Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Leren leerlingen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar nauwkeuriger een voetbal schieten met de binnenkant van de voet wanneer ze les krijgen met een differentiële leermethode dan wanneer zij les krijgen met een traditionele leermethode? Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren.
Dylon Tittel
Afstudeeronderzoek, Academie voor Lichamelijke Opvoeding, DBSV, Juni 2013, Hogeschool van Amsterdam.
Begeleid door: Hemke van Doorn, Hogeschool van Amsterdam Jan Willem Teunissen, Hogeschool van Amsterdam
Door Dylon Tittel – Juni 2013
2
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Samenvatting Het doel van dit onderzoek is om aan te tonen of leerlingen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar nauwkeuriger een voetbal schieten met de binnenkant van de voet wanneer zij les krijgen met een differentiële leermethode dan wanneer zij les krijgen met een traditionele leermethode. Het verschil tussen de traditionele en de differentiële leermethode is dat bij traditioneel leren de perfecte bewegingsuitvoering constant herhaald wordt, terwijl bij de differentieel leren op zoveel mogelijk verschillende manieren geoefend wordt. Aan dit onderzoek hebben 76 leerlingen deelgenomen. Deze leerlingen zijn verdeeld in drie groepen: een groep differentieel leren (N=34), een groep traditioneel leren (N=32) en een controle groep (N=10). Alle 76 leerlingen hebben de voormeting gedaan waarbij zij op een bord hebben geschoten met de cijfers 0 tot en met 6 om te kijken hoe nauwkeurig zij schieten. Daarna hebben de onderzoeksgroepen (de groep differentieel leren en groep traditioneel leren) een lessenreeks van 3 weken gevolgd waarna een nameting is gedaan. Vervolgens is er na een periode van 3 weken niet leren / niet oefenen een retentietest gehouden onder alle groepen. Uit het onderzoek blijkt dat er bij de controlegroep geen significant leereffect is gemeten na zowel de eindmeting (p = 0,111) als na de retentietest (p = 0,293). Bij de groep traditioneel leren en de groep differentieel leren zijn wel significante leereffecten gemeten. Bij de groep differentieel leren is het significant leereffect na de eindmeting (p = 0,000) en na de retentietest (p = 0,000) ten opzichte van de voormeting. Bij de traditionele leergroep is een significant leereffect aangetoond na de nameting (p = 0,000) en na de retentietets (p = 0,008) ten opzichte van de voormeting. Dit wil zeggen dat de leerlingen na een lessenreeks van oefenen nauwkeuriger een voetbal leren schieten met de binnenkant van de voet. Er is echter geen significant verschil aangetoond tussen de twee groepen, differentieel leren en traditioneel leren, die na een periode van 3 weken leren (p = 0,356). Concluderend kan gezegd worden dat in dit onderzoek er geen verschil in leerrendement is aangetoond tussen twee verschillende manieren van leren. Onder deze condities maakte het niet uit op welke manier je les kreeg.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
3
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Voorwoord Als toekomstig docent Lichamelijke Opvoeding zie je leerlingen in een dynamische leeromgeving. Eén van de aspecten waar je als docent mee te maken krijgt tijdens de lessen Lichamelijke Opvoeding is op welke manier kinderen motorische vaardigheden aanleren. Er zijn verschillende manieren van leren. Expliciet leren is leren door middel van aanwijzingen over hoe het lichaam op welk moment moet bewegen. Impliciet leren is leren door middel van bewegen zonder kennis van expliciete regels. De leerlingen die impliciet leren kunnen de beweging niet beschrijven. Als er vorig jaar aan mij gevraagd werd of ik het verschil wilde uitleggen tussen impliciet en expliciet leren had ik nauwelijks dit verschil kunnen beschrijven. Tijdens de module ‘Onderzoek’ van dit schooljaar ben ik meer te weten gekomen over motorische vaardigheden en hoe deze aangeleerd worden. Impliciet leren werd uitgebreid besproken en dit sprak mij heel erg aan omdat ik mij niet bewust was van de verschillende manieren van leren. Wij kregen een film te zien over een onderzoek waar middels differentieel leren kogelstoten aangeleerd werd. In deze film werd 6 weken door middel van traditioneel leren getraind, oftewel 6 weken werd de perfecte beweging voor het kogelstoten herhaald. Na 6 weken gooide de sporter 12,43 meter. Vervolgens ging hij 6 weken differentieel leren oefenen, met als resultaat een verbetering van zijn prestatie (14,62 meter). Bij differentieel leren probeerde hij op zoveel mogelijk verschillende manieren de kogel weg te stoten. Enkele voorbeelden van zijn methode van differentieel leren waren: een hinkelbaan afleggen voor dat hij de kogel wegstoot en van een verhoogd vlak afspringen om daarna de kogel weg te stoten. Dit heeft mij aan het denken gezet. Ik wilde deze methode van leren toepassen op mijn lessen in het middelbaar onderwijs. In het middelbaar onderwijs wordt er veelal gewerkt met een lessenreeks van drie weken. Mijn interesse gaat uit naar het verschil tussen deze twee manieren van leren, de traditionele manier of de differentiële manier. In mijn onderzoek ben ik benieuwd wat het leereffect is van de methode differentieel leren van een beweging die tijdens een lessenreeks van drie weken in het middelbaar onderwijs wordt uitgevoerd Als blijkt dat bij differentieel leren ook het leereffect zichtbaar wordt kan ik deze methode binnen mijn lessen toevoegen.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
4
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Inhoudsopgave
SAMENVATTING ......................................................................................... 3
VOORWOORD .............................................................................................. 4
INHOUDSOPGAVE ...................................................................................... 5
INLEIDING ..................................................................................................... 6
METHODE ................................................................................................... 11
RESULTATEN ............................................................................................ 15
DISCUSSIE ................................................................................................... 18
LITERATUURLIJST ................................................................................. 22
BIJLAGEN .................................................................................................... 24
Door Dylon Tittel – Juni 2013
5
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Inleiding Om het onderwerp motorisch leren te beschrijven is het van belang om eerst stil te staan bij de vraag wat leren precies betekend. Dit lijkt eenvoudiger dan men denkt. Er zijn namelijk veel definities van leren in de wetenschappelijke literatuur te vinden. Magill definieert leren als volgt: “Leren is de wijziging in mogelijkheid van een persoon om een vaardigheid uit te voeren. Deze wijziging zorgt ervoor dat er een relatief permanente verbetering in prestatie plaatsvindt als gevolg van oefening of ervaring” (Magill, 2004). Leren, waaronder ook het motorisch leren, is in algemene zin het opdoen van kennis. De kennis die je opdoet kan verschillend zijn, het kennen van de landen van Europa is iets anders dan een salto leren tijdens de lessen Lichamelijke Opvoeding (Beek, 2011b). De dagelijkse activiteiten van leerlingen op school bestaan voor een deel ook uit motorische vaardigheden. Docenten Lichamelijke Opvoeding en sporttrainers leren hun leerlingen tijdens de lessen bepaalde motorische vaardigheden aan. Motorisch leren wordt door Schmidt en Lee gedefinieerd als “Een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in het gedragspotentieel als gevolg van specifieke ervaringen met de omgeving” (Schmidt & Lee, 2005). Door oefening en training heeft motorisch leren betrekking op veranderingen in het vermogen om motorische taken of activiteiten uit te voeren (Beek, 2011a). Bij het leren hiervan gaat het niet in eerste instantie om een verbetering van de prestatie onmiddellijk na de oefening, maar vooral om een blijvend effect op de lange termijn (Beek, 2011a). In het drie fasen model van Fitts en Posner (1976) wordt beschreven dat het leren van een motorische complexe taak via drie fasen verloopt. In de eerste cognitieve fase staat de bewustwording van de beweging of handeling voorop. Stapsgewijze uitvoering en concrete regels zorgen ervoor dat de leerling de beweging wordt aangeleerd. Tijdens de tweede fase, de associatieve fase, waarin oefenen centraal staat, zal een relatie ontstaan tussen de gekregen informatie en de uitvoering van de beweging zodat de losse onderdelen van de beweging een geheel zullen vormen. De expliciete regels zijn in deze fase minder belangrijk, het gaat vooral om de overgang naar een vloeiende succesvolle beweging. De leerling kan in deze fase meer inzicht
Door Dylon Tittel – Juni 2013
6
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
krijgen in de resultaten en uitvoering van de beweging. De derde en laatste fase, de autonome fase, verloopt als de totale beweging uitgevoerd wordt zonder enige bewuste controle of sturing. De leerling kent de eerder aangeleerde regels wel, die tijdens de eerste fase aangeleerd zijn, maar heeft deze niet meer nodig tijdens het uitvoeren van de beweging. De taakuitvoering is dan geautomatiseerd (Beek et al., 2005). Bij het aanleren van een nieuwe beweging is het van belang om rekening te houden met dit drie fasen model (Beek, Koedijker, Oudejans, 2005). Docenten Lichamelijke Opvoeding en sporttrainers hebben als taak het leerproces zodanig in te richten dat het verwerven van de beoogde kennis wordt bevorderd. Leerkrachten van oudsher leren leerlingen motorische vaardigheden aan middels expliciete instructie, ook wel het traditioneel leren genoemd. Dit zijn aanwijzingen met betrekking tot het lichaam, over hoe en wanneer delen van het lichaam moeten bewegen (Beek et al., 2005). Alle leerlingen uit de klas oefenen dezelfde beweging volgens de instructie van de docent herhaalde keren aan de hand van de perfecte beweging. Deze beweging is door de docent uitgelegd en voorgedaan aan de hand van de regels van de perfecte beweging. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de manier van kennis opdoen onderverdeeld kan worden in impliciet en expliciet leren (Beek, 2011b). Expliciet leren kan omschreven worden als het leren van een beweging waarbij expliciete regels en kennis wordt aangeboden en opgedaan. Men is zich bewust van de regels en kan deze benoemen die nodig zijn om de beweging uit te kunnen voeren. Maar als een beweging onder stress uitgevoerd moet worden, dan blijkt dat je geen beroep meer kan doen op je expliciete “kennis” over de beweging, wat leidt tot verslechtering van de prestatie (Rehorst & Loo van der, 2009). Impliciet leren is het proces waarbij kennis van regels over de beweging op een onbewuste manier eigen gemaakt kunnen worden (Beek, 2011b). Men heeft dus wel de kennis om de vaardigheid uit te voeren, maar kan de regels van de beweging niet expliciet verwoorden. Onder het impliciet leren vallen 3 verschillende methode van leren: foutloos leren, analogie-leren en differentieel leren (Beek, 2011b). Een eerste manier van impliciet leren is foutloos leren. Bij foutloos leren wordt het maken van fouten voorkomen (Beek, 2011b). De leerlingen maken hierdoor nauwelijks tot geen fouten tijdens de oefeningen. De gedachten aan het maken van fouten kan bij een
Door Dylon Tittel – Juni 2013
7
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
leerling bewerkstelligen dat deze nadenkt over de bewegingsuitvoering waardoor fouten voorkomen kunnen worden. Een tweede methode is analogie-leren of beeldspraak, hierbij wordt er op een andere manier impliciete kennis op gedaan. Een analogie wordt gebruikt als een enkelvoudige instructie over de uit te voeren beweging waarin een groot aantal regels besloten ligt zonder deze expliciet te benoemen. Bijvoorbeeld bij het aanleren van een topspin backhand in de tafeltennis wordt de instructie ‘sla de bal alsof je een frisbee wegwerpt’ (Beek, 2011b). Een derde manier van impliciet leren is differentieel leren. Differentieel leren ten opzichte van traditioneel leren gaat er vanuit dat er verschillen in de bewegingstechniek tussen individuele sporters aangetoond is. Het beste bewegingspatroon bestaat niet (Beek et al., 2005). Vandaag de dag komen steeds meer docenten lichamelijke opvoeding terug op de traditionele manier van leren mede onder invloed van recent onderzoek door Schöllhorn. Zijn theorie over differentieel leren is het tegenovergestelde van traditioneel leren en breekt met alle uitgangspunten van traditioneel leren. In plaats van de techniek te ‘drillen’, zegt differentieel leren juist dat de natuurlijke verschillen in bewegingsuitvoering benut moeten worden om het brein van de sporter uit te dagen tot het vinden van de beste oplossing voor de beweging, (Beek, 2011c). Uit onderzoek is gebleken dat bij kogelstoten (Beckmann & Schöllhorn, 2003), voetbal (Tröckel & Schöllhorn, 2003) en hordelopen (Jaitner, Kretschmar, & Hellstern, 2003) het leren volgens differentieel leren tot een beter leerresultaat leidt. Het onderzoek van Beckmann en Schöllhorn (2003) gaat over het leren kogelstoten met een trainingsperiode van vier weken, gevolgd door een retentietest na twee weken en een tweede retentietest na nogmaals twee weken. Er namen 24 sportstudenten, met een gemiddelde leeftijd van 22,1 jaar, waarvan 12 mannen en 12 vrouwen, met geringe ervaring, in het kogelstoten deel aan deze studie. De twee groepen ieder bestaande uit 6 mannen en 6 vrouwen, de traditionele groep en de differentiële groep, ondergingen allebei een aparte training. De traditionele training bestond uit oefeningen gericht op de uitvoering (Schöllhorn, Röber, Jaitner, Hellstern & Käubler, 2001), terwijl de differentiële training uit 250 verschillende bewegingen bestond, die allemaal afwijken van de totaal beweging. Gezien de voormeting waren de scores van beide groepen nagenoeg gelijk. Tijdens de eindmeting liet de differentiële groep een significant betere prestatie zien dan de traditionele groep. Opvallend, maar niet geheel onverwachts volgens de theorie, is dat de resultaten van de differentiële groep bij de
Door Dylon Tittel – Juni 2013
8
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
eerste retentietest hoger waren dan de traditionele groep en een nog weer hoger resultaat bij de tweede retentietest, in deze periode zette het leren dus zich voort. Bij de traditionele groep waren de scores van de retentietest nagenoeg gelijk aan de eindmeting en die hadden eigenlijk niets geleerd. Uit deze studie blijkt dat er duidelijk verschil is bij het aanleren van kogelstoten bij beginnende sportstudenten middels differentieel leren ten opzichte van traditioneel leren (Beek, 2011c). Uit boven genoemde literatuur blijkt dat er een beter leereffect is door de differentiële lesmethode toe te passen. Ook toonde Tröckel & Schöllhorn (2003) dit aan bij voetbal. Hij onderzocht de doeltrap bij ervaren voetballers. Het onderzoek van Trockel en Schöllhorn (2003) toonde aan dat de groep differentieel leren significant beter presteerde op de doeltrap van een keeper dan de groep traditioneel leren (p = 0,05). Uit diverse onderzoeken zoals ook besproken, blijkt dat differentieel leren meer effect heeft op het leerresultaat van de beweging vergeleken met traditioneel leren. Voor de lessen lichamelijke opvoeding is het van belang dat leerlingen op een effectieve manier bewegingsvaardigheden aangeboden krijgen om zo bewegingsvaardigheden te leren (Werkgroep 'Toekomstvisie LO', 2011). Het onderzoek van Beckmann & Schöllhorn (2003) is uitgevoerd met geselecteerde studenten die gemiddeld ouder zijn dan de leerling op het middelbaar onderwijs. Beckmann & Schöllhorn (2003) maakten gebruik van 24 geselecteerde sportstudenten met een gemiddelde leeftijd van 22,1 jaar, 12 mannen en 12 vrouwen met geringe kogelstoot ervaring. Men zou door bovenstaande kunnen veronderstellen dat door de differentiële lesmethode de leerlingen uit de onderzoeksgroep nauwkeuriger een voetbal leren schieten met de binnenkant van hun voet, tevens wordt ook verwacht dat na een periode van niet leren de beweging bij de differentiële groep niet achteruit gegaan is met de nauwkeurigheid om de voetbal te schieten met de binnenkant van hun voet. Dit onderzoek is ontworpen om aan te tonen of leerlingen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar nauwkeuriger een voetbal leren schieten met de binnenkant van de voet wanneer ze les krijgen met een differentiële lesmethode dan wanneer zij les krijgen met een traditionele lesmethode. Het onderzoek vindt plaats tijdens de gebruikelijke lessen lichamelijke opvoeding in tegenstelling tot het onderzoek van Beckmann &
Door Dylon Tittel – Juni 2013
9
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Schöllhorn (2003) die gebruik maakten van een strak gepland trainingsschema op een sportcomplex. Verwacht wordt op basis van de resultaten in de literatuur dat de leerlingen met een differentiële lesmethode nauwkeuriger een voetbal leren schieten met de binnenkant van de voet dan wanneer ze les krijgen met een traditionele lesmethode. Ten einde het effect van differentieel leren ten opzichte van traditioneel leren te kunnen bepalen, wordt een differentiële leermethode waarbij de leerlingen verschillende bewegingen aangeboden krijgen vergeleken met een traditionele leermethode waarin dezelfde beweging expliciet uitgelegd wordt en op dezelfde manier geoefend wordt.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
10
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Methode Deelnemers van het onderzoek Er hebben 76 leerlingen deelgenomen aan het onderzoek (N=76). Deze deelnemers zijn geselecteerd uit het 1ste en 2de jaar HAVO/VWO van het St. Nicolaas Lyceum te Amsterdam. De leeftijdscategorie van de deelnemers is tussen de 12 en 15 jaar. De deelnemers zijn geselecteerd in overleg met de docent lichamelijke opvoeding van de school. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op het St. Nicolaas Lyceum, gelegen in Amsterdam Zuid. Dit is een voortgezet onderwijs school voor Havo, Atheneum en Gymnasium.
Leerjaar Klas Differentieel leren (onderzoeksgroep) Traditioneel leren (onderzoeksgroep) Controle groep
Leerjaar 1 (12-13 Jaar)
Leerjaar 2 (13-14 jaar)
16 (9 meisjes en 7 jongens) 18 (9 meisjes en 9 jongens) 10 (5 meisjes en 5 jongens)
16 (8 meisjes en 8 jongens) 16 (8 meisjes en 8 jongens) x
Tabel 1. Overzicht van de participanten
Er zijn 44 leerlingen geselecteerd uit het eerste leerjaar van het St. Nicolaas Lyceum die niet op een voetbalvereniging zitten. Deze 44 leerlingen uit het eerste leerjaar zijn onderverdeeld in drie groepen: een groep differentieel leren, een groep traditioneel leren en een controle groep. De groep differentieel leren bestond uit 16 leerlingen (9 meisjes en 7 jongens) en kregen les middels een differentiële leermethode. De groep traditioneel leren bestaande uit 18 leerlingen (9 meisjes en 9 jongens) kregen les middels de traditionele leermethode. De controle groep bestond uit 10 leerlingen om uit te sluiten dat leerlingen automatisch in de tussenperiode van de voor-, eind- en retentiemeting beter worden. De controle groep kregen geen lesprogramma. Daarnaast werden 32 leerlingen uit het tweede leerjaar geselecteerd en verdeeld in 2 groepen, een groep differentieel leren en een groep traditioneel. De groep differentieel leren bestaande uit 16 leerlingen (8 meisjes en 8 jongens) kreeg les met een differentiële leermethode, de groep traditioneel leren bestaande uit 16 leerlingen (8 meisjes en 8 jongens) kregen les met de traditionele leermethode.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
11
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Instrumenten Het onderzoek heeft plaatsgevonden in de gymzaal van het St. Nicolaas Lyceum. De deelnemende leerlingen oefenden op een helft van de zaal. De leerlingen die niet mee deden aan het onderzoek bevonden zich op de andere helft van de zaal maar deden wel dezelfde oefeningen. De differentiële groep heeft gebruik gemaakt van verschillende voetballen, o.a. zaalvoetballen, senior veldvoetballen, jeugd veldvoetballen, kleine voetballen, medicine ballen. Ook is er voor dit onderzoek gebruik gemaakt van een turnblok en een eigen gemaakt scoringsvlak. Op tien meter van het scoringsvlak was tape op de grond geplakt om de afstand aan te geven vanaf waar er geschoten moest worden. Om de scores precies te meten is gebruik gemaakt van cameraopnames zodat alle schoten gefilmd zijn.
Figuur 1. Het scoringsvlak
Het scoringsvlak is een langwerpige plaat met 13 vakken. De plaat is 4 meter lang, 50 centimeter hoog en alle vakken zijn 30 centimeter breed. Het vak met het cijfer 0 is het richtpunt voor de onderzoeksgroep.
4 meter
Scoringsvlak
10 meter
Figuur 2. Overzicht van de situatie in de gymzaal van het St. Nicolaas Lyceum
Door Dylon Tittel – Juni 2013
12
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Procedure Tabel 3. Overzicht weekplanning
Week 1: Les 1 Les 2
Week 2: Les 1 Les 2 Week 3: Les 1 Les 2 Week 6: Les 1
Differentiële les methode
Traditionele lesmethode
Voormeting Oefening 1: Verschillende manieren om naar de bal te lopen om de bal vervolgens te schieten
Voormeting Oefening van de perfecte beweging en uitleg over de beweging
Oefening 2: Met verschillende ballen de oefening uitvoeren Oefening 3: Met een blinddoek de bal proberen te schieten
Oefening van de perfecte beweging
Oefening 4: De beweging uitvoeren en na je schot doorlopen achter je bal aan Nameting
Oefening van de perfecte beweging
Retentietest
Retentietest
Oefening van de perfecte beweging
Nameting
Het onderzoek is verspreid over 6 weken. Voorafgaand aan het onderzoek is een voormeting afgenomen. Tijdens deze voormeting schoot iedere deelnemer 3 keer vanaf een afstand van 10 meter op het scoringsvlak (deze scores zijn opgenomen door de camera). Gedurende de eerste 3 weken is er elke week 2 keer geoefend. De ene onderzoeksgroep heeft 3 weken een differentiële leermethode aangeboden gekregen en de andere onderzoeksgroep kreeg les middels een traditionele leermethode. De groep differentieel leren heeft in week 1, tijdens de eerste les een voormeting gehad. Tijdens de tweede les heeft deze groep geoefend om op zo veel mogelijk manieren naar de bal aan te komen lopen: ze hebben van een verhoogd vlak gesprongen en daarna geschoten, ze stonden met hun rug naar de bal toe en moesten zich omdraaien en schieten, ze moesten een hinkelbaan afleggen en daarna de bal schieten en moesten van een afstandje aankomen lopen en daarna de bal schieten naar de ander van waarmee ze een tweetal vormden. In week 2 hebben de leerlingen tijdens de eerste les geoefend om met verschillende ballen de bal te schieten. Hierbij werd er gebruik gemaakt van grote, kleine, zware en
Door Dylon Tittel – Juni 2013
13
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
lichte ballen. Tijdens de tweede les werd er met een blinddoek om geprobeerd de bal te schieten. In de laatste week van de oefenperiode werd er in de eerste les geoefend om de bal te schieten en daarna onmiddellijk achter de bal aan te lopen. De eindmeting vond plaats tijdens de laatste les. De eindmeting is op dezelfde manier uitgevoerd als bij de voormeting. Na drie weken zonder leren/oefenen (week 6) is een retentietest afgenomen om het niveau te bepalen van de leerlingen na 3 weken niet oefenen. De leerlingen die les kregen met de traditionele leermethode kregen de eerste les te horen wat de techniek was van de pass met de binnenkant van de voet. “Je standbeen plaats je naast de bal en raakt de bal met je binnenkant van je voet”. Vervolgens kregen ze het perfecte plaatje te zien en mochten zij het oefenen in tweetallen. De leerlingen probeerden de bal naar elkaar over te schieten met de binnenkant van de voet waarbij het mikpunt de voet van het tweetal was. Design en analyse Met behulp van de variantie analyse voor herhaalde metingen (repeated measures ANOVA) zijn de resultaten van de groep, die les heeft gekregen met de traditionele leermethode, vergeleken met de resultaten van de groep die les heeft gekregen met de differentiële leermethode. Met de repeated measures ANOVA is vervolgens gekeken of er verschil is tussen de voor- en nameting en de retentietest binnen de groepen, of er een verschil is in de voor- en nameting en retentietest tussen de groepen en of de toename in resultaat tussen de voor- en nameting en retentietest afhankelijk is van de groep waarin je zit. In dit onderzoek werd er met de repeated measures ANOVA geanalyseerd of de toename in resultaat tussen de voor- en eindmeting afhankelijk is van de groep waarin je zit; de groep die met de traditionele leermethode les heeft gekregen of de groep die met de differentiële leermethode les heeft gekregen. Een controle groep is toegevoegd om uit te sluiten dat er sprake zou zijn van een natuurlijke verbetering. Er wordt uitgegaan van een significatieniveau van Alpha is p < .05. Er is gebruik gemaakt van een Paired-Samples T Test om verschillen aan te tonen binnen een groep tussen de verschillende metingen.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
14
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Resultaten Differentieel leren versus traditioneel leren Tabel 3 laat de gemiddelde scores, de standaard deviatie en het bereik zien van het aantal gescoorde punten van de groep differentieel leren, de groep traditioneel leren en de controle groep. Een 3 (de differentieel leren groep, de traditioneel leren groep en de controle groep) x 3 (voormeting, nameting en retentietest) variantie analyse (ANOVA) voor herhaalde metingen is uitgevoerd. Er is geen significant verschil binnen de controle groep (N=10) gevonden tussen de voormeting en de nameting (p = 0,110), tussen de voormeting en retentietest (p = 0,293) en de nameting en de retentietest (p = 0,182). De gemiddelde score van de controle groep tijdens de voormeting was 2,43, tijdens de nameting 2,20 en tijdens de retentietest 2,77. De controle groep laat geen significant leereffect zien op alle condities, waardoor de controlegroep verder in de resultaten niet meer wordt besproken. Tabel 3. De gemiddelden, standaard deviaties en het bereik van de scores van de groepen
Onderzoeksgroepen Differentieel leren
Traditioneel leren
Controle groep
(n=32)
(n=34)
(n=10)
M I:
SD
Bereik
M
SD
Bereik
M
SD
Bereik
3,64 1,47
,33 – 6,33
3,09
1,69
,67 – 6,67
2,43
,69
1,67 – 3,33
II: 2,45 1,38
,33 – 5,67
1,87 1,02
,33 – 5,67
2,20
,53
1,33 – 3,00
III: 2,33 1,17
,33 – 5,33
2,23
,33 – 5,00
2,77
1,33
1,33 – 5,00
1,06
Noot. I = voormeting, II = nameting, III = retentietest
Door Dylon Tittel – Juni 2013
15
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Om aan te tonen of er een significant verschil is in leerresultaten tussen de leerlingen die een traditionele leermethode of een differentiële leermethode hebben gehad op de variabele voormeting, nameting en retentietest is een Repeated Measures ANOVA uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat er een significant hoofdeffect tussen de variabelen voor- en nameting en retentietest van de groep differentieel leren en de groep traditioneel leren (p = 0,000). Er is een Post hoc test uitgevoerd om te kijken of en waar er significant verschil is tussen de verschillende metingen. Uit de Post hoc test blijkt dat er een significant leereffect is tussen de voormeting en nameting (p = 0,000) en tussen de voormeting en retentietest (p = 0,000). Er is geen significant interactie effect gevonden tussen de groep differentieel leren en de groep traditioneel leren op de voor- en nameting en retentietest (p = 0,356).
Figuur 3 laat het verschil zien tussen de groepen differentieel leren en traditioneel leren op de variabelen: voormeting, nameting en retentietest
Er is een Paired-Samples T Test uitgevoerd, om verschillen aan te tonen binnen de groep differentieel leren tussen de verschillende metingen. Binnen de groep differentieel leren is een significant verschil tussen voormeting (M = 3,64) en nameting (M = 2,45) (p = 0,000) en tussen de voormeting en retentietest (M = 2,33) (p = 0,000). Er is echter geen significant verschil tussen de nameting en de
Door Dylon Tittel – Juni 2013
16
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
retentietest (p = 0,563) binnen de groep differentieel leren. De absolute score van de retentietest (M = 2,33) ten opzichte van de nameting (M = 2,45) laat een kleine verbetering in score zien, zie figuur 3. De Paired-Samples T Test zijn tevens ook bij de groep traditioneel leren uitgevoerd om verschillen aan te tonen tussen de verschillende metingen. Er is een significant verschil tussen de voormeting (M = 3,09) en de nameting (M = 1,87) (p = 0,000) en tussen de voormeting en de retentietest (M = 2,23) (p = 0,008). En tussen de nameting en de retentietest werd net als bij de differentiële groep geen significant verschil gevonden (p = 0,058). De absolute score van de retentietest (M = 2,23) zoals in tabel 3 te zien, is hoger ten opzichte van de nameting (M = 1,87) en laat een trend naar significantie zien, zie figuur 3.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
17
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Discussie Het doel van dit onderzoek was nagaan of leerlingen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar nauwkeuriger een voetbal leren schieten met de binnenkant van de voet wanneer zij les krijgen d.m.v. een differentiële leermethode dan wanneer zij les krijgen d.m.v. een traditionele leermethode. Er werden drie condities vergeleken bij de differentiële groep, de traditionele groep en de controlegroep: de voormeting, nameting en de retentietest. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er bij de controle groep in tegenstelling tot de traditionele en differentiële groep geen significant leereffect heeft opgetreden. De groepen traditioneel en differentieel leren lieten wel een significant leereffect zien tussen de voor- en nameting en de voormeting en de retentietest. Echter lieten de twee groepen geen significant verschil zien tussen de nameting en de retentietest. De differentiële groep laat een lichte verbetering in scoren zien bij de retentietest ten opzichte van de nameting, terwijl de traditionele groep een verslechtering in scoren laat zien op de retentietest ten opzichte van de nameting. Er is weliswaar geen significant verschil maar er kan wel gezegd worden dat de differentiële groep lijkt door te leren na een periode van niet-leren en dat bij de traditionele groep de prestatie lijkt te verminderen na een periode van niet-leren. Er is geen significant verschil in leerrendement aangetoond tussen de differentiële leermethode in vergelijking met de traditionele leermethode. Uit het onderzoek van Beckmann en Schöllhorn (2003) is aangetoond dat leren middels een differentiële leermethode een beter effect heeft op het resultaat dan middels een traditionele leermethode. Het onderzoek van Beckmann en Schöllhorn gaat over het leren kogelstoten met een trainingsperiode van vier weken. Er namen 24 sportstudenten, waarvan 12 mannen en 12 vrouwen, met geringe ervaring in het kogelstoten deel aan deze studie. Tijdens de eindmeting liet de differentiële groep een significant betere prestatie zien dan de traditionele groep. Tevens werd er bij de retentietest ook een significant verschil aangetoond bij de differentiële groep ten opzicht van de traditionele groep. In dit onderzoek is tussen de twee leergroepen geen significant verschil aangetoond in scoren van het schieten van de bal met de
Door Dylon Tittel – Juni 2013
18
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
binnenkant van de voet. Voor beide groepen laat het wel een leereffect zien in de nameting ten opzichte van de voormeting. De scores van de retentietest vergeleken met de scores van de nameting tonen geen significant doorleereffect aan in tegenstelling tot het onderzoek van Beckmann en Schöllhorn (2003) Dit doet mogelijk vermoeden dat er andere aspecten een rol spelen bij het aanleren van een motorische vaardigheid. Hierbij kan men denken aan de leeftijd van de participanten. In dit onderzoek namen leerlingen deel tussen de 12 en 15 jaar. In het onderzoek van Trockel en Schollhorn (2003) zijn de deelnemers ervaren voetballers met een gemiddelde leeftijd van 22,6 jaar. Het leeftijdsverschil zou invloed kunnen hebben op het leerrendement. Dit roept de vraag op of differentieel leren geschikter is voor oudere deelnemers. Het gaat volgens de literatuur bij leren bij jongere kinderen meer om specifieke omgevingservaringen en minder om veranderingen in gedrag die berusten op rijpingsprocessen. Kinderen tot en met hun dertiende à viertiende levensjaar vertonen een verbetering van het gezichtsvermogen, maar deze is te danken aan het feit dat de ontwikkeling van het netvlies pas op die leeftijd tot voltooiing komt en niet door oefenen van specifieke taken een rol speelt. Als kinderen gevoeliger worden voor de specifieke visuele informatie die is vereist voor bewegingsvaardigheden van een bepaalde sport (bijvoorbeeld voetbal) is het gevolg van leren, maar de verbetering van het gezichtsvermogen als zodanig is dat niet (Beek, 2011a). Daarnaast werden de participanten in het onderzoek een beweging aangeleerd in plaats van dat zij een beweging moesten verbeteren. Het onderzoek van Trockel en Schöllhorn (2003) toonde aan dat de groep differentieel leren significant beter presteerde op de doeltrap van een keeper dan de groep traditioneel leren. Echter moest de doeltrap worden verbeterd in plaats van aangeleerd. Deze verschillen kunnen mogelijk een verklaring zijn voor het afwijkende resultaat dat in dit onderzoek de differentiële leergroep niet significant beter leert dan de traditionele groep ten opzichte van het onderzoek van Trockel en Schöllhorn (2003). Mensen die al hoger in de leercurve zitten profiteren waarschijnlijk meer van differentieel leren omdat ze de beweging al beheersen. In het onderzoek van Trockel en Schöllhorn (2003) en het onderzoek van Jaitner, Kretschmar en Hellstern (2003) is gebruik gemaakt van een trainingsperiode van 12 weken in tegenstelling tot dit onderzoek waar slechts een periode van 3 weken geoefend werd. Mogelijk heeft een langere trainingsperiode ook positieve invloed op
Door Dylon Tittel – Juni 2013
19
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
de resultaten. Daarnaast is er in dit onderzoek gewerkt met verschillende groepen die bestonden uit jongens en meisjes. Er is geen meting gedaan er een verschil is tussen jongens en meisjes omdat de onderzoeksgroepen te klein waren om een betrouwbare test uit te voeren. Aan dit onderzoek kleven een aantal beperkingen. De onderzoeksgroepen zijn klein, wat het moeilijk maakt significante resultaten te vinden. En daarbij waren de beginresultaten verschillend van beide groepen. De controle groep had tevens ook lagere beginscores om de groepen met elkaar te vergelijken. De resultaten die met dit onderzoek zijn gevonden, wijzen in de juiste richting en leveren een hoopgevend beeld voor vervolgonderzoek. Concluderend kan gezegd worden dat dit onderzoek geen significant verschil heeft aangetoond of leerlingen in de leeftijd van 12 tot 15 jaar nauwkeuriger een voetbal schieten met de binnenkant van de voet wanneer zij les hebben gehad met een differentiële leermethode dan wanneer zij les hebben gehad met een traditionele leermethode (p = 0,356). Het maakt niet uit in welke groep een leerling zat want in beide groepen is een leereffect aangetoond. Wel is aangetoond dat differentieel leren ook effectief is. De groep differentieel leren laat daarbij een lichte verbetering zien bij de retentietest ten opzichte van de nameting echter niet significant terwijl de groep traditioneel leren een verslechtering laat zien, het zou mogelijk kunnen zijn dat de groep differentieel leren heeft doorgeleerd na een periode van niet-leren terwijl de groep traditioneel leren niet heeft doorgeleerd na een periode van niet-leren. Bij de controle groep is er geen significant verschil gevonden tussen de meetmomenten. Dit betekent dat er of geen verschil zit tussen de meetmomenten of het verschil niet met voldoende betrouwbaarheid/bewijs worden kon gemeten. Het is voor de lessen Lichamelijke Opvoeding van belang dat er gekeken wordt naar de verschillende lesmethoden en welke methode(n) het meest effect heeft op de resultaten van de leerlingen, zodat leerlingen op een efficiënte manier leren (Werkgroep 'Toekomstvisie LO', 2011). In een vervolgstudie kan gekeken worden naar de effectiviteit bij een langere tijdsduur van het onderzoek binnen de lessen LO omdat in andere onderzoeken met een tijdsduur van 6 weken wel een significant beter
Door Dylon Tittel – Juni 2013
20
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
leereffect is opgetreden. Ook kan er in het onderwijs gekeken worden of leerlingen die ouder zijn dan de gemiddelde leeftijd van dit onderzoek, 13,5 jaar meer baat hebben bij differentieel leren. Bij andere onderzoeken is wel aangetoond dat bij een gemiddeld hogere leeftijd een significant verschil is aangetoond tussen de groep differentieel leren en traditioneel leren. Een andere aanbeveling voor een vervolgonderzoek is om met een grotere groep leerlingen te onderzoeken om aan te kunnen tonen of er een verschil is tussen de twee verschillende leermethoden: de differentiële leermethode en de traditionele leermethode. Hierbij kan tevens worden onderzocht of sexe verschillen invloed hebben op voorkeur en leerrendement. Ook zou er gekeken kunnen worden of er een verschil is tussen traditioneel leren en differentieel leren als een groep leerlingen eerst een motorische vaardigheid middels traditioneel leren beoefend met een periode van 6 weken en daarna middels differentieel leren met een periode van 6 weken. Tevens kan er ook gekeken worden naar het verschil tussen een nieuwe en bekende beweging, omdat er in verschillende onderzoeken aangetoond is als een sporter al enige of meer ervaring heeft dat er een significant beter verschil is tussen differentieel leren ten opzichte van traditioneel leren.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
21
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Literatuurlijst Beckmann, H., & Schöllhorn, W. (2003). Differenzielles Kugelstoßtraining . Messplätze, Messplatztraining, Motorisches Lernen, 108-112. Beek, P. (2011c). Nieuwe, Praktisch relevante inzichten in techniektraining. motorisch leren: het belang van random variaties in de uitvoering (deel 5). Sportgericht, 65 (6), 30-35. Beek, P. (2011b). Nieuwe, praktische relevante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: het belang van impliciete kennisopbouw (deel 3). Sportgericht, 65, Beek, P. (2011a). Nieuwe, praktische releante inzichten in techniektraining. Motorisch leren: uitgangspunten en overwegingen (deel 1). Sportgericht, 65, Beek, P., Koedijker, J., & Oudejans, R. (2005). Weten wat je doet is niet noodzakelijk goed. Impliciet versus expliciet leren in de sport. Sportgericht, 59 (1), 33-38. Fitts, P. M, & Posner, M. I. (1976). learning and skilled performance in human performance. Belmond: Brooks Cole. Jaitner, T., Kretschmar, D., & Hellstern, W. (2003). Changes of movement patterns and hurdle performance following traditional and differencial hurdle training. Proceedings of the 8 th annual Congress of the European College of Sport Science, 224. Magill, R. (2004). Motor learning and control, concepts and applications. Boston, 7e ed. Rehorst, J., & Loo van der, H. (2009). Motorisch leren en functioneren, Sportgericht 63 (6), 31-34.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
22
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Schmidt, R., & Lee, T. (2005). Motor control and learning. A behavioral emphasis. 2005, Illinois: Human Kinetics. Schöllhorn, W. (2005). Differenzielles Lehren und Lernen von Bewegung - Durch veränderte Annahmen zu neuen Konsequenzen. Hamburg: Zur Vernetzung von Forschung und Lehre in Biomechanik, Sportmotorik und Trainingswissenschaft. Schöllhorn, W. I., Röber, F., Jaitner, T., Hellstern, W.,& Käubler, W. (2001). Discrete and continuous effects of traditional and differential sprint training. 6th Annual Congress of the European College of Sport Science, 15th Congress of the German Society und Sport Science, 331. Köln, Duitsland: Sport & Buch Strauß Trockel, M., & Schöllhorn, W. (2003). Differential training in soccer. European Workshop on Movement Science, 64. Werkgroep 'Toekomstvisie LO'. (2011). Human movement and sports in 2028. Een blik in de toekomst van lichamelijke opvoeding/bewegingsonderwijs en sport op school. SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, 14-42.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
23
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Bijlagen
Door Dylon Tittel – Juni 2013
24
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Door Dylon Tittel – Juni 2013
25
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Door Dylon Tittel – Juni 2013
26
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Door Dylon Tittel – Juni 2013
27
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Door Dylon Tittel – Juni 2013
28
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
T-Test Notes Output Created Comments
06-AUG-2013 22:03:05 /Users/Dylon/Documents/S criptiedef.6-8sav.sav Active Dataset DataSet1 Filter <none> Weight <none> Split File <none> N of Rows in Working Data 78 File User defined missing Definition of Missing values are treated as missing. Statistics for each analysis are based on the cases Cases Used with no missing or out-ofrange data for any variable in the analysis. T-TEST PAIRS=voormeting voormeting nameting voordif voordif nadif WITH nameting retentiet retentiet nadif retdif retdif (PAIRED) /CRITERIA=CI(.9500) /MISSING=ANALYSIS. Processor Time 00:00:00,02 Elapsed Time 00:00:00,00 Data
Input
Missing Value Handling
Syntax
Resources
[DataSet1] /Users/Dylon/Documents/Scriptiedef.6-8sav.sav
Paired Samples Statistics Mean N Std. Deviation
Door Dylon Tittel – Juni 2013
Std. Error Mean
29
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Pair 1 Pair 2 Pair 3 Pair 4 Pair 5 Pair 6
Pair 1 Pair 2 Pair 3 Pair 4 Pair 5 Pair 6
voormeting nameting voormeting retentiet nameting retentiet voordif nadif voordif retdif nadif retdif
3,0882 1,8725 3,0882 2,2254 1,8725 2,2254 3,6373 2,4510 3,6373 2,3333 2,4510 2,3333
Pair 2 Pair 3 Pair 4 Pair 5 Pair 6
1,68637 1,01509 1,68637 1,05616 1,01509 1,05616 1,47109 1,37775 1,47109 1,16631 1,37775 1,16631
Paired Samples Correlations N Correlation voormeting & nameting 34 ,190 voormeting & retentiet 34 ,219 nameting & retentiet 34 ,490 voordif & nadif 34 ,444 voordif & retdif 34 ,308 nadif & retdif 34 ,585
Mean
Pair 1
34 34 34 34 34 34 34 34 34 34 34 34
voormeting nameting voormeting retentiet nameting - retentiet voordif - nadif voordif - retdif nadif - retdif
1,21569
,28921 ,17409 ,28921 ,18113 ,17409 ,18113 ,25229 ,23628 ,25229 ,20002 ,23628 ,20002
Sig. ,283 ,214 ,003 ,009 ,076 ,000
Paired Samples Test Paired Differences Std. Std. Error 95% Confidence Interval Deviation Mean of the Difference Lower Upper 1,79577 ,30797 ,58911 1,84226
3,947
,86284
1,78322
,30582
,24065
1,48504
2,821
-,35284 1,18627 1,30392 ,11765
1,04698 1,50463 1,57071 1,17460
,17956 ,25804 ,26937 ,20144
-,71815 ,66128 ,75588 -,29219
,01247 1,71126 1,85197 ,52748
-1,965 4,597 4,841 ,584
Paired Samples Test df
t
Door Dylon Tittel – Juni 2013
Sig. (2-tailed)
30
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Pair 1 Pair 2 Pair 3 Pair 4 Pair 5 Pair 6
voormeting - nameting voormeting - retentiet nameting - retentiet voordif - nadif voordif - retdif nadif - retdif
Door Dylon Tittel – Juni 2013
33 33 33 33 33 33
,000 ,008 ,058 ,000 ,000 ,563
31
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
General Linear Model Notes Output Created Comments
06-AUG-2013 21:22:45 /Users/Dylon/Documents/S criptiedef.6-8sav.sav Active Dataset DataSet1 Filter <none> Weight <none> Split File <none> N of Rows in Working Data 78 File User-defined missing Definition of Missing values are treated as missing. Statistics are based on all Cases Used cases with valid data for all variables in the model. GLM Voorgem Nagem Retgem BY Groepen /WSFACTOR=voornaret 3 Polynomial /METHOD=SSTYPE(3) Data
Input
Missing Value Handling
/POSTHOC=Groepen(BO NFERRONI) Syntax
Resources
/PLOT=PROFILE(voornare t*Groepen) /EMMEANS=TABLES(OV ERALL) /PRINT=DESCRIPTIVE /CRITERIA=ALPHA(.05) /WSDESIGN=voornaret /DESIGN=Groepen. 00:00:00,29 00:00:00,00
Processor Time Elapsed Time
Door Dylon Tittel – Juni 2013
32
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Within-Subjects Factors Measure: MEASURE_1 voornaret Dependent Variable 1 Voorgem 2 Nagem 3 Retgem
Between-Subjects Factors Value Label 1 Differentieel Differentieel/Traditioneel 2 Traditioneel
Voorgem
Nagem
Retgem
N 34 34
Descriptive Statistics Differentieel/Traditioneel Mean Std. Deviation Differentieel 3,6373 1,47109 Traditioneel 3,0882 1,68637 Total 3,3627 1,59470 Differentieel 2,4510 1,37775 Traditioneel 1,8725 1,01509 Total 2,1618 1,23586 Differentieel 2,3333 1,16631 Traditioneel 2,2255 1,05639 Total 2,2794 1,10571
Door Dylon Tittel – Juni 2013
N 34 34 68 34 34 68 34 34 68
33
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Effect
voornaret
voornaret * Groepen
Multivariate Testsa Value F Hypothesis df b Pillai's Trace ,358 18,154 2,000 b Wilks' Lambda ,642 18,154 2,000 b Hotelling's Trace ,559 18,154 2,000 b Roy's Largest Root ,559 18,154 2,000 b Pillai's Trace ,047 1,620 2,000 b Wilks' Lambda ,953 1,620 2,000 b Hotelling's Trace ,050 1,620 2,000 b Roy's Largest Root ,050 1,620 2,000
Error df 65,000 65,000 65,000 65,000 65,000 65,000 65,000 65,000
Sig. ,000 ,000 ,000 ,000 ,206 ,206 ,206 ,206
a. Design: Intercept + Groepen Within Subjects Design: voornaret b. Exact statistic Tests of Within-Subjects Effects Measure: MEASURE_1 Source
voornaret
voornaret * Groepen
Error(voornaret)
Sphericity Assumed GreenhouseGeisser Huynh-Feldt Lower-bound Sphericity Assumed GreenhouseGeisser Huynh-Feldt Lower-bound Sphericity Assumed GreenhouseGeisser Huynh-Feldt Lower-bound
Type III Sum of Squares 59,609 59,609
df 2 1,658
Mean Square 29,804 35,962
F 26,275 26,275
,000 ,000
59,609 59,609 2,363 2,363
1,721 1,000 2 1,658
34,643 59,609 1,181 1,425
26,275 26,275 1,041 1,041
,000 ,000 ,356 ,345
2,363 2,363 149,732 149,732
1,721 1,000 132 109,397
1,373 2,363 1,134 1,369
1,041 1,041
,347 ,311
149,732 149,732
113,565 66,000
1,318 2,269
Mauchly's Test of Sphericitya Measure: MEASURE_1 Within Subjects Mauchly's
Approx.
df
Epsilonb
Sig.
Door Dylon Tittel – Juni 2013
34
Sig.
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Effect
W
voornaret
Chi-Square ,793
15,044
2
Greenhous e-Geisser ,001 ,829
HuynhFeldt ,860
Lowerbound ,500
Tests the null hypothesis that the error covariance matrix of the orthonormalized transformed de variables is proportional to an identity matrix.a a. Design: Intercept + Groepen Within Subjects Design: voornaret b. May be used to adjust the degrees of freedom for the averaged tests of significance. Correct are displayed in the Tests of Within-Subjects Effects table.
Tests of Within-Subjects Contrasts Measure: MEASURE_1 Source voornaret voornaret voornaret * Groepen Error(voornaret)
Linear Quadratic Linear Quadratic Linear Quadratic
Type III Sum of Squares 39,903 19,706 1,654 ,708 93,165 56,567
df
Mean Square 1 1 1 1 66 66
39,903 19,706 1,654 ,708 1,412 ,857
Tests of Between-Subjects Effects Measure: MEASURE_1 Transformed Variable: Average Source Type III Sum of df Mean Square F Squares Intercept 1380,427 1 1380,427 469,899 Groepen 8,647 1 8,647 2,943 Error 193,889 66 2,938
Door Dylon Tittel – Juni 2013
F 28,268 22,992 1,172 ,826
Sig. ,000 ,091
35
Sig. ,000 ,000 ,283 ,367
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Estimated Marginal Means Grand Mean Measure: MEASURE_1 Mean Std. Error 95% Confidence Interval Lower Bound Upper Bound 2,601 ,120 2,362 2,841
Profile Plots
Door Dylon Tittel – Juni 2013
36
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
N groep tradtioneel voormeting nameting retentiet Valid N (listwise)
34 34 34 34 34
Descriptive Statistics Range Minimum Maximum 0 1 1 6,00 ,67 6,67 5,33 ,33 5,67 4,67 ,33 5,00
Door Dylon Tittel – Juni 2013
Mean Std. Deviation 1,00 ,000 3,0882 1,68637 1,8725 1,01509 2,2254 1,05616
37
Een onderzoek naar leerrendement van im- en expliciet leren
Beste Dylon Tittel, Het document is ingeleverd bij Ephorus en je docent Ramon Stuart (
[email protected]) is hiervan op de hoogte gesteld. Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 198b2252-166a-425b-9e70-46f12fa8e3a0. We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 8AOS Datum: 24-6-2013 22:01:04 Jouw gegevens: Dylon Tittel 500544324
[email protected] afstudeeronderzoek Je docent: Ramon Stuart
[email protected]
Door Dylon Tittel – Juni 2013
38