JAARGANG 47 • NUMMER 2 • JULI juli 2012
De kerk! Daar moet je zijn! Jongeren zijn op zoek naar piketpaaltjes die richting kunnen geven aan de invulling van hun leven. Het leven is ons van God gegeven en Hij heeft er recht op dat we met Hem rekenen. Maar wat betekent het dat Hij aanspraak maakt op ons leven? Hoe ga je om met de tijd, de energie en de kwaliteiten die God in jouw leven heeft gelegd? Wat houd je voor jezelf en wat zet je in voor de dienst aan de ander en daarmee aan het Koninkrijk? Dat is voor iedereen een zoektocht, niet alleen voor jongeren. In het gezamenlijk aangaan van die zoektocht ligt volgens Chris Doornebal, jeugdouderling in de Noorderkerk in Amsterdam, de grootste uitdaging voor de gemeente. Dat de gemeente op aarde het Lichaam van Christus is, moet je zichtbaar maken. Grijp toch uw kansen, is zijn oproep.
Chris Doornebal is in het dagelijks leven als promotiestudent werkzaam in het Nederlands Kanker Instituut (NKI). Hij doet onderzoek op het grensvlak van oncologie en anesthesiologie. Sinds zes jaar maakt hij deel uit van de leiding van de Koffiebar, het wekelijkse trefpunt voor de jongeren uit de Noorderkerkgemeente. Behalve de ontmoeting, kan daar in een vertrouwelijke sfeer doorgepraat worden over wat jongeren bezig houdt in hun verhouding met God en in hun staan in de wereld. Uiteindelijk vraagt God daarin onze inzet, toewijding en overgave. Maar wat betekent dat concreet? Dat houd jongeren bezig, weet hij uit ervaring. Zat hij erop te wachten om jeugdouderling te worden? Nee, volstrekt niet. ‘Hoe moet ik dat ooit gaan doen?’,
de De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 1
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
was zijn eerste reactie. ‘Ik zag niet in hoe ik dat kon combineren met mijn thuissituatie en een drukke baan. Bovendien zou dat – naar ik meende – betekenen dat mijn betrokkenheid bij de koffiebar voorbij zou zijn, terwijl juist daarvoor twee anderen al vertrokken waren. Eigenlijk begreep ik het niet.’ Maar zijn bezwaren werden op scherp gezet toen hij door iemand in zijn directe omgeving zelf de vraag voorgelegd kreeg wat inzet en toewijding dan betekent? Ben je zelf bereid tijd vrij te maken, je agenda opnieuw in te delen en je zo concreet in te zetten voor Gods Koninkrijk? In eerste instantie irriteerde hem die vraag. Aan de andere kant zette het de situatie op scherp. Bovendien bleek tijdens een gesprek met een vertegenwoordiging uit de kerkenraad dat het werk bij de Koffiebar wel te verenigen was met het ambt van jeugdouderling. Sinds september 2011 is hij dus jeugdouderling. Wat zie je zelf als het belang van het kerkelijke jeugdwerk? Wat kan een gemeente in deze tijd voor jongeren betekenen? Ook daarover is hij duidelijk: handen en voeten geven aan het Evangelie. Laten zien dat het in geloven niet alleen gaat om mooie woorden, maar om een levenshouding, over de keuzes die je maakt. Hoe serieus neem je de woorden van Christus en welke consequenties verbind je daaraan? Door als mens naast de ander te gaan staan, kun je in een gemeente veel voor elkaar betekenen, ook voor de jongeren. Vriendelijk groeten is belangrijk en terloops vragen hoe het gaat is mooi, maar dat schiet uiteindelijk niet op. Het gaat om oprechte belangstelling voor de ander, om ruimte en tijd, de wil om niet alleen te luisteren maar ook de horen wat die ander zegt. Mijn reactie: dat is mooi gezegd, maar hoe kun je dat laten merken? Je hebt toch vaak geen idee waar die jongeren mee bezig zijn, hoe kun je dan een gesprek beginnen? Dat is minder moeilijk dan je denkt, was het antwoord van Chris Doornebal. In de eerste plaats gaat het erom gewoon aanwezig te zijn. Mee te leven in de meest letterlijke zin van het woord, ook als ze je helemaal niet nodig hebben of misschien wel niet op je zitten te wachten. Gewoonweg delen in examenstress of enthousiasme over een nieuwe baan, een helpende hand bij huiswerk of het organiseren van een activiteit. Dat is de basis. Van daaruit leer je elkaar kennen en kun je niet alleen de alledaagse, maar ook de meer persoonlijke dingen delen. Waarover zou dat gesprek moeten gaan? Over welke onderwerpen heb je het zoal in de Koffiebar en hoe be-
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
gin je zo’n gesprek? Hoe de agenda van het gesprek eruit ziet en waar het over gaat is uiteindelijk niet aan ons, maar eerst en vooral aan de jongeren zelf. Belangrijk is in ieder geval dat wij ons in dit gesprek moeten realiseren dat de meeste jongeren niet zozeer op zoek zijn naar een oplossing voor hun vragen. Als zij al iets zoeken, dan is dat precies hetzelfde als wij: een medemens. Een die niet pretendeert overal een pasklaar antwoord op te hebben, die niet perse wil helpen, die niet de spanning probeert op te heffen, maar bereid is ruimte te scheppen en te luisteren. Want hoe mooi en genadig ook, Gods aanspraak op mijn bestaan, mijn leven en mijn tijd roept naast verwondering ook iets van vervreemding op. We kunnen ons er dankbaar over verwonderen, terwijl het tegelijkertijd zo groots kan zijn dat we er nauwelijks bij kunnen. De vraag aan jongeren, aan mij en aan de gemeente is of wij die spanning onder ogen willen zien en er eerlijk over willen zijn. Of wij bereid zijn dat bespreekbaar te maken en het zo in die spanning samen uit te houden. Juist door het wonder dat zo ongrijpbaar is steeds weer te delen. Uiteindelijk is mijn vraag aan jongeren daarom niet zozeer wat zij van God en de ander denken en of zij hen waarderen. Het doet er niet zoveel toe – wat niet betekent dat het onbelangrijk is – wat zij ervan vinden. Los van wat zij ervan vinden heeft Christus iets met hen, of ze er op zitten te wachten of niet. De vraag is of zij er zich – en wij ons – iets aan gelegen willen laten liggen. Of we daarop steeds aanspreekbaar willen zijn. Vanuit dat perspectief zijn jong en oud gelijkwaardig. Je hebt hen net zo hard nodig om bij God en zijn woorden bewaard te worden, als zij jou. En dat is iets wat je in contact met jongeren keer op keer ervaart. Zij slagen er steeds opnieuw in om op hun eigen onconventionele manier Gods storende maar tegelijk ook genadige aanwezigheid scherp voor ’t voetlicht te krijgen.
Kinderen een christelijke opvoeding geven in de stad
Uitdaging? Onmogelijke opdracht? Realiteit! De vraag om bij bovenstaand onderwerp een artikel te schrijven doet vermoeden dat een christelijke opvoeding in de stad wezenlijk verschilt van een christelijke opvoeding buiten de stad. Uit eigen ervaring sprekend kan ik laten weten dat wonen binnen of buiten de stad er niet zo heel veel toe doet als het om opvoeden gaat, ook niet als het gaat om een ‘christelijke opvoeding’. Als ouders willen we graag dat onze kinderen deel hebben aan het geloof, beter gezegd, kind van God zijn, dat ze Jezus leren kennen. Deuteronomium 6 vers 6-9 is daarbij onze inspiratiebron. Kinderen leren van, en kijken naar, ons als ouders, ongeacht waar we wonen. En opvoeden blijft een leerproces, ongeacht waar je dat als ouders doet. Komt er in de stad meer op het bord van ouders als het gaat om een christelijke opvoeding, dan wanneer je niet in een stad woont? Of wat zou een verschil kunnen zijn? In dit artikel beschrijf ik de situatie van ons gezin, dat naast ons als ouders bestaat uit drie kinderen (basisschoolleeftijd en brugklas). Geen succes verhaal of dé manier, maar dagelijkse praktijk. Thuis-kerk-school Thuis als veilige basis en het centrale gezinsleven zijn voor ons erg belangrijk. Het geloof speelt voor onze kinderen van jongs af aan een centrale rol in ons gezinsleven. Bidden, Bijbellezen zijn vanzelfsprekend. De kerk
hoort er helemaal bij, niet alleen op zondag, gemeentezijn is meer dan alleen kerkgang. Bij het zoeken naar een woonplek, hebben we altijd gekeken of we in de betreffende plaats naar de kerk kunnen gaan. Wij hebben bewust gekozen voor een positief christelijke school. Ook om daar in de buurt te gaan wonen. In het dorp waar wij een aantal jaren woonden, zijn deze drie onderwerpen veel meer dan in Amsterdam vanzelfsprekend met elkaar verbonden. De kinderen uit de straat gaan naar dezelfde school en kerk en sportvereniging. Buiten dat geheel zoek je als kind dan ook niet veel. We hebben ervaren dat de interactie tussen christenen en niet-christenen beperkter is. In de stad In de stad moet je als ouders meer je best doen om de relatie ‘kerk-school-gezin’ te leggen voor je kinderen. Kinderen participeren in de stad in vele netwerken. De kinderen in de kerk, op school, in de buurt en op de sportclub zijn niet per definitie dezelfde. Daardoor komen ook vriendjes en vriendinnetjes over de vloer die niet bekend zijn met het christelijk geloof. Voor ons is het belangrijk dat onze kinderen weten dat ze zichzelf mogen zijn, ook in het geloof en als christen. We ervaren het niet als een probleem om onze eigen leefregels en gewoontes te hanteren
Maar als je het zo zegt, dan is dat toch niet alleen een taak voor een jeugdouderling, was mijn volgende vraag. Nee, was het antwoord, dat is in feite een taak en een opdracht voor alle gemeenteleden. Als je gemeente wilt zijn, dan moet er een inhoudelijke en persoonlijke betrokkenheid zijn, niet alleen binnen bepaalde leeftijdsgroepen, maar ook tussen jong en oud. Daar ligt de kracht én de uitdaging voor een gemeente. Iedereen heeft verschillende gaven, maar er is altijd wel iets dat van belang kan zijn voor jongeren of waarmee jongeren zich in kunnen zetten voor ouderen. Een band die zo ontstaat, zal niet alleen doorwerken in ons persoonlijke leven, maar ook in dat van de gemeente. G.J. Borger, Musselkanaal
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 2
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 3
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
Geloofsopvoeding Er zijn tal van situaties te bedenken die vragen om een keuze. Wel of niet meedoen? We leren de kinderen (en ook onszelf nog steeds) zich bewust af te vragen of iets past bij ons geloof. En waarom wel of juist niet. Zonder volledig te willen zijn, noem ik hier een aantal punten waarop wij bewust een keuze hebben gemaakt, waarmee we onze kinderen willen laten merken dat het geloof een belangrijke plaats in ons leven inneemt. De zondag hebben we bestempeld als gezinsdag. Als gezin een dag voor God, maar ook waarin we de rust als gezin nemen om bij elkaar te zijn. Dit dient dan ook als argument om bijvoorbeeld niet individueel te sporten op zondag. Tijd nemen, voor de kinderen, voor elk kind apart, om samen te lezen en bidden. Bij het naar bed brengen van de kinderen is daar tijd voor. Een dagboekje helpt om verschillende thema’s te bespreken. Zowel voor tieners als jongere kinderen zijn leuke en goede boekjes te koop. We willen onze kinderen toerusten om bewust christen te zijn. Het gebed heeft bij ons een belangrijke plaats daarbij. Met en voor elkaar bidden is bijzonder en geeft ook een kijkje in het hart van je kind. Waar is het in zijn/ haar gedachten mee bezig. Een concrete manier om God te aanbidden is zingen. Na het eten, onderweg in de auto, wandelend door de duinen. Het hoort er bij ons ‘gewoon’ bij. Wij hebben er altijd bewust voor gekozen en gelukkig ook de mogelijkheid daartoe kunnen creëren, om na schooltijd thuis te zijn. In ons geval draagt de school positief bij aan de geloofsopvoeding. We ervaren de aanwezigheid van positief christelijke scholen (al zijn het erg weinig) als zegen en ervaren het als een mooie aanvulling op het geloofsleven thuis. Ook al blijft het de verantwoordelijkheid van ons als ouders om vooral thuis de geloofsopvoeding gestalte te geven. Netwerk Doordat we in de buurt van de school wonen en er in onze wijk gezinnen van school en uit de kerk wonen, hebben we voor Amsterdamse begrippen veel medechristenen om ons heen. Christelijke netwerken voor zowel jezelf als ouders, maar zeker ook voor de kinde-
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
ren zien we als een noodzaak. Het hebben van vrienden en vriendinnen met wie je samen God kan dienen is een groot voorrecht. Voor de kinderen maakt het wel uit of een vriendje of vriendinnetje ook gelooft. Ze ervaren dat als veilig en herkenbaar. Ook vanuit de Bijbel krijgen we aangereikt dat je medechristenen nodig hebt om de hoogte, diepte, breedte en lengte van de liefde van Christus te kennen (Efeze 3: 18-19). Je hebt in de stad elkaar harder nodig doordat je als christenen een minderheid vormt. Medechristenen in je leefomgeving te kennen is waardevol. Je komt je medegemeenteleden niet dagelijks tegen in de supermarkt. Naast de netwerken in de woon- en leefomgeving willen we ook zorgen voor bredere netwerken. Dat kan in de kerk, maar wij zoeken ook graag naar bredere gelegenheden. Bijvoorbeeld op conferenties zoals New Wine of EO festiviteiten. Voor de tieners is er in Amsterdam het jeugdnetwerk van de PKA, Blikveld. Wij ervaren het als heel waardevol dat de kinderen hierin betrokken zijn. We inspireren onze kinderen, maar ook vrienden om vooral mee te doen. Ons motto: Als er feesten te vieren zijn voor God, vier ze als gezin! Conclusie Zijn dit nu allemaal voorwaarden voor het laten slagen van een christelijke opvoeding? Ik vind het belangrijk om voor de kinderen thuis een veilige plek te laten zijn waar het ‘gewoon’ is om over God, de Bijbel, je geloof te praten. Als je thuis leert om te praten over je geloof, wordt het ook makkelijker om over je geloof te praten met anderen. Als ouders ben je dé getuige voor je kinderen. Het is onze roeping om als eerste hen bij Jezus te brengen. De inhoud van de christelijke opvoeding verschilt niet bij het wonen in de stad of daarbuiten. In de stad is de noodzaak om bewust je netwerken op te bouwen en onderhouden van groter belang en vergt meer van je als ouders. Naast alles wat je als ouders wilt bereiken met een christelijke opvoeding blijft de grootheid en trouw van God alles omvattend. Hij, die als Vader ons en onze kinderen beschermt, bewaart, vasthoudt in Zijn liefde en trouw. Van Hem mogen we het verwachten in de opvoeding, het leven van elke dag, waar we ook wonen. Dat vraagt om gebed. Heel concreet als ouders voor je kinderen, maar ook met je kinderen. Corine van der Vlist, Amsterdam
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 4
Opgroeien in Amsterdam: een terugblik Maarten van Duijn groeide op in Amsterdam. Daar is hij nog steeds woonachtig: samen met zijn vrouw Nicole is hij lid in de Noorderkerk. Maarten geeft leiding aan de tienerclub en is in 2011 bevestigd als diaken van de Noorderkerkgemeente. Maarten geeft zijn reactie op een aantal vragen. Van het dorp naar de stad, hoe heb je dat ervaren? Ik ben geboren in Bergambacht en via Hei-en Boeicop, een dorp met één weg, Krimpen aan de IJssel en Diemen uiteindelijk in Amsterdam beland. Door het beroep van mijn vader, predikant, kwam ik op die manier op 11 jarige leeftijd naar de stad. De overstap van de reformatorische basisschool in Krimpen aan de IJssel naar de multi-culturele evangelische basisschool in de Bijlmer was groot. Voor de kerstvakantie sloot ik zondag 7 van de Heidelberger catechismus af, na de kerstvakantie startte ik met opwekkingsliederen. Vanuit een beschermde dorpsomgeving was ik niet gewend om te gaan met andere culturen. Verder woonde ik opeens in een straat waar niemand anders naar de kerk ging. Toch was deze tijd heel leerzaam. Daar komt bij dat we in het laatste jaar van de basisschool echt voorbereid werden voor de overgang naar een middelbare basisschool. De meester was daar heel bewust mee bezig. Terugkijkend heb ik dus als kind kunnen genieten van het buitenspelen op het platteland en als tiener en jongere genoten van mogelijkheden van Amsterdam.
Na de basisschool ging ik naar het Pieter Nieuwland College Amsterdam Watergraafsmeer. Een protestantste christelijke school met een grote mix aan culturen en religies. Na de middelbare school ben ik gelijktijdig gaan werken in de accountancy en ben ik de studie voor accountant gestart. In die tijd woonde ik aan de Marnixstraat en na mijn trouwen verhuisde we naar Bos- en lommer. In Amsterdam is alles te koop. Als jongere kwam er van alles op je af. Velen zijn afgehaakt en hebben inmiddels weinig meer met het christelijke geloof en de kerk. Jij bent een actief betrokken bij de Noorderkerkgemeente. Een wonder? Nu je dat zo benadrukt, het is inderdaad heel bijzonder. Als ik terugkijk was het voor mijzelf veel meer een geleidelijke ontwikkeling. Mijn ouders, vrienden en de Noorderkerk speelde hier een belangrijke rol. Vriendschappen hielden de banden met de kerk warm ook al was de band met God zelf niet altijd even sterk. In mijn tienerjaren ging ik niet altijd naar de kerk voor de preek, maar soms alleen voor de ontmoeting met vrienden. Door deze blijvende band werd ik telkens toch weer aangesproken en mocht ik God telkens opnieuw ervaren. Gelukkig is deze band alleen maar hechter geworden door de jaren heen.
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 5
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
Nog niet zo lang geleden trok men massaal uit de stad zodra kinderen werden verwacht. De stad werd gezien als een ongeschikte plek om als kind en als christen op te groeien. Hoe zie jij dit? De stad zie ik niet als ongeschikte plek om als kind en als christen op te groeien. Ik denk ook niet dat God zich laat leiden door geschikte of ongeschikte plekken. Verder is het onderscheid ook weer niet zo groot als wordt geschetst. Dorpen hebben soms dezelfde problemen als de stad en Amsterdam lijkt soms net een dorp. Een groot verschil met opgroeien in een dorp is dat school, kerk, sport en vrije tijd veel meer los staan van elkaar. Daardoor kom je veel eerder voor de keuze te staan tussen thuis / kerk en schoolvrienden. Keuzes op het gebied van sporten op zondag, meegaan met vrienden naar feestjes, kijken van films en uitgaan. Ook is het continue zoeken naar een balans tussen de verschillend vriendengroepen waar je deel van uitmaakt. Op vrij jonge leeftijd werden mijn ouders daardoor gedwongen daarover met mij te praten en om te leggen waarom we iets wel of niet deden. De omgeving is in de stad ook minder beschermend, al ligt dat denk ik ook erg aan het feit wat je als jongere opzoekt. Het meeste heb ik daarvan gemerkt tijdens de jaren op de middelbare school. Invloeden van leeftijdsgenoten met anderen achtergronden, andere religies, de muziekcultuur, de homocultuur, drugs en drank en de genietcultuur waren volop aanwezig. Deze zaken dwongen mij om over veel zaken en eigen mening te vormen. Op welke manier kan een christelijke gemeente en het gezin een schuilplaats zijn voor christelijke jongeren in de stad? Een thuishaven en een schuilplaats waren voor mij inderdaad erg belangrijk. Een plek waar je jezelf niet hoefde te verdedigen en waar je zonder al te veel te zeggen begrepen werd was erg fijn. Tijd en aandacht voor gezamenlijke momenten en activiteiten als gezin maar ook als christelijke gemeente zijn naar mijn mening erg
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
belangrijk. Thuis waren belangrijke momenten de zondagen en de vakanties. Op zondagen en in de vakanties lukte het om het doordeweekse ritme van de stad veel meer los te laten waardoor er meer tijd en aandacht was voor elkaar. Verder genoot ik ook echt van de activiteiten en momenten die ik met de tienerclub en koffiebar meemaakte. Dat was een belangrijke schuilplaats. Vele jongeren komen te wonen in steden zodra ze gaan studeren. Als christen ben je geroepen een getuige te zijn van Jezus Christus. Hoe doe je dit als jongere, als student? Door relaties op te bouwen met jongeren en studenten om je heen. Vanuit de betrokkenheid op elkaar ontstaan veel vragen en mogelijkheden om je geloof in Jezus Christus als verlosser te delen. Amsterdamse studenten en jongeren komen heel beperkt in aanraking met het christelijke geloof en christenen. Zaken die voor ons al christen-jongeren volkomen logisch zijn kunnen leiden tot verbaasde reacties en bijzondere gesprekken. Wanneer je tijd investeert in vriendschappen, betrouwbaar bent en geïnteresseerd bent in je medemens is mijn ervaring dat gesprekken over het geloof vanzelf op gang komen. Echt jezelf zijn er niet om heen draaien wordt naar mijn mening echt gewaardeerd. Niet dat iedereen je dan op eens begrijpt maar er ontstaat wel veel meer begrip en ruimte om iets te delen van je relatie met God. Je geeft leiding aan de tienerclub en bent betrokken bij het jeugdwerk in de Noorderkerkgemeente. Wat geef je jongeren mee als het gaat over opgroeien in de stad? “Probeer vriendschappen op te bouwen met andere jongeren in de kerk.” Zulke vriendschappen heb ik als heel waardevol ervaren. Trek je op aan christelijke leeftijdsgenoten en (oudere) christelijke jongeren die voor dezelfde vragen stonden als jijzelf. Je hoeft niet altijd het wiel zelf uit te vinden. Verder wil ik graag ouders stimuleren om hun kinderen zoveel in de gelegenheid te brengen om deze vriendschappen op te bouwen. Afstanden zijn soms groot, toch zijn de investeringen heel belangrijk. Maarten van Duijn, Amsterdam
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 6
En als een kind niet wil? Wim Dekker constateert in zijn boek ‘Marginaal en Missionair’ dat het virus van het ongeloof, zoals hij dat noemt, zich sluipenderwijs verspreidde. “Ook de kinderen van betrokken kerkleden bleken veel vatbaarder dan ik tot nu toe had meegemaakt. ‘Het geloof is als zand tussen mijn vingers weggegleden’, zeiden ze.” In deze uitgave van het Contactblad staat geloofsopvoeding centraal. Maar wat zeggen mensen die zo’n Christelijke opvoeding hebben genoten en een andere weg zijn gegaan? Hoe kijken zij aan tegen de keuzes die hun ouders voor hen maakten en hoe gingen ze daarmee om? Internet is een schier eindeloze bron van informatie en op de website www.goeievraag.nl kwam ik naast allerlei ongetwijfeld nuttige vragen en antwoorden in bijvoorbeeld de rubrieken Huis & Tuin en Mens & Gezondheid, de volgende vraag van Lotte tegen. “Mijn ouders zijn heel streng christelijk. Ik niet! Eigenlijk wil ik helemaal niet christelijk zijn. Zij weten dat niet. Ik mag echt helemaal niks. Wat moet ik doen? Ik vertel het ze echt niet!!” Het is niet duidelijk hoe oud Lotte is en wat ze precies onder ‘streng christelijk’ verstaat, maar helder is wel dat hier sprake is van ouders die hun kind opvoeden vanuit hun christelijke levensovertuiging. Dat leidt bij Lotte echter tot onvrede. Zij wil zich niet schikken in de haar opgelegde levensstijl, maar weet niet wat te doen. De antwoorden op Lotte’s vraag zijn zeer verschillend maar desalniettemin leerzaam. Er is lang niet altijd be-
grip voor de ouders van Lotte. De algemene teneur in de antwoorden is dat Lotte zich – langzaam en het liefst zonder conflict – moet ontworstelen aan het streng christelijke milieu waarin zij opgroeit. Eerst maar eens op kamers gaan en dan langzaamaan… Dat hebben velen van degenen die reageerden ook gedaan. Er klinkt iets in door van het wegglijden van het geloof als zand tussen de vingers. Maar er zijn ook antwoorden waarin Lotte een andere optie wordt gewezen. De optie van gesprek, gesprek met haar ouders en met gemeenteleden. Hieronder volgt een bloemlezing. “Ik moest verplicht naar de kerk. Ging op een ander uur dan zij, dat kreeg ik voor elkaar. Ze zwaaiden me uit bij de buitendeur en keken me na om te zien of ik wel richting kerk ging. Dat deed ik…..tot ik buiten zicht was en daarna ging ik mijn eigen route. Wel zorgde ik er voor dat ik aan het eind van de dienst even op het kerkplein informeerde waar de preek over gegaan was. Ik geloof in God, maar niet in zijn grondpersoneel.” “Dit is best een moeilijke vraag omdat jouw ouders en jijzelf misschien ook wel in een bepaald wereldje leven met allemaal andere streng gelovige mensen. En dit wereldje heeft zo zijn eigen leefregels en opvattingen. Dat doorbreek je niet zomaar even. […] Het is heel goed van je dat je jouw eigen weg onderzoekt en niet automatisch meegaat in wat je ouders denken, maar als je jong bent, ben je nog wel afhankelijk van je ouders en zij hebben, op hun manier, die jij misschien helemaal niet begrijpt, het beste met je voor. Ik weet niet wat je allemaal graag zou willen en wat je niet mag, maar kleine stapjes doen vaak wonderen. Dus niet ineens teveel vrijheid van je ouders eisen maar in kleine stapjes naar wat meer vrijheid toewerken. En dat is moeilijk want je bent jong en je wilt zoveel en eigenlijk allemaal NU! Maar soms heb je een beetje geduld nodig. Misschien dat kleine stapjes wel bespreekbaar zijn?” “Ha Lotte! Herkenbare en goeie vraag. Ik heb zelf ook een aantal jaar geleden een soort afkeer ervaren van het geloof vanwege het gevoel dat het opgedrongen werd of dat als je thuis iets vertelde wat je had meegemaakt gelijk het geloof er bij gehaald werd. Als eerste is het denk ik goed om te weten dat je ouders dit vanuit liefde doen, zij willen zo graag dat jij een band met Jezus opbouwt, en ze kunnen het je niet geven, ze kunnen je alleen laten zien en horen wat het voor hun betekend. Dat je je ouders niet wil vertellen hoe jij er eigenlijk over denkt is soms moeilijk maar tegelijkertijd ook heel mooi. Je geeft om je ouders en jou loyaliteit is tegenover hen is groot. Om jouw ouders op een goede manier te vertellen dat je zoekt
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 7
JAARGANG 47 • NUMMER 2 • juli 2012
naar meer vrijheid is iets wat ook geschreven staat in de bijbel. In de bijbel staat dat het kind los moet komen van zijn of haar ouders en dat de ouders het kind ook moeten loslaten. Dit is enorm moeilijk voor ouders maar wel een proces dat er moet zijn. Jij kan niet eeuwig je ouders als centrum nemen en vanuit daar leven. Je ouders proberen je alles mee te geven wat ze belangrijk vinden maar ook jij moet een eigen en zelfstandig beeld van het leven gaan vormen.” “Lastige vraag. Ik ben zelf christen, en weet juist ook daarom dat geloof zich niet laat dwingen. Als het goed is, weten jouw ouders dit ook. Zij kunnen jouw niet dwingen tot een bepaalde keuze of levensvisie. Ik snap dat christen-ouders graag willen dat hun kinderen er ook voor kiezen om christen te zijn. Als je werkelijk gelooft, dan gun je een ander dat ook. Alleen: iemand moet dit zelf ook willen. Je ouders kunnen jou met je neus de kant op zetten waar ze je heen willen hebben, maar ze kunnen je niet dwingen om ook te gaan lopen. Sterker nog: je ziet vaak dat als ouders hun kinderen te weinig vrijheid geven, die kinderen totaal afknappen op de kerk en op het geloof. En niet altijd onterecht, als je het mij vraagt. Christenen leggen elkaar soms dingen op die helemaal niets te maken hebben met datgene wat Jezus leert in de Bijbel.
De vraag is nu hoe jij hierin je weg moet vinden. Als je jong bent en voorlopig nog bij je ouders zult wonen, zul je je tot op zekere hoogte moeten houden aan de regels van je ouders. Ik hoop alleen dat zij jou voldoende vrijheid zullen geven om zelf te ontdekken wat je wilt. Je zegt dat je eigenlijk niets mag van je ouders, en dat vind ik jammer om te horen. In het christendom gaat het namelijk totaal niet om de regeltjes, maar puur om het aannemen en beantwoorden van Gods liefde. Nu is ook dát iets waarvan je zelf zult moeten bepalen of je dat wilt, maar misschien is het zinnig om eens met andere christenen te gaan praten, die niet zo erg de nadruk leggen op de regels. Wie weet ontdek je dan andere kanten van christen-zijn. Ken je mensen uit de kerk, of christenen van andere kerken, die je vertrouwt en die wat minder gefixeerd zijn op de regels? Als je ouders lid zijn van een kerk die vrij gesloten is en waar mensen over het algemeen weinig omgang hebben met mensen buiten die kerk, zullen ze gemakkelijker luisteren naar bijv. andere ouders uit dezelfde kerk die vertellen dat zij voor hun kinderen andere (vrijere) regels hanteren, dan naar iemand ‘van buiten’. Puur omdat de argumenten van andere christenen beter aan zullen sluiten bij de denkwereld van je ouders. Misschien ken je via school docenten, of weet je ouders van vriendinnen, of ooms of tantes waar je mee zou kunnen praten? Voor jou is het denk ik fijn om eens met iemand anders hierover te kunnen praten, en daarbij kan zo iemand jou misschien ook helpen om dit bij je ouders aan te kaarten.” Jan Gooijer, Abcoude
"In het vorige nummer van het Contactblad is aangekondigd dat verzending per e-mail ook tot de mogelijkheden behoort. In de loop van 2012 zullen we dat in gang zetten. Mocht u verzending per e-mail op prijs stellen, dan kunt u dat aangeven via het onderstaande e-mailadres."
In het Contactblad staat de vraag centraal wat het betekent om gemeente van Jezus Christus te zijn in een grote, geseculariseerde stad als Amsterdam en welke rol de gereformeerde traditie daarin speelt. Deze vraag wordt met name belicht vanuit de Noorderkerk- en Jeruzalemkerkgemeente en vanuit de concrete geloofspraktijk en de persoonlijke geloofsbeleving. Het Contactblad verschijnt vijf maal per jaar. De uitgave ervan wordt mogelijk gemaakt door de Afdeling Amsterdam van de Gereformeerde Bond. Het richtbedrag voor een abonnement is 15 euro per jaar. Toezending van een digitaal exemplaar is aan te vragen via
[email protected]. Redactie • G.J. Borger • J. Gooijer • J. Kamphuis • D. de Ruiter
Redactieadres • Stigterhof 2 • 1391 JC Abcoude •
[email protected] Abonnementenadministratie • P. Verhoog • Oostzaanstraat 313 • 1013 WJ Amsterdam • ING 1744363 t.n.v. penningmeester Geref. Bond Amsterdam. Op dit rekeningnummer zijn ook giften welkom.
De kerk! daar moet je zijn! • PAGINA 8