Eén gezicht op Facebook? Een kwalitatief onderzoek naar identiteitenbeheer op Facebook
Alain Otjens 0443557 Universiteit van Amsterdam Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG) Bachelor Sociologie Ineke Teijmant
1
2
Voorwoord Gedurende mijn bachelor Sociologie raakte ik meer en meer geïnteresseerd in nieuwe technologie, nieuwe media en het internet in relatie tot de samenleving en sociale interacties. Omdat er voor deze onderwerpen binnen de studie Sociologie in Amsterdam (nog) niet veel aandacht is, heb ik ook het een en ander gedaan bij andere opleidingen en faculteiten. Ik heb over nieuwe media en het internet colleges gevolgd bij Communicatiewetenschappen maar vooral bij Mediastudies aan de Faculteit van Geesteswetenschappen. Hoewel de onderwerpen me erg aanstonden was de benadering ervan me soms vreemd. Vragen die voor mij als sociologiestudent minder relevant leken stonden daar centraal. Vooral binnen de vakken die ik bij Mediastudies volgde, was de rol van de empirie soms erg klein. Ik miste daar vaak de sociologische benadering. Dit bacheloronderzoek bood mij een uitstekende kans om weer met een sociologische kijk aan de slag te gaan met nieuwe media en het internet. Ik heb met een sociologisch relevante vraagstelling empirisch onderzoek kunnen doen naar het gebruik van Facebook. Graag wil ik hier iedereen bedanken die het doen van dit bacheloronderzoek voor mij mogelijk hebben gemaakt. Allereerst zijn dat de mensen die ik heb mogen interviewen. Ik ben hen dankbaar voor hun tijd en de openhartige gesprekken die ik met hen kon voeren. Daarnaast wil ik Ineke Teijmant bedanken, die als scriptiecoördinator binnen Sociologie en begeleider mij de beste voorwaarden kon bieden die ik me maar kon wensen voor het doen van mijn onderzoek. En als laatste alle mensen bedanken die mij in gesprekken, met het lezen van conceptversies of anderzijds hielpen bij het vormen van de ideeën en het tot stand komen van dit bacheloronderzoek.
Alain Otjens
Amsterdam, februari 2012.
3
4
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave ............................................................................................................. 5
1. “You have one identity”........................................................................................... 7 2. Meer dan één identiteit........................................................................................... 13 2.1. Identiteiten door interacties ............................................................................ 14 2.2. Identiteiten als toneelspel ............................................................................... 15 2.3. Reflexieve identiteiten .................................................................................... 16 2.4. Postmoderne identiteiten ................................................................................ 17 2.5. Identiteitenbeheer ........................................................................................... 19 3. Wetenschappelijke verantwoording ....................................................................... 23 3.1. Onderzoeksopzet ............................................................................................ 23 3.2. Respondenten ................................................................................................. 24 3.3. Data verzameling ............................................................................................ 25 3.4. Dataverwerking en analyse ............................................................................. 26 4. Identiteitenbeheer op Facebook ............................................................................. 27 4.1. Identiteitenmanagement binnen Facebook ..................................................... 28 4.2 Waarom geen identiteitenbeheer binnen Facebook? ....................................... 33 4.3. Conflicterende identiteiten ............................................................................. 37 5. Conclusie ............................................................................................................... 41
Literatuur ................................................................................................................... 46 Bijlage 1. Topiclist ..................................................................................................... 48 Bijlage 2. Code System .............................................................................................. 49
5
6
1. “You have one identity”
In een interview voor het boek “The Facebook Effect” van David Kirkpatrick (2010) zegt Mark Zuckerberg, CEO van de sociale netwerksite Facebook: “You have one identity. […] The days of you having a different image for your work friends or co-workers and for the other people you know are probably coming to an end pretty quickly. […] Having two identities for yourself is an example of a lack of integrity.” (Kirkpatrick 2010, p.199)
Mensen die zich op verschillende wijzen willen presenteren naar bijvoorbeeld collega’s en vrienden, ontberen volgens Zuckerberg integriteit. Wanneer mensen niet willen dat sommige mensen bepaalde gedeelde informatie niet mogen zien, moeten ze dit gewoon helemaal niet delen, zo stelt Zuckerberg. Verschillende profielen op Facebook voor verschillende delen van het leven zijn volgens Zuckerberg dan ook niet nodig. Facebook – die volgens eigen zeggen wereldwijd meer dan 800 miljoen actieve gebruikers bedient (Facebook 2011) – heeft zelfs een verbod op het hebben van meerdere Facebookprofielen in haar reglementen opgenomen. Facebook ziet
7
namelijk liever niet dat gegevens van mensen versplinterd raken over meerdere online profielen. Profielen met zoveel mogelijk gegevens van een persoon zijn immers het meest aantrekkelijk voor adverteerders. De hierboven genoemde uitspraken van Zuckerberg zijn opmerkelijk, vooral voor sociologen. Michael Zimmer (2010) merkt in zijn blog op dat Zuckerberg vast niet zo goed heeft opgelet tijdens dat college waarin Goffman werd besproken. Mensen zijn niet óf publiek óf privé, zo geeft hij aan, maar zijn constant bezig met het managen van informatiestromen over zichzelf en wisselen constant van identiteit. In het volgende – theoretische – hoofdstuk zal ik, aan de hand van auteurs vanuit verschillende sociaalwetenschappelijke tradities, uiteenzetten dat identiteit binnen de sociale wetenschappen vaak niet wordt gezien als iets dat is gegeven, iets dat vast staat of als iets eenduidigs. Dat identiteiten gedurende het hele leven worden gevormd en veranderen onder invloed van uiteenlopende sociale interacties. Identiteiten zijn daarmee flexibel en veranderlijk. Ik zal uiteenzetten dat individuen meerdere identiteiten hebben die binnen verschillende sociale contexten door verschillende wijzen van presenteren tot uiting komen. Internet en identiteit Sinds de komst van het internet is er behoorlijk wat over identiteit in relatie tot het internet geschreven. Door het feit dat het internet vele verschillende toepassingen kent, is het lastig eenduidige antwoorden te geven op vragen over wat ‘het’ internet betekent voor de identiteiten van mensen. Vanuit verschillende disciplines is het onderwerp opgepakt en met soms erg uiteenlopende visies op wat het internet betekent voor de identiteiten van mensen. Een eerste – voornamelijk optimistische – groep van visies die in de begintijd van het internet opkwam kan worden geduid met de term ‘identity play’. Deze groep benadrukt hoe in lichaamsloze en anonieme omgevingen op het internet mensen vrij zijn om hun identiteit zelf vorm te geven en te experimenteren met verschillende gedaantes. Mensen zijn zo vrij om tegelijkertijd meerdere, soms tegenstrijdige, identiteiten aan te nemen (zie bv. Turkle 1995). Een andere vroege lijn van onderzoek over identiteit in relatie tot internet richtte zich vooral op persoonlijke websites van mensen ofwel homepages (zie bv. Papacharissi 2002, Miller 1995, Chandler 1998, Wallace 1999). In tegenstelling tot wat het identity play discours betoogt, is het zelf van mensen op homepages een geïntegreerd en stabiel geheel. Een homepage is voor iedereen met internet te
8
bezoeken; er is geen mogelijkheid tot het scheiden van het publiek. Bezitters van een homepage streven daarom vaak op hun website naar een holistische zelfpresentatie (Wallace 1999). Er wordt geprobeerd voor alle mogelijke bezoekers een acceptabel beeld naar voren te brengen. Het internet bestaat inmiddels meer dan twintig jaar en is steeds verder ontwikkeld. Het gebruik ervan heeft een grote vlucht genomen en er zijn vele nieuwe toepassingen gekomen. Een van de belangrijkste ontwikkelingen op het internet van de afgelopen jaren is het massale gebruik van sociale netwerksites als Facebook. Onderzoeken naar sociale netwerksites en identiteiten beginnen steeds talrijker te worden. Deze onderzoeken richten zich vooral op jonge gebruikers van sociale media die worden aangeduid met termen als de netgeneratie of digital natives (Palfrey & Gasser 2008). Identiteit wordt binnen deze onderzoeken vaak gezien als samenstelling van vele verschillende stukjes informatie welke zijn verspreid over verschillende bronnen als blogs en profielen op diverse sociale netwerksites (Nabeth 2009, Palfrey & Gasser 2008). Identiteit is iets wat constant beheerd en gereconstrueerd dient te worden (Boyd 2008, Papacharissi 2011) en mogelijkheden tot experimenteren zijn er door de vele verschillende online omgevingen volop (Palfrey & Gasser 2008). Daarbij hebben gebruikers van sociale netwerksites met hun reacties en foto’s ook invloed op elkaars identiteiten, wat de controle op de eigen zelfpresentatie bemoeilijkt (Palfrey & Gasser 2008). De complexiteit en onzichtbaarheid van het publiek op alle verschillende plekken van zelfpresentatie, wordt door veel auteurs als probleem gezien (zie bv. Boyd & Heer 2006, DiMicco & Millen 2007, Boyd 2008, Palfrey & Gasser 2008, Papacharissi 2011). Plekken op sociale netwerksites die een behoorlijk publiek karakter hebben worden door gebruikers vaak ten onrechte als privé gezien. Boyd & Heer (2006) geven aan dat het uit elkaar houden van verschillende sociale contexten op verschillende plekken van zelfpresentatie een erg lastige klus is geworden. Telkens moeten meerdere soorten publiek tegelijk worden bediend. Verschillende auteurs voorzien hierbij problemen voor de gebruikers van sociale netwerksites. Zo geeft Boyd (2008) aan dat de vaardigheden van impression management binnen sociale netwerksites zijn veranderd en dus opnieuw moeten worden aangeleerd. Palfrey & Gasser (2008) maken zich zorgen om de jonge gebruikers van sociale netwerksites die deze digitale vaardigheden ontberen. Zij die ook niet gemotiveerd zijn om deze aan te leren kunnen in toekomst in de problemen
9
komen, zo stellen ze. Ook Papacharissi (2011) ziet dit belang in en noemt het zelfs een survival skill: “The ability to edit, or redact, one's own, multiple self-performances may reassociate the individual with a sense of place, even if temporarily so, for the individual. And thus, redactional acumen becomes a survival skill, as individuals exercise, become comfortable with, and play with a networked sense of self. (Papacharissi 2011, p.317)
Ik zal in dit onderzoek kijken naar de mate waarin gebruikers van Facebook deze vaardigheden wel of niet bezitten en hoe zij omgaan met het probleem van het door elkaar lopen van verschillende sociale contexten binnen Facebook. Eén gezicht op Facebook? Op Facebook worden alle familieleden, collega’s, kennissen en vrienden uit verschillende sociale contexten in eerste instantie op één hoop gegooid. De standaardinstellingen maken dat erg geen onderscheid is tussen wat verschillende contacten kunnen zien van hetgeen iemand deelt. Contacten uit diverse sociale contexten zien dus precies dezelfde gegevens en berichten van een persoon en op precies dezelfde wijze weergegeven. Dit houdt in dat er dus ook geen verschillende identiteiten naar verschillende contacten worden uitgedragen. Er zijn binnen Facebook wel mogelijkheden om de zichtbaarheid van gedeelde informatie voor verschillende groepen mensen in te stellen. Er is bijvoorbeeld de lijstenfunctie, waarbij contacten kunnen worden onderverdeeld in groepen (lijsten). Vervolgens kan er dan worden bepaald welke informatie met welke groep wordt gedeeld. Het is dus mogelijk jezelf op verschillende manieren te presenteren voor verschillende groepen mensen. Het vinden van de juiste plek om dingen in te stellen, het indelen van contacten en het regelen wie wat kan zien, vergt alleen wel tijd en moeite van de Facebookgebruikers. In dit onderzoek wil ik nagaan hoe mensen omgaan met hun verschillende identiteiten of rollen op Facebook. Ik wil nagaan of mensen de informatie die zij delen via Facebook differentiëren naar verschillende groepen connecties en hoe zij dit doen. Hier vloeit een eerste onderzoeksvraag uit voort: Onderzoeksvraag 1 In welke mate en op welke wijze differentiëren mensen hun persoonsgegevens en andere gedeelde informatie op Facebook naar verschillende groepen connecties?
10
Daarnaast wil ik kijken naar de motieven die ten grondslag liggen aan het al dan niet differentiëren van gedeelde informatie op Facebook: Onderzoeksvraag 2 Welke motieven hebben Facebookgebruikers voor het wel of niet differentiëren naar verschillende groepen connecties?
En, in geval mensen gedeelde informatie differentiëren naar verschillende groepen, wil ik nagaan welke verschillende categorieën mensen dan maken: Onderzoeksvraag 3 Op welke manier categoriseren Facebookgebruikers wanneer zij differentiëren naar verschillende categorieën connecties?
Met het beantwoorden van deze onderzoeksvragen hoop ik ook – in theoretische zin – iets te kunnen zeggen over in hoeverre sociaalwetenschappelijke ideeën aangaande flexibele en meervoudige identiteiten stroken met het gebruik van Facebook als sociale omgeving op het internet. Is het, zoals Mark Zuckerberg beoogt, tijd voor herziening van deze ideeën voor een sociale netwerksite als Facebook? Bovenstaande onderzoeksvragen zal ik in het vierde hoofdstuk van dit onderzoek beantwoorden met een analyse van data verkregen via interviews met jonge Facebookgebruikers. Omdat ik op zoek ben naar ervaringen van Facebookgebruikers en naar manieren van doen op Facebook, heb ik gekozen voor een kwalitatieve wijze van onderzoek. In het derde hoofdstuk zal ik dieper ingaan op de wetenschappelijke verantwoording van mijn onderzoek. Maar ik zal hieronder eerst, in het tweede hoofdstuk, het theoretisch kader uiteenzetten waarop mijn empirisch onderzoek voortbouwt.
11
12
2. Meer dan één identiteit
In zijn “Dictionary of Sociology” geeft Marshall (1998) aan dat de term ‘identiteit’ zijn oorsprong vindt in het Latijnse woord idem (= hetzelfde). Het woord identiteit impliceert daarom overeenkomst en continuïteit. Glas (2005) geeft aan hoe ook de Franse filosoof Paul Ricoeur via het woord ‘idem’ identiteit herleidt als hetzelfde zijn en blijven. ‘Idem’ staat dan voor de uniciteit en enkelvoudigheid van de mens. In het denken over identiteit kunnen in de verschillende disciplines van wetenschap twee tegenovergestelde categorieën van visies worden onderscheiden (zie bv. Barnes 2008, Marshall 1998, Surratt 2001). Binnen de eerste categorie valt bijvoorbeeld een essentialistische en romantische visie waarin het bestaan van één ware zelf wordt verdedigd. De identiteit van een persoon wordt binnen deze visie gezien als een geïntegreerd en coherent geheel. Daarbij heeft de identiteit een vaste kern die gedurende de levensloop min of meer gelijk blijft. Achter een geconstrueerde identiteit bestaat volgens romantici nog altijd een unieke ware zelf, welke zich afzet tegen beredenering en sociale druk. Hiertegenover staan opvattingen die het geconstrueerde karakter van identiteit benadrukken, waarbij men vaak van een meervoudig begrip van identiteit uitgaat.
13
Individuen hebben volgens deze visie meerdere uiteenlopende identiteiten die soms zelfs moeilijk met elkaar te verenigen zijn. Ik zal enkele belangrijke auteurs bespreken die deze tweede visie, vanuit verschillende sociaalwetenschappelijke tradities, vertolken. Hun ideeën vormen de theoretische uitgangspunten voor mijn empirische onderzoek.
2.1. Identiteiten door interacties Charles Horton Cooley en George Herbert Mead hebben in de sociale wetenschappen met hun werk over het ‘zelf ‘ een belangrijke basis gelegd voor wat betreft het denken over identiteit. Cooley (1902) definieerde in zijn werk “Human Nature and the Social Order” het zelf als een sociaal proces. Het zelf en de geest zijn volgens Cooley sociaal. Dit omdat het zelf een product is van de taal, en de taal op haar beurt weer een sociaal product is. Het ‘zelf’ is dus niet iets dat mensen met hun geboorte mee krijgen. Sociale interacties en relaties gaan vooraf aan het zelf. De ideeën van Mead (1934) over het zelf zijn erg in lijn met die van Cooley. Ook Mead beschrijft in zijn werk – na zijn dood door zijn leerlingen gebundeld in het boek “Mind, Self and Society” – het zelf als een sociale constructie. Mead ziet het zelf als een mentaal proces dat ontstaat en zich ontwikkelt door sociale activiteit. Hij besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van het zelf. Mensen leren volgens Mead als kinderen via spel verschillende sociale rollen aan te nemen. Ze leren zich te verplaatsen in anderen en ontwikkelen gaandeweg het vermogen via een ‘gegeneraliseerde andere’ naar zichzelf te kijken. Een ‘gegeneraliseerde andere’ is de veronderstelde attitude van de hele gemeenschap of van een bepaalde groep van mensen. Een zelf ontwikkelt zich via innerlijke conversaties met een geïnternaliseerd ‘gegeneraliseerde andere’. Mensen kunnen door de interacties met anderen zichzelf als object zien en zodoende op zichzelf reflecteren. Mead geeft aan dat mensen, omdat zij sociale relaties hebben met verschillende mensen, ook meerdere zelven hebben: “We carry on a whole series of different relationships to different people. We are one thing to one man and another thing to another. There are parts of the self which exist only for the self in relationship to itself. We divide ourselves up in all sorts of different selves with reference to our acquaintances. We discuss politics with one and religion with another. There are all sorts of different selves answering to all sorts of different social reactions. It is the social process itself that is responsible for the appearance of the self; it is not there as a self apart
14
from this type of experience.” (Mead 1934, p.142)
Er is niet slechts één ultieme ‘gegeneraliseerde andere’. Voor elke sociale context waar iemand zich in begeeft is de ‘gegeneraliseerde andere’ anders en hiermee ook de verwachtingen die hierbij horen. Omdat mensen vaak willen voldoen aan verwachtingen, zullen ze zich in verschillende sociale groepen dan ook op verschillende manieren gedragen en hebben ze meerdere zelven.
2.2. Identiteiten als toneelspel Goffman (1959) bouwt in The Presentation of Self in Everyday Life voort op de ideeën over het zelf van Mead en andere symbolisch interactionisten. Goffman laat in dit boek zien hoe mensen constant de indrukken die zij van zichzelf afgeven op anderen proberen te sturen. Goffman noemt dit impression management, ofwel indrukbeheer. Hij gebruikt hierbij de dramaturgische metafoor waarbinnen mensen een voorstelling opvoeren die zo goed mogelijk díe dingen naar voren brengt die stroken met de indruk die zij willen afgeven. Zaken die niet stroken met de gewenste indruk worden zoveel mogelijk verborgen gehouden in de voorstelling. Mensen zijn zo middels hun zelfpresentatie constant bezig de definitie van de situatie in de hand te houden. Goffman gebruikt verder in zijn werk de dramaturgische concepten frontstage (façadegebied) en backstage (gebied achter de coulissen). In het façadegebied nemen mensen de rol aan die zij op dat moment juist achten en proberen deze voorgenomen rol zo consistent mogelijk te spelen voor andere mensen in de situatie (het publiek). Dit doen zij met behulp van hun gedrag, kleding, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding en taalgebruik. Het gebied achter de coulissen, vaak een fysiek gescheiden ruimte, zijn mensen afgesloten van het publiek en hoeven even niet aan indrukbeheer te doen. Hier worden voorstellingen voorbereid en geoefend. Overigens proberen mensen nooit te laten blijken aan anderen hoeveel moeite zij steken in het reguleren van de indrukken die zij maken. De toegang tot de backstage moet dan ook strikt worden beheerd. Mensen spelen binnen verschillende sociale groepen en contexten verschillende rollen, zo laat Goffman in zijn boek zien. Om hun verschillende rollen goed gescheiden te houden, houden mensen voortdurend in de gaten wie zich onder hen publiek begeeft:
15
“The answer to this problem is for the performer to segregate his audiences so that the individuals who witness him in one of his roles will not be the individuals who witness him in another of his roles. […] It should be clear that just as it is useful for the performer to exclude persons from the audience who see him in another and inconsistent presentation, so also is it useful for the performer to exclude from the audience those before whom he performed in the past a show inconsistent with the current one.” (Goffman 1959, p.137)
Roukens (2003) geeft aan hoe Goffman het beeld schetst van mensen als dragers van maskers die zij wisselen afhankelijk van de situatie waarin zij zich bevinden. Mensen wisselen bijvoorbeeld tussen rollen die horen bij hun beroep, familiesituatie et cetera. Ze presenteren zich daardoor op verschillende wijzen om zo de impressies die zij afgeven af te stemmen op het publiek en de specifieke situatie.
2.3. Reflexieve identiteiten Giddens (1991) kijkt naar het zelf vanuit het perspectief van sociale verandering en moderniteit. Voor Giddens is reflexiviteit de belangrijkste eigenschap van het moderne zelf. In de laatmoderne tijd is persoonlijke identiteit niet meer een gegeven, zoals voorheen in traditionele samenlevingen het geval was. Traditionele bronnen van betekenisgeving en identificatie als religie, ambacht, familiebanden en geografische locatie zijn niet langer vanzelfsprekend. De self-identity, zoals Giddens het noemt, is in de post-traditionele tijd voor eenieder een persoonlijk reflexief project en wordt door mensen bewust gecreëerd. Mensen werken doorlopend om hun persoonlijke biografische narratieven gaande te houden. Ondanks het streven naar continuïteit en consistentie, worden deze narratieven voortdurend bijgesteld en bewerkt. De self-identity van mensen is voor Giddens is dan ook niet iets statisch maar veranderlijk en buigzaam. Met het wegvallen van traditioneel gegeven sociale rollen, moeten mensen in de laatmoderne tijd volgens Giddens ook een lifestyle kiezen. Voor Giddens heeft het begrip lifestyle een bredere betekenis dan hoe het bijvoorbeeld door de reclamewereld wordt gebruikt. Lifestyle heeft niet alleen maar te maken met consumptie en sociale klasse maar omvat een breder scala van keuzes, overtuigingen en gedragingen. Een lifestyle kan worden gezien als een verder in te vullen standaardnarratief.
16
Volgens Tucker (1998) bepleit Giddens bij het reflexieve project van het zelf een dialectische kijk. Aan de ene kant biedt het kansen voor mensen om nieuwe richtingen uit te gaan en zelf keuzes te maken. Mensen zijn vrijer dan voorheen zelf te bepalen wie ze zijn en hoe ze zich gedragen. Het biedt mogelijkheden voor vrije expressie en emancipatie. Aan de andere kant dreigt een gevaar van machteloosheid en het verdwalen door het wegvallen van vaste kaders. Daarnaast is het zelfontwikkelingsproject geen keuze maar een plicht. Het opgelegd creëren van een zelf kan emotionele stress met zich mee brengen. Daarbij geeft Giddens aan dat niet iedereen dezelfde keuzemogelijkheden hebben. Giddens geeft aan hoe mensen in de gemondialiseerde laatmoderne tijd geconfronteerd worden met uiteenlopende contexten. Voor het zelf kan hierdoor het gevaar van fragmentatie opdoemen: “Partly because of the existence of multiple milieux of action, lifestyle choices and activities very often tend to be segmental for the individual: modes of action followed in one context may be more or less substantially at variance with those adopted in others. I shall call these segments lifestyle sectors. A lifestyle sector concerns a time-space `slice' of an individual's overall activities, within which a reasonably consistent and ordered set of practices is adopted and enacted.” (Giddens 1991, p. 83)
Eén eenduidig biografisch narratief wordt steeds moeilijker te construeren. Maar ook dit ziet Giddens niet per se negatief in. De uiteenlopende contexten kunnen ook resulteren in een kosmopolitisch persoon die juist kracht put uit het zich thuisvoelen in verschillende contexten. Met het beschrijven hoe mensen – soms dus met moeite – proberen consistente autobiografische narratieven te construeren, laat Giddens zien dat mensen moeten laveren tussen verschillende aspecten van hun zelf. De selfidentity kan dus volgens Giddens verschillende – soms conflicterende – kanten hebben.
2.4. Postmoderne identiteiten Ook in de postmoderne literatuur wordt identiteit niet gezien als iets natuurlijks, statisch en eenzijdigs. Identiteit heeft in de postmoderne literatuur geen objectief bestaan. Het bestaat slechts in die zin dat we erover nadenken, spreken en schrijven (Surratt 2001). Via taal en tekens worden identiteiten geconstrueerd en gereconstrueerd. De postmoderne identiteit is een geconstrueerde samenstelling van relaties, keuzes en gedragingen welke ontstaat in een veelheid van parallelle en
17
overlappende contexten. De postmoderne identiteit is gemaakt, fluïde, meerzijdig en veranderlijk (Barney 2004). Postmodernisten benadrukken het fragmenterende karakter van de cultuur en het vervagen van, met symbolen aangegeven, scheidslijnen. Mensen definiëren hun zelf vanuit een groeiende reeks van sociale categorieën als ras, klasse, sekse, etniciteit, status et cetera. Mensen worden blootgesteld aan een steeds verder groeiende variëteit aan culturele beelden als mogelijke bronnen van de eigen identiteit (Turner 1998). Marshall (1998) laat zien hoe Foucault in zijn werk aangeeft dat mensen, doordat zij zich in verschillende discoursen begeven, ook verschillende, vaak tegenstrijdige, identiteiten construeren. Deze identiteiten bestaan overigens niet volledig los van elkaar, ze interacteren wel met elkaar. Communicatietechnologie speelt een belangrijke rol in postmodernistische literatuur. Volgens Gergen (1991) hebben massamedia gezorgd voor social saturation, een grote toename in het aantal, en de verscheidenheid aan relaties die mensen hebben met anderen. Daarnaast zijn ook de frequentie en intensiteit van contact toegenomen. Een gevolg is volgens Gergen self-multiplication, de capaciteit van mensen om tegelijkertijd op meerdere plekken aanwezig te zijn. Daarnaast voorzien deze vele verschillende relaties mensen van een oneindige verzameling van vocabulaires voor het zelf. Veel van de eerste boeken en artikelen die verschenen over identiteit in relatie tot internet benadrukten het lichaamsloze karakter en de loskoppeling van plaats en tijd bij communicatie via het internet. Ze omarmden hierbij vooral de postmoderne ideeën over identiteit (Burnett & Marshall 2003). In haar boek Life on the Screen laat Sherry Turkle (1995) bijvoorbeeld zien hoe de postmoderne ideeën over fluïde en gefragmenteerde identiteiten goed pasten binnen het internet van begin jaren ’90: “[M]ore than twenty years after meeting the ideas of Lacan, Foucault, Deleuze, and Guattari, I am meeting them again in my new life on the screen. But this time the Gallic abstractions are more concrete. In my computer-mediated worlds, the self is multiple, fluid, and constituted in interaction with machine connections; it is made and transformed by language; sexual congress is an exchange of signifiers.” (Turkle 1995, p.15)
MUD’s (Multi-User Dungeons), tekstgebaseerde fictieve online (spel)werelden die vooral populair waren in de begintijd van het internet, zag Turkle als een plek waar mensen in de anonimiteit vrij kunnen experimenteren met verschillende identiteiten. De limieten van het eigen lichaam werden overstegen en identiteiten van
18
een ander geslacht, leeftijd of etniciteit konden worden gecreëerd. Gebruikers typen niet alleen tekst, zo zegt Turkle, maar zijn ook auteurs van hun eigen identiteit. Turkle beschrijft hoe mensen tegelijkertijd verschillende identiteiten naast elkaar bezitten en ‘spelen’.
2.5. Identiteitenbeheer Op basis van de besproken sociaalwetenschappelijke ideeën over identiteit zal ik hieronder een eigen theoretisch model uiteenzetten welke als basis dient voor mijn empirisch onderzoek. Ik ben hierbij op zoek gegaan naar de raakvlakken tussen de verschillende auteurs, en dus over welke ideeën over identiteit min of meer overeenstemming is binnen de sociale wetenschappen. Naar analogie van het begrip impression management of indrukbeheer van Goffman (1959) introduceer ik hier het begrip ‘identiteitenbeheer’ voor mijn theoretisch model. Binnen mijn model ga ik uit van het zelfconcept zoals dat is omschreven door Mead (1934); het totaal van ideeën dat een persoon over zichzelf als object heeft wat ontstaat als door het aangaan van sociale interacties. Op basis van Altheide (2000) zie ik een identiteit vervolgens als deel van dit zelfconcept waarmee iemand bekend is bij andere mensen. Een identiteit komt tot uiting via een bijpassende zelfpresentatie die wordt gegeven door middel van het afstemmen van gedrag, kleding, gezichtsuitdrukking, lichaamshouding en taalgebruik, zo leren we van Goffman (1959). Verder zie ik in mijn model identiteiten niet als iets onveranderlijk statisch of iets dat gegeven is en mensen met hun geboorte mee krijgen. Identiteiten ontstaan onder invloed van sociale interacties en veranderen voortdurend gedurende het hele leven. Identiteiten zijn daarmee fluïde. Mensen zijn constant bezig hun identiteiten te construeren en te reconstrueren. Daarbij zie ik identiteit –op basis van alle in de vorige paragrafen besproken auteurs – niet als iets enkelvoudigs. In mijn model ga ik er van uit dat mensen meerdere identiteiten hebben. Mensen construeren voor de verschillende sociale contexten waarin zij zich begeven verschillende identiteiten. Voor bijvoorbeeld de familiekring, studie, werk, sportclub of een bepaalde vriendenkring heeft men verschillende identiteiten. Bij elk van deze identiteiten horen verschillende zelfpresentaties (Goffman 1959). Contacten uit verschillende sociale contexten zien zo verschillende identiteiten van een persoon. De verschillende identiteiten van een
19
persoon kunnen dicht bij elkaar liggen en grote overeenkomsten vertonen. Ze kunnen ook verder van elkaar af staan en conflicterende elementen bezitten. Mijn begrip identiteitenbeheer omvat de inspanningen van mensen om hun verschillende identiteiten te onderhouden. Ten eerste houdt dit het afstemmen van de zelfpresentatie voor elke identiteit in. Daarnaast wordt publiekssegregatie toegepast; er wordt voor ervoor gezorgd dat de publieksgroepen voor de verschillende identiteiten en daarbij horende zelfpresentaties zo veel mogelijk apart worden gehouden. Ik gebruik het begrip identiteitenbeheer in plaats van indrukbeheer omdat het meer de nadruk legt op dit tweede aspect; het feit dat mensen meerdere identiteiten hebben met verschillende soorten publiek voor hun zelfpresentaties. Op de volgende pagina – in figuur 1 – staat een grafische weergave van mijn theoretisch model. Het stelt een versimpelde momentopname van het identiteitenbeheer van een persoon voor. De grijze cirkel in het midden is het zelf van de persoon; de ideeën van de persoon over wie zij of hij is. De gekleurde cirkels daaromheen zijn enkele sociale contexten waarin deze persoon zich bevindt. De verschillende overlappende zones aan de randen van het zelf zijn de verschillende identiteiten van de persoon; de verschillende manieren van hoe de persoon in verschillende kringen wordt gekend. Wat het identiteitenbeheer bemoeilijkt – en wat ook in de weergave is te zien – is dat sommige identiteiten ver van elkaar verwijderd liggen. Mensen moeten snel kunnen schakelen tussen verschillende manieren van zichzelf presenteren. Een ander aspect dat het identiteitenbeheer moeilijk maakt is dat sommige contacten zich bevinden in verschillende sociale contexten. Dit is in de weergave zichtbaar doordat er overlap is tussen sommige van de cirkels. Deze contacten kunnen zo dus ook verschillende, wellicht deels tegenstrijdige, identiteiten. Zoals hierboven gezegd is deze weergave een momentopname. Het model zou, om het fluïde en veranderende karakter van identiteiten in de tijd te kunnen laten zien, ook als bewegend beeld kunnen worden gemaakt. In de tijd veranderen de verschillende sociale contexten. De gekleurde cirkels zouden groter of kleiner worden of misschien helemaal verdwijnen en plaats maken voor nieuwe sociale contexten. Met het veranderen van de sociale contexten waar de persoon zich in bevind veranderen ook de verschillende identiteiten en de daarbij horende verschillende manieren van zelfpresentatie.
20
Figuur 1. Theoretisch model identiteitenbeheer
21
22
3. Wetenschappelijke verantwoording
3.1. Onderzoeksopzet In dit onderzoek probeer ik bestaande sociologische theorie over identiteit te toetsen met de realiteit van het gebruik van Facebook. Mijn onderzoek is dus deductief van aard. Bryman (2004: 20) geeft aan dat deductief onderzoek, waarbij het testen van theorie centraal staat, vaak samengaat met een kwantitatieve wijze van onderzoek. Ik kies desondanks voor een kwalitatieve aanpak. Dit omdat ik de theorie toets met behulp van onderzoeksvragen die ik alleen kan beantwoorden met behulp van onderzoeksdata over de ervaringen met Facebook en de gedraging op deze sociale netwerksite. Deze ervaringen en gedragingen zijn erg specifiek en contextgebonden en zijn naar mijn idee moeilijk te bevragen via gestandaardiseerde enquêtevragen. Ik heb ervoor gekozen data te verzamelen via semigestructureerde interviews. Deze interviews zijn gehouden zonder een vast patroon, maar met een korte lijst van onderwerpen die aan bod moesten komen (Bryman 2004: 320). Met deze aanpak benaderden de interviews een normale conversatie waardoor het eigen perspectief van de geïnterviewde het best tot zijn recht kon komen. Een nadeel van deze keuze is dat ik, doordat het afnemen en verwerken van de interviews erg tijdrovend is, minder
23
respondenten tot mijn onderzoek kon betrekken, waardoor het generaliseren van mijn bevindingen lastiger wordt.
3.2. Respondenten Voor mijn onderzoekspopulatie golden als enige inclusiecriteria het hebben van een Facebookprofiel en een leeftijd van ongeveer 20 tot 30 jaar. Deze leeftijdsgroep is opgegroeid met digitale technologieën en is vertrouwd met het gebruik van sociale netwerksites. Het gebruik van sociale netwerksites van deze leeftijdsgroep is hierdoor min of meer stabiel en bewust. Dit in tegenstelling tot tieners, die sociale netwerksites misschien meer onbezonnen en meer experimenteel gebruiken, en oudere gebruikers, die in veel gevallen nog niet lang van sociale media gebruik maken en nog aan het ontdekken zijn wat sociale media hen kan bieden. Daarnaast zijn mensen uit deze leeftijdsgroep interessant doordat zij zich begeven in vele verschillende sociale contexten. Zij volgen onderwijs (of hebben dit net afgerond) en houden hier veel nieuwe sociale contacten aan over. Deze leeftijdsgroep wisselt vaak van (bij)baan of staan aan het begin van een carrière en komen hierdoor ook vaak in nieuwe sociale contexten terecht. Sommigen zijn wellicht verhuisd naar een nieuwe stad vanwege een studie of baan van en bouwen daardoor ook nieuwe sociale contacten op in de nieuwe omgeving. Een praktisch argument voor het kiezen van deze leeftijdsgroep is dat deze groep Facebookgebruikers voor mij goed toegankelijk is doordat ik er zelf deel van uit maak. Via persoonlijke sociale netwerken kon ik mensen uit deze leeftijdsgroep gemakkelijk bereiken en bereid vinden mee te werken aan mijn onderzoek. Mijn selectie van respondenten is daarom een convenience sample (Bryman 2004: 100). Ik heb respondenten gevonden die voor mij als onderzoeker met behulp van mijn eigen persoonlijke netwerk goed bereikbaar waren. Ook zijn er enkele respondenten geweest die mij weer andere respondenten aangedragen hebben. Mijn selectie van respondenten heeft dus deels via de sneeuwbalmethode plaatsgevonden (Bryman 2004: 100). Ik heb in mijn selectie van respondenten geprobeerd om op een evenwichtige verdeling uit te komen wat betreft geslacht, opleidingsniveau en studierichting of arbeidsector. Ondanks dit streven ben ik me ervan bewust dat mijn selectie geen aselecte steekproef is. Omdat de respondenten zich vooral binnen mijn eigen sociale omgeving bevinden zijn er veel die een opleiding in het hoger onderwijs volgen of hebben afgerond. Mijn respondenten zijn daarnaast vooral afkomstig uit de alfa en
24
gamma richtingen. Het is daarom mogelijk dat de data die ik via deze selectie krijg, verschilt van data die zou zijn verkregen als zou zijn geput uit het sociale netwerk van iemand anders. De analyse en onderzoeksresultaten kunnen hierdoor ook anders uitvallen. Het generaliseren naar een grotere populatie wordt hierdoor bemoeilijkt. Bij een vervolgstudie zou wellicht beter naar een aselecte steekproef kunnen worden gestreefd. Mijn uiteindelijke selectie bestaat uit 16 respondenten, waarvan 10 vrouwelijke en 6 mannelijke. De gemiddelde leeftijd is 26,2 jaar oud. Van de respondenten heeft 1 een MBO-opleiding, 7 een HBO-opleiding en zijn er 8 met een WO-opleiding. In tabel 1 hieronder staat een overzicht van alle respondenten.
Tabel 1. Respondenten (namen zijn gefingeerd) #
naam
sekse leeftijd opleiding status
vrienden tijd op Facebook
01 Atafeh
V
23
WO
studerend
211
3 jaar
02 Marjolein
V
25
HBO
studerend
271
3 jaar
03 Leentje
V
27
WO
werkend
216
2 jaar
04 Mia
V
28
WO
werkend
252
3,5 jaar
05 Lotte
V
24
WO
studerend
250
3 jaar
06 Maaike
V
25
HBO
werkzoekend 417
4 jaar
07 Robbert
M
26
MBO
werkend
165
1,5 jaar
08 Sylvia
V
25
WO
studerend
247
2,5 jaar
09 Nathalie
V
29
HBO
werkend
170
2,5 jaar
10 Nick
M
24
HBO
studerend
294
2,5 jaar
11 Lidia
V
23
WO
studerend
559
3,5 jaar
12 Jane
V
29
HBO
werkend
250
4 jaar
13 Michael
M
27
HBO
werkend
145
4 jaar
14 Bas
M
28
WO
werkend
216
2 jaar
15 Sander
M
32
WO
werkend
226
4 jaar
16 Henry
M
24
HBO
studerend
295
3 jaar
3.3. Data verzameling Zoals gezegd waren de interviews die ik heb afgenomen semigestructureerd. Een topiclist, welke als bijlage bij dit onderzoek is terug te vinden, diende als leidraad voor de gesprekken. De volgorde van de te bespreken onderwerpen verschilde per
25
interview en volgde vaak uit de antwoorden van de respondenten. Zo probeerde ik in de interviews het karakter van een normale conversatie te benaderen. Het merendeel van de interviews is afgenomen in een horecagelegenheid welke door de respondent zelf was voorgesteld. Drie interviews zijn afgenomen bij respondenten thuis. Door de keuze van de plek van het interview bij de respondenten neer te leggen zijn de interviews altijd afgenomen in een min of meer vertrouwde omgeving. Dit zorgde voor een ontspannen sfeer tijdens de interviews. Het onderwerp van de interviews, het beheren van de verschillende zelfpresentaties, kan vertroebelend werken. Met Goffman (1959) weten we dat mensen hun inspanningen voor hun indrukbeheer niet graag blootgeven. Daarnaast kan het idee van Mark Zuckerberg, zoals weergegeven in de inleiding, over dat het hebben van meerdere identiteiten het ontberen van integriteit betekent, ook zijn doorgedrongen tot mijn respondenten. Dit kan het praten over meerdere zelfpresentaties ook bemoeilijken. Ondanks deze punten heb ik – door de vertrouwelijke en ontspannen sfeer tijdens de gesprekken – niet het idee dat mijn data die ik met de interviews heb verkregen grote vertekeningen bevatten in de zin dat mijn respondenten in werkelijkheid meer aan het beheer van hun identiteiten doen. De interviews duurden ongeveer een half uur. Grote verschillen in de duur tussen de interviews waren er niet. Ik ben gestopt met het veldwerk toen er min of meer verzadiging in de verzamelde data begon op te treden en ik dus nauwelijks nog nieuwe dingen hoorde tijdens de gesprekken.
3.4. Dataverwerking en analyse Alle interviews zijn opgenomen en als digitale geluidsbestanden op een computer gezet. Deze zijn vervolgens zo nauwkeurig mogelijk getranscribeerd met behulp van het gratis transcribeerprogramma F4. De transcripten zijn daarna geïmporteerd in het kwalitatieve data-analyseprogramma MAXQDA. De transcripten zijn vervolgens open gecodeerd, zonder vooraf opgesteld codesysteem. Het codesysteem is dus tijdens het coderen zelf ontstaan. Het uiteindelijke codesysteem is als bijlage bij dit onderzoek te vinden. Met het coderen kon ik structuren in het materiaal blootleggen wat als basis voor mijn analyse kon dienen.
26
4. Identiteitenbeheer op Facebook
Wanneer iemand een nieuw Facebookprofiel aanmaakt, gelden de door Facebook bepaalde standaardinstellingen. Deze standaardinstellingen zorgen ervoor dat alles wat door diegene wordt gedeeld, zichtbaar is voor alle Facebookvrienden die door deze persoon zijn toegevoegd. Zo zijn de (optionele) profieldata als woonplaats, geboortedatum, seksuele voorkeur, vorige of huidige onderwijsinstellingen, muziekinteresses en favoriete citaten, voor alle Facebookvrienden op precies dezelfde wijze zichtbaar. Ook statusupdates, gedeelde foto’s, video’s of hyperlinks komen op precies dezelfde wijze terecht in de newsfeed van alle Facebookvrienden. Binnen Facebook zijn er voor gebruikers verschillende mogelijkheden om te regelen dat gedeelde informatie voor sommige Facebookvrienden wel of niet zichtbaar is, en dus de gedeelde informatie te differentiëren naar verschillende groepen van Facebookvrienden. Het is zo voor gebruikers van Facebook dus mogelijk om een identiteitenbeheer te voeren en naar verschillende Facebookvrienden andere beelden van zichzelf uit te zenden die stroken met de identiteit die is toegesneden op de verschillende (groepen) ontvangers.
27
Deze verschillende manieren om de adressering van gedeelde informatie te beheren bestaan bijvoorbeeld uit het gebruik van de lijstenfunctie, het gebruik van Facebookgroepen, het blokkeren van individuele personen of het simpelweg wel of niet accepteren van vrienden. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik deze mogelijkheden verder bespreken en daarbij aangeven dat deze mogelijkheden weinig worden benut door mijn respondenten. In de tweede paragraaf zal ik de redenen bespreken die mijn respondenten geven over waarom deze mogelijkheden niet erg worden benut en de manieren die zei gebruiken om toch, buiten Facebook om, hun verschillende identiteiten uit te dragen. Daarna zal ik in de derde paragraaf nagaan voor welke sociale contexten de zelfpresentaties in conflict zijn. Met deze drie paragrafen volg beantwoord ik respectievelijk de drie onderzoeksvragen zoals opgesteld op pagina 10 en 11.
4.1. Identiteitenmanagement binnen Facebook Vriendschappen accepteren, weigeren en verwijderen Een Facebookvriendschap ontstaat doordat één van de twee partijen een vriendschapsverzoek stuurt, welke de andere partij vervolgens kan accepteren. Met het aangaan van de vriendschap op Facebook wordt – mits er geen tegenmaatregelen worden genomen – alle gedeelde informatie voor de ander zichtbaar. Een eerste manier om te beheren wie wat ziet van de gedeelde informatie op Facebook is dus simpelweg door te kiezen welke personen wel of niet mogen behoren tot de vriendenlijst op Facebook. Ik heb de mensen die ik heb geïnterviewd gevraagd naar hun persoonlijke beleid wat betreft het versturen en accepteren van vriendschapsverzoeken. De meesten van mijn respondenten gaven opvallend genoeg aan vaker een vriendschapsverzoek te ontvangen dan zelf te versturen. Deze vriendschapsverzoeken worden door mijn respondenten lang niet altijd geaccepteerd. Omdat Facebook vaak wordt gezien als iets persoonlijks, zeggen veel van mijn respondenten vriendschapsverzoeken van onbekenden in alle gevallen te weigeren. Ook verzoeken van mensen uit een ver verleden of mensen die men slechts een of twee keer is tegengekomen, worden vaak niet geaccepteerd. Moeilijker zijn de vriendschapsverzoeken van mensen die men wel goed kent maar die niet tot de persoonlijke sfeer worden gerekend zoals collega’s. “Ja collega's. Ja ik probeer zo min mogelijk collega's… Nou ja niet zo min mogelijk, het hangt er een beetje vanaf. Als ik een goede band met ze heb niet.
28
Mensen met wie ik een hele goede band heb, tuurlijk die staan er gewoon tussen. En sommige mensen waarvan ik denk: ‘ja eigenlijk niet’, die nodig ik ook niet uit. Soms zijn er mensen die jou dan uitnodigen, en dan kan je ze eigenlijk niet weigeren omdat je ze eigenlijk te vaak ziet.” Jane
Een ander aspect van het beheren van de vriendenlijst is het verbreken van Facebookvriendschappen, aangeduid met het woord van het jaar 2009: ‘ontvrienden’. Drie van mijn respondenten geven aan soms door de hele vriendenlijst te gaan en te selecteren wie eruit mag. Anderen doen dit meer toevalligerwijs, wanneer opeens een Facebookvriend opvalt waarbij men zich dan afvraagt waarom die persoon een Facebookvriend is. Soms volgt het verbreken van de Facebookvriendschap vrij snel op het accepteren van de vriendschap. Dan was het alleen maar om de andere partij niet een negatief signaal te geven door het vriendschapsverzoek af te wijzen. Het verbreken van Facebookvriendschappen kan immers weer geruisloos. De redenen die mijn respondenten geven voor het wel of niet accepteren van mensen tot de vriendenlijst op Facebook en het verwijderen van Facebookvrienden, zijn vaak ook utilitair van aard. De afweging om iemand tot de vriendenlijst te laten behoren is dan of diegene in de toekomst nog van nut kan zijn. De vraag is dus of iemand een toevoeging voor het persoonlijke netwerk van contacten. “Dat zijn gewoon mensen waar ik uhm… waar ik niet de behoefte mee heb om in contact mee te zijn. Of die, misschien heel egoïstisch gezien, nooit meer nodig kan hebben. Dan denk ik: ‘Jij woont in Skaglinognif in Polen en als ik daar in Polen ben, ik ga jou daar niet contacten’. Ja waarom zou ik je dan in m'n Facebooklijst hebben? Nee, die mensen heb ik inderdaad allemaal verwijderd.” Maaike
Privacysettings en de lijstenfunctie Zoals hierboven al aangegeven zijn er op Facebook ook manieren om binnen de vriendenlijst op Facebook onderscheid te maken tussen wat er met verschillende (groepen van) mensen wordt gedeeld. Via de privacyinstellingen van Facebook is het mogelijk om de toegang voor anderen tot de gedeelde informatie te beheren. Een onderdeel hiervan is de nog niet zo lang geleden vernieuwde lijstenfunctie. Hiermee kunnen subgroepen (lijsten) worden gemaakt binnen de vriendenlijst. Daarnaast maakt Facebook automatisch ‘slimme lijsten’. Dit zijn automatische subgroepen waarbinnen vrienden met dezelfde eigenschappen terecht komen. Bijvoorbeeld alle woonplaatsgenoten of alle vroegere schoolgenoten. Met deze lijstenfunctie kan er
29
bijvoorbeeld een specifiek fotoalbum of een statusupdate alleen voor een bepaalde groep van vrienden toegankelijk worden gemaakt. Andersom is ook mogelijk, door juist dingen voor bepaalde personen te verbergen. Facebook stelt haar gebruikers zo in staat om een perfect georganiseerd identiteitenbeheer te voeren. Slechts twee van de zestien mensen die ik heb gesproken maken actief gebruik van de lijstenfunctie. Beiden hebben een lijst aangemaakt voor collega’s die vriendschapsverzoeken sturen waarbij ze denken dat ze die niet kunnen weigeren. Na het accepteren van deze collega’s als Facebookvriend worden ze aan de lijst voor collega’s toegevoegd waarvoor is ingesteld dat zij geen toegang hebben tot de meeste gedeelde gegevens. “[M]aar ik heb een lijst aangemaakt met uh, werkvrienden, en die kunnen eigenlijk alleen maar m'n info geloof ik zien, ja m'n info en m'n profielfoto's. En ze kunnen verder ook niet zien waar ik comments plaats of wat ik like, zegmaar als nieuwe dingen. En ze kunnen ook geen posts zien op mijn Facebook. En ze kunnen ook niks plaatsen. Ze kunnen alleen een bericht sturen. […] Ik vind collega's heel erg leuk en aardig en gezellig, maar ik houd dat gewoon gescheiden van mijn privé. Dat vind ik wel heel erg belangrijk. Collega's die echt vrienden worden mogen dan van de lijst af.” Nathalie
Iets meer respondenten gebruikt weleens de privacyinstellingen om de toegang tot gedeelde gegevens te beheren. Dan is het niet mogelijk om hele groepen ineens aan te duiden maar moet per Facebookvriend worden aangegeven of zij wel of niet iets kunnen zien. “Nou, niet specifiek. Maar soms doe ik zegmaar dat iemand het niet kan zien. Zoals een ex ook een keer. Die was nogal uhm… ja was gewoon heel actief op Facebook maar op een gegeven moment was dat zeg maar… was het uit. Dus heb ik gewoon heel veel dingen uhm.. hoe heet dat… afgeschermd, dat ik zei van: iedereen kan het zien behalve die en die.” Lidia
Zoals uit de voorbeelden hierboven blijkt worden deze mogelijkheden niet gebruikt om een volwaardig identiteitenbeheer te voeren binnen Facebook. Ze worden alleen gebruikt om bepaalde mensen uit te sluiten van de – verder algemene – Facebookidentiteit. Niet om dingen alleen te delen met een specifieke groep binnen de Facebookvriendenlijst. Een van mijn respondenten zag wel iets in deze mogelijkheid en was ook begonnen met het aanmaken van verschillende lijsten. Hij heeft alleen door de ruime benodigde tijdsinvestering de klus niet afgemaakt en de lijstenfunctie nog niet daadwerkelijk in gebruik genomen. In het volgende deel van
30
dit hoofdstuk bespreek ik de redenen waarom mijn respondenten weinig gebruik maken van de verschillende manieren om hetgeen zij op Facebook delen te differentiëren naar verschillende groepen van connecties. Daar zal blijken dat de benodigde investering van tijd en moeite bij meer mensen een belangrijk struikelblok is. Facebookgroepen Via Facebookgroepen kan ook worden gecommuniceerd met een selecte groep mensen. Deze groepen werken op basis van lidmaatschap. Iemand kan een Facebookgroep aanmaken en vervolgens anderen tot deze Facebookgroep uitnodigen. Een Facebookgroep heeft een aparte wall waarop berichten kunnen worden gepost die alleen voor leden van de Facebookgroep toegankelijk zijn. Op deze manier kunnen bepaalde sociale groepen een eigen ruimte op Facebook creëren waarbinnen zij vrijer zijn de identiteitskenmerken naar voor te laten komen die bij die desbetreffende sociale groep horen. Ongeveer de helft van mijn respondenten is lid van een paar Facebookgroepen. Dit zijn groepen van een voetbalteam, van een club vrienden die elk jaar een festival bezoeken, van een klas van studiegenoten, of werknemers van een bedrijf. Tijdens de interviews moest er soms diep worden nagedacht tot welke groepen men ook alweer behoorde. Erg actief worden deze Facebookgroepen dan ook niet gebruikt. De Facebookgroepen worden vooral als tijdelijke praktische communicatiemiddelen gezien in bepaalde situaties. Digitaal schaven Het is binnen Facebook mogelijk om gegevens over jezelf, berichten van jezelf of eerder geplaatste foto’s te verwijderen. Op deze manier kunnen kleine foutjes in de identiteitspresentatie worden bijgesteld. Mijn respondenten, zo bleek uit mijn analyse, maken niet veel gebruik van de mogelijkheden om dingen die zij eerder op Facebook hebben gezet te verwijderen. Wanneer zij dit wel doen is dit in sommige gevallen alleen maar omdat bepaalde gedeelde informatie gewoon niet meer relevant is. Maar soms worden er toch ook dingen verwijderd die niet helemaal het juiste beeld uitstralen. Of iets wat een verkeerde indruk zou kunnen wekken bij enkele personen in de vriendenlijst. Het verwijderen van inhoud van Facebook gebeurt ook vaak als reactie op verstoringen van anderen op de eigen zelfpresentatie. Zoals in de inleiding al even is
31
aangestipt, kan de zelfpresentatie op sociale netwerksites ook worden beïnvloed door de activiteiten van vrienden. Reacties van vrienden op eigen posts zijn ook zichtbaar voor alle andere vrienden uit andere sociale contexten. Deze reacties worden ook in sommige gevallen verwijderd, wanneer dit conflicten in de zelfpresentatie oplevert. Ook tags in foto’s van anderen – die aangeven dat jij op die foto staat – kunnen worden verwijderd. “Ik heb dan eerder zoiets van: ‘oké dit is niet zo'n charmante foto’. Maar misschien ook weer als je bijvoorbeeld met een sigaret op de foto staat, dat je dan denkt: ‘nee mijn nichten hoeven dit niet te zien, mijn tante hoeft dit niet te zien’. Dus die untaggen…” Jane
Het verwijderen van tags zorgt ervoor dat de foto niet meer te zien in op het Facebookprofiel, nog wel in het album van de oorspronkelijke uploader. Bijna alle mensen die ik heb geïnterviewd hebben wel eens tags verwijderd van foto’s die niet zo flatteus waren. Of foto’s die voor bepaalde mensen een verkeerd of te eenzijdig beeld geven. Zo zijn het vaak de heftige feestfoto’s waarbij de tags worden verwijderd. Dat mijn respondenten meer redactie voeren op foto’s dan op tekstberichten strookt met een van de conclusies van Zhao, Grasmuck & Martin (2008) in hun onderzoek naar identiteitsconstructie op Facebook. Zij zagen dat voor veel Facebookgebruikers beelden van groter belang zijn dan woorden bij de zelfpresentatie op Facebook. Verrassende wegen Hierboven heb ik de verschillende manieren die Facebook biedt om een identiteitenbeheer te voeren opgesomd en aangegeven dat hier door mijn respondenten niet veel gebruik van wordt gemaakt. Uit mijn analyse zijn ook wat meer verrassende manieren van het differentiëren van de zelfpresentatie naar verschillende groepen aan het licht gekomen. Hiervoor worden bepaalde functies binnen Facebook gebruikt die hier eigenlijk niet voor bedoeld zijn. Zo wordt de mogelijkheid om mensen te taggen in een foto door sommigen (oneigenlijk) gebruikt om een publiek voor de foto te genereren. Door mensen in de foto te taggen (terwijl ze er dus niet op staan) wordt ervoor gezorgd dat al deze mensen een melding krijgen zodat de foto minder snel aan hun aandacht kan ontsnappen. Overigens zorgt deze manier er niet voor dat zo’n getagde foto niet
32
zichtbaar is voor mensen die niet in de foto zijn getagd. Er wordt alleen meer nadruk gelegd op het beoogde publiek. Een andere verrassende manier van publieksegregatie binnen de vriendenlijst op Facebook is via de taalkeuze. Veel van de mensen die ik heb geïnterviewd hebben door reizen of uitwisselingsprogramma’s ook een flink aantal nietNederlandssprekende contacten. Enkelen hadden ook familie in het buitenland die geen Nederlands spreken. Deze respondenten met veel internationale Facebookvrienden kunnen door te kiezen in welke taal ze iets delen op Facebook een publiek selecteren: “Ja ik ben me wel heel bewust van in welke taal ik iets post. Meestal doe ik heel veel dingen in het Engels. Sowieso bij mijn fotografiepage. Ja, ik heb Russen erin staan, Italianen, echt van alles. En dingen die alleen voor mensen in Nederland boeiend is, ja dan doe ik het in het Nederlands.” Lidia
4.2 Waarom geen identiteitenbeheer binnen Facebook? In mijn analyse van de afgenomen interviews is het beeld ontstaan dat gebruikers van Facebook (nog) niet erg bezig zijn met het differentiëren van hetgeen zij op Facebook delen met verschillende Facebookvrienden. In de gesprekken komt een aantal redenen naar voren voor het niet voeren van een identiteitenbeheer binnen Facebook. Ik bespreek hieronder de verschillende motivaties. Zo was Facebook anders nooit Een eerste belangrijke reden is dat veel mensen simpelweg niet afweten van het bestaan van veel van de mogelijkheden en opties binnen Facebook. Tijdens veel van de interviews heb ik moeten uitleggen wat bijvoorbeeld de lijstenfunctie is. Dit hangt wellicht samen met het feit dat Facebook vaak updates doorvoert in haar website en de werking en instellingen daarvan. Veel van de mogelijkheden die Facebook biedt om de zelfpresentatie beter te beheren worden gaandeweg geïntroduceerd en bestonden dus lang niet allemaal vanaf het moment dat iemand Facebook begon te gebruiken. Een aantal van mijn respondenten gaf ook aan door de hoge frequentie van de updates en de teleurstellingen hierover, een groeiende tegenzin te ontwikkelingen nieuwe opties en functies te onderzoeken. Daarnaast merkte ik dat
33
men erg gewend was aan hoe Facebook was toen zij er net op zaten, en hier ook aan vast wilde houden. “Nee, ik heb hiervoor nooit iets ingedeeld in groepen of lijsten ofzo dus uhm, als ze dat nu dan opeens introduceren dan moet ik daar dan opeens over na gaan denken terwijl dat voorheen nooit zo was. Voorheen was alles gewoon op de grote hoop.” Marjolein
Alles of niets Facebook wordt door de meeste van mijn respondenten gezien als plek waar je dingen deelt met iedereen die in je vriendenlijst staat. Wat op Facebook staat is voor alle vrienden zichtbaar. En als je niet wilt dat iedereen het ziet moet je het gewoon niet op Facebook zetten, is de algemene teneur. “Dan is het gewoon alles of niks eigenlijk. En soms zet ik er dus iets niet erop omdat ik weet dat een persoon alles kan zien. Omdat je dan met een surpriseding bezig bent of, nou ja ik noem maar iets. Dingen die gewoon nog niet hè, Facebook in geslingerd mogen worden. Ja, dat zet je dan gewoon niet erop. Nathalie
Zo wordt bij alles wat wordt gedeeld op Facebook afgewogen of alle Facebookvrienden het mogen zien. Op die manier ontstaat er een weinig uitgesproken en vlakke zelfpresentatie waarvan men denkt dat het voor elk van de Facebookvrienden geschikt is. Helemaal niet nodig Veel van mijn respondenten die geen identiteitenbeheer voeren, beargumenteren dit door te stellen dat dit überhaupt niet nodig was omdat ze toch niet zo veel (persoonlijke dingen) op Facebook delen. “Maar die lijsten zijn voor mij niet zo interessant omdat ik, nogmaals, niet zo heel erg persoonlijke dingen eigenlijk op Facebook zet. Ik gebruik het niet echt uh… voor persoonlijke mededelingen.” Lotte
Zo zagen veel respondenten, soms na uitleg van de verschillende mogelijkheden, ook geen meerwaarde in het onderverdelen van de vriendenlijst in groepen. Slechts enkelen zagen iets in de functionaliteit en konden zich voorstellen dat het onderverdelen van de vriendenlijst eventueel zou kunnen zorgen voor een actiever
34
gebruik van Facebook waarbij ook meer persoonlijke dingen zouden kunnen worden gedeeld. Te veel gedoe Een andere veel genoemde reden om de gedeelde informatie op Facebook niet te differentiëren naar verschillende groepen is dat de zin ontbreekt het te doen. Allereerst is het namelijk zo dat het uitzoeken van hoe de verschillende functies werken, en waar op de website de instellingen zich bevinden, best wat inspanning vergt. “Ja ik vind het moeilijk. Nou het is niet moeilijk, maar het is wel ontzettend gedoe. Je moet er tijd voor nemen, en daar heb ik geen zin in.” Mia
Daarnaast zou er ook moeten worden nagedacht over hoe de indeling van de verschillende groepen dan moet worden gemaakt. Bijna in alle interviews is wel naar voren gekomen, dat men een identiteitenbeheer binnen Facebook, wat vergelijkbaar is met het offline leven, te ingewikkeld vindt. Bijvoorbeeld het maken van subgroepen, ofwel lijsten, in de Facebookvriendenlijst wordt als te bewerkelijk maar ook als te geforceerd gezien. “Kijk je bent natuurlijk bezig met hoe kom je over, in het dagelijks leven ook. Ik heb geen zin om uren m'n best te doen om dat te vertalen naar de, uh, digitale wereld. Dat kost zo'n energie, en die tijd vind ik het gewoon niet waard. En ik voel ook niet de behoefte.” Sylvia
Een van mijn respondenten, een oud-sociologiestudent, vat het mooi samen: “Maar ja, het vergt best wel wat nadenkwerk om dat te doen. Je moet inderdaad een eigen sociale netwerkkaart maken van jezelf, en dat kan een computer toch nog niet voor je doen, dus dat moet je zelf doen en daar gaat moeite in zitten. Daar moet je echt voor gaan zitten en daar moet je over nadenken hoe je dat goed wilt doen. En ik denk dat de meeste mensen, inclusief ik, daar nog niet de zin en de tijd voor hebben om dat te doen, en dat het nog niet eenvoudig genoeg en vanzelfsprekend genoeg gaat.” Sander
Toch geen nut Nog een reden die sommige van mijn respondenten noemden voor het niet gebruiken van de mogelijkheden om bepaalde gedeelde informatie op Facebook alleen voor
35
selecte groepen toegankelijk te maken heeft te maken met een zeker wantrouwen in de werking van deze mogelijkheden. “Ik ben er eigenlijk niet zo heel erg mee bezig uh, op dat vlak van: ‘wie mag dit wel zien en wie mag dit niet zien’. Eigenlijk ook omdat ik zoiets heb van: ‘alles is uiteindelijk toch terug te vinden op internet’. Dus ook de mensen die ik dan dat zegmaar ontzeg, zouden dat alsnog kunnen vinden ofzo. En ik denk dat het een soort het een soort muurtje is wat Facebook heeft gebouwd, maar wat eigenlijk helemaal niet bestaat, dat muurtje. Of het muurtje is er wel maar het is laag genoeg om er heel makkelijk overheen te springen.” Marjolein
Hoe groter het publiek des te beter Het onderverdelen van de Facebookvriendenlijst in groepen is volgens sommige van mijn respondenten ook helemaal niet handig. Zij zien het juist als voordeel dat je met Facebook in een keer veel mensen kan bereiken. Ten eerste kan dit namelijk verrassende contacten opleveren. “Op het moment dat je iets alleen naar een groepje mensen iets stuurt, dat je spontane en toevallige reacties of dingen niet meer hebt weet je wel. Zoals dat contact met m'n tante zou er dan misschien niet zijn geweest. Dan had ik haar in een groep ingedeeld waar ik vervolgens nooit iets mee deel” Robbert
Daarnaast wordt met het selectiever delen het volledige sociale netwerk niet meer benut. “Nee, ik zie het juist meer als een meerwaarde dat het indirecte informatie is waarmee je mensen juist kan binden. Dat je zo ook juist de bruggetjes legt. Dat het mensen verbind. Dat is vooral eerder mijn doel op Facebook dan.” Bas
Gewoon bellen Binnen Facebook wordt het – zoals gezegd – normaal gevonden dat er maar één (minimale) zelfpresentatie is. Maar daarbuiten zijn er voor mensen volop wegen om voor de verschillende groepen van contacten andere aspecten van zichzelf te laten zien. Mijn respondenten geven in de interviews steeds aan dat wanneer zij iets aan een specifieke groep van contacten willen laten weten, dat zij hiervoor gewoon andere manieren van communicatie gebruiken als bellen, sms’en, e-mailen, Skypen of in levende lijve spreken.
36
“Ja waarvoor gebruik je Facebook uiteindelijk? Ja. Dat is uh… Want als ik het aan specifieke groep mensen wil delen dan kan ik het ook gewoon mailen. Of bellen en met ze afspreken.” Bas
Deze andere wegen zijn voor mijn respondenten veel logischer en makkelijker dan de manieren binnen Facebook en hier zal dus niet zo snel vanaf gestapt worden. LinkedIn Ook de sociale netwerksite LinkedIn wordt door mijn respondenten veel genoemd waar vooral zakelijke en professionele contacten mee worden onderhouden. Sommige van contacten van Facebook en LinkedIn komen overeen, maar alle respondenten die ook gebruik maakten LinkedIn gaven aan dat er vooral verschillende contacten worden onderhouden met de verschillende websites. De scheiding tussen privé en werk, die door sommige van mijn respondenten erg belangrijk wordt geacht, kan met het gebruik van LinkedIn naast Facebook min of meer worden gehandhaafd.
4.3. Conflicterende identiteiten De Facebookvriendenlijsten van de mensen die ik heb geïnterviewd zijn allen zeer divers van aard. Elke respondent die ik vroeg wat voor vrienden zij of hij allemaal had op Facebook, antwoordde met een opsomming van vele verschillende sociale contexten waaruit mensen kwamen die zijn opgenomen in de vriendenlijst. In deze laatste paragraaf van dit hoofdstuk zal ik nog ingaan op de verschillende sociale contexten van mensen waarvoor de zelfpresentaties zodanig van elkaar verschillen dat het conflicten oplevert en beheer vereist. Nieuwsgierige collega’s Veel van mijn respondenten, vooral diegenen die klaar zijn met studeren en al enkele jaren een vaste baan hebben, geven aan privé en werk gescheiden te willen houden. Facebook zien zij dan als horend bij hun privéleven en willen daarom zo min mogelijk collega’s en professionele contacten tot hun vriendenlijst toelaten. Sommigen, zoals hierboven gezegd, zorgen er met behulp van de privacyinstellingen in Facebook voor dat de werkcontacten die zij uit beleefdheid toch toelaten, niets
37
kunnen zien van hetgeen zij op Facebook delen. Bovendien wordt er door velen bij alles wat op Facebook wordt gezet stilgestaan bij de vraag of het niet nadelige effecten kan hebben voor hun werksituatie of eventuele toekomstige sollicitaties. Deze scheiding van privé en werk is, zo geven mijn respondenten aan, niet altijd gemakkelijk te handhaven. Ik heb het bijvoorbeeld al gehad over collega’s die enigszins ongewenst toch vriendschapsverzoeken sturen. Daarnaast wordt deze grens vertroebeld door collega’s waarmee men goed kan opschieten en die men tot de vriendenkring gaat rekenen. Een andere moeilijkheid voor sommige van mijn respondenten is dat zij ook de potentiële voordelen van Facebook op professioneel gebied zien. Facebook kan ook goed zijn om professionele contacten op een makkelijke manier op de hoogte te houden van hun (professionele) bezigheden. Een goed onderhouden sociaal netwerk kan zo weer kansen bieden op stages of banen. “Dat zijn dan de werkgerelateerde mensen die ik wel graag... waarmee ik het contact goed wil houden. Ik ben me er heel erg van bewust dat zij het zien. Dus ik kan ook juist iets erop zetten omdat ik dan weet dat zij het zien” Mia
Vervlogen liefde Een ander probleem dat vier van mijn respondenten noemden is dat oude liefdes soms dingen te zien krijgen van nieuwe liefdes. Vooral foto’s samen met de nieuwe liefde kunnen dan pijnlijk zijn. Een respondent vertelde dat dit zelfs tot een ruzie op Facebook leidde tussen de ex-vriendin van een vriend van hem en zijn nieuwe vriendin. Een andere respondent, die nog een ex-vriend in haar vriendenlijst had staan probeert dit via de privacyinstellingen te voorkomen: “Zoals een ex ook een keer. Die was nogal uhm… ja was gewoon heel actief op Facebook. Maar op een gegeven moment was dat zeg maar… was het uit. Dus heb ik gewoon heel veel dingen uhm… hoe heet dat… afgeschermd, dat ik zei van: ‘iedereen kan het zien behalve die en die’.” Lidia
Nog een andere respondent gaf aan dat dit ook een reden kan zijn om tags van bepaalde foto’s te verwijderen: “Uhm nou, toen het net over was met een uh soort van relatie, en ik vervolgens in een leuke foto online kwam met iemand anders, dan denk ik wel van: ‘dit vind ik geen leuk signaal naar die ander toe, met wie ik ook op Facebook bevriend ben’. Dus op die manier.” Sylvia
38
Familiale pottenkijkers Boyd (2006) geeft aan hoe tieners op de sociale netwerksite MySpace moeten schipperen tussen het ‘cool’ zijn voor vrienden maar tegelijkertijd moeten zorgen dat hun profiel op MySpace acceptabel is voor hun ouders die meekijken naar wat zij allemaal uitspoken online. De groep respondenten die ik heb geïnterviewd zijn wat ouder en de problemen met ouders zijn daarom ook voor velen in veel mindere mate aanwezig: “Ja ik ben ook geen 16. Dus dat vind ik dan ook helemaal niet erg.” Nathalie
Maar voor anderen zijn ouders, tantes, ooms en andere familieleden toch reden om te letten wat er op Facebook wordt gezet. “Ja toen had ik wel zoiets van: ‘o, moet ik nou gaan opletten wat ik zeg ofzo’. Ik uhm, weet niet, ja dat had ik toen een beetje. Het is niet zo dat ik allemaal dingen op Facebook zet waarvan ik niet wil dat m'n moeder het leest, maar ik merkte dat ik af toe toch eventjes twee keer nadacht van... ik weet niet... van: ‘o ja m'n moeder zit op Facebook’”. Marjolein
Daarbij zijn toevoegingen aan de zelfpresentatie op Facebook via reacties van familieleden niet altijd gewenst. “Maar ik moet zeggen, ik heb bijvoorbeeld m'n oom en tante hebben Facebook sinds twee maanden ofzo. Die zijn ook superactief. En uhm, die heb ik niet uh, die heb ik niet in een aparte groep gezet dat ze niets kunnen zien ofzo, maar ik merk wel dat ik me een beetje begin te irriteren als ze werkelijk op iedere comment van mij, of op iedere activiteit van mij reageren.” Lotte
Over grenzen Zoals in de vorige paragraaf aangegeven hebben veel van mijn respondenten ook Facebookvrienden uit het buitenland in hun vriendenlijst staan. Dit kunnen contacten zijn die zijn opgedaan tijdens reizen, maar ook buitenlandse familie. Culturele verschillen kunnen ook een probleem zijn bij de zelfpresentatie op Facebook. Een respondent vertelde dat zij zich soms bezwaard voelde wanneer er bijvoorbeeld zomerse foto’s met ontblote lichaamsdelen van haar op Facebook stonden waarvan ze wist dat haar reiscontacten uit India dat ook konden zien. Een andere respondent,
39
dochter van politieke vluchtelingen uit Iran, zei ook rekening te houden met de culturele verschillen van haar familie in Iran met wie ze ook op Facebook bevriend is. “Bijvoorbeeld in Iran is een hele andere cultuur, en daardoor zet ik er ook niet op dat ik een vriend heb. Of ik plaats geen foto’s met m’n vriend, weet je wel, want dat hou ik heel erg gescheiden. Want in Iran, als zij horen dat ik een vriend heb, dan denken ze meteen dat ik verloofd ben, en vragen ze ‘oké wanneer gaan jullie trouwen?’. En dat is gewoon niet zo.” Atafeh
40
5. Conclusie
In dit onderzoek heb ik ondervonden dat door mijn groep respondenten niet veel gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die Facebook biedt om de dingen die zij delen op Facebook te differentiëren naar verschillende categorieën van connecties. Zij voeren dus geen identiteitenbeheer zoals ik dat in mijn theoretisch model heb omschreven. Ondanks vriendenlijsten waarin contacten uit uiteenlopende sociale contexten zijn opgenomen hebben de meesten slechts één gezicht op Facebook. Al is dit een niet erg uitgesproken gezicht. Het moet immers kloppen met alle verschillende zelfpresentaties die bij de verschillende identiteiten van de persoon horen. Deze bevindingen komen overeen met Boyd & Heer (2006) die ondervinden dat gebruikers van de sociale netwerksite Friendster hun profielen volgens algemeen geaccepteerde normen beheren, zodat het voor iedere bezoeker geschikt is. Ook Zhao, Grasmuck & Martin (2008) zien in hun onderzoek naar Facebookprofielen vooral sociaal gewenste profieldata. De grafische weergave van mijn theoretisch model heb ik vertaald naar mijn onderzoeksresultaten in de figuren op de volgende pagina’s. Het algemene beeld van mijn uitkomsten is weergegeven in figuur 3. In tegenstelling tot figuur 2 – waarin nog
41
Figuur 2. Identiteitenbeheer
Figuur 3. Identiteitenbeheer op Facebook
42
een keer het normale identiteitenbeheermodel is weergegeven – bevinden alle verschillende sociale contexten zich nu in een grote cirkel. De overlap van deze grote cirkel met het zelf is daarnaast ook veel kleiner. Dit geeft aan dat de Facebookidentiteit – hoe de persoon gekend wordt door haar of zijn Facebookvrienden – veel vlakker en minder omvattend is. De algemene gedachte onder mijn respondenten, die naar voren is gekomen tijdens mijn onderzoek, is dat de dingen die op Facebook staan nou eenmaal voor alle vrienden zichtbaar zijn. Daar is Facebook voor bedoeld, zo wordt er gezegd. Wanneer er dingen zijn waarvan men niet wilt dat alle vrienden dat kunnen zien dan wordt dat simpelweg niet op Facebook gezet. Mijn respondenten lijken zo de gedachte van Mark Zuckerberg – dat mensen aan één identiteit genoeg dienen te hebben – te steunen. Maar zoals ook blijkt uit mijn onderzoek behoeft dit beeld enige nuance. Mijn respondenten geven wel degelijk aan dat er verschillende sociale contexten, en daarmee identiteiten of rollen, zijn die binnen Facebook met elkaar in conflict komen. Zo zijn er ex-geliefden, familieleden en buitenlandse contacten die men soms een andere presentatie van zichzelf wil tonen. Maar vooral aan collega’s en professionele contacten wil men een ander beeld tonen. Er zijn dan ook enkele respondenten die met minimaal gebruik van de privacyinstellingen sommige van hun Facebookvrienden uitsluiten van hetgeen zij op Facebook delen. Figuur 4 geeft de situatie weer van de twee respondenten die met
Figuur 4. Identiteitenbeheer op Facebook met uitsluiting van werkcontacten
43
gebruik van de lijstenfunctie beperken wat hun collega’s kunnen zien. De werkcontacten van deze twee respondenten zien een nóg kleiner deel van het zelf. Deze respondenten geven hiermee impliciet aan dat één identiteit in ieder geval niet genoeg is. Daarnaast geven al mijn respondenten aan dat, wanneer er door het gebrek aan differentiatie van gedeelde informatie naar verschillende connecties iets niet op Facebook kan worden gezet, zij altijd wegen buiten Facebook weten om toch dingen te delen met een specifieke groep. Ook is er een aantal respondenten dat aangeeft wel iets te zien in het idee om soms alleen iets te delen met een specifieke groep binnen Facebook. Zij willen eigenlijk hun identiteitenbeheer op Facebook meer laten lijken op die van hun normale identiteitenbeheer. Dit wordt alleen (nog) niet toegepast in de praktijk. Het is de investering van moeite en tijd om in de instellingen van Facebook te duiken nog niet waard geweest. Om men kende simpelweg de manieren om niet om een volwaardig identiteitenbeheer binnen Facebook te voeren. De wens van Facebookgebruikers om meerdere identiteiten binnen Facebook te beheren kan overigens ook kunnen worden afgelezen aan het feit dat Facebook wel nieuwe functies heeft geïmplementeerd die dit mogelijk maken. Deze nieuwe functies en uitgebreidere mogelijkheden in de privacyinstellingen lijken voor een groot deel te worden ingebracht onder druk van de gebruikers van Facebook zelf. Gebruikers die denken dat één identiteit in ieder geval niet genoeg is. Hiermee is het verwerpen van sociaalwetenschappelijke ideeën over flexibele en meervoudige identiteiten in relatie tot Facebook naar mijn idee geenszins aan de orde. Wellicht als de mogelijkheden binnen Facebook om een volwaardig identiteitenbeheer te voeren bekender worden en verder worden versimpeld, dat velen deze toch zullen gaan gebruiken. Hierin is een grote rol weggelegd voor Mark Zuckerberg en zijn medewerkers binnen Facebook. Zij kunnen er door middel van slimmere nieuwe functies en een simpelere interface voor zorgen dat mensen ook binnen Facebook hun verschillende identiteiten kunnen beheren. Ondanks enkele recente verbeteringen op dit vlak lijkt het er nog steeds op – bijvoorbeeld door de complexiteit van sommige privacyinstellingen – dat Facebook liever niet heeft dat mensen verschillende gezichten van zichzelf op Facebook laten zien. Naar mijn idee snijdt Facebook zich hiermee in de vingers. Zoals in de inleiding aangegeven is het de data van zijn gebruikers wat Facebook interessant maakt voor adverteerders. Zij kunnen hiermee steeds gerichtere doelgroepen specificeren voor hun advertenties. Uit dit onderzoek is gebleken dat Facebookgebruikers tamelijk vlakke profielen hanteren doordat alle Facebookvrienden dezelfde gedeelde
44
informatie kunnen zien. Hiermee kan worden beredeneerd dat wanneer Facebook er voor zorgt dat Facebookgebruikers de mogelijkheden tot publiekssegregatie gaan gebruiken, dat er dan ook meer zal worden gedeeld. Facebookprofielen zullen minder vlak worden en meer over de interesses en eventuele behoeftes van Facebookgebruikers vertellen. Dit maakt Facebook nog aantrekkelijker voor adverteerders. Mocht deze logica toch niet tot Mark Zuckerberg doordringen, dan kan hij altijd nog opnieuw naar dat college over Goffman en leren dat mensen nou eenmaal niet één gezicht hebben.
45
Literatuur Altheide, D.L. (2000) ‘Identity and the Definition of the Situation in a Mass-Mediated Context’. Symbolic Interaction, 23(1), pp. 1-27. Barnes, S.B. (2008) ‘Presentation of Self on the Internet’. In: K. Fry & B.J. Lewis (red.), Identities in Context: Media, Myth, Religion in Time and Place. Cresskill, NJ: Hampton Press. Barney, D. (2004) The Network Society. Cambridge: Polity Press. Boyd, D. (2008) ‘Why Youth Heart Social Network Sites: The Role of Networked Publics in Teenage Social Life’. In: Buckingham, D. (red.), Youth, Identity, and Digital Media. Cambridge: The MIT Press, pp. 119-142. Boyd, D & J. Heer (2006) ‘Profiles as Conversation Networked Identity Performance on Friendster’. In: Proceedings of the Hawaii International Conference on System Sciences (HICSS-39). Kauai: IEEE Computer Society. Bryman, A. 2004. Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press. Burnett, R. & P.D. Marshall (2003) Web Theory: An Introduction. London: Routledge. Chandler, D. (1998) ‘Personal Home Pages and the Construction of Identities on the Web’ (http://www.aber.ac.uk/media/Documents/short/webident.html) (16-03-2011) Cooley, C.H. (1902) Human nature and the social order. New York: Charles Scribner & Sons. DiMicco J.M. & D.R. Millen (2007) Identity Management, Multiple Presentations of Self in Facebook, Group 2007 pp. 383-386 Facebook (2012), ‘Statistics’, laatst bezocht: 24-01-2012. (http://www.facebook.com/press/info.php?statistics) Gergen, K.J. (1991) The saturated self: dilemmas of identity in contemporary life. New York: Basic Books. Giddens, A (1991) Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity. Glas, G. (2005) ‘Homo ipse, homo idem: Over de menselijke identiteit’. In: G. Buijs, P. Blokhuis, S. Griffioen & R. Kuiper. (red.), Homo Respondens: Verkenningen rond het mens-zijn. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn Motief. Goffman, E. (1959) The Presentation of Self in Everyday Life. New York: Anchor Books. Kirkpatrick, D. (2010) The Facebook Effect: The Inside Story of the Company That is Connecting the World. New York: Simon & Schutser. Marshall, G. (1998) Oxford dictionary of sociology, 2nd edition. Oxford: Oxford University Press. Mead, G.H. (1934) Mind Self and Society from the Standpoint of a Social Behaviorist (Ed C.W. Morris). Chicago: University of Chicago.
46
Miller, H (1995) ‘The Presentation of Self in Electronic Life: Goffman on the Internet’. Embodied Knowledge and Virtual Space Conference, vol. 9, nr. June. Nabeth, T. (2009) ‘Social web and identity: a likely encounter’. Identity in the Information Society, vol. 2, nr 1. Palfrey, J. & U. Gasser (2008) Born Digital: Understanding the First Generation of Digital Natives. New York: Basic Books. Papacharissi, Z.A. (2002) ‘The Presentation Of Self In Virtual Life: Characteristics Of Personal Home Pages’. Journalism & Mass Communication Quarterly, 79(3), pp. 643660. Papacharissi, Z.A. (2011) A networked self: Identity, Community and Culture on Social Network Sites. New York: Routledge. Roukens, K. (2003) ‘Affectieve bindingen’. In: N. Wilterdink & B. van Heerikhuizen (red.) (2003, 5e dr.) Samenlevingen. Een verkenning van het terrein van de sociologie. Groningen: Wolters Noordhoff. Surratt, C.G. (2001) The Internet and social change. Jefferson: McFarland. Tucker, K.H. (1998) Anthony Giddens and modern social theory. London: SAGE Publications. Turkle, S. (1995) Life on the Screen: Identity in the Age of the Internet. New York: Simon & Schuster Paperbacks. Turner, J. (1998) The Structure of Sociological Theory, 6th ed. Detroit: Wadsworth Wallace, P. (1999) The psychology of the Internet. Cambridge: Cambridge University Press. Zhao S., S. Grasmuck & J. Martin (2008) ‘Identity construction on Facebook: Digital empowerment in anchored relationships’. Computers in Human Behavior, 24(5), pp. 1816-1836 Zimmer, M. (2010) ‘Facebook’s Zuckerberg: “Having two identities for yourself is an example of a lack of integrity”’, 14 mei 2010. (http://michaelzimmer.org/?p=2079)
47
Bijlage 1. Topiclist
48
Bijlage 2. Code System
49