Woordenschat
Les 1
Thema 2
Een film over Willem Adriaensz.
filmen
Een film opnemen met een filmcamera.
Regisseur
Iemand die de leiding heeft over het opnemen van de film. Hij zegt hoe er gespeeld moet worden, waar de camera en de filmlampen moeten staan.
De opname
De beelden van de film.
Een boerendorp
Dorp op het platteland waar veel boerenbedrijven zijn.
Het leem
Soort grond die op klei lijkt. Als het hard wordt ontstaat er een stevige muur.
Een waterput
Een put is een smal en diep gat in de grond. In het gat zit water.
Een paal
Een paal is een lang rond stuk hout, ijzer of steen. Aan de paal hangt een emmer om water uit de waterput te halen.
Een bouwval
Een gebouw dat bijna instort.
Woordenschat
Les 2
Thema 2
Tradities.
Eeuwenoud
Heel erg oud, meer dan honderd jaar oud.
De klei
Grond die op dikke modder lijkt. Van klei kun je iets maken, iets scheppen en dat daarna bakken.
De knikker
Klein bolletje van klei of glas.
Het rad
Een wiel voor in een machine.
scheppen
Iets maken dat er eerst nog niet was.
De schors
De buitenste laag van een boom. De schors zit om de stam en om de takken.
De tol
Rond, houten voorwerp met een punt eraan. Je probeert de tol op de grond te laten draaien door er met een touwtje tegenaan te slaan.
De traditie
Iets maken of doen op een manier zoals het al heel lang gemaakt of gedaan wordt. Heel lang iets op dezelfde manier doen.
vlechten
Materiaal door elkaar draaien zodat er een voorwerp ontstaat.
Woordenschat
Les 3
Thema 2
De geschiedenisles
uitvallen
Uitvallen betekent ophouden. Er komt geen stroom meer uit het stopcontact.
tenzij
Behalve als.
Een tijdbalk
Een lijn die de tijd in de geschiedenis voorstelt. Op een tijdbalk staan jaartallen.
De toekomst
De tijd die nog komen moet.
De verandering
Dat iets anders wordt.
lijken Het is alsof maar is dat ook zo?
De tijdgenoot
Iemand die in dezelfde tijd leeft.
De overgang
Iets wat overgaat van het één in het ander.
Woordenschat
Les 4
Thema 2
De opgraving
Het aardewerk
Een speciale klei die in een oven gebakken is. Aardewerk is hard.
Het stro
Stro zijn gedroogde stelen van planten.
gaaf
Helemaal heel, niet stuk.
De potscherf
Stukje dat ergens vanaf gebroken is. Potscherven zijn de afgebroken stukjes van een pot.
restaureren
Iets opknappen, het weer precies maken zoals het geweest is.
De prent
Een plaatje, een tekening of een foto.
Het goudstuk
Een munt van goud.
De videorecorder
Een apparaat waarin je videobanden afspeelt.
Woordenschat
Les 5
Thema 2
Het oude fotoboek
Het platteland
Het gebied waar de boeren wonen en werken.
Het roggebrood
Brood dat van rogge gemaakt is. Rogge is een bepaald soort graan; van dat graan wordt meel gemaakt en daarvan bak je brood.
spannen
Een paard met riemen aan een werktuig vastmaken.
De zandgrond
Zandgrond is droge grond waar bomen en planten niet zo goed op groeien.
besmettelijk
De ziekte gaat van de ene persoon over op de andere.
De overvloed
Er is van alles heel veel.
De champignon
Een witte paddestoel die je kunt eten.
rot
Bedorven, je kunt het niet meer eten.
Woordenschat
Les 6
Thema 2
De overval
De koets
Een rijtuig, een wagen die door paarden getrokken wordt.
Het span
Twee dieren voor een wagen of rijtuig.
De stilstand
Zonder beweging zijn, niet meer bewegen.
ruw
Wild en woest, onvoorzichtig. Een oppervlak kan oneffen zijn.
De patriciër
Een rijke burger. Het is een geschiedeniswoord: vroeger heetten de rijke burgers uit een stad patriciërs.
De vreemdeling
Iemand die niet bekend is met de stad of het land waar hij nu is.
De beschermer
Ervoor zorgen dat iemand veilig is als er gevaar dreigt.
De rotspunt
Een uitstekende punt van een rots. Een rots is een enorme steen, een gedeelte van een berg.
De kanteel
Een vierkante steen op een kasteelmuur. Daar kun je achter schuilen.
© obs De Peperklip