Een gevoel van thuiskomen … Ik heb een hekel aan mist. Het verblindt en het verstikt. Met mijn kop thee nog in mijn handen sta ik aangeslagen uit het raam te kijken, de kaart ligt op de grond. De mistflarden over de polder breiden zich snel uit. Zojuist was er niets en nu is het één groot mysterieus spooklandschap. De mist zoekt zijn weg tussen het riet en de grasvelden. Wie of wat het zoekt weet ik niet, ik wil het ook niet weten. Vanaf hier kan ik normaal gesproken onze oude wijk zien en ons oude huis. Nu niet, de mist sluit ons volkomen af van de bewoonde wereld. De polder is fijn, op heldere dagen. Ik kom er graag. Varen, met het bootje langs de eilandjes. Of heerlijk wandelen over het golvende trilveen. Alsof je op wolken loopt. Ik hou van het schitterende natuurgebied met zijn rijkdom aan zeldzame plantsoorten en vogels die alleen nog hier in de streek voorkomen. Maar zodra de mist opkomt wil ik er niet meer zijn en vlucht ik weg. Ik ben bang voor mist… --------------------------------------------------------Het licht op de overloop is aan. ‘t Geluid van hakken op de houten vloer beneden. Ik hoor de tussendeur opengaan. Een stem. De zachte vriendelijke stem van mijn moeder. Ze roept me. Mijn moeder … ? Dat kan niet. Ik ben niet thuis. Hoe laat is het? 06.15 uur. Koen is een uur geleden al naar zijn werk vertrokken. Wie hoor ik dan? Of slaap ik nog? Nee. Ik ben wakker. ‘Zware voetstappen’ op de trap. Wie is dat? Ik wil dit niet. Ga weg. Slaap ik toch? Ik schud mijn hoofd. Het geluid is weg, het licht is uit, ik ben wakker. De spanning blijft … Weer die droom. Nu al vier maanden lang elke ochtend weer. Zodra Koen naar zijn werk vertrekt begint het. Niet van echt te onderscheiden. Het verschil tussen waken en slapen is compleet verdwenen. Koen zegt me steeds mezelf ervan te overtuigen dat ik droom, in mijn droom. Pas je droom aan als je weet dat je droomt. Zet ‘m naar je hand en maak het onmogelijke mogelijk. Vlieg weg. Betover je angst. Zet je droom stil en bekijk ‘ m van alle kanten. Of hoe gruwelijk ook, laat gebeuren wat moet gebeuren. Het is maar een droom … In een droom kan alles, het is niet echt … Nog te vroeg om op te staan. Ik draai me om, mijn rug naar de deur. Ik kan nog minstens een uur slapen. Het licht op de overloop is weer aan. Mannenstemmen dit keer. Angstaanjagend harde stemmen. Ik hoor weer voetstappen, kwade, stampende. Als soldaten die de trap op rennen. Weer schud ik mijn hoofd, het licht is uit, meteen ook weer aan.
Geluid bij de deur. Schudden. Wakker! Het is er nog steeds. Ik weet het niet meer. Slaap ik of ben ik wakker? Alles is echt, ik kan zien, ik kan voelen, niets is anders. Ik ben bang! Waarom stopt het niet. Ik ben toch wakker. De deur gaat open. Ik zie alleen de schemerige gang. Het klopt niet. Ik lig op mijn andere zij, ik lig met mijn rug naar de deur. Ik slaap dus wel. Ik ben niet omgedraaid dus ik kan de gang niet zien. Ik slaap, het is niet echt! Ik droom! Ik schud mijn hoofd en ben wakker. Ik draai me om.… De deur staat open. Mist vult de ruimte. Ik kan vier lange smalle schimmen onderscheiden, wit als de ochtendmist. Woede en verwijt vullen de ruimte. Dan wordt het koud, ijskoud. Ik voel me verlaten, ik ben bang. Wat gebeurt er? Wat willen ze? Laat me met rust. Ik wil gillen maar het lukt niet. De schimmen komen dichterbij, aan weerszijden van het bed. De angst wordt me teveel, een enorm schuldgevoel maakt zich van mij meester. Waarom? Slierten mist grijpen naar mijn armen, ik voel handen als klamme vegen over mijn handen gaan, over mijn gezicht, langs mijn nek, langs mijn rug. M’n adem stokt. Ik heb het benauwd. Ik voel een enorme druk op mijn borst. Ik stik. Ogen koud als ijs kijken me doordringend aan. Angst en kou nemen bezit van mijn lijf. Ik weet het zeker, ik ga dood … Vergeef me … Hetzelfde moment word ik wakker. Echt wakker. Rechtop zittend in mijn bed, mijn armen wijd uitgestrekt. Mijn haar klam alsof ik door mist heen ben gelopen. Het licht op de overloop staat aan, de slaapkamerdeur is open… Vier lange maanden hebben deze bizarre dromen geduurd. Vanaf het moment dat ik bij Koen introk tot deze laatste droom. Deze laatste onheilspellende, bedreigende en verwijtende droom. Een hoogtepunt van waanzinnige angst. Ik grapte nog weleens naar Koen dat het de huisgeesten waren die aan mij moesten wennen. Ik was immers als ‘nieuwe’ vrouw vrij snel na onze eerste ontmoeting bij hem ingetrokken. Zonder eerst kennis te maken met de schimmige geen huurbetalende medebewoners. Ik had veel willen veranderen aan het huis, het moest toch ook mijn huis worden. Het aantal verbouwingen bleef uiteindelijk beperkt tot wat echt nodig was. Hier en daar een verfje en ‘echt’ behang in de slaapkamer i.p.v. het bouwbehang dat er nog altijd hing. Sinds de laatste droom voelde het huis vertrouwd en veilig. De herinneringen aan de dromen vervaagden al snel. Het huis was mijn thuis.
Na 2 jaar werd al snel nadat we de wens naar elkaar uitspraken ons eerste kindje geboren. Een jongen, Jesse. De bevalling verliep vlot en eenvoudig. Tijd om naar het ziekenhuis te gaan, om daar omringd door goede ziekenhuiszorg veilig te bevallen was er niet bij. Alles ging veilig en goed, thuis in onze eigen kamer zonder enige complicatie. Jesse was een lieve baby, een baby als alle babies, maar geen kind zo bijzonder als je eigen kind. Jesse was lief, sliep snel door, groeide goed en huilde nagenoeg niet. Ik zat heerlijk comfortabel boven op mijn zachtroze wolk hoog boven de rest van de wereld te genieten van deze zorgeloze tijd die van mij nooit meer voorbij hoefde te gaan. Natuurlijk als Jesse moe of overprikkeld was, honger had of een vieze luier, dan huilde hij en kon ik hem koesteren zoals een baby vraagt om gekoesterd te worden. Anderhalf jaar na de geboorte van Jesse meldde Roos zich al aan. Ik noem het geen foutje, eerder een onoplettendheid met een schitterend eindresultaat. Helaas net iets te vroeg geboren. Een ziekenhuis bevalling was noodzakelijk, net als een kortstondige logeerpartij. Binnen een week mocht Roos al naar huis van de kinderarts. Ze deed het prima, boven verwachting goed. Roos was een mooi klein teer meisje. Echter uit het mooie kleine tere meisje kwam een geluid zo hard, zo doordringend dat de buren midden in de nacht wel eens tegen de muren bonkten omdat ze het zat waren. Roos huilde veel, zorgwekkend veel. Vanaf het moment dat we vanuit het ziekenhuis met haar, de nieuwste bewoonster van ons huis over de drempel stapten moest ze huilen. Het hield pas op als ik of iemand anders haar oppakte. Als ik haar bij me nam, haar bij me droeg in de draagzak of als ze ’s nachts op mijn borst lag te slapen was ze de tevredenheid zelve. Zodra ik haar neerlegde begon het angstige huilen weer. Een baby kan je niet verwennen dus heb ik haar maar bij me gedragen zoveel als mogelijk. Ze voelde zich veilig bij mij. Maar ja, er liep er nog één rond, die had ook aandacht nodig. En hoewel m’n moeder vaak langskwam om te helpen was het een zware last. De gebroken nachten braken ons op. We wisselden elkaar ’s nachts af om bij het bedje van Roos te liggen. Het strenge ‘laat maar huilen’ consultatiebureau regime werkte niet, echt niet! Roze wolk? Welke roze wolk? Zwart als de nacht hing er één boven ons. Die heerlijke zachte tijd van genieten, ik was het al lang en breed vergeten. Op een gegeven moment ben ik om toch nog een beetje slaap te kunnen krijgen standaard naast het bedje van Roos gaan slapen, op een geïmproviseerd matras, mijn arm over haar heen. Uitgeput waren we. Koen sliep inmiddels al een tijd beneden op de bank, weg van het geluid. Hoe bedoel je slecht voor je relatie. Maar ja hij moest fris op zijn werk verschijnen dus ik snapte het wel.
Ik lag alleen in bed en wilde niet meer. Ik wilde er niet uit. Ik wilde gewoon in mijn eigen bed slapen, niet op een paar dekens op de grond. Ik was gebroken. Vier maanden was ze nog maar. Waar had ik het over, volgens de experts moest ik niet zeuren, het ging vanzelf over, het hoorde erbij. Vier maanden lang heb ik geen uur achter elkaar geslapen. Mijn humeur, mijn gezondheid, alles leed eronder. Afbraak gaat snel. Volgens de huisarts en alle andere gewone en alternatieve artsen die we consulteerden was er niets aan de hand. Ze had geen pijn, geen scheef nekje, geen breukjes, geen krampjes, helemaal niets. Maar ze huilde wel. En toch lukte het me op een nacht om met een door merg en been krijsende baby op de achtergrond in slaap te vallen. Koen lag al, als gewoonlijk op de bank. Zodra ik de deur achter Roos dichtdeed begon het huilen. Gewapend met oordopjes ging ik in mijn eigen bed liggen. Dekbed over mijn hoofd en slapen. En geslapen heb ik, ’s morgens vroeg om acht uur schrok ik wakker. Ik had 9 uur geslapen. Een record! Het was vreemd stil in huis. Het licht op de overloop brandde. Toen ik onze slaapkamer uitkwam zag ik dat de slaapkamerdeur van Roos openstond. Ik gluurde naar binnen. In het licht van het nachtlampje zag ik het kleine hoopje mens liggen. Haar knuistjes strak om de spijlen van haar bedje geklemd, de dekentjes los en weggetrapt. Haar knuffelvarken met de lichtgevende ogen leken me verwijtend aan te kijken. Maar ze sliep… Het was de laatste dramatische nacht geweest, sindsdien huilde Roos ’s nachts niet meer. We hoefden er niet meer uit. De rust was weergekeerd. Van een draak van een krijsbaby, het stadium van huilbaby ver voorbij, was Roos van de één op de andere nacht veranderd in een lief slapend engeltje. Flexibel als een mens is het leed snel vergeten. We fleurden weer helemaal op. Kennelijk hoorde dit erbij. Het ene kind is het andere niet. We hebben het goed doorstaan samen. De gemoedelijkheid kwam terug in huis en Jesse en Roos ontpopten zich als een lekker stel, gewoon zoals broers en zussen met elkaar zijn. Het gewone lief en leed speelde weer de hoofdrol. Ik kon weer genieten, Koen kon weer genieten en we konden weer van elkaar en de kinderen genieten. Het ging ook goed met de zaken. Had het aannemingsbedrijf van Koen de afgelopen drie jaar stilgestaan op hetzelfde niveau, dit jaar groeide de omzet explosief, net als het aantal aanvragen voor offertes. Niet alleen de omzet en het aantal aanvragen voor verbouwingen groeide maar ook de behoefte aan meer ruimte. Een grotere werkplaats, misschien wel één dichterbij ons huis. De behoefte aan meer speelruimte voor de kinderen groeide ook. Een grotere tuin, een ruimte voor mezelf. We schaarden het maar onder onze dromen...
Tot het moment dat Koen in een naastgelegen dorp een huis kreeg op te knappen. Een fijn rustig dorp, dichtbij de stad, met huizen gebouwd in een lang lint langs de polder. Het opknaphuis was groot en robuust, een oude boerderij gebouwd zoals ze alleen hier voorkomen. De klus duurde 7 maanden en in die 7 maanden kwam ik regelmatig even langs om te gluren naar al het moois dat er aan-, op-, en afgebouwd werd. Jaloezie wil ik het niet noemen maar goh wat zou ik daar graag willen wonen. Bijna aan het eind van de 7 maanden kwam iets verderop van de klus een ander huis te koop. Ook oud, niet zo groot en karakteristiek als het andere maar wel tot de verbeelding sprekend. Vrij uitzicht over de polder, een grote tuin en direct aan het water gelegen. Er moest heel veel aan gebeuren, van fundering tot dak, maar goed, “Hoera mijn man is klusser”, dat kwam wel goed. Wat het huis extra aantrekkelijk maakte was de enorme naastgelegen leegstaande loods. De loods hoorde bij het huis en kon best omgebouwd worden tot werkplaats…. Zo begon een droom toch langzaam werkelijkheid te worden en informeerden we stiekem eens naar de prijs, naar de mogelijkheden voor een nieuwe hypotheek en naar de onderhandelingsruimte. Voor we het wisten hadden we een ander huis gekocht. Een nieuw thuis. De kans die maar een keer in je leven voorbij komt. Hoewel het nieuwe huis meteen goed aanvoelde wilde ik het toch helemaal ons eigen maken. De angstdromen van weleer maakten dat ik me ben gaan verdiepen in dromen, nachtmerries en energie die in huizen of zelfs plekken buiten kan blijven hangen. Niet zichtbaar wel voelbaar. De oplossing vond ik in een zuiveringsritueel. Direct na de sleuteloverdracht heb ik elke ruimte grondig gezuiverd en alle negatieve energie verdreven met de rook van witte salie. Kamer voor kamer. Ook de tuin, de schuur, de loods, overal heb ik de oude energie vervangen voor de onze. Na de verbouwing hebben we met zijn allen het ritueel nog eens herhaald. Of het daardoor komt of niet, van het begin af aan hebben we heerlijk geslapen en voelden we ons thuis. Na een paar maanden van opknappen van het nieuwe raakten we ook ons oude huis kwijt. Met weemoed heb ik afscheid genomen. ’t Was niet heel bijzonder, gewoon een van velen uit een rijtje, maar wel ons thuis, onze veilige have… De laatste droom die ik droomde in het oude huis stond in het teken van afscheid nemen. Ik stapte in bad en hoewel er geen water in zat voelde ik wel warmte en zachtheid om me heen. Er kwamen armen uit het bad die me omhelsden en loslieten toen het genoeg was. Na het bad ben ik als een spelend kind met mijn handen langs alle muren gegaan zonder los te laten. Alle muren heb ik aangeraakt. Op mijn billen ben ik de trappen naar beneden gegaan en als laatste ‘high fivete’ ik met de deurkruk. Ik hikte van het lachen en werd met een brede grijns op mijn gezicht wakker. Ook Koen en de kinderen hadden heerlijk geslapen. We hadden er zin in, we waren klaar voor de verhuizing.
Het huis is verkocht aan een stel van rond de 30, goede baan, bijbehorend salaris. Hij, Ramon, duidelijk een ‘High po’, werkt bij een grote multinational. Zij, Kathleen, had plannen voor een ‘thuis-salon’ op de zolder. Blij met de realistische prijs hoefden ze niet lang na te denken. Ons huis paste binnen hun budget en hun grootse plannen pasten binnen het huis. Ik zeg niet dat ze het te snel gekocht hebben maar iets langer stil staan bij en met respect omgaan met hun aankoop had misschien geholpen. Ze gingen rigoureus te werk, geen ruimte werd gespaard, muren werden gesloopt, de kleine kamer werd bij de grote getrokken, de badkamer werd inloopkast de middelgrote kamer werd badkamer en de zolder werd ‘salon’. Een uitbouw, een dakopbouw, een tuinarchitect, het kon niet op. Een plaatje, een droomplaatje… En nu zitten we inmiddels alweer ruim vier maanden op onze nieuwe stek. Het is fijn hier, sereen is het juiste woord. De polder als achtertuin, de werkplaats dichtbij huis. Mijn heerlijke eigen kamer waar ik me terug kan trekken en mijn gedachten kan omzetten naar woorden. Als ik thuiskom van het naar school brengen van Jesse en Roos zie ik dat de postbode al is geweest. Ik leg de post op de bank en maak een kop thee. Daarna nestel ik me op de bank en neem de berg enveloppen op schoot. Ik kijk naar buiten en geniet nog eens van het mooie uitzicht. Het is mooi weer. Het weer dat maakt dat je zin krijgt in buiten. Weer met de belofte van een schitterende zomer in zich. Als ik een slok van mijn thee neem valt mijn blik op een rouwkaart tussen de post. Ik weet niets van onlangs overleden mensen in mijn omgeving, wordt nieuwsgierig en open de envelop. Ik ben verbijsterd ...
Hush now, don't you cry, Wipe away the teardrop from your eye. You're lying safe in bed, It was all a bad dream spinning in your head. - Queensryche - Silent Lucidity Veel te vroeg en onverwacht is in haar slaap van ons weggenomen
Kathleen van ’t Veer - Dekker 15 september 1983
Zaandijk
3 juni 2014
Ramon van ‘t Veer John en Corry Dekker Stefan en Monique Liesbeth en Rob Ben en Jacqueline van ‘t Veer Richard en Marinka Pien en Sterre Mozartstraat 64 1544MK Zaandijk
- Kathleen is thuis Wij nemen afscheid op zaterdag 14 juni 2014 om 14.15 uur in de aula van crematorium Westerveld, Duin en Kruidbergerweg 2-6 te Driehuis. Na de crematie is er gelegenheid tot condoleren.
_____