'EEN DIEPE SCHADUW' Het was 6 april 1945. In de namiddag van die dag werd ik er op attent gemaakt, dat onze Nederlandse vlag wapperde op een van de boerderijen aan de 16e wijk te Dedemsvaart. Ik was op dat moment aan het ploegen met mijn trouwe viervoeter 'Zwarte'. Ik kreeg toen de mededeling dat de Canadezen waren gekomen. Mijn eerste reactie was toen, het paard op stal zetten, tegen mijn ouders zeggen dat de Canadezen er waren om ons te bevrijden en zo snel mogelijk mijn fiets pakken en vervolgens op Dedemsvaart aan. Enkele vrienden die ik toen ontmoette, vertelden mij dat de Canadezen met de tanks op de Langewijk, tegenover het vroegere tramstation stonden, dat inmiddels nog door een aantal Duitsers bezet werd gehouden. Toen deze zich echter weigerden over te geven, werd dan ook op geschoten, tot ze wel bereid waren zich over te geven. De witte vlag werd daarna al gauw geheven en ze kwamen naar de Langewijk toe, om door de Canadezen gevangen genomen te worden. Maar er bevond zich tussen de Canadezen en de Duitsers een vaarwater, dat de Langewieke heette. Wel waren er inmiddels wat mensen voorzien van een bootje opgedoken om de Duitsers over te zetten. Ik stond in de buurt van onze huisarts Dr. Fock. Die vroeg mij ook in een boot te stappen om de Duitsers over te zetten. Wij zijn toen over gevaren en hebben een gewonde en een gesneuvelde Duitser in de boot gezet. De gewonde Duitser hebben we daarna op een ladder weggebracht naar Huize Avondlicht waar hij verder is verzorgd. De Canadezen en de drie tanks waren inmiddels doorgestoten tot Dedemsvaart, maar gingen weer terug van waar ze gekomen waren, de gevangenen meegenomen richting Coevorden. Natuurlijk waren er heel wat vlaggen uitgestoken en men was zo blij dat men was bevrijd. Helaas viel er echter een diepe schaduw over Dedemsvaart. Toen de Canadezen weer verdwenen waren en de Duitsers weer kwamen oprukken vanuit Balkbrug, werden de vlaggen weer snel binnen gehaald. Zeer snel waren de Duitsers weer terug in Dedemsvaart om de vreugde van de bevrijding te verstoren. Ze waren razend van woede. Ze dreven mensen bij elkaar. Deze mannen, vrouwen en kinderen moesten onder bedreiging met de handen op hun hoofd voor de Duitsers uitlopen. Zo werden ze naar Balkbrug gedreven. Daar hebben de Duitsers 15 mannen uitgezocht, die nog dezelfde avond in Balkbrug als terrorist zouden worden dood geschoten. Inmiddels werden de overige mannen, vrouwen en kinderen weer vrij gelaten. De 15 gearresteerden werden in het schemerdonker op een rij langs het kanaal tussen de tramrails gezet, wachtend tot de kogel ze zou treffen. Toen de eerste schoten vielen, wisten toch nog enkelen te ontsnappen door in het kanaal te springen om zwemmend de overkant te halen. Sommigen hielden zich schijndood. De overigen werden door een nekschot gedood. In vele gezinnen heerste toen diepe rouw, over de gevallenen die hun leven lieten, zo vlak voor de echte bevrijding, de volgende dag. A. Konterman Ens (NOP)
'DAAR ZIJN DE TOMMIES' Op de morgen van 7 april 1945 (ik bevond mij toen op een boerderij) aan de weg Balkbrug-Zuidwolde stond er bij een boerderij achter een week-hout-bos een paard en wagen en daarbij drie Duitse soldaten. In de loop van de morgen kwam er een om wat hooi en water voor het paard. Dit hebben ze gekregen. Het 'gevorderde' paard kon het ook niet helpen.Verder hadden we geen last van die lui. Omstreeks het middaguur kwamen er vanaf een zijweg naar Dedemsvaart een paar pantserwagens van de Canadezen, die vlak voor een bosje bleven staan. Ik ben toen naar de drie Moffen gegaan, die behaaglijk in de zon lagen, met de boodschap: "Daar zijn de Tommies". Als door een adder gebeten sprongen ze overeind en gluurden voorzichtig naar de tanks. 'Ja dat zijn ze'.
Ik heb hen geadviseerd zich over te geven, maar dat wilden of durfden ze niet. Ondertussen stopte een derde tank bij onze boerderij. Een lid van de ondergrondse kwam er uit (een Hollander) en vroeg of er ook Duitsers in de bosjes zaten. Ik heb hem verteld dat er drie Duitsers zaten, maar dat die vermoedelijk geen weerstand zouden bieden. De bevrijders zijn er toen langzaam langs gereden. Er gebeurde niets en men ging verder richting Balkbrug. Ondertussen waren er ook troepen bezig op te trekken van Dedemsvaart naar Balkbrug, ongeveer anderhalve kilometer van ons verwijderd. Er werd daar geschoten. Toen kwam er uit een klein schuurtje een van de drie Duitse soldaten met de vraag waar de Canadezen waren. We beduiden hem door naar alle kanten te wijzen, dat hij zich maar beter over er kon geven. Dat wou hij niet waarna hij weer terug kroop in de schuur. Intussen kwam de tank, die richting Balkbrug gegaan was, weer terug. Mij werd de vraag gesteld, of ik een wagen met fietsen, zo'n 15 20 stuks, van gevangen genomen Duitsers naar Landzicht in Dedemsvaart wou brengen. Ik wilde dat graag doen. Ik antwoordde dat ik meerdere malen voor de Duitsers had moeten rijden en het nu met plezier voor de Canadezen zou doen. Dat was dan goed. Maar eerst vertelde ik dat er ook nog een Mof in de schuur zat. De man die mij voor die rit gevraagd, rende naar de tank. Daar kwamen 4 5 militairen uit met de stengun in de aanslag. Bij het betreffende schuurtje had de Duitsers zijn geweer, goed zichtbaar, tegen een boom gezet. 'Kommen sie er aus, rotmof', schreeuwden ze en schoten een paar maal in de lucht. Met de handen omhoog kwam de Duitser tevoorschijn. Hij moest alle wapens en uitrustingsstukken laten liggen en is toen op de pantserwagen afgevoerd. Nadien heb ik de wagen met rijwielen gehaald en naar Landzicht gebracht. Toen ik met mijn vracht over de Zuidwoldigerstraat kwam, aan de Langewijk, reed daar net een tank langs, waarop onder andere de NSB-burgemeester Van Arkel en de boerenleider van Balkbrug zaten, die gevangen waren genomen. We hadden de vrijheid weer. W. ten Kate Balkbrug 'GEWOON VRIJ: HET IS MET GEEN PEN TE BESCHRIJVEN WAT DAT BETEKENT' Op zaterdagmiddag 8 april ging ik vanuit mijn onderduikadres richting De Wijk. Volgens radio Oranje, waren de Canadezen al dichtbij. In De Wijk aangekomen, bleek het dorp geheel gevuld met Duitsers, die bezig waren geschut in stelling te brengen, richting Balkbrug. Langs een omweg bereikte ik toen de Bloemberg, waar inmiddels Canadezen waren gearriveerd. Drie grote boerderijen waren intussen al in brand geschoten in de Stapel. De eerste opdracht van de bevrijders was, bescherm de bruggen over de Hoogeveensche Vaart, opdat ze niet worden opgeblazen. Tot een echt gevecht kwam het die dag toch niet, want de Canadezen trokken niet verder en de Duitsers trokken zich terug op Meppel. In het oude burgemeestershuis van De Wijk werd het hoofdkwartier gevestigd van de BS, die in een mum van tijd te voorschijn kwam. De eerste nacht die wij daar doorbrachten, was nogal enerverend. Er was inmiddels een mitrailleurpost gevestigd bij de Rogatbrug en 's avonds laat werd er plotseling hevig geschoten. Volgens onze commandant gingen wij toen vanuit De Wijk onder leiding van Jos. B. naar de bedreigde post om te zien wat er gebeurd was en waarom er zo geschoten werd. Toen wij daar aankwamen bleek alras, dat er een groep Duitse soldaten langs gekomen was, waarmee men vuurcontact had gehad. Toen wij later terug waren op de commandopost en probeerden met onze kleren aan, wat te slapen, kwam er bericht dat er op de Havixhorst een familie werd bedreigd door de Duitsers. Onmiddellijk ging er een vrij grote patrouille op pad om de familie te ontzetten. Toen wij nog een kilometer van de boerderij af waren, werd de groep gesplitst, de ene onder leiding van Cor moest vanaf de achterkant de boerderij benaderen, de andere onder leiding van Jos de voorkant. Onze onervarenheid leidde tot een levensgevaarlijke situatie. Cor was met zijn groep eerder bij de boerderij dan wij en toen zij daar niemand ontdekten trokken zij verder. Zo kwamen wij elkaar tegen, wat tot een enorm
vuurgevecht leidde. Het is voor mij nog steeds onbegrijpelijk dat daar toen geen doden zijn gevallen, er was zelfs niemand gewond. Later bleek dat er wel Duitse soldaten geweest waren, maar die hadden alleen mensen meegenomen om hen de weg te wijzen naar Meppel. De Duitsers waren in het donker verdwaald en vermoedelijk waren het dezelfde soldaten die ook bij Rogat waren geweest. Die nacht deden er zich verder geen moeilijkheden voor. Toen de Duitsers enkele dagen later ook Meppel verlieten, was de bevrijding echt een feit. Een niet te beschrijven gevoel van geluk en vreugde en grote dankbaarheid hadden we toen. Op het schoolplein in IJhorst werd een hele avond en een stuk van de nacht gehost en gedanst. Er was weinig te drinken, maar het was een feest om nooit te vergeten. Het gevoel om weer als vrij mens te leven, geen vals persoonsbewijs meer, waarvan je zelf denkt dat het duidelijk is dat het vals is. Geen razzia meer, maar gewoon vrij. Het is toch met geen pen te beschrijven wat dat betekent. Later toen de NSB-ers werden opgehaald en boven in De Wijker molen bijeen gebracht werden, gebeurden er dingen die de feestvreugde niet vergrootten. Maar toen de NSB-ers op transport gesteld waren was ook dit gelukkig voorbij. Toen waren we pas echt van alles af. J. Haasjes Ens 'MIJN VADER KENDE ZE ALLEMAAL...' Als ik denk aan de bevrijding, denk ik aan negen mannen die een dag daarvoor in Balkbrug werden doodgeschoten. In de laatste oorlogsjaren woonden we aan de Meppelerweg in Balkbrug. Een paar honderd meter achter ons toenmalige huis liep de Hoogeveenseweg en dat betekende toen, dat we nogal eens werden opgeschrikt door laag overkomende vlieg- tuigen, van waaruit Duitse konvooien werden beschoten. Enkele weken voor de bevrijding moesten we 's nachts hals over kop ons huis uit, omdat er voor het huis Duitse auto's, afgeladen met munitie, werden beschoten. We vluchtten naar een boswal, waar we met enkele buren de volgende aanval afwachtten. Toen alles rustig werd en wij weer bij huis kwamen, bleken de ruiten stuk te zijn en het huis vol gewonde soldaten te liggen. Mijn vader moest thuis blijven, maar mijn moeder, zusjes en ik gingen naar ons 'vluchtadres'; dat was bij de familie R. Prins, De Pol. Hier konden we altijd terecht, ingeval er iets met mijn vader, die politieman was en bovendien betrokken was bij het werk van de 'ondergrondse', zou gebeuren. Op 6 april leek het erop dat Dedemsvaart bevrijd zou worden. We verwachtten dat de Canadezen dezelfde dag of nacht ook in Balkbrug zouden komen en voor alle zekerheid en veiligheid overnachtten we met diverse gezinnen uit de buurt in een schuur achter de boerderij van Prins. De mannen hadden een aarden wal tegen de muur opgeworpen en verder hoopten we maar dat er niet in onze richting zou worden geschoten. We lagen op stro en ondanks de ernstige situatie werd er veel gelachen. Af en toe keek eens iemand naar buiten.Toen we een auto met Duitsers richting Dedemsvaart zagen gaan werd de stemming er niet beter op. Na enkele uren zag een van ons in de verte, om de bocht bij De Pol, een aantal mensen aankomen. Doodse stilte! Iedereen moest zijn mond houden en we mochten geen beweging maken. Waarom kwamen ze lopend uit de richting Dedemsvaart? Toen de groep dichterbij kwam, zagen we militairen mensen, die met de handen boven hun hoofd liepen, voor zich uit drijven. De ouderen onder ons waren vol zorg over wat ze hadden gezien en ook wij, kinderen, begrepen dat er iets ergs gebeurde. Later op de avond hoorden we schoten vallen. De volgende dag kwam mijn vader bij ons. Hij vertelde dat de directeur van het postkantoor, de heer Verwey, hem had verzocht naar de brug te komen omdat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Toen hij daar kwam zag hij dode mensen langs het kanaal liggen. Hij kende ze allemaal.... Ze werden naar een zaal in cafe Leunge gebracht om gedentificeerd te worden. Daarna werden door Sip Oegema uit Dedemsvaart op een platte wagen opgehaald. Enkele dagen later
hoorden we dat de Canadezen zich op 6 april weer hadden teruggetrokken uit Dedemsvaart. Gewaarschuwde Duitsers gingen toen naar Dedemsvaart waar ze werden beschoten door NBS-ers, die bij het EDS-busstation NSB-ers gevangen hielden. De Duitsers overmeesterden hen echter en zij moesten mee naar Balkbrug. Sommigen ontkwamen maar negen mannen werden door de Nederlandse SS doodgeschoten, op bevel van een Duitse officier. Gedurende enige jaren heeft er bij cafe Leunge een houten gedenkteken gestaan. Jammer genoeg is dat later weggehaald. Er is nu een gedenksteen in Dedemsvaart. Iedere vierde mei denk ik aan de negen mannen die op 6 april 1945 werden doodgeschoten en dan zie ik hen weer met de handen boven hun hoofd voorbijgaan. Mevr. A.C. Wassens-Wermer Dalfsen
'MAAR TOEN SLIEPEN WIJ...' Aan het eind van de oorlog was ik veertien jaar en wij woonden in Den Ham. Mijn vader was beurtschipper op Zwolle geweest, maar had voor de oorlog het schip verkocht en een vrachtauto terug genomen. In de oorlog moest hij met die wagen naar Duitsland. Dat had hij geweigerd en was daarom ondergedoken; de vrachtwagen stond defect in de schuur. De bevrijding kwam steeds dichterbij, daarom was mijn vader maar weer thuis gekomen. Kort voor de bevrijding haalden de Duitsers de wagen uit de schuur, terwijl vader thuis in een verborgen schuilplaats zat. Elke dag kwamen de Canadezen enkele dorpen dichterbij. 't Kon nu niet lang meer duren. Plotseling verschenen op een avond om ongeveer zes uur enige tanks bij de molen in het dorp waar ze stil hielden. De Canadezen, de bevrijding: wij er naar toe! Mensen klommen op de tanks; er werden vlaggen uitgestoken. Niemand wist echter hoe het precies zat, want er waren nog vrij veel Duitsers in en om het dorp, vooral in de school in het centrum. Er heerste een onzekere stemming, wat zou er gebeuren? Toen een politieman in uniform op een tank klom, reageerde de bemanning direkt door de motoren te starten en het dorp weer te verlaten. De toegestroomde mensen realiseerden zich plotseling hun hachelijke situatie en zwerfden snel naar alle kanten uit. Inmiddels was het ruim acht uur en weer de avondklok. Ik was met een vriend bij ons uit de buurt. We wisten niet welke kant we uit moesten. Plotseling zag ik mijn vader met de buurman, de vader van mijn vriend. We waren nu met z'n vieren en moesten terug naar het centrum van het dorp, bij de school waar de Duitsers zaten. 't Was nu veel te gevaarlijk om op straat te zijn. Wij durfden geen van vieren weer naar huis. Na een lange sluiptocht door sloten en langs schuren en heggen kwamen we buiten het dorp bij een boerderij. Daar hebben we die nacht in een stal gelegen. Van slapen kwam niets. We waren bang en maakten ons zorgen om thuis. Daar konden ze niet weten waar wij waren of wat er met ons was gebeurd. Achteraf hoorden we dat in het dorp veel mensen een angstige nacht hebben gehad. Men verwachtte maatregelen van de Duitsers of gevechten met de Canadezen. Ook hadden de Duitsers gezegd, dat ze de school zouden opblazen. 's Morgens vroeg zijn we doodmoe naar huis gegaan en waren dolgelukkig dat het allemaal goed was afgelopen. De nacht daarop verdwenen de Duitsers uit ons dorp. In de voormiddag zijn we na gevechten, waarbij buiten het dorp militairen en burgers zijn omgekomen, bevrijd. Maar toen sliepen wij.... E. Roelofs Dalfsen 'DE MOOISTE MORGEN DIE IK OOIT MEEGEMAAKT HEB' Tijdens de vijf jaar overheersing door Duitse dwingelandij woonde ik in Witharen, een buurtschap tussen
Ommen en Balkbrug, waar ik sinds 1937 als boer een bestaan probeerde te verwerven, hetgeen redelijk goed gelukte. Die jaren van druk en benauwdheid ben ik met mijn vrouw en onze twee kinderen, ondanks veel wederwaardigheden, toch best doorgekomen. Doordat wij zelf granen en peulvruchten verbouwden; volop melk hadden en daarvan zelf boter karnden en soms clandestien een varken extra slachtten, was er niet alleen voor ons gezin voldoende te eten, doch konden wij tevens hen die hongerden en degenen die als onderduikers bij ons een schuilplaats vonden, daarin laten delen. Het verbergen van verdrevenen waaronder enkel maanden lang een joodse jongen, gaf menigkeer aanleiding tot spannende uren, doch de gevreesde gevolgen van deze overtredingen der Duitse verordeningen kwamen gelukkig niet. In al die jaren bleef bij mij de vaste overtuiging dat 'deze ellende eens zullen enden', al duurde het wachten op de verlossing wel erg lang.... Vanaf voorjaar 1945 begon het echter te dagen, niet in het oosten, maar meer in het zuiden. Ui de berichten van Radio Oranje, door mij dagelijks beluisterd via ons niet ingeleverde en goed verborgen radiotoestel, hoorde ik dat vanuit Twente het Canadese leger naderbij kwam. En toen ik op zondag 8 april vernam dat een Poolse afdeling ervan in Balkbrug was gearriveerd, ben ik met een buurman langs binnenwegen daarheen gelopen om vast al iets van de bevrijdingsvreugde te proeven. Nu kon het toch niet lang meer duren, tot ook Ommen en daarmee Witharen aan de beurt zouden zijn. Evenwel, op dinsdag 10 april leek het daar nog niet op, toen er 's middags dicht bij ons nog langdurig gestreden werd tussen die Poolse voorhoede vanuit Balkbrug, met de Duitse bezetting van Ommen. Die kleine oorlog eindigde onbeslist, zonder slachtoffers, wel brandden als gevolg hiervan drie boerderijen tot de grond toe af. Na verstomming van het lawaai stond ik met mijn buurman nog wat na te praten en eensklaps werden wij beschoten door diezelfde Duitse soldaten die wellicht meenden dat wij van het verzet waren. De kogels floten ons om de oren en door over de grond weg te kruipen uit de gevarenzone konden wij ons leven redden. Het zou toch te gek zijn om in het zicht van de haven nog te stranden. Wat later op de avond gonsden er allerlei geruchten door onze buurtschappen over een te verwachten aanval vanaf de richting Den Ham, om de Duitsers uit Ommen te verdrijven en inderdaad hoorden we in de vooravond zware knallen daveren, die de inleiding waren voor de verdere opmars van het Canadese leger, die naar bleek de aftocht van de vijand tot gevolg had. Dat wisten wij toen nog niet en brachten de nacht vol spanning, half slapend, half wakend, verder door. Ook de daarop volgende morgen bleef het vooreerst afwachten. Totdat wij zagen dat er vanaf Ommen door het Emsland een schier eindeloze colonne Canadese oorlogsvoertuigen naderde en dat moest ik van nabij zien. Daarom ging ik met veel anderen van de zandweg waaraan wij woonden naar de verharde weg Ommen-Balkbrug om de glorieuze in- en doortocht van dichtbij te aanschouwen. Die kennismaking met onze bevrijders maakte een geweldige indruk op mij. Mijn vrouw kon niet meegaan; ze was in blijde verwachting. Twee dagen later werd zij 'bevrijd' van een dochtertje. Ik kon het haar allemaal vertellen; over die grote Canadese tanks, de vele jeeps, het zware geschut en al het rollend gevechts- materieel dat begroet door blijde mensen voorttrok richting noorden, dat nu de Duitsers uit onze omgeving voorgoed verdreven waren, geen razzia's en huiszoekingen meer, geen jacht meer op onderduikers en vervolging van Joden, het niet meer hoeven aanhoren van de gehate bevelen. Z beleefde ik de bevrijding op die morgen van 11 april 1945, de mooiste morgen die ik ooit in mijn leven heb meegemaakt. E. Dijk Ommen