ZÓ VAN ‘DEZE TIJD’ een essay over de eigentijd door Simone de Kinderen Trends, social media, nieuwe technologieën, we moeten er allemaal van op de hoogte zijn en het is haast onontkoombaar om er niet in mee te gaan. We willen er tenslotte allemaal ‘bij horen’, bij de tijd zijn, van deze tijd zijn. Maar wat houdt onze tijd eigenlijk in? Valt de eigentijd überhaupt wel te bevatten? En hoe denken wij nu over de eigentijd t.o.v. andere tijden? Dat wij kunnen nadenken over wat de eigentijd is, hebben wij te danken aan de Verlichting. Tijdens de Verlichting werd de rede als uitgangspunt genomen. De mens kwam centraal te staan en deze mens ging zijn positie ten vraag stellen en hierover nadenken. Zo ook over zijn positie in de tijd en daarmee ook over zijn positie t.o.v. andere tijden. Maar zoals Hegel stelt denkt de mens in het ‘nu’ niet op dezelfde manier als dat hij in andere tijden deed. Hegel plaats dit menselijk denken in de geschiedenis, waarbij dit menselijk denken zichzelf progressief zal ontwikkelen tot het stadium van de ‘absolute geest’: het moment waarop de mens de dingen zelf kan denken.1 In navolging van Hegel stelt ook Foucault dat de mens in de geschiedenis andere manieren van denken heeft gekend. Bij Foucault vindt er in de geschiedenis een verandering plaats tussen de ‘woorden’ en de ‘dingen’, waarbij het kenmerkend is vanaf 1800 dat alles in historisch perspectief wordt geplaatst. Daarmee bevestigt hij dat het voor de mens vanaf die periode mogelijk is om zichzelf buiten zijn eigen ‘context’, zijn eigen tijd en situatie, te denken.2 Tijdens de Verlichting wordt de mens bevrijd van zijn ‘onmondigheid’ zoals Kant zou zeggen.3 Maar wat zijn nu de gevolgen van deze bevrijding uit onze ‘onmondigheid’? En hoe zien we dat vandaag de dag terug? Hiervoor zal er uitgeweid moeten worden naar hoe het denken over de eigentijd zich vanaf de ‘bevrijding uit de onmondigheid’ heeft ontwikkeld. De ‘bevrijding uit de onmondigheid’ zorgde ervoor dat men alles ging bevragen, bekritiseren, maar ook dat men erop ging reageren. Dus ook op de eigen tijd. Binnen de eigentijd kwamen misstanden en scheve verhoudingen bloot te liggen en omdat de mens voor zichzelf kan denken neemt hij hier niet zomaar genoegen mee. Hierdoor ontstaan er bewegingen die zich verzetten tegen de bestaande verhoudingen, waarvan een radicaal voorbeeld het communisme is. 1 A. PEPERZAK, ‘Hegels definitie van de Geest’, Tijdschrift voor Filosofie, nr. 3 september 1981 2 M. FOUCAULT, De woorden en de dingen’(vertaling W. Van der Star), november 2006, p. 121-‐130 ThINK reader BLOK 1 3 I. KANT, ‘Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?’, Berlinische Montasschrift. december 1784
Marx reageert op het idee van Hegel dat uit iedere tegenstelling een synthese, een compromis, zou voortvloeien waardoor deze tegenstelling overbrugt wordt. Marx ziet overal in zijn tijd tegenstellingen waarbij deze synthese niet automatisch volgt. Deze tegenstellingen, of sociale problemen, zijn volgens Marx een gevolg van de economische verhoudingen, die ook hebben gezorgd voor de klassenverdelingen binnen de maatschappij. Marx zag in zijn tijd een verdeling in twee klasse: de bourgeoisie en de proletariërs, waarbij het vooral de tijd is van de bourgeoisie die de proletariërs onderdrukken. Hij ziet de geschiedenis als een ontwikkeling van de maatschappij naar een klasseloze samenleving. Een communistische revolutie zou volgens Marx moeten breken met de traditionele verdeling in klasse en deze klasseloze samenleving werkelijkheid maken.4
Andreas Gursky
Marx leefde weliswaar in de 19e eeuw, maar we kunnen ons afvragen of er in onze tijd een wezenlijke kentering heeft plaatsgevonden. Ook in onze tijd zien we verdelingen tussen arm en rijk, machthebbers en volgers. Ondanks dat er gepretendeerd wordt dat we in een vrij en democratisch land leven, kunnen wij ons afvragen hoeveel macht en zeggenschap we nu echt hebben als burger, als individu. De onderverdeling in klasse in de maatschappij is het bewijs dat ondanks dat we als mensen ‘modern’ willen zijn, we nog steeds veel traditionele verhoudingen in stand houden. ‘We hebben nog niet geaccepteerd dat we God gedood’ hebben zou Nietzsche zeggen. Volgens Nietzsche leven we nog steeds onder een ‘slavenmoraal’: we volgen de 4 J. BOR & L. LANDEWEERD, 25 eeuwen westerse filosofie, Amsterdam, januari 2003, p. 355-‐362
ideeën en moralen die we vanuit onze omgeving meekrijgen, maar geven ons leven niet zelf vorm. Volgens Nietzsche moeten we ons losmaken van die omgeving, erboven uitstijgen, onszelf verheffen tot Übermensch, pas dan kunnen we echt op afstand naar de dingen kijken, waardoor we ze helderder kunnen zien en ze kunnen bevragen. Volgens Nietzsche moeten we altijd alles blijven bevragen, want er bestaat niet zoiets als de ‘waarheid’. Ons zogenaamde rationele denken wordt beïnvloed door ons instinct, dat ons denken in bepaalde banen dringt.5 Dus ook ons denken over de eigentijd. Freud sluit bij Nietzsche aan dat de mens geen ‘rationeel wezen’ is. Ons denken en ons handelen wordt beïnvloed door irrationele impulsen, die volgens Freud afkomstig zijn uit het ‘onbewuste’, waarin ook onze driften en lusten verborgen liggen. Nietzsche zei al dat we de ideeën en moralen van onze omgeving volgen, waardoor we volgens Freud onze driften en lusten verdringen.6 Je zou dus kunnen zeggen dat we in een repressieve tijd leven: aan de ene kant vanwege de zichtbare, nog steeds heersende, klassenverdelingen, aan de andere kant vanwege onze omgeving die ons dwingt om onze diepste verlangens te verdringen, waardoor we beperkt worden in het tonen van onze eigen individualiteit. Dat terwijl er gezegd wordt dat we nu in een tijd leven van het individu. Fukuyama schreef in zijn essay ‘The End of History’ dat het liberalisme heeft gezegevierd en dat dit het einde van de geschiedenis betekent. Maar het einde van de geschiedenis betekent ook het einde van de ideologieën, waardoor we als individuen achterblijven met een melancholisch gevoel van lusteloosheid en… een gevoel van verveling. Volgens Boomkens heerst er een ‘do it yourself’ houding, waarbij het individu zich concentreert op zijn directe leefomgeving en wantrouwen koestert tegenover grotere verbanden. We leven in een tijd die lijkt op het liberalisme, alleen ontbreekt het eigen initiatief, de persoonlijke identiteit en daarmee ook het autonoom individu. Onze tijd maakt juist duidelijk dat de vrijheid van het individu slechts schijn is: alles wat we zelf zouden willen ondernemen ligt al vast: bijvoorbeeld wat we dragen, hoe we ons huis inrichten etc.. Het is door anderen uitgedacht, wetenschappelijk getoetst en statistisch gecontroleerd. De onuitputtelijke reeks aan keuzemogelijkheden die we vandaag de dag hebben, veroorzaakt een gevoel van willekeur en toeval, wat bijdraagt aan het gevoel in een oppervlakkige tijd te leven. Grotere verbanden en diepere lagen zijn ingeruild voor een lichtvoetige identificatie met het efemere. Wat is er van het engagement van de jaren ’60 overgebleven? Engagement was toen het resultaat van een authentieke, vrije keuze, gemaakt door een autonoom individu, die daarmee zijn afhankelijkheid van de dominante opinie, van de mening van de meerderheid, van zich afwerpt. De mens leek zich toen der tijd even los te maken van zijn 5 J.BOR & L. LANDEWEERD, 25 eeuwen westerse filosfie, Amsterdam, januari 2013, p. 363-‐372 6 J. GAARDER, De wereld van Sophie, Oslo, 1991, p. 461-‐476
omgeving, voor een fractie zichzelf te verheffen tot Nietzsches ‘Übermensch’. Maar vandaag de dag wordt deze autonomie en vrijheid twijfel getrokken. Boomkens constateert een tendens waarin het engagement terugkeert, wat volgens hem wijst op een wantrouwen jegens de waarde en de rol van het individu. Dit nieuwe engagement is sceptisch tegenover het vooruitgangsgeloof: het gaat niet langer over de vooruitgang, maar over de zoektocht naar een aanvaardbaar hedonisme. Centraal staat daarbij het verlangen en het recht op een alledaags en hedendaags geluk. Echter mag het lot van het collectief hierbij niet opgeofferd worden voor het eisenpakket van het individu.7
Engagement jaren ‘60
Onze tijd wordt dus gekenmerkt door de zoektocht van het individu naar hedendaags geluk. Maar in hoeverre bestaat dat individu eigenlijk? Als we zien hoe er voor ons naar de eigen tijd werd gekeken, zag men continue een individu dat niet los kwam van zijn omgeving en een repressieve maatschappij die dat individu onderdrukte. Onze tijd verschilt daar niet wezenlijk van. Er wordt weliswaar gezegd dat we in een individualistische maatschappij leven, maar de autonomie van het individu komt hier niet volledig tot uiting. Zoals eerder genoemd constateerde Nietzsche al dat we ons moesten losmaken van onze omgeving om onszelf te kunnen bevrijden van het ‘slavenmoraal’. Maar in onze tijd is juist een tendens waar te nemen, waarbij we ons alleen maar meer vastbijten in onze omgeving. We zijn continue bezig 7 R. BOOMKENS, ‘Engagement na de vooruitgang’ in Nieuw engagement in architectuur, kunst en vormgeving, Rotterdam, 2003, p. 10-‐26
met verwachtingen en eisen die de omgeving ons oplegt en we gehoorzamen allemaal aan deze verwachtingen en eisen, want we willen ‘er bij horen’, van ‘deze tijd zijn’. Daarmee zijn we eigenlijk terug bij af: we vallen terug op gemakzucht en gewenning, waar volgens Kant juist de ‘onmondigheid’ vandaan kwam. In onze tijd betekent dat echter niet dat de mens helemaal niet zelf nadenkt. Nog steeds worden er pogingen gedaan om ons af te splitsen van de omgeving, alleen gebeurt dit op een kleinere schaal en op een minder radicale manier. Onze tijd zouden we kunnen zien als een tijd waarin het individu pas echt op zoek gaat naar zichzelf en zijn positie. Dat we ergen ‘bij willen horen’ zegt namelijk ook dat we ons als individu een positie willen geven. Deze positie vinden we in een mate van collectiviteit, namelijk onze omgeving, wat meteen het paradoxale eraan is, Wat we dus kunnen concluderen uit het denken over de eigen tijd is dat de eigen tijd wel degelijk te bevatten valt, maar dat elke ‘eigentijd’ vol zit met paradoxen. De vraag is nu of het mogelijk is om ons los te maken van de paradoxen die de eigentijd met zich meebrengt. Wat echter nog meer kenmerkend is voor het denken over de eigentijd is dat er ten alle tijden sceptisch tegenover de eigentijd wordt aangekeken, Deze sceptische houding zorgt ervoor dat de eigentijd bevraagd blijft worden, waardoor we de heer Nietzsche ergens toch tevreden stellen, omdat dat de enige therapie is voor onze ‘ziekte’: het continue blijven bevragen van alles. Dat is wat onze tijd kenmerkt: het besef dat misschien de vragen wel belangrijker zijn dan de antwoorden.