Het jonge kind in het brede kindcentrum van Zaan Primair
Een goede start voor elk kind Januari 2015
Hoofdstuk 1 Introductie op het onderwerp 1.1 Inleiding Vanaf 2014 wordt peuterspelen en peuteropvang op een aantal scholen van Zaan Primair aangeboden door de kinderopvangaanbieders Babino en Kindzorg1. Waar mogelijk zal ook gestart worden met kinderdagopvang2. Ouders kunnen zo gebruik maken van verschillende voorzieningen op één locatie. Hiermee geven Zaan Primair, Babino en Kindzorg samen inhoud en uitvoering aan het brede kindcentrum (BKC) waarbinnen kinderen een optimaal leef- en leerklimaat wordt geboden. De partners in het BKC streven ernaar om een dermate krachtig samenwerkingsverband neer te zetten, dat het vanzelfsprekend is voor ouders dat hun kinderen doorstromen van opvang naar onderwijs in het BKC. Ouders behouden hierin natuurlijk hun keuzevrijheid. Als zij na de voorschoolse voorziening hun kind op een andere school willen aanmelden, kan dat. In deze notitie wordt beschreven hoe we als partners samenwerken in het BKC met betrekking tot de jonge kinderen; de peuters en de kleuters. We gaan in op het spelend leren van jonge kinderen, de rijke leeromgeving die stimulerend is en de uitvoeringsafspraken die we willen maken over de doorgaande lijn en de overdracht van kinderen om de sluitende aanpak vorm te geven. Als bijlage is het intakeformulier opgenomen dat wordt gebruikt bij de aanmelding van kinderen in het BKC vanaf vier jaar. In de projectgroep BKC (vanaf schooljaar 2014-2015 actief) krijgt de aanmelding en intake van kinderen vanaf 0/2,5 jaar in het BKC ) verder aandacht. 1.2 Aanleiding Zaan Primair heeft in 2012 de ambitie geformuleerd dat zij haar scholen door wil ontwikkelen als brede scholen. Na een aanbesteding werden de organisaties Babino en Kindzorg/Freekids in 2012 geselecteerd om scholen van Zaan Primair te voorzien van buitenschoolse opvang. Besloten werd om de samenwerking onder de noemer van ‘breed kindcentrum’ te brengen en om wanneer mogelijk, het aanbod uit te breiden naar andere vormen van opvang. Op 1 januari 2014 veranderde de wetgeving met betrekking tot het peuterspeelzaalwerk zoals we dat kennen vanaf de jaren zeventig. Het peuterspeelzaalwerk wordt vanaf 2014 ondergebracht in de Wet kinderopvang. Alle voorschoolse voorzieningen (kinderdagopvang, VVE en peuterspeelzaal) worden daarmee geharmoniseerd tot één brede voorschoolse voorziening. Het peuterspeelzaalwerk wordt daarmee onder de noemer gebracht van peuterspelen voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar. De beleidsregels voor de subsidieregeling voor geharmoniseerde voorschoolse voorzieningen van de gemeente Zaanstad luiden: “In deze voorziening is sprake van aanbod voor werkende en nietwerkende ouders waar opvang, ontwikkelingsstimulering en samen spelen centraal staan. Kinderen die het extra nodig hebben krijgen ook extra ondersteuning waardoor hun achterstand wordt ingelopen. De voorziening is gevestigd in of nabij een school. De voorziening werkt op basis van schriftelijk vastgelegde afspraken nauw samen met het onderwijs en ketenpartners”. Vanaf januari 2014 is de markt open voor alle aanbieders van kinderopvang om peuteropvang gaan realiseren. Bij Zaan Primair wordt deze kans aangegrepen om bij haar scholen ook te starten met peuterspelen/peuteropvang vanuit de kinderopvangaanbieders waarmee we samenwerken sinds 2012. Met deze combinatie van opvang en onderwijs is sprake van het brede kindcentrum waarbinnen aandacht is voor een aansluitende ontwikkellijn van alle kinderen.
1
Op twee locaties is nog sprake van samenwerking met TintelTuin vanwege afspraken uit het verleden. Aanbod (voorschoolse opvang, naschoolse opvang, peuteropvang, peuterspelen en kinderdagopvang) kan worden vormgegeven als dat mogelijk is. Huisvesting van de school, de leerlingaantallen en de vraag van de markt spelen hierbij een rol. 2 2
In het BKC onderscheiden we de groep jonge kinderen van 0-6 als groep die op een andere manier leert en ondersteund moet worden. Jonge kinderen leren spelenderwijs en dus op een andere manier dan oudere kinderen. Zij vragen daardoor om een andere manier van ondersteuning en benadering door professionals. De afstemming hierover en het maken van sluitende afspraken is van belang omdat onderwijs én kinderopvang in de voorschoolse en schoolse tijd aanbod voor hen verzorgen. En omdat we ervan overtuigd zijn dat het fundament voor het leren, ontwikkelen en schoolsucces van kinderen in deze periode wordt gelegd. 1.3 Bijzonderheden Kinderdagopvang De notitie doet geen uitspraken over de verzorging van kinderen van 0-2,5 jaar. Geen BKC, wel een relatie met een voorschoolse voorziening Scholen van Zaan Primair die geen directe BKC vorming kennen, bijvoorbeeld omdat er geen sprake is van opvang in welke vorm dan ook op school, kunnen de uitspraken die worden gedaan over het jonge kind toch ter harte nemen. Denk bijvoorbeeld aan de vormgeving van de rijke leeromgeving en hoe jonge kinderen (kleuters) leren. Ook bij deze scholen willen we, waar mogelijk, een relatie met een voorschoolse voorziening realiseren die in het belang van de ontwikkeling van kinderen is. In het intakeformulier in de bijlage wordt ouders ook om aanvullende informatie gevraagd. VVE Het aanbod van peuterspelen in Zaanstad is tweeledig en bestaat uit ‘peuterspelen’ en ‘peuterspelen met VVE (voor- en vroegschoolse educatie)’. Het aanbod van peuterspelen met VVE is van toepassing op een aantal brede kindcentra van Zaan Primair. Zaan Primair is als schoolbestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van de vroegschoolse educatie in de BKC’s (voor de kleutergroepen) terwijl de kinderopvangorganisaties primair verantwoordelijk zijn voor het aanbod in de voorschool. Elk BKC waar peuterspelen met VVE wordt aangeboden heeft een VVE-coördinator die onder meer verantwoordelijk is voor het overleg en de afstemming tussen peuteropvang en kleuterbouw. Er is een beleidsnotitie ontwikkeld waarin beleid en speerpunten uiteen worden gezet voor VVE omdat het VVE beleid specifieke uitspraken nodig heeft vanwege de eisen die de overheid en gemeente aan VVE stellen. De beschikbare expertise in de VVE, zoals het realiseren van een doorgaande lijn in het BKC, het vergroten van de ouderbetrokkenheid en het coördineren van overleg, komen beschikbaar voor alle BKC’s. Ook projectgroepen die starten naar aanleiding van thema’s in het meerjarenplan 2014—2108 kunnen voor een aantal onderwerpen gebruik maken van deze expertise. Dit betekent dat in de toekomst beleid op het jonge kind versmelt met het VVE beleid; er zullen verschillende leerlijnen zijn waarvan VVE er één is. 1.4 Leeswijzer In deze notitie wordt de visie op het jonge kind beschreven in hoofdstuk 2. In dit hoofdstuk wordt het belang van het spelen voor de ontwikkeling van kinderen beschreven en de ingrediënten voor een rijke speel – en leeromgeving van kinderen. Er wordt aandacht besteed aan belangrijke voorwaardelijke zaken en beleidsmatige uitgangspunten, zoals de professionaliteit van de medewerkers, het realiseren van een doorgaande leerlijn in het BKC en het belang van een goede en wederkerige relatie met ouders. Hoofdstuk 3 is een meer praktisch hoofdstuk, het vertaalt de beleidsmatige uitspraken in uitvoeringsafspraken en geeft adviezen voor de inrichting hiervan. Als bijlage is een intakeformulier toegevoegd voor het aanmelden van een kind vanaf 4 jaar. In de projectgroep BKC zal aandacht
3
worden besteed aan het aanmelden van kinderen bij het BKC. In elk BKC zullen afspraken worden vastgelegd tussen opvang en onderwijs over de intake en het overdragen van informatie. Een tweede bijlage (die separaat wordt toegevoegd vanwege de lay-out) is een plan van aanpak voor het vormgeven van een doorgaande lijn van 0-6 jaar. Een mooi voorbeeld van de bouwstenen die hiervoor nodig zijn. Het geeft handvatten aan professionals in de praktijk van peuteropvang, peuterspelen en de groepen 1 en 2.
4
Hoofdstuk 2 Visie op het begeleiden van jonge kinderen 2.1 Het aanbod voor jonge kinderen in het BKC Het BKC vormt het kader voor de samenwerking tussen onderwijs en opvang. Het brede kindcentrum van Zaan Primair (BKC) heeft tot doel om ouders een dagarrangement te bieden voor kinderen van 0/2,5 tot 13 jaar op één adres van zeven uur ‘s ochtends tot half zeven ’s avonds3. Voor de kinderen zorgen we voor een sluitend arrangement waarbij sprake is van doorlopende ontwikkellijnen van kinderen van 0/2,5 tot 13 jaar. Samen volgen, ondersteunen en begeleiden we de ontwikkeling en het leren van kinderen. Daarom realiseren we een doorgaande lijn in activiteiten en zorg. Onze focus ligt daarbij ook sterk op aanbod voor het jonge kind van 0-6 jaar en de talentontwikkeling van kinderen. Gezamenlijk dragen we zorg voor een rijke leeromgeving met deskundige professionals en betrokken ouders. Er wordt een sterke focus gelegd op wat jonge kinderen nodig hebben omdat het fundament van ontwikkelen en leren goed moet zijn. Dat draagt bij aan schoolsucces in de toekomst. In onderstaande paragrafen wordt een en ander uitgewerkt. 2.2 Het spel staat centraal Spelend leren is de kern in de begeleiding van de jonge kinderen. Bewegings- en experimenteerdrang vragen om een omgeving, waarin het spel centraal staat. Spelen is de meest natuurlijke bezigheid van jonge kinderen en van spelen leren ze op de meest efficiënte wijze; ze leren over zichzelf, over anderen en over de wereld om hen heen. We creëren in het BKC voor de jonge kinderen een rijke speel/leeromgeving, waarbij aan de drie voorwaarden hiervoor wordt voldaan: Er is een goed en breed opgeleide professional die het spel van het kind centraal stelt; Er is uitdagend materiaal in een veilige binnen – en buitenomgeving Er is een rijk aanbod aan gesproken taal en veel uitdaging tot vrij spel. In het spel zijn alle ontwikkelingsgebieden te onderscheiden en vallen daar samen. Een kind ontwikkelt zich als geheel. Het aanbod sluit aan bij de interesse van jonge kinderen waarbij het spel een essentiële rol speelt. Het spel dient betekenisvol, interessant, uitdagend en boeiend te zijn. Het kind moet concrete ervaringen op kunnen doen en betrokken zijn bij waar het mee bezig is. Het kind doet hierdoor concrete ervaringen op en is betrokken bij zijn eigen leren. 2.3 Eigenheid In het BKC hebben we oog voor de groep maar ook voor het individuele kind. De 4-jarige kinderen, de net-instromende kinderen in het onderwijs, hebben een andere benadering nodig dan 6-jarigen. Ze moeten nog wennen en veel dingen moeten worden uitgelegd. Er is aandacht voor het feit dat er tijd moet zijn om de jonge kleuters wegwijs te maken. Misschien is het zinvol om een jong kind nog wat rust te gunnen midden op de dag. In het BKC kan het dan even terug naar de opvang. Ontwikkeling is niet te standaardiseren. We geven ruimte, naast verschillen tussen peuters en kleuters als groep, aan de eigenheid van elk kind. Er zijn verschillen in tempo en interesse en die verschillen vinden we boeiend en uitdagend. Kinderen laten ons ook heel verschillende talenten zien; op sociaal gebied, op creatief gebied etc. Elk talent is de moeite waard en de talenten van kinderen dragen bij aan hun persoonlijkheid en eigenheid, wat ze goed kunnen en leuk vinden om te doen. We geloven dat zorg voor talentontwikkeling bijdraagt aan het emotionele welbevinden van kinderen. Een en ander laat onverlet dat we ook doelbewust werken aan doelen om een goed startniveau van de kinderen te bereiken voor groep 3. Alle BKC’s bieden een curriculum voor het jonge kind aan. Er wordt gewerkt met leerlijnen die goed aansluiten bij de schoolpopulatie. 3
Indien mogelijk en waar sprake is van voldoende belangstelling van ouders. Tussen Zaan Primair en de kinderopvangaanbieders zijn afspraken gemaakt over drempelaantallen 5
Dat kinderen verschillen in ontwikkeling neemt niet weg dat we kinderen willen stimuleren en uitdagen en goed willen volgen in hun ontwikkeling zodat we er ook op kunnen anticiperen. We leggen daarom ook afspraken vast over het volgen van kinderen en het registreren van resultaten. 2.4 Voorwaarden voor peuters en kleuters Peuters In de zogenaamde peuterspelen worden kinderen voorbereid op deelname aan het onderwijs. Peuterspelen stimuleert kinderen gericht in hun taalontwikkeling, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling en in hun motorische ontwikkeling. De kinderen leren vaardigheden en competenties die zij nodig hebben; ze wennen aan het halen en brengen van ouders; het in groepen samenkomen en met elkaar omgaan; leren samen spelen; naar een groepsleidster luisteren en het benoemen van gevoelens. Aan de ontwikkeling van taal en tellen wordt veel aandacht besteed en de ontwikkeling van de motoriek wordt op allerlei manieren beïnvloed. Het aanleren van deze schoolse vaardigheden is ook van belang voor het zelfvertrouwen van kinderen. Kleuters Bij de kleuters sluiten we aan bij de leerdoelen zoals geformuleerd door het SLO (Stichting Leerplan Ontwikkeling). We stimuleren de ontwikkeling van kinderen en het realiseren van leerdoelen middels “opbrengstgericht spel”. Naast het beginnende leren van schoolse zaken als leren rekenen, lezen en schrijven, vinden we in het BKC aandacht voor de culturele ontwikkeling en het leren samenleven minstens zo belangrijk. Het is noodzakelijk dat we in het BKC die veelzijdigheid van kinderen en die veelzijdigheid van doelen voor ogen blijven houden. Overdracht Er is sprake van warme overdracht van kennis van kinderen in het BKC tussen de professionals die werken met peuters en kleuters. De leerkracht van groep 1 is hierdoor voorbereid op de kinderen die komen. 2.5 De Speel-leeromgeving 2.5.1 Een rijke leeromgeving Een rijke leeromgeving is een leeromgeving waarin kinderen worden uitgedaagd zich op allerlei manier te ontwikkelen. Een goed ingerichte omgeving biedt structuur en brengt kinderen op nieuwe ideeën. We vinden het belangrijk dat kinderen ook door de omgeving leren om zelfstandig plannen te maken en uit te voeren en dat het hen uitnodigt tot interactie met andere kinderen. Het bewust vormgeven van een speelleeromgeving is een taak van de professionals die met jonge kinderen werken. Aan de basis van een rijk ingerichte klas staat de professionaliteit van de leerkracht. Hij/zij heeft kennis van de ontwikkeling van kinderen en kennis over welke activiteiten ontwikkeling-bevorderend zijn. Een goed ingerichte klas heeft aandacht voor de verschillende culturele achtergronden van kinderen omdat kinderen die merken dat daar aandacht voor is, zich ook opener zullen opstellen. Kenmerken waaraan een goed ingerichte speelleeromgeving moet voldoen: Esthetiek Een ruimte spreekt niet alleen door functionaliteit maar ook door esthetiek. Een mooi ingerichte omgeving heeft opvoedende waarde: kinderen leren schoonheid waarderen en ze leren dat het de moeite waard is zorg te dragen voor hun omgeving. 6
Veiligheid In een goed ingerichte speelleeromgeving zoeken we naar een verantwoord evenwicht tussen veiligheid en spanning of avontuur. De spannendste speelplekken voor kinderen zijn die plekken waar ze hun grenzen kunnen verkennen. 2.5.2 Rijkdom aan materialen en mogelijkheden inclusief ICT In een rijke leeromgeving is veel aantrekkelijk en uitdagend materiaal te vinden. De rijkdom zit hem in de variatie en functionaliteit. Variatie We moeten zorgen voor afwisseling en variatie. Nieuwe materialen leveren nieuwe impulsen. Variatie geeft kinderen de mogelijkheid te werken en te spelen over de thema’s die op een bepaald moment in de belangstelling staan. De leerkracht past de materialen dus steeds aan het thema aan. Geef kinderen medeverantwoordelijkheid voor de inrichting van de klas. Hierdoor gaan ze ook zorgvuldiger met de materialen om. Functionaliteit Een speelleeromgeving is niet alleen mooi, maar ook functioneel. De materialen die we de klas in halen zijn vooral gericht op de activiteiten die ze kunnen oproepen. We houden bij de selectie die we maken altijd voor ogen wat kinderen ermee kunnen en welke ontwikkelingen we daarmee bevorderen. Hoeken In al onze onderbouwgroepen zijn hoeken te vinden. Bij hoekenwerk gaan we uit van het principe dat de verschillende soorten activiteiten aan bepaalde plekken in de klas gebonden zijn. Hoeken zijn duidelijk afgebakende plekken, herkenbaar wat betreft sfeer en uitstraling. Aan hoekenwerk ligt ook een organisatorisch principe ten grondslag: de kinderen hebben een gemakkelijk overzicht over mogelijke activiteiten. Goed hoekenwerk biedt met het aantal beschikbare speelwerkplekken voldoende activiteitenmogelijkheden aan alle kinderen. Thematisch werken Een rijk ingerichte speelleeromgeving alleen biedt nog niet voldoende garanties voor goed onderwijs. Er moeten ook interessante onderwerpen zijn waarover kinderen in de hoeken kunnen spelen en werken. De expertise op dit terrein die aanwezig is op VVE-scholen wordt verbreed naar alle BKC’s van Zaan Primair. 2.5.3 Orde en structuur De sfeer in een groep wordt voor een groot deel bepaald door orde en structuur. De inrichting bepaalt mede of er orde en structuur is. Het is belangrijk dat er overzicht is over de beschikbare materialen, dit maakt een hoek uitnodigend en zullen kinderen er prettiger en ordelijker spelen. Ook is het van belang dat de ruimte logisch wordt ingedeeld, hoeken die last van elkaar hebben verder uit elkaar en hoeken die elkaar nodig hebben juist dicht bij elkaar. Ook kun je nog denken aan de loopafstand en looprichtingen. De ruimte moet zo zijn ingedeeld dat de ‘verkeersstromen’ soepel lopen en er geen opstoppingen of irritaties ontstaan.
7
2.5.4 Zelfredzaamheid De materialen zijn zichtbaar uitgestald, zodat kinderen wat ze nodig hebben gemakkelijk zelf kunnen pakken en opbergen. Als we merken dat de zelfredzaamheid van kinderen beperkt wordt door de materiële situatie, dan zullen we hier oplossingen voor proberen te vinden. 2.5.5 De buitenruimte Een rijk ingerichte omgeving stopt niet bij de binnenmuren van het BKC. Jonge kinderen brengen een deel van de dag buiten door. Het is dus belangrijk om ook de buitenruimte zo rijk mogelijk in te richten zodat we een ruimer scala aan ontwikkelingsactiviteiten mogelijk maken. Daarbij is het ook relevant om waar mogelijk de natuur een rol te laten spelen, we kennen immers veel stenen speelplaatsen. De professional heeft bij het buitenspelen een actieve houding en een stimulerende rol. 2.6 Een doorgaande lijn en sluitende aanpak Professionals in het BKC hebben kennis van de ontwikkeling van kinderen en kennen gezamenlijk dezelfde kinderen. De doorgaande lijn heeft als uitgangspunt: wat heeft een kind nodig om zich goed te ontwikkelen? In het BKC is de basis hiervoor een gezamenlijk gedragen pedagogisch fundament met uitspraken over gezamenlijke morele waarden en een visie op het ontwikkelen, spelen en leren van kinderen. Op basis daarvan wordt invulling gegeven aan programma’s, aanbod, activiteiten, kindvolgsystemen, ondersteuningsbehoeften van kinderen en het samenwerken met ouders. Goed en structureel overleg tussen de partners op alle niveaus is hiervoor noodzakelijk. In de BKC’s moet dit zijn georganiseerd. 2.7 Ondersteunende professionals die kennis en kunde benutten Jonge kinderen hebben een grote ontwikkelingskracht en ze hebben daarbij professionals nodig die hun inspanningen waarderen en respecteren. Kinderen hebben in onze visie professionals nodig met hoge verwachtingen van kinderen die hen maximale ondersteuning bieden. Hoge verwachtingen hebben betekent niet onrealistische verwachtingen hebben. Wél het bieden van stimulans in combinatie met het uitspreken van positieve gedachten en een uitdaging aan kinderen: ‘ik denk dat jij dit kan’. De professional die het jonge kind begeleidt heeft kennis van pedagogie en ontwikkelingspsychologie, van de motorische, emotionele en cognitieve groei van kinderen. Er is sprake van kennis van spelaanbod waarbij taalontwikkeling een aandachtspunt is. 2.8 Een doorlopende ontwikkellijn; observatie en registratie De kennis van kinderen delen we binnen het BKC. We richten ons op het delen van kennis over de talenten, vaardigheden en mogelijkheden van kinderen. Jonge kinderen ontwikkelen zich sprongsgewijs. Het observeren en registreren van de brede ontwikkeling is belangrijk om het ontwikkelingsverloop in beeld te brengen en te kunnen volgen en bewaken. Het levert aandachtspunten op om de ontwikkeling gericht te stimuleren. Kinderen volgen in hun ontwikkeling maakt het ook mogelijk om goed te anticiperen op wat kinderen nodig hebben en de eventuele extra ondersteuning die we hen moeten bieden. De werkwijze hierbinnen is daarom planmatig. Deze planmatige werkwijze vinden we terug in de VVE en wordt daarom vergelijkbaar toegepast binnen alle BKC’s van Zaan Primair. We streven naar een digitaal volgsysteem dat de ontwikkeling van kinderen in ieder geval volgt van 0-7 jaar. De ontwikkelingsgebieden bij observeren en registreren zijn: sociaal-emotionele ontwikkeling. welbevinden en betrokkenheid sociale vaardigheden het denken beginnende geletterdheid 8
beginnende gecijferdheid mondelinge taal woordenschat motoriek creatieve ontwikkeling 2.9 Ouders als (educatief) partner De betrokkenheid van ouders zien we als één van de pijlers voor succes van kinderen in het BKC. Hoe eerder een goede samenwerking met ouders tot stand komt, hoe beter dat is. We spannen ons actief in om een wederkerige en goede relatie met ouders op te bouwen en te onderhouden. Ouders kunnen terecht met hun vragen in het BKC, zij worden goed geïnformeerd en ook geraadpleegd. Zowel over hun kind (eren) alswel om meer algemene BKC-zaken. De verhoudingen zijn open en transparant. Als extra ondersteuning nodig is voor ouders, bijvoorbeeld bij het thuis oefenen met kinderen, dan kunnen ouders dat ‘halen’ bij de BKC’s. Het BKC maakt het voor ouders gemakkelijker: opvang en onderwijs worden op één locatie en thuisnabij aangeboden. De aanmelding hoeven ze één keer te doen. Ze zijn verzekerd van goede en eenduidige informatie en communicatie door beide partners in het BKC. Hun kind stroomt als vanzelfsprekend door van voorschoolse voorziening naar school. De professionals in het BKC werken nauw samen om hun kind het allerbeste te bieden.
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsafspraken en adviezen 3.1 Aanmelden bij het BKC Ouders die hun kind aanmelden bij de voorschoolse voorziening hoeven dit niet opnieuw te doen als het kind naar het primair onderwijs gaat binnen het BKC. Het is wel van belang om ervoor te zorgen dat ouders toestemming geven voor de informatieoverdracht binnen het BKC. Zowel mondeling als schriftelijk zal dit vastgelegd moeten worden. De projectgroep BKC die start in het schooljaar 20142015 zal hier aandacht aan besteden en voorstellen voor uitwerken. 3.2 Voorwaarden Voor ouders die hun kind op de voorschoolse voorziening aanmelden moet de overgang naar het onderwijs als vanzelfsprekend gaan en voelen. Daarover worden ook voorrangsafspraken gemaakt. Er zijn twee groepen kinderen die in ieder geval voorrang op de peuteropvang krijgen: Kinderen die al staan ingeschreven op school Kinderen met broertjes en zusjes op de school 3.3 Organisatie en personeel De regisseur van de ontwikkeling van het BKC is de directeur van de school. Het terrein van het jonge kind valt in het BKC inhoudelijk onder zijn of haar integrale verantwoordelijkheid. De peuteropvang is een onderdeel van de kinderopvangorganisatie en daardoor berust de eindverantwoordelijkheid en de hiërarchische aansturing bij de kinderopvangorganisatie. De gesprekkencyclus en de functioneringsgesprekken van de pedagogisch medewerkers worden door het management van de kinderopvang uitgevoerd. De dagelijkse aansturing en de inhoud van de peuteropvang valt onder de directeur van de school. Het personeel van de opvang laat zich hierop sturen. We zien het als een opdrachtgever – opdrachtnemerschap waarbij gezamenlijk invulling wordt gegeven aan opvoedingsdoelen/ontwikkeldoelen en te nemen stappen.
9
Een voorwaarde voor het bieden van goed aanbod is goed gekwalificeerd personeel dat specifiek geschoold is. In de BKC’s met peuterspelen met VVE betekent dit dat het personeel VVE gekwalificeerd is en er sprake is van de inzet van tutoren. Voor de leerkrachten in de groepen 1 en 2 van de BKC’s met peuterspelen (zonder VVE) betekent dit dat zij in ieder geval de leergang ‘Het jonge kind’ van de Zaan Primair academie hebben gevolgd. Advies: Door school en kinderopvang worden kwaliteitscriteria geformuleerd voor de BKC professional in het onderwijs en de kinderopvang. 3.4 Samenwerken in het BKC Goede afstemming en verbinding maken is in de lijn tussen halve dagopvang/peuterspelen en het onderwijs onontbeerlijk. Het is belangrijk om met elkaar te overleggen en afspraken te maken over de frequentie en inhoud van de overleggen op managementniveau, over aanspreekpersonen per voorziening, verantwoordelijkheden en taken vast te leggen en hoe men van elkaars deskundigheid kan profiteren. Belangrijke voorwaarden voor de samenwerking in het BKC: Gelijkwaardige verhoudingen tussen onderwijs en kinderopvang Respect voor de kennis en kunde van andere professionals Advies: De mogelijkheid wordt verkend tot het uitwisselen van personeel Voor een zo optimaal mogelijk resultaat met betrekking tot het integraal aanbod, een doorgaande lijn en afstemming over de zorgstructuur van de organisaties moet er met regelmaat overlegd worden tussen de leidsters van de voorschoolse voorziening en de leerkrachten van groep 1 en 2. Andere betrokkenen kunnen de IB’er, de peuterIB’er en de VVE coördinator zijn. De peuterIB’er zal de peuteropvang steunen en adviseren over kinderen die op een of andere manier opvallen. De VVE coördinator kan bijvoorbeeld goed adviseren bij het inrichten van themahoeken of ondersteunen bij een oudergesprek. Adviezen: Er vindt structureel overleg plaats tussen managers, in ieder geval directeur onderwijs en locatieleider opvang Minimaal één keer per acht weken overleg tussen pedagogisch medewerkers/leiding peuteropvang en leerkrachten onderbouw. Benut zoveel mogelijk bestaande overleggen. Houdt jaarlijks minimaal één keer een gezamenlijk studiemoment met alle professionals 3.5 De overgang van peuteropvang naar onderwijs De overgang willen we zo soepel mogelijk realiseren voor de jonge kleuters. Inhoudelijk is het wenselijk om binnen het BKC met betrekking tot de doelen voor peuters en kleuters (zie hoofdstuk 2) gezamenlijk einddoelen voor peuterspelen/peuteropvang vast te stellen in relatie tot de begindoelen in de kleutergroep. Voor het jonge kind wordt in het BKC een curriculum beschreven. Dat maakt de overgang voor de jonge kinderen zelf ook vloeiender. Adviezen: Kinderen kunnen zelf een rol van betekenis innemen. In de peuteropvang worden peuters wegwijs gemaakt door andere kinderen. Dat peuterspelen/opvang en kleuteronderwijs onder één dak plaats vinden heeft als voordeel dat kinderen over en weer makkelijk terecht kunnen. 10
Tutoring: kinderen helpen kinderen, kleuters maken peuters wegwijs op school en op de opvang. Het vormgeven van natuurlijk overgangen: wennen in de onderbouw, meespelen van 3+ kinderen in de onderbouw, vier-jarigen mogen nog even komen rusten bij de peuters als daar behoefte aan is. Bij de overgang van de peuter naar de kleutergroep moet de kleuter tijd en rust gegund worden om op ontdekkingstocht te gaan in zijn nieuwe omgeving.
3.6 Een doorgaande lijn realiseren De doorgaande lijn heeft een brede invulling in het BKC. Het kan gaan om organisatorische afstemming en worden vormgegeven door het delen van ruimten en het afstemmen van tijden. Het dient in het BKC in ieder geval inhoudelijk vormgegeven te worden door allereerst een pedagogische aansluiting (eenzelfde visie en manier van benaderen en omgang met kinderen en elkaar). Dat is één van de beschreven kenmerken van het BKC van Zaan Primair. Ten tweede dient, zoals ook is vastgelegd in het VVE beleid, een curriculum beschreven te zijn voor het jonge kind van 2,5 tot 6 jaar. Hiernaast heeft een doorgaande lijn ook betekenis in de aansluiting op elkaar van programma’s en thema’s, het organiseren van de warme overdracht en het delen van kennis van kinderen. Tussen de professionals van school en peuteropvang worden de thema’s afgestemd. Er is sprake van integratie van peuterspeelzaalactiviteiten/ kinderopvangactiviteiten en groep 1 en 2 van de school. Hierdoor ontstaat één pedagogischdidactische leerlijn waarvan het de bedoeling is deze door te trekken tot en met groep 8. Bovendien bestaat er een relatie tussen het schoolse en naschoolse aanbod. Adviezen: Binnen het BKC worden de onderwerpen ‘de doorgaande lijn’ en ‘de overdracht en zorg voor kinderen’ op de agenda gezet voor vervolgafspraken4. Bijvoorbeeld: Vastleggen van gemeenschappelijke uitgangspunten voor het pedagogisch fundament in het BKC Kennis van kinderen delen met een focus op talenten. Bijvoorbeeld door middel van portfolio-ontwikkeling vanaf 2,5 jaar. Versterken van de doorgaande lijn door de inzet van de school-IB’er in de voorschoolse voorziening Het gezamenlijk formuleren van peuter-einddoelen in relatie tot kleuter-begindoelen Het systematisch volgen van de ontwikkelingslijnen van kinderen en bijsturen op basis van uitkomsten Deelname van peuteropvang en peuter-IB in voorkomende gevallen in het ondersteuningsteam Afspraken over de warme overdracht tussen voorzieningen. Heb aandacht voor de overdracht tussen de voorschoolse voorziening naar het onderwijs maar ook voor de dagelijkse overdracht van school naar de buitenschoolse opvang. 3.7 Ouderbetrokkenheid Een goede relatie met ouders is ontzettend belangrijk voor de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. We zien dat juist bij jonge kinderen voor ouders die relatie met opvang en onderwijs nog belangrijker is dan wanneer het kind ouder is.
4
In de projectgroep BKC die start in schooljaar 2014-2015 wordt dit ook op de agenda gezet. Producten en adviezen zullen worden gecommuniceerd. 11
Adviezen: Onderzoek de mogelijkheid om samen de voortgang van een kind met ouders te bespreken. Verzorg eenduidige en gezamenlijke communicatie richting ouders.
Bijlagen *Intakeformulier BKC bij inschrijving vanaf 4 jaar *Plan van aanpak voor de doorgaande lijn van 0-6 jaar
12
Logo school en logo kinderopvang
Intakeformulier BKC vanaf 4 jaar BKC: Datum intakegesprek: Gesprek met: Instroom in schooljaar: Persoonsgegevens: Naam leerling: 0 jongen 0 meisje Geboortedatum: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer thuis: Mobielnummer: Noodnummers: E-mail adres: Gezinssamenstelling: Peuterspeelzaal bezocht Hoeveel dagdelen? Is dit een VVE peuterspeelzaal? Naam peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf:
0 Ja 0 Nee 0 Ja 0 Nee
Telefoonnummer: Zijn er op de peuterspeelzaal/het kinderdagverblijf ontwikkelingsgegevens verzameld over uw kind (bv. Kind dossier, registratiemodel peuters)? 13
0 ja 0 nee Zo ja, zou u een kopie van deze gegevens aan ons willen verstrekken en/of mee willen nemen op het intakegesprek? 0 ja 0 nee Wij hebben op school een kopie van het burgerservice nummer van uw kind nodig (kopie van het belastingformulier waarop dit nummer staat). Neemt u dit mee als u op intakegesprek komt? Inleiding: Om uw kind straks goed op te kunnen vangen op onze school, willen we u de volgende vragen stellen. Hiermee proberen we een goed beeld te krijgen van de ontwikkelingsmogelijkheden van uw kind. Wat kan uw kind goed?
Wat vindt uw kind leuk om te doen?
Wat verwacht u als ouder van de leerkracht?
Waar moet de leerkracht rekening mee houden bij uw kind?
Algemene ontwikkeling: Zijn er bijzonderheden met betrekking tot de zwangerschap en/of geboorte?
Zijn er bijzonderheden met betrekking tot de peutertijd?
Zijn er bijzonderheden met betrekking tot de gezondheid ? (ziektes, ongevallen, specialist bezocht, handicap, allergie, medicijngebruik)
Hoe verloopt het dagelijks leven van uw kind? (zoals eten/drinken, slapen, zindelijkheid overdag/’s nachts)
Zintuiglijke ontwikkeling: Zijn er bij uw kind bijzonderheden (geweest) met betrekking tot: 14
0
Ogen en gezichtsvermogen
0
Oren en het gehoor
Motorische ontwikkeling: Welke zaken kunt u noemen met betrekking tot: 0 Grof motorische ontwikkeling (bewegen in babytijd, kruipen, leren lopen, steppen, fietsen, evenwicht, snel vallen/stoten)
0
Fijne motorische ontwikkeling (oog-handcoördinatie, tekenen, kleuren, puzzelen, klein materiaal vastpakken, knippen, knoopjes vastmaken, gebruik van bestek)
Cognitieve ontwikkeling: Zijn er bij uw kind bijzonderheden (geweest) met betrekking tot: : 0
De belangstelling van uw kind voor de dingen om zich heen
0
De manier en het gemak waarop uw kind dingen leert en onthoudt (kleuren, namen, liedjes)
0
De manier en het gemak waarop uw kind zich kan concentreren of met iets bezig kan zijn
Spraak- en taalontwikkeling: 0
De spraak- en taalontwikkeling (eerste woordjes 10-12 maanden; tweewoordzinnen: 20 maanden; zin met meerdere woorden: 30 maanden)
0
Spreekt uw kind goed verstaanbaar?
0
Kan uw kind goed onder woorden brengen wat hij/zij bedoelt?
15
0
Wat vindt u van de woordenschat van uw kind in vergelijking met andere kinderen?
0
Wordt er thuis een andere taal of een dialect gesproken (zo ja welke)?
0
Komen er in uw gezin of familie lees- of spellingsproblemen voor?
Sociaal- emotionele ontwikkeling: Hoe gaat uw kind om met anderen? 0
Omgang van uw kind binnen het gezin (ouders, broers/zussen)
0
Omgang van uw kind met andere kinderen en volwassenen (leeftijdsgenoten, oudere kinderen)
0
Hebben er ingrijpende gebeurtenissen plaatsgevonden? (ongeluk, sterfgeval, ziekenhuisopname, echtscheiding, ernstige ziekte familielid/kennis, dood huisdier)
Persoonlijkheid: Hoe zou u uw kind willen omschrijven: 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
rustig druk bazig opgewekt impulsief jaloers spontaan beweeglijk leergierig initiatiefrijk geeft snel op rijke fantasie geduldig aandachtvragend
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
open geremd chaotisch gespannen nieuwsgierig afwachtend flexibel onzeker koppig zet door als iets niet lukt aanhankelijk driftig ………………..
Zelfredzaamheid: Hoe zou u de zelfstandigheid van uw kind willen omschrijven:
Wat kan uw kind al zonder hulp? 0 jas dichtdoen 0 schoenen vastmaken
0 schoenen uit en aantrekken 0 aankleden 16
0 eten 0 naar het toilet gaan 0 …………………….
0 zonder morsen drinken 0 ……………………………… 0 ………………………………
Wat vindt u leuk om thuis met uw kind te doen? 0 voorlezen 0 samen puzzels maken 0 ……………………………..
0 samen knutselen 0 samen koken/bakken 0 …………………….
Vragen die u wilt stellen tijdens het intakegesprek:
Gemaakte afspraken:
Handtekening: ……………………………………..
……………………………………
17
Plan van Aanpak voor het vormgeven van de doorgaande lijn van 0 – 6 jaar Pedagogiek en Educatie
Hoofdstuk
Onderwerp
Indicatoren
Moreel kader
Gedeelde waarden
Pedagogisch fundament Visie op pedagogische opdracht
Informeel en formeel leren. Socialisatie, kwalificatie en identiteitsvorming
Verwijzing naar documenten/ projecten
Actie
Wie
Wanneer
Visie op ontwikkelen en leren
(Onderwijs)concept, welke principes over ontwikkelen en leren
Interacties
Positieve interacties tussen medewerkers en kinderen
Begroeten en afscheid nemen
Dagritme
Eten en drinken
Opruimen en schoonhouden
Vieringen van feesten en verjaardagen
Routines, rituelen en regels Pedagogisch klimaat
Doelen
SMART geformuleerde doelen
Breed, totaalaanbod
Een onderwijsconcept
Een programma
Ontwikkel- en leerlijnen
Afstemming
Beredeneerd aanbod Inhoudelijk, het aanbod
Ouders informeren, nieuwsbrief, website
Formele participatie, MR, OC, KC-raad
Informele participatie, hulp bij activiteiten
Opvoedingsondersteuning
Ontwikkelingsstimulering
Ouders
Visie op de rol van ouders
Volgen van kinderen met volgsysteem
Uitgaan van ondersteuningsbehoeften van kinderen
Warme overdracht
Overdrachtsformulier
Gezamenlijke ZAT
Zorg en begeleiding
Organisatie
Passende ontwikkeling en Jeugdzorg
Hoofdstuk
Onderwerp
Indicatoren
Gegevens van de wijk
Externe analyse
Kindstromen
Toeleidingsactiviteiten
Aantallen kinderen en doelgroep(VVE)kinderen
Prognose aantallen
Documenten/ projecten
Actie
Wie
Wanneer
Wat speelt er in de groep/klas
Interne analyse
Analyse
Samenwerkingsconvenant
Functieprofielen
Samenwerken Vormgeven van de harmonisatie
Organogram van de samenwerking
Er is één frontoffice voor ouders
De wijze van samenwerken, wat wil je bereiken
Bereik van kinderen, aantallen Doelen
Organisatie afspraken
Heterogeen-homogeen
Groepssamenstelling
Indeling
Balans alleen - samen
Openingstijden op elkaar afgestemd
Roosters op elkaar afgestemd
Balans inspanning-ontspanning
Tijden
Passend bij visie
Balans veiligheid en exploratie
Inrichting buitenruimtes
Inrichting
Ruimtes
Gezamenlijk gebruik en afspraken daarover
Gebruik
Afwisseling in gebruik
Schoonmaak op orde
Gezamenlijk overleg
Vaste medewerkers op de groep, weinig wisselingen
HBO-er op de groep
Uitruil van personeel
Intervisie, collegiale consultatie, samen op de werkvloer
Professionalisering
T-shaped professional
Personeel
Financieel beleid is voor meerdere jaren vastgelegd Financiën
Er is een gezamenlijk werkbudget
Er is een communicatie plan
Gezamenlijke communicatiemiddelen Naar ouders
Eenduidige communicatie
Intern
Heldere interne communicatie
Communicatie
Inspectie onderwijs: basisarrangement
Inspectie GGD positief
Gestelde doelen behaald
Resultaten Werknemerstevredenheidsonderzoek
Communicatie
Ouder tevredenheidsonderzoek
Borging
Cyclus beschreven