Een kwestie van vertrouwen. Spreekbeurt Agnietenconvent RvK Gouda 9 maart 2008.
Een kwestie van vertrouwen, zo luidt de titel van mijn spreekbeurt. In deze tijd waarin iedereen zich lijkt op te maken voor een nieuwe fase van polarisatie, een gepaste titel. We kunnen het ons misschien nog goed herinneren. Na de moord op Theo van Gogh staan de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen op scherp. In de media, in politiek Den Haag; in dorpen, steden en op straat worden verschillen tussen groepen mensen - in het bijzonder tussen moslims en niet moslims getraceerd, uitvergroot en verabsoluteert. We trainen onszelf in dichotoom denken. In die tijd, 2003/2004 denken we in termen van wij - zij. Het lijkt wel alsof er een taboe rust op het ontdekken en benoemen van wat ons in dit land bindt. Gevangen in een koker of tunnelvisie lijkt alleen nog ʺdat wat ons scheidtʹ ertoe te doen. In een klimaat van polarisatie worden verschillen tussen (groepen) bewoners tegenstellingen en is het met onderling en wederzijds vertrouwen gedaan. Angst, argwaan en achterdocht dicteren dan de verhoudingen. De ander moet zich bewijzen, verdedigen, legitimeren en rechtvaardigen. Als in een samenleving de verschillen uitgroeien tot tegenstellingen, dan trekken mensen - wij dus - zich terug. We sluiten ons dan op in omgevingen waarin we ons geborgen, veilig en gerespecteerd weten. Waar we ons niet hoeven te verdedigen, te rechtvaardigen en waar we weten dat we niet langs een meetlat worden gelegd. We sluiten ons op in ons eigen gelijk en omgeven ons met lieden waarin we ons zelf, onze tradities, normen en waarden, onze geschiedenis en ons toekomstbeeld in herkennen. Dat is een kwestie van overleven. Een copingstrategie. Je ziet het bij autochtonen. En bij allochtonen. Segregatie - sociaal, maatschappelijk maar ook mentaal en cultureel - wordt gestimuleerd. Bij voorkeur vertoeven in monosociale, mono-culturele, mono-relgieuze en mono etnische omgevingen. We weten wat de gevolgen zijn van deze regressie kunnen zijn. Om de grenzen van de mono-sociale, culture, religieuze en etnisch leefwereld te bewaken, worden de tegenstellingen nog meer uitvergroot en wel zo dat we ons tegenover de ander afzetten. Racisme en discriminatie zijn manieren waarop we - angstvallig - de eigen grenzen ofwel onze normen, waarden, tradities en geschiedenissen - bewaken en veilig stellen.
1/7
Let wel. Ik spreek hier van onderling en wederzijds racisme en discriminatie. Allochtonen sluiten autochtonen uit en omgekeerd. Ook al is uitsluiting wederzijds, ik wil hier toch stil staan bij de destructieve effecten van uitsluiting op migrantengemeenschappen. De beroemde Indiaase psychiater Salman Akhtar, docerend als hoogleraar in Los Angelos, Californie, VS, meent dat migratie een diepgaande emotionele en geestelijke impact heeft en bij verstoring van het proces van vestiging ziekmakend is. De impact van migratie is vergelijkbaar met wat in de psychiatrie bekend staat als individuatie. We weten allemaal dat het kind van 4,5 jaar stappen neemt in de wereld, los van de geborgenheid van de moeder. In deze periode ontdekt het jonge kind, stapje voor stapje de wereld en vindt zich als het ware opnieuw uit. Hij leert zich te definiëren in de wereld. Dat is de eerste individuatie die ieder mens doorloopt. Tijdens de adolescentieperiode maakt een mens een tweede fase van individuatie mee. Ook dan herdefinieert de jonge mens zichzelf en wel zo dat hij een grote mate van autonomie - zelfstandigheid - bereikt. Akhtar meent dat migratie een derde vorm van individuatie is. Zoals het jonge kind en de adolescent, neemt de migrant afscheid van dat wat vertrouwd is. Ook na migratie volgt een fase van rouwen; rouwen om het verlies van wat je achter laat. De geuren in de straat, het stof in de lucht, de kleuren van de hemel. Na migratie moet je je als migrant als het ware opnieuw uitvinden. Uitzoeken waar je je veilig voelt en geborgen. Hoe je je zelfstandigheid kunt verwerven. Taal en inzicht in de samenleving helpt daarbij. Maar ook gastvrijheid en verdraagzaamheid in de samenleving. De stelling van Akhtar is deze. Als het rouwproces en een succesvolle herdefinitie wie en wat je bent - verstoort worden, ontwikkelen zich psychische en psychiatrische stoornissen. Als migranten in het precaire proces van ʺzichzelf opnieuw uitvindenʺ uitgesloten worden en als tegenstanders worden bejegend, dan verschansen ze zich als het ware. Ze blijven steken in het rouwen - rouwen om wat met migratie verloren is gegaan en grijpen terug op de eigen tradities, eigen cultuur en eigen geloof. Om te voorkomen dat vervreemding en onthechting de emotionele, sociale en geestelijke weerbaarheid ondermijnen, wordt alles wat is achtergelaten heilig verklaard. De polarisatie tussen bevolkingsgroepen met verschillende culturele en religieuze achtergronden, is niet bevorderlijk voor de weerbaarheid, laat staan voor de motivatie en het vermogen deel te nemen aan de samenleving. Niet bevorderlijk voor het doorlopen van het rouwproces en de daarop volgende fase van ʹindividuatieʹ.
2/7
Salman Akhtar wijst op de hoge incidentie van psychosociale, psychische en psychiatrische belasting onder migranten voor een belangrijk deel te wijten zijn aan een verstoord rouw en individuatie proces. De theorie van Akhtar snijdt wel degelijk hout. We hoeven maar te wijzen naar het hoge aantal zelfmoordpogingen onder de tweede generatie turken, marokkanen en hindoestanen. En we weten dat de tweede generatie nog minder sociale contacten hebben met autochtonen dat de eerste generatie. En wie heeft niet gehoord van de identiteitscrisis waaronder zoveel jongeren van migranten-ouders onder gebukt gaan. Of te wijzen op het feit dat Marokkaanse mannen van 23 jaar en ouder tot 14 keer zo vaak schizofreen zijn dan hun leeftijdsgenoten. Overigens zij opgemerkt dat in Nederland in tegenstelling tot andere Europese landen racisme - uitsluiting op basis van etnische achtergrond - als stressfactor voor psychische en psychiatrische aandoeningen niet wordt erkend. Na de schok over de dood van Theo van Gogh en nadat we constateerden dat we in een zich segregerende samenleving leven, trachten we het roer om te gooien. De huidige regering verwoordt de andere koers in haar slogan: Samenwerkensamenleven. Ook in de media wordt het fatsoen herontdekt. Vrijheid van meningsuiting heeft haar grenzen, namelijk grenzen van betamelijkheid. Overeenstemming groeit dat polarisatie niet bevorderlijk is voor de integratie en participatie van allochtonen. En dat polarisatie de sociale cohesie ondermijnt. Het drukt groepen mensen naar de marge van de samenleving en uiteindelijk buiten de samenleving. Het besef groeit dat een de plek buiten de samenleving wel eens het platform kan zijn van waaraf geageerd wordt tegen de samenleving; met alle gevolgen van dien. Zelfs de AIVD maakt zich hierover zorgen en verbindt polarisatie met radicalisering onder groepen jongeren. Tal van initiatieven worden na de dood van Theo van Gogh gelanceerd. Het Ramadan Festival bijvoorbeeld, in 2004. Maar ook plaatselijk, interculturele en interreligieuze ontmoetingen, debatten en dialogen. Sociale cohesie initiatieven in de straat, wijk, dorp en stad. Van vrijwilligers of geïnitieerd door locale overheden. Weg uit de loopgraven van argwaan en wantrouwen. Op zoek naar wat ons bindt, in plaats van scheidt. Op zoek naar hernieuwd onderling en wederzijds vertrouwen. De verhoudingen lijken te ontdooien. Na de locale burgerinitiatieven volgt de overheid met de eerder aangehaalde slogan: Samenwerken-samenleven. Het Ramadan festival is een groots succes. Plotseling is het weer ʹdoneʹ om in de ander te investeren. En groot winstpunt; de sociale verhoudingen en de maatschappelijke problemen in met name de achterstandswijken worden ge ont-islamitiseerd. Niet onbelangrijk omdat veel
3/7
maatschappelijke problemen in verband worden gebracht met de islam. De islam als oorzaak van het feit dat Turkse en Marokkaanse jongeren veelvuldig onderwijs-dropouts zijn. De islam als oorzaak waarom Marokkaanse jongeren relatief vaak en veelvuldig gedetineerd zijn. Nog voordat de huidige regering van PvdA/CDA/CU het roer overneemt, lanceert de Protestantse Diaconie van de Gemeente Amsterdam in 2004 het initiatief. SamenwonenSamenleven. Als statement wordt samenwerking gezocht en gevonden met stg Ihsan hetgeen zoveel betekent als ʺhet goede doen uit liefde voor Godʺ - instituut voor islamitische maatschappelijk activeringswerk. Opdracht: op basis van de gedeelde tradities van barmhartigheid en sociale gerechtigheid werken aan bruggen van vertrouwen. Voor de Diaconie is het project een pilot. Een probeersel. Een eerste verkenning. Hoe kunnen we als christenen bijdragen aan wat gaandeweg de pilot “ bridging and binding” is gaan heten. Het verbinden van verschillende, op hun eigen eilandjes opgesloten bevolkingsgroepen, en het leggen van duurzame contacten. Het project vestigt zich in de armste wijk in Amsterdam. Een wijk dat bekend staat als de wijk waar bewoners zich het minst veilig en geborgen voelen. Een wijk waar bevolkingsgroepen langs elkaar leven. Een wijk waar sociale, maatschappelijk en gezondheidsproblemen accumuleren. Met de start van Samenwonen-Samenleven is iedereen verbaasd. Ongeloof alom. Ontmoetingen en dialogen prima, maar samenwerken; niet haalbaar. Drie jaar later is de stemming geheel omgeslagen. Verbazing heeft plaats gemaakt voor trots. Ongeloof voor hoop. Scepsis voor optimisme. Tijdens een op het stadsdeelkantoor – een soort bijkantoor van het stadhuis – spreekt de stadsdeelvoorzitter – de bij-burgemeester – van “ een gouden inbreng” van de kant van de samenwerkende geloofsgemeenschappen in de wijk. Gelovige mensen, christenen en moslims en vele anderen, vormen de ʹbackboneʹ van het maatschappelijk middenveld, de civil society. De bij-burgemeester van het stadsdeel knijpt in zijn handen. Mensen van kerk, moskee, tempel en van zelforganisaties koesteren hun onderlinge contacten, samenwerking en wederzijdse hulpvaardigheid. Bewoners van het stadsdeel worden in toenemende mate gemotiveerd en in staat gesteld zich met hun buren te verbinden. Bewoners in kwetsbare posities worden ondersteund. En wel door buren die deel uitmaken van verschillende geloofsgemeenschappen. Het voert te ver om het aantal activiteiten, programma’s en samenwerkingsverbanden tussen christenen en moslims in kader van SWSL, op te sommen. Ik noem er enkelen: 1. Umut en Amal, een initiatief van jongeren die leeftijdsgenoten in de gevangenis bezoeken.
4/7
2. Steunpunt Streunvrouwen, vrijwilligsters die vrouwen in sociaal isolement en met tal van problemen leven. 3. Steunpunt Steunmannen, mannen hebben het voorbeeld gevolgd van hun vrouwen; ook zij zijn beschikbaar voor seksegenoten die geen helper hebben. 4. Een Voedselbank, moslims en christenen bedienen elke week honderden mensen 5. Permanente gesprek en dialoog, het Boek van de Buren, gesprek, debat, dialoog maar ook elkaar kritisch bevragen. 6. Het Ramadan Festival met 800 bezoekers, elk jaar terugkerend. 7. Serve the City, het Pinksterfestival. Christen en moslims dienen samen de gemeenschap. Het grootste winstpunt van het project zijn niet de vele activiteiten en programma, maar het groeiende onderlinge en wederzijdse vertrouwen. Het mooie aan vertrouwen is dat als je het geeft je het ook terugkrijgt. Vertrouwen is de aanjager, de katalysator en motivator om na de incidentele ontmoeting, het adhoc gesprek of debat, samen op zoek te gaan wat bindt. Waarop is het project SWSL nu gebaseerd? Door wat is de aanvankelijke scepsis omgeslagen in een optimisme? Daarvoor moeten we terug naar de uitgangspunten. Uitgangspunt van SW SL is dit: De medewerkers van Diaconie en Ihsan zetten in op de gedeelde tradities in islam en christendom waar het gaat om barmhartigheid en sociale gerechtigheid. Deze tradities worden als het ware operationeel gemaakt. De tradities van rahma en islaam – van barmhartigheid en vrede – herbergen intenties en ambities. Het herkennen van elkaars ambities en intenties trickert de samenwerking en onderlinge hulpvaardigheid. De gedeelde tradities zijn een bindmiddel. Maar hoe is het bindmiddel dan ingezet in het opbouwen van permanente contacten en structurele vormen van samenwerking? Om die vraag te beantwoorden moeten we stil staan bij de methode die gebruikt is tijdens de pilot. In vier jaar tijd, 2004-2008, is een methodiek ontwikkeld om te komen van incidentele ontmoeting naar duurzame vormen van contact, culminerend in onderlinge hulpvaardigheid. In SWSL spreken we van de ladder van de ontmoeting. Of beter gezegd; de ladder van vertrouwen. Groepen, geloofsgemeenschappen worden uitgenodigd na een incidentele ontmoeting nader kennis te maken, met elkaar in debat te gaan, beelden over en weer te corrigeren, zichzelf te herkennen in ervaringen, geschiedenissen en levensverhalen,
5/7
te ontdekken wat wordt gedeeld waarbij oog wordt gehouden voor onderlinge verschillen, elkaar te bevragen op wat voor de ander heilig is, het onbespreekbare bespreekbaar te maken, elkaar inzicht te geven in onvolkomenheden en taboes, te ondervinden dat interesses en belangen gemeenschappelijk kunnen zijn en dat deze in samenwerking bevredigd enof behartigd kunnen worden; om uiteindelijk te constateren dat onderlinge en wederzijds hulpvaardigheid vanzelfsprekend is. SWSL is met een handjevol mensen begonnen, maar telt nu een heel team van vrijwilligers, zo’n 100 in totaal, die in dit proces van bridging en binding actief is. De deelnemers komen uit moskee en kerk, zijn gelovig of seculier, jong en oud, man en vrouw, hoogopgeleid of een vroegtijdige schoolverlater. Alle bevolkingsgroepen nemen eraan deel. De vrijwilligers in de verschillende deelprojecten, programmaʹs en activiteiten zijn de bruggenbouwers, de ambassadeurs, de vertrouwenspersonen, de verbinders. Zij verbinden geloofs- en etnische gemeenschappen. Zij zijn de netwerkers die talenten, vaardigheden, tijd, aandacht en expertise mobiliseren ten behoeve van medebewoners in een kwetsbare positie. Zij zijn de helpers daar waar geen helpers zijn. Let wel. Deze vrijwilligers uit moskee en kerk, uit jongeren en vrouwenorganisaties, bedienen de eigen achterban en die van de ander. Tal van activiteiten, programmaʹs en een methodiek, 100 vrijwilligers. Dat tikt aan. Dat alles is niet mogelijk geweest zonder de bereidheid van mensen uit kerk en moskee die naast de ander wilde gaan staan. Bereid zijn om er te zijn voor de ander. In de wereld van diaconale consulenten wordt dat de presentie-methodiek genoemd. Je deelt tijd, verhalen, dromen, angsten en toekomstbeelden. Je deelt vertrouwen. En als je tijd en vertrouwen deelt en je bent er voor de ander dan is de ander er ook voor jou. Je leert te luisteren zonder meetlat en zonder oordeel. De gelegenheid doet zich dan voor dat je van elkaar leert en dat jijzelf - met alles wat en wie je bent, doet en gelooft - in het geding bent. Je leert de ander niet te bejegenen op basis van zijn vermeende gebrek of tekortkoming. Je leert elkaars talenten en vaardigheden ontdekken; talenten en vaardigheden die veelal genegeerd, ontkent en ondergewaardeerd worden. En je leert deze te matchen met die van jou. Je leert elkaars onvolkomenheden kennen maar laat elkaar niet vallen. Je leert ervaren dat de problemen van jonge Nederlands Marokkaanse vroegtijdige schoolverlaters niet een Marokkanen of een islamprobleem is, maar ons probleem. Ons gezamenlijk probleem. Afsluiting.
6/7
De afgelopen maanden heeft Gouda een voorproefje gehad van een nieuwe dreigende polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Dit naar aanleiding van een tentoonstelling die moslims als kwetsend ervaren en niet moslims als uiting van artistieke creatie en vrijheid van meningsuiting betitelen. De tentoonstelling in Gouda is nog niets in vergelijking met de beproeving die ons nu te wachten staat met de onzichtbare film van Geert Wilders. Laat ik een ding voorop stellen. Na 2004 zijn de verhoudingen ontdooit, maar een hele grote groep burgers in dit land vrezen nog steeds de islamitisering van de samenleving en schrijven tal van maatschappelijke problemen toe aan de Turkse, Marokkaanse, Somalische cultuur en in het bijzonder aan de islam. En heel veel allochtonen kruipen nog steeds weg in hun slachtofferrol en externaliseren de problemen in eigen kring en gemeenschap. De stemming in het land is niet eenduidig. Tegenover de angst voor het andere, de islam en het destructieve slachtoffergedrag staat een breed gedragen wens tot normalisering van de verhoudingen. We staan zogezegd op een tweesprong. Het is aan ons, aan u en mij, om te bepalen of het lukt om ons uit te spelen tegen de islam en tegen moslims. Dank voor uw aandacht.
Hans Krikke
7/7