Een eenjarige opleiding Terrorisme en Contraterrorisme Voorlopige opzet van het cursusprogramma; aan dit programma kunnen geen rechten worden ontleend.
Inleiding Op 1 februari 2007 werd B.G.J. (Bob) de Graaff aangesteld als hoogleraar terrorisme en contraterrorisme bij de Campus Den Haag, die sinds 1999 bestaat als de vestiging van de Universiteit Leiden in de Hofstad. De leerstoel is een initiatief van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en de Leidse universiteit en zij wordt gesponsord door de Stichting ter Bevordering van de Studie betreffende Verschijnselen van Terrorisme en Contraterrorisme. 1 De Campus Den Haag beoogt in bredere zin de maatschappelijk belangrijke thematiek van veiligheid vanuit een wetenschappelijk interdisciplinaire benadering te onderwijzen en onderzoeken. Zo is aan de Campus het Centre for Security, Safety and Justice verbonden, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Delft en Leiden, dat de veiligheidsproblematiek wil behandelen vanuit de technische, de sociale en de juridische wetenschappen. Binnen dit belangstellingsveld pas is rond de leerstoel terrorisme en contraterrorisme het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme (CTC) in het leven geroepen, waaraan diverse wetenschappers zijn verbonden en dat activiteiten ontplooit op de volgende terreinen: 1. onderwijs 2. onderzoek 3. beleidsadvisering 4. coördinatie op het terrein van (contra)terrorismeonderzoek in binnen- en buitenland en 5. publieksvoorlichting
Ter bevordering van de doelstelling om onderwijs te verzorgen is in nauw overleg met het departement Bestuurskunde van de Universiteit Leiden en de Stichting besloten de eerste jaren te voorzien in een leergang die zich in het bijzonder richt op ‘practitioners’, die op termijn mogelijk zal worden omgezet in een masteropleiding die direct aansluit bij het universitaire onderwijs.
Uitgangspunten van het onderwijs Het onderwijs maakt gebruik van een heuristisch model, een soort checklist, dat op termijn mogelijk kan worden ontwikkeld tot een model met verklarende en mogelijk voorspellende waarde voor processen van radicalisering, terrorisme en de effectiviteit van terrorisme: Terrorist Indicator Scan for Societies with Uncertain Environments (TISSUE). 2
De voornaamste ingrediënten van dit model zijn
1
Voor verdere informatie zie www.campusdenhaag.nl/ctc. Voor een nadere toelichting op dit model zie de oratie van Bob de Graaff van 22 januari 2008, getiteld De wetenschapper en de spin. Over de (on)mogelijkheid van toekomstverkenningen ten aanzien van radicalisering en terrorisme.
2
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
1
-
mondiale ‘drivers’ (belangrijke geopolitieke ontwikkelingen, demografische veranderingen, verschuivingen in economische machtsverhoudingen, etc.)
-
mondiale ‘triggers’ (zoals beledigingen van iemands religieuze opvattingen, de bezetting van een land of andere terroristische aanslagen)
-
relevante nationale ontwikkelingen zoals de instroom van grote groepen immigranten of processen van in- en uitsluiting
-
intra- en inter-groepsprocessen onder radicaliserende delen van een bevolking (de rol van groepsleiderschap, de geneigdheid geweld te gebruiken, delegitimering van de rol van de staat, enz.)
-
individuele processen van radicalisering en deradicalisering
-
de (onbedoelde) effecten van overheids- en justitieel beleid, inclusief de steeds belangrijker rol die internationale organisaties spelen bij de totstandkoming van beleid inzake contraradicalisering en contraterrorisme
-
het discours over radicalisering en terrorisme, zoals dat met name blijkt uit de media,
-
de rol die nieuwe techniek speelt, zowel aan de kant van de (potentiële) terroristen (zoals gebruik van het Internet, of CBRN-wapens) als aan de kant van de overheid (zoals datamining, patroonherkenning en profilering en elektronische surveillance).
Dit TISSUE-model speelt ook een rol in het onderzoek van het CTC, zodat er een nauwe samenhang bestaat tussen onderwijs en onderzoek.
Om inzicht te bieden in de hierboven genoemde processen wordt gebruik gemaakt van theorieën die totstandgekomen zijn binnen bepaalde disciplines (economie, sociologie, psychologie, criminologie, politicologie, wiskunde, etc.). Binnen het vakkenaanbod zullen deze disciplinegebonden benaderingen zoveel mogelijk worden geïntegreerd, al zullen studenten ook moeten leren omgaan met de verklarende waarden in concrete contexten van conflicterende theorieën. Verder zullen toepassingswijzen en voorbeelden een breed scala aan soorten terrorisme betreffen en niet slechts één soort. De opleiding draagt een academisch karakter, maar de leerstof zal telkens worden gericht op de praktijk. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de blinde vlekken die nog bestaan in het onderzoek naar terrorisme en contraterrorisme en de studenten worden uitgedaagd in een eindscriptie een bijdrage te leveren aan de vermindering van het aantal blinde vlekken. Op een meta-niveau is er ten slotte ruimte voor filosofische en ethische kwesties.
Doelgroep/Beroepsprofiel De leergang is in eerste instantie bedoeld voor functies in het nationale en internationale openbaar bestuur maar ook in het bedrijfsleven. Het gaat over het algemeen om analyse- of beleidsfuncties (junior- en senior beleidsmedewerkers of stafmedewerkers) en functies in het midden- en hogere management. Te denken valt aan de functies van analist bij inlichtingen- en veiligheidsdiensten, beleidsambtenaren bij relevante ministeries, radicaliseringsambtenaren bij gemeentes en verantwoordelijken voor de uitvoering van op terrorisme gerichte rampenplannen. Ook beoefenaren
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
2
van functies bij de media behoren tot de mogelijkheden. Het maximaal aantal toe te laten studenten bedraagt 25.
Onderwijsvormen Bij de inrichting van het onderwijs wordt er rekening mee gehouden dat de meeste studenten reeds werkzaam zijn in de arbeidspraktijk. Bovendien kunnen de professionele achtergronden van deze beroepsbeoefenaren verschillen. Het onderwijs kent daarom naast de hoorcollegevorm ook werkvormen met kleine groepen en interactieve vormen als discussiecolleges en rollen- en simulatiespellen. Daarnaast wordt een groot aantal gastcolleges verzorgd door zowel wetenschappers van elders als professionals. Tevens wordt door middel van een digitale leeromgeving ondersteuning geboden bij de studie, die deels op afstand (thuis) plaatsvindt. De cursus is bedoeld om mensen juist buiten de alledaagse beslommeringen op enige afstand te laten kijken naar het beleidsterrein en naar de onderwerpen waarmee zij zich dag in, dag uit bezighouden. Ook de scriptie kan daarom een academisch karakter hebben en bijvoorbeeld bijdragen aan (verdere) theorievorming of aan het inzichtelijk maken van de toepasbaarheid van theorie in de praktijk. Het is daarnaast ook mogelijk de scriptie te schrijven tegen de achtergrond van een vraag die bij de werkgever van de student bestaat. In goed overleg wordt dan gezocht naar een inkleding van de scriptie die zowel wetenschappelijk interessant als beleidsmatig relevant is.
Doel van de opleiding Einddoel van de opleiding is dat studenten zich dusdanig hebben bekwaamd dat zij over een academisch denk- en werkniveau beschikken, waardoor zij in staat zijn waardevolle, kritischreflectieve analyses te maken van verschijnselen als radicalisering en terrorisme en dreigingsanalyses te formuleren. Zij zijn bekend met de verschillende politieke, religieuze en sociale contexten alsmede de lokale, nationale, regionale en internationale verbanden waarin zowel terrorisme als contraterrorisme zich manifesteren. Daarbij hebben zij geleerd vooral oog te hebben voor de interactie tussen internationale ontwikkelingen, het optreden van nationale autoriteiten, de media en (potentieel) politiek en religieus gewelddadige groepen en individuen. De inhoud van de opleiding kent geen regionale of historische begrenzingen, maar probeert juist de ontwikkelingen in de tijd en de ruimte te vergelijken en met behulp van generalisaties studenten en afgestudeerden in staat te stellen gezaghebbende uitspraken te doen over actuele en mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Een belangrijke vaardigheid van de afgestudeerde zal zijn dat hij/zij in korte tijd op basis van grote hoeveelheden informatie korte en bondige analyses en rapportages kan maken. Schriftelijk rapporteren is daarom een telkens terugkerend onderdeel in het curriculum.
De opleiding wordt afgesloten met een Certificaat, waaruit blijkt dat de studie verzorgd is door de leerstoel, die een initiatief is van de NCTb, en dat op het niveau en de kwaliteit van de opleiding wordt toegezien door een Raad van Toezicht.
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
3
Staf Prof.dr. B.G.J. (Bob) de Graaff,
[email protected],
tel. 06-46755761
Dr. M. (Mark) Dechesne,
[email protected],
tel. 06-52337220
Mevr.dr. B.A. (Beatrice) de Graaf,
[email protected],
tel. 06-27852306
[email protected],
tel. 06-52337250
Secretariaat Mevr.drs. W. den Boer,
Locatie De opleiding vindt plaats aan de Campus Den Haag.
De positionering ten opzichte van andere instellingen in Den Haag Binnen de Campus Den Haag participeren naast het CTC het Grotius Centrum voor Internationaal Recht, het Centre for Government Studies en het Centre for Modern Urban Studies. Als onderdeel van de Campus Den Haag maakt het CTC deel uit van de Hague Academic Coalition. Hierin participeren verder de Carnegie Foundation, het Institute of Social Studies, het T.M.C. Asser Instituut, het Hague Institute for the Internationalisation of Law en het Instituut Clingendael voor Internationale Betrekkingen. Deze verbindingen maken het mogelijk om in het onderwijs dwarsverbanden te leggen naar zowel het lokale als het internationale niveau. De breder context van veiligheid komt aan bod bij de masters die worden ontwikkeld door het Centre for Security, Safety and Justice, nl. Security, Safety and Justice, Security and Technology, Security Science and Management.
Duur De master omvat 60 European Credit Transfer System (ECTS) punten (1 ECTS is 28 uur; totaal derhalve1680 uur) en de duur van de master is derhalve een jaar. Taal De opleiding is Nederlandstalig.
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
4
Inrichting van het onderwijs Seminar 1: februari-juni
Blok 1: februari-april State of the art: Terrorism; past and present
10 ECTS (1 ECTS = 28 studentbelastinguren)
Root causes; Drivers en triggers
5 ECTS
Blok 2: april-juni Radicaliserende en terroristische groepen
5 ECTS
Het (de)radicaliserende individu
5 ECTS
Keuze uit: - Het terrorismediscours
5 ECTS
- Filosofie en ethiek van (contra)terrorisme
5 ECTS
Semester 2: september-januari Blok 3: september-november Organisatie en effectiviteit van contraterrorismebeleid Technologie
5 ECTS 5 ECTS
Keuze uit: - Case-studies en de bruikbaarheid van het TISSUE-model
5 ECTS
- Blinde vlekken
5 ECTS
- Research design
5 ECTS
Blok 4: november-januari Scriptie
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
15 ECTS
5
Vakbeschrijving NB: De in de vakomschrijvingen vermelde literatuur is nog tentatief. Aan aanschaf van deze literatuur kunnen geen rechten worden ontleend.
State of the Art: Terrorism; past and present Aantal studiepunten: 10 ECTS
Inhoud: Deze cursus is een eerste kennismaking met de academische studie van terrorisme en contraterrorisme. Hier komen om te beginnen definitiekwesties aan bod. De studenten nemen verder kennis van de voornaamste theorieën rond ontstaan en uitingsvormen van terrorisme en de organisatie van contraterrorisme, alsmede het zogeheten TISSUE-model van het CTC, waarin de variabelen voor terrorisme zijn opgenomen. Terrorisme wordt daarbij geplaatst in een bredere context van zowel nationale als internationale veiligheid. Er wordt ingegaan op de relatie tussen terrorisme, guerrilla, insurgency en fourth generation warfare. In de leergang wordt overigens voor wat betreft de militaire terminologie zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de begrippen die in de doctrinevorming van de Nederlandse krijgsmacht in gebruik zijn. Daarbij komen ook de definitieproblemen betreffende terrorisme en aanverwante vormen van politiek geweld ter sprake. Tevens wordt aandacht besteed aan de diverse soorten terrorisme: nationalistisch, extreemlinks, extreemrechts, religieus geïnspireerd en door een staat gesteund terrorisme, onder meer met behulp van het vier-golven-model van David Rapoport. Hoewel dit onderdeel van de cursus beoogt een algemeen overzicht van terrorisme in zijn vele verschijningsvormen te bieden, zal uiteraard een bijzondere nadruk worden gelegd op het huidige islamistische of jihadistische terrorisme. Verder komen onder meer de volgende vragen aan bod. Waarom heeft terrorisme zo’n grote impact op samenlevingen? Hoe effectief zijn terroristen in het verleden geweest? Is het huidige terrorisme vergelijkbaar met eerdere vormen van terrorisme? Hoe zal de toekomst van terrorisme eruit zien? Is het voor terrorismebestrijders mogelijk van ervaringen in het verleden te leren? Uit welke onderdelen bestaat contraterrorisme? Is het mogelijk die uiteenlopende onderdelen ‘op te lijnen’ of interfereren ze op ongewenste wijze met elkaar? Wat is de betekenis van terrorismebestrijding voor risk en emergency management? Hoe wordt publiek-private samenwerking georganiseerd bij terrorismebestrijding? En is het nog wel mogelijk om terrorisme op nationale schaal te bestrijden, als het zichzelf steeds meer als een mondiaal fenomeen manifesteert? Tevens wordt een aantal dilemma’s geïntroduceerd, zoals de vraag naar de verhouding tussen oorzaken en symptomen van terrorisme, de vraag of terrorisme een middel of een doel is, de verhouding tussen preventie en repressie en de verhouding tussen nationale en internationale veiligheid.
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
6
Literatuur: D. Kamien (ed.), The McGraw-Hill Homeland Security Handbook, New York 2006 M. Ranstorp (ed.), Mapping Terrorism Research. State of the art, gaps and future direction, London/New York 2007 B. Lia & K.H.-W. Skjølberg, ‘Warum es zu Terrorismus kommt. Ein Überblick über Theorien und Hypothesen zu den Ursachen des Terrorismus’, Journal für Konflikt- und Gewaltforschung, vol. 6, 1/2004, pp. 121-163
Root causes; Drivers en triggers Studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: Terrorisme wordt veelal omschreven als het wapen van de zwakken. In de literatuur worden daarom tal van verklaringen aangedragen waarom mensen en groepen in een achterstandssituatie overgaan tot terroristisch gedrag: onvoldoende speelruimte in de politieke arena (de zogeheten opportunitybenadering), uitsluiting, relatieve deprivatie, landen die onderworpen zijn aan snelle modernisering en grote gevolgen ondervinden van globalisering, geopolitieke verhoudingen (in het bijzonder ook de problematiek van failed en failing states of failed governance), bezetting van het eigen land, het bestaan van zwakke staten of overheden, die een gebrekkig legitimiteit kennen, gevoelens van vernedering en gekwetstheid. Ook de herinnering aan historische vernederingen, zoals de Armeense genocide of kolonialisme, kunnen aanleiding zijn voor terrorisme. Er zijn echter tevens auteurs die menen dat zulke verklaringen geheel of tot op grote hoogte slechts legitimering achteraf zijn van de gedragingen door de terroristen en dat bijvoorbeeld criminaliteit, zelfexpressie of overtrokken gevoelens van eigenwaarde de oorzaak zijn. Terror management theory benadrukt bijvoorbeeld het belang van een gevoel van betekenis en eigenwaarde voor het omgaan met innerlijke existentiële conflicten, en beschrijft conflicten tussen groepen en terrorisme als een direct gevolg van het streven naar betekenis en eigenwaarde dat wordt ingegeven door deze diepere, psychologische conflicten. Weer andere auteurs zien religie als een eigenstandige verklaring. Ten slotte zijn er auteurs die weliswaar menen dat root causes ertoe doen, maar dat er ook sprake is van een soort besmettingstheorie: terrorisme zou zich daarom wereldwijd in golven of cycli voordoen (contagion- en diffusion-theorieën). Er zijn ook auteurs die menen de omstandigheden te kennen die terrorisme voorkomen of tegengaan, zoals een liberale, kapitalitisch-democratische staat en maatschappij. Weer anderen wijzen erop dat dat misschien wel zo is, maar dat in het overgangsstadium dat nodig is om die situatie te bereiken politiek geweld juist weer vaker voorkomt. Met welke scherpte is het mogelijk afzonderlijke verklaringen aan te wijzen? Gaat het om objectieve achterstandssituaties of gaat het om percepties van achterstand, met andere woorden om sociale constructies? En als er geen monocausale verklaringen bestaan welke problemen levert dit dan op voor de bestrijding van terrorisme? En welke rol spelen ideologie en religie?
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
7
Literatuur: T. Bjorgo, Root Causes of Terrorism: Myths, Reality and Ways Forward, Milton Park 2005 B. Lia, Globalisation and the Future of Terrorism. Patterns and Predictions, London/New York 2005 L. Richardson (ed.), The Roots of Terrorism, London 2006
Radicaliserende en terroristische groepen Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: In deze cursus wordt ingegaan op de organisatorische en sociaal-psychologische fenomenen van radicaliserende groepen. Zijn er patronen te ontdekken in radicaliseringsprocessen en zo ja, welke? En hoe leidt radicalisering tot het ontstaan van terroristische individuen en groepen? Daarbij gaat het allereerst om rekrutering, (zelf)selectie en socialisatie en vervolgens ook om kwesties van (charismatisch) leiderschap en peer group pressure. Theorievorming over sociale bewegingen, sektes en bendes wordt gebruikt om de gedragingen van en binnen radicaliserende groepen te verklaren, zoals conformering en consensusvorming. Daarbij wordt onder meer ingegaan op theorievorming over subculturen en de social identity theorie, die een sterke wij-zij-dichotomie verklaart. Ook de rol van ideologie en levensstijlen komt aan bod. Er wordt onderscheid gemaakt tussen lokale of regionale groepen, nationale, internationale en transnationale bewegingen. Zo komen ook verschillen tussen binnenlands (domestic) terrorisme en terrorisme van eigen bodem (home-grown) aan de orde. In dat verband is er tevens aandacht voor de rol van diaspora. Tevens wordt aandacht besteed aan de verschillende organisatievormen van terroristische groeperingen: van strikt hiërarchisch tot de vorm van losse cellen en ten slotte die van netwerken van netwerken. Met behulp van complexity theory zal worden aangetoond waarom complexe dynamische netwerken als al-Qa’ida zoveel weerstand bieden aan eliminatiepogingen. Competitive adaptation speelt hierbij een centrale rol. Door de strijd aan te gaan, leren terroristische organisaties en hun bestrijders wat werkt in het licht van militaire of politieke doelen, hetgeen de structuur, strategie, en tactiek van de organisatie kan doen veranderen. Enkele vragen die in dit kader relevant zijn: Hoe houden ook relatief kleine terroristische groepen zich vaak decennialang in stand; hoe overleven zij generatiewisselingen; waarom vallen zij niet eerder uiteen? Is er bij terroristische groeperingen net als bij vele organisaties sprake van doelverschuiving? Hoe legitimeren terroristische groepen hun handelwijze? En hoe financieren zij die? Bestaan er in terroristische groepen duidelijk verschillende rollen, zoals geestelijk leiderschap, de ‘technische man’, de facilitator of financier, de rekruteerder, de opleider, de logistieke man, de verkenners, mollen, sleepers etc. of is roldiversificatie in zulke organisaties juist zwak ontwikkeld? Is er een optimale groepsgrootte?
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
8
Hoe kiezen terroristen hun targets? Bestaan er relaties tussen motieven en targets? Worden targets gekozen omdat ze gemakkelijk zijn of kiezen (sommige) terroristen targets die grote aantallen slachtoffers garanderen? Wanneer stoppen geradicaliseerde of terroristische groepen hun bestaan? Doen zij dit vrijwillig of onder druk? En hoe oprecht is de mededeling van zulke groepen dat zij ermee stoppen?
Literatuur: M.P. Arena & B.A. Arrigo, The Terrorist Identity. Explaining the Terrorist Threat, New York/London 2006 R.W. Meertens, Y.R.A. Prins en B. Doosje, In iedereen schuilt een terrorist. Een sociaalpsychologische analyse van terroristische sekten en aanslagen, Schiedam 2006 M. Sageman, Understanding Terror Networks, Philadelphia, PA., 2004
Het (de)radicaliserende individu Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: De sociale psychologie biedt tal van verklaringen waarom groepen mensen radicaliseren. Veel lastiger te beantwoorden is de vraag welke individuen zich aaneensluiten of zich laten rekruteren en waarom. Inmiddels is genoegzaam bekend dat hiervoor geen psychopathologische verklaringen bestaan. Zoals Louise Richardson over terroristen schrijft in What Terrorists Want (p. 61): ‘their one shared characteristic is their normalcy. Attempts to produce a terrorist profile have invariably failed.’ Toch blijft te verklaren waarom sommige individuen wel en andere niet in terroristische groepen terechtkomen. Zijn er echter bepaalde persoonlijkheidsstructuren, zoals die van de sociale activist of van narcistische personen met een sterke behoefte tot zelfexpressie, die een radicale ontwikkeling wellicht toch aannemelijk maken? Verklaart de sociale achtergrond van een individu iets, bijvoorbeeld de gezinssituatie? Of het leven in een subcultuur met een verhoogde tolerantie voor geweld, zoals de Palestijnse gebieden of Noord-Ierland? Of leiden persoonlijke frustraties tot de aanvaarding van een zogeheten negative identity en de behoefte met geweld te intimideren? Het lijkt erop dat de analyse van individuele radicalisering wordt verrijkt door een begrip van zowel innerlijke beleving en motivatie als uiterlijke handeling, en van zowel innerlijke psychologische processen als de sociale en culturele dynamiek waarbinnen deze innerlijke processen hun plaats krijgen. Een omvattende theorie voor het proces van radicalisering wordt bijvoorbeeld geboden door het Personal Pathway Model van Eric D. Shaw. En waarom verlaten sommige geradicaliseerden of terroristen hun groep na verloop van tijd? Doet de behoefte aan een geregeld bestaan zich gelden? Is het de druk van familie en bekenden? Zijn het acties van de autoriteiten? En hoe voorkomt men dat gederadicaliseerden alsnog in hun oude patroon terugvallen? En waar bestaat de deradicalisering uit? Is het louter het opgeven van gewelddadig gedrag of ook van het radicale gedachtegoed?
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
9
Literatuur: J. Horgan, The Psychology of Terrorism, London 2005 W. Reich (ed.), Origins of Terrorism. Psychologies, Ideologies, Theologies, States of Mind, Washington D.C. etc. 1998 B. Rommelspacher, “Der Hass hat uns geeint”. Junge Rechtsextreme und ihr Ausstieg aus der Szene, Frankfurt/New York 2006 J. Victoroff, ‘The Mind of the Terrorist: A Revieew and Critique of Psychological Approaches’, Journal of Conflict Resolution, vol. 49 no. 3 (2005), pp. 3-42
Het terrorismediscours Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: Wat men radicalisering of terrorisme noemt, is sterk afhankelijk van het publieke debat of discours. Overheden gebruiken soms bewust de term ‘terrorisme’ om oppositionele groeperingen zwart te maken. Een bekend cliché luidt dat de terrorist van de één de vrijheidsstrijder van de ander is. Wanneer wordt gesproken over ‘terrorisme’ lijkt het fenomeen dat daaraan ten grondslag ligt dadelijk vele malen erger dan wanneer wordt gesproken over ‘politiek gewelddadig activisme’. Het discours is mede bepalend voor de wijze waarop partijen de strijd met elkaar aangaan, bijvoorbeeld of de overheid terrorisme primair als een militair, een crimineel, een maatschappelijk probleem of als een bedreiging van de nationale veiligheid ziet. Terroristen zijn op zoek naar legitimering van hun handelingen en proberen steun voor zichzelf te organiseren. Daarom proberen zij van hun kant ook de discussie over en de zienswijze op hun eigen handelen te beïnvloeden. Terrorisme en politiek geweld in het algemeen staan niet los van de manier waarop in een samenleving over veiligheid wordt gedacht. Wat is het discours over veiligheid waarbinnen terrorisme plaatsvindt en zich ontwikkelt? Is de angst voor terrorisme bijvoorbeeld vergroot omdat er de laatste jaren in het algemeen een grotere angst bestaat voor de ‘unknown unknowns’, zoals milieurampen, klimaatproblemen, nucleaire rampen etc., of voor ‘de ander’, ‘de vreemdeling’? Is die angst dan niet meer een uitvloeisel van een gebrek aan zelfvertrouwen dan van vrees voor reële risico’s? Massamedia spelen een centrale rol in het discours, al lopen de ideeën uiteen over de vraag of zij de veroorzakers van een debat zijn dan wel slechts het podium waarop het debat wordt gevoerd. Aan de ene kant wordt beweerd dat er zonder media geen terrorisme zou plaatsvinden, omdat terroristen via de media-aandacht voor hun daden hun boodschap uitdragen; terrorisme is in die visie eigenlijk een communicatiemiddel en veel komt aan op de enscenering van aanslagen (‘terrorisme als theater’). Aan de andere kant wijzen auteurs erop dat media zich lenen voor beïnvloeding door overheden in hun strijd tegen terrorisme. Literatuur: F. Furedi, , Invitation to Terror. The Expanding Empire of the Unknown, London/New York 2007 P. Norris, M. Kern & M. Just (eds.), Framing Terrorism. The News Media, the Government and the Public, New York/London 2003
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
10
Filosofie en ethiek van (contra)terrorisme Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: De term ‘terrorisme’ houdt volgens velen al een morele veroordeling in en slechts weinig dingen zouden een groter kwaad zijn dan terrorisme. Betekent dit dat de strijd tegen terrorisme als vanzelf ethisch gerechtvaardigd is? Zijn terroristen en hun bestrijders ‘moral opposites’? In reactie op de dreiging van terrorisme zijn overheden en burgers bereid burgerlijke vrijheden in te ruilen voor veiligheid. Terroristen bereiken daarmee ten dele hun doel, omdat zij de overheid of de tegenpartij vaak willen dwingen haar volgens hen ware, lelijke gezicht te laten zien. De overheid hanteert jegens vermeende terroristen en hun directe omgeving soms bijzondere bevoegdheden die hun privacy kunnen aantasten, zoals afluisteren of verstoren. Ook doemt bij de bestrijding van terrorisme herhaaldelijk de vraag op of overheden in bijzondere gevallen mogen martelen. In deze collegecyclus wordt de vraag naar de ethische en juridische normen gesteld die aan de overheid in zulke situaties mogen worden gesteld. Hoe voorkomt een overheid dat zij de moral high ground verliest tegenover de terroristen? Tevens kan de vraag worden gesteld of terrorisme onder alle omstandigheden ongeoorloofd is. Het cliché dat de terrorist van de één de vrijheidsstrijder van de ander is laat al zien dat het nog niet zo gemakkelijk is eenduidig antwoord te geven op die vraag. Zijn theorieën over de rechtvaardige oorlog en over het recht op verzet en op tirannenmoord van toepassing op terrorisme? En als terrorisme onder omstandigheden al gerechtvaardigd zou zijn, welke ethische normen mogen dan aan de praktische handelingen van terroristen worden gesteld? Anders gesteld: bestaat er zoiets als een ethiek van het terrorisme en zo ja, hoe ziet die er dan uit? En hoe verhoudt zo’n ethiek zich ten aanzien van juridische verboden en internationale verdragen tegen terrorisme? Is de bestrijding van terrorisme gebaat met een ethische veroordeling van politiek geweld? Of ontneemt zo’n morele verwerping het zicht op de werkelijkheid van het te bestrijden fenomeen?
Literatuur: T. Honderich, Terrorism for Humanity. Inquiries in Political Philosophy, London 2003 G. Meggle (ed.), Ethics of Terrorism & Counter-Terrorism, Frankfurt etc. 2005
Organisatie en effectiviteit van het contraterrorismebeleid Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: In deze cursus komen uiteenlopende manieren waarop de overheid radicalisering en terrorisme bestrijdt aan de orde: inlichtingenvergaring, contra-inlichtingenoperaties, een justitiële en criminologische benadering, de militaire methode, een bestuurlijk-maatschappelijke aanpak, het droogleggen van financieringsstromen, beveiliging, psychologische oorlogvoering, diplomatie en internationale samenwerking. Niet alleen nationale overheden, maar ook de totstandkoming van
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
11
contraterrorismebeleid binnen internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties, de Europese Unie en de NAVO passeert de revue. Verder komt de vraag aan bod op welke wijze de overheid het best georganiseerd kan zijn ten behoeve van de bestrijding van radicalisme en terrorisme. Moeten overheidsinstanties daartoe gecentraliseerd of gecoördineerd te werk gaan? En hoe effectief is het overheidsoptreden? Of werken bepaalde maatregelen die overheden in hun strijd tegen terrorisme nemen veeleer contraproductief? Welke strategieën werken dan wel en welke niet? En in welke context? Hoe generiek of specifiek moeten afzonderlijke maatregelen zijn om effect te sorteren? Is de overheid in staat om tijdig de vereiste maatregelen te nemen of hinkt de overheid noodzakelijkerwijs na? En hoe creëert een overheid veerkracht en weerstandsvermogen (resilience) onder haar bevolking ten aanzien van terrorisme? Een basale vraag bij dit alles, die zelden goed wordt beantwoord, is de vraag welk probleem een overheid eigenlijk wil oplossen in de strijd tegen het terrorisme en wat zij in dat verband zou beschouwen als een definitieve overwinning of succes.
Literatuur: A.K. Cronin & J.M. Ludes, Attacking Terrorism. Elements of a Grand Strategy, Washington D.C. 2004 B. Ganor, The Counter-Terrorism Puzzle. A Guide for Decision Makers, New Brunswick/London 2005
Technologie Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: De theorie van de zogeheten ecologie van het terrorisme concentreert zich niet zozeer op motivaties, ideologie of achterstandssituaties van terroristen, maar op het feit dat de moderne samenleving het plegen van terroristische aanslagen steeds gemakkelijker maakt. De introductie van nieuwe technologie creëert namelijk een nieuwe verhouding tussen (potentiële) terroristen en overheden. De ene of de andere partij kan bevoordeeld worden door nieuwe techniek. Russische terroristen in de negentiende eeuw zouden niet hebben kunnen opereren zoals zij deden zonder de aanleg van een spoorwegsysteem. De uitvinding van dynamiet in 1886 verschafte terroristen een geheel nieuw wapen. Overheden hebben op hun beurt in de loop van de twintigste eeuw geheel nieuwe middelen tot hun beschikking gekregen om de gangen van tegenstanders na te gaan en hun gesprekken af te luisteren. Nieuwe techniek kan een partij ook kwetsbaarder maken. Cyberattacks zijn pas mogelijk als de tegenstander over computers beschikt. In computers liggen grote aantallen gegevens opgeslagen. Die kunnen worden misbruikt door terroristen, maar zij bieden bestrijders van terrorisme ook grote mogelijkheden om gegevensbestanden te exploiteren (datamining) ten behoeve van patroonherkenning en profilering. Technologische ontwikkeling maakt het voor zowel terroristen als terrorismebestrijders ook gemakkelijker actie over grote afstanden te ondernemen. Technologische vooruitgang heeft de macht van kwaadwillende individuen en groepen enorm vergroot. Zij maakt het optreden van de ‘superempowered angry young man’ oftewel loners mogelijk. Het is ook de technologische vooruitgang die ervoor heeft gezorgd dat overheden nu bevreesd zijn voor het gebruik
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
12
van massavernietigingswapens door terroristen. Techniek vergroot eveneens het aantal potentiële wapens: vliegtuigen, kunstmest en chloor kunnen worden ingezet als wapens, radio’s en mobiele telefoons als ontstekers. Omdat diezelfde zaken ook voor heel vreedzame doeleinden kunnen worden gebruikt, roept dit speciale vragen op met betrekking tot beveiliging. Technologie speelt dus een belangrijke rol in het kat-en-muisspel tussen terroristen en hun bestrijders waarbij het gaat om beveiligingsmaatregelen en het omzeilen daarvan, wat uitmondt in een soort beveiligingswedloop. De ontwikkeling van nano- en gentechnologie biedt daarbij geheel nieuwe mogelijkheden voor terroristen, al zijn er ook diverse auteurs die menen dat terroristen over het algemeen terughoudend en conservatief zijn in de aanwending van nieuwe technologie.
Literatuur: K. Ball, The Intensification of Surveillance. Crime, Terrorism and Warfare in the Information Age, London 2003 G. Weimann, Terror on the Internet. The New Arena, The New Challenges, Washington D.C. 2006
Case-studies en de bruikbaarheid van het TISSUE-model Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: Tijdens deze collegecyclus worden enerzijds historische case-studies gebruikt om het TISSUE-model te toetsen op zijn verklarende waarde. Anderzijds wordt geleerd met scenario’s voor toekomstverkenning te werken. Als verbindend element tussen deze twee onderdelen dient de zogeheten counterfactual history- of What if?-benadering. De student leert verschillende elementen van het scenariodenken onder de knie te krijgen, zoals het werken met omgevingsscenario’s en systeemscenario’s; forecasting en backcasting; systeemdenken, het schetsen van structuren, trends en patronen, het signaleren van indicatoren; chaostheorie, vaststelling van kernonzekerheden, onzekerheidsreductie, SWOT (Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats)-analyses en het opstellen van strategische agenda’s. Bij deze cursus komen ook zogeheten intelligence failures aan bod: waarom hebben inlichtingen- en veiligheidsdiensten bepaalde ontwikkelingen niet voorzien, terwijl zij achteraf bezien voor de hand lagen of er voldoende aanwijzingen voor waren? Daarbij wordt vooral de nadruk gelegd op cognitieve, culturele en organisatorische belemmeringen.
Literatuur: M. Heiber, B. O’Leary & J. Tirman (eds.), Terror, Insurgency, and the State. Ending Protracted Conflicts, Philadelphia, PA, 2007 J. Nekkers, Wijzer in de toekomst. Werken met toekomstscenario’s, Amsterdam/Antwerpen 2006
Blinde vlekken Aantal studiepunten: 5 ECTS
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
13
Inhoud: Terrorisme manifesteert zich op zeer uiteenlopende manieren: in democratieën en dictaturen, onder rijk en arm, onder mannen en vrouwen, onder hoogopgeleide en nauwelijks geschoolde mensen; bij opgaande en dalende conjunctuur, etc. Eerder in de opleiding is al gebleken dat het daarom moeilijk is om tot een alomvattende theorie over terrorisme te komen. De vraag is of de afzonderlijke theorieën over verschillende soorten terrorisme voldoende ‘dekkingsgraad’ hebben of dat er vraagstukken onbeantwoord blijven dan wel of er op onderdelen tegenstrijdige theorievorming bestaat. Wat zijn de belangrijkste ‘blind spots’? Eerder bleek ook al dat effectiviteitsmeting van overheidsbeleid in de strijd tegen het terrorisme moeilijk is. Wat zouden mogelijkheden zijn om hierin verbetering aan te brengen? Een overkoepelende vraag is in hoeverre trends als globalisering theorievorming uit het verleden doen verouderen. Welke theorievorming doet dan recht aan die nieuwe context? Bij welke vakgebieden (bijv. wereldsysteemtheorieën, international relations, militaire studies, identity theories) dient zich theorievorming aan die een hoger verklarend of verkennend gehalte heeft?
Literatuur: M. Crenshaw (ed.), Terrorism in Context, University Park, PA, 2007 A. Silke (ed.), Research on Terrorism. Trends, Achievements and Failures, London/Portland, OR, 2004
Research design Aantal studiepunten: 5 ECTS
Inhoud: Tijdens deze cyclus wordt in het algemeen aandacht besteed aan de vraag wat de verklarende waarde van sociale wetenschappen is en in het bijzonder welke praktische, beleidsrelevante bijdragen wetenschappen kunnen leveren aan de samenleving. Een bijzonder accent ligt op de kwestie van wetenschappelijke oordeelsvorming en op de ethische aspecten van het verrichten van (bepaalde typen) onderzoek. Op een meer praktisch niveau komen aan bod: de doelstellingen van een onderzoek, het ontwikkelen van hypothesen, gegevensverzameling, opbouw van een betoog, het trekken van conclusies en het falsifiëren of verifiëren van hypothesen. Zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden, alsmede combinaties daarvan, passeren de revue.
Literatuur: J.W. Creswell, Research Design. Qualitative, Quantatitive, and Mixed Methods Approaches, London 2003 B. Flyvjberg, Making Social Svcience Matter. Why social inquiry fails and how it can succeed again, Cambridge 2006
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
14
Scriptie Aantal studiepunten: 15 ECTS
Rooster
Het studiejaar is opgedeeld in vier blokken van twee maanden. Deze blokken lopen min of meer parallel met het academische jaar van de Universiteit Leiden en beslaan de periodes: Blok 1: februari-maart Blok 2: april-mei Blok 3: september-oktober Blok 4: november tot januari
In de eerste drie blokken vindt steeds op de laatste trits donderdag-vrijdag-zaterdag van de maand college plaats (let op: met uitzondering van de maand mei). In de maand december is er geen college in verband met de feestdagen. Per blok volgt u telkens twee of drie vakken.
In blok 4 schrijft u uw scriptie. Voor de begeleiding daarvan maakt u afspraken met de begeleidende docent.
Op de zaterdagen vindt telkens een gastcollege plaats over een onderwerp dat niet direct gerelateerd is aan een van de drie vakken die u op dat moment volgt. Onderwerp en spreker worden tijdig bekendgemaakt. Gezien de combinatie van geringe frequentie van de colleges en hoge intensiteit van het onderwijs is aanwezigheid steeds verplicht. Slechts bij hoge uitzondering (ernstige ziekte of ongeval) kan een uitzondering worden gemaakt; niet voor bruiloften en partijen.
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
15
Rooster Leergang T&C 1e semester 2009 BLOK 1 Donderdag 26-2 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
State of the art State of the art Root Causes: Drivers & triggers Root Causes: Drivers & triggers
Vrijdag 27-2 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Gastcollege
State of the art Root Causes: Drivers & triggers State of the art State of the art
Zaterdag 28-2 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
State of the art Crisisbeheersing
Donderdag 26-3 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
State of the art State of the art Root Causes: Drivers & triggers Root Causes: Drivers & triggers
Vrijdag 27-3 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Gastcollege
State of the art Root Causes: Drivers & triggers State of the art State of the art
Zaterdag 28-3 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
State of the art Internationale Samenwerking
Donderdag 9-4 09.30 - 17.30 uur
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
TENTAMENS
16
1e semester 2009 BLOK 2 Donderdag 23-4 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
Radicaliserende en Terroristische groepen Radicaliserende en Terroristische groepen Het (de)radicaliserende individu Het (de)radicaliserende individu
Vrijdag 24-4 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Werkcollege Gastcollege Gastcollege
Radicaliserende en Terroristische groepen Het (de)radicaliserende individu Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme
Zaterdag 25-4 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme De MIVD en terrorismebestrijding
Donderdag 14-5 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
Radicaliserende en Terroristische groepen Radicaliserende en Terroristische groepen Het (de)radicaliserende individu Het (de)radicaliserende individu
Vrijdag 15-5 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Werkcollege Gastcollege Gastcollege
Radicaliserende en Terroristische groepen Het (de)radicaliserende individu Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme
Zaterdag 16-5 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
Het Terrorismediscours Filosofie en Ethiek van terrorisme Justitie en terrorismebestrijding
Zaterdag 13-6 09.30 - 17.30 uur
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
TENTAMENS
17
2e semester 2009 BLOK 3 Donderdag 24-9 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Technologie en terrorisme Technologie en terrorisme
Vrijdag 25-9 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Werkcollege Werkcollege Gastcollege Gastcollege Gastcollege
Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Technologie en terrorisme Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken Research Design Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken: Wiskundige netwerkanalyse Research Design: Kennis in Modellen
Zaterdag 26-9 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Hoorcollege Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken Research Design Politie en terrorismebestrijding
Donderdag 29-10 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur
Hoorcollege Gastcollege Hoorcollege Werkcollege
Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Technologie en terrorisme Technologie en terrorisme
Vrijdag 30-10 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 15.30 - 17.30 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur 19.00 - 21.00 uur
Werkcollege Gastcollege Werkcollege Werkcollege Werkcollege Gastcollege Gastcollege Gastcollege
Organisatie en effectiviteit van Contraterrorismebeleid Technologie en terrorisme Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken Research Design Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken Research Design
Zaterdag 31-10 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 09.30 - 12.00 uur 13.00 - 15.00 uur 15.30 - 17.30 uur
Hoorcollege Hoorcollege Hoorcollege Gastcollege Opdrachten
Bruikbaarheid van het TISSUE-model Blinde vlekken Research Design De AIVD en terrorismebestrijding
Zaterdag 14-11 09.30 - 17.30 uur
Voorlopige opzet van het cursusprogramma
TENTAMENS
18