een Nieuwe vrouw voor Nyomans vader (fragment) _____________________________
Een sprookje van Jeroen Steenbeek
© 2015 Jeroen Steenbeek Koesteeg 13F 3811 HL Amersfoort tel 06 388 95 159 e-mail
[email protected] website www.stonestream.eu Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Toestemming is door de auteur voor onbepaalde duur verleend aan Museum Bronbeek gevestigd aan de Velperweg 147, 6824 MB te Arnhem - om dit sprookje te gebruiken voor promotionele of educatieve doeleinden ten bate van het museum. 2
Met gesloten ogen slaat Nyoman de dekens van zich af. Ze gaat rechtop zitten, draait zich en plaats beide voeten op de grond. Met veel moeite dwingt ze zichzelf te gaan staan, maar haar ogen houdt ze gesloten. Die kunnen later ook wel open, ze is nog te moe om ze open te doen. En waarvoor zou ze ook. Ze kent haar kamer op haar duimpje. Ze loopt naar haar kast en op de tast zoekt ze haar mooiste jurk. Ze haalt de jurk van het hangertje en voelt de noodzaak om haar ogen nu wel te openen. Ze kijkt naar de jurk. De jurk die ze alleen op speciale gelegenheden aan mag. Haar ogen lichten op. Ze vindt dat vandaag zo’n gelegenheid is. Ze is jarig. Vandaag wordt Nyoman 10 jaar en daar hoort je mooiste jurk bij. Ze trippelt zacht met de jurk in haar hand naar de badkamer. Ze stapt onder de douche en wast de nacht van zich af. Fris stapt ze onder de douche vandaan. Ze droogt zich af en trekt de jurk aan. Ze borstelt haar prachtige lange lokken stijl langs haar hoofd. Dan de haarband in om alles keurig op zijn plek te houden. En tot slot het sluitstuk, haar glimmende oorbellen. Eerst links, dan rechts. Ze werpt een blik in de spiegel en ze begint te stralen van oor tot oor. Hier staat een jongedame van 10 jaar. Ze spreekt zichzelf toe: ‘vandaag wordt alles anders. Vandaag voeren wij een echt gesprek.’
Met goede moed trekt Nyoman het ene na het andere keukenkastje open, kopjes mét schoteltjes, want vandaag is een bijzondere dag. Fruit in de mooiste schaal midden op de tafel en ovenverse zoete cakejes op het dienblad. De geur heeft de rest van het huis wakker gemaakt. Putu en Kadek – haar oudere broers – komen als eerste de keuken binnen. Nyoman zet de ketel op het vuur. ‘Wat ruikt het weer heerlijk, Nyoman!’ zegt de 12-jarige Putu. ‘Elke dag tover je het heerlijkste ontbijt op tafel, maar vandaag heb je jezelf overtroffen,’ valt haar 14-jarige andere broer Kadek hem bij. Nyoman begint te glunderen en is blij dat haar broers haar ontbijt kunnen waarderen. Ze schuift de stoel aan het hoofd van de tafel naar achteren en gaat er zelf op zitten. ‘Nou moet je niet meteen naast je schoenen gaan lopen, Nyoman, je weet best dat die stoel van vader is,’ zegt haar oudste broer belerend. ‘En waarom heb je de oorbellen van mamma in?’zegt Putu. ‘Omdat vandaag een bijzondere dag is…’ ze wacht op een reactie, die komt er niet ‘…vandaag is een héle bijzondere dag…’ probeert ze nogmaals. Vader komt de keuken in. Hij draagt zijn werkkloffie – het is dezelfde broek en hetzelfde shirt dat hij gisteren ook droeg. ‘Pap, vertel eens wat voor bijzondere dag het is vandaag,’ probeert Nyoman bij haar vader. Hij trekt zijn werkschoenen aan, ‘vandaag is het maandag,’ is zijn korte en teleurstellende antwoord. Nyoman balt haar vuisten, ze begint sneller te ademen. ‘Vandaag is mijn verjaardag! Ik ben 10,’ zegt ze boos. ‘O,’ is het enige dat haar vader daarop zegt. Terwijl ze spreekt wordt ze steeds bozer en loopt haar gezicht rood aan. ‘Gefeliciteerd, 3
Nyoman, zeg je dan! Wat ben je al een grote meid, zeg je dan! Nog vele jaren, zeg je dan! Hier is je cadeau veel plezier ermee, zeg je dan! Waarom kijk je me nooit aan? Waarom zeg je nooit wat tegen me? Waarom praten we nooit, pap?’ Haar broers zijn gestopt met kauwen en kijken zwaar onder de indruk naar elkaar, dan naar Nyoman en vervolgens naar hun vader. Vader kijkt Nyoman nog steeds niet aan, hij kijkt naar de grond, zijn ogen worden waterig, zijn stem trilt wanneer hij heel zacht zegt: ‘omdat…omdat je teveel op haar lijkt!’ Dan barst hij in huilen uit en verlaat het huis. Putu en Kadek slikken, hun inmiddels klef geworden zoete cakejes, door. ‘Gefeliciteerd, Nyoman,’ zegt Putu op zijn hoede en Kadek valt hem bij ‘euh, ja…wat ben je al een grote meid…nou…’ hij staat op en Putu doet hetzelfde ‘…nog vele jaren, Nyoman.’ De jongens lopen behoedzaam uit de keuken en verlaten ook het huis, Nyoman alleen achterlatend. Ze doet haar linkeroorbel af, dan de rechter, ze houdt ze vast en kijkt ernaar. ‘Wat kan ik eraan doen dat ik zoveel op je lijk? Dat is toch niet mijn schuld?’ zegt ze tegen de oorbellen. Ze weet dat het niet haar schuld is, maar toch voelt zij zich schuldig wanneer ze haar vader weer eens verdrietig maakt met haar aanwezigheid. Ze zou alleen willen dat hij haar eens kon aankijken of meer dan één zin met haar kon wisselen zonder in huilen uit te barsten. Ze neemt een hap van een cakeje maar de eetlust is haar vergaan. Ze staat op en begint met het afruimen van de tafel. De ketel op het fornuis begint te fluiten. ‘Bemoei je met je eigen zaken!’ schreeuwt ze de ketel toe.
Nyoman ligt op haar rug op bed. In haar handen een fotolijst geklemd, ze kijkt naar de vrouw die op de foto staat: het is haar moeder. Ze heeft haar nooit gekend, want toen Nyoman ter wereld kwam verliet haar moeder diezelfde wereld. Ze stelt de foto de vraag wat ze kan doen zodat haar vader weer met haar praat. Ze vraagt het wel duizend keer: ‘wat kan ik doen? Wat kan ik doen? Wat moet ik doen?’ Opeens schiet het haar te binnen: een vrouw. Ja, een nieuwe vrouw, dat is de oplossing. Als haar vader een nieuwe vrouw heeft, dan zal hij haar moeder misschien kunnen vergeten of op zijn minst minder van slag raken als hij het evenbeeld van haar in zijn dochter ziet. Maar waar vind je geschikte vrouwen voor je vader? Daar waar alles te verkrijgen is natuurlijk: op de markt!
Het is druk op de markt en er zijn volop vrouwen. Ze laat ze allemaal de revue passeren: nee, die schreeuwt te hard; te lelijk; te oud; te jong. Dan ziet ze een aantal geschikte exemplaren en vraagt de eerste of zij misschien de nieuwe vrouw van haar vader wil zijn. De vrouw antwoord van nee, want is zelf al getrouwd. De volgende zegt nee, want ziet een man met drie kinderen niet zo zitten, ze heeft er zelf al twee. De derde zegt ook nee, want 4
Nyomans vader was al 10 jaar alleen. Wie ze het ook vraagt en hoe ze het ook vraagt vriendelijk, dwingend of smekend - het antwoord blijft aldoor nee, nee en nog eens nee. De moed zakt haar in de schoenen en ook de zon begint het op te geven waardoor de schemering intreed. Zoals Nyoman alleen gekomen is, zo gaat ze ook alleen weer terug.
Op de brug staat een oude vrouw, ze leunt op de reling en kijkt over de rivier. In de verte komt Nyoman aangeslenterd. Waar ze op de heenweg nog vol hoop zat voelt zij zich nu vooral hopeloos. Met elke stap wordt ze steeds radelozer. Is er dan geen enkele vrouw die mijn vader wil trouwen? Ze komt dichterbij de brug en schopt een steentje weg. ‘Stomme vrouwen.’ Een ander, iets groter steentje, moet er nu aan geloven. Nyoman schreeuwt het stampvoetend uit: ‘STOMME VROUWEN!’ Ze is boos op alle vrouwen die ze vandaag tegenkwam. Ze is boos op haar moeder, omdat ze zoveel op haar lijkt, ze is boos op haar vader dat hij haar niet ziet voor wie zij zelf is; ze is boos op heel de wereld. Ze begint te snikken, haar schouders gaan schokkend op en neer. Een traan ontspringt uit haar oog en rolt over haar wang. Ze veegt de traan weg maar ze kan niet snel genoeg vegen. De één na de andere traan rolt over haar wangen en valt op de grond. Ze loopt over de brug en vraagt zich hardop af: ‘waarom is er toch geen vrouw voor mijn vader?! Waarom?!’ ze gaat tegen de reling van de brug zitten en zakt omlaag, ineengedoken als een hoopje ellende. ‘Wat scheelt eraan, mijn kind?’ vraagt de oude dame haar. ‘O, niets hoor…’ zegt Nyoman, ‘…behalve dan dat ik jarig ben – ik ben vandaag 10 jaar – én ik zoek een vrouw voor mijn vader, die is alleen ziet u – vandaag ook 10 jaar, maar ik kan er maar geen vinden.’ De vrouw steekt haar hand uit. Nyoman pakte de uitgestoken hand aan en staat op. Ze veegt haar tranen weg. ‘Kom, kind, ik breng je thuis. Het wordt al donker en je vader is vast ongerust over waar je blijft.’ zegt de vrouw. Nyoman haalt haar schouders op, ‘als u het denkt.’ De oude vrouw loopt met Nyoman mee naar haar huis.
Met haar wandelstok slaat de dame een paar keer stevig op de voordeur. Voetstappen stappen driftig naar de deur en deze zwaait open. ‘Wat moet dat hier?’ zegt de vader van Nyoman nors terwijl hij oog in oog staat met de oude dame. ‘Ik kwam uw dochter tegen, ik vond haar op de brug - één hoopje ellende - en dat op haar verjaardag.’ sprak de vrouw verwijtend. ‘Nou, dank u wel…naar binnen Nyoman,’ zegt hij streng terwijl hij elk oogcontact met zijn dochter vermijdt. Nyoman doet wat haar is opgedragen. ‘Zeg, heeft u al gegeten?’ vraagt de vrouw op vriendelijke toon. ‘Nee. Nyoman kookt altijd – maar ze was er niet,’ zegt hij chagrijnig. ‘Je kunt haar toch niet vragen te koken – ze is jarig.’ Vader haalt zijn 5
schouders op en kijkt schuldbewust naar de grond. ‘Vanavond zal ik voor jullie koken.’ Vader haalt nogmaals zijn schouders op, ‘zoals u wilt…’ en hij loopt terug naar binnen, de deur openlatend. ‘O, wat gezellig,’ roept Nyoman, ‘ik zal de tafel dekken, wat eten we?’ ‘Soep’ zegt de oude dame. Terwijl de oude dame begint aan de bereiding van de soep dekt Nyoman de tafel met vijf soepkommen en vijf lepels.
De oude vrouw doet het ene na het andere kruid in de pan en al snel vult het huis zich met een overheerlijke geur die de eetlust aanwakkert. Nyoman kan niet wachten om gezellig met het hele gezin aan tafel te dineren. ‘Zo, dat ruikt lekker!’ zegt Putu. ‘Nou inderdaad, het water loopt me in de mond…’ vult zijn broer Kadek hem aan. ‘Ga maar vast zitten, het eten is bijna klaar. Nyoman, kun jij me even helpen met het brood?’ zegt de oude vrouw. De broers rennen gretig op de tafel af, schuiven hun stoel naar achter en gaan zitten met de lepel in de aanslag om hun honger te stillen. Vader gaat ook aan tafel zitten terwijl Nyoman naar de oven loopt om het brood eruit te halen. De oude vrouw zet de pan met soep op tafel en Nyoman zet het heerlijk geurende brood op een plank ernaast. Dan voegen de oude vrouw en Nyoman zich bij de rest van het gezin. ‘Wie lust er een lekker kommetje soep?’ zegt de oude vrouw terwijl ze het deksel van de pan licht en er met de soeplepel stevig in roert. Alle tafelgenoten pakken hun kom met beide handen en verdringen zich om de pan. De vrouw schept ze één voor één vol en neemt zelf ook een kommetje. Beide broers vallen meteen aan zodra hun kommetje is geland. En ook vader geniet van de heerlijke soep. Nyoman kijkt tevreden naar de gevulde tafel en de etende mannen die nu hun lepels terzijde hebben gelegd en de kom aan hun mond. Ze slurpen de soep naar binnen. Zelf neemt Nyoman nu ook een paar lepels van de soep. Het smaakt werkelijk voortreffelijk, maar zo plotseling als het slurpgeluid was begonnen, zo hield het ook weer op. ‘Dat hebben ze snel opgegeten,’ denkt Nyoman nog. Als ze opkijkt van haar eigen kom ziet ze tot haar verbazing dat zowel haar broertjes als haar vader helemaal niet meer bewegen. Met de kommen - nog steeds stevig tegen de lippen gedrukt - staren ze in de verte. Hun ogen hol, er gaat niets meer achter schuil. De schrik slaat Nyoman om het hart. ‘Gefeliciteerd Nyoman…,’ zegt de oude vrouw en ze begint heel gemeen te lachen. De haren op de armen van Nyoman veren op terwijl ze kippenvel krijgt. ‘Pap? Putu? Kadek?’ vraagt Nyoman. Ze reageren geen van drieën. ‘Kommen neer!’ beveelt de oude vrouw. De mannen volgen haar bevel en plaatsen de kommen voor zich op de tafel. ‘Wie bent u?’ vraagt Nyoman. De donkerbruine haren van haar vader worden spierwit en zelfs zijn wenkbrauwen ontdoen zich van hun kleur. Het grijze haar van de vrouw verandert tegelijkertijd naar lichtbruin en veert op. Haar rimpels verdwijnen één voor één uit haar gezicht terwijl ze bij de 6
vader van Nyoman één voor één verschijnen. ‘U bent geen oude vrouw, u bent een feeks!’ roept Nyoman verbouwereerd. In plaats van een oude vrouw, zit er nu een prachtige jongedame tegenover haar aan tafel. De lach van deze vrouw is nog even gemeen als voorheen en een rilling gaat over Nyomans rug. Ze springt op, de stoel valt achter haar op de grond. Ze loopt naar haar broers en schudt ze aan hun schouders: ‘Putu! Kadek!’. De jongens reageren nergens op. Ze hebben hun ogen wijd open, maar het lijkt alsof ze slapen. Dan richt Nyoman al haar aandacht op haar vader. Ze schudt aan hem alsof haar leven ervan afhangt: ‘Pap! Pap wordt wakker!’ maar ook haar vader komt niet uit zijn trance. ‘Jongens, wees eens lieve zoons en breng jullie zusje naar haar bed,’ beveelt de feeks. De jongens staan op: ‘ja moeder, alles wat u wilt, moeder.’ ‘Ze is jullie moeder niet!’ zegt Nyoman boos, terwijl ze door haar broers bij haar armen wordt gepakt. ‘Laat me los! Waarom luisteren jullie naar die feeks?’ maar het mag niet baten. Ze slepen haar mee de keuken uit en haar slaapkamer in. ‘Luister nou toch!’ schreeuwt Nyoman nu. ‘Ze heeft jullie betoverd! Horen jullie me dan niet!’ Ze zetten haar op het bed, lopen de kamer uit en doen de deur dicht. De sleutel draait om. Nyoman zit opgesloten in haar kamer. Ze rent op haar deur af en slaat zo hard ze kan. ‘Laat me eruit! Laat me eruit!’ Dan stopt ze en legt haar oor te luister tegen de deur. Niets. Ze hoort helemaal niets. Ze begint weer tegen de deur te bonken. Ze begint te huilen van woede en een hele poos blijft ze op alle mogelijke manieren proberen de deur te openen, totdat ze zo moe is dat ze tegen de deur in slaap valt.
7