Sterk met Melk! Een handleiding om duurzaam melk te produceren
Colofon
Inhoud
Sterk met Melk!
Een woordje vooraf Het project Sterk met Melk
Een uitgave van de Plaatselijke Groep Leader+ Meetjesland Oostveldstraat 91, 9900 Eeklo 09 376 97 38
[email protected] www.meetjesland.be/leader
Ecologische duurzaamheid Watergebruik Energiegebruik Bodem-plant-diersysteem
11 13 17 21
Sociale duurzaamheid Dierenwelzijn Landschapsbeheer Arbeidsefficiëntie
27 29 33 39
Economische duurzaamheid Productiviteit Rendabiliteit
43 45 49
En tot slot Bronnen Voor meer informatie
54 55 56
Een handleiding om duurzaam melk te produceren.
Tekst en redactie: Diane Schoonhoven Redactiecomité: Els Oyaert, Kristof Verhoest, Ivan Ryckaert, Fons Anthonissen Concept en vormgeving: Quatre Mains Fotografie: Toon Coussement Dank aan de deelnemende melkveehouders: Bart Strubbe, Benny Van Nevel, Dirk & Bram Maes, Dries & Guido Veys, Geert & Ann Buysse-De Kesel, Geert & Thijs Van Damme, Guy & Lieve Mouton-Verdonck, Hans & Evelien Van Reybrouck-Wildemauwe, Jan & Martine Matthys-De Pauw, Johan & Francine Schouteeten-Loyson, Koen & Cindy Van De Walle-Van Daele, Kris & Annick Van De Sompele-Debrock, Luc & Anneke Monbaliu-Dewulf, Marc & Annie Claeys-De Smet en Filip & Elsy Van Beneden-Claeys, Nico Vanneste, Patriek & Linda Gaudissabois-Frickelo, Frederic & Paul Coens, Peter & Inge Naeyaert-Deketelaere, Steven & Ineke Van Hecke-Hebbrecht, Stijn Deprest. Dank aan de stuurgroepleden: Dirk Audenaert, Eddy Decaestecker, Jan Halewyck, Els Oyaert, Albert Neyt, André Calus, Bart Bollen, Bart Debussche, Didier Huygens, Eddy Matthijs, Ivan Pollefliet, Ivan Ryckaert, Jules Vandevelde, Katrien De Merlier, Katrien Janssen, Kristof Verhoest, Lies Dezeure, Liesbeth Desmyter, Lode Tanghe, Luc De Meulemeester, Luk Sobry, Marijke Meul, Marijke Van Looveren, Roland Bossuyt.
4 5
Dank aan de Nederlandse inbreng: Willem van Weperen, Hans Dirksen. Eeklo, mei 2008
Sterk met Melk!
3
Een woordje vooraf EEN DUURZAME MELKVEEHOUDERIJ heeft oog voor milieu, dierenwelzijn en landschap. Maar ook voor de veehouder zélf, die moet op een gezonde manier zijn boterham verdienen. Nu en in de toekomst. Daarom is duurzaamheid hét thema van dit moment. Belangrijk is dat we hierbij steeds in gedachten houden dat onze inspanningen een blijvende betekenis hebben en continuïteit vergen. Ook in de melkveehouderij. Dat was de aanleiding voor de Plaatselijke Groep van Leader+ Meetjesland om de handen uit de mouwen te steken en samen met de Plaatselijke Groep uit het Brugse Ommeland aan de slag te gaan met een project rond duurzame melkveehouderij: het project Sterk met Melk. Een project waarin – dankzij Europese, Vlaamse en provinciale steun – duidelijk is geworden wat duurzaamheid concreet betekent voor een melkveebedrijf. Een project ook waarin de melkveehouders sámen de eigen bedrijfsvoering onder de loep hebben genomen. Zodat boeren met en van elkaar leren. Om andere Vlaamse melkveehouders ook een handje te helpen op weg naar een duurzaam bedrijf, zijn de belangrijkste resultaten uit het project Sterk met Melk verzameld en gebundeld. Zo hebben alle melkveehouders een handleiding om duurzaam melk te produceren. We hopen dat deze brochure een stimulans is om de spreekwoordelijke ‘koe bij de horens te vatten’ en een volgende stap te zetten in een duurzame bedrijfsvoering.
Alexander Vercamer, GEDEPUTEERDE PROVINCIE OOST-VLAANDEREN, VOORZITTER LEADER+ MEETJESLAND
Het project Sterk met Melk Zowel het Leader+ gebied Meetjesland als het Brugse Ommeland legde in haar ontwikkelingsplan voor de regio een belangrijke rol weg voor toekomstgerichte landbouw. BIJ EEN TUSSENTIJDSE EVALUATIE van het Leader+
programma Meetjesland bracht de Plaatselijke Groep aan het licht dat hier nog meer accenten konden worden gelegd. Daarom werd op zoek gegaan naar nieuwe mogelijkheden en nieuwe partners om een project in te vullen rond toekomstgerichte, duurzame landbouw. Als eerste werd contact gelegd met de Plaatselijke Groep van het Brugse Ommeland die immers dezelfde doelen voor ogen had. Voor de nodige expertise op het gebied van duurzame melkveehouderij keken Meetjesland en Brugse Ommeland naar Nederland. Een samenwerkingsproject met Nederlandse Leader+ gebieden als derde partner is het uiteindelijk niet geworden.
Wel werd binnen het Interregionaal Samenwerkingsproject Sterk met Melk de mogelijkheid gegrepen om Nederlandse kennis en ervaring toe te passen in de Vlaamse melkveehouderij.
Projectverloop Een coördinator werd aangesteld en een stuurgroep werd gevormd met daarin mensen met verscheiden achtergronden in de landbouw en melkveehouderij. Gezamenlijk werd aan het project vorm en inhoud gegeven. Een aantal personen uit de stuurgroep nam de daadwerkelijke uitvoering op hun schouders, zij vormden de technische werkgroep.
Bart Naeyaert, GEDEPUTEERDE PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, VOORZITTER MANAGEMENTCOMITÉ LEADER+ BRUGSE OMMELAND
4 Sterk met Melk!
Sterk met Melk!
5
Stuurgroep Kristof Verhoest Lode Tanghe
TE C H N I S C H E W E R K GR OEP
Dirk Audenaert Jan Halewyck Eddy Decaestecker
Els Oyaert Liesbeth Desmyter Lies Dezeure Katrien De Merlier Diane Schoonhoven
Ivan Ryckaert
6 Sterk met Melk!
Coördinator Leader+ Brugse Ommeland (tot 07/07) Coördinator Leader+ Brugse Ommeland (vanaf 08/07) Boerenbond Oost-Vlaanderen Boerenbond West-Vlaanderen Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw – Bedrijfsadvisering Melkveehouderij Streekplatform+ Meetjesland Leader+ project Milieuzorg in de landbouw (tot 05/07) Leader+ project Milieuzorg in de landbouw (vanaf 06/07) Coördinator Leader+ Meetjesland Coördinator project Sterk met Melk Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij
Katrien Janssen
Marijke Meul
Didier Huygens André Calus
Marijke Van Looveren
Albert Neyt Luk Sobry Luc Demeulemeester Roland Bossuyt Jules Vandevelde Eddy Matthijs Geert Van Damme Luc Monbaliu Peter Naeyaert Bart Strubbe Guy Mouton
Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek – Eenheid Landbouw & Maatschappij Dienst Land- en tuinbouw Provincie Oost-Vlaanderen Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw Hooibeekhoeve, praktijkcentrum voor de melkveehouderij Algemeen Boerensyndicaat Vlaams Agrarisch Centrum Diergezondheidszorg Vlaanderen Melkcontrolecentrum Vlaanderen Landbouwschool Eeklo Plattelandscentrum Meetjesland Landbouwer Brugse Ommeland Landbouwer Brugse Ommeland Landbouwer Brugse Ommeland Landbouwer Meetjesland Landbouwer Meetjesland
Sterk met Melk!
7
20 melkveehouders
Met hulp van de melkvee-experten uit de technische werkgroep en door middel van een oproep in de Meetjeslandkrant werden 20 melkveehouders (waarvan 10 in elk gebied) gevonden die aan het project deelnamen: Bart Strubbe, Knesselare Benny Van Nevel, Klemskerke Dirk Maes, Bellem Dries & Guido Veys, Ruddervoorde Geert Buysse, Bassevelde Geert & Thijs Van Damme, Sint-Kruis Guy Mouton, Bellem Hans Van Reybrouck, Torhout Jan Matthys, Kaprijke Johan Schouteeten, Zuienkerke Koen Van De Walle, Zomergem Kris Van De Sompele, Westkapelle Luc Monbaliu, Zuienkerke Marc Claeys & Filip Van Beneden, Bassevelde Nico Vanneste, Oedelem Patriek Gaudissabois, Knesselare Frederic & Paul Coens, Oedelem Peter Naeyaert, Torhout Steven Van Hecke, Maldegem Stijn Deprest, Maldegem
8 Sterk met Melk!
Op al deze bedrijven en op de Hooibeekhoeve in Geel kwamen 8 heel verschillende thema’s rond duurzaamheid aan bod. Zo werd onder andere aandacht geschonken aan de thema’s Watergebruik, Dierenwelzijn en Rendabiliteit. In een cyclus van telkens 3 maanden werden deze behandeld, waarbij per thema gestart werd met het invullen van een vragenlijst samen met de landbouwer. De resultaten hiervan werden verwerkt tot een overzichtelijke duurzaamheidsster, waarin elke deelnemers zijn eigen resultaten kon aflezen in vergelijking met zijn collega’s. Vervolgens bespraken de melkveehouders in een studieclub op één van de 20 bedrijven de resultaten met elkaar; want voor boeren valt veel te leren van collega-boeren!
Per thema werd daarnaast een beroep gedaan op organisaties met specifieke kennis van zaken. Zo droegen de kenniscentra Water van de provincies Oost- en West-Vlaanderen, een dierenarts en de Regionale Landschappen Meetjesland en Houtland een belangrijk steentje bij.
Gedurende het thema Bodem-plant-diersysteem kwam de Nederlandse expertise goed van pas. De ETC Adviesgroep en het adviesbureau Dirksen Management Support deelden hun kennis over de stikstofkringloop op het bedrijf. Vooral een excursie naar diverse Nederlandse bedrijven leverde nieuwe inzichten op rond bemesting, bodem en het gebruik van eigen ruwvoer.
Duurzaamheidsster
Om nog andere melkveehouders te laten meeprofiteren van de projectresultaten, werd per thema een digitale nieuwsbrief uitgebracht en door middel van de landbouwpers de nodige kennis verspreid. En ook in deze brochure is de nodige informatie verzameld om zodoende aan andere Vlaamse melkveehouders handvaten te bieden voor een duurzame melkproductie.
Voor elk deelnemend melkveebedrijf werd de duurzaamheid per thema beoordeeld en in beeld gebracht. Hiervoor werden de duurzaamheidssterren van het Steunpunt Duurzame Landbouw (Stedula) als basis gebruikt. Uit de waaier duurzaamheidsthema’s waarop Stedula had gewerkt – van gewasbeschermingsmiddelengebruik tot beroepstrots – werden er 8 gekozen. Elke melkveehouder kreeg een duurzaamheidsster waarin voor deze 8 thema’s punten waren gegeven op schaal van 0 tot 100, zie figuur 1. De 2 bedrijven die
het best scoorden kregen 100 punten, de 2 bedrijven die het minst goed scoorden 0 punten. Hoe meer punten, hoe groter het ingekleurde deel van de ster en hoe duurzamer het bedrijf.
figuur 1
DUURZAAMHEIDSSTER
• economisch • ecologisch • sociaal RENDABILITEIT
���
WATERGEBRUIK
��
��
ENERGIEGEBRUIK
��
��
PRODUCTIVITEIT
BODEM-PLANTDIERSYSTEEM
DIERENWELZIJN
ARBEIDSEFFICIËNTIE LANDSCHAPSBEHEER
Sterk met Melk!
9
De duurzaamheidsster bestaat uit groene, rode en blauwe vlakken omdat duurzaamheid kan worden opgesplitst in een ecologische, sociale en economische pijler. De groene vlakken geven een score voor ecologische thema’s; dit zijn de milieukundige aspecten van duurzaamheid. De rode vlakken laten zien hoe een melkveehouder op sociale onderwerpen scoort; deze thema’s hebben betrekking op de verwachtingen van de maatschappij of op het welzijn van de boer. Daarnaast zijn er de blauwe vlakken; deze geven de economische duurzaamheid van een bedrijf weer. De dikke zwarte lijn toont per thema de gemiddelde score van de ganse groep1. Per pijler is een aparte duurzaamheidsster gemaakt waarin de betreffende thema’s zijn opgesplitst in indicatoren. Deze indicatoren geven aan op welke punten je als melkveehouder moet letten, wil je een goede score behalen. Deze ecologische, sociale en economische sterren vind je verderop in deze brochure terug. •
10 Sterk met Melk!
(1)
Ecologische duurzaamheid Bodem-plant-diersysteem
Water Energie
Ecologische duurzaamheid
11
Watergebruik Iedere dag opnieuw gebruikt een melkveebedrijf de nodige hoeveelheid water: om te reinigen, drinkwater voor de dieren of water in de voorkoeler. Water wordt echter steeds schaarser en duurder en daarom is het belangrijk om er goed mee om te springen. Waterproductiviteit Hoe meer melk je als melkveehouder kan produceren met het gebruikte water, hoe beter. Dit betekent immers dat water efficiënt wordt ingezet2. De hoeveelheid melk die een bedrijf heeft geproduceerd per gebruikte kubieke meter water wordt waterproductiviteit (liters melk/m3 water) genoemd. Deze waterproductiviteit blijkt groter te zijn naarmate de totale melkproductie op een bedrijf hoger is. Hieruit volgt dat het watergebruik niet even sterk mee stijgt als meer melk wordt geproduceerd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het water dat dagelijks gebruikt wordt voor het reinigen van de melkinstallatie. De hoeveelheid water waarmee de melkinstallatie wordt gespoeld, verschilt weinig van bedrijf tot bedrijf maar de hoeveelheid liters die met deze installatie wordt gemolken, kan wel sterk verschillen.
12 Ecologische duurzaamheid
De waterproductiviteit van een melkveebedrijf stijgt ook bij een verminderd watergebruik. Dit hangt dikwijls samen met het daadwerkelijk minder water gebruiken voor bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld door voor het schoonspuiten een hogedrukreiniger te gebruiken in plaats van een gewone waterslang. Ook door het hergebruik van water kan flink worden bespaard. Zo kan het water van de hoofdreiniging en naspoeling van de melkinstallatie perfect opnieuw worden gebruikt, bijvoorbeeld voor het schoonmaken van de melkstand.
Alternatieve waterbronnen De belangrijkste waterpost op een melkveebedrijf is overduidelijk het drinkwater voor vee. Van alle gebruikte water wordt hier ongeveer 75% aan gespendeerd. Op dit water valt niet te bezuinigen en dit water kan ook niet worden gerecycleerd. Alle water dat nodig is als
Ecologische duurzaamheid
13
drinkwater kan echter wel worden ingevuld met regenwater. Hiermee kan het leidingwater of diep grondwater grotendeels worden vervangen, wat een flinke besparing oplevert. Een enkele Sterk met Melk deelnemer gebruikt regenwater reeds voor 80% van het totale watergebruik!
tabel 1
GEMIDDELDE VERDELING VAN HET WATERGEBRUIK OP DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN
Waterpost
%
Drinkwater Voorkoeler Dagelijks schoonspuiten melkstand Reinigen melkinstallatie Reinigen koeltank Reinigen uiers Schoonspuiten melkstand naast dagelijkse reiniging Schoonspuiten stal en kalverhokjes Schoonspuiten machines
75 6 6 7 1 2
Totaal
1 1 1 100
Opvang afvalwater Een deel van het water dat op een melkveebedrijf wordt toegepast, valt na gebruik in de categorie afvalwater met gevaarlijke stoffen. Dit komt door de aanwezigheid van 14 Ecologische duurzaamheid
bijvoorbeeld fosfor (afkomstig van het gebruikte reinigingsmiddel). Voor de afvoer van deze afvalwaterstromen zijn regels opgesteld: • Het reinigingswater van de stal en de melkstand is met mest bevuild en hoort thuis in de mestkelder; • Het reinigingswater van landbouwmachines bevat vooral aarde. Na bezinking van die aarde kan het meestal geloosd worden; • Het reinigingswater van de melkmachine en koeltank is vooral organisch vervuild en met stikstof en fosfor belast. Deze afvalwaterstroom mag niet ongezuiverd in het oppervlaktewater terechtkomen. Het afvalwater kan worden opgevangen in de mestkelder en overeenkomstig de mestwetgeving met de mest worden uitgereden of kan na zuivering geloosd worden3. Ook voor perssappen en de first-flush van sleufsilo’s – dit is het water dat bij een regenbui het eerst van de kuil-plaat stroomt en het sterkst vervuild is – bestaan regels. Deze moeten opgevangen worden en overeenkomstig de mestwetgeving uitgereden worden. Op die manier wordt de meest vervuilde fractie gescheiden van de rest van de run-off – het totaal aan water dat van de kuilplaat loopt. De resterende fractie kan na zuivering geloosd worden op oppervlaktewater3.
(tip) Drinkwaterbakken blijven schoon wanneer er
goudvissen in zwemmen. Deze eten de voerresten en eventuele mest die in de bakken terechtkomt. De bakken hoeven hierdoor niet meer schoongemaakt te worden. Voorwaarde is wel dat er altijd 5 cm water in een bak staat, zodat de vissen kunnen blijven zwemmen.
(tip) Tijdens het melken vervuilen de koeien de
melkstand. De mestspetters drogen vast op de muren. Dit kan worden voorkomen door de muren vochtig te houden. Spuit vóór het melken de muren nat en bij warm weer ook nog eens tussendoor. Veeg daarnaast de melkstand schoon met een trekker of borstel voordat begonnen wordt met de melkstand nat te reinigen4.
Duurzaamheidsster Om het watergebruik in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 3 indicatoren: • Waterproductiviteit: hoeveelheid melk die geproduceerd wordt per gebruikte kubieke meter water; • Alternatieve waterbronnen: percentage regenwater en ondiep grondwater van het totaal watergebruik; • Opvang afvalwater: toegekende punten voor de manier waarop met afvalwater omgesprongen wordt. Deze scores zijn in een ecologische duurzaamheidsster geplaatst.
In figuur 2 staat de ecologische duurzaamheidsster van deelnemer Benny: “Op het watergebruik scoren wij goed. Dit komt voor een deel door het gebruik van regenwater op het bedrijf. Van de daken van de loods en stal vangen we zo’n 300.000 liter regenwater per jaar op. Dit gebruiken we voor het schoonspuiten van de melkput en ook als drinkwater voor de koeien.” •
figuur 2
ECOLOGISCHE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR HET WATERGEBRUIK VAN BOER BENNY IN HET GROEN DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• watergebruik • energiegebruik • bodem-plant-diersysteem ���
STIKSTOFBENUTTING BODEM STIKSTOFBENUTTING DIER
WATERPRODUCTIVITEIT
��
��
ALTERNATIEVE WATERBRONNEN
��
STIKSTOFBEDRIJFSOVERSCHOT
��
OPVANG AFVALWATER STIKSTOFPRODUCTIVITEIT
HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN
INDIRECTE ENERGIEPRODUCTIVITEIT (INCL. MAZOUT)
ELECTRICITEITSPRODUCTIVITEIT
Ecologische duurzaamheid
15
Energiegebruik Melkveebedrijven gebruiken (indirect) heel veel energie. De prijzen voor energie lopen echter steeds meer op en daarmee ook de prijs van bijvoorbeeld kunstmest. Wel bestaan er een aantal maatregelen waardoor op het melkveebedrijf de nodige energie kan worden bespaard. Directe en indirecte energie Energie wordt op een melkveebedrijf voor een deel gebruikt in directe vorm, zoals elektriciteit en brandstof. Een ander deel wordt indirect gebruikt. Dit is de energie die nodig is geweest voor de productie van bijvoorbeeld krachtvoer of kunstmest. Zo wordt voor de productie van een kilogram krachtvoer 6,3 MJ energie gebruikt. Ter vergelijking: 1 kWh elektriciteit komt overeen met een energiegebruik van 5,65 MJ5. Uit tabel 2 blijkt dat de hoeveelheid indirecte energie die op een melkveebedrijf wordt gebruikt veel groter is dan de hoeveelheid directe energie. Het indirecte energiegebruik kan – als dit binnen de bedrijfsvoering past – vooral worden verminderd door te besparen op het krachtvoer- en kunstmestgebruik.
16 Ecologische duurzaamheid
tabel 2
GEMIDDELDE VERDELING VAN HET ENERGIEGEBRUIK OP DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN
Energiesoort
Energiepost
%
%
Directe energie
Elektriciteit Brandstof
11 14
25
Indirecte energie
Voeders Kunstmest Loonwerk Machines Zaden Bestrijdingsmiddelen
35 23 7 6 2 1
75
100
100
Totaal energiegebruik
Ecologische duurzaamheid
17
Elektriciteitsproductiviteit Op een melkveebedrijf is energie in de vorm van elektriciteit vooral nodig voor het aandrijven van de vacuümpomp, het opwarmen van reinigingswater en het koelen van de melk. Daarnaast wordt nog elektriciteit gebruikt voor verlichting en apparaten die nodig zijn bij het melken, deze hoeveelheid elektriciteit is echter klein6. Met de gebruikte hoeveelheid elektriciteit wordt best zoveel mogelijk melk geproduceerd, zo wordt de elektriciteit efficiënt ingezet. Om bedrijven te vergelijken op de efficiëntie van hun elektriciteitsgebruik, wordt elektriciteitsproductiviteit als maat genomen. Dit is de hoeveelheid melk die wordt geproduceerd per 10 MJ energie in de vorm van elektriciteit (liters melk/10 MJ). Deze productiviteit is groter naarmate de totale melkproductie op een bedrijf hoger is. Hieruit blijkt dat bij een hogere melkproductie het elektriciteitsgebruik niet even sterk mee stijgt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het water wat dagelijks verwarmd wordt om daarmee de melkinstallatie te reinigen. De hoeveelheid warm water waarmee de melkinstallatie wordt gespoeld,
18 Ecologische duurzaamheid
verschilt weinig tussen bedrijven onderling maar in de hoeveelheid liters die met deze installatie worden gemolken, kan wel een groot verschil optreden. Ook is voor het koel bewaren van de melk in de tank minder elektriciteit per liter melk nodig naarmate de inhoud van de tank groter is; dit betekent dus een grotere elektriciteitsproductiviteit bij een grotere melkplas. De elektriciteitsproductiviteit van een melkveebedrijf wordt daarnaast bepaald door de hoeveelheid elektriciteit die gebruikt wordt. Deze hoeveelheid hangt samen met het gebruik van besparingsmaatregelen zoals een voorkoeler die de melk koelt voordat zij in de melktank komt of een warmterecuperator die de warmte die vrijkomt bij de koeling van de melk gebruikt om water op te warmen, zie tabel 3.
tabel 3
VERBAND TUSSEN BESPARINGSMAATREGELEN EN DE ELECTRICITEITSPRODUCTIVITEIT OP DE STERK MET MELK BEDRIJVEN
Besparingsmaatregel
Elektriciteitsproductiviteit (liters melk/10 MJ)
Geen maatregel (n*=9) Warmterecuperator óf voorkoeler (n*=7) Warmte recuperator én voorkoeler (n*=3)
27
Gemiddeld
30
30 36
N* = AANTAL BEDRIJVEN
Een andere maatregel om elektriciteit te besparen is het installeren van een frequentiesturing (toerentalregeling) op de vacuümpomp of melkpomp.
Hernieuwbare energiebronnen Als melkveehouder kan je ook op de elektriciteitsfactuur besparen door gebruik te maken van een hernieuwbare energiebron. Een interessante en vrij eenvoudig toepasbare manier is zonne-energie in de vorm van een zonneboiler of zonnepanelen. In geval van 100 m2 zonnepanelen kan je ongeveer 10.000 kWh elektriciteit per jaar produceren7. Dit is al een aanzienlijk deel van
de 22.250 kWh per jaar die een melkveebedrijf met 50 koeien gemiddeld gebruikt8. Voor zowel een zonneboiler als zonnepanelen kan een VLIF-subsidie van 30% worden gekregen. Hiermee kunnen beide systemen in minder dan 10 jaar worden terugverdiend, terwijl de levensduur al snel 20 jaar is.
(tip) Nachtstroom is eigenlijk een afvalproduct van
energiecentrales die in de nachtelijke uren minimaal werken. De centrales kunnen niet worden uitgezet, omdat opstarten een langdurig proces is. Gebruik van nachtstroom is daardoor goedkoop en milieuvriendelijker dan dagstroom8.
(tip) Veel landbouwers hebben een voorkeur
voor een grote tractor, maar meer motorvermogen is niet altijd efficiënt. Uit onderzoek blijkt dat eenderde van de gebruikers – gezien de werkomstandigheden – een tractor met een grotere capaciteit nodig heeft of juist kan volstaan met een tractor met minder motorvermogen. In beide gevallen wordt onnodig veel diesel gebruikt. Naast een goede tractor-werktuigcombinatie is het aan te bevelen het stationair draaien van de tractor tot een minimum te beperken. Tractoren draaien gemiddeld ruim 20% van de bedrijfstijd stationair, terwijl 15% haalbaar is8.
Ecologische duurzaamheid
19
Duurzaamheidsster Om het energiegebruik in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 3 indicatoren: • Elektriciteitsproductiviteit: hoeveelheid melk die geproduceerd wordt per 10 MJ gebruikte energie in de vorm van elektriciteit; • Indirecte energieproductiviteit: hoeveelheid melk die geproduceerd wordt per 100 MJ gebruikte indirecte energie; • Hernieuwbare energiebronnen: percentage hernieuwbare energie van het totaal energiegebruik. Deze scores zijn in een ecologische duurzaamheidsster geplaatst. In figuur 3 staat de ecologische duurzaamheidsster van deelnemer Stijn. Duurzaamheidssterren-expert Marijke (ILVO, eenheid Landbouw & Maatschappij): “Dit bedrijf scoort goed op vlak van energie. Dat komt doordat per hoeveelheid verbruikte energie meer melk wordt geproduceerd in vergelijking met de anderen. Het bedrijf gebruikt weliswaar veel energie, maar weet dit te compenseren door een hoge melkproductie.”
20 Ecologische duurzaamheid
figuur 3
ECOLOGISCHE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR HET ENERGIEGEBRUIK VAN BOER STIJN IN HET GROEN DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• watergebruik • energiegebruik • bodem-plant-diersysteem STIKSTOFBENUTTING BODEM STIKSTOFBENUTTING DIER
���
Op melkveebedrijven bestaat een kringloop van stikstof (N), zie figuur 4: de via het voer aangevoerde stikstof (in eiwit) wordt door het dier omgezet in melk, vlees en mest.
WATERPRODUCTIVITEIT
��
��
ALTERNATIEVE WATERBRONNEN
��
STIKSTOFBEDRIJFSOVERSCHOT
��
OPVANG AFVALWATER STIKSTOFPRODUCTIVITEIT
HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN
Bodem-plant-diersysteem
INDIRECTE ENERGIEPRODUCTIVITEIT (INCL. MAZOUT)
ELECTRICITEITSPRODUCTIVITEIT
“Geen van de deelnemende bedrijven maakte gebruik van hernieuwbare energiebronnen, daarom is dit aspect van de ster niet ingekleurd. Toch is het een belangrijk onderdeel van duurzaam energiegebruik en is het daarom in het systeem opgenomen.” •
De stikstof in de mest wordt op de bodem gebracht, waar het wordt opgenomen door de gewassen. Deze gewassen worden van het land gehaald en door de dieren gegeten: de stikstofkringloop is rond.
figuur 4
BODEM-PLANT-DIERSYSTEEM DIER
MELK/VLEES
In deze kringloop kan de stikstofbenutting door het vee en door de bodem worden verbeterd. Dit draagt bij aan een lagere kostprijs en minder verliezen naar het milieu.
Stikstofbenutting door het dier Een koe is een herkauwer, hierop is haar maagdarmkanaal ingesteld. Daarom is het evident om een koe voer te geven waarop ze veel herkauwt. Dit betekent dat voldoende structuur met het rantsoen moet worden aangebracht, waardoor de pens geprikkeld wordt.
KRACHTVOER
MEST RUWVOER
KUNSTMEST
OVERSCHOT/ BODEMVOORRAAD BODEM
Ecologische duurzaamheid
21
Een betere pensprikkeling zorgt voor meer pensbeweging en een betere menging van het voer9. Structuurrijk voer blijft ook langer in de pens, zodat dit langer beschikbaar is voor vertering. Door te herkauwen, produceert een koe de nodige hoeveelheid speeksel. Dit speeksel bevat bufferende stoffen, waardoor de pH in de pens wordt verhoogd. Dat alles bij elkaar zorgt ervoor dat de koe meer energie en eiwit uit het voer haalt. Naast structuur zijn eiwitten erg belangrijk voor het goed functioneren van een koe. Bij een overmaat aan onbestendig eiwit wordt dit echter door pensbacteriën omgezet in ammoniak. Deze ammoniak komt via de penswand in het bloed en wordt vervolgens in de lever omgezet in ureum. Deze wordt grotendeels via de urine en gedeeltelijk via de melk uitgescheiden. Ook wordt een deel gerecycleerd via speeksel. Door een koe voldoende te laten herkauwen heersen in de pens de optimale omstandigheden voor de pensmicroben om eiwit af te breken en om te zetten in microbiële eiwitten. Deze eiwitten komen direct ten goede aan de koe. Hoeveel eiwit een koe nodig heeft, is afhankelijk van het productieniveau van het dier. Een koe van 10 liter melk heeft ongeveer 11% ruw eiwit in de droge stof nodig en een koe van 50 liter zo’n 16%10.
22 Ecologische duurzaamheid
Voor een goede melkproductie is behalve structuur en eiwit ook de hoeveelheid energie in het rantsoen van belang. Nog belangrijker is dat de hoeveelheden eiwit en energie in balans zijn. Dit wordt uitgedrukt in de waarde van de OEB (Onbestendig Eiwit Balans), wat een indicatie geeft voor de verhouding tussen de hoeveelheid beschikbaar eiwit en beschikbare energie in de pens voor de aanmaak van microbiële eiwitten11. Een rantsoen met een OEB van 0 betekent dat eiwit en energie in de pens in balans zijn. De verschillende onderdelen van zo een rantsoen worden dan best gewogen en gemengd gevoerd, zodat de koeien de energie en eiwit voldoende op elkaar afgestemd binnenkrijgen. Bij een tekort aan energie kunnen melksuikers en melkvetten gevormd worden uit een overschot aan eiwit, dit is een bijzonder inefficiënt proces en moet daarom voorkomen worden9. Als een koe voldoende structuur krijgt en een juiste hoeveelheid eiwit in balans met de gevoerde energie, kan zij ongeveer 30% van het stikstof wat via het voer wordt aangebracht, omzetten in melk en vlees. Het grootste deel van de overige stikstof komt in de mest terecht. Dit vormt meteen een waardevolle voeding voor de bodem.
Ecologische duurzaamheid
23
Stikstofbenutting door de bodem De bodem kan zeker 70% van de via (kunst)mest aangevoerde stikstof omzetten in oogstbare gewassen. Hoe hoger de bodembenutting, hoe meer van de toegediende stikstof daadwerkelijk is opgenomen in het geoogste product en niet verloren is gegaan. Aangezien de wettelijke normen een steeds lagere stikstofgift toestaan, is het van groot belang om de stikstof die wordt toegediend, zo efficiënt mogelijk te benutten. Om de benutting van organische mest te optimaliseren, is het nodig dat mest wordt bemonsterd. Hiermee is het stikstofgehalte bekend en weet je precies hoeveel ton mest je kan uitrijden. Best reken je in eenheden stikstof die je op het land brengt en niet in tonnen mest. Door een mestmonster weet je ook precies hoe hoog de verhouding tussen koolstof (C) en stikstof (N) is. Een hoge C/N-verhouding (±10) kan worden bereikt door voldoende structuur in het rantsoen te steken en bijvoorbeeld stro in de boxen te strooien in plaats van zaagsel. Een hoge C/N-verhouding betekent dat een groter deel van de stikstof in organische vorm in de mest is gebonden. Deze gebonden stikstof spoelt niet uit als
24 Ecologische duurzaamheid
de mest op het land is gebracht. Ook de verhouding tussen organische en minerale stikstof is hiervoor belangrijk. Best streef je naar 2,4 kg organische stikstof en 1,6 kg minerale stikstof per ton mest. Dit is een verhouding van 60:409. Met voldoende mestopslag kan de mest op het juiste tijdstip uitgereden en zodoende zeer efficiënt benut worden. Daarom is investeren in extra mestopslag, investeren in de toekomst. Er is ook winst te behalen door vaker kleinere hoeveelheden (kunst)mest toe te dienen. De bodembenutting hangt grotendeels af van de bodemgesteldheid. Daarom is het heel belangrijk dat bemesting wordt afgestemd op de bodem, in plaats van op het gewas. Zo krijg je een optimale bodem en die levert een optimaal gewas. Om de bemesting af te kunnen stemmen op de bodemgesteldheid, moet je weten hoeveel minerale stikstof nog in de bodem aanwezig is en hoeveel de bodem gaat vrijmaken. Daarom neem je in het voorjaar best een bodemstaal en stem je de bemesting af op het bijbehorende bemestingsadvies.
De bodemgesteldheid kan ook verbeterd worden door het land te bewerken met lichte machines, met een lage bandenspanning. Begin in het voorjaar overigens niet te vroeg met bewerken of bemesten en ga in het najaar niet te laat door. De natheid van de bodem bepaalt het tijdstip. Met geduld en de juiste maatregelen behoudt de graszode een goede kwaliteit en is graslandvernieuwing minder vaak nodig. Wees daarnaast voorzichtig met (diep) ploegen. Met ploegen kunnen storende elementen worden verwijderd, maar een diepe grondbewerking versnelt wel de afbraak van organische stof. Dit heeft een negatieve invloed op het vermogen van de bodem om water en voedingsstoffen vast te houden, op de bodemstructuur, het bodemleven en daardoor ook op de stikstofbenutting12.
(tip) Graaf eens een stuk grond van 20x20x20 cm
uit. Als je veel (±30%) kruimels ziet van 0,3 tot 1 cm is dat een goed teken. Daar groeien wortels gemakkelijk door. Scherp blokkige stukken mogen in deze laag niet voorkomen12. Het aantal wormen in dit uitgegraven stuk grond maal 25 geeft het aantal per m2. Dit is gemiddeld ±250. De variatie is groot, maar minder dan 50 wormen/m2 is té weinig13.
(tip) Kunstmest begint te werken als de bovenste
5 cm van de bodem 12 °C of warmer is. Dit is eenvoudig te testen door een thermometer in de grond te steken. Ook kan je naar het gewas kijken en zelf vast stellen wanneer het gras begint te groeien. Een nuttig hulpmiddel hierbij is de grashoogtemeter9.
Duurzaamheidsster: Om het bodem-plant-diersysteem in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 4 indicatoren: • Stikstofbenutting door het dier: deel van de stikstof dat door een dier opgenomen is en omgezet wordt in melk of vlees; • Stikstofbenutting door de bodem: deel van de stikstof in (kunst)mest dat op de bodem gebracht wordt en via de gewassen weer van de bodem gehaald wordt; • Stikstofbedrijfsoverschot: de hoeveelheid stikstof die wel op het bedrijf is aangevoerd, maar niet weer van het bedrijf is afgevoerd in melk, vlees, ruwvoer of mest; • Stikstofproductiviteit: hoeveelheid melk die geproduceerd wordt per kilogram stikstofoverschot. Deze scores zijn in een ecologische duurzaamheidsster geplaatst.
Ecologische duurzaamheid
25
In figuur 5 staat de ecologische duurzaamheidsster van deelnemers Geert en Thijs. Bedrijfsadviseur Eddy (Bedrijfs-advisering Melkveehouderij West-Vlaanderen): “Het bedrijf van Geert en Thijs haalt met een lage krachtvoergift een relatief hoge melkproductie (9.219 liter per koe). Vooral op evenwichtskrachtvoer wordt er bespaard. Het is natuurlijk de kunst om een evenwicht te zoeken tussen een zo hoog mogelijke melkproductie met een zo laag mogelijke krachtvoerinput. De kwaliteit van de ruwvoeders speelt hier een belangrijke rol. Hoe beter de ruwvoeders, hoe minder krachtvoer nodig is om dezelfde productie te halen. De melkproductie per hectare ligt aan de lage kant. Dat samen met het feit dat het streven naar optimaal ruwvoeder gepaard gaat met een iets hogere bemesting maakt dat het stikstofrendement van de bodem iets lager uitvalt.” •
figuur 5
ECOLOGISCHE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR HET BODEM-PLANT-DIERSYSTEEM VAN BOER GEERT EN ZOON THIJS IN HET GROEN DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• watergebruik • energiegebruik • bodem-plant-diersysteem STIKSTOFBENUTTING BODEM STIKSTOFBENUTTING DIER
���
WATERPRODUCTIVITEIT
��
��
ALTERNATIEVE WATERBRONNEN
��
STIKSTOFBEDRIJFSOVERSCHOT
��
OPVANG AFVALWATER
(2)
Sociale duurzaamheid Dierenwelzijn
STIKSTOFPRODUCTIVITEIT
Arbeidsefficiëntie HERNIEUWBARE ENERGIEBRONNEN
26 Ecologische duurzaamheid
INDIRECTE ENERGIEPRODUCTIVITEIT (INCL. MAZOUT)
ELECTRICITEITSPRODUCTIVITEIT
Landschapsbeheer
Sociale duurzaamheid
27
Dierenwelzijn Kijken naar koeien geeft een heleboel informatie over hoe gezond een koe is en of haar huisvesting comfortabel is. Met deze signalen kan je welzijn, gezondheid en productie optimaal maken. Conditie De conditie van een koe op een bepaald tijdstip zegt veel over haar voeding van de voorbije periode, in relatie tot de melkproductie. Ook zegt de conditie hoe gezond een koe is. Met het gebruik van de conditiescore kunnen mogelijke gezondheidsproblemen vroeg opgespoord en het voedingsmanagement geoptimaliseerd worden. Dit verbetert de gezondheid, reproductie en melkproductie14.
figuur 6
CONDITIESCORE 1
28 Sociale duurzaamheid
De conditie van een koe wordt gescoord op schaal van 1 (extreem mager) tot 5 (extreem vet), zie figuur 6. Gedurende het lactatiestadium verandert de conditiescore. In de verschillende stadia worden de volgende scores aanbevolen: • Bij droogzetten: 3,5 (grens: 3,0 – 3,5) • Bij afkalven: 3,5 (grens: 3,0 – 4,0) • In topproductie: 2,5 (grens: 2,0 – 2,5) • In midlactatie: 3,0 (grens: 3,0 – 3,5)
CONDITIESCORE
CONDITIESCORE 2
CONDITIESCORE 3
CONDITIESCORE 4
CONDITIESCORE 5
Sociale duurzaamheid
29
Properheid Properheid is belangrijk omdat een sterk bevuilde koe een groter risico loopt op uierontsteking. Sterke bevuiling kan ook aanleiding geven tot huidirritatie en huidontstekingen. Daarnaast heeft vuil een slechte invloed op de temperatuurhuishouding van een koe14. Bevuiling wordt met name veroorzaakt door een bevuilde ligplaats. Door het plaatsen van een knieboom op een afstand van 1,75 à 1,8 m vanaf de achterrand (juist onder of iets meer naar achteren dan de schoftboom) wordt voorkomen dat koeien té ver naar voor gaan liggen en zodoende hun ligbed bevuilen. Ook bevindt een ligbed zich best minstens 15 cm hoger dan de rooster. Door het optillen van de poten valt dan het vuil boven de rooster van de klauwen af15.
Huidbeschadigingen Bij koeien zie je dikwijls huidbeschadigingen op de hakken, ruggengraat of nek. Elke huidbeschadiging is er evenwel één te veel. Kale hakken worden veelal veroorzaakt door een schavende of natte ligplaats. Gezwollen en verwonde hakken komen vaak door harde of smalle ligplaatsen. In het laatste geval laat een koe zich vallen in plaats van dat ze gaat neerliggen. Ook een opstaande achterrand of te kort ligbed (<2,4 m aan
30 Sociale duurzaamheid
de muur) kunnen de oorzaak zijn van kale, gezwollen of verwonde hakken. Met extra strooisel, een zachte bevloering of ruimere ligplaats kan een deel van de kale hakken verholpen worden. Huidbeschadigingen in de nek en op de ruggengraat worden veroorzaakt door een te laag geplaatst of beschadigd voederhek. Ook een te lage schoftboom of de boxafscheiding kunnen deze huidbeschadigingen veroorzaken14.
Speenconditie De speenpunt vormt een barrière tussen de koe en ziektekiemen. Daarom is het erg belangrijk dat de speen in een goede conditie verkeert. Gerafelde, uitgestulpte eeltranden vormen een verzamelplaats voor bacteriën en zijn dus een risicofactor voor mastitis. Dikke en rafelige speenpunten zijn dikwijls het gevolg van een verkeerd afgestelde melkmachine (hoog vacuüm, te lange melktijden, niet-passende of oude tepelvoering). Door het laten uitvoeren van een droge en/of natte meting kunnen fouten in het melkproces worden opgespoord14.
Kreupelheid
Uiergezondheid
Kreupelheid gaat gepaard met pijn en is daarom een belangrijke parameter van welzijn. Een koe probeert de pijn te vermijden en gaat daarom manken. Let op: een koe is een meester in maskeren. Vaak zijn meer klauwproblemen aanwezig dan op het eerste gezicht lijkt.
Uierontstekingen of mastitis komen op alle melkveebedrijven voor. In de West-Europese melkveehouderij zijn er ± 25 mastitisgevallen per 100 koeien per jaar14. De oorzaken van uierontsteking zijn divers: bevuilde uiers, blindmelken of infecties via besmette vliegen zijn mogelijke voorbeelden16. Om zicht te hebben op het aantal mastitisgevallen en dit probleem goed aan te pakken, is het noodzakelijk dat je het aantal mastitisgevallen noteert14.
Kreupelheid heeft veel verschillende oorzaken, bijvoorbeeld een infectie (stinkpoot, Mortellaro), fouten in de voeding en voeropname, huisvestingsfouten (overbezetting, gladde roosters) of een stofwisselingsaan doening. Een regelmatige klauwverzorging zorgt ervoor dat eventuele letsels tijdig worden aangepakt. Belangrijk is dat je koeien – naast individuele behandelingen als een koe mankt – twee keer per jaar behandelt: 1. Als een koe de droogstand ingaat. Hiermee wordt een koe klaargezet voor een volgend lactatiestadium; 2. Twee maanden nadat een koe gekalfd heeft. Een koe is op dat moment uit haar negatieve energiebalans en door het bekappen van de klauwen wordt de koe geholpen met het opbouwen van haar conditie.
(tip) Het kavelpad is een risicoplaats voor
klauwkneuzingen, of dit nu een verhard of onverhard kavelpad is. Laat daarom het kavelpad goed afwateren, haal losse steentjes weg, kies zacht ondergrondmateriaal, drijf de koeien heel rustig op en neem bij het bekappen niet te veel hoorn weg17.
(tip) Veel boeren hebben een hekel aan mest in
de ligbox. Toch moet in 10% van de ligboxen mest liggen. Want als de vaarzen niet in de box mesten, liggen de grote koeien met hun achterstel te ver boven de roosters17.
Sociale duurzaamheid
31
Duurzaamheidsster Om het dierenwelzijn in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 6 indicatoren: • Conditie: percentage magere koeien met een conditiescore < _ 2; • Properheid: gemiddeld percentage van de koeien met een bevuilde uier, bevuilde flanken en bevuilde achterpoten; • Huidbeschadigingen: gemiddeld percentage van de koeien met huidbeschadigingen op de hak (kale, gezwollen of verwonde hakken), in de nek en op de ruggengraat; • Klauwgezondheid: percentage kreupele koeien; • Speenpuntvereelting: percentage koeien met dikke en rafelige speenpunten; • Uiergezondheid: incidentie klinische mastitis. Deze scores zijn in een sociale duurzaamheidsster geplaatst. In figuur 7 staat de sociale duurzaamheidsster van deelnemer Bart: “Ik selecteer vooral op sterke koeien en minder op de melkproductie. Op dit moment geven mijn koeien ongeveer 8.200 liter melk en daar ben ik tevreden mee. Ook heb ik een rubberen toplaag op de roostervloer geplaatst, voor een betere klauwgezondheid.” •
32 Sociale duurzaamheid
Landschapsbeheer
figuur 7
SOCIALE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR DIERENWELZIJN VAN BOER BART IN HET ORANJE DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• dierenwelzijn • landschapsbeheer (LSB) • arbeidsefficientie CONDITIE ARBEIDSEFFICIËNTIE ONDERHOUD
���
PROPERHEID
Elke landbouwer beheert een stukje van het landschap en bepaalt daarmee mede het beeld van het platteland. Door tijd en arbeid in dit landschap te investeren, wordt het platteland al snel aantrekkelijk. En dat heeft zo zijn voordelen.
��
HUIDBESCHADIGINGEN ��
ARBEIDSEFFICIËNTIE VEE
KLAUWGEZONDHEID
��
��
SPEENPUNTVEREELTING ARBEIDSEFFICIËNTIE TEELTEN UIERGEZONDHEID
AGRARISCHE ARCHITECTUUR TIJDSBESTEDING LSB OP PERCELEN
BEWUSTZIJN LSB OP BEDRIJF TIJDSBESTEDING LSB OP BEDRIJF BEWUSTZIJN LSB OP PERCELEN
Bedrijfsbeplanting
Landschappelijke beplanting
Een mooi en aantrekkelijk landschap heeft alles te maken met bedrijven die in hun omgeving passen. Een bedrijf integreren kan door aandacht te schenken aan de verschillende bedrijfsonderdelen: • Bedrijfingang; • Voorkant van het bedrijf, zoals te zien vanaf de straat; • Binnenerf; • Achterkant van het bedrijf; • Storende elementen als de mesthoop.
Ook de beplanting op de omliggende percelen helpt mee om je bedrijf in zijn omgeving te integreren. Bomenrijen kunnen bijvoorbeeld zo geplant worden dat ze het zicht op de gebouwen breken en tegelijkertijd uitlopers vormen naar de omgeving. Plant deze bomenrijen niet te dicht bij de gebouwen en voorzie minimaal 10 m plantafstand tussen de hooggroeiende bomen en minimaal 8 m tussen knotwilgen. Dan kan de zon nog tussen de kruinen door het gras beschijnen, waardoor er een minimum aan slecht smakend, schaduwrijk gras onder de bomen ontstaat18.
Hierbij gaat het niet over het camoufleren van je bedrijf, wel over het integreren! Een bedrijfsplanner kan hier door middel van het uittekenen van een erfbeplantingsplan perfect bij helpen.
Gebruik steeds streekeigen plantensoorten voor alle aanplantingen. Deze passen het beste in het landschap, zijn meer ziekteresistent en gedijen goed in ons klimaat. Ook hier kan een bedrijfsplanner je meer uitleg over geven. Sociale duurzaamheid
33
Agrarische architectuur Niet alleen aanplantingen dragen bij aan een perfecte bedrijfsintegratie, ook agrarische architectuur is hierbij belangrijk. Onder agrarische architectuur worden functionele stallen en loodsen verstaan die zo worden gebouwd dat ze passen bij de bestaande gebouwen en in het omliggende landschap. Bij agrarische architectuur wordt nadruk gelegd op de inplantingsplaats, de vormgeving en het kleur- en materiaalgebruik. Met betrekking tot de inplantingsplaats is het belangrijk dat stallen geordend worden gebouwd en het bedrijf als geheel compact blijft. Hierdoor is een bedrijf overzichtelijk en zijn de loopafstanden kort19. Door extra aandacht te schenken aan de vormgeving van stallen en loodsen passen deze beter in het landschap. Hierbij kun je denken aan: • Het gebruik van gelijke dakhellingen voor alle gebouwen op je bedrijf, dit brengt harmonie; • Het breken van de daklijn, hierdoor lijkt een lang gebouw wat korter; • Het verspringen van de gevellijn door bijvoorbeeld het dakoppervlak te laten doorlopen. Dit doorbreekt de eentonigheid; • Het laag laten doorlopen van het dak, hierdoor ziet het gebouw er kleiner uit19. 34 Sociale duurzaamheid
Ook een juist kleur- en materiaalgebruik is doorslaggevend voor een goede bedrijfsintegratie. Hierbij kan je volgende vuistregels hanteren: • Gebruik dezelfde kleuren en materialen als op je bedrijf en in je omgeving al aanwezig zijn; • Vermijd felle kleuren, deze vallen te sterk op; • Vermijd een wit dak, witte platen werken reflecterend en trekken daardoor de aandacht naar zich toe; • Gebruik verschillende materialen in één loods of stal, hiermee doorbreek je de saaiheid van het gebouw. Het extra materiaal dat je dan gebruikt, hoeft niet duurder te zijn: het is dikwijls belangrijker dat je twee verschillende materialen gebruikt dan welk tweede materiaal je gebruikt19. Bedrijven die mooi in het landschap zijn geïntegreerd, worden positief beoordeeld door de buitenwereld, alsook de bedrijfsvoering. Hier wordt je vroeg of laat voor beloond. Een bedrijfsuitbreiding wekt bijvoorbeeld minder tegenstand op als de bedrijfsleider aandacht schenkt aan de impact op het landschap. Ook doen bezoekers een positieve eerste indruk op. Deze eerste indruk is sterk bepalend voor het vormen van een mening en daarom erg belangrijk voor het vertrouwen in een bedrijf; bijvoorbeeld van personen die langskomen voor kwaliteitscontrole en certificering of van klanten20.
Sociale duurzaamheid
35
(tip) Kijk steeds naar de overlast die de aanplanting kan veroorzaken. Dicht bij de straat of je erf kies je bijvoorbeeld beter voor es of eik. In tegenstelling tot bijvoorbeeld populieren wortelen deze bomen diep en duwen ze verhardingen niet omhoog.
(tip) Ga eens na of je gebouwen van ver te zien zijn. Neem een kijkje vanuit verschillende hoeken en openbare wegen. Probeer eens vast te stellen waar je bedrijf ‘uit het landschap springt’ en of dit negatief is. Dan moet je zeker eens nagaan of door aanplantingen dicht bij het bedrijf of juist wat verder weg de impact kan worden verminderd20.
Duurzaamheidsster: Om het landschapsbeheer in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 5 indicatoren: • Bewustzijn landschapsbeheer op bedrijf: toegekende punten voor het bewustzijn omtrent bedrijfsbeplanting en biodiversiteit op het erf; • Tijdsbesteding landschapsbeheer op bedrijf: uren per jaar, besteed aan de tuin, erfbeplanting en biodiversiteit op het erf; • Bewustzijn landschapsbeheer op percelen: toegekende punten voor het bewustzijn omtrent landschappelijke beplanting en biodiversiteit op de percelen; • Tijdsbesteding landschapsbeheer op percelen: uren per jaar, besteed aan landschappelijke beplanting en biodiversiteit op de percelen; • Agrarische architectuur: toegekende punten voor het bewustzijn omtrent agrarische architectuur. Deze scores zijn in een sociale duurzaamheidsster geplaatst.
In figuur 8 staat de sociale duurzaamheidsster van de Hooikbeekhoeve (praktijkcentrum voor de melkveehouderij in de provincie Antwerpen). Bedrijfsleider Marijke: “De Hooibeekhoeve scoort goed op het vlak van landschapsbeheer. Dit komt doordat het bedrijf zo goed mogelijk in het landschap wordt geïntegreerd door het aanplanten van streekeigen planten. Hierin heeft landschapsarchitect Kristof Verrelst een belangrijke rol gespeeld. Door de stedenbouwkundige verplichting is er bij de bouw van de nieuwe stal en burelen gekozen voor witte gebouwen met grijze boord en een zwart dak, zo passen alle gebouwen perfect bij elkaar. Ook heeft de Hooibeekhoeve beheersovereenkomsten afgesloten voor kleine landschapselementen en natuur. Dit brengt extra werk met zich mee, maar levert ook wat op!” •
figuur 8
SOCIALE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR LANDSCHAPSBEHEER VAN DE HOOIBEEKHOEVE IN HET ORANJE DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• dierenwelzijn • landschapsbeheer (LSB) • arbeidsefficientie ARBEIDSEFFICIËNTIE ONDERHOUD
PROPERHEID
��
HUIDBESCHADIGINGEN ��
ARBEIDSEFFICIËNTIE VEE
��
KLAUWGEZONDHEID
��
SPEENPUNTVEREELTING
ARBEIDSEFFICIËNTIE TEELTEN
UIERGEZONDHEID
AGRARISCHE ARCHITECTUUR TIJDSBESTEDING LSB OP PERCELEN
36 Sociale duurzaamheid
CONDITIE ���
BEWUSTZIJN LSB OP BEDRIJF TIJDSBESTEDING LSB OP BEDRIJF BEWUSTZIJN LSB OP PERCELEN
Sociale duurzaamheid
37
..
Arbeidsefficientie Op een melkveebedrijf draait het bij arbeidsefficiëntie om een zo hoog mogelijke melkproductie door inzet van een zo klein mogelijk aantal uren. Door tijdsregistratie krijg je als melkveehouder zicht op je tijdsbesteding. Zo kan je investeren in arbeidsbesparing wat leidt tot meer tijd voor sociale bezigheden, minder stress of mogelijkheden voor bedrijfsvergroting. Arbeidsefficiëntie vee Melkveehouders besteden elke dag opnieuw veel uren aan het melken, voeren en verzorgen van melkvee en jongvee. Uit figuur 9 blijkt dat alle werkzaamheden met betrekking tot vee bijna 10 uur per week per 100.000 liter melkproductie in beslag nemen. Hoe groter de bedrijven zijn, hoe minder tijd nodig is om een liter melk te produceren. En ten opzichte van een gemengd bedrijf blijkt een landbouwer op een gespecialiseerd melkveebedrijf ook met minder arbeid toe te kunnen. Met name het melken gaat veel sneller, als gevolg van een groter aantal melkstanden. Ook de aanwezigheid van een opdrijfhek draagt bij tot een forse verkorting van de melktijd.
38 Sociale duurzaamheid
figuur 9
GEMIDDELDE TIJDSBESTEDING OP DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN (IN UUR PER WEEK PER 100.000 LITER MELKPRODUCTIE)
14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0
• beheer • onroerend goed • machines • jongvee • veeverzorging • voeren • melken
0,0
Sociale duurzaamheid
39
Op de grote en gespecialiseerde bedrijven kost de jongveeopfok ook wat minder tijd, doordat deze opfok efficiënter kan worden georganiseerd. De dieren gaan op een wat lagere leeftijd naar de aangepaste ligboxenstal op roosters (vaak vanaf 3 maand) en worden vaker met hetzelfde voersysteem als de koeien gevoerd (bijvoorbeeld met een voermengwagen in plaats van met de hand). Ook een investering in een kalverdrinkautomaat blijkt de nodige arbeidsbesparing op te leveren. Als gekeken wordt naar de jaarkosten en tijdswinst die zo een drinkautomaat oplevert, blijkt ze een goedkope arbeidsbespaarder te zijn; de kosten per bespaard uur bedragen nog geen €5 21. De arbeidsefficiëntie van voeren wordt beïnvloed door het aantal voerbeurten per dag en door de voermethode. Voeren met een voermengwagen zonder eigen laadsysteem (met extern laadsysteem) blijkt het meest arbeidsefficiënt te zijn; de tijd die nodig is per voederbeurt is korter dan bij de andere gebruikte voedersystemen.
40 Sociale duurzaamheid
Arbeidsefficiëntie teelten gras en snijmaïs De arbeidsefficiëntie van de teelten wordt grotendeels bepaald door de perceelsgrootte en afstand. Dat bedrijven met een betere verkaveling (grotere percelen die dichter bij het bedrijf liggen) arbeidsefficiënter zijn, wordt aangetoond in tabel 4.
tabel 4
GEMIDDELDE TIJDSBESTEDING OP PERCELEN MET SNIJMAÏS VAN DE STERK MET MELK BEDRIJVEN
Gemiddelde perceelsgrootte
Gemiddelde afstand tot bedrijf (km)
Uren per hectare per jaar
< 2 ha (n*=5) 2 - < 4 ha (n*=12) > _ 4 ha (n*=3)
3,1 2,8 1,6
7,9 7,2 4,8
N* = AANTAL BEDRIJVEN
Ook machines met een grote capaciteit zoals een brede maaier of schudder dragen bij aan de nodige arbeidsbesparing. Deze machines worden echter maar een beperkt aantal uren per jaar gebruikt. Als gekeken wordt naar de jaarkosten en tijdswinst blijken deze investeringen duur te zijn; op een gemiddeld bedrijf bedragen de kosten al snel meer dan €25 per bespaard uur. Het samen aankopen van machines kan hier een oplossing bieden. Ook kun je de nodige landwerkzaamheden in loonwerk laten uitvoeren. Behalve schaalgrootte, de bedrijfsinrichting en -uitrusting spelen ook persoonlijke factoren een belangrijke rol bij arbeidsefficiëntie. Hierbij zijn het organisatievermogen van de melkveehouder en zelfdiscipline heel belangrijk.
(tip) Nieuwbouw is hét moment bij uitstek om een
bedrijf efficiënt in te richten. Wie dan nadenkt over looplijnen, kan later veel tijd besparen. Ook in een bestaande situatie is het goed om eens na te gaan welke meters overbodig zijn. Vaak is er door het aanschaffen van extra gereedschappen of door deze te verplaatsten naar plekken waar ze vaak nodig zijn, tijdswinst te boeken22.
(tip) Neem beslissingen op basis van vaste
protocollen en rationele gronden. Twijfelen kost tijd en beslissingen die op basis van emoties zijn gemaakt, leiden vaak niet tot het beste resultaat. Kijk ook eens naar je werkroutines; veel patronen ontstaan uit gewoonte maar kunnen veel efficiënter door routines bewust te ontwikkelen22.
Duurzaamheidsster Om de arbeidsefficiëntie in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 3 indicatoren: • Arbeidsefficiëntie vee: uren per week per 100.000 liter melkproductie, besteed aan vee en veeverzorging; • Arbeidsefficiëntie teelten: uren per hectare per jaar, besteed aan de teelten gras en snijmaïs; • Arbeidsefficiëntie onderhoud: uren per week per 100.000 liter melkproductie, besteed aan onderhoud van machines, installaties en onroerend goed. Deze scores zijn in een sociale duurzaamheidsster geplaatst.
Sociale duurzaamheid
41
In figuur 10 staat de sociale duurzaamheidsster van deelnemer Dirk: “Op ons bedrijf is het arbeidsaanbod beperkt omdat ik als bedrijfleider nog diverse werkzaamheden naast mijn bedrijf doe en ook mijn partner buitenshuis werkt. Daarom hebben we bij de bouw bewust gekozen voor korte looplijnen, besteden we het nodige loonwerk uit en maken we gebruik van burenuitwisseling. Onze gronden liggen allemaal direct om ons bedrijf, dit heeft ook een positief effect op de arbeidsefficiëntie.” •
figuur 10
SOCIALE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR ARBEIDSEFFICIËNTIE VAN BOER DIRK IN HET BRUIN DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• dierenwelzijn • landschapsbeheer (LSB) • arbeidsefficientie ARBEIDSEFFICIËNTIE ONDERHOUD
CONDITIE ���
PROPERHEID
��
HUIDBESCHADIGINGEN ��
ARBEIDSEFFICIËNTIE VEE
��
KLAUWGEZONDHEID
��
SPEENPUNTVEREELTING
(3)
Economische duurzaamheid
ARBEIDSEFFICIËNTIE TEELTEN
Rendabiliteit
UIERGEZONDHEID
AGRARISCHE ARCHITECTUUR TIJDSBESTEDING LSB OP PERCELEN
42 Sociale duurzaamheid
BEWUSTZIJN LSB OP BEDRIJF TIJDSBESTEDING LSB OP BEDRIJF BEWUSTZIJN LSB OP PERCELEN
Productiviteit
Economische duurzaamheid
43
Productiviteit Een landbouwbedrijf is duurzaam als het in staat is te blijven bestaan. Wil een bedrijf in de toekomst nog presteren, dan moet het vandaag behalve op ecologisch en sociaal vlak ook economisch gezond zijn. Saldo Om de economische gezondheid van een melkveebedrijf in beeld te brengen, worden alle opbrengsten en kosten op een rij gezet. De opbrengsten van een melkveebedrijf bestaan voornamelijk uit de inkomsten van afgeleverde melk en de verkoop van vee. Ook het inventarisverschil van vee wordt tot de opbrengsten gerekend. Overheidssubsidies tellen daarentegen niet mee, opbrengsten moeten op de markt worden verdiend. Variabele kosten zijn alle uitgaven voor zaai- en pootgoed, veevoeders, meststoffen, loonwerk,…. Ook alle onderhouds- en energiekosten en algemene onkosten worden hierbij geteld.
44 Economische duurzaamheid
Het deel van de opbrengsten dat overblijft na het betalen van alle variabele kosten is het saldo van een bedrijf. Het saldo zegt in welke mate een melkveebedrijf voor de geleverde melk een hogere opbrengst behaalt dan het geld dat zij zelf heeft moeten investeren om deze melk te produceren. Aan de hand van het saldo alleen kan geen oordeel worden gegeven over de economische prestaties van een bedrijf. Een groot bedrijf dat veel arbeid en land inzet, heeft waarschijnlijk een hoger saldo dan een klein bedrijf. Om de prestaties van een bedrijf met die van andere bedrijven te vergelijken, wordt daarom de productiviteit als maatstaf genomen, hierbij wordt het saldo gedeeld door de hoeveelheid ingezette arbeid, land of bedrijfskapitaal. Een hogere productiviteit duidt dan op betere prestaties23.
Economische duurzaamheid
45
Arbeidsproductiviteit Arbeidsproductiviteit wordt berekend door het saldo te delen door het aantal Volwaardige Arbeidskrachten (VAK) dat werkzaam is op het landbouwbedrijf23. Eén VAK is een volwassen persoon tussen de 20 en 65 jaar die 3.000 uur per jaar op het bedrijf werkt. Bedrijven die hun arbeid heel efficiënt inzetten, kunnen het bedrijfssaldo binnen kortere tijd verdienen; op deze bedrijven is de arbeidsproductiviteit dan ook hoog. Dit zijn met name de gespecialiseerde melkveebedrijven en de bedrijven met een hoge totale melkproductie. Op deze bedrijven wordt het meest geïnvesteerd in arbeidsbesparende maatregelen waardoor het melken, voeren of de jongveeopfok minder tijd kost. Ook is de bedrijfsindeling (looplijnen, afstanden tussen stal en kuil,…) hier doorgaans het meest efficiënt.
Landproductiviteit Landproductiviteit is het saldo van een bedrijf gedeeld door de totale bedrijfsoppervlakte in hectare, dit kan zowel gepachte grond als grond in eigendom zijn23.
46 Economische duurzaamheid
De bedrijven met de hoogste melkproductie per hectare behalen de hoogste landproductiviteit. Dit blijken doorgaans de bedrijven met de grootste bedrijfsomvang te zijn. Op deze bedrijven wordt de beschikbare grond het meest productief ingezet.
Kapitaalsproductiviteit De kapitaalsproductiviteit wordt berekend door het saldo te delen door het totale bedrijfskapitaal (quotum, gebouwen, veestapel, materiaal, voorraden en voorschotten)23. Het saldo en dus ook de kapitaalsproductiviteit en arbeids- en landproductiviteit kunnen worden verhoogd door de variabele kosten te verlagen. Vooral de voerkosten verschillen sterk van bedrijf tot bedrijf; waar de ene Sterk met Melk deelnemer minder dan €7 per 100 liter melk betaalt voor zijn ruw- en krachtvoer, bedragen bij de ander deze kosten bijna €10. Door je voerderkosten duidelijk op een rij te zetten en met een adviseur te bespreken, moet hier voor veel bedrijven nog winst te behalen zijn.
Bedrijven met een gedegen toekomstvisie en een duidelijke bedrijfsstrategie hebben doorgaans ook een verhoogd saldo en een bovengemiddelde kapitaals-, arbeids- en landproductiviteit. Mogelijke bedrijfsstrategieën zijn schaalvergroting waarbij melk aan een lagere kostprijs kan worden geproduceerd of specialisatie waarbij machines en kennis optimaal kunnen worden ingezet1.
Op een rij: SALDO
= OPBRENGSTEN – VARIABELE KOSTEN
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT = SALDO/VAK LANDPRODUCTIVITEIT = SALDO/HA KAPITAALSPRODUCTIVITEIT = SALDO/BEDRIJFSKAPITAAL
(tip) Registreer zoveel mogelijk gegevens over
je dieren (uierontstekingen, inseminaties,…). Stel protocollen op, bijvoorbeeld na hoeveel inseminaties je een niet-drachtige koe niet meer bezaait. Gebruik de geregistreerde gegevens bij het nemen van beslissingen, zo maak je (economisch) de beste keuzes.
(tip) Vergelijk eigen bedrijfsresultaten (kostprijs,
saldo,…) met die van collega’s. Op die manier zie je welke je sterke punten zijn en welke punten je kan verbeteren. Dit kan je helpen bij het maken van keuzes om je productiviteit te verhogen.
Duurzaamheidsster: Om de productiviteit in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 3 indicatoren: • Arbeidsproductiviteit: saldo per Volwaardige Arbeidskracht (VAK); • Kapitaalsproductiviteit: saldo per euro bedrijfskapitaal; • Landproductiviteit: saldo per hectare bedrijfoppervlakte. Deze scores zijn in een economische duurzaamheidsster geplaatst.
Economische duurzaamheid
47
In figuur 11 staat de economische duurzaamheidsster van deelnemer Steven en zijn vrouw Ineke. Rundveeconsulent Dirk (Boerenbond): “De goede productiviteitscijfers op het bedrijf van Steven en Ineke hebben te maken met de hoge specialisatiegraad. Het hoge productieniveau van de koeien gecombineerd met een beperkt oppervlakte ruwvoeder zorgen voor een zeer hoge melkproductie per hectare. Het is dan wel opletten met de mestafzet en met de melkproductie per hectare voor het quotumfonds. In de eenvoudige maar efficiënte stal is zowel melkvee als jongvee gehuisvest. De omschakeling van de tandemmelkstal naar een 2x8 zij-aan-zij-melkstand zorgt in de toekomst eveneens voor heel wat arbeidsbesparing. Hierdoor is het mogelijk om een deel van de melk via thuisverwerking te verkopen, waarvoor tijdens het seizoen ook nog heel wat aardbeien worden geplukt. Landwerk wordt dan ook veelal in loonwerk uitbesteed.” •
figuur 11
ECONOMISCHE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR PRODUCTIVITEIT VAN BOER STEVEN IN HET BLAUW DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• productiviteit • rendabiliteit RENDABILITEIT ARBEID
���
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
��
��
��
��
RENDABILITEIT EIGEN VERMOGEN
RENDABILITEIT TOTAAL VERMOGEN
KAPITAALSPRODUCTIVITEIT
LANDPRODUCTIVITEIT
Rendabiliteit Op een melkveebedrijf moet behalve de veevoederleverancier, loonwerker, bank, etc. ook alle éigen arbeid en éigen vermogen op een eerlijke manier worden vergoed. Het aangerekende loon van de boer en zijn gezin moet vergelijkbaar zijn met andere sectoren. Om deze vergelijking te maken, wordt de vergoeding voor arbeid en vermogen in rendabiliteitstermen uitgedrukt. Arbeidsinkomen De verschillende rendabiliteitstermen zijn steeds gebaseerd op het arbeidsinkomen. Dit arbeidsinkomen wordt berekend door bij het saldo de overheidsteun (bedrijfstoeslag) op te tellen en hiervan alle vaste kosten (pacht, afschrijvingen en rente) en indirecte belastingen (mest- en waterheffing) af te trekken. Het arbeidsinkomen wordt dus berekend door van de totale inkomsten de totale kosten af te trekken. Met het arbeidsinkomen wordt ingezette eigen arbeid en eigen vermogen vergoed. Als het arbeidsinkomen niet volledig opgesoupeerd is na aftrek van vergoedingen
48 Economische duurzaamheid
voor eigen arbeid en eigen vermogen, heeft het bedrijf winst gemaakt, zie figuur 12. In geval het arbeidsinkomen echter niet voldoende is om alle ingezette arbeid en vermogen te vergoeden, maakt het bedrijf verlies en gaat dit ten koste van de vergoedingen voor eigen arbeid en vermogen23.
Rendabiliteit eigen vermogen De inzet van het eigen vermogen op het eigen landbouwbedrijf moet minstens evenveel opbrengen als de geldende marktrente. Is de marktrente hoger, dan kan het eigen vermogen beter op de bank worden belegd. Om de opbrengst van het eigen vermogen op het eigen
Economische duurzaamheid
49
figuur 12
VAN OPBRENGSTEN TOT WINST
200.000 150.000 100.000 50.000 0 -50.000 OPBRENGST
VERDELING OPBRENGST
VERDELING SALDO, OVERHEIDSSTEUN
VERDELING ARBEIDSINKOMSTEN I.G.V. WINST
bedrijf te vergelijken met de marktrente, berekenen we de rendabiliteit van het eigen vermogen. Dit is het bedrag dat het eigen vermogen netto heeft opgebracht door het te investeren in het landbouwbedrijf. De rendabiliteit van het eigen vermogen wordt berekend door van het arbeidsinkomen een fictieve vergoeding voor de éigen arbeid van de landbouwer af te trekken (gebaseerd op het aantal gewerkte uren en een fictief uurloon van €13,94). Het deel van het arbeidsinkomen dat dan overblijft, wordt gedeeld door het ingezette eigen vermogen23.
50 Economische duurzaamheid
VERDELING ARBEIDSINKOMEN I.G.V. VERLIES
• opbrengst • variabele kosten • saldo • overheidssteun • afschrijvingen • indirecte belastingen • betaalde rente • betaalde pacht • arbeidsinkomsten • vergoeding eigen vermogen • loon eigen arbeid • winst
De gemiddelde Sterk met Melk deelnemer weet een rendabiliteit van het eigen vermogen van 6,5% te behalen. Dat betekent dat elke euro eigen vermogen die in het bedrijf wordt gestoken €0,065 oplevert. Dit bedrag doet niet onder voor de geldende marktrente en dan doe je er als melkveehouder goed aan om je eigen vermogen in je eigen bedrijf te investeren.
Rendabiliteit totaal vermogen De rendabiliteit van het totaal vermogen is de nettoopbrengst van het totale vermogen dat in het bedrijf is geïnvesteerd. Om deze rendabiliteit te berekenen trekken we van het arbeidsinkomen een fictieve vergoeding voor
Economische duurzaamheid
51
éigen arbeid af (gebaseerd op het aantal gewerkte uren en een fictief uurloon van €13,94), we tellen hier de betaalde rente bij op. Het deel van het arbeidsinkomen dat dan overblijft wordt gedeeld door het totaal vermogen, dit is de rendabiliteit van het totaal vermogen23. De Sterk met Melk bedrijven hebben een gemiddelde rendabiliteit op totaal vermogen van 5,0%. Dit betekent dat elke in het bedrijf geïnvesteerde euro netto €0,050 opbrengt. De gemiddelde rentevoet op leningen bij de bank bedraagt 4,7%; elke euro die bij de bank wordt geleend, levert dus gemiddeld €0,03 meer dan het kost. In dat geval is het zinnig om bij de bank geld te lenen en in je eigen bedrijf te investeren.
Rendabiliteit arbeid De rendabiliteit van arbeid wordt berekend door het arbeidsinkomen te verminderen met een fictieve vergoeding voor het eigen vermogen. Het deel van het arbeidsinkomen wat dan overblijft wordt gedeeld door het aantal VAK dat op het bedrijf werkzaam is23. De gemiddelde rendabiliteit van arbeid bedraagt in 2006 op de Sterk met Melk bedrijven €50.686 per VAK, wat €16,90 per uur betekent. Dit resultaat ligt hoger dan het minimumloon van een geschoolde landarbeider inclusief sociale lasten. Dat is in 2006 vastgesteld door het Nationaal Comité voor de Landbouw op €13,94. 52 Economische duurzaamheid
Duurzaamheidsster:
Op een rij: ARBEIDSINKOMEN
= SALDO – VASTE KOSTEN + OVERHEIDSSTEUN – INDIRECTE BELASTINGEN
RENDABILITEIT EIGEN VERMOGEN
= (ARBEIDSINKOMEN – FICTIEVE VERGOEDING EIGEN ARBEID)/EIGEN VERMOGEN
RENDABILITEIT TOTAAL VERMOGEN
= (ARBEIDSINKOMEN – FICTIEVE VERGOEDING EIGEN ARBEID + BETAALDE RENTE)/TOTAAL VERMOGEN
RENDABILITEIT ARBEID = (ARBEIDSINKOMEN – FICTIEVE VERGOEDING EIGEN VERMOGEN)/VAK
(tip) Houd een bedrijfseconomische boekhouding
bij. Hiermee heb je inzicht in de financiële situatie van je melkveebedrijf. Op basis van deze gegevens neem je vervolgens beredeneerde beslissingen over je bedrijfsvoering.
(tip) Denk na waar je over 10 jaar wilt staan met je
bedrijf. Bedenk hoe je in de toekomst je bedrijf aan de markt kunt aanpassen en welk imago je wilt hebben. Op basis van deze toekomstvisie teken je een bedrijfsstrategie uit, met doelstellingen voor de lange termijn. Als je hier voluit voor gaat, kan de rendabiliteit van je bedrijf zeker worden verbeterd.
Om de rendabiliteit in beeld te brengen, wordt per melkveebedrijf een duurzaamheidsscore gegeven voor 3 indicatoren: • Rendabiliteit totaal vermogen: vergoeding voor totaal vermogen; • Rendabiliteit eigen vermogen: vergoeding voor eigen vermogen; • Rendabiliteit arbeid: vergoeding voor eigen arbeid per VAK. Deze scores zijn in een economische duurzaamheidsster geplaatst. In figuur 13 staat de economische duurzaamheidsster van deelnemers Paul en Frederic. Rundveeconsulent Jan (Boerenbond): “Frederic en Paul halen heel goede cijfers voor rendabiliteit totaal vermogen. Door handig gebruik te maken van de omstandigheden, goed overgemolken in het betreffende jaar zonder superheffing en toch nog aardig wat vaarzen kunnen verkopen aan hoge prijzen, waren de opbrengsten zeer hoog. Daarnaast heeft het bedrijf weinig vreemd vermogen moeten inzetten. De lening van de stal is grotendeels afbetaald en het bedrijf heeft het geluk nog maar weinig geld in grond te hebben moeten steken en toch veel oppervlakte te kunnen gebruiken. Dankzij een stevige productieverhoging en beter voederen met een voedermengwagen zijn de
figuur 13
ECONOMISCHE DUURZAAMHEIDSSTER MET DE SCORES VOOR RENDABILITEIT VAN BOER FREDERIC EN VADER PAUL IN HET BLAUW DE LICHTE VLAKKEN GEVEN DE GEMIDDELDE SCORE VAN DE 20 STERK MET MELK BEDRIJVEN WEER.
• productiviteit • rendabiliteit ���
RENDABILITEIT ARBEID
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT
��
��
��
RENDABILITEIT EIGEN VERMOGEN
RENDABILITEIT TOTAAL VERMOGEN
��
KAPITAALSPRODUCTIVITEIT
LANDPRODUCTIVITEIT
aanwezige middelen (melkveestal) ook veel beter benut. Als er een jaar komt waar het nationaal quotum wel weer vol is, staan ze natuurlijk weer voor een uitdaging: geld stoppen in quotum of geld maken van vaarzen. Via nog een paar renovatiestappen kan in de stal bovendien nog zeer lang goedkoop gemolken worden.” •
Economische duurzaamheid
53
En tot slot
Bronnen
DE DUURZAAMHEIDSSTERREN HEBBEN LATEN ZIEN dat elk melkveebedrijf zijn accenten legt en eigen sterke
1
Steunpunt Duurzame Landbouw (2006). Erven van de toekomst. Over duurzame landbouw in Vlaanderen. Steunpunt Duurzame Landbouw, Gontrode.
2
Steunpunt Duurzame Landbouw (2006). Indicatoren voor duurzaam watergebruik op Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven. Steunpunt Duurzame Landbouw, Gontrode. Publicatie 27.
3
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (2004). Water. Elke druppel telt. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, Brussel.
4
Nederpel, M., Schie, T. van, Tijhoff, B. (2001). Winst uit water. Roodbont Uitgeverij, Zutphen (NL).
5
Steunpunt Duurzame Landbouw (2005). Energieverbruik en –efficiëntie op Vlaamse melkvee-, akkerbouw- en varkensbedrijven. Steunpunt Duurzame Landbouw, Gontrode. Publicatie 14.
6
Praktijkonderzoek Veehouderij (2001). Energiegebruik lage kostenbedrijf. Praktijkonderzoek Veehouderij, Lelystad (NL). Rapport 216.
7
Mermuys, K., Dooms, G. (2006). Zonne-energie in land- en tuinbouw. Provinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu, Beitem.
8
Nederpel, M., Schie, T. van, Tijhoff, B. (2001). Efficiënt met energie. Roodbont Uitgeverij, Zutphen (NL).
20 Innovatiesteunpunt voor landbouw en platteland (2005). Je agrarisch bedrijf inpassen in het landschap. Een kennismaking voor boer en tuinder. Innovatiesteunpunt voor landbouw en platteland, Leuven.
Tijdens de projectperiode hebben melkveehouders en voorlichters, beleidsmedewerkers en onderzoekers, en medewerkers op projecten voor landbouw of milieu – uit Vlaanderen én Nederland – met elkaar samengewerkt. Want in samenwerking schuilt de kracht om een grote stap te zetten op de weg naar een duurzame bedrijfsvoering.
9
Bedreven Bedrijven Drenthe (2006). Ervaringen met het kringloopdenken in de Drentse melkveehouderij. ETC Adviesgroep Nederland, Leusden (NL).
21 Van Gansbeke, S. (2007). ‘Stalknechten’ op melkveebedrijven: waarin te investeren? Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Merelbeke. AgriCONSTRUCT Nr. 3, pag. 8.
Diane Schoonhoven,
11 Vlaamse overheid – Beleidsdomein Landbouw en Visserij (2007). Melkveevoeding. Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij, Brussel.
kanten heeft. Waar een deel van de melkveehouders heel efficiënt omspringt met water en energie, heeft een ander deel sterk oog voor de verwachtingen van de maatschappij op het gebied van landschap of dierenwelzijn. Melkveehouders scoren dikwijls heel goed op meerdere terreinen. Wel heeft elk bedrijf nog thema’s die extra aandacht moeten krijgen. Duurzaamheid is immers veelomvattend en heeft betrekking op mens, milieu én economie. De focus ligt op alle drie evenveel en tegelijk. Een goed inkomen kan direct samengaan met aandacht voor het milieu of dierenwelzijn, dat tonen de duurzaamheidssterren van de verschillende bedrijven aan. De bedrijven met de hoogste score op economie, doen het ook heel behoorlijk op het gebied van water- en energie-gebruik en de stikstofkringloop. En ook met betrekking tot arbeidsefficiëntie behoren deze bedrijven bij de koplopers. Een goede score op economie kan zo het gevolg zijn van een goede prestatie op de andere terreinen. Door het project Sterk met Melk hebben melkveehouders elkaar en elkaars bedrijven leren kennen. Samenkomen en samen nadenken over de toekomst, leidt ertoe dat ideeën die al langer in het hoofd spelen ook worden uitgevoerd. Verbeteren en verduurzamen werkt aanstekelijk.
COÖRDINATOR LEADER+ PROJECT STERK MET MELK
10 Mineralenproject Vel & Vanla (2003). Boeren in balans. Praktijkgids voor een gezonde melkveehouderij. Roodbont Uitgeverij, Zutphen (NL).
12 LaMi (2005). Een goede bodem boert beter. LaMi, Houten (NL).
54 Sterk met Melk!
13 LaMi (2005). Bodem-plant-dier: de kringloop sluiten. LaMi, Houten (NL). 14 Steunpunt Duurzame Landbouw (2006). Hoe wel zijn mijn koeien? Evaluatie van dierenwelzijn en –gezondheid op melkveebedrijven. Steunpunt Duurzame Landbouw, Gontrode. Publicatie 19. 15 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Bestuur Kwaliteit Landbouwproductie – Dienst Ontwikkeling (2002). Renovatie van ligboxenstallen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Bestuur Kwaliteit Landbouwproductie – Dienst Ontwikkeling, Brussel. Brochure 47. 16 Zadoks, R.N., Sampimon, O.C. (2003). Uierontsteking. Faculteit Diergeneeskunde, Utrecht (NL). 17 Hulsen, J. (2004). Koesignalen. Roodbont Uitgeverij, Zutphen (NL). 18 Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (2006). Bedrijfsintegratie. Een wisselwerking tussen land- en tuinbouwbedrijven en hun omgeving. Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw, Beitem. 19 Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (2006). Agrarische architectuur, technisch bekeken. Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw, Beitem.
22 Keuper, J. (2005). Slimmer werken krikt rendement op. Reed Business, Doetinchem (NL). Boerderij/Veehouderij Nr. 21, pag. 5. 23 Steunpunt Duurzame Landbouw (2006). Financieel-economische duurzaamheidsindicatoren op Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven. Steunpunt Duurzame Landbouw, Gontrode. Publicatie 29.
Bronnen
55
Voor meer informatie Project Sterk met Melk Streekplatform+ Meetjesland Oostveldstraat 91, 9900 Eeklo 09 3769738
[email protected] www.meetjesland.be/sterkmetmelk Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Oost-Vlaanderen Katrien Janssen Burg. Van Gansberghelaan 115A, 9820 Merelbeke 09 2722311
[email protected] www.vlaanderen.be/landbouw Vlaamse Overheid – Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling West-Vlaanderen Ivan Ryckaert Baron Ruzettelaan 1, 8310 Brugge 050 207690
[email protected] www.vlaanderen.be/landbouw
56 Voor meer informatie
Provincie Oost-Vlaanderen Dienst Landbouw en Platteland Didier Huygens Seminariestraat 2, 9000 Gent 09 2678679
[email protected] www.oost-vlaanderen.be Provincie West-Vlaanderen Dienst Economie – Landbouw en Visserij Veroniek Denys Koning Leopold III-laan 66, 8200 Sint-Andries 050 407187
[email protected] www.west-vlaanderen.be Gebiedsgerichte werking land- en tuinbouw – Regio Brugge-Oostende Streekhuis Kasteel Tillegem Tillegemstraat 81, 8200 Sint-Michiels 050 403545
[email protected] www.brugseommeland.streekhuis.be
Watergebruik Dienst Landbouw en Platteland Oost-Vlaanderen Kenniscentrum Water Koen Fauconnier Seminariestraat 2, 9000 Gent 09 2678676
[email protected] www.kenniscentrumwater.be
Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw Bart Verhasselt Diestsevest 40, 3000 Leuven 016 286124
[email protected] www.innovatiesteunpunt.be Proefcentrum voor Innovatie, Verbreding en Advies in Landbouw en Veehouderij (PIVAL) West-Vlaanderen Kenniscentrum Water voor Land- en Tuinbouw Dominique Huits Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273388
[email protected] www.proclam.be Waterloket Vlaanderen 0800 99004
[email protected] www.waterloketvlaanderen.be
Energie Innovatiesteunpunt voor land- en tuinbouw Tine Deheegher Diestsevest 40, 3000 Leuven 016 286125
[email protected] www.innovatiesteunpunt.be
Provinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu (PROCLAM) Kelly Mermuys Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273381
[email protected] www.enerpedia.be Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) Oost-Vlaanderen Joachim Castelain Seminariestraat 2, 9000 Gent 09 2674032
[email protected] www.vlao.be Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO) West-Vlaanderen Eddy Jonckheere Jan Breydellaan 107, 8200 Sint-Andries 050 325023
[email protected] www.vlao.be
Bodem-plant-diersysteem Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) West-Vlaanderen Bedrijfsadvisering Melkveehouderij Eddy Decaestecker Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273386
[email protected] www.povlt.be
Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) West-Vlaanderen Stikstofbemestingsadvies Franky Coopman Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273330
[email protected] www.povlt.be Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Oost-Vlaanderen Mestbank Myriam De Greef Ganzendries 149, 9000 Gent 09 2448534
[email protected] www.vlm.be Vlaamse Landmaatschappij (VLM) West-Vlaanderen Mestbank Jan Kennes Velodroomstraat 28, 8200 Brugge 050 458152
[email protected] www.vlm.be ETC Adviesgroep Nederland Willem van Weperen Kastanjelaan 5, 3833 AN Leusden (NL) +31 (0)33 4326000
[email protected] www.etc-adviesgroepnederland.org
Dirksen Management Support Hans Dirksen Voorkoopstraat 3, 4112 NM Beusichem (NL) +31 (0)345-501885
[email protected] www.dmsadvies.nl
Dierenwelzijn Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) Sigrid Stoop Hagenbroeksesteenweg 167, 2500 Lier 070 220024
[email protected] www.dierengezondheidszorg.be Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) – Eenheid Technologie & Voeding AgriCONSTRUCT Hendrik Cnockaert Burg. Van Gansberghelaan 115 – bus 1, 9820 Merelbeke 09 2722804
[email protected] www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct Melkcontrolecentrum-Vlaanderen (MCC) Luc Demeulemeester Hagenbroeksesteenweg 169, 2500 Lier 03 4910240
[email protected] www.mcc-vlaanderen.be
Voor meer informatie
57
Landschapsbeheer Dienst Landbouw en Platteland Oost-Vlaanderen Agrarische Architectuur Luc Vande Ryse Seminariestraat 2, 9000 Gent 09 2678675
[email protected] www.oost-vlaanderen.be Dienst Landbouw en Platteland Oost-Vlaanderen Erfbeplanting Filip De Smet Seminariestraat 2, 9000 Gent 09 2678675 fi
[email protected] www.oost-vlaanderen.be Provinciaal Centrum voor Landbouw en Milieu (PROCLAM) Dieter Depraetere Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273381
[email protected] www.proclam.be Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) West-Vlaanderen Advisering bedrijfsintegratie Kathleen Storme Ieperseweg 87, 8800 Rumbeke 051 273387
[email protected] www.povlt.be
58 Voor meer informatie
Regionaal Landschap Meetjesland Karsten Mainz Noordstraat 15a, 9990 Maldegem 050 700042
[email protected] www.rlm.be Regionaal Landschap Houtland Pauwel Bogaert Tillegemstraat 81, 8200 Sint-Michiels 050 403474
[email protected] www.rlhoutland.be Vlaamse Landmaatschappij (VLM) Oost-Vlaanderen Beheerovereenkomsten Evelyne Goemaere Ganzendries 149, 9000 Gent 09 2485572
[email protected] www.vlm.be Vlaamse Landmaatschappij (VLM) West-Vlaanderen Beheerovereenkomsten Frank Stubbe Velodroomstraat 28, 8200 Brugge 050 458134
[email protected] www.vlm.be
Arbeidsefficientie Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) – Eenheid Technologie & Voeding AgriCONSTRUCT Hendrik Cnockaert Burg. Van Gansberghelaan 115 – bus 1, 9820 Merelbeke 09 2722804
[email protected] www.ilvo.vlaanderen.be/agriconstruct Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) – Eenheid Technologie & Voeding Preventagri Robin De Sutter Burg. Van Gansberghelaan 115 – bus 1, 9820 Merelbeke 09 2722821
[email protected] www.prevenagri.be
Productiviteit, rendabiliteit
Boerenbond Consult Hugo Lismont Diestsevest 40, 3000 Leuven 016 286140
[email protected] www.boerenbond.be Vlaams Agrarisch Centrum (VAC) Mieke Van de Walle Ambachtsweg 20, 9820 Merelbeke 09 2727755
[email protected] www.vacvzw.be
Duurzaamheidsster Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) – Eenheid Landbouw & Maatschappij Karen De Mey Burg. Van Gansberghelaan 109 bus 2 , 9820 Merelbeke 09 2722361
[email protected] www.ilvo.be
Meer informatie over Leader+ in het Meetjesland? Vraag de brochure ‘Leader+ Meetjesland. Creatief kokerellen op europese receptuur’ aan bij: Streekplatform+ Meetjesland Oostveldstraat 91, 9900 Eeklo 09 3769738
[email protected] www.meetjesland.be/leader
Meer informatie over Leader+ in het Brugse Ommeland? Vraag de brochure ‘Leader+ Brugse Ommeland. Plattelandsontwikkeling in perspectief’ aan bij: Gebiedsgerichte werking land- en tuinbouw – Regio Brugge-Oostende Streekhuis Kasteel Tillegem Tillegemstraat 81, 8200 Sint-Michiels 050 403545
[email protected] www.west-vlaanderen.be/leader
Adviesbureau Algemeen Boerensyndicaat (AABS) Vicky Goossens Brusselsesteenweg 467, 9090 Melle 09 2522826
[email protected] www.absvzw.be
Voor meer informatie
59
Sterk met Melk! In deze brochure vinden melkveehouders concrete handvaten voor een duurzame bedrijfsvoering. Dat betekent dat de mens, de ecologie en de economie aan bod komen. Want melkveehouder zijn met goede economische resultaten, plezier in het werk en aandacht voor milieu, natuur en landschap, kan door duurzaam te produceren. Deze brochure is het resultaat van het Leader+ project Sterk met Melk. Gedurende 2 jaar zette een groep van 20 melkveehouders uit het Meetjesland en het Brugse Ommeland gezamenlijk de schouders onder duurzame melkveehouderij. Hierbij werden duurzaamheidssterren gebruikt en studieclubs opgezet. De opgedane ervaringen zijn in deze brochure op een rij gezet.
Dit Leader+ project wordt medegefinanierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid en ondersteund door de Provincies Oost- en West-Vlaanderen en het Streekplatform+ Meetjesland