De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme: Een vergelijking tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk
Bachelorscriptie 2012-2013 Thomas M.A. Sevat s0816094 Universiteit Leiden Departement Politieke Wetenschap Internationale Politiek Datum: 30 juni 2013 Scriptiebegeleidster: C.M.C. van Vonno MPhil Aantal woorden: 8599
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Abstract Dit artikel zal ingaan op de sociale constructie van terrorisme evenals het anti-terreurbeleid van westerse staten. De onderzoeksvraag luidt: hoe verschillen staten in de sociale constructie van terrorisme en anti-terreur en op welke wijze zijn deze verschillen te verklaren? Middels een kwantitatieve inhoudsanalyse en kwalitatieve methoden zullen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk op basis van hun sociale constructies worden onderzocht en vergeleken, in de periode 2010-2012. In dit onderzoek is een middenweg gekozen tussen de high-data onderzoeken van Jackson (2007; 2011) en de low-data onderzoeken van Hülsse en Spencer (2008) en Spencer (2012) terzake van de sociale constructie van terreur. Vier kranten vormen in dit onderzoek de belangrijkste data, te weten: The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian en The Daily Telegraph. De Verenigde Staten lijken zich, conform de resultaten uit eerder onderzoek (Jackson 2007; 2011), op een offensieve wijze te bewegen jegens terreur. Opmerkelijk is dat de resultaten vooral voor het Verenigd Koninkrijk opzienbarend en potentieel tegenstrijdig zijn met de realiteit.
Inleiding 11 september 2001, was de dag waarop de gehele wereld vol ongeloof, afschuw en verontwaardiging keek naar New York, Washington en Pittsburgh. Of moet er in plaats van ‘de gehele wereld’ gezegd worden: ‘de gehele westerse wereld’? In bepaalde staten, in het MiddenOosten, werd namelijk gejubeld om de dood van de wereldburgers, of juist ‘om de dood van westerse wereldburgers’? Negenentwintighonderdzevenenzeventig mensen kwamen die dag om het leven, tijdens of vlak na de hierboven genoemde aanslagen.
Deze dag betekende op vele fronten een keerpunt. De gebeurtenissen of eerder de daden en de uitvoerders van deze daden op 11 september werden al snel beschreven. Enkele dagen na 11 september 2001, kwam president G.W. Bush aan het woord: “On September the 11th, enemies of freedom committed an act of war against our country.”
1
Bush had het klaarblijkelijk over
‘vijanden’ en een ‘oorlogsmisdaad’ tegen de Verenigde Staten. Hier leidde de voormalige president eigenlijk al zijn terreurbestrijding in door de aanval te beschrijven als oorlogsdaden. 1
The Guardian, “Text of George Bush’s speech,” The Guardian, 21 september 2001. http://www.guardian.co.uk/world/2001/sep/21/september11.usa13 (Geraadpleegd: 2 juni 2013).
2
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Internationale nieuwszenders en andere media construeerden dit verder, evenals de westerse wereldburgers zelf. Enkele staten in het Midden-Oosten zullen mogelijk een heel andere tekstuele betekenis dan wel constructie gegeven hebben aan deze dag (Wolfsfeld 2011, 48).
Het keerpunt ofwel de terreurbestrijding kreeg een concrete vorm in de oorlog tegen het terrorisme (Jackson 2011, 393) die zich voornamelijk focuste op Afghanistan, aangezien hier de directe dreiging vandaan kwam in de vorm van Osama Bin Laden en zijn terreurgroepering Al Qaida. 2 Deze oorlog is geen oorlog tegen Afghanistan als staat, maar een oorlog tegen de nonstatelijke actoren (Fierke 2010, 190) die terroristen genoemd worden. De oorlog werd gerechtvaardigd en als legitiem beschouwd door de Verenigde Staten doordat de Verenigde Staten eerder de gebeurtenissen op 11 september hadden beschreven en tekstueel hadden geconstrueerd als een oorlogsdaad en niet als een criminele daad. Staten als Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk hebben dan ook meegevochten in Afghanistan tegen de terreur. Osama Bin Laden, het ‘brein’ achter de terreuraanslagen op 11 september, is nu gedood en van de internationale troepenmacht is weinig meer over in Afghanistan.
3
Ook de Verenigde Staten
bouwen langzaam hun leger af en werken in toenemende mate met precisie bombardementen, uitgevoerd door onbemande bestuurbare vliegtuigen, zogenaamde drones (Fierke 2010, 190; Jackson 2011, 393; Shah 2010, 90).
Mogelijk is een bepaalde samenhang te zien tussen het westerse anti-terreurbeleid en de westerse sociale constructie van het terrorisme. Door de verandering in het anti-terreurbeleid van westerse staten is de manier waarop staten terrorisme opvatten en zien mogelijk veranderd. De onderzoeksvraag in dit artikel luidt dan ook: hoe verschillen staten in de sociale constructie van terrorisme en anti-terreur en op welke wijze zijn deze verschillen te verklaren?
Mogelijk is hierdoor weer te verklaren waarom bepaalde westerse staten een specifiek antiterreurbeleid voeren. Binnen deze vraag kan er onderscheid worden gemaakt tussen het extern vinden van oplossingen voor het terreurprobleem of juist interne oplossingen. Op dit specifieke gebied is al redelijk wat onderzoek verricht. Onder andere door Hülsse & Spencer (2008), Jackson (2007; 2011) en Spencer (2012). Sommige onderzoeken zijn echter al van een gedateerde periode te noemen, zoals dat van Spencer (2012) die de Britse terrorism discourse onder de loep nam in de periode 2001-2005. Verdere kijk op dit gebied kan niet alleen relevante en cruciale inzichten
2
Declan Walsch, “Pakistan Is Razing House Where Bin Laden Lived,” The New York Times, 26 februari, 2012. Mark Landler en Helene Cooper, “Obama Will Speed Pullout From War in Afghanistan, ” The New York Times. http://www.nytimes.com/2011/06/23/world/asia/23prexy.html?hp&_r=0 (Geraadpleegd: 18 mei 2013). 3
3
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
geven in de actuele houding van westerse staten jegens het terrorisme, tevens kan er mogelijkerwijs worden vergeleken waarom het eigen onderzoek differentieert ten opzichte van eerder onderzoek. Door het verklarende karakter kan het onderzoek ook het maatschappelijk belang dienen. De wetenschappelijke bevindingen die uit het onderzoek naar voren komen kunnen van betekenis zijn voor het begrip van de burger voor het gedrag van de staat. Een staat die streeft naar vrede en veiligheid voor haar burgers (Hülsse & Spencer 2008, 575; Jackson 2007; Jackson 2011, 393).
Middels een vergelijking tussen twee staten kan nieuw onderzoek op dit gebied tevens veel opleveren. In dit artikel zullen respectievelijk de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk worden onderzocht in de periode 2010-2012. In het onderzoek zullen zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden aan bod komen. Het kwantitatieve onderzoek zal neerkomen op een inhoudsanalyse van vier kranten, te weten: The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian en The Daily Telegraph. De kwalitatieve analyse zal meer ingaan op de latente inhoud van deze kranten (Hülsse & Spencer 2008; Jackson 2007; Jackson 2011; Spencer 2012).
Theoretisch kader Bepaalde perspectieven binnen de leer van internationale betrekkingen proberen het gedrag van de actor, in dit geval van de terroristen, te verklaren. Vanuit een historisch perspectief valt terrorisme te herleiden naar 1789, waar ten tijde van de Franse Revolutie de geweldpleging van de Franse staat jegens haar staatsburgers bestempeld werd als terrorisme (Kiras 2008, 372). Volgens vele onderzoekers is terrorisme hedendaags te omschrijven als “het gebruik van geweld door kleine groepen om politieke verandering tot stand te brengen”(Kiras 2008, 372). O’Neil (2010) formuleert terrorisme anders, namelijk als “the use of violence by non-state actors against civilians in order to achieve a political goal” (2010, 273). Cronin (2002, 39) stelt daarbij dat het terrorisme kan ontstaan uit een links of rechts politiek ideologisch oogpunt. Staten kunnen tevens terrorisme zelf sponsoren (O’Neil 2010, 276) om op deze wijze andere staten te kunnen ondermijnen. Een andere vorm van terrorisme die te onderscheiden is, komt volgens Cronin (2002) neer op religieus terrorisme (Cronin 2002, 39- 41; Kiras 2008, 372-3; O’Neil 2010, 273-276).
Islamitische terreur
Deze religieuze vorm van terrorisme in de vorm van islamitische terreur (Kiras 2008, 375) jegens het Westen zal in dit artikel op de achtergrond centraal staan. De vanuit een islamitisch oogpunt opgerichte terroristische groeperingen, zoals Al Qaida en de Taliban, zijn verantwoordelijk
4
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
geweest voor verschillende terreuraanslagen in de westerse wereld, zoals de aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten (Jackson 2011, 393) alsmede de aanslagen in Londen in 2005. 4 Hierbij was vooral het doden van burgers het voornaamste doel. De heilige oorlog ofwel jihad (Kiras 2008, 377) vormt de basis voor het creëren van een globale islamitische entiteit en het verrichten van internationale oorlogsdaden. De huidige war on terror (Crelinsten 2009, 73), die de Verenigde Staten nog altijd voortzetten, moet ook niet gezien worden als een oorlog tussen staten maar juist tussen staten en non-statelijke actoren, de terroristen (Crelinsten 2009, 73-74; Cronin 2002, 41; Jackson 2011, 393-4; Kiras 2008, 377). In het hierboven geschreven stuk stond terrorisme centraal als actor met een bepaald politiek doel. In dit onderzoek zal verder niet verklaard worden waarom terroristische groeperingen zich op een bepaalde wijze gedragen. Ter verduidelijking van de onderzoeksvraag is het doel van dit onderzoek dan ook niet om het gedrag van deze terroristische groeperingen te verklaren maar om te onderzoeken hoe westerse staten deze islamitische terreur sociaal construeren en hierop anticiperen middels anti-terreurbeleid. In dit artikel zal conceptueel gezien alleen gedoeld worden op islamitische terreur (Kiras 2008, 375) jegens het Westen als er gesproken wordt over terrorisme. Dit is essentieel om in het achterhoofd te houden (Kiras 2008, 375).
Sociale Constructie
Volgens Hülsse en Spencer (2008) kan verondersteld worden dat terrorisme een sociale constructie is (2008, 575). Deze sociale constructie van sociale gedragingen en feiten kan herleid worden naar het sociaal constructivisme (Barnett 2008, 163), een theoretische stroming binnen de internationale betrekkingen. Ingaand op het sociaal construct kan bijvoorbeeld gekeken worden naar een Afghaan. Wat een Afghaan een Afghaan maakt heeft onder andere te maken met een bepaalde identiteit, die naar voren komt uit interesses en handelingen (2008, 163). Tevens worden door derden maar ook door Afghanen zelf bepaalde “symbolen, regels, concepten en categorieën” (2008, 163) verbonden aan het zijn van een Afghaan. Sociale constructie van sociale fenomenen staat volgens Bazerman (1990) in verband met een zogenaamde discourse (1990, 77). “Law, literature, science, religion, politics, and even economics are socially constructed through discourse” (Barnett 2008, 162-3; Bazerman 1990, 77).
4
Michael White, “7/7 five years on: did Labour exaggerate the threat to Britain from Islamist terrorism?,” The Guardian, 8 juli, 2010.
5
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Discourse en terrorisme
Volgens Jackson (2007) worden discourses (2007, 234) ofwel “related sets of ideas, expressed in various kinds of written and spoken texts, and employing a distinct arrangement of vocabularies, rules, symbols, labels, assumptions, narratives and forms of social action” (Jackson 2007, 234) verbonden aan terrorisme. Het gebruik van taal, symbolen en kennis was na de aanslagen in 2001 cruciaal om een sociale constructie te verwerven van het islamitisch terrorisme. Vanuit de westerse politieke elite, de media en later ook het wetenschappelijk veld werd het fenomeen bestempeld als terrorisme. Hieruit valt dus op te maken dat de westerse wereld zelf een gebeurtenis weerspiegelt en begrijpelijk maakt door middel van tekstuele en vocabulaire constructen die aan een bepaald fenomeen dan wel een gebeurtenis worden verbonden: “we all make terrorism what (we say) it is” (Onuf 2009, 54). Volgens Crelinsten (2009) vindt als het ware framing (2009, 73) van het terrorisme plaats met betrekking tot de terrorism discourse (Barnett 2008, 162-3; Crelinsten 2009, 73-4; Hülsse & Spencer 2008, 575; Jackson 2007, 234; Jackson 2011, 390; Onuf 2009, 54). Onderzoeken naar de zogenaamde terrorism discourse zijn onder andere uitgevoerd door Hülsse en Spencer (2008) en Spencer (2012). In deze onderzoeken werd respectievelijk de Duitse en de Britse pers onder de loep genomen. Opmerkelijk was dat binnen deze onderzoeken een belangrijke tweedeling te zien was. Terrorisme werd ofwel besproken en beschreven als oorlog of het werd gezien als criminaliteit. Duitsland kenmerkte zich door eerst een oorlogsconstructie te creëren inzake de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 588). Echter blijkt Duitsland de laatste jaren het terrorisme sociaal te construeren als een misdaad ofwel criminaliteit. Hier zijn mogelijk weer implicaties aan verbonden met betrekking tot het buitenlandbeleid van Duitsland. Jackson (2005) beschrijft dan ook dat er een politiek doel (2005, 25) wordt nagestreefd door middel van de constructie van de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 577). Spencer (2012) vond tevens een sociale constructie van het terrorisme die voornamelijk gericht was op oorlog. Hier doelde Spencer (2012) op het Verenigd Koninkrijk, in de periode 2001-2005. Het is hierdoor relevant om te onderzoeken of staten verschillen in de sociale constructie van terrorisme. In zowel het onderzoek van Hülsse en Spencer (2008) als het onderzoek van Spencer (2012) werd gebruik gemaakt van metaforen (2012, 400) om de discourse (2012, 400) vast te leggen. Door een bepaalde bekende term of woordkeuze te linken aan het onbekende, creëert de metafoor als het ware een realiteit. In Duitsland werd er bijvoorbeeld op 11 september bericht over ‘kamikaze piloten’ (Hülsse & Spencer 2008, 581). De metaforen geven eigenlijk de sociale
6
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
constructie weer, waarop passend beleid mogelijk kan worden toegepast (Hülsse & Spencer 2008, 588; Jackson 2005, 25; Spencer 2012, 393-400).
Counterterrorism discourse
Jackson (2007; 2011) poogt door middel van soortgelijk onderzoek een verklarend beeld te kunnen schetsen van de counterterrorism discourse (Jackson 2011, 390). De oorlog tegen het terrorisme, die nog altijd woedt, is volgens Jackson (2011, 392) net als de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 572) sociaal geconstrueerd door middel van het publieke debat en het taalgebruik. Jackson (2011) stelt dat door het gebruik van een bepaalde connotatie dat aan de counterterrorism discourse (2011, 392) wordt gegeven, door regeringsleiders, er een bepaalde associatie gelegd kan worden met de verklaring voor en legitimatie (Gunning 2007, 377) van een staat haar daadwerkelijke anti-terreurhouding en beleid jegens bepaalde staten of non-statelijke actoren (Gunning 2007, 377; Hülsse & Spencer 2008, 572; Jackson 2011, 390-392). Jackson (2007; 2011) heeft onder andere een onderzoek verricht naar de counterterrorism discourse (Jackson 2007, 236) van de Europese Unie en de Verenigde Staten. De discourse (2007, 236) van de Europese Unie is vervolgens met de counterterrorism discourse (2007, 236) van de Verenigde Staten vergeleken. Belangrijke bevindingen uit dit onderzoek waren dat kort na de aanslagen in 2001, het terrorisme vanuit Europees (EU) perspectief vooral gezien werd als een buitenlandse kwestie. Toen zich in 2004 en in 2005 ook op het Europese continent aanslagen voordeden, in Europese hoofdsteden als Madrid en Londen, veranderde de counterterrorism discourse (2007, 236) van een externe kwestie, naar zowel een interne als externe kwestie. Een belangrijk verschil dat Jackson (2007) vond in de tekstuele analyse van de beide actoren was dat in de Europese Unie het terrorisme vaker wordt geconstrueerd als criminele daden. Dit in tegenstelling tot de westerse bondgenoot, de Verenigde Staten, die het nog altijd als acts of war (2007, 238) beschouwen. De Verenigde Staten passen als gevolg van de constructie van de counterterrorism discourse (2007, 236) ook in het daadwerkelijke beleid van de staat een offensieve positie met betrekking tot een militaire oorlogshouding toe. De Europese Unie richt zich echter vooral op het justitiële gebied qua anti-terreurmaatregelen. Aangezien in de EU discourse terrorisme voornamelijk bestempeld wordt als criminaliteit, lijken de justitiële maatregelen op het gebied van terreurbestrijding een logisch gevolg (Gunning 2007, 377; Hülsse & Spencer 2008, 572; Jackson 2007, 236-7; Jackson 2011, 390-2). Ook merkte Jackson (2011) op dat een verschuiving had plaatsgevonden in de counterterrorism discourse (2011, 390) van de Verenigde Staten in het afgelopen decennium. Een vergelijking
7
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
tussen het terreurbestrijdingsbeleid van voormalig president G.W. Bush en het beleid dat gevoerd wordt door president Obama stond hier centraal. Aangezien de oorlog tegen het terrorisme nog altijd standhoudt onder de huidige president Obama is het niet verrassend dat de Verenigde Staten terrorisme nog altijd meer construeren als oorlog dan als een criminaliteit. Een opmerkelijke bevinding van Jackson (2011) was dat de counterterrorism discourse (2011, 390) verwevenheid vertoont met de cultuur in de Verenigde Staten (Jackson 2011, 390-4). Doordat de Verenigde Staten gegrondvest zijn op waarden als vrijheid, vrede en democratie, zal een dagelijkse confrontatie met terrorisme, door middel van mediaberichtgeving hierover, de patriottistische gevoelens onder de bevolking blijven aanwakkeren. Ook wordt de culturele identiteit in de Verenigde Staten versterkt door overmatig gebruik van symbolen, zoals de nationale vlag en het oprichten van instituties ten behoeve van de veiligheid van de staat maar ook de verkoop van gasmakers en overlevingspakketten voor gezinnen, in het geval van een terroristische aanslag. Door deze uitgebreide culturele betrokkenheid van de bevolking tegen het terrorisme stelt Jackson (2011) dat als de counterterrorism discourse (2011, 390), die verweven is met de identiteit van het volk, standhoudt, het enorm lastig is om de offensieve koers van de Verenigde Staten, voor wat betreft het buitenlandse beleid, te doen afzwakken. Verandering in de offensieve tactiek is er wel gekomen. Veel militairen uit de VS evenals eenheden van bondgenoten zijn voor een groot deel teruggetrokken uit Afghanistan. Veelvuldig worden echter door de Verenigde Staten de laatste jaren drone attacks (Shah 2010, 113) uitgevoerd in Afghanistan, Pakistan, Somalië en Yemen om op deze wijze terroristische netwerken uit te schakelen 5 (Jackson 2011, 390-407; Shah 2010, 113).
Oorlog versus criminaliteit
Aan de hand van het criminal justice model (Crelinsten 2009, 52), (zie Figuur 1) dan wel het war model (2009, 239) zal deze tweedeling, die gevonden is in eerder onderzoek naar de discourses (Jackson 2011, 390), worden verduidelijkt in dit artikel. Beide modellen hebben volgens Crelinsten (2009) betrekking op de zogenoemde hard power (2009, 239) aanpak van de terreurbestrijding (Crelinsten 2009, 52-239; Jackson 2011, 390).
5
Jo Becker & Scott Shane, “Secret ‘Kill List’ Proves a Test Of Obama’s Principles and Will,” The New York Times, 29 mei, 2012.
8
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Figuur 1 Criminal Justice versus War model
6
Het criminal justice model (2009, 52) is een model dat beschrijft op welke wijze terreurbestrijding intern aan te pakken is. Als een staat reageert vanuit het criminal justice model (2009, 52), dan zal het terrorisme hoogstwaarschijnlijk zien als een criminaliteit. Na de aanslagen op 11 september 2001 was wereldwijd een tendens te zien dat staten hun wetgevingen aanpasten aan de gebeurtenissen op die dag, want iets is immers pas strafbaar als de daad ook omschreven staat als een strafbaar feit, in de wet van een staat (Crelinsten 2009, 52-239; Jackson 2011, 390). Het oorlogsmodel gaat in op de offensievere ofwel externe aanpak van het terrorisme (zie Figuur 1). Het terrorisme wordt hier beschouwd als een oorlogsdaad. Dit is te relateren aan de discourse (Hülsse & Spencer 2008, 572) over het terrorisme. Vormen van terreurbestrijding zijn in dit model vooral te vinden in de militaire hoek. Hierbij moet gedacht worden aan interventies zoals in Afghanistan maar tevens aan de huidige drone attacks (Shah 2010, 113), die bijvoorbeeld worden uitgevoerd door de Verenigde Staten in staten als Pakistan. Het unilateraal ondernemen van actie jegens de terroristen, zonder de goedkeuring te vragen van welk staat dan ook behoort dan ook tot de mogelijkheden volgens dit model. Bepaalde staten kunnen namelijk in meerdere mate gebonden zijn aan bepaalde normen die gelden binnen een bepaalde orde (Crelinsten 2009, 64; Finnemore & Sikkink 1998, 891; Hülsse & Spencer 2008, 572; Shah 2010, 113). Aangezien Jackson (2007; 2011) vooral kijkt naar de Verenigde Staten en Hülsse (2008) en Spencer (2008; 2012) voornamelijk kijken naar de Europese staten voor wat betreft het discourse (2008, 572) onderzoek mist een vergelijkend onderzoek naar meerdere westerse staten in de huidige literatuur. Het is daarom wetenschappelijk relevant om een onderzoek op dit gebied te creëren naar een vergelijking tussen twee vooraanstaande en tevens op elkaar lijkende westerse staten,
6
Met betrekking tot de horizontale as, heeft het begrip space (Crelinsten 2009, 238) te maken met de korte termijn aanpak van terreur en het begrip time met de terreurbestrijdingstactieken op de langere termijn.
9
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
betreffende de hard power anti-terreur mogelijkheden. Of en hoe westerse staten van elkaar verschillen met betrekking tot hun sociale constructen van terrorisme en terreurbestrijding zal in dit onderzoek mogelijk kunnen worden verklaard. Door een mix van onderzoeksmethoden toe te passen, zowel kwantitatief als kwalitatief, krijgt dit onderzoek naar de discourses een vernieuwend karakter ten opzichte van eerder onderzoek. Ook de periode van onderzoek speelt hierin een grote rol. Het inmiddels gedateerde werk van Spencer (2012) uit de periode 2001-2005 kan opnieuw getest worden in een latere periode. Tot slot zou het opnieuw meten van de sociale constructies in westerse staten een hoop duidelijkheid kunnen scheppen in het differentiërend anti-terreurbeleid. Hieruit volgend kan de volgende hypothese worden opgesteld (Hülsse & Spencer 2008, 572): Staten die terrorisme beschouwen als een oorlogsdaad zijn meer geneigd extern (offensief) actie te ondernemen tegen het terrorisme dan staten die terrorisme meer als een criminaliteit beschouwen.
Methoden van onderzoek
Opzet en Casusselectie
Voor de casusselectie is in acht genomen wat eerdere onderzoeken op hetzelfde gebied hebben voortgebracht. Hülsse en Spencer (2008) kijken in hun onderzoek naar Duitsland. Onderzoeken van Jackson (2007; 2011) hebben inzicht gegeven over de Europese Unie (2007, 239) en over een mogelijke verandering van de discourse (2011, 391) binnen de Verenigde Staten. Aangezien er ook onderzoek is verricht naar de sociale constructie van counterterrorism (2007, 239), zullen alle capabele actoren worden meegenomen. Hier wordt gedoeld op zowel een potentiële mogelijkheid van een staat om een externe verdedigings- dan wel aanvalsstrategie toe te passen, evenals een interne oplossing voor het terrorisme probleem te vinden. Deze beide strategische koersen zijn niet toegankelijk in het onderzoek van Jackson (2007) over de Europese Unie. Zoals Jackson (2007) erkent, heeft de Europese Unie als institutie geen noemenswaardige militaire mogelijkheden dan wel legermacht om een externe aanval uit te voeren. Daarnaast mag Duitsland geen offensief militair apparaat aansturen in verband met de Tweede Wereldoorlog. Zo werd gezocht naar twee westerse actoren die veel gelijkenissen hebben en tevens alle mogelijke antiterreurmiddelen ter beschikking hebben als staat. In dit onderzoek is uiteindelijk gekozen voor een vergelijking tussen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, in de periode 2010 tot en met 2012, aangezien in het geval van deze twee staten sprake is van most similar cases (Hague &
10
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Harrop 2007, 92-3). Beide staten zijn militair capabele actoren en hebben terroristische aanslagen te verduren gehad op eigen bodem. Bovendien zijn beide staten tevens vrij snel de oorlog tegen het terrorisme gestart. 7 Dit onderzoek zou dan ook als een comparative case study (Swanborn 2010, 15) kunnen worden opgevat (Hague & Harrop 2007, 92-3; Hülsse & Spencer 2008, 583; Jackson 2007, 239; Jackson 2011, 391-3; Swanborn 2010, 15).
Data analyse
In het eerdere onderzoek op dit gebied, dat is uitgevoerd door Hülsse en Spencer (2008), is gebruikt gemaakt van de media in termen van het vastleggen van de discourse (2008, 583). Jackson (2011) maakte in zijn onderzoek gebruik van speeches en officiële beleidsdocumenten van overheidsinstellingen in de Verenigde Staten. Hülsse en Spencer (2008) hadden zich gefocust op Duitsland en de twee onderzoekers legden discourse (2008, 583) data vast afkomstig uit de krant, de Bild Zeitung (2008, 583). Waar Jackson (2007; 2011) dus vooral onderzoek deed naar zogenoemde high data (Hülsse & Spencer 2008, 580), keken Hülsse en Spencer (2008) specifiek naar de low data (2008, 580) uit de zogenoemde tabloid (2008, 580) pers. Het is niet te zeggen of de twee verschillende vormen van data tot andere onderzoeksresultaten leiden omdat de onderzoekers verschillende staten of instituties onderzochten. Ondanks dat er natuurlijk vrij puur naar de media wordt gekeken in het kwantitatieve deel van het onderzoek is het volgens Hülsse en Spencer (2008) niet zo dat hiermee dan alleen conclusies met betrekking tot de media discourse getrokken kunnen worden. Aangezien de media verslag doen van de politiek, en de kranten gelezen worden door het publiek, kan worden verondersteld dat deze discourse representatief is voor de gehele staat. Daarom is in dit onderzoek een tussenweg gekozen voor wat betreft de high en de low data (Jackson 2008, 580) onderzoeken (Hülsse & Spencer 2008, 580-3; Jackson 2011, 402; Spencer 2008, 393). In dit artikel zullen de data zowel op een kwalitatieve als een kwantitatieve (Babbie 2010, 422) manier worden onderzocht. De kwalitatieve wijze zal neerkomen op de letterlijke beschrijving van de terrorism- evenals de counterterrorism discourse (Jackson 2011, 397). Het kwantitatieve (Babbie 2010, 422) deel van het onderzoek naar de discourse (Jackson 2011, 397) zal gedaan worden middels een content analysis (Babbie 2010, 333) ofwel inhoudsanalyse. Voor de inhoudsanalyse zal gebruik gemaakt worden van een codeerschema. De units of analysis in het kwantitatieve deel komen neer op de woorden, die voorkomen als indicatoren. Deze woorden
7
Michael White, “7/7 five years on: did Labour exaggerate the threat to Britain from Islamist terrorism?,” The Guardian, 8 juli, 2010.
11
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
behoren de discourse (Jackson 2011, 397), en daarmee mogelijk het sociale construct, te meten 8 (Babbie 2010, 333-422; Jackson 2011, 391-8).
Omdat Jackson (2007; 2011) voor de terrorism discourse (2011, 397) analyses doet naar zinsdelen of gehele zinnen, zal er tevens in het kwalitatieve deel gebruik worden gemaakt van de weergave van deze zogenaamde narratives (2011, 391) als unit of analysis (Babbie 2010, 98). Hülsse en Spencer (2008) gebruiken in hun artikel zogenaamde metaphors (2008, 581) als units of analysis (Babbie 2010, 98). Dit brengen de twee onderzoekers naar voren in de vorm van woorden. In de analyse in dit onderzoek zal niet zozeer ingegaan worden op de metaforen, maar juist op woorden die gerelateerd zijn aan de discources. De narratives (2011, 391) methode, die Jackson (2011) gebruikt, zal in dit onderzoek worden toegepast voor wat betreft de analyse in het kwalitatieve deel (Babbie 2010, 98; Hülsse & Spencer 2008, 581; Jackson 2011, 391-397).
Daarnaast zal ook gebruik worden gemaakt van secundaire databronnen om mogelijke vergelijkingen te trekken met de gevonden resultaten. Op deze wijze vindt triangulatie (Swanborn 2010, 108) plaats. Dit vergroot de geldigheid of wel de validiteit van het onderzoek. Tevens is er een pre-test uitgevoerd met betrekking tot de kwantitatieve analyse, (zie Appendix C) (Babbie 2010, 98-422; Field 2009, 688-695; Jackson 2011, 391-397; Hülsse en Spencer 2008, 581; Swanborn 2010, 108).
Data collectie
In totaal wordt gekeken naar vier kranten, twee kranten per staat, in de periode 2010-2012. De kranten zijn gekozen op basis van hun positie in het politieke spectrum voor wat betreft de politieke verslaggeving. Dit is gedaan om een mogelijke bias (Wolfsfeld 2011, 28) in de data te verkleinen. Voor de kranten uit de Verenigde Staten, is gekozen voor The New York Times die als relatief links kan worden beschouwd en The Wall Street Journal die respectievelijk als conservatievere krant kan worden gezien. The Guardian en The Daily Telegraph zijn gekozen voor het Verenigd Koninkrijk. Voor alle kranten geldt dat de gevonden data alleen gecodeerd zouden worden als de artikelen nieuws brachten over de eigen staat. Dit is cruciaal gezien de richting van de inhoudsanalyse en de uiteindelijke resultaatvorming per staat. Gezien de beperkte tijdsperiode, die voorgeschreven stond voor de uitvoering van het onderzoek, zijn er consequenties met betrekking tot de grootte van het onderzoek. Er zijn daarom tien artikelen per
8
Op basis van de gevonden resultaten zal gekeken worden naar enkele statistische toetsen zoals de chi-kwadraat test (Field 2009, 688) en de waardes van de Pearson Phi (2009, 695).
12
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
krant geselecteerd, wat een totaal sample (Babbie 2010, 217) oplevert van veertig artikelen. 9 De populatie, waaruit het sample (2010, 217) getrokken is, komt neer op 1863. Daarna werd aan de hand van de inhoud de krant als bruikbaar verklaard of werd deze verworpen. Het tijdvak waarin gezocht is, is de periode 2010 tot en met 2012. Dit specifieke tijdvak is gekozen aangezien veel troepen van beide staten zijn teruggetrokken uit Afghanistan gedurende deze periode en er andere vormen van verdediging, zoals de drone attacks (Shah 2010, 113) veelvuldig zijn toegepast. De methode van data collectie zal in dit onderzoek neerkomen op een content analysis (Babbie 2010, 199). De inhoudsanalyse (Hsieh & Shannon 2005) is handmatig uitgevoerd in plaats van met een computerprogramma. Aangezien maar één persoon de inhoudsanalyse heeft uitgevoerd door middel van het coderen van alle artikelen, is dit een potentieel gevaar voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Hier is kennis van genomen door de onderzoeker zelf. Gezien de tijd die gegeven is voor het schrijven van dit artikel was dit een overwogen keuze (Babbie 2010, 199- 217; Hsieh & Shannon 2005, 1277-80; Wolsfeld 2011, 28).
Operationalisering
De afhankelijke variabele in het onderzoek komt neer op de counterterrorism discourse (Jackson 2011, 390). In het onderzoek zal de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 572) de onafhankelijke
variabele
vormen.
De
afhankelijke
variabele
in
het
onderzoek
zal
geoperationaliseerd worden aan de hand van het interpreteerbare anti-terreurbeleid wat mogelijk naar voren komt uit de discourse evenals het daadwerkelijke evidente anti-terreurbeleid van beide staten. De afhankelijke variabele zal opgesplitst worden in twee categorieën die het concept terreurbestrijding behoren te meten. Namelijk extern of intern beleid. De variabele komt dus neer op een gedichotomiseerde nominale variabele. Dit laatste geldt tevens voor de onafhankelijke variabele, het sociale construct van het terrorisme. Deze variabele zal aan de hand van de terrorism discourse worden geconstrueerd. Aangezien een differentiatie schijnt te bestaan tussen terrorisme als oorlog en terrorisme als criminaliteit, wat naar voren komt uit onderzoek van Hülsse en Spencer (2008) evenals onderzoek van Jackson (2011), zal de dichotomie, oorlog – criminaliteit, de basis vormen van de onafhankelijke variabele qua categorieën (Babbie 2010, 1617; Hülsse en Spencer 2008, 572-83; Jackson 2011, 390-409). Aan deze zogenoemde categorieën van de afhankelijke en de onafhankelijke variabele zijn weer verschillende indicatoren verbonden. Deze indicatoren vormen het fundament van het codeerschema. Indicatoren als Yemen, Somalië en Pakistan, kunnen bijvoorbeeld meten of de
9
De data zijn random geselecteerd uit de krantendatabank, Factiva, door middel van een random number generator.
13
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Verenigde Staten dan wel het Verenigd Koninkrijk deze staten zien als broednesten voor terreur en tevens of deze staten mogelijk moeten worden aangevallen, in termen van terreurbestrijding. De indicatoren die gebruikt zijn in het onderzoek zijn verkleind om zo meerdere woorden te kunnen omvatten, (zie Tabel 1). Met de indicator ‘war’ wordt dus niet alleen het woord oorlog omvat maar tevens langere woorden die kunnen voorkomen, zoals het meervoud ‘wars’, of woorden als ‘warlord’, ‘warrior’, ‘warchief’ et cetera. Deze indicatoren zijn gekozen op basis van eerdere onderzoeken van Jackson (2007; 2011), Hülsse en Spencer (2008) en Spencer (2012) evenals op basis van het model van Crelinsten (2009) (zie Figuur 1), de berichtgeving in de kranten en de pre-test (zie Appendix C) (Babbie 2010, 16-17; Crelinsten 2009, 239; Hülsse & Spencer 2008, 583-4; Jackson 2011, 409; Spencer 2012, 393).
Pre-test
Uit de statistische resultaten van de pre-test, (zie Appendix C) is naar waarschijnlijkheid op te maken dat de Verenigde Staten, terrorisme, meer zien als een oorlog dan als een criminaliteit. 10 Bij het Verenigd Koninkrijk construeert de media het ongeveer om het even, zowel een oorlog als criminaliteitsconstructie komt beide vrijwel evenveel voor. Het is dan ook niet verrassend te noemen dat de Verenigde Staten de counterterrorism discourse (Jackson 2011, 391) in grotere mate construeren als een externe aangelegenheid (66%) tegenover een interne bestrijding van terreur (24%), mede door de hoge oorlogsconstructie in de terrorism discourse (Jackson 2011, 390), die respectievelijk neerkwam op 81%. Bij het Verenigd Koninkrijk is bij de counterterrorism discourse juist een ander beeld te zien namelijk dat er een iets grotere neiging is naar de interne oplossing van het probleem, op justitieel gebied (Jackson 2011, 390-1). Sommige indicatoren zijn gewist omdat deze niet relevant bleken te zijn met betrekking tot de resultaten van de pre-test, (zie Appendix C). ‘Judicial’ is zo’n woord. Echter is wel zorgvuldig gekeken naar de woorden voordat deze mogelijk als irrelevant zijn beschouwd. Woorden als ‘prison’ en ´detention´ leverden bijvoorbeeld bij The Daily Telegraph geen hits op, dit in tegenstelling tot de kranten uit de Verenigde Staten. Mogelijk kan dit te maken hebben met het Amerikaans-Engelse vocabulaire dan wel met de verschillende schrijfstijlen die de nieuwsmedia toepassen. De indicator ‘jurisdiction’ deed het over het algemeen slecht. ‘Jurisdiction’ leverde slechts twee bruikbare indicaties op voor de twee kranten uit de VS en geen enkele indicatie voor de Britse kranten, (zie Appendix B). Deze indicatoren zijn vervangen door de indicatoren: ‘arrest’ en ‘police’. 10
De chi-kwadraat test evenals de Pearson Phi waarde zijn significant uitgevallen. Er is dus sprake van een mogelijke samenhang tussen de variabelen. Tevens berust deze samenhang niet op toeval.
14
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Indicatoren Discourse Extern (AV) / Oorlog (OV) militant military war attack Yemen Somalia Pakistan death fight threat drone troops kill
Intern (AV) / Criminaliteit (OV) justice jurisdiction crime criminal judge law legal prison court detention suspect police civil arrest
Tabel 1 Indicatoren van de discourse van de afhankelijke variabele (AV), het sociale construct van counterterrorism en de onafhankelijke variabele (OV), het sociale construct van het terrorisme.
Weging
Daarnaast is er twijfel geweest over een mogelijke weging in de analyse met betrekking tot de kranten, (zie hiervoor Appendix D). Ondanks dat de tien artikelen, voor elk van de vier in het onderzoek meegenomen kranten, random zijn gekozen bleken vooral de krantenartikelen afkomstig uit de Verenigde Staten een grotere omvang te hebben. The New York Times telt ongeveer twee keer het aantal woorden in de artikelen dan The Daily Telegraph. Dit zou mogelijke problemen kunnen opleveren voor de betrouwbaarheid evenals de geldigheid van het onderzoek (Swanborn 2010, 36). Echter is het niet per definitie zo dat een weging in dit onderzoek een juiste beslissing is. Het totaal aantal woorden, van de tien artikelen, van The Guardian telde zo ongeveer duizend meer woorden dan de krant met de minste omvang qua totaal aantal woorden per alle artikelen, The Daily Telegraph. Opmerkelijk is echter dat The Guardian op basis van het totaal aantal bruikbare woorden voor de analyse (hits qua indicatoren) een stuk achterbleef op The Daily Telegraph. Mogelijk ligt dit aan de schrijfstijl van de nieuwsartikelen. Daarom is er voor gekozen om de uitgevoerde weging niet als beslissend resultaat mee te nemen in de hoofdanalyse en -resultaten van het onderzoek. Tevens zijn de statistische waarden die gevonden zijn in de gewogen analyse voor de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 572) niet significant, (zie Appendix D). De waarden voor de terreurbestrijding discourse zijn echter wel significant bevonden (Hülsse & Spencer 2008, 572).
15
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Resultaten
Terrorisme
Ten eerste is op te merken uit de inhoudsanalyse, (zie Tabel 2), dat de Verenigde Staten verschillen van het Verenigd Koninkrijk voor wat betreft de terrorism discourse (Hülsse & Spencer 2008, 572). Uit de resultaten is te beschouwen dat zowel de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk hoog scoren op het gebied van de sociale constructie van het terrorisme als oorlog in de periode 2010-2012. Beide staten beschouwen terrorisme, in deze periode, waarschijnlijk meer als oorlog dan als criminaliteit. Dit komt neer op 80% voor de Verenigde Staten en bijna 70% voor het Verenigd Koninkrijk. De sociale constructie van het terrorisme in de trant van criminaliteit komt respectievelijk neer op 20% voor de VS en zo’n 31% voor het Verenigd Koninkrijk. Dit is met enige waarschijnlijkheid te veronderstellen, gezien de significantie van beide statistische toetsen. Het statistisch aangetoonde verschil dan wel de relatie tussen de beide staten berust dus niet op toeval 11 (Babbie 2010, 333; Field 2009, 688-95; Hülsse & Spencer 2008, 570-2). Ook de narratives, die afkomstig zijn uit eigen onderzoek, laten zien dat de Verenigde Staten zowel de terroristen als de daden van de islamitische terroristen zien als oorlog. Dit blijkt onder andere uit de volgende narratives: “prosecute any U.S. citizen who has engaged in acts of war against the United States,'' Mr. Romney wrote” 12, “strikes against militants who routinely attack U.S.-led troops in Afghanistan.”
13
Zoals te lezen is, wordt veelvuldig geschreven over
oorlogsdaden, die gepleegd worden door terroristen, tegen de Verenigde Staten. Dit is in overeenstemming met de gevonden resultaten uit de inhoudsanalyse. Met betrekking tot de criminaliteit categorie is ook één narrative te vinden: “Enemy combatants will get their day in court but won't be treated as common criminals who can invoke Miranda rights.” 14 Toch komt in deze narrative ook het woord ‘enemy combatants’ voor, wat meer neigt naar oorlog dan criminaliteit (Jackson 2011, 402). Het valt op dat het eigen onderzoek gelijkenissen vertoont met eerdere onderzoeken en onderzoeksresultaten van Jackson (2007, 2011) (Jackson 2011, 402).
11
Met betrekking tot de statistieken, is een chi-kwadraat test (Field 2009, 688) uitgevoerd en is gekeken naar de Pearson Phi (2009, 695) waarde. De chi-kwadraat-test (2009, 688) is significant uitgevallen. De Phi waarde is wat minder opzienbarend, echter wel significant. Het significantieniveau wijst mogelijk op een samenhang tussen de variabelen. 12 Charlie Savage, “Mostly in Echo, Rivals Discuss Reach of Power,” The New York Times, 30 december, 2011. 13 Julian E. Barnes en Adam Entous, “World News: U.S. pushes Pakistan on CIA effort,” The Wall Street Journal, 25 oktober, 2010. 14 The Wall Street Journal, “All the President’s Detainees; What do you know, a consensus emerges on antiterror policy,” The Wall Street Journal, 30 december, 2011.
16
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Terrorisme Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Terrorism Discourse
Oorlog 80% (187) Criminaliteit 20% (48) Totaal 100% (235)
69% (114) 31% (51) 100% (165)
Totaal 75% (301) 25% (99) 100% (400)
Tabel 2 Frequentietabel met percentages en de (N) waarden van de sociale constructie van terrorism per staat. χ² (df 1) = 5.7204, p <.05. Pearson Phi = -0.12, p <.05. N = 1863.
Ook uit secundaire data kwamen naar voren dat zowel voormalig president G.W. Bush evenals de huidige president van de Verenigde Staten, Obama, vrijwel niet van elkaar verschillen voor wat betreft de hierboven, uit eigen onderzoek, gevonden resultaten met betrekking tot de terrorism discourse (Jackson 2011, 390). Obama sprak over “terrorists who want to kill as many of our people as they possibly can” (2011, 404) en tevens over “Al Qaeda terrorists and their affiliates are at war with the United States” (2011, 404). Ook hieruit valt af te leiden dat de Verenigde Staten islamitisch terrorisme nog altijd in grote mate lijken te beschouwen en sociaal te construeren als een oorlogsdaad in plaats van een misdaad of criminele daad. Deze constructie kent zijn herkomst vlak na de aanslagen op 11 september 2001, toen voormalig president, G.W. Bush, de aanslagen als “an act of war” (2011, 393) omschreef (Jackson 2007, 243; Jackson 2011, 390-404). Met de statistische gegevens in het achterhoofd, lijkt het Verenigd Koninkrijk ook voor wat betreft de narratives een mildere oorlogsconstructie te vormen van het islamitisch terrorisme dan de Verenigde Staten. Als het gaat over terrorisme wordt er onder andere geschreven over:“Fears are growing that Islamic extremists could try to mount a Mumbai-style attack on Britain, where armed terrorists attack crowds, killing indiscriminately.” from Islamist militants.”
16
15
en “of the continuing terrorist threat
Indicatoren als ‘aanvallen’ en ‘dreiging’ waren veelvuldig terug te
vinden in de Britse terrorism discourse, (zie Appendix B). Hieruit is voor een groot deel het hoge percentage voor de categorie, ‘oorlog’, in deze analyse te verklaren. Echter is er ook wat te zeggen voor de criminaliteitsopvatting. Dit is terug te zien in de volgende narratives “investigating people suspected of being involved in terrorism” 17, “the most dangerous terrorist suspects will still be subjected to tight restrictions on their liberty.” 18 Woorden als ‘verdachten’ en ‘beperkingen’ illustreren een mogelijke rechtsgang en de daaruit volgende detentie van terroristen (Jackson 2011, 402). 15
Duncan Gardham, “Al-Qaeda plotting UK terror campaign; Terrorist target airports and transport in London,” The Daily Telegraph, 8 januari, 2011. 16 Michael White, “7/7 five years on: did Labour exaggerate the threat to Britain from Islamist terrorism?,” The Guardian, 8 juli, 2010. 17 Richard Norton-Taylor, “How much are we really under threat from terror attacks?,” The Guardian, 17 september, 2010. 18 Duncan Gardham, “Al-Qaeda plotting UK terror campaign; Terrorist target airports and transport in London,” The Daily Telegraph, 8 januari, 2011.
17
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
De bevindingen voor het Verenigd Koninkrijk, uit eigen onderzoek in de periode 2010-2012, lijken aan te sluiten bij de onderzoeksresultaten van Spencer (2012) uit de periode 2001-2005. Voor een overgroot deel werd binnen het Verenigd Koninkrijk gecommuniceerd over “acts of war” (Spencer 2008, 401). Doordat deze zeer directe vergelijking van terreur met oorlog maar één keer teruggekomen is in de eigen analyse, gedurende de periode 2010-2012, roept dit de nodige vraagtekens op. ‘De oorlog tegen het terrorisme’ is dan ook een onzorgvuldige constructie, volgens de Britse Home Secretary Theresa May. De aanslagen op 11 september waren volgens haar dan ook een criminele daad.
19
Mogelijk vervullen enkele indicatoren voor het attribuut
‘oorlog’ een dubbele rol. In het VK kunnen indicatoren als een aanslag, dan wel een ‘aanval’, dan wel een ‘dreiging’ dus potentieel opgevat worden als een criminaliteit en niet per se als een oorlogsdaad. Hierdoor scoort het Verenigd Koninkrijk ook hoog op het gebied van hits in de analyse, (zie Appendix B). Mogelijk is dus de constructie van de indicatoren in deze analyse voor het Verenigd Koninkrijk onjuist, echter hoeft dit niet per definitie zo te zijn. Het is namelijk opzienbarend dat de specifieke termen ‘crime´ en ´criminal´ tevens weinig voorkwamen in de resultaten van het VK. In de pre-test was er juist op dit gebied een vergelijkbaar beeld te zien voor het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de categorie criminaliteit, (zie Appendix C) (Babbie 2010, 333; Jackson 2011, 402; Spencer 2012, 401).
Counterterrorism
Met de eerdere resultaten, inzake de terrorism discourse, vers in het geheugen zal nu een kijk gegeven worden op de sociale constructie van counterterrorism (Jackson 2011, 391) van beide staten. Of beide staten tevens verschillen van elkaar wat betreft de sociale constructie van terreurbestrijding zal mogelijk duidelijk worden. Doordat de counterterrorism discourse (2011, 397) nauw samenhangt met beleid, dat gevoerd wordt, is het verschil tussen de discourse en het beleid soms nihil te noemen. Daarom kunnen ook voorzichtige relaties getrokken worden met het daadwerkelijke anti-terreurbeleid van de twee staten (Field 2009, 688; Jackson 2011, 391-397). Het significante resultaat dat gevonden is, (zie Tabel 3), wijst er mogelijkerwijs op dat er samenhang bestaat tussen de variabelen. 20 Het is namelijk juist wel zo dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waarschijnlijk van elkaar verschillen voor wat betreft de sociale constructie van counterterrorism discourse (Jackson 2011, 397).
19
Richard Norton-Taylor, “MI5 former chief decries ‘war on terror,” The Guardian, 2 september 2011. http://www.guardian.co.uk/uk/2011/sep/02/mi5-war-on-terror-criticism (Geraadpleegd: 19 mei 2013). 20 De waarde van de Pearson Phi (Field 2009, 688) geeft aan dat er een relatie is. Deze samenhang berust dus niet op toeval.
18
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Terreurbestrijding Counterterrorism Discourse Extern Intern totaal
Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
totaal
65% (368) 35% (200) 100% (568)
53% (398) 47% (360) 100% (758)
16% (30) 84% (160) 100% (190)
Tabel 3 Frequentietabel van de sociale constructie van counterterrorism per staat. χ² (df 1) = 137.077, p <.05. Pearson Phi = -0.43, p <.05. N = 1863.
Uit Tabel 3 kan worden opgemaakt dat de Verenigde Staten qua discourse (Hülsse & Spencer 2008, 576) veel grotere neigingen hebben om extern te reageren op het islamitisch terrorisme dan het Verenigd Koninkrijk, in de periode 2010-2012. Een overduidelijke 65% van de berichtgeving uit de Verenigde Staten versus 16% van de berichtgeving uit het Verenigd Koninkrijk betrof een externe sociale constructie van de anti-terreur van de beide staten. Het Verenigd Koninkrijk lijkt in veel grotere mate (84%) intern te reageren op het islamitisch terrorisme dan de Verenigde Staten (35%). Dit soort resultaten waren te verwachten voor wat betreft de Verenigde Staten echter is dit resultaat verrassend voor het Verenigd Koninkrijk (zie Tabel 2) (Field 2009, 688; Hülsse & Spencer 2008, 576; Jackson 2011, 397). Uit eigen onderzoek kwamen voor de Verenigde Staten de volgende narratives (Jackson 2011, 402) naar voren met betrekking tot het externe beleid: “During the Bush administration, there was an American drone attack in Pakistan every 43 days; during the first two years of the Obama administration, there was a drone strike there every four days ” 21, “Mr. Obama signed off on a large increase in the number of C.I.A. officers on the ground in Pakistan and an intensified campaign of drone warfare there; he also embraced the use of drones or covert military units in places like Somalia and Yemen, where the United States was not engaged in traditional land warfare.”
22
En de volgende narratives met betrekking tot het interne anti-terreurbeleid van de
VS: “Some detainees would be transferred to prisons in other countries, or released, it said. Some would be prosecuted -- if ''feasible'' -- in criminal courts.” 23, “the Obama administration believes hundreds cases handled by civilian courts prove the system has a reliable track record and doesn't face the legal challenges that are yet to come for military tribunals, which the administration restarted after adding new protections for defendants.”
24
Ten eerste is op te merken uit de
‘externe’ narratives dat deze vooral te maken hebben met het drone (Shah 2010, 113) beleid van de Verenigde Staten. Woorden als ‘drone’ en ‘drone attacks’ komen in grote mate voor in The New York Times en The Wall Street Journal. Ook wordt er veel geschreven over ‘war’ en ´warfare’. 21
Peter L. Bergen, “Warrior in Chief,” The New York Times, 29 april, 2012. Peter L. Bergen, “Warrior in Chief,” The New York Times, 29 april, 2012. 23 Jo Becker & Scott Shane, “Secret ‘Kill List’ Proves a Test Of Obama’s Principles and Will,” The New York Times, 29 mei, 2012. 24 Evan Perez, “Detainee Fight Goes to Senate,” The Wall Street Journal, 28 november, 2011. 22
19
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Dit is tevens terug te zien aan de hand van de indicatoren, (zie Appendix B). Daarnaast mag ook de ‘interne’ constructie van deze discourse niet worden vergeten. Dit kwam neer op ongeveer 35% in de nieuwsberichtgeving van de Verenigde Staten. Woorden als ‘rechtbanken’ en ‘criminele’ dan wel ‘militaire rechtbanken’ wijzen op een justitiële aanpak van het terrorisme door de Verenigde Staten (Jackson 2011, 402-4; Shah 2010, 113). In secundaire literatuur en data blijken vergelijkbare resultaten voor te komen. De troepenmacht van de VS, die sinds 2001 vecht tegen het islamitisch terrorisme, zal in toenemende mate worden afgebouwd in verband met de hoge kosten van de oorlog. 25 Dit betekent echter niet dat volgens de Verenigde Staten de dreiging van het terrorisme is verdwenen, zoals te zien was in de eigen analyses naar de discourses (Hülsse & Spencer 2008, 572). Het is dus mogelijk af te leiden uit de analyse en de narratives, dat Obama veelal het war model (Crelinsten 2009, 239) toepast, (zie Figuur 1). De drone attacks (Shah 2010, 113) zijn hier het hedendaagse voorbeeld van. Deze aanvallen vervullen nu mogelijkerwijs een complementaire functie in het externe anti-terreur beleid van de Verenigde Staten en mogelijk zullen dezelfde drones later een substituut vormen voor de troepenmacht van de Verenigde Staten. De duiding van normale civiele rechtbanken die genoemd worden, evenals het detentie centrum Guantanamo Bay (2011, 402), wijst ook op een justitiële aanpak van het terrorisme dat kan worden ondergebracht in het criminal justice model (Crelinsten 2009, 239; Hülsse en Spencer 2008, 572; Jackson 2011, 402; Shah 2010, 113). Voor het Verenigd Koninkrijk zijn onder andere de volgende narratives (Jackson 2011, 402) gevonden met betrekking tot de externe dan wel interne constructie van terreurbestrijding: “David Cameron said 124 insurgents had been killed by UK drones during their Afghan deployment,”
26
“THREE Islamic radicals accused of plotting a suicide bombing campaign and
"mass murder" have appeared in court.” 27, “with the array of terrorism legislation now available to state prosecutors.”
28
Woorden als ‘drones’ en ‘gedood’ vallen op inzake de externe sociale
constructie. Het Verenigd Koninkrijk opereert blijkbaar nog steeds op militaire wijze tegen het islamitisch terrorisme. Tevens valt uit de narratives op te maken dat islamitische radicalen voor het gerecht worden gedaagd en dat wet- en regelgeving op het gebied van terreurbestrijding in het Verenigd Koninkrijk steeds vernieuwend is en daarmee een toereikender karakter aanneemt (Jackson 2011, 402).
25
Mark Landler & Helene Cooper, “Obama Will Speed Pullout From War in Afghanistan, ” The New York Times. http://www.nytimes.com/2011/06/23/world/asia/23prexy.html?hp&_r=0 (Geraadpleegd: 18 mei 2013). 26 The Guardian, “Four Afghan civilians killed by RAF drone,” The Guardian, 6 juli, 2011. 27 Duncan Gardham, “Islamic radicals ‘in suicide bomb plot’,” The Daily Telegraph, 27 september, 2011. 28 Richard Norton-Taylor, “Control orders deserve a calm debate,” The Guardian, 8 januari, 2011.
20
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
In vergelijking met de secundaire data zijn de Britten in de periode 2010 tot en met 2012, in tegenstelling tot de periode 2001-2005 waarin Spencer (2012) onderzoek deed, waarschijnlijk veel meer geneigd een interne constructie van de counterterrorism discourse (2012, 394) te vormen. Dit hangt nauw samen met het interne anti-terreurbeleid dat het Verenigd Koninkrijk uitvoert. Het anti-terreurbeleid van het Verenigd Koninkrijk vertoont voor een groot deel overeenkomsten met het criminal justice model (Crelinsten 2009, 239). In vergelijking met eerder onderzoek uit de periode 2001-2005 is het VK tegenwoordig waarschijnlijk meer gericht op het op justitiële wijze aanvechten
van
terreurverdachten.
Ondanks
dat
Spencer
(2012)
een
andere
dataverzamelingsmethode gebruikte kan er misschien sprake zijn van een verandering van de discourse ten opzichte van de periode 2001-2005. Toch hebben de Britten de laatste jaren ook nog aanvallen uitgevoerd in Afghanistan. Hiermee lijkt de offensieve houding nog niet geheel uit de agenda als de discourse te zijn verdwenen (Crelinsten 2009, 239; Spencer 2012, 394-5).
Terrorism versus Counterterrorism Hypothese: Staten die terrorisme beschouwen als een oorlogsdaad zijn meer geneigd extern (offensief) actie te ondernemen tegen het terrorisme dan staten die terrorisme als een criminaliteit beschouwen.
De Verenigde Staten construeren conform de hypothese zowel het terrorisme als de anti-terreur meer als een oorlogsdaad en extern beleid dan als een criminaliteit. Dit bleek uit de inhoudsanalyse, (zie Tabel 2 en 3). Deze mogelijke bevinding is in overeenstemming met de resultaten uit eerdere onderzoeken van Jackson (2007; 2011) zoals de secundaire data en de narratives. De bovenstaande hypothese gaat echter voor het Verenigd Koninkrijk niet per definitie op. Bij het Verenigd Koninkrijk is te zien dat terrorisme, net als in de Verenigde Staten, geconstrueerd wordt als een oorlogsdaad. De secundaire data (Spencer 2012) ondersteunen deze vondst. Dit is opmerkelijk, aangezien uit resultaten van de counterterrorism discourse (Jackson 2007, 233) juist het tegenovergestelde blijkt, namelijk dat het Verenigd Koninkrijk juist meer neigt naar de sociale constructie van de interne oplossing van het fenomeen islamitisch terrorisme. Dit kan ondersteund worden door de narratives en de data uit de pre-test. Deze test liet zien dat het Verenigd Koninkrijk, in de periode 2010-2012, terrorisme meer sociaal construeert als een criminaliteit, (zie Appendix C). Deze tegenstrijdige bevindingen wijzen mogelijkerwijs op een probleem met de geldigheid. Een verkeerde meting zou kunnen voortkomen uit het onjuist gebruik van de indicatoren (Jackson 2007, 233; Jackson 2011, 391; Spencer 2012, 394).
21
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Conclusie en discussie De bevindingen uit eigen onderzoek laten zien dat de Verenigde Staten het islamitisch terrorisme voornamelijk sociaal construeren als een oorlogsdaad in tegenstelling tot een criminaliteit. De VS neemt dan ook voor het leeuwendeel actie op extern gebied als men het heeft over de terreurbestrijding. Dit sluit aan bij de onderzoekshypothese. Bovendien waren uit eerdere onderzoeken van Jackson (2007; 2011) vergelijkbare resultaten zichtbaar voor de Verenigde Staten. Ondanks het grote aantal bevindingen van de oorlogsconstructie, moet er niet vergeten worden dat ook op justitieel niveau terrorisme wordt bestreden in de VS. Terwijl de huidige oorlog volgens Shah (2010) vooral door de Verenigde Staten doorgezet wordt op basis van de precisiebombardementen met drones (2010, 90) in Afghanistan maar ook in Pakistan, Somalië en Yemen, lijkt het Verenigd Koninkrijk zich meer van dit beleid te distantiëren (Shah 2010, 90). Aan de resultaten van het Verenigd Koninkrijk zitten nogal wat haken en ogen. Uit de hoofdanalyse komt naar voren dat het VK islamitisch terrorisme in vrij grote mate sociaal construeert als een oorlog. Verrassend is dat de terreurbestrijding discourse geconstrueerd wordt als een interne aangelegenheid. De pre-test laat daarentegen een vrijwel gelijke verdeling tussen oorlog en criminaliteit zien voor het Verenigd Koninkrijk. Een duidelijk contrast tussen de oorlogsconstructie in de terrorism discourse en een interne justitiële aanpak betreffende de counterterrorism discourse roept vraagtekens op, omdat dit niet overeenkomt met de opgestelde hypothese. Dit kan, zoals reeds uitgelegd, aan de indicatoren hebben gelegen. Met inachtname van de geldigheid van het onderzoek zou het mogelijk zijn dat de indicatoren, (zie Tabel 1) die gebruikt zijn voor het meten van de discourse (Jackson 2007, 233), voor sommige categorieën of staten een verkeerd beeld hebben geschetst. De indicatoren ‘attack’ en ‘threat’, die voor hoge frequenties zorgen voor het VK, zijn potentieel de veroorzakers van het scheve beeld. Dit zou kunnen verklaren waarom het Verenigd Koninkrijk terrorisme nog altijd ziet als een oorlogsdaad maar het toch de justitiële interne aanpak verkiest voor het bestrijden van terreur boven de externe oplossingen (Jackson 2007, 233). Met betrekking tot de onderzoeksvraag zijn evidente bevindingen gepresenteerd. De dichotomieën die zijn onderzocht voor beide sociale constructies zijn vrij cruciaal voor het begrijpen van de verschillen tussen staten. Tevens kan hieruit mogelijkerwijs worden verklaard waarom er differentiatie bestaat tussen staten op het gebied van anti-terreurbeleid. Andersom kan het gevoerde anti-terreurbeleid verklaren waarom er een bepaalde sociale constructie van het terrorisme bestaat in een staat. Het politieke doel lijkt hier een cruciale rol te spelen met
22
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
betrekking tot de destructie van het terrorisme. De sociale constructie van het terrorisme en de terreurbestrijding geven een verduidelijking, echter is het vrij aannemelijk dat andere variabelen ook een rol spelen in de uiteindelijke terreurbestrijdingstactieken van staten (Jackson 2005, 25; Jackson 2007, 233; Jackson 2011, 394). Andere variabelen, die een rol kunnen spelen, komen mogelijkerwijs naar voren in de legitimiteitsproblematiek van de aanvallen met de onbemande vliegtuigjes waarbij ook vaak burgerslachtoffers vallen.
29
Potentieel zou volgens Keohane (2002) de legitimiteit (2002, 2) van
deze aanvallen een grote rol kunnen spelen voor het Verenigd Koninkrijk, ondanks dat men ook in het VK terreurdaden in grote mate nog altijd lijkt te beschouwen als ‘oorlogsdaden’. Bovendien is het Verenigd Koninkrijk lid van de Europese Unie en heeft het onder andere aan dit supranationale orgaan evenals aan alle lidstaten verantwoording af te leggen. Het VK is meer ingeperkt in haar bewegingsvrijheid als staat dan de Verenigde Staten, door zogenaamde normen. Mochten de Britten de drones ook op brede schaal gaan inzetten tegen terrorisme dan zou dit weleens voor opschudding kunnen zorgen in instituties als de EU. De VS zijn echter veel minder gebonden aan normen (Finnemore & Sikkink 1998), regels en supranationale organen als de Europese Unie. De VS lijken het recht op overleving en zelfverdediging het liefst zelf in de handen te nemen en te houden en zelfs de Verenigde Naties soms te negeren als het gaat om regelgeving (Finnemore & Sikkink 1998, 888; Jackson 2007, 233; Keohane 2002, 2; Lynch 2006, 2). Over het algemeen zou dit artikel beschouwd kunnen worden als een inleidend onderzoek. De vraag of de media wel de juiste manier zijn geweest om de discourse te meten is de vraag. Echter hebben Spencer (2012) en Hülsse en Spencer (2008) ook gebruik gemaakt van de media. Gezien de tijd en ruimte die er voor het project gegeven was is het niet mogelijk geweest een uitermate representatieve steekproef te kunnen trekken, qua sample voor de twee staten. Toekomstig en uitgebreider onderzoek naar de terrorism discourses en de andere bovengenoemde variabelen van deze twee staten zou de in dit artikel belichte vragen beter kunnen helpen verklaren (Hülsse & Spencer 2008, 571; Spencer 2008, 393).
29
The Guardian, “Four Afghan civilians killed by RAF drone,” The Guardian, 6 juli, 2011.
23
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Literatuurlijst
Barnett, Michael. 2007. “Social Constructivism.” In: The Globalization of World Politics: An Introduction to International Relations. 4e editie. eds. John Baylis, Steve Smith & Patricia Owens. Oxford, New York: Oxford University Press, 160-171. Bazerman, Charles. 1991. “Discourse Analysis and Social Construction.” In: Annual Review of Applied Linguistics 11, 77-83. Crelinsten, Ronald. 2009. Counterterrorism. Cambridge, Malden: Polity Press. Cronin, Audrey K. 2002. “Behind the Curve: Globalization and International Terrrorism.” In: International Security 27 (3), 30-58. Fierke, Karin M. 2010. ‘Structural Realism.’ In: International Relations Theories: Discipline and Diversity. 2e editie. eds. Tim Dunne, Milja Kurki & Steve Smith. Oxford, New York: Oxford University Press, 178-194. Finnemore, Martha & Kathryn Sikkink. 1998. “International Norm Dynamics and Political Change.” In: International Organization 52 (4), 887-917. Gunning, Jeroen. 2007. “A Case for Critical Terrorism Studies.” In: Government and Opposition 43 (3), 363–393. Hague, Rod & Martin Harrop. 2007. Comparative Government and Politics: An Introduction. 7e editie. Basingstoke, New York: Palgrave Macmillan. Hülsse, Rainer & Alexander Spencer. 2008. “The Metaphor of Terror: Terrorism Studies and the Contructivist Turn.” In: Security Dialogue 39 (6), 571-592. Hsieh, Hsiu-Fang & Sarah E. Shannon. 2005. “Three Approaches to Qualitative Content Analysis.” In: Qualitative Health Research 15 (9), 1277-1288. Jackson, Richard. 2005. Writing the War on Terrorism: Language, Politics and Counterterrorism. Manchester: Manchester University Press. Jackson, Richard. 2007. “An Analysis of EU Counterterrorism Discourse post-September 11.” In: Cambridge Review of International Affairs 20 (2), 233-247. Jackson, Richard. 2011. “Culture, identity and hegemony: Continuity and (the lack of ) change in US counterterrorism policy from Bush to Obama.” In: International Politics 48 (2), 390–411. Keohane, Robert O. 2002. "Global governance and democratic accountability." In: Chapter to be edited by David Held and Mathias Koenig-Archibugi from the Miliband Lectures, London School of Economics, 1-35.
24
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Kiras, James D. 2007. “Terrorism and Globalization.” In: The Globalization of World Politics: An Introduction to International Relations. 4e editie. eds. John Baylis, Steve Smith & Patricia Owens. Oxford, New York: Oxford University Press, 372-385. Lynch, Marc. 2006. “Al-Qaeda’s Constructivist Turn.” In: Preager Security International, 1-26. O’Neil, Patrick H. 2010. Essentials of Comparative Politics. 3e editie. New York, London: W.W. Norton & Company Ltd. Onuf, Nicholas. 2009. “Making Terrorism.” In: International Relations 23, 53-60. Shah, Sikander A. 2010. “War on Terrorism: Self Defense, Operation Enduring Freedom, and the Legality of U.S. Drone Attacks in Pakistan.” In: Washington University Global Studies Law Review, 76-129. Spencer, Alexander. 2012. “The Social Construction of Terrorism: Media, Methaphors and Policy Implications.” In: Journal of International Relations and Development 15, 393-419. Swanborn, Peter. 2010. Case Study Research What, Why And How? London, Thousandoaks (CA), New Delhi en Singapore: SAGE Publications Ltd. Wolfsfeld, Gadi. 2011. Making Sense of Media & Politics: Five Principles in Political Communication. New York, Oxon: Taylor & Francis Group, Routledge.
25
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Appendix A: Krantenartikelen The New York Times 1. Eric Schmitt & Mark Mazzetti, “Pakistan Arrests C.I.A. Informants in Bin Laden Raid,” The New York Times, 15 juni, 2011. 2. Charlie Savage, “Mostly in Echo, Rivals Discuss Reach of Power,” The New York Times, 30 december, 2011. 3. Eric Schmitt & Jane Perlez, “U.S. Is Deferring Millions in Aid For Pakistanis,” The New York Times, 10 juli, 2011. 4. Jo Becker & Scott Shane, “Secret ‘Kill List’ Proves a Test Of Obama’s Principles and Will,” The New York Times, 29 mei, 2012. 5. Declan Walsch, “Pakistan Is Razing House Where Bin Laden Lived,” The New York Times, 26 februari, 2012. 6. The Associated Press, “U.S. Strike Kills 3 in Pakistan, Officials say,” The New York Times, 12 september, 2010. 7. Charlie Savage, “Obama team Split on Tactics Against Terror,” The New York Times, 28 maart, 2010. 8. Peter L. Bergen, “Warrior in Chief,” The New York Times, 29 april, 2012. 9. Mark Mazzetti and Helene Cooper, “Biden Says Al Qaeda In Pakistan is Weaker,” The New York Times, 20 december, 2010. 10. Eric L. Lewis, “A Second Chance on Human Rights,” The New York Times, 9 november, 2012.
The Wall Street Journal 1. Carol E. Lee & Evan Ramstad, “World News: Seoul Talks Offer U.S. an Opening on Pakistan,” The Wall Street Journal, 28 maart, 2012. 2. The Wall Street Journal, “The AfPak Papers,” The Wall Street Journal, 27 juli, 2010. 3. Evan Perez, “Detainee Fight Goes to Senate,” The Wall Street Journal, 28 november, 2011. 4. The Wall Street Journal, “Cheney’s Revenge,” The Wall Street Journal, 10 februari, 2010.
26
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
5. The Wall Street Journal, “CIA Option Should Be Our Last Choice,” The Wall Street Journal, 6 augustus, 2010. 6. John C. Yoo & Robert J. Delahunty, “The Collapse of the Guantanamo Myth; This week a Democratic Congress ratified Bush-era policy by refusing to fund any effort to shut the detention facility,” The Wall Street Journal, 11 december, 2010. 7. The Wall Street Journal, “All the President’s Detainees; What do you know, a consensus emerges on antiterror policy,” The Wall Street Journal, 30 december, 2011. 8. Adam Entous, Siobhan Gorman and Evan Perez, “In Depth: U.S. Charts a Delicate Path On Drone Strikes in Pakistan --- Some White House Officials Seek More Sustainable Legal Framework for How to Use the Weapons,” The Wall Street Journal, 27 september, 2012. 9. Julian E. Barnes and Adam Entous, “World News: U.S. pushes Pakistan on CIA effort,” The Wall Street Journal, 25 oktober, 2010. 10. Sean Gardiner, “D.A. Says FBI Balks at Terror-Case Request,” The Wall Street Journal, 27 oktober, 2012.
The Guardian 1. Haroon Siddique. “Control orders: further talks needed, says Downing St,” The Guardian, 13 januari, 2011. 2. The Guardian, “Control orders set to split all three parties,” The Guardian, 6 januari, 2011. 3. The Guardian, “Four Afghan civilians killed by RAF drone,” The Guardian, 6 juli, 2011. 4. Richard Norton-Taylor, “How much are we really under threat from terror attacks?,” The Guardian, 17 september, 2010. 5. Michael White, “7/7 five years on: did Labour exaggerate the threat to Britain from Islamist terrorism?,” The Guardian, 8 juli, 2010. 6. Richard Norton-Taylor, “Control orders deserve a calm debate,” The Guardian, 8 januari, 2011. 7. Ian Cobain, “Challenge to coalition's claims over use of torture: Alleged terrorist says he was interrogated by MI5 Human rights body says case raises urgent questions,” The Guardian, 31 maart, 2011.
27
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
8. Joshua Rozenburg, “Torture inquiry will cover rendition, vows QC,” The Guardian, 10 juni, 2011. 9. Kapil Komireddi, “Why Cameron should thank Pakistan,” The Guardian, 5 augustus, 2010. 10. George Manbiot, “Comment: Today's terror threats: Farc, al-Qaida and Occupy London: The effort of police and government is to ensure that protest against the status quo is futile. This is not real democracy,” The Guardian, 12 januari, 2012.
The Daily Telegraph 1. Tom Whitehead & Andrew Porter and Christopher Hope, “New powers to block the extradition of Britons; Britain ‘gave too much in extradition treaty,” The Daily Telegraph, 7 september, 2010. 2. Duncan Gardham, “Al-Qaeda plotting UK terror campaign; Terrorist target airports and transport in London,” The Daily Telegraph, 8 januari, 2011. 3. Andrew Porter and Duncan Gardham, “Torture ‘abused’suspects,” The Daily Telegraph, 30 juni, 2010.
inquiry
mean
payouts
for
4. Robert Winnett, “CIA spooked by British courts; US intelligence withheld information about Mumbai–style terror attacks because they feared sources would be compromised Open justice 'essential to protect UK,” The Daily Telegraph, 5 april 2012. 5. Tom Whitehead, “Counter-terrorism Minister Resigns,” The Daily Telegraph, 10 mei, 2011. 6. Gardham Duncan, “Security services given millions to fight cyber wars,” The Daily Telegraph, 20 oktober, 2010. 7. Con Coughlin & James Kirkup, “British al-Qaeda hub ‘is biggest in West’,” The Daily Telegraph, 16 januari 2010. 8. Duncan Gardham, Gordon Rayner & Nick Britten, “Raids foil plot bomb shoppers; Raids foil al-Qaeda Christmas attacks,” The Daily Telegraph, 21 december, 2010. 9. Tim Ross & Robert Winnett, “MI6 warns of suicide bomb wave; INVESTIGATION The Wikileaks files ‘Home-grown jihadists a growing threat to Britain and the US,” The Daily Telegraph, 4 februari, 2011. 10. Duncan Gardham, “Islamic radicals ‘in suicide bomb plot’,” The Daily Telegraph, 27 september, 2011.
28
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Appendix B: Frequentietabellen Terrorism & Counterterrorrism DISCOURSE: oorlog/extern Indicatoren: militant military war attack Yemen Somalia Pakistan death fight threat drone troops kill
The New York Times 16 31 49 30 32 10 46 10 18 20 47 12 51
The Wall Street Journal 13 23 13 12 4 2 34 1 11 5 43 9 13
The Guardian 1 3 2 6 0 4 6 1 4 15 5 1 3
The Daily Telegraph 0 2 4 39 1 2 7 0 3 32 0 1 2
TOTAAL
372
183
51
93
Tabel 4 Frequentietabel van de totale frequenties van de gecodeerde woorden uit de vier kranten: The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian en The Daily Telegraph.
Terrorism & Counterterrorrism DISCOURSE: criminaliteit/intern Indicatoren: justice jurisdiction crime criminal judge law legal prison court detention suspect police civil arrest
The New York Times 7 1 0 4 4 34 8 13 16 11 17 1 7 1
The Wall Street Journal 11 1 2 7 5 17 7 12 18 9 10 1 20 4
The Guardian 6 0 3 9 1 25 1 0 4 7 23 15 2 5
The Daily Telegraph 1 0 7 3 9 17 3 0 15 0 18 19 6 11
TOTAAL
124
124
101
109
Tabel 5 Frequentietabel van de totale frequenties van de gecodeerde woorden uit de vier kranten: The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian en The Daily Telegraph.
29
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Appendix C: Pre-test Terrorisme (Pre-test) Terrorism Discourse Oorlog Criminaliteit Totaal
Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Totaal
81% (75) 19% (18) 100% (93)
66% (115) 34% (60) 100% (175)
49% (40) 51% (42) 100% (82)
Tabel 6 Frequentietabel pre-test met percentages en de (N) waarden van de sociale constructie van terrorism per staat. χ² (df 1) = 19.64, p <.05. Pearson Phi = -0.33, p <.05. N = 1863.
Terreurbestrijding (Pre-test) Counterterrorism Discourse Extern Intern Totaal
Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Totaal
66% (161) 24% (83) 100 % (244)
57% (178) 43% (135) 100% (313)
25% (17) 75% (52) 100% (69)
Tabel 7 Frequentietabel pre-test met percentages en de (N) waarden van de sociale constructie van counterterrorism per staat. χ² (df 1) = 37.49, p <.05. Pearson Phi = -0.35, p <.05. N = 1863.
30
De Sociale Constructie en Destructie van Terrorisme
Appendix D: Weging Weging Krant The New York Times The Wall Street Journal The Guardian The Daily Telegraph
Aantal woorden 15616 9986 7925 6983
Aantal hits 496 307 152 202
Wegingsfactor 2,236 1,43 1,135 0
Tabel 8 De weging heeft plaatsgevonden op basis van het aantal woorden. De wegingsfactor geeft de verkleining van het aantal woorden in verhouding tot het aantal hits aan.
Terrorisme (gewogen) Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Terrorism Discourse
Oorlog 78% (97) Criminaliteit 22% (27) Totaal 100% (124)
71% (110) 29% (46) 100% (156)
Totaal 74% (207) 26% (73) 100% (280)
Tabel 9 Frequentietabel pre-test met percentages en de (N) waarden van de sociale constructie van terrorism per staat. χ² (df 1) = 2.13, p >.05. Pearson Phi = -0.09, p >.05. N = 1863.
Terreurbestrijding (gewogen) Counterterrorism Discourse Extern Intern Totaal
Staten Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk
Totaal
63% (197) 37% (114) 100% (311)
46% (225) 54% (265) 100% (490)
16% (28) 84% (151) 100% (179)
Tabel 10 Frequentietabel pre-test met percentages en de (N) waarden van de sociale constructie van counterterrorism per staat. χ² (df 1) = 104.1, p <.05. Pearson Phi = -0.46, p <.05. N = 1863.
31