EEN GIFT AAN DE STAD Marlies Rohmer
curator en inspirator woningbouwmanifestatie jongerenhuisvesting BOUWJONG!
Bouwen voor de next GENERATION Eind 2009 kreeg ik van de gemeente Groningen de eervolle uitnodiging om curator te worden van hun derde woningbouwmanifestatie BOUWJONG! BOUWJONG! volgt de manifestaties INTENSE STAD (curator Winy Maas) en INTENSE LAAGBOUW (curator Dick van Gameren) op. De gemeente Groningen verdient een groot applaus voor deze experimentele en integrale aanpak van voorliggende woningbouwvraagstukken.
Voor mij is het werken aan BOUWJONG! een uitgelezen kans om voort te borduren op het gedachtengoed van mijn boek Bouwen voor de NEXT GENERATION (NAi uitgevers 2007). Dit boek integreert aspecten uit de veranderende leefwereld van jongeren met architectuur en stedenbouw. Het onderzoek dat aan dit boek ten grondslag ligt, verbindt ontwerpopgaven van woningbouw en de directe woonomgeving tot scholen – alle in een stedelijke context – met een scala aan sociaal maatschappelijk onderwerpen, zoals het ontstaan van een ervaringseconomie, de invloed van nieuwe communicatietechnieken, culturele diversiteit, verschuivingen binnen het gezin, veranderingen in het onderwijs, fysieke en sociale onveiligheid van stadswijken, en het belang
BouwJong!: hoe geëngageerd kan architectuur zijn. Voor BOUWJONG! heb ik een aantal onderwerpen uit mijn boek als leidraad genomen. Het thema ‘cohesie’ heeft daarbij centraal gestaan. Bij het GRONINGS MODEL heeft de vraag hoe grootschalige jongerenhuisvesting kan voorzien in een goed leefklimaat, op verschillende schaalniveaus, geresulteerd in de focus op ontwerpmiddelen, waarmee je stadswijken en de directe woonomgeving vitaler kunt maken. Uitwisseling tussen jongeren en omwonenden is daarbij van cruciaal belang, omdat de Groningse bevolking overlast van jongeren ervaart. Ervaring is een subjectief gegeven en door in contact te komen met de jongeren kan die ervaring in een nieuw perspectief komen te staan. Een buurt of wijk gaat pas echt leven en krijgt een duurzaam karakter als mensen zich er gelukkig voelen; sociale verankering overlast... speelt daarbij een rol. Betrokkenheid van omwonenden bij de plannen is daarom van groot belang. Verschillende onderwerpen passeren daarbij de revue: van bestemmingsplan met – noodzakelijk – gemengd programma (de bakker op de hoek is verdwenen met de komst van de supermarkt) tot aan brede multifunctionele stoepen (de straat als dorp), semi-openbare collectieve ruimtes (de Groningse uitvinding ‘Parochiale Ruimte’) en gebouwen met collectieve ruimtes (t.b.v. ontmoeting en uitwisseling). Van de zone voor de woning in vele verschijningsvormen, de interactieve overgang van privé naar openbaar, tot het verandagevoel. Met banken en geveltuinen kunnen de bewoners deze zone in bezit nemen en zich daarmee de randen van de publieke ruimte toe-eigenen. Levendige straten en netwerken verrijken de stad. Contact van bewoners met hun omgeving, doen gebouwen (voor jongerenhuisvesting) landen in hun buurt. Geen ‘getto’s’, geen‘aliens’. Zo geëngageerd kan architectuur zijn.
dikker wordende jeugd en sporttoren: opklimbare gebouwen, die laten zien hoe leuk bewegen kan zijn
van de publieke ruimte. Al in 1999 vielen mij artikelen op in de krant, bijvoorbeeld over de steeds dikker wordende jeugd, en begon ik met het aanleggen van een omvangrijk beeld- en knipselarchief, het fundament van het boek. Ik begon artikelen en studies te lezen over jeugd- en jongerencultuur en het leek mij interessant om de relatie daarvan met architectuur en stedenbouw te onderzoeken. Een aantal auteurs en architecten hebben mij bij mijn zoektocht zeer geïnspireerd. Zonder daarbij uitputtend te zijn zou ik de bijzondere betekenis van Jane Jacobs, Rem Koolhaas, Herman Hertzberger, Arnold Reyndorp en Lia Karsten hier willen noemen. de straat als dorp
SMARTIES: multifunctioneel gebruik parochiale ruimte onder het gebouw, voor basketball of feest
Van together naar apart Ontelbare hoeveelheden raampjes, geen balkons, een monoliet ergens in de stad, de plek niet verankerd in de stad, laat staan in de buurt. Een wereld met eindeloze gangen en gesloten deuren, geen gemeenschappelijkheid, treurige eenzaamheid. Dat zijn de beelden, die op mijn netvlies staan als ik denk aan de vele studentenflats en containerdorpen, die ik ooit van buiten en van binnen heb gezien. Maar er zijn ook lichtende voorbeelden. Het Krakeelhof in Delft, waar ik woonde in mijn studententijd, was weliswaar een ‘onneembare vesting’, maar eenmaal binnen gekomen begon het feest, popconcerten op de binnenplaats, feesten ter plaatse van de uitbundige trappenhuizen die buiten het gebouw geplaatst waren en van waar je alle leuke jongens in de gaten kon houden. ’s Ochtends zuchtend aansluiten in de rij van 16 wachtenden die allemaal om de beurt onder de twee douches moesten. Als je al naar college ging, dat dan weer wel. Maar samen, alles samen. Vriendschappen voor het leven: Art Zaaijer, Liesbeth van der Pol en Ruurd Roorda.
staander. Een cardsysteem verschaft de bewoners toegang, en dan alleen tot de eigen woning. Dat heeft allemaal met veiligheid te maken. Even buurten in je pyjama bij de bovenburen is er niet bij. Nauwelijks collectiviteit. Er lijkt hard gestudeerd te worden, strakke schema’s, in vier jaar klaar. Is dit ambitie, regelgeving, of is het de tijdsgeest? Individualisme, lekker alles voor je zelf: een eigen badkamer en een eigen keuken (worden er zoveel zelfstandige eenheden gebouwd om SMARTIES: individualisme te voldoen aan een vraag, of heeft het met huursubsidie op zelfstandige eenheden te maken?). En de buren – wie zijn dat eigenlijk – leiden je hoofdzakelijk af. Fijn op de campus wonen, zit je tenminste dicht bij de bieb en de collegezalen. Maar er zijn andere geluiden in Groningen: in alle straten wonen al zo’n 15% jongeren. Ja, ook gewoon in een buitenwijk en daar wordt nog zo gefeest dat menige buurtbewoner er wel eens genoeg van heeft. Groningen is een populaire studentenstad.
We leven in een andere tijd, tien jaar grenzeloos studeren zit er niet meer in. Als ik in het door mij ontworpen studentencomplex Smarties in Utrecht – wat zeg ik ‘studentenstad’ van 400 eenheden– kom is er weinig levendigheid te ontdekken. Het gebouw is een ‘bunker’ voor een buiten-
Groningen: maximaal 15% jongeren per straat
De studenten- of jongerenpopulatie is zo veelzijdig als het leven zelf. Ideeën en wensen van jongeren veranderen in een rap tempo. Verouderde studentencomplexen, voldoen niet meer aan de wensen van deze tijd, op zichzelf niet zo vreemd. Het probleem schuilt in het gegeven dat ze vaak ‘traditioneel’ en dus niet flexibel gebouwd zijn en daarmee niet gemakkelijk zijn te veranderen naar de tijdsgeest. BOUWJONG! zoekt naar nieuwe kansen. Ik heb samenwerking gezocht met de TU-Delft om onderzoek te doen naar interessante referentieprojecten. het multi-functionele trappenhuis
schermen met informatie, bijv. wat het energieverbruik op dat moment is. Oh ja, licht uit als je weg gaat want dat scheelt weer energiekosten. BOUWJONG! het Groningse Model Het Groningse model is gebaseerd op drie schaalniveaus. LARGE, het niveau van de hele stad, MEDIUM, de relatie tussen het project en de buurt en SMALL, die gaat over de relatie tussen het project en de directe woonomgeving en het project als organisatie in zich zelf. Op alle schaalniveaus stel ik de vraag: wat geeft het project terug aan de stad? “Parasiteert” het project op de stad of is het een vitale toevoeging op meerdere schaalniveaus; een ‘meerdimensionaal’ project?
collectieve ruimte: schermen met informatie
De Groningse toekomst: waarmee moet grootschalige jongerenhuisvesting rekening houden? Het Groningse model moet en wordt anders. Het worden duurzame, flexibele gebouwen die de tand des tijds overleven, in de toekomst kan je er elk programma huisvesten. Ze hebben een kolommenstructuur of dragende gevels met vrij indeelbare ruimte en lekker hoge verdiepingen waar je net zo makkelijk een bedrijfje kunt huisvesten. Misschien een ‘solid’ die allerlei woon- en werkvormen door elkaar toelaat, in elk geval geen mono-cultuur. Zet die woning zelf maar naar je hand, dat kan tot in lengte van dagen. Blijft er maar wonen na je afstuderen en trek er een stukje bij. Leer je medebewoners kennen in het grand-café of bij de fietsenstalling, waar een plek is waar je zelf aan je fiets kunt sleutelen. Je woont in een geweldig gebouw, “waar je omhoog kunt fietsen tot aan de voordeur”. Je kent ook de buren die in de straat wonen, want die aardige mevrouw, die je hebt leren kennen toen je op het pleintje zat voor de hoofdentree, die heeft jouw reservesleutel, voor als je je sleutel weer eens bent kwijtgeraakt. Om wat bij te verdienen pas je ’s avonds op haar kinderen. Wat zeg ik? Je hebt net een bedrijfje opgezet
vitale netwerken
LARGE: GEBOUW EN STAD Groningen wil een compacte en duurzame stad zijn en voortdurend de schaarse ruimte in de stad goed benutten, mét ruimte voor groen en water. Hiermee sluit de stad aan op de visie van o.a. de Rijksbouwmeester. De projecten van BOUWJONG! zullen inspelen op dit beleid en de bestaande stad intensiveren. Daarbij bijdragend aan vitale levendige netwerken, op voetgangers- en fietsersniveau. Gezondheid is een belangrijk thema en de omgeving zet aan tot bewegen. Op schaalniveau LARGE wordt er voorzien in ruimtes die bijdragen aan het stedelijk leefklimaat van de gehele stad.
de ervaring van ‘overlast’ wordt anders als je met iemand te maken hebt
‘oppas-student’ en helpt nu al je vrienden aan een baan, dat is zo uit de hand gelopen dat je nu een bedrijfsruimte hebt gehuurd in het gebouw! De gangen zijn niet lang en smal, maar er zijn plekken met een loungebank en overal hangen LARGE: stadsstrand
Toevoeging van programma, als trekpleister voor iedereen. Denk hierbij aan een stadsstrand of een poppodium. Als meest duurzame stad van Nederland zullen de projecten van BOUWJONG! strikte specialisatie vermijden en ruimte genereren voor natuurlijke diversiteit en bijdragen aan de vitaliteit van de stad. Het project is niet ‘parasitair’. Campus en containercity Wonen op de campus is in Groningen bespreekbaar. Woningen maken de campus levendig en geven ook ’s nachts een veilig gevoel. Ook Groningen heeft te maken met de oprukkende internationali-
MEDIUM: prachtig voorbeeld van parochiale ruimte
ercity’ heeft uitgesproken stedenbouwkundige ruimtes en maakt deel uit van het stedelijk weefsel. Tijdelijkheid versus kwaliteit is een belangrijk thema bij de zoektocht naar het Groningse model, niet in de laatste plaats omdat in de praktijk blijkt dat de beoogde tijdelijkheid in contrast staat met de werkelijke levensduur van projecten.
Wat geeft het (tijdelijke) project terug aan de stad op niveau LARGE?
prachtig voorbeeld van ‘container-city’
MEDIUM: GEBOUW EN BUURT In Groningen is er aandacht voor publieke en collectieve ruimte. Het Groningse begrip “parochiale ruimte”, op de grens van publiek en collectief, krijgt in elk project gestalte. Deze ruimtes leggen een relatie met de omliggende buurt en zijn een warmtewisselaar tussen bewoners onderling en bewoners en passanten. Deze kruisbestuiving versterkt de vitaliteit van de buurt. Het project maakt nadrukkelijk deel uit van de – identiteit van de – wijk. Dit geldt ook –en vooral
sering. Aziatische studenten bijvoorbeeld willen graag op de campus wonen. Wat zijn hun specifieke wensen? De “tijdelijke” containerprojecten worden geen monofunctionele geïsoleerde werelden. Het zijn projecten met een eigen stedenbouwkundige identiteit en expressie. ‘Contain-
container-city: wezenloze openbare ruimte
collectieve ruimte, helaas in gebruik als fietsenstalling
garagebedrijfje in de plint, samenwerking met ROC, gebruik door de buurt
– voor de tijdelijke huisvesting. Een geïsoleerde wereld is uit den boze. Ook het programma sluit aan bij de stedelijke dynamiek van de compacte stad. Voorzieningen als een huisarts, een kapper, een wasserette, een winkeltje, ruimtes voor startende ondernemers (al dan niet gekoppeld aan opleidingsinstituten als ROC’s) of sportvoorzieningen dragen bij aan de levendigheid en de diversiteit van de buurt, de diversiteit in woonmilieus. Sterker nog ze leggen een letterlijke relatie met de buurt, doordat ze mede door buurtbewoners gebruikt worden. De scheiding van wonen, werken en recreëren is verleden tijd. Als het parkeren al in de open lucht plaats vindt, worden dit geen wezenloze werelden, die het project isoleren van zijn omgeving. De parkeerfunctie krijgt een eigen expressie en identiteit, een slimme oplossing die bijdraagt aan het sociaal leefklimaat: bijvoorbeeld in combinatie met een sportveld.
SMARTIES: ontsluiting voor auto’s als hardloopcircuit
Wat geeft het (tijdelijke) project terug aan de stad op niveau MEDIUM? SMALL: GEBOUW (EN STOEP) Groningen geeft ruimte aan flexibele, universele, energiezuinige en ruimtelijk interessante casco’s (gebouwstructuur/constructie) met een grote verdiepingshoogte. Het zijn casco’s die de tand des tijds overleven en waarin gewoond, gewerkt en gerecreëerd kan worden. De multifunctionele,
SMARTIES: parochiale ruimte
generieke, gemengde gebouwen kunnen van kleur verschieten wat betreft bewoners en functies. Kunnen studentenwoningen gecombineerd worden met starterswoningen? Met andere woorden hoeveel diversiteit kan een gebouw (of een wijk) hebben zonder dat – vanwege de te grote tegenstellingen – de levendigheid/leefbaarheid juist weer verloren gaat? Het architectonische voorkomen daarentegen is juist specifiek en reageert op de stedenbouwkundige omgeving. Universele flexibele woningen in een uitgesproken woonomgeving. De leidende vraag hierbij is: hoe willen jongeren -in welke fase van hun studie cq hun verblijf in de stad- wonen? Wat houdt hedendaagse jongerencultuur in en hoe krijgt die gestalte in het project? De universele woning biedt tal van mogelijkheden. Er is aandacht voor buitenruimte, ook voor de individuele woningen. Groene daken voorzien in collectieve buitenruimte en zijn (tevens waterbuffer en fijnstofbuffer) en versterken het groene karakter van de stad. Agrocultuur – typisch voor Groningen – en energiezuinigheid spelen daarbij een belangrijke rol. Ook ín het gebouw zijn er collectieve ruimtes, waardoor je het gevoel krijgt dat je met elkaar verbonden bent (de brink in het
casco’s waarin gewoond, gewerkt en gerecreerd kan worden
SMARTIES: op de schommelbank wachten op de bus
Hertzberger: de galerij als collectieve ruimte
dorp, maar dan op gebouwniveau). Dit staat op gespannen voet met het eerder genoemde card-systeem en bijbehorende strikte compartimentering. Er is aandacht voor – nieuwe modellen voor – het stallen van de fiets (en elektrische scooters), misschien in de vorm van een helling zodat je zelfs tot aan je voordeur kunt rijden (fietsflat). Ook de auto krijgt een zorgvuldige plek toebedeeld en parkeren maakt integraal deel uit van de opgave. Als er niet geparkeerd wordt, wordt het terrein als sportveld
SMARTIES: het belang van de gang
of boomgaard gebruikt. In het beste geval zijn de auto’s opgenomen als een gebouwde voorziening, niet noodzakelijkerwijs geheel ondergronds. Er is een fantastische relatie tussen het gebouw en de stoep. Grote deuren maken van een binnenruimte in één klap een buitenruimte en op de stoep is een bankje, waar je voor je deur kunt gaan zitten. De straat functioneert als dorp.
collectieve (groene) ruimte
Wat geeft het (tijdelijke) project terug aan de stad op niveau SMALL?
veranda-gevoel