Een nieuwe impuls voor onderzoeksjournalistiek Kansen voor onderzoeksjournalistiek bij media in Nederland en Vlaanderen
Onderzoek/advies in opdracht van de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) Marjan Agerbeek Amsterdam, 1 mei 2011
Inhoud Inleiding .................................................................................................................... 3 H1. Het onderzoek .................................................................................................... 4 Respondenten ...................................................................................... 4 Vragenlijst ........................................................................................... 4 Achtergrond ........................................................................................ 5 Randvoorwaarden voor succesvolle onderzoeksjournalistiek ...................... 6 Interviews ........................................................................................... 8 H2. Gewenste ondersteuning .................................................................................. 9 Uitzendbureau ..................................................................................... 9 Datingbureau ..................................................................................... 10 Opleidingscentrum ............................................................................. 10 Adviesbureau ..................................................................................... 13 Informatiefabriek ............................................................................... 14 Verhalenfabriek.................................................................................. 14 PR & marketingbureau ........................................................................ 15 Fonds voor Onderzoeksjournalistiek ..................................................... 16 Prioriteit ........................................................................................... 17 Andere behoeften aan ondersteuning ................................................... 18 H 3. Impressie: de staat van de onderzoeksjournalistiek ................................... 19 Inleiding ........................................................................................... 19 Randvoorwaarden getoetst .................................................................. 19 H 4. Analyse van de onderzoeksresultaten .......................................................... 24 H5. Conclusie .......................................................................................................... 29 H6. Aanbevelingen.................................................................................................. 30 H7. Samenvatting ................................................................................................... 32 Bijlage 1. Vragenlijst .......................................................................... 33 Bijlage 2. Lijst geïnterviewden ............................................................. 39
© Beter Blaadje 2
Inleiding De onafhankelijke journalistiek in Nederland en Vlaanderen staat onder druk. De kranten- en tijdschriftenindustrie krimpt en consumenten maken door de komst van internet steeds vaker gebruik van niet -journalistieke informatiebronnen. Het leger voorlichters dat de onafhankelijke journalistiek poogt te beteugelen groeit, waardoor het journalisten meer tijd en moeite kost hun werk goed te doen . Het valt te vrezen dat als gevolg hiervan de onderzoeksjournalistiek, immers een relatief dure vorm van journalistiek, ook tanende is. Voor de Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ) is het stimuleren van onderzoeksjournalistiek dus belangrijker dan ooit. Daarom zoekt de VVOJ mogelijkheden om grote stappen te zetten in het stimuleren van onderzoeksjournalistiek, opdat er op zo kort mogelijke termijn meer onderzoeksjournalistieke producties worden gepubliceerd. Om erachter te komen wat de meest effectieve manier is om onderzoeksjournalistiek te ondersteunen, heeft de VVOJ Beter Blaadje gevraagd o m onderzoek te doen bij media. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag hoe onderzoeksjournalistiek het beste kan worden ondersteund, maar ook in welke mate resultaat mag worden verwacht. Dat is van belang omdat de VVOJ de optie om onderzoeksjournalistiek buiten de bestaande media te stimuleren, zeker niet uitsluit. Het is maar net waar de meeste mogelijkheden liggen. Voor een gedegen antwoord op de vraag hoe onderzoeksjournalistiek het beste kan worden ondersteund, zou eerst grondig onderzoek nodig zijn ge weest naar factoren die onderzoeksjournalistiek op redacties belemmeren . Dat is geen eenvoudige onderzoek omdat verwacht kan worden dat er op redacties niet systematisch wordt gereflecteerd op belemmeringen. Niet voor niets doen redacties het ontbreken van onderzoeksjournalistiek vaak af met 'geen tijd en geen geld'. Containerbegrippen die erop wijzen dat de oorzaak in ieder geval niet op redacties zelf wordt verwacht. VVOJ en Beter Blaadje hebben van dit fundamentele onderzoek afgezien om pragmatische redenen en gekozen voor een soort uitgebreid marktonderzoek. In gestandaardiseerde interviews is hoofdredacties simpelweg gevraagd wat zij nodig hebben om meer onderzoeksjournalistieke producties te kunnen publiceren. Bij wijze van controle zijn hun ook vragen gesteld over de staat van onderzoeksjournalistiek op hun redacties. Er zijn alleen redacties in dit onderzoek betrokken waarvan de indruk bestaat dat zij ervaring hebben met onderzoeksjournalistiek. Dit vanuit de gedachte dat op deze redacties een beter zicht is op kansen en belemmeringen dan op redacties waar (nog) geen onderzoeksjournalistiek plaatsvindt. En omdat ruimte maken voor meer onderzoeksjournalistiek op de eerste plaats een beleidsmatige en organisatorische aangelegenheid is, is ervoor gekozen om in dit stadium alleen met hoofdredacties te spreken. De opbouw van dit rapport is als volgt. In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet en het verloop van het onderzoek. Daarna worden de resultaten van de behoeftepeiling weergegeven, de kern van dit onderzoek. Hoofdstuk 3 gaat over de staat van de onderzoeksjournalistiek op redacties , een indicatief verhaal omdat dit onderwerp slechts als controle diende voor de opgegeven behoeften. In hoofdstuk 4 volgt de analyse: stemmen de opgegeven b ehoeften overeen met de belemmeringen en wat is de potentie voor onderzoeksjournalistiek? In hoofdstuk 5 wordt de conclusie weergegeven en in hoofdstuk 6 volgen de aanbevelingen.
© Beter Blaadje 3
H1. Het onderzoek Najaar 2010 heeft de VVOJ Beter Blaadje opdracht gegeven onderzoek te doen naar de mogelijkheden om onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen uit te breiden. In december van dat jaar is het onderzoek van start gegaan met het opstellen van een lijst van te ondervragen media en een gestandaardiseerde vragenlijst. Beide zijn tot stand gekomen in overleg met de VVOJ. De conceptvragenlijst is bovendien besproken met enkele (ex -) journalistiek managers.
Respondenten De media die aan het onderzoek hebben meegedaan zijn uitgekozen op grond van hun (vermoede) ervaring op het gebied van onderzoeksjournalistiek . De gedachte daarachter is dat het gemakkelijker is om onderzoek uit te breiden op redacties waar al een traditie in onderzoeksjournalistiek bestaat, dan om onderzoeksjournalistiek van de grond te tillen i n organisaties die daar geen of weinig ervaring in hebben. Bovendien is het op redacties met onderzoekservaring gemakkelijker vast te stellen wat de voetangels en klemmen zijn van onderzoeksjournalistiek. Radio- en tv-programma's die wel een onderzoekstraditie hebben maar volledig uit onderzoeksjournalistiek bestaan, zijn buiten het onderzoek gehouden. Deze hebben immers geen uitbreidingsmogelijkheden. Bij de audiovisuele media zijn alleen de grote televisienieuwsredacties in het onderzoek betrokken, waarva n enkele ook radio verzorgen. Speciale vermelding vergt hier het VRT Nieuws , dat wel in het onderzoek is opgenomen. De VRT heeft een tamelijk strikte scheiding tussen nieuws en duidingsprogramma's waarin onderzoek plaatsvindt. De hoofdredacteur v an het VRT Nieuws stuurt ook de duidingsprogramma's aan, zoals ook blijkt uit het gespreksverslag dat als bijlage is opgenomen. De duidingsprogrmma's vallen echter in de categorie media die buiten dit onderzoek valt, omdat hier geen uitbreiding mogelijk is. In dit rapport zijn de duidingsprogramma's van VRT dus buiten beschouwing gelaten. In de respondentenlijst is gezocht naar een evenwichtige samenstelling op basis van type medium, geografische ligging en de omvang van redacties. Dat is zeker niet volledig gelukt: het totaal aantal respondenten (uiteindelijk 23 media) is te klein voor een correcte afspiegeling. Maar de uiteindelijke lijst is gespreid genoeg voor het doel van dit onderzoek. De volledige lijst van respondenten is in dit rapport opgenomen als Bijlage 3.
Vragenlijst De vragenlijst bestond uit twee delen. In het eerste deel wordt gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot onderzoeksjournalistiek op de redactie. Deze vragen zijn bedoeld om de potentie voor meer onderzoeksjournalistiek i n kaart te brengen en om een idee te krijgen van belemmeringen. Naar die belemmeringen is niet altijd rechtstreeks gevraagd om discussie of iets een belemmering is of niet te vermijden. Zo diende de vraag 'Kunt u beschrijven hoe op uw redactie een besluit wordt genomen om een kwestie echt uit te zoeken?' om na te gaan of er sprake was van concreet beleid en/of van een heldere organisatie van onderzoeksjournalistiek. En de vraag 'Hoeveel onderzoeksprojecten zi jn in 2010 wel gestart, maar vóór publicatie gestaakt?' was mede bedoeld om zicht te krijgen op de aanwezigheid van risico- en timemanagement. In het tweede deel van de vragenlijst kregen respondenten een achttal verzonnen instituties voorgelegd die mogelijk van nut zouden kunnen zijn bij het versterken van onderzoeksjournalistiek op de redactie (het Uitzendbureau, het Datingbureau,
© Beter Blaadje 4
het Opleidingscentrum, het Adviesbureau, de Informatiefabriek, de Verhalenfabriek, het PR&marketingbureau en het Fonds). Vraag aan de respondenten was welke van deze instituties een bijdrage zouden kunnen leveren aan het stimuleren van onderzoeksjournalistiek op hun redactie, waarom, welke nieuwe problemen het gebruik van zo'n instelling met zich mee zou kunnen brengen en onder welke financiële voorwaarden de instelling gebruikt zou kunnen worden. De bedoeling van deze vragen was om zicht te krijgen op welke (combinaties van) aspecten redacties hulp zouden kunnen gebruiken. De complete vragenlijst is in dit rapport opgenomen als Bijlage 1.
Achtergrond Bij het opstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van de brede definitie van onderzoeksjournalistiek zoals die door de VVOJ wordt gehanteerd. Deze definitie luidt: 'Onderzoeksjournalistiek is kritische en diepgravende journalistiek. Kritisch wil zeggen dat de journalistiek niet slechts fungeert als doorgeefluik van 'nieuws' dat er al was, maar dat nieuws wordt gemaakt dat er zonder dat journalistieke ingrijpen niet zou zijn geweest. Diepgravend wil zeggen dat substantiële eigen journalistieke inspanning is verricht, hetzij in kwantitatieve zin, hetzij in kwalitatieve zin, hetzij een combinatie daarvan. Hierbinnen onderscheidt de VVOJ drie soorten onderzoeksjournalistiek, die elkaar kunnen overlappen. - schandalen blootleggen (onthullingsjournalistiek) - toetsing van beleid en functioneren van de overheid, bedrijven en andere organisaties - signaleren van (sociale, politieke, psychosociale, financiële enz. ) trends'
Omdat deze wat lijvige definitie niet zo praktisch is om in een gesprek te gebruiken is deze in de vragenlijst verkort tot:
Onder onderzoeksjournalistiek verstaan we niet alleen de grote en risicovolle 'muckraking' verhalen of databaseonderzoeken, maar ook kleinere onderzoeken die elk medium kan doen. Kenmerkend voor onderzoeksjournalistiek in deze brede zin zijn de doelstelling (zaken aan het licht brengen die anders verborgen blijven) en de organisatorische complexiteit (ze vragen meer van een redactie dan het reguliere, dagelijkse werk.) Voor het opstellen van het eerste deel van de vragenlijst wa ren criteria nodig die bepalen of redacties optimale voorwaarden hebben geschapen voor onderzoeksjournalistiek, bij wijze van ijkinginstrument. Voor zover bekend bestaat deze kennis echter niet, zijn dergelijke criteria nooit eerder geformuleerd en getoetst. Om in deze lacune te voorzien is in dit onderzoek gebruik gemaakt van empirisch materiaal uit twee VVOJ rapporten . Het gaat om Investigative Journalism in Europe (ed. Dick van Eijk, VVOJ 2005) en Onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen (VVOJ 2002, Lieven Desmet, Marc Ernst, Bram Vermeer, José van Vonderen). In Investigative Journalism in Europe worden op basis van ervaringen in diverse Europese landen zes niveaus onderscheiden in de manier waarop onderzoeksjournalistiek op redacties is georganiseerd. Deze zes niveaus lopen op van geen tot volledige ondersteuning van onderzoeksjournalistiek door het redactiemanagement.
© Beter Blaadje 5
1. Het redactiemanagement frustreert onderzoeksjournalistiek. Verslaggevers krijgen geen tijd om onderzoek te doen. Zelfs als zij het onderzo ek in eigen tijd uitvoeren worden ze tegengewerkt door hun chefs. Hun werk wordt niet gepubliceerd of krijgt een klein hoekje drie hoog achter. 2. Het redactiemanagement tolereert onderzoeksjournalistiek. Verslaggevers krijgen geen tijd voor onderzoek, maar als ze het in eigen tijd doen wordt het wel gepubliceerd. 3. Het redactiemanagement ondersteunt onderzoeksjournalistiek. Desgevraagd geven chefs verslaggevers incidenteel tijd om onderzoek te doen. Als de resultaten goed zijn, wat wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de verslaggevers, worden ze prominent gepubliceerd. 4. De redactie heeft enige vorm van beleid op het gebied van onderzoeksjournalistiek. De hoofdredactie heeft een aantal redacteuren (min of meer) vrijgesteld voor onderzoekjournalistiek. Het succes van onderzoeksjournalistiek wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de verslaggevers, niet van hun chef of de hoofdredactie. 5. De redactie heeft beleid op het gebied van onderzoeksjournalistiek. Een of meer chefs zijn er verantwoordelijk voor dat er (goed) onderzoek wordt gedaan door een onderzoeksteam of door een aantal vrijgesteld onderzoekjournalisten. Verslaggevers die niet tot de 'uitverkorenen' behoren, kunnen geen onderzoek doen. De hoofdredactie is niet bij de uitvoering betrokken, zij neemt alleen verantwoordelijkheid voor het faciliteren van onderzoek. 6. De redactie heeft beleid op het gebied van onderzoeksjournalistiek. Dit beleid impliceert dat elke redacteur die een goed onderwerp heeft, in principe onderzoek kan doen. Dat vergt veel flexibiliteit van een organisatie, prioriteitstelling en een goede planning, want het reguliere werk moet doorgaan. De hoofdredactie beslist wie onderzoek doet, met wie, wanneer en waarnaar en zorgt ervoor dat de redactieorganisatie daarop wordt afgestemd. Onderzoeksjournalistiek wordt gezien als een verantwoordelijkheid van de gehele redactie en iedereen neemt daar vanuit zijn eigen rol ook verantwoordelijkheid in . In het rapport Onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen komen nog talloze andere criteria voor goede onderzoeksjournalistiek aan bod. Om voor dit rapport toch over een ijkingsinstrument te beschikken, is op basis van deze twee rapporten een lijst randvoorwaarden voor succesvolle onderzoeksjournalistiek gedestilleerd.
Randvoorwaarden voor succesvolle onderzoeksjournalistiek 1. Onderzoeksjournalistiek moet zijn vastgelegd in het beleid van het medium, zodat het een legitiem onderdeel vormt van de redactionele werkzaamheden en de eindverantwoordelijkheid bij de hoofdredactie ligt. Als in dat beleid ook de output is geformuleerd, bij voorbeeld in termen van onderwerpen en aantallen onderzoeksproducties per jaar, is het mogelijk het beleid te evalueren en bij te stellen. 2. De redactieorganisatie moet aansluiten bij het vastgestelde beleid. Dat betekent dat er richtlijnen en gezamenlijke afspraken nodig zijn over capaciteit, begeleiding, taakverdeling, onderwerpkeuze, type onderzoek, opleiding, eindredactie, publicatieruimte etc. Zo is voor iedereen duidelijk dat onderzoeksjournalistiek een zaak is van de gehele redactie en niet alleen van de handvol verslaggevers die daadwerkelijk met een onderzoek bezig is.
© Beter Blaadje 6
3. Onderzoeksjournalistiek is teamwerk , zeker als het om complexere onderzoeken gaat. Soms is het nodig om meerdere journalisten op een onderwerp te zetten, zodat kwaliteiten worden gebundeld. Een coördinator is nodig om met de journalist(en) te sparren, tips te geven, blindstaren te vermijden, de inhoudelijke planning en de tijdsplanning te bewaken en om de publicatie van het project te coördineren. Een eindredacteur is (vaak al tijdens het proces) nodig om de verslaggever te helpen een goed lopend stuk/item te maken en geen opstapeling van feiten. Ook beeldredactie en vormgeving kunnen doo r al tijdens het onderzoeksproces mee te denken helpen een publicatievorm tot stand te brengen die recht doet aan de inspanningen. Vooraf moet duidelijk zijn wie er in het 'team' zitten en wie voor welk onderdeel verantwoordelijk is. 4. De keuze voor een onderwerp moet zeer zorgvuldig plaatsvinden en tijdens een onderzoeksproject voortdurend worden geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Een onderwerp is goed als: - het past bij het beleid van het medium (en er dus draagvlak voor is bij de hoofdredactie en op de redactievloer) - uit (kort) vooronderzoek is gebleken dat de uitkomst zeer waarschijnlijk de moeite waard is - er een heldere vraagstelling uit te destilleren is die liefst stapsgewijs beantwoord kan worden, zodat er verschillende momenten zijn om te beslissen het project te staken of te publiceren - er een realistische tijdsplanning is gemaakt die in verhouding staat tot de verwachte opbrengst - het aansluit bij kennis, vaardigheden en netwerk van de betrokken verslaggever(s) 5. De tijd en capaciteit die worden vrijgemaakt voor het onderzoek moeten het project haalbaar maken, waarbij 'haalbaar' mede is ingegeven door de kennis en vaardigheden van de verslaggever. 6. De kennis en vaardigheden van alle betrokkenen moeten aansluiten bij wat er nodig is om het project tot een goed einde te brengen. Dat betekent dat: - De verslaggever(s) beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en netwerk en om het onderwerp 'aan te kunnen' en/of kunnen een beroep doen op collega's of externe diensten die hen hierbij kunnen assisteren. - De begeleider/coördinator kennis heeft van het werkterrein van de verslaggever, beschikt over goede onderzoeksvaardigheden, geschikt is als coach en de kwaliteiten en bevoegdheden heeft om kantoorpolitieke hobbels te slechten bij problemen, of als het publicatiestadium is bereikt. - De eindredacteur niet alleen de puntjes op de i zet, maar in staat is de verslaggever te helpen bij het goed presenteren van zijn (complexe) verhaal, zowel in tekst als beeld. 7. Een onderzoeksproject moet de aandacht krijgen die het verdient, bij (potentiële) lezers/kijkers/luisteraars, beleidsmakers en andere betrokkenen. Nu zal het zo zijn dat relevante uitkomsten 'zichzelf verkopen', zowel maatschappelijk als commercieel. Maar dat neemt niet weg dat het waardevol is om dit effect zeker te stellen en zo mogelijk uit te buiten. De concurrentie is groot en mediaconsumenten
© Beter Blaadje 7
hebben het druk. Om optimale aandacht te genereren is een communicatieplan nodig, waarbij bijvoorbeeld andere media zijn betrokken. Maar ook technieken uit de voorlichting en de marketing hoeven niet te worden geschuwd. Een uitgeefplan kan helpen de commerciële mogelijkheden van een onderzoeksproject te benutten. Overigens is hier niet bedoeld dat dit omvangrijke documenten moeten zijn, een eenvoudig lijstje met 'wat gaan we doen' en 'wie doet wat' is vaak al genoeg. 8. De inhoud van een medium verdient natuurlijk altijd evaluatie en bijstelling , maar als het om onderdelen gaat waar geen traditie in is en die niet aansluiten bij de traditionele indeling van journalisten naar portefeuilles, geldt dat des te meer. Zonder bijstelling van processen en doelstellingen is de kans op mislukking immers een stuk groter. De evaluatie van onderzoeksjournalistiek is nodig op twee niveaus: dat van het afzonderlijke project en op beleidsniveau. Grofweg gaat het steeds om een vraag: Is eruit gekomen wat we vooraf als verwachting hadden geformuleerd? Zo ja, wat hebben we goed gedaan en doen we een volgende keer weer? Zo nee, waarom niet en wat kunnen we een volgende keer daaraan doen?
Interviews In de maanden januari en februari 2011 zijn alle 23 uitgekozen media bezocht. Geen van hen heeft medewerking geweigerd en op één geval na is gesproken met een lid van de hoofdredactie. De gesprekken duurden ee n uur tot anderhalf uur, met een enkele uitschieter naar twee uur. In veel gevallen was de medewerking zeer van harte en in een aantal gevallen zelfs ronduit enthousiast. De respondenten kregen een week voor de afspraak de vragenlijst toegestuurd, met het verzoek deze vast door te nemen en eventueel alvast deels in te vullen. Dit vanwege de verwachting dat de respondenten tijd nodig zouden hebben om na te denken over de soms toch wel complexe vragen of om de gevraagde gegevens te verzamelen. Bovendien was bij de toetsing van de vragenlijst vooraf al gebleken dat hij aan de lange kant is. Met een beetje voorbereiding zou de kans op afronding binnen de gestelde tijd groter zijn. Een flink deel van de managers had inderdaad de tijd genomen om de vragenlijst vast door te nemen. Desondanks bleek de vrees dat de vragenlijst soms wat complex en wat lang zou kunnen zijn, terecht. Het gevolg daarvan is dat een deel van de vragen vaak niet is beantwoord. Met name de vervolgvragen in het tweede deel van de vragenlijst bleken voor veel managers teveel gevraagd. Maar ook een paar getalsmatige vragen in het eerste deel konden niet alle respondenten beantwoorden.
© Beter Blaadje 8
H2. Gewenste ondersteuning De respondenten hebben acht vormen van ondersteuning bij onderzoeksjournalistiek voorgelegd gekregen, in termen van verzonnen instituties. Deze waren mede bedoeld om de fantasie van de managers te prikkelen, zodat er een zo volledig mogelijk beeld zou ontstaan van de mogelijkheden om redacties bij het doen van onderzoek te ondersteunen. Aan het einde van de lijst is de respondenten gevraagd om prioriteiten te stellen: welke vorm van ondersteuning zal voor hen het meeste opleveren? Hieronder worden per institutie de reacties van de respondenten besproken. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de prioriteiten van respondenten.
Uitzendbureau In de vragenlijst is het Uitzendbureau als volgt beschreven:
Het Uitzendbureau helpt u personele problemen op te lossen die kunnen ontstaan als u aan meer onderzoeksjournalistiek wilt gaan doen. Het bureau levert gekwalificeerde tijdelijke krachten voor de duur van een onderzoeksp roject. Het uitzendbureau kan in drie typen medewerkers bemiddelen: A. Vervangende verslaggevers die het werk kunnen overnemen van verslaggevers die tijdelijk worden vrijgesteld om een onderzoek te doen. B. Ervaren onderzoeksjournalisten die tijdelijk bij u op de redactie komen werken om al dan niet samen met uw verslaggevers onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp, onder leiding van een van uw chefs. C. Ervaren managers van onderzoeksprojecten die de verslaggevers begeleiden die aan een onderzoek werken. Vier media geven aan (wellicht) gebruik te willen maken van een instantie die vervangende verslaggevers verzorgt als de eigen redacteuren aan een onderzoeksproject werken. Probleem daarbij is wel dat die verslaggevers direct inzetbaar moeten zijn, dat wil zeggen zonder noemenswaardige interne opleiding . Dat betekent niet alleen dat zij de werkwijze van een medium moeten kennen, maar ook de tone of voice moeten beheersen. Een respondent stelde geen gebruik te zullen maken van een uitzendbureau voor de vervanging van verslaggevers omdat er een vertrouwensrelatie met zo iemand nodig is. De meeste redacties slagen er goed in om zelf vervangers aan te trekken als die nodig zijn. Vele hebben een pool met vast e invallers die het reilen en zeilen op de redactie kennen. Als er geen vervangers worden aangesteld terwijl die wel nodig zijn om een redacteur die met een onderzoeksproject bezig is te vernagen, is dat geen direct gevolg van gebrek aan geld, aldus diverse respondenten. 'Geld is geen belemmering, het is een kwestie van prioriteiten stellen' aldus een van de hoofdredacteuren. Zes media zouden gebaat zijn met de tijdelijke ondersteuning door ervaren onderzoeksjournalisten, vooral als zij inhoudelijk gespecialiseerd zijn op bepaalde terreinen. Sommige respo ndenten verwachten dat deze journalisten niet alleen kennis maar ook enthousiasme voor onderzoek aan de redactie toevoegen. Een van de respondenten meent dat de in te huren onderzoeksjournalist uit eigen land afkomstig moet zijn, vanwege de grote cultuurverschillen tussen de Vlaamse en Nederlandse journalistiek. Een andere respondent geeft aan dat het niet per se om onderzoeksjournalisten hoeft te gaan, dat wetenschappers in bepaalde omstandigheden zeker ook de gewenste expertise kunnen inbrengen. Sommige media die geen behoefte hebben aan deze vorm van ondersteuning zeggen dat ze het belangrijk vinden dat de redactie zelf onderzoekservaring opdoet.
© Beter Blaadje 9
Daarnaast speelt de vrees dat concurrenten via de tijdelijke kracht iets over het onderzoek te weten zouden kunnen komen. Vier media geven aan gebruik te willen maken van tijdelijke onderzoekscoördinatoren. Ze verwachten van deze krachten vooral een coachende rol. Een van de respondenten merkt op dat 'tijdelijk' als behoorlijk langdurig moet worden opgevat, namelijk minimaal een jaar. Anders is de tijd om kennis en vaardigheden over te brengen op de zittende redacteuren te kort. De respondenten die geen behoefte zeiden te hebben aan onderzoekscoördinatoren, gaven aan dat er genoeg anderen zijn die deze r ol kunnen vervullen als het nodig is. Anderen waren van mening dat het coördineren van onderzoek een beetje overdreven is, dat het vooral de onderzoeksjournalisten zij n die hun werk goed moeten doen en dat er altijd mensen zijn met wie ze kunnen sparren.
Datingbureau In de vragenlijst is het Datingbureau als volgt beschreven:
Het Datingbureau stimuleert samenwerking tussen journalisten van verschillende, niet concurrerende media. Het bureau gaat op verzoek van een medium op zoek naar journalisten bij andere media om mee samen te werken. Door gezamenlijk onderzoeksprojecten uit te voeren worden kennis en krachten gebundeld en neemt de kans op succes toe. Ook de impact van de resultaten is groter door gelijktijdige publicatie. Het bureau stelt betrouwbaarheid voorop en werkt alleen met media/verslaggevers die respectvol omgaan met het onderwerp van een ander. Zes media geven aan hulp te kunnen gebruiken bij het opzetten van (internationale) samenwerking met andere media bij de opzet en publicatie van onderzoek. Een van de respondenten zegt dat de redactie dat natuurlijk ook wel zelf kan, maar dat het veel tijd kost en er daardoor niet van komt. Anderen wijzen op het belang van goede afspraken op het gebied van redactionele onafhankelijkheid, aansprakelijkheid en kostendeling en dat het moet 'klikken' met de samenwerkingspartner. Een deel van de media dat geen behoefte heeft aan bemiddeling gaf aan samenwerking wel belangrijk te vinden, maar dat zelf te willen doen. Sommigen doen dat ook. Bij anderen gebeurt het in de praktijk niet omdat het veel tijd kost. De oplossing is het onderwerp hoger op de prioriteitenlijst te zetten, aldus deze respondenten. Een respondent waarschuwt voor bureaucratie: als een derde partij de samenwerking tussen twee media aanstuurt k ost dat meer energie dan als die twee onderling hun zaken regelen. Enkele respondenten menen dat samenwerking geen haalbare optie is, omdat onderzoek juist is bedoeld om je te profileren ten opzichte van concurrenten. Eén respondent heeft slechte ervaringen en ziet er daarom niets in. 'Als je samenwerkt met een tv-programma laten ze je het werk doen of jatten ze je onderwerp. Anderen willen niet samenwerken omdat ze op je neer kijken.'
Opleidingscentrum In de vragenlijst is het Opleidingscentrum als volgt beschreven:
Het Opleidingscentrum leidt journalisten op in onderzoeksvaardigheden en traint redactionele managers in het begeleiden van onderzoeksprojecten. Het opleidingscentrum heeft twee afdelingen. Afdeling A: cursussen en workshops Deze afdeling organiseert op verschillende plaatsen in het land cursussen voor journalisten van diverse media, met de bedoeling de onderzoeksvaardigheden van
© Beter Blaadje 10
journalisten en de aansturing van onderzoeksjournalistieke projecten te helpen verbeteren. Afdeling B: training on the job Deze afdeling geeft in company cursussen in onderzoeksvaardigheden en het managen van onderzoeksjournalistieke projecten. Op één na hebben alle respondenten behoefte aan opleidingen om meer en betere onderzoeksjournalistiek te kunnen bedrijven. De kennis en vaardigheden van redacteuren schieten op sommige vlakken te kort. 'Een opleidingsinstituut voor de gevorderde journalist is een gat in de markt', aldus een van de respondenten. 'Maar de cursussen moeten wel van zeer hoog niveau zijn en dat is niet gemakkelij k: de media-academie heeft het ook niet gered.' Een respondent vindt dat cursussen ook eraan bijdragen dat onderzoeksjournalistiek op de agenda blijft staan, zodat de aandacht ervoor niet verwatert. Sommigen redacties maken al wel gebruik van cursussen op het gebied van onderzoeksjournalistiek, maar ze hebben vaak moeite om goede trainers en trainingen te vinden: het niveau is vaak te laag en/of de cursus beklijft niet. Sommigen vinden dat bestaande cursusinstanties te weinig moeite doen om cursussen aan de man te brengen, waardoor ze al voorbij zijn voordat je er als redactie erg in hebt. Een enkeling meent dat cursussen te vaak in de Randstad worden gehouden, waardoor er voor redacteuren een afstandsdrempel ontstaat om zich in te schrijven. Elf respondenten hebben behoefte aan zowel in company trainingen als in trainingen die ook voor andere media toegankelijk zijn. Op twee redacties is alleen behoefte aan algemeen toegankelijke cursussen, vanuit het idee dat het een meerwaarde oplevert als redacteuren horen hoe zaken op andere redacties eraan toe gaan. Op zeven redacties is juist een sterke voorkeur voor in company trainingen. Vanuit de gedachte dat de training dan gecombineerd kan worden met een coachingstraject, omdat de inhoud van de cursus dan op maat kan worden gemaakt of omdat de respondent verwacht dat de cursus dan effectiever is. Sommigen hebben slechte ervaringen met cursussen in onderzoeksvaardigheden. 'Ambachtelijke trainingen beklijven niet', aldus een van de respondenten. Er zijn trainingen nodig die niet alleen op het overbrengen van kennis maar ook op het toepassen van kennis gericht zijn. Negen respondenten zeggen behoefte te hebben aan coaching, oftewel externe begeleiding van redacteuren die aan een onderzoeksproject werken. De redacties hebben behoefte aan drie soorten opleidingen: basisvaardigheden, trainingen in onderzoeksvaardigheden en opleiding en in specialistische kennis. Basisvaardigheden. Dit zijn trainingen die te maken hebben met de werkhouding van (gevorderde) journalisten en het kunnen toepassen van essentiële journalistieke kennis en vaardigheden in uiteenlopende situaties. Te denken valt aan het scheiden van hoofd- en bijzaken, niet vooringenomen zijn, analytisch denken, kritisch zijn, de weg vinden in een (overheids)organisatie, de waarheid willen weten, netwerken, goed luisteren, argumenteren, de juiste vragen stellen, planmatig te werk gaan etcetera. De zes redacties die aangeven behoefte te hebben aan dit type trainingen hebben vaak geen traditie in onderzoeksjournalistiek maar willen die wel graag opbouwen. Of ze hebben veel jonge verslaggevers met onderzoeksaspiraties in dienst. Training in onderzoeksvaardigheden. Dit is het meest gevraagde type opleiding; 17 redacties vragen erom. De onderwerpen waarin scholing is gewenst lopen uiteen. Veel genoemd is zoeken op internet, datajournalistiek (beheersen van Excel, Access, Spss), zoeken in databanken, kennis van informatievindplaatsen, de
© Beter Blaadje 11
organisatie van een onderzoeksproject, complexe inhoud toegankelijk opschrijven , het aansturen van een onderzoeksproject, nieuwe publicatiemogelijkheden voor onderzoek, Wet Openbaarheid van Bestuur, werken met de verborgen camera, etcetera. Opleiding in gespecialiseerde kennis. Vier redacties zeggen behoefte te hebben aan opleidingen in specifieke kennis. Vaak genoemd werden economische en financiële kennis zoals jaarverslagen kunnen doorgronden, hoe werken multinationals, hoe zitten verzekeringen en verzekeringsmaatschappijen in elkaar. Maar ook werd spontaan staatsinrichting voor gevorderden genoemd (wat doen gemeentelijke, provinciale en landelijke overheden en zbo's precies). Op één na laten alle redacties weten op dit moment voldoende budget te hebben voor opleidingen. In Vlaanderen steunt de overheid opleidingen in de media bovendien door deze voor 60 procent te subsidi ëren. De respondenten laten weten dat de budgetten wel snel op gaan als er goede cursussen (te vinden) zouden zijn, want de budgetten zijn niet hoog. In sommige uitgeversconcerns hebben redacties geen vrije keuze in de aankoop van opleidingen. Er zijn bedrijfsbrede opleidingsafdelingen (meestal 'Academy' genoemd) die cursuswensen inventariseren en omzetten in een aanbod, waaruit redacties dan kunnen kiezen. Dit heeft ondermeer te maken met efficiency, maar ook met het gecoördineerd kunnen aanvragen van subsidies. Geen van de respondenten was tijdens de gesprekken kritisch over deze werkwijze, maar uit de grote behoefte aan cursussen die zij aangeven moet de conclusie worden getrokken dat het concernaanbod op dit moment niet afdoende is. Hoofdredacties gaan heel verschillend om met scholingsbehoeften. Sommigen zien scholing als een verantwoordelijkheid van de redacteuren zelf . Zij verwachten dat redacteuren met scholingswensen bij hen aankloppen , en dat de hoofdredactie vervolgens beslist of dat , afhankelijk van tijd, geld en 'gunfactor', wordt toegestaan. De rol van de hoofdredactie is stimulerend: zij attenderen redacteuren op cursussen of workshops die worden aangeboden en die zij nuttig vinden. Deze hoofdredacteuren zien ook veel in cursussen die verslagg evers stimuleren en enthousiasmeren om aan onderzoek te doen. Deze werkwijze past in een redactiecultuur die de waan van de dag vooropstelt en geen eigen (lange termijn) prioriteiten stelt. De respondenten die in deze cultuur werken geven aan dat zij eigenlijk van redacteuren verwachten dat zij het bezoeken van een cursus ondergeschikt maken aan plotselinge (capaciteit)problemen op het werk. En dat zij het wel begrijpelijk vinden dat een redacteur een cursus laat zitten als dat ene belangrijke interview all een op die dag te arrangeren is. De oplossing die zij daarvoor zien is dat cursussen vaker worden aangeboden, zodat een redacteur 'in de herkansing' kan. Aan de andere kant van het spectrum staan de hoofdredacties die zelf de verantwoordelijkheid nemen voor het opleidingsniveau van de redactie en cursussen initiëren waaraan redacteuren min of meer verplicht worden om mee te doen. Dit is vaak het geval als de redactie een veranderingstraject d oormaakt dat diep ingrijpt in het dagelijkse werk. Deze hoofdredacties kiezen ook vaker voor in company trainingen omdat ze dan meer grip hebben op de situatie, er beter voor kunnen zorgen dat iedereen die dat nodig heeft de juiste opleiding krijgt. Op geen van de bezochte redacties bestaat een scholingsplan, laat staan dat er opleidingsplannen bestaan die zijn gekoppeld aan inhoudelijk beleid. Ook op redacties waar onderzoeksjournalistiek is aangewezen als speerpunt voor de komende jaren is niet vastgelegd welke lacunes er zijn in kennis en vaardigheden om dit te realiseren, en dus welke opleidingsbehoeften er zijn. Dit verklaart waarom
© Beter Blaadje 12
de meeste respondenten niet heel concreet konden aangeven aan welke trainingen er precies behoefte is.
Adviesbureau In de vragenlijst is het Adviesbureau als volgt beschreven:
Het Adviesbureau onderzoekt specifieke vragen die u heeft ten aanzien van het opzetten, uitvoeren en publiceren van journalistiek onderzoek, of het nu om een afzonderlijk onderzoek gaat of om een visie voor de langere termijn. Afhankelijk van de complexiteit van de vraag adviseert het Adviesbureau direct telefonisch, of nadat er een onderzoek (literatuur/bij u op de redactie etc) heeft plaatsgevonden. Het adviesbureau kan u op drie terreinen advis eren. A: Organisatieadvies Voor al uw vragen over het organiseren van een journalistiek onderzoek. Hoeveel mensen moeten erop worden gezet, hoe bepaal je wie het onderzoek mogen doen, wat doe je met collega's die tijdelijk harder moeten werken, hoe zorg j e ervoor dat het gewone werk doorgaat, hoe moet het project worden aangestuurd? Desgevraagd kan dit bureau ook een bij uw wensen passend organisatiemodel te ontwikkelen waarin onderzoeksjournalistiek een vaste plaats heeft. B: Journalistiek advies Voor al uw vragen over het opzetten van een journalistiek onderzoek. Hoe zorg je voor goede ideeën? Hoe weet je of je een goed onderwerp te pakken hebt? Hoe richt je het onderzoek in, welke vragen moeten worden beantwoord, hoe kom je aan de juiste bronnen, hoe zorg je ervoor dat er altijd iets publicabels uitkomt? Etc. Daarnaast helpt dit bureau u de onderzoeksresultaten zo impactvol mogelijk te presenteren en publiceren. Alles in één keer of in delen? In welke media? Welk beeld is het best, kunnen er (bewegende) graphics bij, welk geluids- en videomateriaal gebruiken we, wat wordt de toonzetting etc. C: Commercieel advies Adviezen gericht op geld verdienen met uw journalistieke onderzoek. Hoe zijn adverteerders te interesseren, welke spin -off is denkbaar, hoe pak je de marketing van het onderzoek aan etc. Veel hoofdredacties reageren afwijzend en in sommige gevallen zelfs met een zekere weerstand op de gedachte de hulp van externe adviseurs in te roepen. Ze zeggen geen advies nodig te hebben, ze weten hoe problemen kunnen worden opgelost. 'Je wilt je problemen zelf oplossen, je wilt geen betutteling' aldus een van de respondenten. Ook speelt de vrees voor concurrentie: 'Je gaat je problemen niet bespreken met iemand die ook voor andere media werkt'. Slechts twee respondenten geven aan behoefte te hebben aan organisatieadvies . Het gaat in beide gevallen om advies over het implementeren van onderzoeksjournalistiek in de totale redactieorganisatie. (Onderzoeks)journalistiek advies wordt door acht hoofdredacties nuttig gevonden. De meeste denken dan aan een vrijblijvende vorm, waarbij ze met een deskundige, bij voorkeur telefonisch, kunnen sparren over een bepaald probleem. Op sommige redacties is behoefte aan sparren over juridische problemen, op andere juist niet omdat daarvoor al een centrale voorziening is in het uitgeefconcern. Verder staan zeven hoofdredacties open voor commercieel advies. Ook hier gaat het om een vrijblijvende vorm: 'Goede ideeën zijn altijd welkom'. Een respondent die geen behoefte heeft aan advies: 'We twitteren zelf wel wat'.
© Beter Blaadje 13
Informatiefabriek In de vragenlijst is de Informatiefabriek als volgt beschreven:
De Informatiefabriek verzamelt op eigen initiatief en op verzoek al dan niet openbare documenten en feiten van overheden, bedrijven en andere organisaties en ontsluit deze voor journalisten, zodat zij gemakkelijker onderzoeksverhalen kunnen publiceren. De Informatiefabriek genereert ook onderzoeksideeën uit de verzamelde informatie en verspreidt deze onder media. Indien nodig worden er WOB-zaken gevoerd en er wordt gelobbyd om het lekken van informatie naar de Informatiefabriek te stimuleren. Ook klokkenluiders kunnen bij de Informatiefabriek terecht. Alhoewel veel respondenten even moet en wennen aan het idee van een externe researchinstelling, blijkt er wel behoorlijke belangstelling voor te bestaan. Twaalf redacties zeggen hulp te kunnen gebruiken bij het (door)zoeken van gespecialiseerde bronnen, ondermeer in het buitenland of bij het doen van WOBverzoeken. Sommigen zeggen vooral geïnteresseerd te zijn in een researchinstelling die op eigen initiatief zelf dingen uitzoekt en dan als halffabrikaat aan redacties aanbiedt. Anderen willen dat juist niet omdat ze die informatie niet zouden vertrouwen en zijn juist alleen maar geïnteresseerd in research op verzoek. Een respondent ziet in een researchinstantie een mogelijkheid om orde te scheppen in de contante stroom van (te) breed georiënteerde onderzoeksideeën op de redactie. Vooral de gedachte dat zo'n researchinstelling databaseresearch zou kunnen uitvoeren, spreekt aan. Veel hoofdredacties zien 'datajournalistiek' als een belangrijke nieuwe journalistieke vaardigheid, die de redactie zich op korte termijn eigen zou moeten maken. Overigens hebben de meeste respondenten geen concrete gedachten over wat voor verhalen die da tajournalistiek zou moeten opleveren. Diverse respondenten geven aan dat de betrouwbaarheid van de Informatiefa briek een van de sleutels is voor het welslagen. Er zou een werkwijze moeten worden gevonden waarbij een redactie niet opdraait voor de (juridische) problemen die ontstaan als de Informatiefabriek onjuiste informatie heeft verschaft. Een tweede belangrijk punt is exclusiviteit en vertrouwen. Een redactie moet erva n op aan kunnen dat concurrenten niet weten waar een redactie mee bezig is, en ook geen informatie doorgespeeld krijgen die in opdracht van een ander medium is opgespoord. Sommige respondenten die geen behoefte hebben aan een Informatiefabriek laten weten research te beschouwen als iets dat zo verbonden is aan de (eigen) journalistiek dat het vreemd aanvoelt om die uit te besteden. Verder geeft een aantal respondenten van regionale en gespecialiseerde media aan dat zo'n informatiefabriek nooit de specialistische kennis kan opbouwen die voor hun medium noodzakelijk is.
Verhalenfabriek In de vragenlijst is de Verhalenfabriek als volgt beschreven:
De Verhalenfabriek produceert kant-en-klare onderzoeksverhalen. Er zijn doorgewinterde onderzoeksjournalisten in dienst. Desgewenst werken zij samen met verslaggevers van media, zodat deze de fijne kneepjes van het onderzoekswerk kunnen leren. De Verhalenfabriek heeft twee afdelingen. Afdeling A: gericht op bestaande media
© Beter Blaadje 14
Deze afdeling produceert op verzoek en op eigen initiatief onderzoeksverhalen voor bestaande media. Afhankelijk van de afspraken met een medium gaat het om exclusieve of ook voor diver se media beschikbare producties. Afdeling B: gericht op eigen media Deze afdeling produceert op eigen initiatief onderzoeksverhalen en publiceert deze in eigen media, met name online, met de bedoeling dat andere media dit overnemen of hieruit putten voor eigen publicaties. Het idee van een Verhalenfabriek roept tegengestelde reacties op. Sommige redacties zijn er heel uitgesproken over dat ze nooit gebruik zouden maken van zo'n instantie. Voor de een geldt het argument dat door uitbesteden de mogelijkheid om zelf onderzoekskennis op te bouwen verloren gaat. De ander wijst op de (niet goed af te dekken) risico's voor de betrouwbaarheid van de informatie. Een weer een ander wijst op het belang van persoonlijk contact met degene die een verhaal maakt: je neemt een verhaal af van iemand die je vertrouwt, niet van een instantie die ver van je af staat. Een simpel 'te duur' kon uit diverse monden worden opgetekend. Andere hoofdredacties omhelzen het idee, omdat ze dan wel de voordelen hebben van het publiceren van exclusief onderzoek, maar niet de inspanning hoeven te plegen die daarvoor nodig is in termen van organisatie, opleiding etc. Voorwaarde is dan wel dat het om exclusieve verhalen gaat met een hoge impact, geschreven in vorm en tone of voice van het afnem end medium, voor een redelijke prijs. Anderen stellen zich een vrijblijvende vorm voor, zodat zij kunnen shoppen: 'Als me een goed verhaal wordt aangeboden, waarom zou ik het dan niet kopen?' In totaal hebben vijf redacties belangstelling voor de Verhalenf abriek, in meerderheid zijn dit kleine redacties. Een Verhalenfabriek die zelf onderzoeksverhalen publiceert (afdeling B) levert bij de meeste respondenten schouderophalen op: als een fonds daar geld in wil steken moet ze dat vooral doen. Eén respondent zegt niet te zitten wachten op een concurrent erbij, maar het idee vanuit het behoud van onderzoeksjournalistiek gedacht , niet te willen afwijzen. Een ander noemt het de meest zuivere vorm van financiële steun aan onderzoeksjournalistiek. Dit omdat het niet interfereert met de belangen van uitgevers, of de huidige concurrentiepositie van media ten opzichte van elkaar aantast.
PR & marketingbureau In de vragenlijst is het PR & marketingbureau als volgt beschreven:
Het PR&marketingbureau verzorgt in uw opdracht de publiciteit rondom een onderzoek in uw medium. Er worden persberichten uitgestuurd naar andere media om uw onderzoek onder de aandacht te brengen en er worden deals gesloten met media die samen met u uw onderzoek willen publiceren zodat u meer impact realiseert. Het bureau heeft een website waarop korte samenvattingen en verwijzingen staan naar alle journalistieke onderzoeken die in Nederland en Vlaanderen worden gedaan. Het bureau plaatst advertenties over uw onderzoek en bedenkt specifieke campagnes die uw onderzoek - en daarmee uw medium - onder de aandacht van potentiële abonnees brengen. Etc. Slechts twee redacties hebben belangstelling voor het uitbesteden van pr en/of marketing activiteiten rondom onderzoeksprojecten aan een extern bureau. Een van de twee heeft daar al goede ervaringen mee en geeft aan eigenlijk goed uit de voeten te kunnen met de bestaande bureaus en geen behoefte te hebben aan een nieuwe instantie. De meeste andere respondenten zeggen de pr en marketing zelf te (moeten) kunnen doen, of in ieder geval de uitgever. Overigens gebeurt dat in de praktijk vaak niet of te weinig, aldus de respondenten. Het schiet er bij in of de
© Beter Blaadje 15
communicatie/marketingafdeling van de uitgeverij die het in hun takenpakket heeft, doet er te weinig mee. Het inschakelen van een extern bureau is in het laatste geval geen oplossing omdat dit de samenwerking zou bemoeilijken. Een enkeling is principieel tegen pr of marketing van onderzoeksprojecten. Als collega's het project oppikken omdat zij de uitkomst belangrijk vinden, is dat afdoende. 'Een onderzoeksproject is bedoeld om lezers te informeren en om -in geval van misstanden- betrokkenen op de vingers te tikken en te corrigeren. Niet om in Pauw&Witteman te komen.'
Fonds voor Onderzoeksjournalistiek In de vragenlijst is het Fonds als volgt beschreven:
Het Fonds voor onderzoeksjournalistiek beheert een pot geld waarop media een beroep kunnen doen als zij onderzoek willen gaan opzetten. Een onafhankelijke commissie beoordeelt de kwaliteit van een projectpla n en stelt geld beschikbaar voor de tijdelijke vervanging van de verslaggevers die het project gaan doen of om onderzoekscapaciteit in te huren. Bij nagenoeg alle respondenten (19 van de 23) is er grote belangstelling voor de oprichting van een fonds voor onderzoeksjournalistiek. Voor sommigen is een fonds een oplossing voor een te klein scholingsbudget, voor anderen een mogelijkheid om tijdelijke capaciteitsproblemen op te lossen, voor weer anderen een kans om projecten met hoge kosten (reis- en verblijfskosten of externe researchkosten) te financieren en dan zijn er ook nog respondenten die hopen dat de weerstand op de redactie tegen onderzoeksjournalistiek vermindert al s een fonds het onderzoek mede financiert. Diverse respondenten geven aan het normaal te vinden om zelf ook te investeren in projecten en dat het hen om aanvullende financiering gaat. Sommigen respondenten die de komst van een fonds toejuichen geven aan nu nog geen behoefte te hebben aan een fonds, maar dat zij zich kunnen voorstellen dat als de budgetten van redacties verder blijven krimpen zij dat wel gaan krijgen. Ook waren er redacties die zich in principe verzetten tegen de gedachte van externe financiering omdat zij onafhankelijk willen blijven, maar als dat aspect geborgd kan worden in de toekomst misschien toch geïnteresseerd zijn of zich er in ieder geval niet tegen te zullen verzetten. De vier redacties die geen behoefte hebben aan een fonds geven als reden op dat ze principiële bezwaren hebben tegen het aannemen van geld, dat ze menskracht genoeg hebben, dat ze de beschikking hebben over een intern fonds, dat ze geen behoefte hebben aan meer onderzoek of dat ze er niet in slagen prioriteit te geven aan onderzoek en dat dit niet met geld te maken heeft. Opmerkelijk is dat op een na alle Vlaamse media die aan het onderzoek meededen aangaven behoefte te hebben aan een fonds voor onderzoeksjournalistiek. Vlaanderen heeft immers al het Fonds Pascal Decroos waarop zij voor onderzoeksprojecten een beroep kunnen doen . Desgevraagd gaven de respondenten als verklaring dat dit fonds over onvoldoende middelen beschikt, dat het toekenningsbeleid niet deugt, dat een concurrerend fonds een zuiverende werking zou kunnen hebben of dat het een simpele zaak is van hoe meer geld er beschikbaar is hoe beter. Het Nederlandse Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten wordt door geen van de Nederlandse media benut voor onderzoekprojecten. De richtlijnen van dit
© Beter Blaadje 16
fonds zijn belemmerend voor de onderzoeksjournalistiek, zoals de eis dat het resultaat van een verhaal vooraf helder moet zijn. Ook het feit dat alleen personen en niet redacties geld kunnen krijgen, werkt belemmerend. Daarbij subsidieert het fonds in de praktijk vooral boeken, daar gaat weinig wervends van uit voor tijdschrift- en krantenredacties. De vraag naar de voorwaarden waaronder een fonds voor onderzoeksjournalistiek geld moet gaan verstrekken, leverde bij de respondenten vaak uitgesproken reacties op. Er is vrees voor bureaucratische aanvraagprocedures, oneerlijke behandeling ten opzichte van andere media, inhoudelijke bemoeienis en gebrekkige geheimhouding. Ook meer principiële zaken worden naar voren gebracht zoals of door de overheid gesubsidieerde media ook geld uit het fonds mogen ontvangen. Een respondent wees op het risico dat er geld verloren gaat dat ook voor onderzoeksjournalistiek gebruikt zou kunnen worden. E en fonds heeft immers geld nodig om zichzelf in stand te houden. Ook is het denkbaar dat uitgevers de redactiebudgetten verkleinen omdat redacties immers extern geld kunn en krijgen. 'Als het erom gaat onderzoeksjournalistiek te stimuleren, dan moet zoveel mogelijk geld naar de verslaggevers gaan die het werk doen'.
Prioriteit De respondenten is gevraagd welke voorziening de belangrijkste impuls voor meer onderzoeksjournalistiek zou betekenen. De meesten konden niet volstaan met het noemen van één voorziening en noemden er meer. De prioriteitenlijst die aldus ontstond geeft het volgende beeld. Opleidingen: 13 keer genoemd Fonds voor onderzoeksjournalistiek: 9 keer genoemd Informatiefabriek: 4 keer genoemd Adviesbureau: 2 keer genoemd (gaat in beide gevallen om advies over het vermarkten van onderzoeksjournalistieke producties) Verhalenfabriek: 1 keer genoemd Datingbureau: 1 keer genoemd De voorkeur van twee respondenten die aangaven geen mogelijkheden te zien om aan meer onderzoeksjournalistiek te doen, maar wel graag gebruik zouden maken van faciliteiten om de kwaliteit van het onderzoek dat wel plaatsvindt te verhogen, zijn hierbij meegeteld. Het gaat om het opleidingsinst ituut en de informatiefabriek. Het te verwachten effect van deze voorzieningen in termen van extra aantallen onderzoeksprojecten per jaar is natuurlijk niet te geven. Toch is de respondenten gevraagd om een schatting te maken van het aantal extra onderzoek sprojecten per jaar dat zij bovenop hun huidige productie gaan realiseren als zij gebruik kunnen maken van de gevraagde voorzieningen . Niet iedereen durfde het aan en degenen die wel met een schatting kwamen gaven nadrukkelijk aan dat hun uitspraak nattevingerwerk is. Een tweede probleem bij het kwantificeren van het potentieel extra onderzoeken is dat sommige respondenten meerdere voorzieningen belangrijk vinden en (uiteraard) niet kunnen aangeven welke voorziening hoeveel extra onderzoek zou kunnen genereren. Na al deze disclaimers dan toch maar een lijstje, waarbij de getallen die aan meerdere voorzieningen werden gekoppeld, bij elke voorziening opnieuw zijn meegeteld. Opleidingen: 130 extra onderzoeksverhalen per jaar Fonds voor onderzoeksjournalistiek: 65 extra onderzoeksverhalen per jaar
© Beter Blaadje 17
Verhalenfabriek: 14 extra onderzoeksverhalen per jaar Informatiefabriek: 10 extra onderzoeksverhalen per jaar
Andere behoeften aan ondersteuning Een aantal respondenten heeft suggesties gedaan voor andere methoden om onderzoeksjournalistiek te stimuleren. Hierbij een overzicht. Diverse respondenten noemden het belang van een lobby voor onderzoeksjournalistiek, vooral gericht op hoofdredacties. Hoofdredacties willen onderzoeksjournalistiek op hun redacties wel stimuleren , maar ze hebben nog heel veel andere taken waardoor het er bij in schiet. En zonder aandacht van de hoofdredactie slaat onderzoeksjournalistiek snel dood in de waan van de dag, is hun ervaring. Ze zouden daarom, bij wijze van stimulans, graag regelmatig c ontact willen hebben met bij voorbeeld de VVOJ, om op de hoogte te worden gehouden van de nieuwste cursussen, ontwikkelingen etc. op het gebied van onderzoeksjournalistiek. In Vlaanderen wordt deze aanpak van het Fonds Pascal Decroos op veel redacties erg gewaardeerd. Een respondent oppert het idee om in opdracht van alle media een campagne te houden waarin het belang van (onderzoeks)journalistiek aan de burger wordt uitgelegd. 'Mensen begrijpen niet dat journalistiek belangrijk is, ze zien het verschil niet tussen informatie van partijen met belangen en informatie van journalisten.' Journalisten moeten laten zien waarom ze belangrijk zijn, ondermeer door opener te zijn over hun werkwijze, of dat nu in een reclamespot gebeurt of in lessen maatschappijleer. Diverse respondenten, met name in Vlaanderen maar ook in Nederland pleitten voor het verbeteren van de initiële opleidingen voor journalistiek . Met name in de regio is het niet altijd gemakkelijk om goed gekwalificeerde, analytisch ingestelde journalisten te vinden. Een respondent stelde dat een meeting op managementniveau over de implementatie van vernieuwingen heel welkom zou zijn. Een redactiecultuur waarin managers alleen kunnen aansturen door te enthousiasmeren en niet door te verordonneren, stelt zware eisen aan managers. Ook cursussen verandermanagement zouden nuttig kunnen zijn. Een respondent die het vermoeden heeft dat er naast een fonds voor de onderzoeksjournalistiek misschien wel meer instanties zijn die onderzoek willen financieren, suggereerde om een bureau op te zetten dat voor redacties subsidies en fondsen binnensleept , bij voorkeur op basis van no cure no pay.
© Beter Blaadje 18
H 3. Impressie: de staat van de onderzoeksjournalistiek Inleiding Om vast te stellen of er mogelijkheden zijn om meer onderzoek sjournalistieke projecten te publiceren, is niet alleen kennis nodig van de gewenste vormen van ondersteuning, maar ook van de huidige praktijk. Enerzijds omdat uit die huidige praktijk de potentie voor meer onderzoek kan worden afgeleid, anderzijds om de ondersteuningswensen van hoofdredacties op hun merites te kunnen beoordelen. In het bestek van dit onderzoek was geen ruimte voor een grondige analyse van de huidige praktijk, dat vergt ander onderzoek. Wel is het mogelijk om op basis van de gesprekken een impressie te geven van de staat van onderzoeksjournalistiek. Zoals in hoofdstuk 1 al werd beschreven is de vragenlijst mede opgesteld met behulp van een rijtje randvoorwaarden voor succesvolle onder zoeksjournalistiek, gedestilleerd uit diverse onderzoeken van de VVOJ. Door dat wat er tijdens de gesprekken naar voren kwam naast die lijst te leggen, ontstaat er een globaal beeld van de huidige situatie op redacties.
Randvoorwaarden getoetst De in hoofdstuk 2 uitgebreid weergegeven randvoorwaarden voor succesvolle onderzoeksjournalistiek worden in deze paragraaf verkort herhaald en vervolgens voorzien van waarnemingen uit de interviews.
1. Onderzoeksjournalistiek moet zijn vastgelegd in het beleid van het medium, liefst in termen van onderwerpen en output per jaar. 13 van de 23 geraadpleegde redacties hebben beleid geformuleerd dat bedoeld is om onderzoeksjournalistiek te stimuleren. Het gaat dan vaak om beleid in de randvoorwaardelijke sfeer: het vrijmaken van verslaggevers, de opzet van een onderzoeksteam. 7 van deze redacties hebben daarbij ook een inhoudelijke beleid: ze willen vooral onderzoek doen naar regionale onderwerpen (regionale kranten) of alleen naar onderwerpen achter het nieuws (dus niet op basis van en eigen agenda). Eén redactie heeft ook een ideële doelstelling: het openbaar en toegankelijk maken van overheidsinformatie. Dit doel wordt soms nagestreefd zonder uitzicht op publicatie. Twee redacties hebben geen vastgesteld onderzoeksbeleid, maar kiezen als ze onderzoek doen wel steeds voor een bepaalde invalshoek, bijvoorbeeld dat het onderzoek need-to-know informatie moet opleveren voor de lezers. Opvallend is dat geen enkele redactie beleid op basis van output heeft geformuleerd, dus in termen van aantallen onderzoek per jaar , de lezers/kijkers tevredenheid of desnoods het aantal Kamervragen over de onderzoeken. Dat betekent dat het moeilijk is na te gaan of het onderzoeksbeleid van een redactie succesvol is. Ook tussentijds evalueren om vast te stellen wat er nodig is om toch aan het vastgelegde beleid te voldoen , kan dan niet. Er is als het om onderzoeksbeleid gaat geen onderscheid tussen de verschillende soorten media, behalve als het gaat om de keuze van onderwerpen. Regionale kranten kiezen bewust voor regionale onderwerp en. Vakbladen kiezen vooral voor onderzoeken die hun lezers, vaak ondernemers in een bepaalde branche, kunnen toepassen om hun bedrijf te verbeteren, zoals marktonderzoek.
© Beter Blaadje 19
2. De redactieorganisatie moet aansluiten bij het vastgestelde beleid. Dat betekent dat er richtlijnen en gezamenlijke afspraken nodig zijn over capaciteit, begeleiding, taakverdeling, onderwerpkeuze, type onderzoek, opleiding, eindredactie, publicatieruimte etc. De praktijk van het onderzoek op redacties sluit in alle gevallen aan op het geformuleerde beleid. Dat wil zeggen: dat wat is vastgelegd, dus meestal de onderzoekscapaciteit en de inhoudelijke keuzen, is in overeenstemming met het beleid. Op de meeste redacties is daarnaa st een coördinator of een chef aangewezen die de onderzoeksjournalisten of onderzoekende verslaggevers moet begeleiden. Alle overige randvoorwaardelijke zaken zijn op de meeste redacties niet geregeld. Op zes redacties bestaan vaste procedures voor de besluitvorming over (het begin of het einde van) een onderzoek. Op vier van deze redacties wordt er eerst vooronderzoek gedaan, dan wordt er een onderzoeksvoorstel geformuleerd met daarin onderzoeksvragen en een tijdsplanning. Er zijn heldere afspraken over wie op welk moment waarover beslist. Op de twee andere redacties verloopt het besluitvormingsproces eenvoudiger. De hoofdredactie beslist of een verslaggever met een onderwerp aan de gang mag en als een onderzoek naar de mening van de hoofdredactie te lang d uurt, wordt het in onvoldragen vorm gepubliceerd. In de beoordeling van deze hoofdredacties spelen naast de beschikbare capaciteit ook inhoudelijke factoren mee zoals de kans op een beter resultaat. Op geen enkele redactie worden 'uit' redacteuren (eindredactie, vormgeving etc) bij het onderzoeksproces betrokken. Ook de publicatieruimte wordt meestal ad hoc, als het onderzoek gereed is, geregeld. Het komt erop neer dat de afwerking van een onderzoek waaraan soms lang en intensief is gewerkt, wordt afgehandeld als een reguliere productie. Vier redacties hebben gekozen voor aparte onderzoeksredacties, op alle andere redacties is het onderzoek geïntegreerd in de bestaande structuur. Op de vier aparte onderzoeksredacties werken in totaal ca. 16 vrijgestelde onderzoeksjournalisten, bij de overige redacties zijn in totaal zo'n 20 redacteuren vrijgesteld. Daarnaast zijn er vele verslaggevers die nu en dan onderzoek doen, zie daarvoor de volgende paragraaf.
3. Onderzoeksjournalistiek is teamwerk. Hoofdredactie, onderzoekscoördinator, verslaggever(s), eindredactie, vormgevers en beeldredactie werken intensief samen en dragen ieder een stukje van de verantwoordelijkheid voor het onderzoeksproject. Op geen enkele printredactie wordt onderzoeksjournalistiek gezien als teamwork, in ieder geval niet in de uitgebreide vorm zoals hierboven beschreven. Eindredactie, beeldredactie en vormgevers komen in alle gevallen pas aan het einde van een project in beeld. Alhoewel sommige hoofdredacteuren wel inzien dat onderzoeksjournalisten geen alleskunners zijn ('onderzoeksjournalisten kunnen niet schrijven en dat is niet goed voor de status van de onderzoeksjournalistiek'), is dat op geen enkele redactie omgezet in het al tijden s een project inzetten van een eindredacteur. Op de meeste redacties is wel sprake van gedeelde verantwoordelijkheid. Zo beslist de hoofdredactie vaak of een onderwerp wordt opgepakt of niet. Overigens wordt die verantwoordelijkheid niet altijd consequent gedragen en wordt het de verslaggever aangerekend als een onderwerp niet goed uitpakt. Hoofdredacties zien hun besluit dan meer als het verschaffen van een gunst dan als het uitvoeren en bewaken van beleid. Hetzelfde geldt voor chefs of coördinatoren die d e opdracht
© Beter Blaadje 20
hebben om een onderzoeksjournalist te begeleiden. Ook zij zijn soms geneigd bij het mislukken van een project de verslaggever verantwoordelijk te houden. Bij de audiovisuele media is dit anders. Daar zijn journalistieke producties altijd teamwork, en dat geldt dus ook voor onderzoeksjournalistiek.
4. Het onderwerp: a. past bij het beleid van het medium (en er is dus draagvlak voor bij de hoofdredactie en op de redactievloer) Op 17 redacties zijn de hoofdredacties altijd betrokken bij de onderwerpkeuze. Toch wil dit niet zeggen dat daar sprake is van redactiebreed draagvlak. Immers, lang niet alle redacties hebben beleid op het gebied van onderzoeksjournalistiek geformuleerd en/of de redactieorganisatie daarop ingericht. He t gevolg daarvan is dat sommige hoofdredacties moeite hebben om een redactie te motiveren voor een onderzoeksproject. De vijf hoofdredacties die de keuze van onderwerpen overlaten aan chef s of redacteuren zijn wel bij de besluitvorming betrokken als er extra kosten of juridische risico's met een onderzoek zijn gemoeid.
b.
is de moeite waard, is uit vooronderzoek gebleken
Op vijf van de bezochte redacties is het gebruikelijk om op basis van vooronderzoek te beslissen of een onderwerp diepgravend zal worden aangepakt. Op de andere redacties wordt er veel over een onderwerp gediscussieerd en wordt dan een inschatting gemaakt van de haalbaarheid.
c.
is op te delen in een aantal heldere vragen, zodat er verschillende momenten zijn om te beslissen het project te staken of te publiceren
Op een enkele redactie wordt vooronderzoek omgezet in een vraagstelling die ruimte biedt om het onderzoek gefaseerd aan te pakken , tussentijds te publiceren en te stoppen als de uitkomsten tegenvallen. Deze redacties geven ook aan nooit te kampen met mislukte projecten. Op de meeste redacties mislukken grotere of kleinere projecten echter wel eens. De redacties die zich aan aantallen durfden te wagen kwamen in totaal op ca. 217 mislukte of tegengevallen verhalen in 2010. Dit op een totaal van ca. 510 gepubliceerde artikelen.
d.
in een realistische tijdsplanning gezet die in verhouding staat tot de verwachte opbrengst
Dit is op geen enkele redactie een gewoonte.
e.
sluit aan bij kennis, vaardigheden en netwerk van de betrokken verslaggever(s)
Hier wordt soms wel rekening mee gehouden. Redacteuren met specifieke kennis worden aangetrokken om een onderzoek te doen of eraan mee te werken. Er wordt echter niet altijd getoetst of die kennis voldoende is om een project tot een goed einde te brengen. Van redacteuren wordt verwacht dat ze over alle onderwerpen goede verhalen kunnen schrijven. Bij twijfel is het risico voor de verslaggever.
5. De tijd en capaciteit die worden vrijgemaakt voor het onderzoek, moeten het project haalbaar maken.
© Beter Blaadje 21
Als er een beslissing wordt genomen om een onderzoek te doen, wordt op de meeste redacties meteen gekeken naar de beschikbare capaci teit. In veel gevallen krijgt een chef de opdracht van de hoofdredactie om redacteuren vrij te maken voor onderzoek. Dat is niet gemakkelijk als het om deelredacties gaat die ook andere verantwoordelijkheden hebben en geen budget om tijdelijk externe medewerkers in te huren. Er zijn enkele hoofdredacteuren aangetroffen die in zo'n situatie medeverantwoordelijkheid nemen voor de prioriteitstelling van de werkzaamheden. In een van die gevallen ging het om een kleine redactie waar de hoofdredacteur zelf de onderzoekers coacht. Ook zijn er op redacties vaak veel meer redacteuren met belangstelling voor onderzoek dan er daadwerkelijk aan onder zoek mogen of kunnen werken. Die zouden in ruil voor onderzoekstijd op een ander moment wellicht bereid zijn om capaciteittekorten elders te helpen opvangen. Dat zou de druk op de deelredactie waar het onderzoek plaatsvindt kunnen helpen verminderen. Op geen enkele redactie wordt dit potentieel daarvoor benut, mogelijk omdat het organisatorisch te complex is. Zie niveau 6 van de organisatie van journalistiek onder zoek op redacties in hoofdstuk 1. Niet alle respondenten durfden een schatting te maken van het aantal redacteuren dat geen onderzoek doet, maar daar wel belangstelling voor heeft. O p basis van de informatie van degenen die dat wel aandurfde: in 2010 waren er 135 redacteuren die niet aan een onderzoek hebben gewerkt, maar daar wel belangstelling voo r hebben. 173 verslaggevers op deze redacties werken dat jaar wel aan onderzoek. Er is op deze redacties dus sprake van een flink potentieel . Vaak zijn er andere mogelijkheden om de capaciteit op een redactie tijdelijk uit te breiden om onderzoek mogelijk te maken. De meeste redacties beschikken over een poule van freelance redacteuren die invallen als er capaciteittekort is. De meeste respondenten hebben zich in de gesprekken nadrukkelijk verzet tegen het vaak gehoorde argument dat onderzoeksjournalistiek afhankelijk is van tijd en geld. Ze hebben aangegeven dat geld en tijd wel een rol spelen, maar dat het in eerste instantie gaat om prioriteit , organisatie en kennis en vaardigheden . Uiteindelijk zijn geld en tijd wel belem merende factoren, maar die gaan pas spelen als alle andere mogelijkheden om meer onderzoek te doen zijn uitgeput. Geen van de respondenten heeft aangeven in dat stadium te zijn beland. Enkelen willen hun onderzoekscapaciteit niet uitbreiden, maar dat is op inhoudelijke gronden en niet op budgettaire.
6. De kennis en vaardigheden van alle betrokkenen moeten aansluiten bij wat er nodig is om het project tot een goed einde te brengen. Dat betekent dat: a.
De verslaggever(s) beschikken over de juiste kennis, vaardigheden en netwerk om het onderwerp 'aan te kunnen' en/of kunnen een beroep doen op collega's of externe diensten die hen hierbij kunnen assisteren.
De kennis en vaardigheden van verslaggevers zijn op alle bezochte redacties een overweging om wel of niet een project te starten. Als dat nodig is worden redacteuren met verschillende deskundigheid samen op een project gezet. Dat is echter geen garantie voor succes, aldus de respondenten: nogal wat projecten sneuvelen of vallen tegen door gebrek aan kenni s en vaardigheden van redacteuren. Het kan gaan om allerlei soorten tekortkomingen: journalistieke basisvaardigheden, onderzoeksvaardigheden en inhoudelijke kennis. Op geen van de redacties is sprake van opleidingsplannen gericht op het verbeteren of uitbreiden van onderzoeksjournalistieke projecten. Scholing wordt op de meeste redacties gezien als een keuze van individuele redacteuren. In enkele gevallen
© Beter Blaadje 22
worden er workshops georganiseerd voor de gehele redactie, door eigen redacteuren of externe trainers. Sommige hoofdredacties verplichten redacteuren die te bezoeken als zij zich eenmaal hebben opgegeven. Andere hoofdredacties, die hun rol meer facilitair zien, klagen dat redacteuren weg blijven bij cursussen als de waan van de dag dat vraagt.
b.
De begeleider/coördinator kennis heeft van het werkterrein van de verslaggever, beschikt over goede onderzoeksvaardigheden, geschikt is als coach en de kwaliteiten en bevoegdheden heeft om kantoorpolitieke hobbels te slechten bij problemen of als h et publicatiestadium is bereikt.
Dit is op slechts twee redacties aangetroffen, beide met een apart onderzoeksteam en een ervaren onderzoeksjournalist als chef. Op de andere redacties met een apart onderzoeksteam zijn de coördinatoren ook ervaren onderzoeksjournalisten, maar hebben zij te weinig strepen op hun mouw in de organisatie om problemen te kunnen aanpakken of zijn zij teveel meewerkend voorman om dat te kunnen doen. Op de andere redacties zijn de coördinatoren chefs van deelredacties, zonder specifieke onderzoekservaring.
c.
De eindredacteur niet alleen de puntjes op de i zet, maar in staat is de verslaggever te helpen bij het goed presenteren van zijn (complexe) verhaal, zowel in tekst als beeld.
Dit aspect is te weinig in de interviews naar voren gekomen om er iets zinnigs over te kunnen zeggen.
7. Een onderzoeksproject moet de aandacht krijgen die het verdient, bij (potentiële) lezers/kijkers/luisteraars, beleidsmakers en andere betrokkenen. Sommige respondenten geven aan dat het goed publiceren van onderzoeksproducties gehinderd kan worden door de dagelijkse nieuwsstroom. Zeven respondenten hebben aangegeven dat zij graag meer publiciteit rond hun journalistieke onderzoeken zouden willen hebben. Ook zijn er die intensiever met andere media zouden willen samenwerken om de impact van hun onderzoek te vergroten. Gebrek aan tijd en prioriteit zijn de oorzaak van het uitblijven daarvan, soms is er sprake van verstoorde relaties.
8. Het project is onderwerp geweest van evaluatie en bijstelling. Dit onderwerp is weinig aan de orde gekomen in de gesprekken. Wanneer dat wel het geval was bleek evaluatie onderdeel te zijn van gesprekken tussen onderzoeksjournalist en chef. Evaluatie als standaardprocedure gericht op het verbeteren van toekomstige onderzoeksprojecten is niet aangetroffen.
© Beter Blaadje 23
H 4. Analyse van de onderzoeksresultaten In dit hoofdstuk worden acht opvallende punten besproken die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek.
Onderzoeksjournalistiek is belangrijk Er is op dit moment bij hoofdredacties grote belangstelling voor onderzoeksjournalistiek. Men ziet het als de kern van het vak, maar ook als een kans om de concurrentie van andere media of informatiestromen te overleven. Een ruime meerderheid heeft aangege ven behoefte te hebben aan meer onderzoekjournalistieke producties. Diverse redacties maken aanstalten of zijn bezig onderzoeksjournalistiek nieuw leven in te blazen, zelfs tegen de stroom van krimpende budgetten in. Het feit dat er van harte is meegewerkt aan dit onderzoek onderstreept nog eens dat hoofdredacties waarde hechten aan onderzoeksjournalistiek.
Er is potentieel voor uitbreiding Op een enkele redactie na hebben alle hoofdredacties aangegeven graag meer onderzoeksjournalistieke producties te willen publiceren. Daar lijken ook volop mogelijkheden voor te zijn. De 16 redacties die zich aan aantallen durfden te w agen kwamen in totaal op ca. 209 mislukte of tegengevallen verhalen in 2010 op een totaal van ca. 521 gepubliceerde artikelen. Als die 209 projecten wel goed zouden zijn afgelopen, betekent dat een vermeerdering of verbetering van ca. 60 procent. Dat is natuurlijk weinig realistisch, want er zullen altijd onderwerpen zijn die niet opleveren wat ervan was gehoopt, dat is inherent aan onderzoek sjournalistiek. Maar omdat in het voorgaande is gebleken dat het projectmanagement in veel gevallen verre van optimaal is, lijkt een flinke verbeter - en efficiencyslag zeker mogelijk. Daarbij hebben de meeste respondenten aangegeven dat zij met de juiste ondersteuning denken meer onderzoek te kunnen publiceren. Op basis van de uitspraken van degenen die schattingen durfden te maken , leveren de diverse ondersteuningsvormen minimaal op: Opleidingeninstituut: 130 extra onderzoeksverhalen per jaar Fonds voor onderzoeksjournalistiek: 65 extra onderzoeksverhalen per jaar Verhalenfabriek: 14 extra onderzoeksverhalen per jaar Informatiefabriek: 10 extra onderzoeksverhalen per jaar Op zeker 17 van de 23 redacties werken verslaggevers die belangstelling hebben voor onderzoeksjournalistiek, maar die in 2010 geen gelegenheid hebben gehad om aan projecten te werken. Het gaat om minmaal 135 redacteuren. De belangstelling voor onderzoeksjournalistiek is dus niet alleen een kwestie van hoofdredacties, ook bij de uitvoerders van projecten is sprake van veel potentie.
Bij printmedia liggen meer kansen dan bij de omroep Bij televisie en radio is zeker belangstelling voor onderzoeksjournalistiek, maar het is niet te verwachten dat het aantal onderzoeksitems per jaar bij deze media sterk zal toenemen met de juiste ondersteuning. De ver doorgevoerde formattering van programma's leidt ertoe dat er bij nagenoeg alle omroepen een sterke scheidi ng bestaat tussen nieuws- en achtergrondprogramma's. De nieuwsprogramma's hebben de taak het nieuws van derden te brengen. Eigen onderzoek heeft daar dus een lage prioriteit. En daar waar dat anders is, geldt dat er geen behoefte is aan uitbreiding. Uitzondering is het VTM-nieuws, dat eigen onderzoek brengt en dat graag zou uitbreiden.
© Beter Blaadje 24
De duidingsprogramma's zijn daarentegen juist opgezet voor onderzoek en doen dat alleen maar. Uitbreiding van hun onderzoeken is alleen mogelijk door uitbreiding van de zendtijd. Dat is echter een aanzienlijk complexer vraagstuk dan hoe de onderzoeksjournalistiek te ondersteunen. Uiteraard is het wel te verwachten dat met de juiste ondersteuning de kwaliteit van de onderzoeksjournalistiek bij de audiovisuele media zal toenemen. Dat is echter niet het onderwerp van dit onderzoek. Bij de printmedia zijn volop kansen voor uitbreiding van onderzoeksjournalistiek. De verschillen zijn echter groot als het erom gaat waar de problemen zitten. Die problemen zijn echter niet toe te schrijven aan de kenmerken van het medium zelf. Er zijn regionale kranten die de onderzoekjourn alistiek beter op orde hebben dan landelijke kranten. Het ene opinieblad is veel succesvoller dan een ander, ook al zijn de ambities gelijk. Ook bij de vakbladen zijn veel mogelijkheden voor onderzoeksjournalistiek, maar de mate waarin die worden benut ver schillen enorm. Een opvallend verschil tussen de twee landelijke Vlaamse kranten in dit onderzoek en de Nederlandse is te vinden in de redactieorganisatie . Bij de twee Vlaamse landelijke kranten maakt onderzoeksjournalistiek integraa l deel uit van de organisatie. Alhoewel deze redacties kleiner zijn dat die van de Nederlandse landelijke kranten, tellen de redacties ongeveer evenveel redacteuren met belangstelling voor onderzoeksjournalistiek. Die worden ook ingezet voor onderzoek, waar de Nederlandse kranten een deel van dit potentieel onbenut laten. Dat roept de vraag op of de Vlaamse redactiecultuur, die meer hiërarchie en aansturing kent dan de Nederlandse, gunstig uitpakt voor de onderzoeksjournalistiek. Overigens kennen de Vlaamse kranten evenzeer problemen als het om onderzoeksjournalistiek gaat. De geringe professionalisering van de journalistiek door het gebrek aan initiële journalistiekopleidingen (in het verleden) is een belangrijke factor. Daarbij zijn de redacties kleiner, dus de mogelijkhed en voor onderzoeksjournalistiek worden al nagenoeg optimaal benut. Dat verklaart ook waarom de Vlaamse media allemaal om een fonds voor onderzoeksjournalistiek vragen, terwijl de Nederlandse media vaak nog groeimogelijkheden op de eigen redacties zien. Een ander opvallend verschil tussen de regionale kranten en de landelijke is dat onderzoeksjournalistiek voor de regionale kranten heel gemakkelijk is in te passen in de profilering van de krant. Alle regionale kranten zien de regio als hun belangrijkste onderwerpgebied (ook al vertaalt zich dat nog niet in alle gevallen in voorpaginakeuzes), dus door onderzoeksjournalistiek regionaal te oriënteren levert het een belangrijke bijdrage aan die profilering, die ook al verankerd is in de redactieorganisatie. De onderzoeksjournalistiek krijgt dus een logische plaats in de redactiecultuur, wat garanties biedt voor het voortbestaan. Bij de landelijke kranten is de rol van onderzoeksjournalistiek in de profilering van de krant veel meer een zoektocht. Twee redacties hebben sinds kort besloten alleen onderzoek te doen naar onderwerpen die al in het nieuws zijn, zodat het onderzoek bijdraagt aan de profilering als nieuwskrant. De andere redacties doen onderzoek naar onderwerpen waar ze 'tegenaan lopen'. Ze hopen daarmee de (politieke) nieuwsagenda te sturen.
Management blijft vaak afzijdig Misschien wel het meest opvallende gegeven dat uit dit onderzoek naar voren komt is dat veel hoofdredacties het succes van onderzoeksjournalistiek zien als de verantwoordelijkheid van redacteuren. Alhoewel op veel redacties winst te boeken valt op het terrein van redactieorganisatie en projectmanagement, bij uitstek de domeinen van hoofdredacties, wijzen de meeste respondenten ondersteuning op dat
© Beter Blaadje 25
vlak af. Ze vragen alleen om oplossingen voor problemen die buiten henzelf liggen, zoals het tekort aan kennis en vaardigheden bij redacteuren en/of het tekort aan budget om opleidingen of vervangers in te kopen . Een verklaring voor deze 'blinde vlek' kan zijn dat veel hoofdredacteuren zichzelf niet zien als managers, maar als cultuurdragers. Zij bepalen wat wel en niet bij de krant past, maar ze zetten geen grote koerswendingen in op basis van nieuwe doelen en/of passen de redactieorganisatie daarop aan. Ze faciliteren de redactieorganisatie, maar zien zichzelf niet als leiders. Een andere verklaring kan zijn dat hoofdredacties te druk zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor onderzoeksjournalistiek. Waar bij andere bedrijven geldt dat een manager niet meer dan pakweg 15 mensen kan aansturen en dat er dan een extra managementlaag nodig is, is het in de journalistiek niet ongebruikelijk voor een hoofdredactie om meer dan 100 redacteuren aan te sturen. Er zijn dan wel chefs, maar die hebben meestal geen eindverantwoordelijkheid als het om budgetten of personeelskwesties gaat. Ze vormen dus geen echte middenmanagementlaag. Diverse respondenten in dit onderzoek hebben gevraagd om een lobby voor onderzoeksjournalistiek, zodat ze externe steun krijgen om onderzoeksjournalistiek op de agenda te houden. Dat wijst inderdaad op een te groot takenpakket. Nog weer een andere verklaring kan zijn dat veel hoofdredacties bestaan uit opgeklommen chefs/redacteuren die (nog) weinig managementkennis bezitten. De afwijzende houding ten aanzien van adviseurs of het uitbesteden van hoofdredactionele klussen lijkt daarop te wijzen. Het is logisch om werk dat je wel gedaan wilt hebben maar waar je niet aan toe komt, uit te besteden. Maar veel hoofdredacties lijken het gênant te vinden om te erkennen dat ze aan iets nie t toekomen en laten het dan liever op z'n beloop. Ook waren er respondenten die aangaven gezagsproblemen te ervaren. Chefs die niet willen meewerken aan onderzoeksjournalistiek, weerstand bij redacteuren. Op zichzelf geen onbekende managementproblemen, die met gerichte training of advisering oplosbaar zijn.
Nieuws zit onderzoek soms in de weg Onderzoeksjournalistiek is niet gemakkelijk in te passen in een redactieorganisatie die gericht is op (dagelijks) nieuws. Daarbij is onderzoeksjournalistiek teamwork, terwijl de redactiecultuur met name op printredacties gericht is op individueel functioneren. Het implementeren van onderzoeksjournalistiek op redacties vergt dus een knap staaltje management. Maar het management is op veel redacties niet gericht op het organiseren van het werk: juist omdat de redactiecultuur gericht is op individuele redacteuren. Zie hier in een notendop waarom redacties zonder traditie in onderzoeksjournalistiek zo'n moeite hebben om onderzoeksjournalistiek op hun redactie een vaste plaats te geven. Het vergt een niet -traditionele manier van aansturing om dat succesvol te kunnen doen.
Geldgebrek geen issue, maar kan het wel worden Alle hoofdredacties in dit onderzoek denken genuanceerd over het gebrek aan tijd en geld als factoren om niet aan (meer) onderzoek te kunnen doen. Ze zien dat de oorzaken elders liggen op hun redacties. Dat is winst, want uit het rapport 'Onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen' (VVOJ, 2002) bleek nog dat dit argument vaak werd gebruikt om niet of we inig aan onderzoeksjournalistiek te doen, terwijl de meeste redacties toen groter waren dan nu. Wel wijzen de respondenten erop dat gebrek aan geld en tijd in de toekomst een belemmering kan gaan vormen, als hun redactie verder moet krimpen of als zij all e andere mogelijkheden om aan onderzoek te doen hebben uitgeput. De
© Beter Blaadje 26
hoofdredacties die op dit moment gebrek en tijd en geld als belemmering aanwijzen, hebben op hun redacties al alles uit de kast gehaald om onderzoek te kunnen doen. Het is logisch dat zij steun vragen van een Fonds voor onderzoeksjournalistiek.
Behoefte aan scholing Zoals al is gezegd verwachten respondenten dat meer en betere opleidingsmogelijkheden voor redacteuren de meeste kans bieden op meer onderzoeksjournalistiek. In het kader van di t onderzoek is het niet mogelijk geweest om vast te stellen of deze inschatting terecht is: de kennis en vaardigheden van redacteuren zijn niet getoetst. Het is echter te verwachten dat op dit vlak inderdaad winst te boeken is. - er zijn weinig opleidingen en trainingen voor gevorderde journalisten, zeker op het gebied van onderzoeksjournalistiek - bij de oprichting van de VVOJ bestond al het besef dat er opleidingen en trainingen nodig zijn om de onderzoeksjournalistiek te stimuleren - in Vlaanderen, maar ook in Nederland bestaan klachten over het niveau van (sommige) initiële opleidingen - sommige respondenten hebben aangegeven dat zij moeilijk goed e redacteuren kunnen vinden, terwijl dat bij andere media geen probleem is De behoefte aan scholing loopt echter wel sterk uiteen. Op sommige redacties schieten basale journalistieke vaardigheden tekort, op andere redacties gaat het vooral om onderzoeksvaardigheden en op weer andere is behoefte aan inhoudelijke versterking. Ook willen sommige redacties alleen in company trainingen, terwijl andere juist behoefte hebben cursussen waaraan ook andere m edia meedoen en nog weer andere hebben liever coaching. Opvallend tijdens de rondgang langs redacties was dat maar weinig respondenten een helder beeld konden geven van de exacte scholingsbehoefte op de redactie. Na afloop is alle respondenten daarom per e-mail daar nog eens naar gevraagd. Daar is weinig verhelderends uit voort gekomen. Duidelijk is wel dat redacties geen behoefte hebben aan integrale scholingsplannen di e aansluiten bij hun beleid op het gebied van onderzoeksjournalistiek. Ze zien scholing toch vooral als een behoefte van individuele redacteuren. Dat betekent dat het aanbieden van scholing aan redacteuren op zichzelf geen garantie biedt voor meer onderzoeksjournalistiek. Want als die scholing niet wordt gedragen door de hoofdredacties, er bereidheid is om er een vervolg aan te geven op de redactie, gebeurt er niets. Een scholingsaanbod zal dus zorgvuldig moeten worden afgestemd op de behoeften van redacti es en gepaard moeten gaan met commitment vanuit het management en misschien wel met scholing van hoofdredacties.
Halffabricaten welkom, maar niet overal Een aantal respondenten hebben aangegeven dat een researchinstituut (Informatiefabriek) een goede ondersteuning zou kunnen vormen voor onderzoekende verslaggevers, zeker als het gaat om nieuwe researchtechnieken zoals datajournalistiek. Deze behoefte kan mede in het licht van de bezuinigingen op redacties worden gezien. Op de meeste redacties zijn de documentalisten verdwenen. Dat heeft in veel gevallen weinig pijn gedaan, omdat deze afdelingen over te weinig kennis en vaardigheden beschikten om journalisten goed te kunnen ondersteunen. Alhoewel niet alle respondenten deze link legden, lijkt er wel spra ke van een 'gat in de markt', zeker omdat onderzoek doen steeds meer
© Beter Blaadje 27
gespecialiseerde kennis vraagt die niet voor alle redacteuren is weggelegd. Overigens moet wel worden gezegd dat er bij een aantal respondenten ook weerstand voelbaar was tegen het inkopen van dit soort werk, vergelijkbaar met de weerstand tegen het inkopen van werk waar hoofdredacties niet aan toe komen.
© Beter Blaadje 28
H5. Conclusie Uit dit onderzoek naar de mogelijkheden om meer onderzoeksprojecten tot stand te brengen in Nederland en Vlaanderen, is gebleken dat er een groot draagvlak bestaat voor (de uitbreiding van) onderzoeksjournalistiek. Ook zijn er bij media vele kansen om het aantal onderzoeksjournalistieke projecten uit te breiden, vooral bij printmedia. Er is grote consensus bij media ho e die kansen het beste benut kunnen worden. Een ruime meerderheid van de respondenten constateert dat er scholing nodig is om meer onderzoeksjournalistiek te kunnen realiseren . Ook van een fonds voor onderzoeksjournalistiek en in (veel) mindere mate van een extern researchinstituut wordt heil verwacht. Overigens is er ook behoorlijke eensgezindheid over wat er niet werkt. Zo worden aparte instituten die kant -en-klare onderzoeksprojecten afleveren aan media door de meeste respondenten afgewezen. Het benutten van de kansen voor onderzoeksjournalistiek is geen eenvoudige zaak. Een belangrijk probleem is de traditionele aansturing van veel redacties, gericht op de individuele verslaggever. Dit staat haaks op het soort management dat er nodig is voor uitbreiding van onderzoeksjournalistiek: aansturing van de redactieorganisatie als geheel. Het besef dat onderzoeksjournalistiek geen zaak is van individuele redacteuren maar teamwerk vergt, is nog niet bij veel hoofdredacties aanwezig. Hier ligt ook de valkuil voor de VVOJ als het gaat om het inrichten van ondersteuning van media. Scholing, en eventueel een fonds of een researchinstituut, zijn zonder meer nuttige voorzieningen en zullen een impuls betekenen voor de onderzoeksjournalistiek. Voorwaarde voor dat succes is echter dat hoofdredacties én redacteuren zich er vooraf aan committeren in woord en daad.
© Beter Blaadje 29
H6. Aanbevelingen 1. Inventariseer de precieze scholingsbehoefte Op de korte termijn is een op de behoefte aansluitend aanbod van opleidingen, trainingen en coachingstrajecten de beste keus om het aantal onderzoeksprojecten te stimuleren. Het is bij uitstek een taak voor de VVOJ om da t te realiseren, de vereniging heeft immers het aanbieden van scholing in haar statuten staan. Opmerkelijk is dat de VVOJ enige tijd cursussen heeft aangeboden en daar toen vanwege gebrek aan belangstelling mee is gestopt. Blijkbaar is die belangstelling er wel, maar sloot het aanbod onvoldoende aan bij de vraag van redacties. Vorm, inhoud, locatie en kwaliteit zijn aspecten die niet te licht moeten worden genomen als het gaat om het formuleren van een goed scholingsaanbod. Om te beginnen is er een goede inventarisatie van scholingsbehoeften nodig om vast te stellen wat dit scholingsaanbod moet zijn, de wensen zijn zeer divers. Daarbij is met diverse redacties en/of uitgeefconcern s overleg nodig over de wijze van aanbieden. Zo zijn er redacties die alleen trainingen mogen afnemen die worden aangeboden door de scholingsafdeling van het uitgeefconcern. Duidelijk is al wel dat de opleidingen van hoog niveau moeten zijn. Dat kan betekenen dat potentiële trainers eerst (in het buitenland) moeten worden getraind voordat zij trainingen kunnen geven.
2. Zorg voor een goed trainingsaanbod De VVOJ heeft scholing als belangrijke activiteit voor de vereniging geformuleerd. Scholing kan dus binnen de contouren van de vereniging worden gerealiseerd, er is geen apart instituut nodig of iets dergelijks. Uiteraard kunnen er belangrijke argumenten zijn om dat toch wel te doen. Zo is het gemakkelijke r om docenten die werkzaam zijn in een scholingsinstituut ook adviestaken te geven of hen in te zetten voor bijzondere researchvragen van redacties. Ook samenwerking met andere scholingsinstituten kan vruchtbaar zijn, bij voorbeeld als het gaat om de marketing van cursussen. Maar als dit al nodig is, hoeft dit niet op korte termijn: er zijn geen belemmeringen voor de VVOJ om direct te beginnen met het opzetten van een goed scholingsaanbod.
3. Zet een lobby op om scholing een vaste plaats te geven op redact ies Zorg voor druk op redacties om scholing te realiseren, zodat het een normaal onderdeel gaat vormen van de professie van redacteuren. Bijvoorbeeld door in overleg te treden met de NVJ en scholing op de agenda proberen te krijgen bij de CAO-onderhandelingen. Als redacteuren recht op scholing onder werktijd krijgen, het liefst nog verplicht worden om een bepaalde hoeveelheid scholing te volgen per jaar, zal dit een belangrijke ondersteuning zijn voor hoofdredacties die onderzoeksjournalistiek op redacties willen implementeren.
4. Knoop nauwe banden aan met hoofdredacties Zorg voor nauwere contacten en overlegsituaties met hoofdredacties. Zij zijn de onderzoeksjournalistiek goed gezind, maar hebbe n hulp nodig deze te stimuleren op hun redactie. Enthousiasmeren en adviseren zijn daarvoor de kernwoorden, maar denk ook aan bijeenkomsten voor hoofdredactieleden over praktische managementvraagstukken. Voor het promoten van traininge n zijn hoofdredacties onmisbaar, redacteuren laten zich soms te g emakkelijk insneeuwen door de waan van de dag.
© Beter Blaadje 30
Overigens geldt ook voor het lobbyen bij hoofdredacties dat dit al onderdeel vormt van het werkplan van de VVOJ. Het is een kwestie van de bestaande activiteiten wakker schudden en versterken. Mogelijkheden te over, hier tien tips: 1.
Maak een (tweewekelijkse/maandelijkse ) inhoudelijke nieuwsbrief voor managers, met nieuws over onderzoeksprojecten in binnen - en buitenland en managementtips (zie database IRE). 2. Bezoek de alle (hoofd)redacties eens per twee jaar 3. Leg contact met het genootschap van hoofdredacteuren, het hoofdredacteurenoverleg van Wegener of de Persgroep en probeer af en toe spreektijd te krijgen tijdens hun bijeenkomsten 4. Versterk de managementtrack in de conferentie 5. Zorg voor een up-to-date namen- en adressenlijst van hoofdredactieleden en vooral ook van hun secretaresses, zodat je ze gemakkelijk kunt benaderen 6. Stuur nieuwe managers een welkomst-mailtje en wijs ze op de hulp en de activiteiten van de vereniging. Bedank vertrekkende managers voor de samenwerking (je weet maar nooit of je ze nog eens nodig hebt). 7. Maak een boekje '50 tips voor het managen van onderzoeksjournalistiek' en deel dat uit aan (nieuwe) hoofdredactieleden 8. Organiseer een werkconferentie voor hoofdredacties over de uitkomsten van het onderzoek en betrek ze bij de inrichting van het voorstel aan Adessium. 9. Bedenk op managers gerichte acties bij media -actualiteit. Grijp goed scorende onderzoeken aan om scholing op te zetten en te promoten, sprekers uit te nodigen, tips te geven. 10. Zet een soort verkiezing van het jaar op voor hoofdredacteuren die zich bijzonder hebben ingespannen voor onderzoeksjournalistiek. De Zweedse 'gravers' hebben daarvoor 'De gouden dynamo' in het leven geroepen. Redacteuren kunnen gemotiveerd voordrachten doen.
5. Zet een fonds op Zet een Fonds voor onderzoeksjournalistiek op dat op de eerste plaats opleidingen financiert, maar ook (op termijn) onderzoeksprojecten kan ondersteunen.
© Beter Blaadje 31
H7. Samenvatting Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in opdracht van de Veren iging van Onderzoeksjournalisten. De VVOJ wilde weten wat de beste manier is om ervoor te zorgen dat er meer onderzoeksjournalistieke verhalen/projecten worden gepubliceerd in Nederland en Vlaanderen. Om op die vraag antwoord te geven zijn 23 hoofdredacties van diverse soorten media in Nederland en Vlaanderen geïnterviewd met behulp van een gestandaardiseerde vragenlijst. De vragenlijst was erop gericht ondersteuningswensen te inventariseren en te toetsen aan de praktijk van de onderzoeksjournalistiek. Uit dit onderzoek is gebleken dat er bij media veel potentie is voor uitbreiding van onderzoeksjournalistiek. Hoofdredacties vinden onderzoeksjournalistiek belangrijk en er zijn behoorlijk wat redacteuren met belangstelling voor onderzoek, die nu niet aan onderzoeksprojecten werken. Ook is gebleken dat hoofdredacties het meeste resultaat verwachten van scholing op maat, op hoog niveau. De instelling van een fonds voor onderzoeksjournalistiek scoort eveneens hoog, maar veel Nederlandse redacties geven aan daar o p dit moment nog geen behoefte aan te hebben. Verder vinden sommigen een researchinstituut een aantrekkelijke gedachte. De wensen van hoofdredacties komen deels overeen met de problemen waarmee redacties kampen die onderzoeksjournalistiek willen implemente ren. Wat veelal ontbreekt in hun analyse zijn blokkades die te maken hebben met redactie- en/ projectorganisatie. Dat heeft deels te maken met de redactiecultuur op veel krantenredacties, die de individuele redacteur centraal stelt en niet de organisatie. Bij het opzetten van ondersteuning van redacties die meer onderzoeksjournalistiek willen bedrijven, moet met deze cultuur rekening worden gehouden, om tegenvallende resultaten te vermijden.
© Beter Blaadje 32
Bijlage 1. Vragenlijst Inleiding De VVOJ heeft een grote donor bereid gevonden stevig te investeren in de onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen. Om de donor een voorstel te kunnen doen, wil de VVOJ weten wat er bij de diverse media nodig is om meer journalistiek onderzoek van de grond te tillen. Het gaat dan om onderzoeksjournalistiek in brede zin, dus niet alleen om langdurige en risicovolle projecten, maar ook om eenvoudiger uitzoekwerk dat niet vanzelfsprekend is in de dagelijkse journalistieke praktijk. De VVOJ heeft Beter Blaadje opdracht gegeven bij 24 media in Nederland en Vlaanderen te onderzoeken op welke wijze de onderzoeksjournalistiek het beste ondersteund kan worden. Het gaat om media met onderzoeksjournalistieke aspiraties, zoals het uwe. Ik hoop dat u deze uit voerige vragenlijst met mij wil doornemen, zodat de VVOJ een voorstel kan maken waarvan ook uw medium kan profiteren. In ruil voor uw medewerking stuur ik u graag een exemplaar van het onderzoeksverslag toe. Mocht u gelegenheid hebben om deze vragenlijst v oorafgaand aan ons gesprek alvast door te lezen (of zelfs al deels in te vullen), dan zou dat fijn zijn. Ik hoef dan minder inbreuk te doen op uw kostbare tijd. Marjan Agerbeek
[email protected] 06-81525309 www.beterblaadje.nl
Vragenlijst Deze vragenlijst is bedoeld om zicht te krijgen op de vraag hoe de onderzoeksjournalistiek in Nederland en Vlaanderen het beste ondersteund kan worden. Het gaat dan niet alleen om grote en risicovolle 'muckraking' verhalen of databaseonderzoeken, maar ook om kleinere onderzoeken die elk medium kan doen. Kenmerkend voor onderzoeksjournalistiek in deze brede zin zijn de doelstelling (zaken aan het licht brengen die anders verborgen blijven) en de organisatorische complexiteit (ze vragen meer van een redactie dan het reguliere, dagelijkse werk) . De vragenlijst bestaat uit drie delen: de huidige praktijk op uw redactie, mogelijke oplossingen voor problemen die onderzoeksjournalistiek op uw redactie in de weg staan en een algemeen deel. naam medium: respondent: functie: telefoon: e-mail: datum:
De praktijk 1. 2. 3.
Hoeveel journalisten werken er op uw redactie (fte)? Welke publicaties/programma's verzorgen zij (titels)? Kunt u het soort verhalen/onderwerpen beschrijven die uw redactie aanpakt en die onder de brede definitie van 'onderzoeksjournalistiek' (zie hierboven) vallen?
© Beter Blaadje 33
4.
Hoeveel journalisten (fte) op uw redactie hebben belangstelling voor deze vormen van onderzoeksjournalistiek? 5. Hoeveel van hen hebben een leidinggevende functie? 6. Hoeveel journalisten (fte) zijn er in 2010 daadwerkelijk bij onderzoeksprojecten betrokken geweest? 7. Kunt u beschrijven hoe op uw redactie het besluit wordt genomen om een kwestie echt uit te zoeken? 8. Hoeveel onderzoeksverhalen/items heeft u in 2010 gepubliceerd? 9. Over welke onderwerpen gingen deze projecten? 10. Hoeveel onderzoeksprojecten zijn in 2010 wel gestart, maar vòòr publicatie gestaakt? 11. Wat waren de belangrijkste redenen voor de stopzetting van deze projecten? 12. Zou u meer journalistiek onderzoek willen doen? Zo ja, wat voor soort onderzoek en naar welke soort onderwerpen?
Acht fictieve instanties Hieronder worden acht fictieve instanties beschreven die u, zonder winstoogmerk, willen helpen. Ik wil graag van u weten in hoeverre en onder welke voorwaarden deze instanties voor u van nut zouden kunnen zijn, gezien de huidige praktijk op uw redactie.
Het Uitzendbureau Het Uitzendbureau helpt u personele problemen op te lossen die kunnen ontstaan als u aan meer onderzoeksjournalistiek wilt gaan doen. Het bureau levert gekwalificeerde tijdelijke krachten voor de duur van een onderzoeksproject. Het uitzendbureau kan in drie typen medewerkers bemiddelen: A. Vervangende verslaggevers die het werk kunnen overnemen van verslaggevers die tijdelijk worden vrijgesteld om een onderzoek te doen. B. Ervaren onderzoeksjournalisten die tijdelijk bij u op de redactie komen werken om al dan niet samen met uw verslaggevers onderzoek te doen naar een bepaald onderwerp, onder leiding van een van uw chefs. C. Ervaren managers van onderzoeksprojecten die de verslaggevers begeleiden die aan een onderzoek werken. 1. 2.
Spreekt het idee van een uitzendbureau u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3.
4. 5. 6.
In welk type uitzendkracht bent u geïnteresseerd: vervangende verslaggevers, ervaren onderzoeksjournalisten en/of ervaren managers van onderzoeksprojecten? Welke problemen op uw redactie helpt het Uitzendbureau op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
© Beter Blaadje 34
Het Datingbureau Het Datingbureau stimuleert samenwerking tussen journalisten van verschillende, niet concurrerende media. Het bureau gaat op verzoek van een medium op zoek naar journalisten bij andere media om mee samen te werken. Door gezamenlijk onderzoeksprojecten uit te voeren worden kennis en krachten gebundeld en neemt de kans op succes toe. Ook de impact van de resultaten is groter door gelijktijdige publicatie. Het bureau stelt betrouwbaarheid voorop en werkt alleen met media/verslaggevers die respectvol omgaan met het onderwerp van een ander. 1. 2.
Spreekt dit idee u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5.
Welke problemen op uw redactie helpt deze ins tantie op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
Het Opleidingscentrum Het Opleidingscentrum leidt journalisten op in onderzoeksvaardigheden en traint redactionele managers in het begeleiden van onderzoeksprojecten. Het opleidingscentrum heeft twee afdelingen. Afdeling A: cursussen en workshops Deze afdeling organiseert op verschillende plaatsen in het land cursussen voor journalisten van diverse media, met de bedoeling de onderzoeksvaardigheden van journalisten en de aansturing van onderzoeksjournalistieke projecten te helpen verbeteren. Afdeling B: training on the job Deze afdeling geeft in company cursussen in onderzoeksvaardigheden en het managen van onderzoeksjournalistieke projecten. 1. 2.
Spreekt het idee van een Opleidingscentrum u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5. 6.
In welke afdeling bent u geïnteresseerd, de wo rkshops en trainingen en/of training on the job? Welke problemen op uw redactie helpt het opleidingscentrum op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
Het Adviesbureau Het Adviesbureau onderzoekt specifieke vragen die u heeft ten aanzien van het opzetten, uitvoeren en publiceren van journalistiek onderzoek, of het nu om een afzonderlijk onderzoek gaat of om een visie voor de langere termijn. Afhankelijk van de complexiteit van de vraag adviseert het Adviesbureau direct telefonisch, of nadat er een onderzoek (literatuur/bij u op de redactie etc) heeft plaatsgevonden. Het adviesbureau kan u op drie terreinen adviseren.
© Beter Blaadje 35
A: Organisatieadvies Voor al uw vragen over het organiseren van een journalistiek onderzoek. Hoeveel mensen moeten erop worden gezet, hoe bepaal je wie het onderzoek mogen doen, wat doe je met collega's die tijdelijk harder moeten werken, hoe zorg je ervoor dat het gewone werk doorgaat, hoe moet het project w orden aangestuurd? Desgevraagd kan dit bureau ook een bij uw wensen passend organisatiemodel te ontwikkelen waarin onderzoeksjournalistiek een vaste plaats heeft. B: Journalistiek advies Voor al uw vragen over het opzetten van een journalistiek onderzoek. Hoe zorg je voor goede ideeën? Hoe weet je of je een goed onderwerp te pakken hebt? Hoe richt je het onderzoek in, welke vragen moeten worden beantwoord, hoe kom je aan de juiste bronnen, hoe zorg je ervoor dat er altijd iets publicabels uitkomt? Etc. Daarnaast helpt dit bureau u de onderzoeksresultaten zo impactvol mogelijk te presenteren en publiceren. Alles in één keer of in delen? In welke media? Welk beeld is het best, kunnen er (bewegende) graphics bij, welk geluids - en videomateriaal gebruiken we, wat wordt de toonzetting etc. C: Commercieel advies Adviezen gericht op geld verdienen met uw journalistieke onderzoek. Hoe zijn adverteerders te interesseren, welke spin -off is denkbaar, hoe pak je de marketing van het onderzoek aan etc. 1. 2.
Spreekt het idee van een adviesbureau u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5. 6.
Naar welke soort advies (organisatie- , journalistiek- en/of commercieel ) gaat uw belangstelling uit? Welke problemen op uw redactie helpt het advies bureau op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
De Informatiefabriek De Informatiefabriek verzamelt op eigen initiatief en op verzoek al dan niet openbare documenten en feiten van overheden, bedrijven en andere organisaties en ontsluit deze voor journalisten, zodat zij gemakkelijker onderzoeksverhalen kunnen publiceren. De Informatiefabriek genereert ook on derzoeksideeën uit de verzamelde informatie en verspreidt deze onder media. Indien nodig worden er WOB-zaken gevoerd en er wordt gelobbyd om het lekken van informatie naar de Informatiefabriek te stimuleren. Ook klokkenluiders kunnen bij de Informatiefabri ek terecht. 1. 2.
Spreekt dit idee u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4.
Welke problemen op uw redactie helpt deze instantie op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken?
© Beter Blaadje 36
5.
Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
De Verhalenfabriek De Verhalenfabriek produceert kant-en-klare onderzoeksverhalen. Er zijn doorgewinterde onderzoeksjournalisten in dienst. Desgewenst werken zij samen met verslaggevers van media, zodat deze de fijne kneepjes van het onderzoekswerk kunnen leren. De Verhalenfabriek heeft twee afdelingen. Afdeling A: gericht op bestaande media Deze afdeling produceert op verzoek en op eigen initiatief ond erzoeksverhalen voor bestaande media. Afhankelijk van de afspraken met een medium gaat het om exclusieve of ook voor diverse media beschikbare producties. Afdeling B: gericht op eigen media Deze afdeling produceert op eigen initiatief onderzoeksverhalen en publiceert deze in eigen media, met name online, met de bedoeling dat andere media dit overnemen of hieruit putten voor eigen publicaties. 1. 2.
Spreekt het idee van een Verhalenfabriek u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5. 6.
Welke afdeling vindt u het interessantst, degene die gericht is op bestaande media of die gericht is op zelf publiceren? Welke problemen op uw redactie helpt deze instantie op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
Het PR & marketingbureau Het PR&marketingbureau verzorgt in uw opdracht de publiciteit rondom een onderzoek in uw medium. Er worden per sberichten uitgestuurd naar andere media om uw onderzoek onder de aandacht te brengen en er worden deals gesloten met media die samen met u uw onderzoek willen publiceren zodat u meer impact realiseert. Het bureau heeft een website waarop korte samenvattin gen en verwijzingen staan naar alle journalistieke onderzoeken die in Nederland en Vlaanderen worden gedaan. Het bureau plaatst advertenties over uw onderzoek en bedenkt specifieke campagnes die uw onderzoek - en daarmee uw medium - onder de aandacht van potentiële abonnees brengen. Etc. 1. 2.
Spreekt dit idee u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5.
Welke problemen op uw redactie helpt deze instantie op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u va n deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
© Beter Blaadje 37
Het Fonds Het Fonds voor onderzoeksjournalistiek beheert een pot geld waarop media een beroep kunnen doen als zij onderzoek willen ga an opzetten. Een onafhankelijke commissie beoordeelt de kwaliteit van een projectplan en stelt geld beschikbaar voor de tijdelijke vervanging van de verslaggevers die het project gaan doen of om onderzoekscapaciteit in te huren. 1. 2.
Spreekt dit idee u aan gezien de huidige praktijk op uw redactie? ja/nee Zo nee, waarom niet?
Zo ja: 3. 4. 5.
Welke problemen op uw redactie helpt deze instantie op te lossen? Welke nieuwe problemen/vraagstukken ontstaan er als u van deze instantie gebruik zou maken? Onder welke (financiële) voorwaarden zou u deze instantie willen en kunnen gebruiken?
Algemeen 1.
2. 3. 4. 5.
Denkt u dat de oprichting van een media-ondersteunende instantie (zoals hierboven genoemd of andere vormen) er daadwerkelijk toe kan leiden dat er meer journalistiek onderzoek wordt gepubliceerd in Nederland en Vlaanderen? Zo nee, waarom niet en wat zou er volgens u dan moeten gebeuren om de onderzoeksjournalistiek te stimuleren? Zo ja, welk van bovengenoemde instanties is volgens u voor de meeste media het meest zinvol? Welke instantie(s) zou voor uw eigen medium het zinvolste zijn? Hoeveel extra journalistieke onderzoeken (dus bovenop het aantal onderzoeken dat uw redactie nu al doet) zou uw redactie per jaar kunnen publiceren met behulp van deze instantie(s)?
Tot slot
Heeft u nog aanvullende opmerkingen of suggesties? Uw antwoorden op deze vragenlijst worden op niet -herkenbare wijze gebruikt voor het eindrapport. Het VVOJ bestuur zou het echter op prijs stellen als zij -onder strikte geheimhouding- kennis mogen nemen van uw antwoorden op deze vragenlijst. Geeft u daar toestemming voor? Zou u het bezwaarlijk vinden als er in een later stadium een samenvatting van uw antwoorden wordt gemaakt die, na uw autorisatie, beschikbaar wordt gesteld aan het VVOJ-bestuur? Stelt u er prijs op een exemplaar van het onderzoeksverslag te ontvangen?
Heel hartelijk bedankt voor uw medewerking aan dit onderzoek.
© Beter Blaadje 38
Bijlage 2. Lijst geïnterviewden
Christiaan Ruesink, algemeen hoofdredacteur AD Joost Oranje, plaatsvervangend hoofdredacteur NRC Handelsblad/ NRC Next Pieter Klok, plaatsvervangend hoofdredacteur de Volkskrant Jan Jaap Heij, hoofdredacteur De Pers Job Woudt, waarnemend hoofdredacteur Het Financieele Dagblad Geert Van Hecke, redactiem anager De Persgroep (De Morgen) Karel Verhoeven, hoofdredacteur De Standaard Huub Paulissen, hoofdredacteur Dagblad De Limburger/Limburgs Dagblad Evert van Dijk, adjunct-hoofdredacteur Dagblad van het Noorden Geert ten Dam, algemeen hoofdredacteur HDC Medi a André Vis, hoofdredacteur De Twentsche Courant Tubantia Mario Bouwmans, adjunct-hoofdredacteur Eindhovens Dagbald Louis van de Geijn, hoofdredacteur Centrale Redactie Wegener Nieuwsmedia Guy Fransen, hoofdredacteur Het Nieuwsblad/De Gentenaar Frits van Exter, hoofdredacteur Vrij Nederland Arendo Joustra, hoofdredacteur Elsevier Karl van den Broeck, hoofdredacteur Knack Dirk van der Meulen, hoofdredacteur Schuttevaer Erik van Zwam, hoofdredacteur Binnenlands Bestuur Marcel Gelauff, plaatsvervangend hoofdredacteur NOS Nieuws Marc Schreuder en Pieter Klein, adjunct hoofdredacteuren RTL Nieuws Kris Hoflack, hoofdredacteur VRT Nieuws Eric Goens, directeur informatie VTM
© Beter Blaadje 39