vinden van hun weg in de huidige maatschappelijke structuren, naarmate ze er op jongere leeftijd mee worden geconfronteerd. Bij de opleiding van de vmbo-leerling ligt daarom de nadruk op persoonlijke ontwikkeling en vorming. Met een goede aanpak ontstaat het bewustzijn dat hij deel uitmaakt van een verenigd Europa en tegelijk dat er in Nederland sprake is van meerdere culturen die weliswaar niet gelijk zijn, maar wel gelijkwaardig. Ook het aanleren van vreemde talen gaat beter naarmate er eerder mee wordt begonnen.
Bij de opleiding van de vmbo-leerling ligt de nadruk op persoonlijke ontwikkeling en vorming.
Bij doorstroming richting mbo zal een betere taalvaardigheid veel voordeel opleveren. Maar ook een beroepsbeoefenaar op niveau I of II wordt in toenemende mate geconfronteerd met de internationale aspecten van zijn baan, zoals tele-
14
fonische contacten met buitenlandse klanten of directe contacten met buitenlandse expediteurs. Integratie van internationale programmaonderdelen met KKiG is voor de hand liggend, maar dient dus nader te worden uitgewerkt. Dit zou kunnen aan de hand van de volgende doelstellingen en daarvoor noodzakelijke acties.
Doelstellingen > In alle opleidingen in de hele kolom (van vmbo tot wo) wordt internationaal denken en handelen een basiscompetentie > Leerlingen voelen zich erkende en gerespecteerde deelnemers van een multiculturele samenleving, waarbij interculturalisering en internationalisering elkaar versterken. > Leerlingen zijn zich bewust van de waarde van hun Europees burgerschap en van de voordelen van een verenigd Europa. > Leerlingen zijn voorbereid op de internationale aspecten van hun toekomstige loopbaan.
Acties > Beraden op de internationale en interculturele aspecten van leerinhouden (AOC’s, VO-raad. Platform Internationalisering, KKiG). > Versterken en verbinden van de interculturele, Europese en internationale dimensie in de examenprogramma’s van het vmbo. (AOC Raad, VO-Raad, Cevo). > Stimuleren van mobiliteit in de eindfase van de opleiding, mede met behulp van een effectief instrumentarium voor mobiliteit.
>
>
>
De mbo-leerling Situatieschets De aandacht voor internationalisering en diversiteit in het mbo neemt toe, maar is tegelijk afhankelijk van de instelling, de studierichting en de regio. De centrale regie op internationalisering is soms zwak. Sommige AOC’s hebben een netwerk van Europese partners, vaak mogelijk gemaakt door Europese subsidies. Nationaal beleid en financiering voor internationalisering
bestonden tot nu toe nauwelijks. Ook nu er wel beleid is, gaat dat niet altijd gepaard met een voldoende financiële ondersteuning. De internationaliseringagenda van het ministerie van OCW is daar een schrijnend voorbeeld van. Via de GKC ondersteunt het ministerie van EL&I vooral projectmatig. Het aantal deelnemers aan Europese mobiliteit en internationale BPV groeit, maar is nog steeds marginaal, terwijl de Europese ambities juist erg hoog zijn (EU High-level expert meeting on mobility, Den Haag, 2008). Op nationaal niveau pleiten zowel het ministerie van OCW (Persbericht staatssecretaris Marja van Bijsterveld, 2009) als MKB Nederland (Loek Hermans tijdens Euroskills in 2008) voor een substantiële vergroting van mobiliteit en internationale BPV. Mobiliteit draagt bij tot het verder ontwikkelen van zowel beroepscompetenties als persoonlijke competenties. Dit biedt de student de mogelijkheid tot persoonlijke internationalisering en interculturalisering, als ook de ontwikkeling van beroepsgerichte internationale competenties. In de Human Capital Agenda wordt van een doorbraak gesproken waarbij Internationaal denken een basiscompetentie is.
3. Internationalisering en diversiteit, bezien vanuit de leerling
>
(AOC Raad, Ministerie EL&I, Europees Platform) Uitvoeren van acties in het kader van het programma KKiG die leiden tot een verdere verbinding van interculturalise- ring en internationalisering. (KKiG, platform Internationalisering van de AOC’s, AOC Raad) Vergroten van mobiliteit van (biculturele) leerlingen met emigratielanden. (AOC Raad, KKiG, VO-raad, Land bouwraden, Agentschap NL, NIHA, etc.) Versterken van de contacten met overheden van Marokko, Turkije, Suriname, Nederlandse Antillen, BES-gemeenten en andere herkomstlanden. (AOC Raad, VO-raad, Landbouwraden, Agentschap NL, Ministeries van EL&I en OCW, Stichting Uitwisseling). Onderzoeken hoe lerarenopleidingen internationaler en intercultureler kunnen worden gemaakt. (Stoas Hogeschool, AOC Raad, KKiG)
Mobiliteit draagt bij tot ontwikkeling van zowel beroepscompetenties als persoonlijke competenties.
Doelstellingen > In alle opleidingen in de hele kolom (van vmbo tot wo) wordt internationaal denken en handelen een basiscompetentie >>
15
16
Acties > Integreren van internationale en interculturele aspecten in competentieprofielen, opleidingsprogramma’s en leermiddelen. (SBB, Aequor, AOC Raad, KKiG, sectorcommissies, paritaire commissies). > Vergroten van aandacht voor vreemdetalenonderwijs, voor internationaal ondernemerschap en voor kennis van internationale markten en culturen. (MBO Raad, AOC Raad, Dutch Trade Board). > Bevorderen van mobiliteit en IBPV, waar mogelijk in samenwerking met het HBO en het Nederlandse internationale bedrijfsleven en met behulp van een geoptimaliseerd instrumentarium voor mobiliteit van leerlingen en docenten (MBO Raad, AOC Raad, Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci). > Verminderen van financiële (onder andere studiefinanciering) en juridische (onder andere verblijfsvergunningen) belemmeringen voor IBPV naar derde landen (onder andere Turkije, Canada en Amerika) en omgekeerd voor inkomende cursisten van buiten de EU.
>
>
(AOC Raad, Ministerie BuZa). Vergroten van uitwisselingsmogelijkheden met de belangrijkste herkomstlanden van biculturele leerlingen. (AOC Raad, KKiG, analoge organisaties in Turkije en Marokko, Stichting Uitwisseling). Verwerven van interculturele competenties van leerlingen, zoals interculturele communicatie. (KKiG, platform Internationalisering AOC’s, AOC Raad).
De afgestudeerde leerling Situatieschets Verschillende beleidsnotities besteden aandacht aan leerlingen. Dit leidt tot aanbevelingen voor onderwerpen met een internationaal tintje. Het is echter niet duidelijk of deze aanbevelingen ook de mening van de leerlingen zelf vertegenwoordigen. Het lijkt daarom zinvol naar de vragen te luisteren van afgestudeerde studenten. Vragen zoals: wat kom je als afgestudeerde student tegen in je internationale werk? Welke competenties worden daar van jou gevraagd? Wat heb je gemist in jouw opleiding? Om antwoorden op deze vragen te krijgen zijn vanuit het Platform Internationalisering verschillende alumni geïnterviewd. Enkele representatieve interviews zijn hieronder weergegeven. Op basis van deze interviews zijn vervolgens enkele adviezen geformuleerd.
3. Internationalisering en diversiteit, bezien vanuit de leerling
> Leerlingen zijn zich bewust van de waarde van hun Europees burgerschap en van een verenigd Europa. > Leerlingen ervaren interculturalisering en internationalisering in een vanzelfsprekende samenhang. > Leerlingen zijn zo goed mogelijk voorbereid op de internationale aspecten van hun toekomstige loopbaan.
Ook wordt vastgesteld dat er (nog) geen effectief alumnibeleid is, zeker ten aanzien van internationale onderwerpen. Een goed georganiseerd >>
17
alumnibeleid geeft een voortdurende input vanuit de praktijk waarmee het onderwijs geactualiseerd wordt. Door het raadplegen van afgestu-
deerden kan een school vaststellen hoe in hun ogen een ideale opleiding eruit ziet, ook voor wat betreft internationale aspecten.
Geëmigreerd naar Canada We hebben een boerenbedrijf in Embro, Ontario Canada. We zijn vijf jaar geleden naar Canada geëmigreerd en zijn daar een kippenfarm begonnen. Wat voor competenties moet je in huis hebben om dit soort stappen succesvol te kunnen doen en wat zou het agrarisch onderwijs daaraan kunnen bijdragen? Allereerst een flink portie lef en ondernemerszin, en daarin zou een school stimulerend kunnen zijn door aan te sturen op initiatief op durven kiezen voor onbekende zaken. Buitenlandse stages verplichten voor het hoogste niveau en het liefst stages in onbekende landen, niet bij familie of kennissen, zelf leren doorbijten. Ik vind dat er veel te weinig aandacht is voor de echte taalcompetenties. Het gaat om lezen, schrijven en spreken en dan wellicht niet alleen Engels. Als ze dat al krijgen is het Engels volgens mij veel te weinig gerelateerd met de agrarische vaktaal. Vaktechnische zaken moet je kunnen bevatten in een vreemde taal. Met alleen gewoon Engels kom je hier in een voorlichtingsbijeenkomst voor boeren niet echt ver. Maar goed ik heb het wel in de praktijk opgepakt hoor, maar het onderwijs zou de studenten in elk geval bewust moeten maken dat taalbeheersing erg belangrijk is, en dan heb ik het zeker niet alleen over Engels. Als je hier in Quebec zou gaan wonen heb je al een probleem, want daar spreken ze Frans. Verder zou er wat gedaan moeten worden aan algemene info zoals, klimaat, regels, cultuurverschillen, zakelijke gewoontes en dergelijke van bijvoorbeeld de meest populaire emigratielanden. Paul van der Eijk
Advies Besteedt als school in de lessen meer aandacht aan algemene competenties als doorzettingsvermogen, karakter, enthousiasme, omgaan met andere mensen en de belangrijke aspecten van andere culturen. Dit is belangrijk voor zowel beroepen in Nederland met veel buitenlandse contacten, zoals in de internationale handel als ook voor beroepen die je in het buitenland kunt uitvoeren. Daarnaast blijft talenonderwijs belangrijk.
18
Mijn beroep van exportmanager bij een veevoederproducent is voor mij blikverruimend en goed voor mijn talen en ondernemersvisie. Mijn CV wordt er beter van. Sorry, van mijn opleiding kan ik geen internationale onderwerpen noemen, behalve een stage bij buitenlandse boeren en een beetje Engels. Dat Engels was zo weinig toegesneden op het vak, dat ik er voor mijn huidige vak niet veel aan heb. Maak van het vak Engels dus meer een les waarin je in een andere taal over je beroep kunt praten, inclusief het vakjargon! Wat ik verder graag zou willen zien is: lessen over internationale beroepen, zowel in Nederland als in het buitenland, en hoe je die vakken kunt leren op school. Laat op school zien hoe snel en makkelijk je met je handel en diensten in het buitenland zit. Maar dan moeten de docenten er zelf ook wel wat van af weten. Ik heb het idee dat dat nu niet zo vaak het geval is. Ook docenten moeten dus aandacht besteden aan hun eigen internationale kontakten en beter hun buitenlandse (vak-)taal gaan spreken. Hun CV kan wat dat betreft ook wel wat beter!
3. Internationalisering en diversiteit, bezien vanuit de leerling
Exporteren van veevoeder
Jan Hoogendoorn
Advies Maak studenten duidelijk hoe afhankelijk de Nederlandse landbouw is van de export en welke (nieuwe) beroepen daarmee samenhangen. Bied daarvoor waar mogelijk nieuwe leer-activiteiten aan, zoals een goede buitenlandse stage, het uitnodigen van sprekers uit internationaal werkende bedrijven en internationale beroepenworkshops. Besteed als school aandacht aan vreemdetalenonderwijs, maar dan wel vakgericht.
19
Meer interactie tussen het bedrijfsleven en opleiding “Wij zijn succesvol in heel Europa omdat we bijna altijd de taal van de klant spreken. Hier werken mensen die Spaans, Italiaans, Frans, Russisch, Pools, Duits enzovoort hebben geleerd om onze klanten in hun eigen taal te woord te staan. Ik heb veel voordeel gehad van mijn lange beroepspraktijkvorming in Spanje en in Australië. Tijdens mijn sollicitatie bleek het een voordeel te zijn om een lange buitenlandse stage-ervaring te hebben. Bedrijven zijn bij de aanname van verkopers op zoek naar mensen die zich goed kunnen uitdrukken in het Nederlands maar juist ook in een andere taal. Je hebt een voorsprong op andere sollicitanten omdat je hebt geleerd om je aan te passen binnen een andere cultuur, je wordt gedwongen snel een andere taal te spreken. Als tips naar het onderwijs denk ik aan lange buitenlandse beroepspraktijkvorming, veel bezoeken aan bedrijven met internationale activiteiten en het lopen van korte stages (kortom meer interactie tussen het bedrijfsleven en opleiding); het geven van presentaties in een andere taal, mondeling ondersteund door PowerPoint presentaties; basis verkoopgesprekken in een andere taal en het hebben van commerciële vaardigheden, uitwisseling met buitenlandse studenten. Ben Crezee
Advies Besteedt voldoende aandacht aan vreemdetalenonderwijs en koppel dit op een praktische wijze aan het internationale “groene” vakjargon. Naast Engels is Duits ook van belang, zeker gezien het grote deel van de Nederlandse export die naar Duitsland. Denk ook aan speciale taalprogramma’s voor studenten die overwegen te emigreren (bijvoorbeeld in de melkveehouderij.)
Advies Maak speciale lessen over de rol van Brussel in de Nederlandse landbouw, zoals bijvoorbeeld de regels voor export, vervoer van levende dieren, restitutie, en dergelijke. Geef ook informatie over specifieke (vestigings-, subsidie-) regels in de meest relevante emigratielanden. Vergeet daarbij Polen niet.
20
CITAVERDE College in de Euregio Grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderwijs wordt in toenemende mate als kans en als katalysator voor het samengroeien van de economische en sociale ruimte van de Euregio gezien. De behoefte aan grensoverschrijdende contacten en activiteiten is toegenomen. Binnen de Euregio Rijn-Maas Noord is het CITAVERDE College een samenwerkingsverband aangegaan met ROC Gilde opleidingen en het IMBSE uit het Duitse Moers. Deze samenwerking, welke voor een deel binnen het programma Interreg 4 valt, zal de volgende grensoverschrijdende thema’s als speerpunt hanteren: > Samenwerking tussen scholen, > Internationale praktijkstages en beroepsopleidingen, > Administratieve samenwerking en netwerken.
3. Internationalisering en diversiteit, bezien vanuit de leerling
good practices
Hierbij worden de volgende doelen nagestreefd: > Veelzijdige en grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van onderwijs, > Bevordering van het Euregionale denken en handelen, > Verankering van grensoverschrijdende advies- en samenwerkings structuren, > Verhoging van het aantal grensoverschrijdend opgeleide vakkrachten, > Bevordering van het concurrentievermogen en het samengroeien van de economische en sociale ruimte van de Euregio.
21
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven AOC’s Situatieschets De meeste AOC’s hebben in hun strategische beleidsplannen een hoofdstuk Internationa lisering opgenomen, dan wel een aparte notitie Internationalisering ontwikkeld. Hierbij leggen de AOC’s wel verschillende accenten. Hierdoor ontstaat bij het vergelijken van deze notities een rijk pallet aan expertise, maar tegelijkertijd wordt geconstateerd dat facilitering ook sterk uiteenloopt, waardoor bepaalde ontwikkelingen belemmerd kunnen worden. Aspecten van internationalisering worden zoveel mogelijk ingebed in de verschillende onderdelen van de opleidingsprogramma’s. Dit geldt zowel voor het vmbo als het mbo. Binnen het mbo kan nog onderscheid worden gemaakt tussen bbl en bol. In de praktijk blijkt dat voor bbl-leerlingen een buitenlandse excursie gemakkelijker uit te voeren is dan een IBPV. Dit heeft inmiddels geleid tot de ontwikkeling van specifiek lesmateriaal, tot een gezamenlijke aanpak van internationale mobiliteit en IBPV voor leerlingen en docenten (contacten met het Europees Platform, gezamenlijke aanvraag van mobiliteitsgeld bij het nationaal Agentschap Leonardo da Vinci) en tot deelname aan Europese projecten. Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan de ontwikkeling van persoonlijke competenties (een AOC noemt hierbij zelfstandigheid en zelfontplooiing) en meer beroeps gerelateerde competenties. Van groot belang is ook een goede voorbereiding op mobiliteit. Dan is het zowel voor de vmboleerling als de mbo-student van belang om culturele competenties te verwerven.
22
AOC ’s onderzoeken de mogelijkheid om zich internationaal te profileren als opleidingsinstituut. Naast de uitgaande mobiliteit is er ook aandacht voor inkomende mobiliteit. Sommige experimenteren met het aanbieden van (delen van) programma’s in een andere taal. Ook gaat men na wat de mogelijkheden zijn om gezamenlijke opleidingen te beginnen, met name in de grensregio. Als gevolg van het aantrekken van meer buitenlandse studenten, zal het internationale karakter van de AOC’s toenemen. Hierbij zijn er wel twee belangrijke remmen op deze ontwikkelingen. Enerzijds de ongelijkheid t.o.v. het hoger onderwijs als het gaat om het aantrekken van studenten van buiten de EU, waarbij een maximale verblijfsduur van 3 maanden wordt gehanteerd. Anderzijds de eis om Nederlands als verplicht examenvak op te voeren, dat haaks staat op het aanbieden onderwijs in een andere taal. Tegelijk wordt geconstateerd dat de instroom van biculturele leerlingen achterblijft ten opzichte van de ROC’s. AOC’s met specifieke expertisegebieden hebben de ambitie om Europese aanbieders te worden (onder andere in dierverzorging, paraveterinaire opleidingen, paardenhouderij en primaire landbouwopleidingen). AOC’s hanteren ook ideële doelstellingen. Men denkt na over maatschappelijk verantwoord ondernemen, realisering van millenniumdoel stellingen, noord-zuid-samenwerking en hun rol in de Schokland akkoorden. Dit heeft al geleid tot samenwerking met een aantal groene scholen in Ethiopië, Oeganda, Kenia en Tanzania. AOC’s oriënteren zich ook op andere landen. Dit zijn zowel westerse landen als Canada, Verenigde Staten en Australië, als ook de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China)
Doelstellingen > Besturen van AOC’s realiseren zich dat het belang van internationalisering in het (groene) beroepsonderwijs is geworteld in onderwijskundige, maar vooral ook in maatschappelijke en sociaaleconomische overwegingen. Ze zien daardoor internationalisering als een integraal onderdeel van hun beleid en laten zich hierbij leiden door de HCA. > Internationale competenties zijn geïntegreerd in beroepsprofielen. > Culturele competenties zijn geïntegreerd in de voorbereiding op mobiliteit. > AOC’s rusten hun leerlingen toe tot het werken in een internationale context en integreren aspecten van de multiculturele samenleving in hun opleidingsprogramma’s. > AOC’s positioneren zich met een goed internationaliseringbeleid, zowel richting potentiële deelnemers als afnemers. Een sterk internationaal beleid van een AOC geeft tevens een sterker imago in de binnenlandse markt. > Management en docenten kennen de wereld aan de andere kant van de grens en zijn daartoe toegerust. > EU-programma’s voor derde landen zijn ook beschikbaar voor het V(MBO).
> Belemmeringen voor buitenlandse studenten om in Nederland onderwijs te volgen, worden weg genomen.
Acties > Participeren in intermediaire organisaties zoals het Platform Internationalisering van de AOC Raad, het Projectteam Internationalisering van de GKC, EUROPEA, Adviesraad Internationalisering van de MBO Raad en de Stuurgroep Internationalisering van het ministerie van OCW. (Coördinatoren internationalisering, platform internationalisering, AOC Raad). > Op basis van de HCA een activiteitenplan rond Internationalisering ontwikkelen, waaronder het tot stand brengen van een doorlopende internationale leerlijn van vmbo tot hbo en het integreren van internationale competenties in beroepsprofielen. (AOC Raad, Aequor en Platform Internationalisering) > Bevorderen van internationale mobiliteit door het optimaliseren van het gebruik van mobiliteitsprogramma’s zoals BAND en Leonardo. Hierbij ook acties richting EL&I, OCW en BuZa om belemmeringen voor inkomende studenten weg te nemen. (Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci, Europees Platform, coördinatoren internationalisering, AOC Raad). > Werken aan een Europees systeem van erkenning van buitenlandse stagebedrijven in het kader van de internationale BPV. (AOC Raad met buitenlandse partners, Aequor, EVTA). >>
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven
De Human Capital Agenda (HCA) gaat uitvoerig in op het belang van Internationalisering. Zowel voor de onderwijsinstellingen als het bedrijfsleven worden het HOE, MET WIE en de RANDVOORWAARDEN beschreven. Die bieden veel raakvlakken met deze notitie en verdienen het om nader te worden uitgewerkt.
23
> Uitvoeren van projecten in het kader van “Kies kleur in groen”. (Stuurgroep “KKiG”, AOC’s, AOC Raad). > Benutten van internationale activiteiten voor binnenlandse PR. (Platform Internationalisering en AOC Raad). > Erkennen van buitenlandse onderwijsstelsels, met behulp van NQF/EQF en ECVET (SBB, Ministerie OCW, MBO Raad, AOC Raad). > Benutten van ICT voor internationalisering, bijvoorbeeld met e-mailprojecten voor vmbo (Platform VMBO, “Internationalisering in de klas”, “Internationalisering @home”). > Organiseren van deskundigheidsbevordering van management en docenten (AOC Raad in samenwerking met derden)
24
> Verzamelen van relevante CV’s van docenten die beschikbaar zijn voor internationale missies, en het in kaart brengen welke AOC’s actief zijn in derde landen (track record) (AOC Raad, AOC’s). > Starten van een effectieve lobby richting EU voor programma’s voor derde landen (AOC Raad). Veel van hier genoemde doestellingen en acties vertonen gelijkenis met eerder geformuleerde. Belangrijk verschil is dat het hier vanuit de schoolorganisaties wordt benaderd en niet vanuit de individuele leerling/student.
De groene onderwijskolom
Oorspronkelijk was Internationalisering een van de thema’s binnen de Groene Kennis Coöperatie (GKC). Binnen dit thema werd een projectteam geformeerd GKC-PIN. Daarin zaten vertegenwoordigers van AOC’s, HBO en WO. Ook de AOC Raad levert daarin expertise. In hun beleidsplan (2008) werden de missie, doelen, acties en randvoorwaarden vastgelegd. Deels focust de GKC op dezelfde aandachtspunten als de AOC’s. Daarnaast vindt men dat Europa voor het HO al als een thuismarkt wordt beschouwd, maar dat AOC’s die markt nog aan het verkennen zijn. Ook de aandacht voor ontwikkelingssamenwerking vindt men bij het hogere segment van de kolom sterker ontwikkeld. Vanaf het schooljaar 2011-2012 wordt het thema Internationalisering als zodanig opgeheven. Het is nu de taak van de resterende themawerkgroepen Internationalisering transversaal in hun activiteiten te laten inzakken. De GKC onderscheidt drie aandachtsgebieden: > internationalisering binnen de EU, > internationalisering in opkomende markten, met nadruk op de BRIC-landen, > ontwikkelingssamenwerking Daarbij hanteert men vijf kritische succesfactoren: betrokkenheid van het bedrijfsleven, hoge maatschappelijke waarde van kennis, regionale inbedding binnen en buiten Europa, gemotiveerde deelnemers en aantrekkelijk leren. Voorgestelde
Dit wekt, wellicht ten onrechte en onbedoeld, de indruk dat de GKC zich voor wat betreft internationalisering sterk richt op het hoger onderwijs. Eenzelfde situatie bestaat bij de Nicheprojecten van het NUFFIC. Deze projecten zijn ten behoeve van ontwikkelingslanden. NUFFIC geeft aan dat deelname van het mbo een meerwaarde is. Sinds enige tijd nemen AOC’s, en ook de AOC Raad deel aan consortia.
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven
Situatieschets
acties vanuit de GKC hebben een projectmatig karakter. Hierbij bestaat, inherent aan projecten, het risico dat er niet voldoende aandacht wordt besteed aan verankering en verduurzaming van de resultaten. Verder lijkt de aandacht voor het (v)mbo niet zo groot. Dit wordt onderstreept door opmerkingen als: > “voor (v)mbo-leerlingen nog niet vanzelfsprekend”, > “voor de AOC’s lijkt dit nog ver weg”, > “op dit moment zijn WUR en HAO voortrekkers”, > “minder voor AOC’s”.
Doelstellingen > Binnen de GKC is de aandacht voor internationalisering en diversiteit binnen vmbo en mbo meer in lijn met de getals- matige representatie van deze twee segmenten in de groene onderwijskolom. > Duurzame verankering van internationalisering en diversiteit in de AOC’s wordt door de GKC nadrukkelijk gesimuleerd. > AOC’s zijn volwaardig partner in NUFFICprojecten. >>
25
Acties > Participeren in de adviesgroep Internationalisering van de GKC en daar ook het belang van KKiG verdedigen. (CvB-leden AOC’s). > Lobbyen bij het ministerie van EL&I voor een duurzame en structurele verankering van internationalisering en diversiteit in het groene onderwijs. (AOC Raad). > Samenwerking binnen de kolom stimuleren door het indienen van kolombrede projecten met een internationale en/of KKiG karakter in het kader van de KIGO-regeling (AOC’s, AOC Raad, GKC-PIN). > Stimuleren van participatie van AOC’s in NUFFIC-projecten, onder andere door het opzetten van een CV-bestand van docenten met internationale expertise (AOC Raad, NUFFIC).
Het Nederlandse groene bedrijfsleven Situatieschets Van de totale agrarische productie is meer dan 80% bestemd voor de export. In 2011 steeg de export van 69 naar 73 miljard. Dat was goed voor 20% van de totale Nederlandse export. Vanuit het bedrijfsleven is er een toenemende vraag naar werknemers met internationale competenties. Afgestudeerden van AOC’s zijn hier een voorbeeld van. Voorbeelden van die vraag komen onder andere van LTO, de grote zuivelbedrijven en de bloemenveiling Flora. Ook vanuit
26
de Dutch Trade Board (het adviesorgaan van het ministerie van EZ), de EVD, MKB-Nederland en het ministerie van EL&I wordt dit signaal afgegeven. Men constateert dat een groot deel van de potentie van het Nederlandse MKB om internationaal te opereren, niet wordt gerealiseerd door een gebrek aan voldoende toegerust personeel. Daarom behoort internationalisering te worden beschouwd als een integraal bestanddeel van alle groene opleidingen, aldus het bedrijfsleven. Opvallend is dat deze signalen niet altijd optimaal doordringen tot de Paritaire Commissie, waar in principe de mogelijkheid bestaat om (bij gebleken maatschappelijke relevantie) voorstellen te doen om de gewenste internationale competenties toe te voegen aan de beroepsprofielen. In dit kader is het van belang te realiseren dat in toenemende mate leerlingen worden opgeleid tot beroepen die niet tot de traditionele productielandbouw behoren en dus ook niet door de gebruikelijke brancheorganisaties worden vertegenwoordigd. Het is de vraag of de wensen uit de nieuwe sectoren doordringen tot de Paritaire Commissie. Hoe dan ook; er zal eerst een nieuwe werkelijkheid moeten ontstaan, vervolgens wordt deze op verzoek onderzocht op noodzaak van aanpassingen. Hierdoor ontstaat altijd een forse vertraging. Aequor heeft in deze een dubbele taak: > toezien op invoering van internationale competenties in profielen, via de Paritaire Commissie. Dit is wel lastig omdat deze vastliggen in de SHL. Internationalisering is wel een onderdeel van het beroepsprofiel, maar staat altijd in de context van >>
good practices Internationalisering binnen het vmbo was bij Citaverde tot voor kort een onbekend verschijnsel. Fysieke internationale mobiliteit was meestal slechts voor mbo-studenten. Het idee was dat internationalisering voor het vmbo moeilijk te realiseren was. Maar Citaverde ontdekte dat je internationalisering ook je klas binnenkunt halen. Het programma ‘Learning Circles’ biedt hiertoe de mogelijkheid. Je schrijft een klas of een groep leerlingen in en zij creëren een internationale groep die 12 wekenlang over diverse zaken met elkaar gaat communi-ceren, via het internet. Leerlingen stellen zich voor en beantwoorden elkaars vragen. Dit ging tot nu toe in het Engels maar zal dit jaar ook in het Duits worden georganiseerd. De leerlingen komen in aanraking met verschillende culturen in verschillende landen en vergroten hun kennis van een vreemde taal in een positieve leersituatie. Onze locatie in Nederweert heeft twee maal met een groep meegedaan en wel zo succesvol dat ze de laatste maal zijn uitgeroepen tot beste Nationale project !!
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven
CITAVERDE College met Learning Circles voor het vmbo
27
het beroep. Aan te bevelen is om internationalisering meer aandacht te geven in de kwalificatieprofielen, in de beschrijvingen van de context. > realiseren van een groter aanbod van erkende buitenlandse stagebedrijven in Europa en daarbuiten. Een interessante rol spelen verder PTC+ en IPC Groene Ruimte. Vanouds hebben zij een scala aan internationale contacten, zoals een aanbod van cursussen voor buitenlandse studenten (onder andere in Barneveld en Oenkerk) en zijn ze actief betrokken bij de implementatie van internationale projecten in derde landen (onder andere het opzetten van praktische trainingscentra in China, India en Kenia). Veel van deze expertise dreigt echter verloren te gaan, doordat PTC+ sterk krimpt.
Uitbreiding internationale activiteiten Meer dan de helft van bedrijven in de agro & food-sector zeggen van plan te zijn hun internationale activiteiten uit te breiden naar nieuwe landen. Hierbij worden met name China, India en Brazilië genoemd. Tegelijk ervaart men knelpunten op het gebied van interculturele competenties en taalvaardigheid van hun medewerkers. Ook specifieke kennis met betrekking tot wet- en regelgeving is onvoldoende. Bron: EIM rapport: MKB en internationaal ondernemen, november 2007
28
Doelstellingen > Overleg tussen bedrijfsleven en onderwijs is verbeterd, waardoor scholen beter weten wat het bedrijfsleven verwacht voor wat betreft internationale aspecten van het onderwijs. > Internationalisering krijgt meer aandacht in de kwalificatieprofielen, in de beschrijving van de context en worden mogelijk aangepast aan de veranderende praktijk in Nederland en daarbuiten. > Er is een operationeel Europees systeem van wederzijdse erkenning van internationale stage bedrijven ontwikkeld.
Acties > Organiseren van ontmoetingen tussen groen onderwijs en groen bedrijfsleven, met de HCA als leidraad. (AOC Raad, AOC’s, Aequor, GKC, brancheorganisaties). > Overleg met buitenlandse partners om tot wederzijdse erkenning van stage bedrijven te komen (AOC Raad, Aequor, EVTA).
4. Internationalisering bezien vanuit onderwijsinstellingen en bedrijfsleven
29
5. Subsidiemogelijkheden Inleiding Er zijn diverse subsidiemogelijkheden voor AOC’s (inclusief volwasseneneducatie) om aan Internationale projecten deel te nemen. Hieronder staat een overzicht van de mogelijkheden, gerangschikt naar de aard van de Internationale activiteit. Uiteraard is dit een momentopname. Subsidies komen en gaan of worden aangepast. Er is een onderverdeling gemaakt naar: 1. Internationale mobiliteit 2. Internationale ontwikkelingsprojecten (Pilots) 3. Internationale overdracht van kennis en ervaring 4. Internationale partnerschappen 5. Overige Internationale projecten
Internationale mobiliteit Onder mobiliteit wordt een verblijf in het buitenland bedoeld voor studenten, docenten en andere stafleden, waaronder in een aantal gevallen ook het management. Het gaat hierbij primair om het opdoen van leer- of werkervaring in het buitenland. Mogelijke programma’s zijn:
Leonardo da Vinci Leonardo valt onder het overkoepelende Leven Lang Leren programma 2007-2013 en is voor het mbo het meest gebruikte programma. De transnationale mobiliteit binnen Leonardo da Vinci richt zich op drie doelgroepen; studenten, pas afgestudeerden en docenten, de voorwaarden, regels en formulieren kunnen per call
30
verschillen. De overige mogelijkheden binnen het Leonardo programma staan verderop in dit overzicht aangegeven. Na 2013 wordt het LLLprogramma opgevolgd door Erasmus for all. Voor meer informatie: www.leonardodavinci.nl
Grundtvig Ook Grundtvig valt onder het Leven Lang Leren programma 2007-2013, maar dan specifiek voor het volwassenenonderwijs. Het programma kent diverse acties waarbij voor mobiliteit m.n. de acties Nascholing, Bezoeken en Uitwisselingen en Lerende partnerschappen interessant zijn. > Grundtvig Nascholing: Een werknemer uit de volwasseneneducatie kan zich na- of bijscholen met een cursus in een Europees samengestelde groep, > Grundtvig Bezoeken en Uitwisselingen: ook gericht op werknemers uit de volwasseneneducatie, maar dan om zich informeel te scholen door job shadowing, studiebezoek of een vakconferentie (maximaal 12 weken). > Grundtvig Lerende Partnerschappen: Dit is een uniek programma waarbij niet de uitkomst, maar het proces voorop staat. Uitwisseling van docenten en lerenden, ervaring en goede praktijken delen, veldwerk, projectvergaderingen, voorbereidingen van voorstellingen, organisatie van tentoonstellingen, onderzoek, produceren van brochure, dvd of handboek.... Met Grundtvig Lerende Partnerschappen zijn de mogelijkheden legio. Voor meer informatie: www.europeesplatform.nl
BAND
Voorbereidend bezoek leerlingen In de praktijk is gebleken dat, voordat de leerlingen op stage gaan, een Voorbereidend Bezoek voor hen een goede aanloop is naar de stage. Tijdens het Voorbereidend Bezoek kunnen de deelnemers aan het project kennis maken met de nieuwe werkplek en de nieuwe collega‟s. Daarnaast kunnen de deelnemers de nieuwe huisvesting gaan bekijken of de nieuwe woonplaats verkennen. Een voorbereidend bezoek kan in één of in twee dagen plaats vinden. Voorbereidend bezoek en gastdocentschap Zeker bij een eerste samenwerking is het aan te bevelen een uitwisseling van docenten te organiseren. Dit om elkaars werkwijze en mogelijke aanknopingspunten te bespreken. Een ander doel is de samenwerking en de uitwisseling van de leerlingen te vergemakkelijken. Het gastdocentschap duurt ten minste een week en een voorbereidend bezoek kan twee à drie dagen duren. Een voorbereidend bezoek of een
Voor meer informatie: www.cinop.nl/projecten/ band
Youth in Action Het Europese subsidieprogramma ‘Youth in Action’ financiert internationale groepsuitwisselingen voor jongeren, internationaal vrijwilligerswerk en andere internationale jongerenprojecten voor jongeren van 13 tot 30 jaar, zoals seminars en netwerkactiviteiten. ‘Youth in Action’ biedt ook mogelijkheden voor internationale trainingen en bijeenkomsten over samenwerking en kennisuitwisseling tussen vrijwilligers en professionals in de jeugdsector. Het programma heeft een looptijd van 2007 tot en met 2013
5. Subsidiemogelijkheden
BAND is het bilaterale uitwisselingsprogramma tussen Nederland en Duitsland. Er zijn twee soorten van leerlingenuitwisseling mogelijk, te weten korte stages van drie tot zes weken met minimaal zes en maximaal 20 personen en lange stages van zeven tot twaalf weken met minimaal twee en maximaal acht personen. De leerlingenuitwisseling kan jaarlijks worden aangevraagd op 1 juni en 1 december bij CINOP. Daarnaast zijn er ook voorbereidende bezoeken, zowel voor leerlingen als voor docenten.
gastdocentschap kan het hele jaar door worden aangevraagd bij CINOP.
Algemene doelstellingen van het programma zijn: > stimuleren van participatie en actief ‘Europees burgerschap’ bij jongeren, > het ontwikkelen van solidariteit tussen jongeren, vooral gericht op het omgaan met diversiteit en stimuleren van sociale cohesie in de Europese Unie, > het verbeteren van de kwaliteit van de ondersteuningsstructuur voor jongerenactiviteiten en de mogelijkheden van maatschappelijke jeugdorganisaties, > het stimuleren van Europese samenwerking in het jeugdbeleid, > het betrekken van kwetsbare jongeren. Meer informatie over ‘Youth in Action’ is te vinden op www.youthinaction.nl >>
31
Internationale ontwikkelingsprojecten (pilots) Leonardo da Vinci – Development of Innovation (DOI) Multilaterale Leonardo da Vinci-Projecten voor de „Ontwikkeling van Innovatie” zijn transnationale samenwerkingsprojecten om de kwaliteit van opleidingsstelsels te verbeteren door de ontwikkeling van vernieuwende content, methoden en procedures voor beroepsonderwijs en -opleidingen. Innovatie wordt hier gezien als ‘nieuwe dingen doen’ of ‘nieuwe wegen bewandelen om bestaande dingen uit te voeren’. Voor DOI-projecten betekent dit dat er iets nieuws wordt ontwikkeld (content, methoden, procedures, enz.) als eindresultaat van het project. Het gaat hier om een nieuwe oplossing die verschillende landen helpt om vraagstukken binnen het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding gezamenlijk aan te pakken waarvoor nog geen oplossing bestaat. Maximale duur bedraagt 3 jaar en het maximale budget is € 200.000,- per jaar en € 400.000,voor een volledig project. Daarbij bedraagt de
32
maximale subsidie 75% van de totale kosten. DOI-projecten behoren tot de zogenoemde’ centrale acties’. Deze acties worden direct uitgevoerd door de Europese Commissie - Executive Agency. Dit houdt in dat de aanvraag en selectie hiervan plaatsvindt bij de Europese CommissieExecutive Agency te Brussel. Voor meer informatie: www.leonardodavinci.nl
Grundtvig Dit is het belangrijkste Europese programma voor volwasseneneducatie. Diverse groot- en kleinschalige activiteiten zijn mogelijk, die in het algemeen via het Europees Platform verlopen, zie hiervoor ook onder mobiliteit. Er zijn echter ook Grundtvig Multilateral projects, die centraal via Brussel verlopen. Het gaat hierbij om projecten waarbij de internationale samenwerking moet leiden tot het bijeenbrengen van meer kennis en ervaring op het gebied van volwassenenonderwijs en uiteindelijk in nieuwe producten en/of methodieken moet resulteren. Projecten proberen de Europese dimensie in de volwassenenedu catie te versterken. Maximale duur bedraagt 3 jaar en het maximale budget is € 150.000,- per jaar en € 300.000,-
Interreg Het Interreg Community Initiative, kortweg Interreg, is een Europees programma dat zich inzet voor grensvervaging in Europa. Interreg, betaald door de Europese Unie, probeert de samenwerking te bevorderen tussen regionale gebieden in verschillende landen. De organisatie wil de economische en cohesie in de hele EU versterken. Er zijn drie onderdelen in Interreg te onderscheiden: > Onderdeel A: Grensoverschrijdende samenwerking > Onderdeel B: Transnationale samenwerking > Onderdeel C: Interregionale samenwerking Al naar gelang van regionale herkomst kunnen Nederlandse projecten in het onderdeel A samenwerken met België, Duitsland, Frankrijk en Engeland. Het gaat hier dan steeds om die delen van Nederland die direct aan de grens liggen. Projecten uit het Onderdeel B kunnen samenwerken in het Noord-West-Europa programma of dat van de Noordzee regio (inclusief Noorwegen). Projecten uit Onderdeel C kunnen samenwerken met het gehele territorium van de Europese Unie, maar ook met Noorwegen en Zwitserland. Thema’s zijn: > Kennis en innovatie Onderdeel > Meer en betere banen > Natuur en milieu, energie, mobiliteit
> Gezondheidszorg, culturele diversiteit en veiligheid De planning van Interreg wordt aangeduid in fasen met Romeinse cijfers De eerste fase, Interreg I, bestond van 1990-1994. De tweede fase duurde van 1994-1999 en de derde, Interreg III, van 2000-2006. De vierde fase is gepland voor 2007-2013. Ieder van deze programma’s kende een indeling in drie onderdelen zoals hierboven genoemd. Ter illustratie: voor het INTERREG IV-A programma is in de periode 2007-2013 in totaal € 290 miljoen beschikbaar. Hiervan is ongeveer € 138 miljoen direct afkomstig van de Europese Unie. De rest wordt opgebracht door lokale en regionale overheden, alsmede de partijen die projecten indienen en zelf ook dienen te zorgen voor cofinanciering.
5. Subsidiemogelijkheden
voor een volledig project. Daarbij bedraagt de maximale subsidie 75% van de totale kosten. Voor meer informatie: http://eacea.ec.europa. eu/llp/grundtvig/grundtvig_multilateral_projects_ en.php of www.europeesplatform.nl
Voor meer informatie: http://www.rijksoverheid. nl/onderwerpen/structuurfondsen/samenwerking-over-de-grens
Internationale overdracht van kennis en ervaring Bij deze projecten gaat het m.n. om overdracht van bestaande kennis en om kennisdeling. Hier worden dus in principe geen nieuwe zaken ontwikkeld, maar gaat het er juist om, dat bestaande kennis en ervaring beter benut worden. Het lijkt deels op ontwikkelingsprojecten, maar het grote verschil is dat het hier om overdracht van >> bestaande kennis en ervaring gaat en niet om ontwikkeling van iets nieuws. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in zowel Leonardo als in Grundtvig. >>
33
Leonardo da Vinci- Transfer of Innovation Transfer of Innovation (ToI) projecten werken aan verbetering van het (middelbaar) beroepsonderwijs in Europa. Omdat het om leven lang leren gaat, kan dit zowel initieel onderwijs (mbo) zijn, als post initieel onderwijs (training, bijscholing, omscholing etcetera). Het idee achter ToIprojecten is dat een internationale projectgroep een bestaande innovatieve oplossing aanpast aan de eigen nationale context en vervolgens implementeert. De voorwaarden, regels en formulieren kunnen per call verschillen. Voor meer informatie: www.leonardodavinci.nl
Grundtvig Ook voor de volwasseneneducatie zijn er mogelijkheden op het gebied van kennisoverdracht. Het onderdeel “Grundtvig Workshop” biedt daar de mogelijkheden toe. Het gaat om een Europese ‘leerkring’ met volwassen deelnemers (18+) uit ten minste 3 LLP-landen, bestaande uit 10 tot 20 (gefinancierde) deelnemers. Volwassenen melden zich aan bij de organiserende volwasseneneducatie-aanbieder die zorg draagt voor reis en verblijf. De subsidie wordt bepaald door de volgende twee zaken. Een deel van de subsidie is bestemd voor de kosten van het organiseren (werving deelnemers, accommodatie) en het andere deel van de subsidie gebruikt u om de reis en verblijfkosten van de buitenlandse deelnemers te bekostigen.
34
Een groot verschil met de Grundtvigbeurs voor nascholing is dat deelnemers geen beurs bij hun eigen agentschap hoeven aan te vragen. De organisator van de workshop neemt dit voor zijn rekening. Voor meer informatie: www.europeesplatform.nl
Matra Programma Door middel van het Matra Projecten Programma ondersteunt en bevordert het Ministerie van Buitenlandse Zaken de versterking van het maatschappelijk middenveld in Midden- en OostEuropa. Te subsidiëren activiteiten dienen hoofdzakelijk te zijn gericht op overdracht van kennis en ervaring. Vanaf 1994 bevordert Matra (‘maatschappelijke transformatie’) goed bestuur en Europese samenwerking, hoofdzakelijk door middel van institutionele versterking en de opbouw van de capaciteit van maatschappelijke organisaties (‘civil society’), lokale overheden, natuurbeheerorganisaties, politieke partijen en lokaal bestuur. De activiteiten dragen bij aan overeenstemming voor de versterking van de democratie en de rechtsstaat. Versterking van netwerken tussen Nederland en de doellanden („twinning”) geldt als het basisconcept van het programma. Matra staat open voor diverse landen in Middenen Oost-Europa alsook voor enkele landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Doelgroepen zijn: Overheden; Onderwijs; Advies bureau´s; In Nederland gevestigde NGO’s; Internationale NGO´s met vestiging in Nederland die zijn ingeschreven bij een Kamer van Koophandel.
Voor meer informatie: http://www.minbuza.nl/nl/ Onderwerpen/Subsidies
Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education (NICHE) Het programma wordt door NUFFIC gecoördineerd en richt zich vooral op het Hoger Onderwijs. Er zijn echter ook regelmatig projecten, die gericht zijn op Capacity building in het beroepsonderwijs van landen uit het Zuiden (ontwikkelingslanden). Het programma is wel, met de nodige haken en ogen, toegankelijk voor mbo- instellingen. De situatie na 2012 is onzeker. Voor meer informatie: http://www.nuffic.nl/nederlandse-organisaties/services/capacity-building/ niche
Partnerschappen De resultaten uit Partnerschap projecten zijn vaak minder diepgaand, dan bij Ontwikkelingsprojecten of bij de projecten gericht op overdracht van kennis. Vaak bieden dit soort projecten een uitstekende mogelijkheid om een duurzaam partnerschap op te zetten en kan het als start fungeren voor andere projecten of toekomstige uitwisselingsprogramma’s. Voorbeelden zijn Leonardo en Grundtvig-partnerschappen.
5. Subsidiemogelijkheden
Mogelijke activiteiten: > Kennis en ervaringsuitwisseling / deskundigheidsbevordering. > Het Matra-programma richt zich op de volgende thema’s: > Wetgeving en recht, Openbaar bestuur/ openbare orde/politie, Mensenrechten/ minderheden, Milieu, Biodiversiteit, Volkshuisvesting, Voorlichting en media, Cultuur, Welzijn, Gezondheidszorg, Arbeid en sociaal beleid, Onderwijs > Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend voor de volgende landen: de nieuwe EU-lidstaten, de kandidaat-lidstaten, potentiële kandidaat-lidstaten, de oosterburen en de zuiderburen.
Leonardo da Vinci-Partnerschappen Hoofddoel is niet de mobiliteit op zich maar de ontwikkelde resultaten tussen de partners. Partnerschappen bieden de ideale manier om leeractiviteiten tot stand te laten komen voor gemeenschappelijk gebruik. Voorbeelden zijn de ontwikkelingen in EQF, ECVET, transparency, quality assurance (EQAVET) etc. Tevens kan een partnerschap project gebruikt worden om voort te borduren op behaalde resultaten uit voorgaande projecten of als eerste stap alvorens tot een aanvraag voor een mobiliteit of ToI-project te komen. De voorwaarden, regels en formulieren kunnen per call verschillen. Voor meer informatie: www.leonardodavinci.nl
e-Twinning e-Twinning is een laagdrempelige manier om leerlingen met behulp van ICT in contact te brengen met leeftijdsgenoten uit een ander Europees land. E-Twinning biedt drie belangrijke elementen voor een internationaal project: >>
35
een schoolpartner, inspiratie voor een project en een online werkruimte om een project uit te voeren. E-Twinningprojecten kunnen in aanmerking komen voor subsidie. Hiervoor gelden verschillende voorwaarden. Er zijn twee programma’s waarbij subsidie aangevraagd kan worden: Bios en Comenius. Voor meer informatie: www.europeesplatform.nl of het e-Twinning portal.
Overige internationale projecten Er zijn regelmatig ‘Calls for Tender’ rondom diverse actuele Europese dossiers of Europese instrumenten, zoals EQF, ECVET en EQAVET. De aankondigingen en deadlines voor deze acties zijn te vinden onder: http://eacea. ec.europa.eu/about/call_tenders/call_tenders_ en.php Daarnaast zijn er nog diverse programma’s die moeilijk onder te brengen zijn onder één van de hierboven genoemde rubrieken. Het betreft hier vaak programma’s die zich op een specifieke sector richten (bijv. Media of Sport) of projecten, waarbij diverse activiteiten mogelijk zijn.
Studiebezoeken van CEDEFOP Het programma richt zich op studiebezoeken voor specialisten op het gebied van onderwijs en beroepsopleidingen en heeft tot hoofddoel om beleidsontwikkeling en samenwerking ten aanzien van een leven lang leren op Europees niveau te ondersteunen. De prioriteiten van het programma voor studiebezoeken sluiten aan bij de prioriteiten van het onderwijsbeleid, onder an36
dere zoals deze op Europees niveau en door de deelnemende landen zijn vastgesteld. De prioriteiten zijn in het bijzonder afgestemd op de doelstellingen van het werkprogramma “Onderwijs en Opleiding 2010” (Lissabon-doelstellingen) en de opvolgers daarvan. Voor meer informatie: http://studyvisits.cedefop. europa.eu
Transatlantic cooperation programs Er zijn mogelijkheden om subsidie te ontvangen voor institutionele samenwerking en mobiliteitstrajecten met een aantal landen buiten de EU. Het gaat hier om programma’s die vanuit de Europese Commissie via EACEA (Education, Audiovisual & Culture Executive Agency) lopen. De programma’s richten zich voornamelijk op het hogere onderwijs, maar bieden soms ook mogelijkheden voor het beroepsonderwijs. Vooral bij het Atlantis programma tussen de EU en de VS wordt samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs (VET) expliciet genoemd. Er zijn de volgende programma’s: > EU – VS: http://ec.europa.eu/education/euusa/doc1156_en.htm > EU - Canada: http://ec.europa.eu/education/eu-canada/doc1563_en.htm > EU – Australië: http://ec.europa.eu/education/eu-australia/doc1579_en.htm > EU – Japan: http://ec.europa.eu/education/ eu-japan/doc1599_en.htm > EU – Nieuw Zeeland: http://ec.europa.eu/ education/eu-new-zealand/doc1595_en.htm > EU – Korea: http://ec.europa.eu/education/ eu-korea/doc1603_en.htm
AOC Terra in Uganda Op 27 mei vertrok een groep leerlingen en begeleiders van AOC Terra, vmbo Wolvega voor drie weken naar Uganda. Het doel van het project ‘Wereldwijs Wereldwijd’ is jongeren laten zien dat het volgen van onderwijs niet voor iedereen vanzelfsprekend is. Normen en waarden in verschillende landen en de noodzaak geld te moeten verdienen, kan vroegtijdig stoppen met school tot gevolg hebben.
5. Subsidiemogelijkheden
good practices De leerlingen waren de eerste week in Tororo op een ‘girls’ en een ‘boys’ school. De jongens en de meisjes zijn strikt van elkaar gescheiden, tekenend voor het verschil in positie. De leerlingen uit Wolvega trokken intensief op met hun Oegandese leeftijdsgenoten. Dat betekende in die eerste week meelopen met de lessen, projecten in de buurt bekijken, samen werken aan project opdrachten, maar ook met elkaar sporten, samen koken en een kerkdienst bezoeken. De leerlingen bezochten ook een tweetal weeshuizen. Veel van deze kinderen hebben hun ouders verloren door AIDS, anderen door oorlogen. De leerlingen waren behoorlijk onder de indruk; dit maak je in Nederland niet mee. Na Tororo bezocht de groep uit Wolvega en hun Oegandese vrienden de hoofdstad Kampala en vervolgens Masindi in het westen van Uganda. Een boottocht op de Nijl met krokodillen en nijlpaarden, een bezoek aan het wildpark Murchison Falls National Park, heel bijzondere ervaringen. Na twee weken intensieve omgang, viel het afscheid zwaar. Gelukkig komen de Oegandese leerlingen begin september naar Wolvega.
37
6. De rol van de AOC Raad De nieuwe strategie van de AOC Raad heeft ook consequenties voor internationalisering activiteiten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen belangenbehartiging en services.
Belangenbehartiging In het onderdeel ‘De Passie’, wordt onder het onderdeel ‘Voorop in de vergroening’ gesproken van AOC’s die internationaal georiënteerd zijn. In de praktijk houdt dit in dat de AOC Raad de AOC’s vertegenwoordigt bij overleg met de MBO Raad, Ministerie van EL&I, Ministerie van OCW, organisaties als Nuffic, Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci en het Europees Platform. Ook worden in Brussel contacten onderhouden met de Europese Commissie, met name met de DG’s Landbouw en Onderwijs (EAC) en met organisaties als EVTA en EFVET. Dichterbij is het Platform Internationalisering dat 5-6x per jaar door de AOC Raad wordt georganiseerd. Hierin komen de coördinatoren Internationalisering bijeen. Daarbij zijn ook vertegenwoordigers van Aequor, Leonardo da Vinci en het Ministerie van EL&I aanwezig. Het ware goed om ook een vertegenwoordiger vanuit KKiG te hebben. Omgekeerd overigens ook. In de HCA is een hoofdstuk Internationalisering, zowel vanuit het perspectief van het onderwijs als van het bedrijfsleven. Dit biedt voldoende nut en noodzaak om Internationalisering ook vanuit Belangenbehartiging te blijven agenderen.
38
Services Binnen Services is er de Dienst Internationalisering. Deze dienst ondersteunt en initieert internationale projecten. Kenmerkend voor deze projecten is dat ze in lijn zijn met de nieuwe strategie. Deelnemers zijn de AOC’s, soms enkele, soms (bijna) alle AOC’s. Voorbeelden van deze projecten zijn: > Studentenmobiliteit in Europa (Leonardo da Vinci. Wereldproeftuinen, en BAND, speciaal voor Duitsland ) > Studentenmobiliteit buiten Europa, zoals BIOS (vmbo) en SBOS (vmbo en mbo. Suriname en Ethiopië/Kenia) > Docentenmobiliteit in Europa (Leonardo da Vinci) > Docentenmobiliteit buiten Europa (BIOS) > Transnationale projecten in Europa: ToI en Partnerships > Projecten met derde wereldlanden: Nicheprojecten van Nuffic en Agentschap NL. Ook in het kader van de GKC helpt de AOC Raad de AOC’s, bijvoorbeeld in internationaal getinte KIGO-projecten. Daarnaast voeren de AOC’s ook zelfstandig activiteiten uit. Zo zijn er alleen al richting Marokko activiteiten vanuit Citaverde, AOC Friesland, Wellant en Prinsentuin. Dienst Internationalisering werkt aan een CV database van AOC docenten en aan een gezamenlijk track record.
6. De rol van de AOC Raad
39
7. Aanbevelingen voor de relatie Internationalisering en KKiG Grenzen en overlap Na tien jaar ondersteuning van internationalisering vanuit de AOC Raad, biedt dit document een lijst van aanbevelingen om internationaliseringbeleid in te bedden in het schoolbeleid. Ook zijn er de nodige operationele aanbevelingen. Zie hiervoor de voorgaande hoofdstukken. Tegelijk is de relatie Diversiteit-Internationalisering onder de loep genomen. Dat resulteerde in een aantal vragen. Door voor elke actor in het groene onderwijs doelstellingen en mogelijke acties te formuleren, zijn er antwoorden gevonden op deze vragen.
40
selectie KKiG projecten met een internationale component zijn opgenomen in het track record van de gezamenlijke AOC’s. 3. Hoe kunnen deze beleidsvelden elkaar versterken? Wederzijdse afstemming en informatie leiden tot optimalisering van het gebruik van elkaars kennis. Maar ook op strategisch niveau (BAR Onderwijs, Bestuur AOC Raad) is deze informatie uitwisseling belangrijk. Overleg met ministeries en andere instituties hebben meer succes als Diversiteit en Internationalisering in complementariteit worden meegenomen.
1. Waar eindigt het een en begint het ander, anders gezegd: Wat zijn de grenzen en overlap? Binnen diversiteit is internationalisering één aspect. KKiG heeft een bredere opdracht. Bij diversiteit staat de persoonlijke ontwikkeling van de student voorop, terwijl bij internationalisering ook gekeken wordt naar beroep gerelateerde competenties. Tegelijk zijn culturele competenties in een beroepscontext ook van belang. Er is sprake van complementariteit.
4. Hoe kunnen financieringsbronnen optimaal worden ingezet? Voor internationale mobiliteit zijn er verschillende bronnen beschikbaar (Leonardo da Vinci, Europees Platform, etc.) Actuele kennis is aanwezig bij de coördinatoren Internationalisering. Bij het schrijven van projectvoorstellen, zal samenwerking met community leden van KKiG leiden tot versterking en tijdbesparing.
2. Wat zijn bestaande internationale activiteiten van de AOC’s? Uit een analyse blijkt dat er een breed scala van internationaliseringsactiviteiten zijn. Van studenten- en docentenmobiliteit en het uitvoeren van Europese projecten, tot betrokkenheid bij projecten in derde wereld landen en internationale cursus- en contract activiteiten. Dezelfde vraag is gesteld voor KKiG. Ook hier is de bandbreedte groot. Van studiereizen naar Turkije en Marokko, tot een studie naar vooroordelen tussen Duitsers en Nederlanders. Een
5. Hoe kan binnen onderwijsinstellingen voor internationalisering en diversiteit tot een samenhangend beleid gekomen worden? Aanbevolen wordt om binnen de school regelmatig overleg tussen de beide gremia te hebben. School overstijgend wordt gestructureerd overleg tussen Internationalisering en KKiG gevoerd. Inmiddels is er op beleidsniveau een regelmatig overleg gepland tussen de beleidsgroep van KKiG en de voorzitter en secretaris van het Platform Internationalisering. Ook is afgesproken dat beide partijen elkaar een keer per jaar over
6. Hoe kan een juiste invulling worden gegeven aan de Human Capital Agenda, voor zover het Internationalisering en diversiteit betreft? De AOC Raad zal daartoe een eerste voorstel ontwikkelen. Naast alle aanbevelingen is er ook een waarschuwing. Maak niet de fout om binnen de school internationalisering en in mindere mate culturele diversiteit voor te stellen als activiteiten waarmee flink geld kan worden verdiend. Het is een onderdeel van het onderwijs en voor dat onderwijs is eerder geld nodig! Het levert wel beter onderwijs op.
Aanbevelingen ten aanzien van beleid binnen de school > Veranker internationalisering en diversiteit in de algemene beleidsnotitie van het AOC en communiceer die binnen de locaties, vooral met de mensen die operationeel erbij betrokken zijn. > Benoem per locatie een aanspreekpunt voor internationalisering en voor diversiteit en laat die overleggen. > Vertaal de paragraaf Diversiteit en Internationalisering in een activiteitenplan en zorg bij de realisatie daarvan voor goede communicatie tussen de locaties en het centrale aanspreekpunt van het AOC.
Operationele aanbevelingen voor de AOC’s > Maak een internationale pagina op de schoolwebsite, minimaal in het Engels, mogelijk ook in het Duits, Turks en het Arabisch, afhankelijk van prioriteitslanden van het AOC. > Gebruik de gezamenlijke internationale folder van de AOC Raad. Deze is beschikbaar in het Engels, het Duits en het Chinees. > Neem internationalisering en diversiteit op in de imagocampagne van de school, ook tijdens voorlichtingsbijeenkomsten, e.d. > Doe aan deskundigheidsbevordering van docenten, zoals taaltrainingen. Stel hiervoor een meerjarenplan op. > Laat docenten ervaring op via mobiliteit in Europa en daar buiten. > Laat docenten met internationale ervaring hun CV maken, bij voorkeur in het Engels. Desgewenst kunnen die een plek krijgen in de CV-bank van de AOV Raad, i.v.m. internationale aanbestedingen. > Volg nieuwsbrieven van Nuffic, Leonardo da Vinci en Europees Platform en woon voorlichtingsbijeenkomsten bij. Dit is goed voor het ontwikkelen van het netwerk. > Verdiep je als school in subsidie mogelijkheden. > Leg contacten met landbouwraden, bijvoorbeeld via de jaarlijkse receptie in Nederland. > Neem een gratis abonnement op het blad Berichten Buitenland van EL&I > Leg duurzame contacten met andere onderwijsinstellingen en consultancybureaus in >>
7. Aanbevelingen voor de relatie Internationalisering en KKiG
en weer agenderen. Verder participeert Internationalisering in KKiG activiteiten zoals landelijke workshops en studiereizen. Op deze manier hopen we dat er een betere informatie ontstaat en ook enthousiasme voor elkaars activiteiten.
41
verband met mogelijke consortia voor internationale aanbestedingen > Gebruik de AOC Raad als een ontmoetingsplek. Het platform Internationalisering is daarvoor een geschikt medium
Aanbevelingen voor verdere symbiose Het sleutelwoord voor een efficiënte samenwerking en uiteindelijk van een echte symbiose, waarbij beide partijen wederzijds voordeel van elkaar hebben is communicatie. Die kan verbeterd worden met onderstaande aanbevelingen: > Op de AOC’s weet iedereen wie de locatievertegenwoordigers van KKiG (community lid) zijn en deze personen kennen op hun beurt de coördinator Internationalisering van het betreffende AOC. Ze kunnen elkaars beleidsdocumenten bestuderen en op locatieniveau of binnen het AOC overlap en mogelijkheden tot symbiose vaststellen en verder uitwerken. > Bijeenkomsten tussen het platform Internationalisering en de overeenkomstige groep van KKiG leveren een bijdrage leveren aan informatie-uitwisseling, afstemming en
42
samenwerking. Voorgesteld wordt om die minstens 1x per jaar plaats te vinden. Een recente bijeenkomst rond internationalisering richting Marokko maakte duidelijk dat dit zeker in een behoefte zal voorzien. > Er is wederzijdse deelname in de stuurgroep dan wel dagelijks bestuur van beide gremia, zodat ook in kleiner comité, maar wel frequenter met elkaar van gedachten wordt gewisseld. > Als bovengenoemde voorstellen zijn uitgevoerd, wordt na een jaar de samenwerking geëvalueerd en wordt in gezamenlijk getracht een antwoord te vinden op bovengenoemde vraag naar grenzen, overlap en wederzijdse ondersteuning en vooral naar symbiose.
symbiose sym - bi - o - se [simbie` (j)ooz ` ] («Frans«Grieks) de -woord (vrouwelijk) het samenleven van verschillende organismen in het planten- en dierenrijk, tot voordeel van elkaar of één der deelgenoten
good practices Eind juni vertrokken zeven leerlingen van AOC Terra, mbo Groningen en AOC Oost naar South Africa, Transvaal voor een stage van ruim twee maanden. De eerste week waren ze te gast bij de partnerschool, Potchefstroom College of Agriculture in Potchefstroom, om te acclimatiseren maar ook om kennis te verspreiden. De wens van de partnerschool was namelijk hulp bij het ontwikkelen van duurzaam agrarisch onderwijs. Met het verzorgen van presentaties over duurzame methodes van landbouw en veeteelt en vervolgens het meewerken op lokale farms om tips en voorbeelden te geven, is een begin gemaakt met het vervullen van deze wens. Na die week vertrokken de jongeren naar hun stagebedrijven, op vele honderden kilometers van de school. Niet alleen konden ze veel kennis kwijt, ook bekwaamden ze zich in het leidinggeven; een wezenlijk onderdeel van hun vierjarige managementopleiding.
7. Aanbevelingen voor de relatie Internationalisering en KKiG
AOC Terra in Zuid Afrika
Ze ervaren dagelijks hoe het is om in een ander werelddeel te leven, zien mogelijkheden maar zeker ook de moeilijkheden; een prima leerschool. Weer in Nederland zullen de leerlingen diverse presentaties (op school, op hun stagebedrijven, voor agrarische organisaties) verzorgen over hun ervaringen. Op deze manier creëren ze draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking en enthousiasmeren ze andere jongeren een soortgelijke stage te gaan doen.
43
Bijlage: trackrecord van de gezamenlijke AOC In deze bijlage zijn internationale activiteiten van AOC’s weergegeven. Dit ‘track-record’ wordt gebruikt ter ondersteuning van aanvragen voor internationale projecten, en bij ‘tenders’ (aanbestedingen) zoals bij de Niche-projecten van Nuffic. Het geeft een schets van het internationale netwerk van de AOC’s, welke landen daartoe behoren en welke doelen men daarmee voor ogen heeft. Opvallend is dat er een toenemende belangstelling bestaat voor mobiliteitsprojecten buiten Europa. Gesteld kan worden dat het netwerk binnen Europa goed ontwikkeld is. Dat geldt zowel voor de traditionele landen, als ook de nieuwe lidstaten en Turkije. Tegelijk blijken economisch belangrijke landen als Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk wat minder in de belangstelling te staan. Via het pilotprogramma Wereldproeftuinen probeert men daarin verandering te brengen. Buiten Europa is er groeiende belangstelling voor Ethiopië, Kenia, Tanzania, Oeganda en Indonesië. Ten behoeve van de gezamenlijke AOC’s heeft het platform Internationalisering een gezamenlijk track record samengesteld over de periode 2010-1995. Van dit document is voor de periode 2011-2008 een samenvatting opgenomen. Tevens zijn enkele recente diversiteitsprojecten opgenomen. Zie hiervoor ook “Etalageprojecten Kies Kleur in de klas”.
2011 Helicon: project Globaland, over de maat schappij en de wereld. Ook voorbereiding op derdewereld actie
44
Helicon: Respect2All, leerlingen gaan naar Polen. Daar krijgen ze lessen over de gevolgen van pesten en uitsluiting en discriminatie AOC Friesland: Project ter voorbereiding op een buitenlandse stage met aandacht voor organisatie, voorbereiding en culturele verschillen Groenhorstcollege, i.s.m. AOC Raad en CINOP: Trainingsfaciliteit voor veeteelt in Zuid Soedan (Nuffic Niche) AOC Raad, i.s.m. Cinop: Opzet van een College voor veeteelt /levensmiddelenproject in Saoedi Arabië (financiering door Saoedi Arabië) AOC Raad, i.s.m. Stoas, Lentiz en Groenhorst: Tuinbouwproject in India, Punjab (Agentschap NL)
2010 Groenhorstcollege: Student Competence Assignments Learning Abroad (Leonardo da Vinci) Lentiz en Groenhorstcollege: B-TEC courses in animal husbandry and horticulture in two Provinces in China (Own funding China) AOC Raad, i.s.m. AOC Oost, AOC Friesland en Aequor: AQUAP, ToI project AQUAP, improving quality international learning companies (Leonardo da Vinci) AOC Raad, i.s.m. Vereniging Buitengewoon Groen: Partnerschap Home Economics 2030,
toekomstscenario’s voor welzijn en zorg, o.a. agrotoerisme en zorgboerderijen (Leonardo da Vinci)
2009 Groenhorstcollege: Learn4Work Ethiopia, a training program for marginalized youngsters who are involved in Ethiopia and connected to a Center of Expertise in Debre Zeyt ( Akkoord van Schokland – BUZA) Groenhorstcollege: Learn4Work Kenya, a training program for marginalized youngsters who are involved in Kenya and connected to two Colleges in Western Province (Akkoord van Schokland – BUZA Clusius: EUCINMOVE 1. IVT - International work placements for students (Call 2008 and Call 2009 van Leonardo da Vinci) Clusius: Exchange. Visit to concentration camp Ravensbrück. Excursions in Berlin. Insight in race discrimination 2nd World War and relating to present situation (BIOS) Helicon Opleidingen: INNOVET; Exploration of innovative models in VET, with Ireland, Norway, Finland, Czech Republic, France, Denmark, UK, and The Netherlands (Leonardo da Vinci) Citaverde College: Grenzüberschreitende Euregionale Berufsbildungszusammenarbeit (INTERREG 4)
AOC Oost: Exchange of students with South Africa. Dutch students had their work placement in South Africa and South African students in The Netherlands and were coached their by teachers from a local Agricultural College (Xplore)
2008 AOC Raad: Horticulture Mobility, partnership with German speaking partners (Leonardo da Vinci) Clusius: Cooperation with Czech Republic Jihlava. Focus on working together in different areas: exchanging recipes, sports, environmental projects, agricultural themes (Own funding) AOC Terra: (in cooperation with partners in Austria, Slovakia, France, Spain, Hungary, Sweden, Denmark, the Netherlands) ALIVE; Authentic Learning in Vocational Education. Implementation of authentic learning in the participants’ institutes (Leonardo da Vinci) AOC Oost: Kenya and The Netherlands, together for Agricultural Education. Assistance in development learning methods and materials on two Agricultural Colleges in Bukura and Sang’alo, especially the relation theory-practice (Learn4Work and own funding)
45
Groenhorst College met hun internationale paraveterinaire opleiding samen met het Warwickshire College in het Verenigd Koninkrijk Op het Groenhorst College Barneveld is er sedert enkele jaren een internationale mbo+ paraveterinaire opleiding. Alle leerlingen die hier aan deelnemen gaan voor hun laatste, beroepsgeoriënteerde stage naar het buitenland. De meerderheid van deze leerlingen kiest voor een stage die door onze ´´zuster´´-school Warwickshire College in de UK begeleid wordt. De leerlingen brengen een periode van acht weken door in het buitenland. Warwickshire College brengt de leerlingen in contact met een goedgekeurde dierenartspraktijk in de omgeving. De leerlingen zijn verder zelf verantwoordelijk voor het vinden van accommodatie, het boeken van vluchten en het regelen van hun levensbehoeftes. De leerlingen kunnen een substantiële bijdrage ontvangen door aanspraak te maken op subsidie van de Leonardo da Vinci mobiliteit fonds. Tijdens deze periode lopen de leerlingen mee in een dierenartspraktijk, ze nemen dagelijkse taken op zich en ze worden beschouwd als volwaardige collega’s. Tijdens deze periode maken de leerlingen een stageverslag waarin ze geacht worden na te denken over de verschillen en overeenkomsten van hun beroep in het bezochte land. De leerlingen ervaren deze periode vaak als zeer leerzaam en ze keren vaak enorm verrijkt (zowel op persoonlijk als professioneel vlak) terug. Regelmatig na het afronden van hun opleiding trekken de leerlingen terug naar het buitenland om een opleiding te volgen of om in dienst te treden.
46
Colofon Deze uitgave is gemaakt door de AOC raad, in opdracht van het project Kies Kleur in Groen. Tekst Hans Blankestijn Eindredactie Mirjam Kuggeleijn Fotografie Hans Blankestijn Jan Gundelach AOC Friesland Maaike Vonk Hilda Weges Vormgeving YON-Vormgeefwerk Druk Torendruk 47
www.kieskleuringroen.nl AOC Raad Willy Brandtlaan 81, 6716 RJ Ede
T: 0318-648900
E:
[email protected]
Postbus 458, 6710 BL Ede
F: 0318-641184
W: www.aocraad.nl