Een blik op Competentiegericht begeleiden bij de Kessler Stichting
Oktober 2015
E.E. Campbell I. E. Berends
Colofon Oktober 2015
Dit rapport is te bestellen bij: PI Research Postbus 366 1115 ZH Duivendrecht Telefoon: 020 – 65 01 500 www.piresearch.nl
In opdracht van: Kessler Stichting Den Haag
Met dank aan: De cliënten en begeleiders (trajectondersteuners en trajectcoördinatoren) van de Kessler Stichting
Over de auteurs: Efua Campbell en Inez Berends zijn werkzaam bij het programma Onderzoek en Preventie van PI Research.
Overname, openbaarmaking en/of verspreiding van (gedeelten van) deze uitgave is niet toegestaan zonder toestemming van de auteurs.© 2015 PI Research, auteursrecht voorbehouden.
2
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING EN AANLEIDING ONDERZOEK
2.
DOEL EN VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK 7
3.
ONDERZOEKSOPZET
8
4.
DOELGROEP
12
5.
AANPAK: PIJLER 1 - BEJEGENING
15
6.
AANPAK: PIJLER 2 - PROACTIEF WERKEN
19
7.
AANPAK: PIJLER 3 - PERSPECTIEF BIEDEN
22
8.
AANPAK: PIJLER 4 NETWERK BETREKKEN
29
9.
RESULTAAT
33
10.
CONTEXT
37
11.
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
41
3
4
1.
INLEIDING EN AANLEIDING ONDERZOEK
Competentiegericht begeleiden is een begeleidingsvorm gericht op het bevorderen van positief gedrag van een cliënt waarbij wordt uitgegaan van de krachten van de cliënt en zijn omgeving. Middels begeleiding wordt negatief gedrag dat een cliënt vertoond, omgebogen in positief gedrag en worden vaardigheden die bij de cliënt minder sterk ontwikkeld zijn verbeterd. Doel van Competentiegericht begeleiden is het sterker maken van de cliënt in zijn huidige context en samen met de cliënt werken aan zijn toekomstperspectief (Haspels, Hemminga & Haak, 2015). Competentiegericht begeleiden is gebaseerd op vier pijlers: 1. 2. 3. 4.
Bejegening cliënt Proactief werken Perspectief bieden Netwerk betrekken
Deze vier pijlers zullen in de hoofdstukken 5 t/m 8 nader worden toegelicht. Competentiegericht begeleiden kan in verschillende contexten worden uitgevoerd. Eén van de branches waarin Competentiegericht begeleiden wordt uitgevoerd is de maatschappelijke opvang. De Kessler Stichting in Den Haag is één van deze organisaties. Zij biedt opvang, zorg en begeleiding aan sociaal kwetsbare burgers. De Kessler Stichting werkt sinds 2010 met Competentiegericht begeleiden. De Kessler Stichting wil Competentiegericht begeleiden graag erkend zien als effectieve aanpak (valideren) en wil deze aanpak in dat kader indienen bij de Databank Effectieve Sociale Interventies van MOVISIE. Om de aanpak Competentiegericht begeleiden erkend te krijgen, dient een heldere beschrijving en onderbouwing ter beoordeling bij deze databank ingediend te worden. Onderdeel van deze beschrijving is de ervaring die in de praktijk is opgedaan met de interventie. Deze kennis kan worden vastgelegd middels een zogenoemde procesevaluatie. Een procesevaluatie laat zien hoe de interventie in de praktijk is geïmplementeerd, hoe de uitvoering zich verhoudt tot de beschrijving van de methodiek en wat de uitvoerders en cliënten van de aanpak vinden. Het geeft een eerste indicatie van de mate waarin de aanpak resultaat oplevert. Bovendien kan het leiden tot suggesties ter verbetering van de manier waarop de aanpak is geïmplementeerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de mate waarin de aanpak uniform wordt uitgevoerd. De Kessler Stichting heeft PI Research gevraagd om deze procesevaluatie uit te voeren. Dit document is een korte beschrijving van de procesevaluatie en de uitvoering van Competentiegericht begeleiden in de praktijk bij de Kessler Stichting. In hoofdstuk 2 worden het evaluatiemodel en de onderzoeksvragen toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat in op de onderzoeksopzet. De uitkomsten van de procesevaluatie zullen in de hoofdstukken 3 tot en met 10 beschreven worden. In hoofdstuk 11 van dit document worden de onderzoeksvragen kort en bondig beantwoord. Aan het einde van ieder hoofdstuk worden de belangrijkste uitkomsten in een kader weergegeven.
4
1.1 DE KESSLER STICHTING IN HET KORT Kessler Stichting biedt een breed scala aan ondersteuningsmogelijkheden, zodat de inhoud en intensiteit van de begeleiding optimaal aansluit op de behoeftes van de cliënt. De volgende voorzieningen zijn beschikbaar: Ambulante begeleiding: gericht op cliënten die zelfstandig wonen en behoefte hebben aan ondersteuning. Er is sprake van dreigende dak- en/ of thuisloosheid of het betreffen cliënten die na een periode van kortdurende opvang weer zelfstandig zijn gaan wonen.
Ambulante begeleiding - zelfstandig wonen Ambulante begeleiding - begeleid kamerwonen Ambulante begeleiding - groepswonen Sesam preventie huisuitzettingen Steunpunt Rentree
Kortdurende zorg: gericht op dak- en thuisloze cliënten die behoefte hebben aan een tijdelijke verblijfplaats. Er kan sprake zijn van een acute vraag voor onderdak, cliënten verkeren in een instabiele situatie. De cliënten krijgen begeleiding om hun leven weer op orde te krijgen. Nachtopvang Kortdurende opvang Zamenhof Kortdurende opvang Jongeren De La Rey Langdurende zorg: gericht op dak- en thuisloze cliënten die voor langere tijd een woonplek zoeken met continue begeleiding. De cliënten komen vanuit de kortdurende opvang of vanuit een instabiele situatie zonder woon- of verblijfplaats. De cliënten zijn mede door psychiatrische problematiek niet in staat om zelfstandig te wonen (ook niet met behulp van kortdurende begeleiding). Beschermd Wonen: Tichelaar en Viljoen Beschermd wonen kleinschalig (Pand 44 en Zwarte weg) Medische zorg: gericht op dak- en thuisloze cliënten die lichamelijke problemen hebben en behoefte hebben aan medische zorg. De cliënten komen van een leven op straat of een instabiele situatie zonder vaste woon- of verblijfplaats of vanuit de kort- of langdurende opvang. De ziekte of aandoening van de cliënten maakt dat zij medische begeleiding nodig hebben of een combinatie van verblijf en medische zorg. Zorg & Wonen: ziekenboeg De La Rey Zorg & Wonen: verpleeghuiszorg
5
Samengevat,
De Kessler Stichting bied maatschappelijke opvang, zorg en begeleiding aan sociaal kwetsbare burgers. De Kessler Stichting werkt aan de hand van de methodiek ‘Competentiegericht begeleiden’. Het doel van Competentiegericht begeleiden is samen met de cliënt werken aan zijn toekomstperspectief, zodat de cliënt sterker wordt en zo zelfstandig mogelijk kan leven. Uitgangspunt hierbij is het bevorderen van gewenst gedrag van de cliënt waarbij wordt uitgegaan van de krachten en vaardigheden van de cliënt en zijn omgeving. Competentiegericht begeleiden bestaat uit vier pijlers: Bejegening cliënt, Proactief werken, Perspectief bieden en Netwerk betrekken. Het is voor de Kessler Stichting van belang dat zij werken met bewezen effectieve methodieken. Om Competentiegericht begeleiden erkend te krijgen als evidencebased methodiek, dient onder andere een procesevaluatie uitgevoerd te worden. Een procesevaluatie laat zien hoe een interventie in de praktijk is geïmplementeerd, hoe de uitvoering zich verhoudt tot de theoretische beschrijving van de methodiek en wat de uitvoerders en cliënten van de methodiek vinden. PI Research heeft de procesevaluatie voor de Kessler Stichting uitgevoerd
De ondersteuningsmogelijkheden van de Kessler Stichting zijn divers, en sluiten aan op de verschillende niveaus van mogelijkheden en behoeften van de cliënt. De Kessler Stichting biedt:
Ambulante begeleiding Kortdurende zorg voor cliënten die behoefte hebben aan een tijdelijke verblijfplaats Langdurende zorg voor cliënten die door complexe (psychiatrische) problematiek langere tijd een woonplek met continue begeleiding nodig hebben Medische zorg voor cliënten die medische begeleiding nodig hebben of een combinatie van verblijf- en medische zorg.
6
2.
DOEL EN VRAAGSTELLING VAN HET ONDERZOEK
Binnen een procesevaluatie wordt gekeken naar de volgende vier elementen van een aanpak:
Context
Doelgroep Doelgroep
Aanpak Aanpak
Resultaten Resultaten
Figuur 2.1. Schematische weergave van het procesevaluatiemodel. Bewerking van: Yperen, van T. & Veerman, J.W. (2008). Zicht op effectiviteit. Delft: Eburon.
Het doel van de procesevaluatie is het systematisch in kaart brengen van de uitvoering in de praktijk en de resultaten van de aanpak Competentiegericht begeleiden aan de hand van de vier elementen uit het evaluatiemodel: doelgroep, aanpak, resultaten en context. De kenmerken van de doelgroep en de context waarbinnen het aanbod wordt aangeboden bepalen de inhoud van het aanbod. Vervolgens bepaalt de inhoud van het aanbod in combinatie met de context weer tot welke resultaten een voorziening leidt. De vraag bij een procesevaluatie is steeds hoe het element van de aanpak in de praktijk wordt uitgevoerd versus hoe dit element bedoeld is (en dus in theorie effectief is). Bovenstaande resulteert in onderstaande onderzoeksvragen: 1. 2. 3. 4.
Wat is de bereikte doelgroep? Hoe wordt de aanpak Competentiegericht begeleiden in de praktijk uitgevoerd? Wat is het resultaat van Competentiegericht begeleiden? Welke contextfactoren zijn van invloed op de manier waarop Competentiegericht begeleiden wordt uitgevoerd?
7
3.
ONDERZOEKSOPZET
Bij een procesevaluatie wordt informatie uit de praktijk gebruikt om een beeld te krijgen van de toepassing van een methodiek. In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen: 1. Trajectplannen. In een trajectplan worden per leefgebied doelen geformuleerd. Het trajectplan wordt gedurende de begeleiding van de cliënt bijgesteld middels tussentijdse evaluaties. De trajectplannen worden in de procesevaluatie gebruikt om in kaart te brengen op welke leefgebieden het vaakst doelen worden gesteld, hoe concreet en meetbaar de doelen zijn geformuleerd en of de doelen geformuleerd zijn gericht op het versterken van competenties. De tussentijdse evaluaties geven zicht op de mate waarin doelen zijn bereikt en de mate waarin de cliënt tevreden is over bijvoorbeeld de werkrelatie. Voor deze procesevaluatie zijn 46 individuele trajectplannen geanalyseerd van de locaties Zamenhof en de afdeling ambulante begeleiding. Er is gekozen voor deze locaties omdat op deze locaties Competentiegericht begeleiden het meest volledig geïmplementeerd is. Daarnaast is het werken met tussenevaluaties van doelen het meest aan de orde bij de kortdurende opvang en de ambulante begeleiding en is de verwachting dat de cliënten van deze locatie de meeste vooruitgang in een relatief korte periode kunnen laten zien. 2. Consumer Quality Index (CQ-I) vragenlijst. Deze vragenlijst wordt tweejaarlijks afgenomen om de cliënttevredenheid in kaart te brengen. Voor deze procesevaluatie is de vragenlijst als bron meegenomen voor de inschatting van de waardering van de cliënt van de aanpak van de Kessler Stichting. De CQ-I-rapportages van de locaties Zamenhof, Viljoen en Tichelaar waren beschikbaar. Van deze afdelingen is de laatst (bekende) afname van de CQ-I gegevens (mei 2014) geanalyseerd. 3. Interviews met trajectregisseurs en trajectondersteuners van de Kessler Stichting. Bij de Kessler Stichting bestaat de begeleiding van cliënten uit begeleiding door een trajectondersteuner (begeleidt de cliënt in de dagelijkse praktijk bij de uitvoering van zijn trajectplan) en trajectregisseur (maakt de probleem- en competentieanalyse en stelt samen met de cliënt het trajectplan op en evalueert de voortgang van het plan). Tezamen vormen zij de begeleiding van de cliënt. Wanneer in dit rapport gesproken wordt over begeleiders betreft het de gezamenlijke mening van de trajectondersteuners en trajectregisseurs. In totaal zijn vijf begeleiders (trajectregisseurs en -ondersteuners) van de locaties Zamenhof en ambulante begeleiding telefonisch geïnterviewd. Het aantal geïnterviewde begeleiders is lager dan beoogd (n=5 in plaats van n=8). Door organisatorische veranderingen was het lastig om medewerkers te vinden die tijd konden vrijmaken voor deelname aan het onderzoek. Door het beperkte aantal interviews zijn de resultaten mogelijk minder representatief voor de werkwijze van de Kessler Stichting als geheel dan gewenst. In Tabel 3.1 is te zien hoe de gebruikte bronnen samenhangen met de vier elementen die in de procesevaluatie aan bod komen.
8
Tabel 3.1. Relatie bronnen en elementen procesevaluatie
Bronnen Trajectplannen
CQ-I
Interviews
Doelgroep
X
X
Aanpak
X
X
Resultaat
X (resultaat)
X (waardering)
X
Context
X
In Tabel 3.2 is weergegeven welke en hoeveel informatiebronnen zijn geanalyseerd per deelnemende afdeling. Tabel 3.2. Informatiebronnen procesevaluatie per afdeling
Informatiebronnen per afdeling
Zamenhof
Ambulante begeleiding
Totaal
Interviews
2
3
5
Trajectplannen
23
23
46
Totaal
25
26
In dit document wordt regelmatig een korte schets gegeven van de theoretische achtergronden van Competentiegericht begeleiden. Voor een meer uitgebreide beschrijving van de methodiek wordt de lezer verwezen naar het Methodeboek Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen1.
1
Haspels, M., Hemminga, Y. & Haak, M. (2015). Competentiegericht begeleiden van kwetsbare mensen. Methodeboek maatschappelijke opvang. Amsterdam: SWP 9
Samengevat, Bij een procesevaluatie wordt gekeken naar vier elementen van een methodiek:
De doelgroep De aanpak De bereikte resultaten De context waarbinnen de methodiek wordt uitgevoerd
Tijdens het onderzoek is het steeds de vraag hoe het element wordt uitgevoerd versus hoe dit element in theorie effectief is. Dit evaluatiemodel leidt tot de volgende onderzoeksvragen: 1. 2. 3. 4.
Wat is de bereikte doelgroep? Hoe wordt de aanpak Competentiegericht Begeleiden in de praktijk uitgevoerd? Wat is het resultaat van Competentiegericht begeleiden? Welke contextfactoren zijn van invloed op de manier waarop Competentiegericht begeleiden wordt uitgevoerd?
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van de volgende informatiebronnen:
Trajectplannen van cliënten CQ-I vragenlijsten Interviews met trajectcoördinatoren en trajectondersteuners
10
11
4.
DOELGROEP
4.1 INLEIDING Theoretisch gezien richt Competentiegericht begeleiden in de maatschappelijke opvang zich op een gemêleerde groep van jongeren, volwassenen en ouderen die moeite hebben met het vinden en of behouden van passende huisvesting. Door stress, hun verslavings- en/of psychische problematiek lukt het de cliënten niet om vaardigheden in te zetten om hun situatie te verbeteren. Er is vaak door omstandigheden geen of weinig contact meer met hun netwerk of hun huidige netwerk biedt te weinig steun. 4.2 DOELGROEP IN DE PRAKTIJK Uit de trajectplannen blijkt dat de leeftijd van de cliënten bij aanvang van een zorgtraject bij de Kessler Stichting varieert van 18 tot 75 jaar (uit de interviews blijkt dat er ook oudere cliënten tot 88 jaar tot de bereikte doelgroep behoren), met een gemiddelde leeftijd van 36 jaar. Gemiddeld wordt een cliënt ruim 5 maanden begeleid in de kortdurende opvang en ambulante begeleiding van de Kessler Stichting (minimum 1 maand, maximum 11 maanden). De geïnterviewde begeleiders (trajectregisseurs en trajectondersteuners) beschrijven de doelgroep als ‘breed en divers’. Cliënten kampen op meerdere gebieden met problemen zoals: verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek (persoonlijkheidsstoornissen, ADHD, stemmingsstoornissen, emotieregulatieproblematiek) en LVB-problematiek. Deze problematiek zorgt voor problemen op andere gebieden zoals huisvesting en financiën. Het gaat om cliënten die niet zelfredzaam genoeg zijn om op dit moment zelfstandig een huishouding te kunnen voeren. Daarnaast zijn er ook cliënten die binnen een forensisch kader vanuit verplichte reclassering zijn geplaatst waarbij begeleiding door de Kessler Stichting deel uitmaakt van het nazorg traject vanuit detentie. Geïnterviewde begeleiders van de Kessler Stichting geven aan dat cliënten worden begeleid door een breed scala van hulpverleningsorganisaties zoals de reclassering en maatschappelijke dienstverlening vanuit de Gemeente (sociale dienst/ werkbegeleiding/ schuldhulpverlening). In het geval van psychiatrische problematiek gaat het om organisaties zoals PSYQ, Parnassia, de Brijderstichting verslavingszorg/ de Jutters. Wanneer een heel gezin wordt begeleid is BJZ of het Centrum voor Jeugd en Gezin erbij betrokken. Kortom, een heel scala hulpverleningsinstanties uit Den Haag is betrokken bij deze doelgroep. Een belangrijke indicator bij begin van het traject bij de Kessler Stichting is de score die de cliënt haalt bij aanvang van de zorg op de ZelfRedzaamheidsMatrix (ZRM). De gemiddelde scores op de domeinen van de ZRM van de 46 cliënten waarvan de trajectplannen zijn geanalyseerd zijn hieronder weergegeven.
12
5
3
3,73
3,51
4
3,02 2,27 2,42 2,4
3,27
2,87 2,76
3,29
1: acute problemen 2: niet zelfredzaam
2
3: beperkt zelfredzaam
1 4: voldoende zelfredzaam 0
Figuur 4.1 Gemiddelde scores op de domeinen van de Zelfredzaamheidsmatrix
Uit de analyse van de ZRM-scores blijkt dat de cliënten van de Kessler Stichting niet zelfredzaam zijn op de volgende levensdomeinen: Inkomen, Dagbesteding, Huisvesting, Sociaal Netwerk en Maatschappelijke participatie. Daarnaast is de doelgroep gemiddeld gezien ‘beperkt’ zelfredzaam op de domeinen Gezinsrelaties, Geestelijke gezondheid, Fysieke Gezondheid, Algemene Dagelijkse Levens (ADL-) vaardigheden en Justitie.
13
Samengevat, de doelgroep van de Kessler komt overeen met de beoogde doelgroep van Competentiegericht begeleiden. De doelgroep van de Kessler Stichting:
is heterogeen qua kenmerken (dat wil zeggen qua leeftijd en problematiek).
varieert qua leeftijd van 18 tot 88 jaar waarbij de gemiddelde leeftijd bij aanvang van een zorgtraject bij de Kessler Stichting 36 jaar is.
kampt op enkele of meerdere gebieden met problemen, zoals: verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek (persoonlijkheidsproblematiek, ADHD, stemmingsstoornissen, emotieregulatieproblematiek) en LVB-problematiek.
is vanwege deze problematiek op andere terreinen, waaronder huisvesting en financiën in de problemen geraakt.
is niet zelfredzaam genoeg om zelfstandig een huishouden te kunnen voeren.
is niet zelfredzaam op de domeinen Inkomen, Huisvesting, Dagbesteding, Maatschappelijke Participatie en Sociaal Netwerk.
is bekend bij meerdere hulpverleningsorganisaties in Den Haag.
Het traject bij de Kessler Stichting kan ook deel uitmaken van een nazorgtraject na afloop van detentie: dit zijn cliënten die binnen een forensisch kader zijn geplaatst.
14
5.
AANPAK: PIJLER 1 - BEJEGENING
5.1 INLEIDING De eerste pijler van Competentiegericht begeleiden gaat over de manier waarop de cliënt bejegend wordt. Binnen Competentiegericht begeleiden houdt dit in dat:
De begeleider hartelijk en betrokken is: oprecht geïnteresseerd is in de cliënt, dagelijks tijd vrijmaakt voor de cliënt en informeert naar de mate van tevredenheid van de cliënt en zaken die de cliënt bezighouden. De begeleider observeert veranderingen in het gedrag van de cliënt die kunnen duiden op toenemende spanningen. Tweede aspect binnen de pijler bejegening betreft het model staan van de begeleider. Uitgangspunt hierbij is dat gedrag wordt geleerd op basis van gedrag van andere belangrijke personen (modellen) uit de omgeving. Begeleiders vervullen niet alleen een modelfunctie voor de cliënt als zij gedrag voordoen voor de cliënt maar ook in de dagelijkse omgang met elkaar. Het derde aspect van deze pijler is de cliënt feedback geven op hun gedrag. Feedback is in eerste instantie gericht op gewenst gedrag waarbij het belangrijk is dat de feedback zo snel mogelijk direct na het vertoonde gedrag gegeven wordt. Feedback geven op gewenst gedrag is een techniek om bestaande vaardigheden van de cliënt te bekrachtigen. De cliënt krijgt te horen welk gedrag goed is en waarom, in duidelijke en concrete taal die aansluit bij de cliënt. Verder moet feedback eenduidig zijn en niet worden gecombineerd met kritiek. Indien het gaat om feedback op ongewenst gedrag is het van belang om spanningsverlagend te communiceren. Hierbij spelen houding (begeleider is zelf rustig en kalm) en timing (op het juiste moment) van de feedback een belangrijke rol. Indien het gaat om een situatie waar de begeleider zelf niet bij aanwezig is geweest, is het van belang om allereerst aan de cliënt te vragen wat er precies gebeurd is, zodat de client zijn verhaal kan doen en zich gehoord voelt, waarna vervolgens concreet wordt aangegeven wat de cliënt goed of juist minder goed heeft gedaan in die situatie. In het geval de cliënt iets minder goed heeft gedaan of ongewenst gedrag heeft vertoond, kan de begeleider hem een gedragsalternatief geven of een suggestie voor wat beter zou zijn in die situatie. Veel cliënten kampen met negatieve kernovertuigingen over zichzelf (‘niemand vindt mij aardig’, ‘ik kan het toch niet’). Deze negatieve kernovertuigingen versterken negatieve gevoelens van de cliënt, welke op hun buurt weer het gedrag van de cliënt negatief beïnvloeden. Belangrijk is dat begeleiders deze negatieve kernovertuigingen niet onbedoeld versterken. De begeleider kan deze negatieve kerncognities beïnvloeden door helpende cognities te versterken (‘de eerste stap ging goed’, ‘het hoort erbij dat iets soms niet lukt’). Indien een cliënt negatief gedrag vertoont, kan de begeleider de cliënt ook een gedragsalternatief (gedragssuggestie) geven of de cliënt activeren door hem zelf na te laten denken over mogelijke alternatieven of oplossingen en op deze manier de probleemoplossende vaardigheden van de cliënt proberen te vergroten.
15
5.2 BEJEGENING IN DE PRAKTIJK Over de uitvoering van de eerste twee aspecten van bejegening (begeleider is hartelijk, betrokken en staat model) kunnen alleen uitspraken worden gedaan indien de begeleiders in de praktijk zouden zijn geobserveerd. Observatie op locatie viel buiten het bestek van het huidige onderzoek. De informatie over de manier waarop begeleiders cliënten bejegenen is gebaseerd op wat de begeleiders daarover in de interviews hebben gezegd, met name over de manier waarop zij feedback geven aan hun cliënten en de manier waarop zij omgaan met mogelijke negatieve kernovertuigingen van cliënten. Bij het geven van feedback is het van belang dat de feedback gericht is op gewenst gedrag Begeleiders van de Kessler Stichting geven aan dat ze de manier waarop zij feedback geven, laten afhangen van de persoon aan wie ze deze feedback geven, van de persoonlijke band die ze met een cliënt hebben of van wat een cliënt op dat moment nodig heeft om in beweging te komen. Indien de cliënt gewenst gedrag vertoont, wordt de cliënt gestimuleerd om dat gedrag vooral vol te houden. Als het gaat om feedback geven op het wel of niet bereiken van een werkdoel, dan geven geïnterviewden aan dat ze vooral benadrukken wat de cliënt wél is gelukt en minder te focussen op wat er niet is gelukt. Er wordt dus positieve feedback gegeven op succeservaringen. Het helpt hierbij om een grote taak of werkdoel op te splitsen in kleine stapjes en dan positieve feedback te geven op de kleine stapjes waarop de cliënt vooruitgang heeft geboekt. Zoals een begeleider zegt: ‘er zijn altijd dingen die wel zijn gelukt.’ Op basis van de interviews kan worden vastgesteld dat feedback vooral ‘op maat’ (passend bij de cliënt) wordt gegeven. Indien de cliënt gewenst gedrag vertoont, hoe klein ook het succes, wordt de cliënt gestimuleerd om dat gedrag vooral vol te houden. Bij het geven van feedback is het van belang dat negatieve kernovertuigingen van de cliënt niet versterkt worden. Begeleiders kunnen deze kerncognities beïnvloeden door helpende cognities te versterken. Uit de interviews blijkt dat bij de begeleiding van cliënten wordt geprobeerd om negatieve kernovertuigingen af te zwakken. Helpende cognities worden gebruiken om de negatieve kernovertuigingen om te buigen. Dit doen begeleiders door de cliënt die nog niet slagen in het behalen van hun doelen inzicht te geven in wat er wel lukt of wat de cliënt wel kan en hem zo succeservaringen te laten opdoen. Een andere manier om om te gaan met negatieve kernovertuigingen is om samen te kijken naar wat er al gelukt is (‘het is niet alleen maar slecht’). Ook positieve feedback geven op de inzet die een cliënt heeft getoond of cliënten laten benoemen waar zij trots op zijn worden door geïnterviewden genoemd als manieren om negatieve kernovertuigingen om te buigen. In sommige gevallen wordt er een zogenaamd twee-sporen beleid ingezet waarbij er enerzijds positief wordt ingepraat op de cliënt, maar de begeleider ook doorvraagt om te proberen tot de kern van de negatieve overtuiging te komen. Door inzicht te 16
krijgen in de kern van de negatieve overtuiging kan de begeleider de cliënt gerichter begeleiden in het ontkrachten van de negatieve overtuiging. Feedback geven volgt bij voorkeur direct op het gewenste gedrag dat een cliënt laat zien. Uit de interviews met begeleiders blijkt dat begeleiders duidelijk op het netvlies hebben dat feedback zo snel mogelijk gegeven moet worden. De geïnterviewden geven aan dat het gezien de kenmerken van de doelgroep (relatief veel cliënten met een (licht-) verstandelijke beperking en/ of verslavingsproblematiek) extra belangrijk is om zo snel mogelijk feedback te geven nadat een situatie zich heeft voorgedaan. Bij het geven van feedback is het van belang dat de begeleider duidelijke en concrete taal gebruikt die aansluit bij de cliënt. Zoals eerder is aangegeven wordt de manier waarop feedback gegeven wordt zoveel mogelijk op maat, passend bij de cliënt gegeven. De begeleiders doelen hierbij ook op de taal die gebruikt wordt om feedback te geven. Zij streven ernaar dat zij zoveel mogelijk taal gebruiken die aansluit bij de belevingswereld van de cliënt, zo geven zij in de interviews aan. Indien het gaat om feedback op ongewenst gedrag is het van belang om spanningsverlagend te communiceren. Hierbij spelen houding (begeleider is zelf rustig en kalm) en timing (op het juiste moment) van feedback een belangrijke rol. Als een cliënt betrokken is bij een incident (bijv. een vechtpartij) wordt hij uit de situatie gehaald en wordt ervoor gezorgd dat de cliënt eerst rustig is voordat hij zijn verhaal vertelt. De geïnterviewden benadrukken dat zij vervolgens feedback geven op concreet gedrag van de cliënt, waarbij de inhoud van het incident of de situatie zo veel mogelijk buiten beschouwing wordt gelaten. Dit zorgt ervoor dat de cliënt focust op zijn eigen gedrag en de invloed die hij daarop heeft in plaats van op het incident of gedrag van anderen in deze situatie. Op basis van de interviews is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de mate waarin begeleiders bewust een rustige houding aanmeten in geval van het optreden van ongewenst gedrag van de cliënt. Indien het gaat om een situatie waar de begeleider zelf niet bij aanwezig is geweest, is het van belang om bij de nabespreking aan de cliënt te vragen wat er precies gebeurd is, concreet aan te geven wat de cliënt goed of juist minder goed heeft gedaan in die situatie. In het geval de cliënt iets minder goed heeft gedaan of ongewenst gedrag heeft vertoond kan de begeleider hem een gedragsalternatief geven of een suggestie voor wat beter zou zijn in die situatie. Uit de interviews blijkt dat indien een cliënt betrokken is bij een incident waarbij de begeleider niet aanwezig was er eerst geprobeerd wordt helder te krijgen wat er precies is gebeurd. De cliënt krijgt de ruimte om zijn kant van het verhaal te vertellen. Begeleiders gebruiken verschillende technieken in het geval een cliënt ongewenst gedrag heeft vertoond of iets minder goed heeft gedaan, om ervoor te zorgen dat de cliënt in de toekomst gewenst gedrag laat zien. Sommige begeleiders bespreken met de cliënt hoe de situatie er vanuit 17
het standpunt van de medewerker uitziet om de cliënt bewust te maken van hoe zijn gedrag overkomt. Een andere medewerker laat de cliënt de consequenties van zijn gedrag zelf benoemen en laten de cliënt benoemen wat hij in de toekomst anders zou kunnen doen om zo’n situatie te voorkomen. Soms adviseert een begeleider over wat hij of zij zou doen in een bepaalde situatie (gedragssuggestie). Soms wordt ook met behulp van het voordoen van gewenst gedrag en de cliënt laten oefenen met gewenst gedrag, een situatie nagespeeld om zo de cliënt te laten ervaren wat hij anders had kunnen doen.
Samengevat, De manier waarop bij de Kessler Stichting feedback wordt gegeven aan cliënten komt in grote lijnen overeen met de uitgangspunten van pijler 1 van Competentiegericht begeleiden.
Feedback wordt op concreet zichtbaar gedrag gegeven. Zo snel mogelijk (op het juiste moment) en in concrete en duidelijke taal die aansluit bij de belevingswereld van de cliënt (op een passende manier). Er kan geconcludeerd worden dat feedback op maat wordt gegeven.
De manier waarop wordt omgegaan met negatieve kernovertuigingen van de cliënt is in lijn met het gedachtegoed van Competentiegericht begeleiden:
Focus wordt gelegd op wat de cliënt wel is gelukt. Er wordt positieve feedback geven op de getoonde inzet van de cliënt. De cliënt wordt geactiveerd door hem zelf te laten benoemen waar hij trots op is. De begeleider vraagt door om tot de kern van de negatieve overtuiging te komen om zo de cliënt gerichter te kunnen begeleiden in het ombuigen van zijn negatieve kernovertuiging.
De manier waarop binnen de Kessler feedback wordt gegeven na een incident is in lijn met Competentiegericht begeleiden:
Er wordt spanningsverlagend gecommuniceerd. De cliënt wordt uit de situatie gehaald en er wordt gewacht totdat de cliënt gekalmeerd is voordat een gesprek wordt aangegaan. De cliënt krijgt de ruimte om zijn kant van het verhaal te vertellen.
Er worden strategieën ingezet om de cliënt ertoe te bewegen de volgende keer gewenst gedrag te laten zien:
De cliënt het standpunt van een ander laten innemen. De cliënt gedragsalternatieven geven. De cliënt activeren door hem zelf te laten vertellen wat er niet goed is gegaan en wat hij een volgende keer anders zou kunnen doen. De cliënt de situatie laten naspelen, waarbij de begeleider model staat met gedragsalternatieven.
18
6.
AANPAK: PIJLER 2 - PROACTIEF WERKEN
6.1 INLEIDING Proactief werken binnen Competentiegericht begeleiden gaat ervan uit dat de begeleider:
De cliënt stimuleert om na te denken over de invulling van zijn leven (wonen, werken, vrije tijd, netwerk). Eerst inventariseert welke vaardigheden de cliënt al bezit alvorens de cliënt te begeleiden in het verbeteren of opdoen van vaardigheden. Actief contact opneemt en onderhoudt met de cliënt. Initiatief neemt in het zoeken naar passende dagbesteding voor de cliënt. De cliënt actief betrekt bij het vormgeven van de dagstructuur en de regels. De cliënt activeert met behulp van motiverende gesprekstechnieken (zoals de gedragssuggestie, gedragsoefening, uitzonderingsvragen, schaalvragen, oplossen van een keuzeprobleem en het maken van een kosten-batenanalyse). De cliënt eerst naar diens eigen oplossingen vraagt voordat hij advies geeft.
6.2 PROACTIEF WERKEN IN DE PRAKTIJK Hierna volgt een beschrijving van hoe het proactief werken binnen de Kessler Stichting is vormgegeven. De begeleider stimuleert de cliënt om na te denken over de invulling van zijn leven (wonen, werken, vrije tijd, netwerk) Binnen de Kessler Stichting vormt dit aspect het startpunt van de begeleiding van de cliënt. Tijdens het eerste begeleidingsgesprek wordt er per levensdomein van de ZelfRedzaamheidsMatrix (ZRM) een analyse gemaakt. Samen met de cliënt bekijkt de trajectregisseur waar de cliënt op dat moment staat op het betreffende levensdomein en wat zijn wensen zijn voor de toekomst op dat domein. De begeleider inventariseert eerst welke vaardigheden de cliënt al bezit alvorens de cliënt te begeleiden in het verbeteren of opdoen van vaardigheden. Tijdens het eerder genoemde eerste begeleidingsgesprek wordt er samen met de cliënt op basis van de ZRM een sterkte-zwakte analyse gemaakt waarin beschreven staat welke vaardigheden de cliënt al bezit en wat hem goed af gaat en welke vaardigheden de cliënt nog (beter) moet ontwikkelen. Op basis van deze analyse wordt er samen met de cliënt een trajectplan opgesteld waarin de wensen van de cliënt centraal staan. Daarnaast staan in dit trajectplan de doelen en de bijbehorende actiepunten geformuleerd waaraan de cliënt gaat werken. De begeleider neemt actief contact op en onderhoudt contact met de cliënt. Bij de Kessler Stichting zijn er regelmatig contactmomenten tussen de begeleiders (trajectregisseur en trajectondersteuner) en de cliënt. De trajectregisseur stelt het trajectplan van de cliënt op en heeft daarna één keer per 6 of 12 weken (afhankelijk van het soort opvang: kortdurend of Beschermd wonen) een evaluatiegesprek met de cliënt om het trajectplan te evalueren. De 19
trajectondersteuner ondersteunt de cliënt bij het uitvoeren van zijn trajectplan. De trajectondersteuner heeft gemiddeld één keer per week een begeleidingsgesprek met de cliënt (naast alle andere contactmomenten die ze met de cliënt hebben). Uit de interviews blijkt dat trajectondersteuners ook tijd vrij maken voor een cliënt als hij buiten de structurele contactmomenten iets wil bespreken. Uit de interviews lijkt het beeld naar voren te komen dat het initiatief tot het plannen van een extra contactmoment grotendeels bij de cliënt ligt. De begeleider neemt initiatief bij het zoeken van een passende dagbesteding voor de cliënt Een onderdeel binnen het thema proactief werken is het samen met de cliënt vormgeven van zijn dagstructuur en (indien dit van toepassing is) dit samen te laten vallen met de afdelingsstructuur. Geïnterviewde begeleiders geven aan dat hier vooral aan gewerkt wordt wanneer de cliënt zelf heeft aangegeven dat hij begeleiding wenst op het gebied van het vormgeven van zijn dagstructuur. Het uitgangspunt in de begeleiding is dat de regie bij de cliënt ligt. Een medewerker geeft aan dat de cliënten die zij begeleidt meestal zelfstandig genoeg zijn om zelf hun dagstructuur in te vullen. Het is ook afhankelijk van de afdeling of dit een punt van zorg is. Binnen de ambulante afdeling waar mensen niet op locatie wonen, zal dit punt minder spelen dan op een 24-uurs afdeling. De begeleider betrekt de cliënt actief bij het vormgeven van de dagstructuur en de regels Bij de Kessler Stichting hebben cliënten de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het vormgeven van hun dagstructuur. Zoals in de vorige alinea besproken is het uitgangspunt binnen de Kessler Stichting dat de regie bij de cliënt ligt en dit alleen gebeurt op verzoek van de cliënt. Cliënten hebben tevens de mogelijkheid om in het bewonersoverleg inspraak te hebben op de dagelijkse praktijk van de afdeling waarop zij verblijven. De begeleider activeert de cliënt met behulp van motiverende gesprekstechnieken (zoals de gedragssuggestie, gedragsoefening, uitzonderingsvragen, schaalvragen, oplossen van een keuzeprobleem en het maken van een kosten-batenanalyse) Zoals beschreven in hoofdstuk 5 (Feedback geven) gebruiken de begeleiders van de Kessler Stichting verschillende technieken om een cliënt te activeren en ervoor te zorgen dat de cliënt in de toekomst gewenst gedrag laat zien. Soms adviseert de begeleider wat hij zelf zou doen in een bepaalde situatie (gedragssuggestie) of wordt er met behulp van het voordoen van gewenst gedrag en oefenen met gewenst gedrag een situatie nagespeeld om de cliënt te laten ervaren wat hij anders zou kunnen doen (gedragsoefening). De geïnterviewde begeleiders zijn wel bekend met technieken zoals de schaalvragen, oplossen van een keuzeprobleem en het maken van een kosten-baten analyse, maar geven aan deze niet vaak in te zetten. De begeleider vraagt de cliënt eerst naar diens eigen oplossingen voordat hij advies geeft Uit de interviews blijkt dat begeleiders de cliënt de consequenties van zijn gedrag zelf laten benoemen en de cliënt laten benoemen wat hij in de toekomst anders zou kunnen doen om zo’n 20
situatie te voorkomen. Op deze manier wordt geprobeerd de cliënt te stimuleren eerst een eigen oplossing voor een probleem te zoeken.
Samengevat, Proactief werken is de tweede pijler binnen Competentiegericht begeleiden. De manier waarop proactief werken in de praktijk wordt vormgegeven bij de Kessler Stichting komt grotendeels overeen met de theoretische uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden. Binnen de Kessler Stichting wordt de pijler proactief werken als volgt vorm gegeven:
Met behulp van de ZRM wordt op verschillende levensdomeinen een analyse gemaakt van waar de cliënt momenteel staat en waar hij naar toe wil De cliënt wordt actief gestimuleerd om na te denken over de invulling van zijn leven door samen met hem een trajectplan op te stellen waarin beschreven staat wat de cliënt op welk levensdomein wil bereiken met daaraan gekoppeld doelen, acties en werkpunten. Met behulp van een sterkte-zwakte analyse worden de vaardigheden van de cliënt geïnventariseerd Er wordt actief contact onderhouden met de cliënt: door de trajectondersteuner minstens één keer per week (vaker bij incidenten of crisissituaties), de trajectregisseur één keer in de zes à twaalf weken (na eerste begeleidingsgesprek). De cliënt wordt middels motiverende gesprekstechnieken zoals de gedragssuggestie en de gedragsoefening geactiveerd. Afhankelijk van de wens van de cliënt wordt hij actief begeleid bij het vormgeven van zijn dagstructuur en het zoeken naar passende dagbesteding.
Anderzijds,
Het initiatief tot het plannen van een contactmoment lijkt grotendeels bij de cliënt te liggen. Het initiatief om te werken aan de vormgeving van de dagstructuur en dagbesteding ligt niet bij de begeleider. De motiverende gesprekstechnieken, de schaalvragen, het oplossen van een keuzeprobleem en het maken van een kosten-baten analyse worden relatief weinig ingezet.
21
7.
AANPAK: PIJLER 3 - PERSPECTIEF BIEDEN
7.1 INLEIDING De derde pijler van Competentiegericht begeleiden is ‘perspectief bieden’ en gaat uit van de onderstaande uitgangspunten:
De cliënt is regisseur van zijn eigen leven. De begeleider gaat samen met de cliënt op zoek naar een voor de cliënt bevredigend en door de samenleving geaccepteerd leven. De begeleider geeft prioriteit aan alledag: de begeleiding is gericht op wat er nu bij de cliënt speelt en koppelt huidige situaties voortdurend aan het perspectief en de bijbehorende doelen van de cliënt. Dit geldt zowel voor de praktische als psychologische hulp. Stapsgewijs met behulp van de begeleidingscyclus wordt gewerkt richting perspectief: er wordt duidelijk uiteengezet waar naartoe gewerkt gaat worden en wanneer wat aan de orde komt. De begeleider informeert naar de wensen van de cliënt op het gebied van wonen, werk, vrije tijd en netwerk. Wensen worden geformuleerd in de eigen woorden van de cliënt. De begeleider inventariseert sterke en zwakke punten in de situatie voorafgaand aan het dakloos zijn en in de huidige situatie. De eerdere situatie wordt als vertrekpunt genomen van de begeleiding. Er wordt gekeken hoe voorheen sterke punten nu ingezet en uitgebouwd kunnen worden. De cliënt stelt samen met de begeleider doelen op ten aanzien van wonen, werken, vrije tijd en netwerk. De cliënt herkent zijn wensen in de gestelde doelen. Moeilijk bereikbare wensen worden vertaald in haalbare doelen richting het gewenste doel. Doelen worden omgezet in op korte termijn haalbare acties. Acties worden geëvalueerd en successen gevierd.
7.2 PERSPECTIEF BIEDEN IN DE PRAKTIJK De cliënt is regisseur van zijn eigen leven Bij de Kessler Stichting is dit de basis van de begeleiding van de cliënt. Uit de interviews blijkt dat de cliënt de regie heeft en op basis van de wensen van de cliënt wordt een trajectplan met bijbehorende doelen, acties en werkpunten opgesteld. De begeleider gaat samen met de cliënt op zoek naar een voor de cliënt bevredigend en door de samenleving geaccepteerd leven Dit aspect sluit aan bij het vorige uitgangspunt. De basis vormt de wens van de cliënt voor wat hij wil bereiken in zijn leven. De begeleiders (trajectregisseur en trajectondersteuner) begeleiden de cliënt hierin, letten op de haalbaarheid van de doelen die worden geformuleerd en bewaken de voortgang van het proces
22
De begeleider geeft prioriteit aan alledag: de begeleiding is gericht op wat er nu bij de cliënt speelt en koppelt huidige situaties voortdurend aan het perspectief en de bijbehorende doelen van de cliënt Alledaagse situaties die de cliënt op dit moment meemaakt worden benut als leersituaties, waarin de cliënt nieuwe vaardigheden kan op doen, zoals het aanvragen van een woonpas, afspraak maken met de dokter, excuses aanbieden aan je baas. Door deze gebeurtenissen in de begeleiding aan te grijpen als leermomenten, werkt de begeleider ook aan de vaardigheden die de cliënt nodig heeft om meer zelfstandig te kunnen leven. Het gaat hierbij op het als begeleiding handig inspelen op situaties die zich voordoen en dit vervolgens ook koppelen aan het perspectief. Bijv. cliënt wil zelfstandig wonen, hiervoor is het hebben van inkomsten/ werk belangrijk. Voor het hebben en houden van werk is omgaan met collega’s belangrijk. Wanneer er en conflict is geweest op het werk is het goed om met de cliënt samen te oefenen hoe hij dit kan oplossen (bijv. door middel van de gedragsoefening), zo wordt er ook gewerkt aan vaardigheden die nodig zijn voor het perspectief (zelfstandig wonen) en doel (het behouden van werk). Stapsgewijs en met behulp van de begeleidingscyclus wordt gewerkt richting perspectief: er wordt duidelijk uiteengezet waar naartoe gewerkt gaat worden en wanneer wat aan de orde komt Het idee achter dit uitgangspunt is dat binnen het traject van de cliënt voortdurend een proces gaande is van informatie verzamelen en analyseren en het vervolgens stellen van doelen. Dit is een cyclisch proces (zie Figuur 7.1)
Informatie verzamelen Wensen en functioneren cliënt in zijn context
Evalueren doelen
Analyseren Competentieanalyse Probleemanalyse
Werkpunten opstellen
Doelen stellen
Figuur 7.1. Stappen begeleidingscyclus
Bij de Kessler Stichting volgt de begeleiding van cliënten zichtbaar de stappen van de begeleidingscyclus. Er wordt allereerst informatie verzameld over de wensen van de cliënt. Per 23
levensdomein wordt in kaart gebracht waar de cliënt momenteel staat en wat hij uiteindelijk wil bereiken. Tevens wordt in kaart gebracht welke vaardigheden de cliënt al heeft en welke hij nog moet ontwikkelen om zijn wensen te realiseren (competentieanalyse). Op basis hiervan wordt samen met de cliënt een trajectplan opgesteld waarin beschreven staat wat de cliënt op welk levensdomein wil bereiken met daaraan gekoppeld doelen, acties en werkpunten. Dit plan wordt één keer in de zes à twaalf weken door de trajectcoördinator samen met de cliënt geëvalueerd. Naar aanleiding van deze evaluatie wordt er weer opnieuw informatie verzameld over de wensen en het functioneren van de cliënt na het behalen van de eerder genoemde doelen en wordt er gekeken waar de cliënt nu staat qua vaardigheden en hoe de huidige situatie nog verschilt van de gewenste situatie. Op basis hiervan worden weer nieuwe doelen gesteld en wordt de rest van de begeleidingscyclus weer doorlopen. De begeleider informeert naar de wensen van de cliënt op het gebied van wonen, werk, vrije tijd en netwerk. Wensen worden geformuleerd in de eigen woorden van de cliënt. Een traject start met een gesprek met een trajectregisseur. Nadat de cliënt uitleg heeft gekregen over het traject bij de Kessler Stichting, worden alle levensdomeinen van de ZRM samen met de cliënt nagelopen en uitgevraagd waar de cliënt nu staat en waar hij heen wil. De wensen van de cliënt zijn leidend als het gaat om het vaststellen aan welke doelen er gewerkt gaat worden: de cliënt heeft de regie. Soms wordt bij het in kaart brengen van de wensen van de cliënt gebruik gemaakt van schaalvragen waarbij cliënten op een schaal van 0 tot 10 kunnen aangeven hoe ze zich momenteel voelen ten aanzien van een domein en wat ze ervoor nodig hebben om zich nog beter te voelen (andere hulpmiddelen die begeleiders kunnen inzetten bij het in kaart brengen van de wensen van de cliënt , zoals de wenskaart, zijn niet genoemd in de interviews). De begeleider inventariseert sterke en zwakke punten in de situatie voorafgaand aan het dakloos zijn en in de huidige situatie. De eerdere situatie wordt als vertrekpunt genomen van de begeleiding. Er wordt gekeken hoe voorheen sterke punten nu ingezet en uitgebouwd kunnen worden. Aan het begin van de begeleiding wordt samen met de cliënt de ‘balans’ op gemaakt, door het maken van een competentieanalyse. Dit geeft een overzicht van het functioneren van een cliënt, waarbij er wordt gekeken naar wat de client lukt (vaardigheden) en waar de cliënt moeite mee heeft (vaardigheidstekorten). Ook worden de factoren die van invloed zijn op het gedrag van de cliënt in kaart gebracht. Vanuit deze analyse wordt gekeken naar het gewenste perspectief van de cliënt. Wat wil de client bereiken en wat heeft de client hiervoor nodig. Gekeken wordt naar de vaardigheden die de client hiervoor nodig heeft en welke stappen hij zelf al heeft ondernomen. Daarnaast wordt in kaart gebracht hoe een client zijn netwerk kan benutten om het doel te realiseren. Op basis van deze analyse worden werkdoelen opgesteld die in het trajectplan beschreven worden. Uit de interviews blijkt dat het soms voorkomt dat een cliënt voorafgaand aan de plaatsing op een afdeling al op een andere afdeling heeft gezeten. In dat geval ligt er al een trajectplan van de cliënt en wordt gevraagd op welke gebieden hij nog ondersteuning zou willen. De wens van de cliënt is hierbij dus wederom leidend. Uit de interviews blijkt dat het ook regelmatig voorkomt dat cliënten 24
zelf niet kunnen benoemen welke wensen zij hebben, op welke domeinen er problemen zijn en ook niet kunnen benoemen met welke problemen zij hulp zouden willen. In deze gevallen benoemt de trajectregisseur de doelen waaraan de cliënt zou kunnen werken en overlegt met de cliënt of dit ook doelen zijn waar hij aan wenst te werken. Competentiegericht begeleiden gaat uit van het idee dat het begeleidingstraject meer zal opleveren voor de cliënt als de wensen vanuit de cliënt zelf komen en kent verschillende hulpmiddelen om de wensen van een cliënt in kaart te brengen, zoals schaalvragen en de wenskaart. Uit de interviews blijkt dat de geïnterviewden wel gebruik maken van de schaalvragen (de cliënt wordt gevraagd hoe hij zich voelt op een schaal van 0 tot 10) maar dat zij de wenskaart in de praktijk niet vaak inzetten. Zij geven aan dat zij het idee hebben dat zij de wensen van de cliënt ook zonder dit hulpmiddel goed in kaart kunnen brengen door de cliënt in een gesprek te bevragen over zijn wensen. De cliënt stelt samen met de begeleider doelen op ten aanzien van wonen, werken, vrije tijd en netwerk. De cliënt herkent zijn wensen in de gestelde doelen. Moeilijk bereikbare wensen worden vertaald in haalbare doelen richting het gewenste doel Op basis van de analyse die bij aanvang van een begeleidingstraject wordt gemaakt, worden (sub-)doelen, acties en werkpunten opgesteld die (per levensdomein) in het trajectplan beschreven staan. Het opstellen van (sub-)doelen, acties en werkpunten gebeurt in samenspraak met de cliënt. De manier waarop de doelen gesteld worden is afhankelijk van wat de cliënt aankan en in welke fase van de begeleiding hij zich bevindt. Sommige cliënten vinden het prettig om het grote einddoel en de daarbij behorende subdoelen in hun trajectplan terug te zien. Andere cliënten vinden het prettiger om kleinere hoofddoelen te hebben die verder worden opgedeeld in subdoelen en deze weer in kleine substappen. Het kan voorkomen dat een cliënt onrealistische wensen heeft. Een manier waarop begeleiders daarmee omgaan is de cliënt zelf laten benoemen welke stappen hij al heeft behaald en hem laten benoemen welke stappen hij nog moeten zetten om deze wens te realiseren. Cliënten krijgen zo inzicht in de haalbaarheid en realiseerbaarheid van hun gewenste doel. Na het in kaart brengen van de (sub-)doelen acties en werkpunten stelt de trajectregisseur een trajectplan op en geeft deze mee aan de trajectondersteuner. Deze laatst checkt nogmaals bij de cliënt of de cliënt hetgeen in het plan staat ook zo bedoeld heeft. Vanuit Competentiegericht begeleiden zijn aandachtspunten bij het stellen van doelen dat doelen concreet, meetbaar (evalueerbaar) en gericht op gewenst gedrag moeten zijn gesteld. De beschikbare trajectplannen zijn geanalyseerd om te bekijken op welke domeinen er doelen worden gesteld, hoeveel doelen er per domein worden gesteld en of de doelen meetbaar en concreet geformuleerd zijn zoals Competentiegericht begeleiden voorschrijft. De meeste doelen worden gesteld op de domeinen Inkomen, Huisvesting en Dagbesteding waarbij op het domein Inkomen gemiddeld drie doelen worden gesteld en op de domeinen Huisvesting en Dagbesteding gemiddeld twee doelen per domein worden gesteld (zie Figuur 7.2). Als we kijken naar de manier waarop de doelen worden gesteld (concreet, meetbaar en gericht op gewenst gedrag) dan zien we dat dit bij de domeinen Inkomen, Huisvesting en Dagbesteding wordt uitgevoerd volgens de methodiek van Competentiegericht begeleiden (zie Tabel 7.2). 25
160 140 120 100 80 60 40 20 0
142 80
92 47 20
14
22
33
26
15
25
Figuur 7.2. Aantal gestelde doelen op domeinen ZRM
Ruim 90 % van de doelen die op deze drie domeinen zijn gesteld, zijn concreet en meetbaar geformuleerd en gericht op gewenst gedrag. Dit is niet bij alle domeinen zo. De gestelde doelen op de domeinen Gezinsrelaties, Fysieke gezondheid, Sociaal Netwerk en Maatschappelijke participatie zijn weliswaar grotendeels gericht op positief gedrag maar niet altijd concreet en meetbaar geformuleerd. Dit is een aandachtspunt omdat de mate van vooruitgang op een domein lastig te meten is wanneer de doelen niet concreet en/of meetbaar zijn geformuleerd. Hoe concreter en meetbaarder een doel geformuleerd is, des te duidelijker is het wat het doel is dat de cliënt moet bereiken en des te duidelijker het is wanneer de cliënt zijn doel bereikt heeft. Tabel 7.2 Percentage concreet, meetbare en positief geformuleerde doelen per domein ZRM Domein
Concreet
Meetbaar
Gericht op gewenst gedrag
Inkomen
96%
97%
93%
Dagbesteding
90%
91%
100%
Huisvesting
94%
95%
98%
Gezinsrelaties
40%
40%
90%
Fysieke gezondheid
36%
50%
79%
Sociaal netwerk
39%
42%
100%
Maatschappelijke participatie
0%
0%
87%
Doelen worden omgezet in acties die op korte termijn haalbare zijn. Acties worden geëvalueerd. Successen worden gevierd. Uit de trajectplannen blijkt dat de geformuleerde hoofddoelen opgesplitst worden in subdoelen, acties en werkpunten. Uitgangspunt is dat bij elk evaluatiegesprek met de trajectcoördinator wordt geëvalueerd welke doelen (en daarmee welke acties en werkpunten) zijn behaald en welke nog niet. 26
In hoeverre successen worden gevierd is niet in de interviews aan bod gekomen, ook is dit aspect niet terug te vinden in de trajectplannen. Aandachtspunten
De formulering van doelen in sommige trajectplannen is niet altijd in lijn met het gedachtegoed achter Competentiegericht begeleiden. Doelen zijn niet altijd in samenspraak met of in de taal van de cliënt geformuleerd. Een voorbeeld hiervan uit het domein Dagbesteding waarbij een doel op dat domein als volgt wordt beschreven: ‘dhr. heeft dagbesteding in de vorm van bezoldigd werk’. De trajectplannen worden soms onvoldoende gebruikt als communicatiemiddel met de cliënt. De trajectplannen lijken soms meer op een plan voor en van de begeleiding. Een voorbeeld hiervan is het volgende doel: ‘dhr. Is volledig gediagnosticeerd, DSM IV is vastgesteld.’ (Sub-)doelen en werkpunten worden in sommige gevallen door elkaar gebruikt. Op sommige levensdomeinen worden weinig doelen gesteld: bijv. Sociaal Netwerk of Maatschappelijke Participatie. Dit kan te maken hebben met het feit dat doelen op sommige domeinen niet haalbaar zijn voor cliënten. Maatschappelijke participatie is niet voor alle cliënten haalbaar, vanwege hun (psychische) problematiek. Soms staan er doelen omschreven als: cliënt is uitbehandeld voor verslaving. De vraag is wat uitbehandeld precies inhoud, betekent dit dat de cliënt helemaal niet meer verslaafd is of dat de verslaving het dagelijks functioneren van de cliënt niet meer verstoort. Dit is ook een voorbeeld van een doel waarbij het onduidelijk is wat precies het gewenste eindresultaat is en het de vraag is in hoeverre het haalbaar is voor een cliënt om dit doel te bereiken. Een ander voorbeeld van zo’n doel is het doel ‘dhr. heeft een vriendin’. Als er gekeken wordt naar de mate van vooruitgang dan blijkt niet altijd uit de trajectplannen dat een cliënt vooruitgang heeft geboekt op een domein. Er worden meerdere evaluatiegesprekken achter elkaar dezelfde doelen opgesteld voor de cliënt terwijl de verwachting zou zijn dat de doelen van een cliënt in de loop van zijn traject zouden veranderen omdat hij voorgaande doelen behaald heeft. Uit de bijbehorende werk en actiepunten blijkt wel dat er vooruitgang wordt geboekt op een domein. Aandachtspunt is dat de geformuleerde doelen gericht zijn op de lange termijn, en hierdoor minder belonend kunnen zijn voor cliënten. Uit de 46 geanalyseerde trajectplannen blijkt dat doelen regelmatig negatief geformuleerd zijn, terwijl een van de uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden is om gericht te zijn op het bevorderen van positief of gewenst gedrag. Een voorbeeld hiervan is het doel ’dhr. heeft geen verslaving’.
27
Samengevat, De manier waarop men bij de Kessler Stichting de pijler Perspectief bieden vormgeeft, sluit grotendeels aan bij de uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden:
De cliënt heeft de regie. De wensen van de cliënt vormen het uitgangspunt voor het trajectplan en de daarbij behorende doelen, acties en werkpunten. Met behulp van een probleemanalyse wordt in kaart gebracht wat de huidige situatie van de cliënt is en wat de cliënt wil bereiken, welke vaardigheden hij nog moet ontwikkelen en welke begeleiding hij daarbij nodig heeft. Op basis van de competentieanalyse wordt een trajectplan opgesteld waarin continu de koppeling wordt gemaakt tussen de huidige situatie van de cliënt en hetgeen hij uiteindelijk wil bereiken en de doelen, werkpunten en acties die daaraan gekoppeld zijn. Er wordt stapsgewijs en met behulp van de begeleidingscyclus gewerkt richting het gewenste perspectief Indien de wensen van de cliënt moeilijk bereikbaar zijn worden de doelen opgesplitst in kleinere stappen die wel haalbaar zijn voor de cliënt. Indien de wensen van een cliënt onrealistisch zijn, wordt de cliënt geactiveerd om zelf te benoemen welke stappen nodig zijn voor het realiseren van zijn wens. De cliënt krijgt zo inzicht in de haalbaarheid en realiseerbaarheid van hun gewenste doel.
Aandachtspunten naar aanleiding van analyse trajectplannen
Doelen lijken niet altijd in samenspraak met de cliënt te zijn opgesteld. Trajectplannen lijken soms onvoldoende als communicatiemiddel met de cliënt te worden gebruikt maar meer als plan voor en door de begeleiding. (Sub-) doelen en werkpunten worden soms door elkaar gebruikt. Op sommige levensdomeinen (zoals sociale vaardigheden of maatschappelijke participatie) worden weinig doelen gesteld: dit kan echter ook met de haalbaarheid van de doelen te maken hebben. Op het bereiken van sommige geformuleerde doelen heeft een cliënt niet altijd volledig invloed. Er zijn aanwijzingen dat doelen worden geformuleerd die op de zeer lange termijn haalbaar zijn. Dit kan demotiverend zijn voor de cliënt, omdat het hem nooit lukt om het doel te bereiken. Op een deel van de domeinen wordt een groot percentage van de doelen niet concreet en meetbaar geformuleerd.
28
8.
AANPAK: PIJLER 4 NETWERK BETREKKEN
8.1 INLEIDING Onderdeel van Competentiegericht begeleiden is het betrekken van het netwerk van de cliënt bij het begeleidingsproces (pijler 4). De pijler Netwerk betrekken gaat uit van de volgende uitgangspunten:
Zo zelfstandig mogelijk functioneren binnen een samenleving betekent het creëren van een steunend netwerk. De cliënt heeft een eigen netwerk. Er wordt bekeken in hoeverre het huidige netwerk steun biedt. De begeleider brengt samen met de cliënt het vroegere en huidige netwerk en de behoefte aan ondersteuning in de huidige en toekomstige situatie in kaart. Bij ondersteuning wordt gedacht aan praktische (administratie, financiën) en sociaal-emotionele (gezelligheid, praatpaal, troost) steun. De begeleider ondersteunt de cliënt bij het opbouwen van een netwerk en/of versterken van het huidige steunende netwerk en/of bij het uitbreiden van het steunend netwerk.
8.2 NETWERK BETREKKEN IN DE PRAKTIJK Zo zelfstandig mogelijk functioneren binnen een samenleving betekent het creëren van een steunend netwerk. De cliënt heeft een eigen netwerk. Er wordt bekeken in hoeverre het huidige netwerk steun biedt. De begeleider brengt samen met de cliënt het vroegere en huidige netwerk en de behoefte aan ondersteuning in de huidige en toekomstige situatie, in kaart. Bij ondersteuning wordt gedacht aan praktische (administratie, financiën) en sociaal-emotionele (gezelligheid, praatpaal, troost) steun. Omdat de eerste twee uitgangspunten in elkaars verlengde liggen worden deze hier gezamenlijk besproken. Binnen de Kessler Stichting wordt het huidige netwerk van de cliënt in kaart gebracht. Vervolgens wordt bekeken welke netwerkcontacten de cliënt op bepaalde levensdomeinen en het bereiken van doelen zouden kunnen ondersteunen. Drie van de vijf geïnterviewde begeleiders van de Kessler Stichting geven aan dit te doen (bij één van de geïnterviewden is dit vanwege de aard van haar functie niet van toepassing). In de praktijk wordt niet standaard gebruik gemaakt van hulpmiddelen zoals de netwerkspin (manier om de mensen om een cliënt heen in kaart te brengen) of de VIP-kaart (kaart waarmee de steun die het huidige netwerk biedt in kaart kan worden gebracht). Begeleiders geven in de interviews aan dat het betrekken van het bestaande netwerk van de cliënt bij deze doelgroep een lastig punt is. Cliënten hebben vaak een ‘verkeerd’ netwerk met criminele vrienden of schamen zich voor hun netwerk omdat ze in de problemen zijn gekomen.
29
De begeleider ondersteunt de cliënt bij het opbouwen van een netwerk en/of versterken van het huidige steunende netwerk en/of bij het uitbreiden van het steunend netwerk. Binnen de Kessler Stichting gebeurt dit op verschillende manieren: 1. Begeleiden van de cliënt bij het versterken en uitbreiden van het netwerk van de cliënt Een ander onderdeel van de pijler netwerk betrekken, is het begeleiden van cliënten bij het versterken en uitbreiden van hun netwerk. Ook hierbij is de eigen wens van de cliënt leidend. Hoewel de meeste cliënten een beperkt netwerk hebben (weinig of geen contact met familie, geen of een ‘verkeerde’ vriendengroep) geeft een geïnterviewde begeleider aan dat haar cliënten niet altijd behoefte hebben aan het uitbreiden van hun netwerk. Soms hebben cliënten negatieve ervaringen met sociale contacten en hebben ze geen behoefte meer om te investeren in hun netwerk. De praktische uitvoering van de ondersteuning van cliënten bij uitbreiding van hun netwerk wordt gedaan door de trajectondersteuner. Een voorbeeld van de manier waarop de cliënt hierbij ondersteund wordt, is het begeleiden van de cliënt bij het schrijven van e-mails en brieven naar familieleden en vrienden waarmee het contact verwaterd of verstoord is. 2. Afspraken maken met netwerk over ondersteuning De cliënt moet altijd toestemming geven voor het actief betrekken van zijn netwerk bij zijn traject. De meningen zijn verdeeld over in hoeverre het netwerk in de praktijk ook actief wordt betrokken bij het traject van de cliënt. Een geïnterviewde begeleider geeft aan dat zij in de praktijk niet vaak contact heeft met personen uit het netwerk van haar cliënten en dat eventuele afspraken meestal niet op papier worden vastgelegd. Een andere begeleider geeft aan dat het soms wel voorkomt dat contactpersonen van de cliënt actief worden betrokken bij het traject en dat eventuele afspraken dan ook op papier worden vastgelegd. Het initiatief voor het betrekken van mensen uit het netwerk vaak ligt bij de cliënt. De cliënt neemt contact op met mensen uit zijn netwerk en vraagt hen om ondersteuning. Indien dit de cliënt zelf niet lukt, gaat de trajectondersteuner samen met de cliënt kijken hoe het de cliënt wel gaat lukken. 3. Begeleiding bieden bij conflicten in het netwerk Een manier om het huidige netwerk te versterken is door de cliënt begeleiding te bieden bij het oplossen van conflicten die hij heeft met mensen uit zijn netwerk. Bij de Kessler Stichting kan men deze begeleiding bieden maar wederom is de wens of de hulpvraag van de cliënt hierbij leidend. Uit de interviews met begeleiders blijkt dat het in de praktijk niet zo vaak voorkomt dat cliënten hier begeleiding bij wensen. 4. Begeleiding bieden bij verbeteren sociale vaardigheden Een manier om de cliënt te ondersteunen bij het opbouwen of uitbreiden van hun netwerk is door hen te begeleiden bij het verbeteren van hun sociale vaardigheden waardoor het contact maken met en het sluiten van vriendschappen makkelijker wordt. Bij de Kessler Stichting worden cliënten begeleid in het uitbreiden van hun sociale vaardigheden. In hoeverre hier behoefte aan is, is wel afhankelijk van waar een cliënt in zijn traject zit. Sommige cliënten zeggen geen vrienden nodig te 30
hebben, zijn teleurgesteld geraakt in hun vrienden en hebben soms schepen achter zich verbrand. Ook schaamte over hun situatie kan cliënten belemmeren. Veel cliënten willen eerst stabiel zijn voor ze weer contact gaan leggen met hun netwerk. Indien dit speelt wordt geprobeerd met de cliënt daarover in gesprek te gaan en de cliënt bewust te maken van het feit waarom het hebben van een netwerk of vrienden wel handig kan zijn. Een begeleider geeft aan dat cliënten vaak nog helemaal geen actief netwerk hebben of dat het vertrouwen beschadigd is van mensen uit het netwerk. De nadruk in de gesprekken met de cliënt ligt dan vooral op het praten over het hebben van een netwerk en het onder de aandacht houden van het belang van een netwerk en is begeleiding niet direct gericht op het daadwerkelijk aangaan van contact. Verder bestaat de begeleiding uit het proberen de cliënt inzicht te geven in zijn eigen gedrag (door feedback te geven), de effecten van zijn gedrag en het oefenen met ander gedrag in de vorm van voordoen en oefenen. Soms worden cliënten ook aangemeld voor bijvoorbeeld een SOVA-training. Binnen de Kessler Stichting is men gestart met de groepsactiviteit ‘Samen Sterk’. Doel van deze training is het versterken van het sociale netwerk van cliënten en het opdoen en verbeteren van de vaardigheden die nodig zijn om dit netwerk te verstreken. De geïnterviewde begeleiders geven aan dat dit project een groot succes is. Veel cliënten die deel hebben genomen aan deze groep zien en ondersteunen elkaar nog steeds op allerlei gebieden (koken samen, helpen elkaar met de inrichting van hun huis).
31
Samengevat, De praktische uitvoering van de pijler Netwerk betrekken voldoet aan de uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden
Het huidige netwerk van de cliënt wordt in kaart gebracht. Wie zou de cliënt op bepaalde levensdomeinen en het bereiken van doelen kunnen ondersteunen? Als het gaat om afspraken maken met het netwerk over de ondersteuning die zij de cliënt kunnen bieden is de eigen wens van de cliënt wederom leidend:.De cliënt wordt wel gemotiveerd om zijn netwerk bij de begeleiding te betrekken en met hen afspraken te maken over de mate waarin zij ondersteuning kunnen bieden maar het initiatief om dit ook daadwerkelijk te doen ligt bij de cliënt. De Kessler Stichting kan de cliënt indien hij dat wenst op verschillende manieren begeleiding bieden zoals bij het bemiddelen in conflicten in zijn netwerk en het verbeteren van de sociale vaardigheden van de cliënt. De Kessler stichting heeft de succesvolle groepstraining Samen Sterk ontwikkeld met als doel het versterken van het netwerk van de cliënt en het opdoen en verbeteren van de sociale vaardigheden van de cliënt.
Anderzijds,
Er wordt weinig gebruik gemaakt van de standaard methodische hulpmiddelen bij het in kaart brengen van het netwerk of het werken aan het formuleren van acties voor het versterken van het netwerk.
32
9.
RESULTAAT
9.1 INLEIDING Het belangrijkste doel van de begeleiding is het zelfredzaam maken van de cliënt zodat de cliënt weer de regie krijgt over zijn eigen leven, zelfstandig kan wonen (zonder of met zo min mogelijk begeleiding) en weer volwaardig deel kan nemen aan de maatschappij. Een aanvullend doel is dat de cliënt inzicht krijgt in zijn eigen vaardigheden en gedrag (en indien hij een vaardigheid niet bezit in ieder geval weet waar hij daarvoor hulp kan zoeken) en de cliënt handvatten bieden om het in de toekomst anders aan te pakken dan voorheen. Uit de interviews en de analyse van de ZRM-scores bij aanvang en afsluiting van een begeleidingstraject wordt getracht inzage te krijgen in het de vooruitgang van cliënten op het gebied van zelfredzaamheid. Resultaat kan ook gemeten worden aan de hand van de mate waarin de cliënten tevreden zijn over de manier waarop ze begeleid worden. Bij de Kessler Stichting wordt de cliënttevredenheid jaarlijks in kaart gebracht met behulp van de CQ-I vragenlijst. Voor deze procesevaluatie is de vragenlijst als bron meegenomen voor de inschatting van de waardering van de cliënt van de aanpak van de Kessler Stichting. In dit hoofdstuk zullen de schalen van deze vragenlijst waar van de verwachting is dat Competentiegericht begeleiden daar het meeste invloed op heeft, besproken worden 9.2 NIVEAU ZELFSTANDIGHEID CLIËNTEN BIJ UITSTROOM De geïnterviewden zien de meeste vooruitgang op het gebied van financiën. Cliënten kunnen na afloop hun financiën zelf regelen of onder begeleiding, er is in ieder geval een stabiele financiële situatie gecreëerd. Ook op het gebied van huisvesting zien de geïnterviewden veel vooruitgang. Indien er stabiliteit is op deze twee levensdomeinen, is er bij cliënten ook vooruitgang op andere levensdomeinen zoals maatschappelijk participatie en geestelijke gezondheid te zien. Analyse van de trajectplannen en de scores op de ZRM bij aanvang van een begeleidingstraject en bij afsluiting laat het volgende beeld zien (zie Tabel 9.1). Tabel 9.1. gemiddelde ZRM –scores (n =46) Inkomen
T1 2.27 (0.84)
T2 2.87 (0.69)*
Dagbesteding
2.42 (0.72)
2.84 (0.90)*
Huisvesting
2.40 (1.16)
3.33 (0.83)*
Gezinsrelaties
3.51 (0.76)
3.76 (0.65)^
GGZ
3.02 (0.87)
2.96 (0.82)
Fysieke Gezondheid
3.73 (0.96)
4.04 (0.85)*
ADL-vaardigheden
3.27 (0.86)
3.53 (0.73)*
Sociaal Netwerk
2.87 (0.73)
3.18 (0.58)*
Maatschappelijke Participatie
2.76 (0.91)
2.98 (0.87)
Justitie
3.29 (1.42)
3.42 (1.32)
* p =<0.05 ^ p=< 0.10 marginaal significant
Op de domeinen Inkomen, Dagbesteding, Huisvesting, Fysieke Gezondheid, ADL-vaardigheden en Sociaal Netwerk is er een significant verschil te zien tussen de ZRM-scores bij aanvang van het 33
begeleidingstraject bij de Kessler Stichting en bij afsluiting van het begeleidingstraject. Significant verschil houdt in dat de verschillen in gemiddelde scores tussen t1 en t2 niet op toeval berusten en dat cliënten op deze domeinen significant zelfredzamer zijn geworden tijdens de behandeling. 5. CLIENTTEVREDENHEID De CQ-I-rapportages van de laatst (bekende) afname bij de Kessler Stichting (mei 2014) zijn geanalyseerd. Er is gekozen om de schalen Bereikbaarheid, Omgang, Deskundigheid, Keuzemogelijkheden en Informed consent (geïnformeerde toestemming) te analyseren, omdat deze schalen het meest gerelateerd zijn aan aspecten van Competentiegericht begeleiden. De schaal Bereikbaarheid sluit aan op de pijler Proactief werken. De schalen Omgang en Deskundigheid zeggen iets over de mening van cliënten over de manier waarop ze bejegend worden. De schalen Keuzemogelijkheden en Informed consent geven informatie over de mate waarin de wens van de cliënt centraal staat in de begeleiding en de mate waarin de cliënt invloed heeft op wie hem begeleid en de inhoud van die begeleiding. In Tabel 9.2 is te zien dat er op de schaal Bereikbaarheid een meerderheid van de cliënten aangeeft dat het geen probleem is om hun begeleiders doordeweeks en ’s avonds te bereiken. Net iets meer dan de helft zegt dat de bereikbaarheid van de begeleiders in het weekend geen probleem is. Als het gaat om de schalen Deskundigheid en Omgang dan geeft de meerderheid van de respondenten aan dat hun begeleider hen meestal of altijd goed bejegend. Als het gaat om Informed Consent dan vindt eveneens een meerderheid van de respondenten dat ze mee kunnen beslissen over de inhoud van hun begeleidingsplan. Op de schaal Keuzemogelijkheden geven cliënten aan dat ze niet altijd mee kunnen beslissen over wie hun begeleider is, waar en met wie ze gaan wonen en invloed hebben op de huisregels.
34
Tabel 9.2. Percentages antwoordcategorieën CQ-I vragenlijst. CQ-I schaal Bereikbaarheid (n=49) Is het een probleem voor u om doordeweeks overdag een begeleider te spreken te krijgen? Is het een probleem voor u om in het weekend overdag een begeleider te spreken te krijgen? Is het een probleem voor u om 's avonds of 's nachts een begeleider te spreken te krijgen? Omgang (n=49) Heeft uw begeleider genoeg tijd voor u?
Totaal % Geen probleem 63,3 53,1 61,2 Meestal/ altijd 83,7
Luistert uw begeleider aandachtig naar u?
87,8
Is uw begeleider beleefd tegen u?
95,9
Neemt uw begeleider u serieus?
87,8
Houdt uw begeleider zich aan afspraken met u? Deskundigheid (n=49)
91,8 Meestal/ altijd
Begrijpt uw begeleider wat uw klachten zijn?
87,8
Besteedt uw begeleider aandacht aan uw lichamelijke gezondheid?
85,7
Stelt uw begeleider de juiste vragen?
91,8
Zorgt de begeleiding voor een veilige sfeer in huis?
61,2
Gaat de begeleiding goed om met ruzie in huis?
51,0
Is er genoeg begeleiding in huis aanwezig?
49,0
Is de begeleiding naar uw mening de juiste aanpak voor uw klachten?
83,7
Wordt het begeleidingsplan naar uw wens uitgevoerd?
87,8 Ja
Keuzemogelijkheden (n=49) Kunt u kiezen wie uw begeleider is?
38,8
Kunt u kiezen of uw familie/vrienden betrokken worden bij de begeleiding?
59,2
Kunt u kiezen waar uw begeleidingsgesprekken plaatsvinden?
81,6
Heeft u kunnen kiezen in welk huis u ging wonen?
32,7
Heeft u kunnen kiezen met wie u ging samenwonen?
14,3
Heeft u inspraak in het opstellen van huisregels in uw huis?
30,6 Ja
Informed Consent (n=47) Heeft u een begeleidingsplan?
63,8
Kunt u meebeslissen over de inhoud van uw begeleidingsplan?
70,2
Heeft u ingestemd met uw begeleidingsplan?
78,7
Is uw begeleidingsplan in overleg met u bijgesteld?
66,0
9.3 SUCCESFACTOREN De geïnterviewden noemen verschillende factoren die bijdragen aan een succesvol begeleidingstraject. Een factor die genoemd wordt is het maken van een goede analyse en het goed uitvragen van het verhaal van de cliënt (zijn verleden en hoe hij in de huidige situatie terecht is gekomen). Indien er sprake is van een stoornis op persoonlijkheidsproblematiek is de cliënt door het gestructureerd analyseren van de situatie uiteindelijk beter te begeleiden. Voor de cliënt biedt de juiste diagnose inzicht in zichzelf en handvatten om beter om te gaan met zichzelf. Een andere succesfactor is de eigen motivatie van een cliënt, hoe gemotiveerder des te groter de kans dat het traject zal slagen. 35
Daarnaast is een belangrijke factor het faciliteren van de cliënt in hetgeen hij wil bereiken en hem goed advies hierin geven. De cliënt voert de benodigde acties zelf uit. Doordat hij succes ervaart, wordt zijn competentiegevoel en zelfvertrouwen versterkt. Hierdoor wordt de kans groter dat de cliënt in de toekomst meer competent gedrag laat zien. Ook het inschakelen van het netwerk rondom de cliënt wordt genoemd als succesfactor.
Samengevat, Doel begeleiding: zelfredzaam maken van de cliënt zodat hij weer regie krijgt over zijn eigen leven, zelfstandig kan wonen en weer volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Aanvullende doelen: Cliënt inzicht geven zijn gedrag en zijn vaardigheden. Cliënt handvatten bieden voor gedragsverandering. Resultaat van competentiegericht begeleiden door de Kessler Stichting op het gebied van zelfstandigheid cliënten bij uitstroom Geïnterviewden zien vooral stabiliteit en vooruitgang op het gebied van: Financiën Huisvesting > wanneer deze domeinen op orde zijn, kan vervolgens de maatschappelijke participatie en geestelijke gezondheid van de cliënt verbeteren. Analyse ZRM-scores bij aanvang en afsluiting begeleidingstraject: significante vooruitgang zelfredzaamheid op de domeinen: Inkomen Dagbesteding Huisvesting Fysieke Gezondheid ADL-vaardigheden Sociaal Netwerk Analyse CQ-I Cliënten zijn tevreden over: Bereikbaarheid begeleiders Omgang en deskundigheid begeleiders Mate waarin ze invloed hebben op de inhoud van hun begeleidingsplan. Maar: geven aan minder invloed dan gewenst te hebben op waar, met wie ze komen te wonen en de leefregels van hun verblijfplaats Succesfactoren Maken van een goede analyse: goed uitvragen van cliënt. Krijgen van een juiste diagnose indien er sprake is van een (persoonlijkheids-) stoornis. Gemotiveerde cliënt. Cliënt faciliteren om zelf actie te ondernemen. Inschakelen van het netwerk van de cliënt. 36
10.
CONTEXT
10.1 INLEIDING Als het gaat om de context waarbinnen Competentiegericht begeleiden wordt uitgevoerd dan gaat het over of deze manier van werken toegepast kan worden binnen de tijdskaders die zijn gesteld voor de begeleiding van cliënten en de aansluiting bij andere interventies binnen de Kessler Stichting en de werkwijze van ketenpartners van de Kessler Stichting. Het gaat erom hoe goed deze methode is toe te passen binnen de omgeving waarin de Kessler Stichting opereert. Daarnaast is begeleiders gevraagd wat zij de voordelen en nadelen van deze manier van begeleiden vinden. 10.2 TOEPASSING BINNEN TIJDSKADERS VOOR BEGELEIDING De geïnterviewden zijn van mening dat Competentiegericht begeleiden helpt om de begeleiding van cliënten meer te stroomlijnen binnen de tijdskaders die er zijn voor de begeleiding van een cliënt. Competentiegericht begeleiden geeft meer inzicht in de kennis en kunde van de cliënt. Hoewel de geïnterviewden aangeven dat het niet betekent dat cliënten ook sneller uitstromen, zijn zij wel van mening dat deze manier van begeleiding passender is voor cliënten. Het geeft inzicht in de vaardigheden van de cliënt en waar de cliënt wel of geen hulp bij verlangt waardoor er meer op maat begeleiding kan worden gegeven. Uiteindelijk bespaart dit tijd omdat er geen onnodige begeleiding wordt ingezet en gewerkt wordt met voor de cliënt haalbare (in tijd) afgebakende doelen. 10.3 AANSLUITING BIJ ANDERE INTERVENTIES BINNEN DE KESSLER STICHTING EN WERKWIJZE KETENPARTNERS De geïnterviewde begeleiders zijn van mening dat Competentiegericht begeleiden goed aansluit bij interventies die binnen de Kessler Stichting worden gebruikt. Over de vraag of Competentiegericht begeleiden aansluit bij de werkwijze van ketenpartners, zijn de meningen van de geïnterviewden verdeeld. Een geïnterviewde geeft aan dat ze niet tegen problemen aanloopt met ketenpartners op het gebied van de methodiek. Een andere medewerker is van mening de werkwijze van ketenpartners grotendeels hetzelfde is (uitgaan van de kracht van de cliënt, netwerk erbij betrekken, etc.). Een andere geïnterviewde vindt Competentiegericht begeleiden wel degelijk anders dan de werkwijze van ketenpartners, maar geeft aan dat het een goede aanvulling op de werkwijze van ketenpartner. Omdat men binnen de Kessler Stichting op een andere manier naar cliënten kijkt, biedt dit ketenpartners ook nieuwe inzichten over de cliënt, zo meent de geïnterviewde. Andere geïnterviewden beamen dat de begeleiding van ketenpartners vaak verschilt van die van de Kessler Stichting. Het gaat dan vooral om de manier van rapporteren. Bij de Kessler Stichting wordt gefocust op het concrete gedrag en de mogelijkheden van de cliënt. Bij sommige ketenpartner wordt daarentegen met name gepraat over de problemen en beperkingen van de cliënt.
37
10.4. VOORDELEN METHODIEK Begeleiders die in de praktijk werken met Competentiegericht begeleiden noemen vele voordelen van de methodiek zoals het feit dat de methodiek uitgaat van wat de cliënt al lukt en de krachten van de cliënt. Daarnaast wordt genoemd dat er door Competentiegericht begeleiden veel meer structuur in de begeleiding zit en het makkelijker is om de rode draad van de begeleiding in de gaten te houden waardoor het werken in het algemeen sneller en efficiënter is geworden. Een werknemer noemt als positief punt dat cliënten met behulp van deze methodiek zelfstandiger worden gemaakt dan voorheen. Vroeger werden cliënten meer bij de hand genomen volgens deze begeleider en werd veel voor hen geregeld. Nu is de begeleiding zo ingedeeld dat de begeleider (trajectondersteuner of trajectregisseur) naast de cliënt staan. Indien de begeleiders nu iets overnemen van de cliënt is daar altijd bewust over nagedacht terwijl voorheen automatisch dingen van de cliënt werden overgenomen. Binnen Competentiegericht begeleiden blijft een cliënt zo onafhankelijk mogelijk. Een andere medewerker noemt het als positief punt dat er nu meer aandacht is voor het concrete gedrag van de cliënt en dat daar in de begeleiding op gefocust wordt. Verder wordt als positief genoemd dat er met de huidige methodiek echt maatwerk wordt geleverd voor de cliënt (sluit optimaal aan op de wensen van de cliënt). 10.5 AANDACHTSPUNTEN UITVOERING COMPETENTIEGERICHT BEGELEIDEN Hoewel de begeleiders in eerste instantie aangeven geen nadelen in de methodiek te zien, noemen zij in de interviews wel een aantal punten van de methodiek die in de praktijk lastig zijn. Twee begeleiders vertellen dat ze niet alles wat de methodiek als hulpmiddel aanreikt ook daadwerkelijk in de praktijk gebruiken in de begeleiding. Een van deze twee geeft aan de wenskaart niet te gebruiken waarbij het idee achter de wenskaart wel wordt gebruikt (het uitvragen van de wensen van de cliënt) maar waarbij zij de fysieke kaarten niet letterlijk gebruikt (zie ook hoofdstuk 7). Deze begeleider heeft het idee dat ze zonder die wenskaart ook op een goede manier de wensen van cliënt kan uitvragen en in kaart kan brengen. De andere geïnterviewde geeft aan de netwerkspin niet te gebruiken. Zij geeft aan dat dit niet werkt voor haar en dit wellicht komt omdat ze niet goed weet hoe ze dit hulpmiddel moet gebruiken. Een derde begeleider vertelt dat niet alle technieken even goed aansluiten op de cliënt, en dat zij dan ook niet alle elementen standaard gebruikt in de begeleiding. Ze geeft aan dat de technieken en hulpmiddelen van Competentiegericht begeleiden daarnaast moeten passen bij de mogelijkheden van de betreffende trajectregisseur of -ondersteuner om zich de techniek effectief eigen te maken. Hierbij moet opgemerkt worden dat binnen het Competentiegericht werken elementen van de aanpak doelgericht worden ingezet. Het is geen vereiste dat alle hulpmiddelen en technieken altijd ingezet worden. Uitgangspunt is dat de begeleider kijkt naar welk doel hij wil bereiken met de cliënt en welke hulpmiddelen en technieken daarvoor ingezet kunnen worden. Een geïnterviewde geeft aan dat zij het idee heeft dat bij een deel van de cliënten de methodiek minder goed aansluit. Bij sommige cliënten is het focussen op gewenst gedrag onvoldoende om de cliënt in beweging te krijgen. Volgens haar vragen sommige cliënten er letterlijk om om ‘op hun donder te krijgen’ om gedragsverandering teweeg te brengen. 38
Dit is een opvallende uitspraak aangezien Competentiegericht begeleiden wel handvatten biedt om om te gaan met mensen die moeilijk te motiveren zijn of ongewenst gedrag vertonen (zoals in kaart brengen wat de reden is van het ongewenst gedrag, duidelijk aan geven wat het gewenst gedrag is en hier samen met de cliënt mee oefenen indien nodig). Het is mogelijk dat deze geïnterviewde deze handvatten minder toepasbaar vindt in de praktijk (en de methodiek op dit punt aangescherpt zou moeten worden) of dat dit onderdeel van de methodiek wel toepasbaar is maar de begeleider meer getraind zou moeten worden om deze handvatten in meer situaties te kunnen toepassen. Een andere geïnterviewde noemt dat bepaalde technieken minder goed bruikbaar zijn voor cliënten met een licht verstandelijke beperking omdat zij soms geen inzicht hebben in wat ze nodig hebben, lastig kunnen reflecteren op hun eigen handelen en het moeilijk vinden om te analyseren wat er in een bepaalde situatie fout is gegaan. Ook hier zou nader onderzocht moeten worden of dat deze aspecten van Competentiegericht begeleiden onvoldoende duidelijk zijn (gezien het feit dat de aanpak hier wel handvatten voor biedt) en begeleiders hier extra training in zouden moeten krijgen. Een opvallend geluid kwam van een geïnterviewde die van mening is dat de resultaten van Competentiegericht begeleiden niet goed te meten zijn met de ZRM. Zij geeft aan dat de ZRM grote stappen hanteert: voordat een cliënt vooruitgaat op de ZRM moet hij veel hebben bereikt. Een cliënt is soms wel vooruit gegaan maar behaalt dan nog steeds dezelfde score op de ZRM. Een ander aspect is dat niet alle domeinen van de ZRM even relevant zijn voor de cliënt. Zij noemt het voorbeeld van een cliënt die zich niet bezighoudt met maatschappelijke participatie omdat hij volop in de schulden zit en eerst die problemen wil oplossen. Deze cliënt gaat dan niet vooruit op het domein maatschappelijke participatie, maar dat is ook niet te verwachten voor deze zwaar belaste cliënt. Hierbij moet worden opgemerkt dat de ZRM een lijst is die vanuit de gemeente moet worden ingevuld. De ZRM is niet één op één gekoppeld aan Competentiegericht begeleiden. Vanuit Competentiegericht begeleiden wordt geleerd om te denken in kleine stappen en kleine successen terwijl de ZRM grote stappen hanteert. Het kan voorkomen dat een cliënt op de ZRM niet of nauwelijks vooruit gaat maar vanuit de uitgangspunten van Competentiegericht begeleiden wel vooruit is gegaan. 10.6 WENSVRAAG Als verbeterpunten op het gebied van de uitvoering van Competentiegericht begeleiden binnen de Kessler Stichting noemen de geïnterviewden het beter op de kaart zetten van het sociale netwerk van de cliënt in de begeleiding. Vanwege de reorganisatie en het feit dat er veel nieuwe begeleiders zijn aangetrokken is het volgens de geïnterviewden ook van belang dat er bijscholing (voor zowel oude als nieuwe begeleiders) komt over de kern van Competentiegericht begeleiden en het gedragsmatig rapporten. Andere verbeterpunten die worden genoemd hebben meer te maken met de organisatie dan met de methodiek, bijvoorbeeld efficiënter werken binnen de Kessler Stichting en een verbeterde samenwerking met ketenpartners. In de praktijk wordt het nu ervaren dat de verschillende organisaties nog te veel op eilandjes zitten en te weinig samenwerken in de begeleiding van de cliënt. 39
Samengevat, Voordelen van Competentiegericht begeleiden volgens de begeleiders van de Kessler Stichting: Competentiegericht begeleiden gaat uit van de mogelijkheden en de krachten van de cliënt. Met Competentiegericht begeleiden is er meer structuur in de begeleiding. Door Competentiegericht begeleiden worden cliënten zelfstandiger en onafhankelijk gemaakt. Door Competentiegericht begeleiden is er meer aandacht voor gedrag van cliënt. Met behulp van de methodiek wordt maatwerk geleverd. Aandachtspunt Volgens de geïnterviewden: - Zijn niet alle technieken en hulpmiddelen die gebruikt worden binnen de aanpak altijd toepasbaar in de praktijk. - Bij sommige cliënten is de focus op gewenst gedrag onvoldoende om hen in beweging te krijgen. - Zijn niet alle technieken even goed bruikbaar voor cliënten met een LVB. Bij bovenstaande aandachtspunten moeten wel twee opmerkingen gemaakt worden. Allereerst betreft het hier de mening van een klein aantal geïnterviewden. Ten tweede zou het mogelijk kunnen zijn dat deze geïnterviewden de handvatten die in de aanpak genoemd worden minder toepasbaar vinden in de praktijk (en de methodiek op dit punt aangescherpt zou kunnen worden) of dat zij meer getraind moeten worden deze handvatten ook daadwerkelijk te gebruiken. Nader onderzoek bij een groter aantal begeleiders zou hier meer uitsluitsel over kunnen geven . Context Toepassing binnen tijdskaders: - Competentiegericht begeleiden bevordert het werken binnen tijdskaders. - Competentiegericht begeleiden helpt om de begeleiding cliënten meer te stroomlijnen: door Compentiegericht begeleiden is men doelgerichter gaan werken: het proces is duidelijk en het is duidelijk wanneer aan welk doel gewerkt wordt en welke middelen er kunnen worden ingezet om dat doel te bereiken. - Competentiegericht begeleiden geeft meer inzicht in kennis en kunde van cliënt. Begeleiding meer op maat > bespaart tijd omdat er geen onnodige begeleiding wordt ingezet. Aansluiting bij andere interventies en werkwijze ketenpartners: - Competentiegericht begeleiden sluit goed aan bij interventies Kessler Stichting - Hoewel Competentiegericht begeleiden niet altijd aansluit bij de werkwijze van ketenpartners is GVB wel een goede aanvulling hierop en kan het ketenpartners nieuwe inzichten over (de vaardigheden van) de cliënt bieden. Wensen Bijscholing over de essentie van Competentiegericht begeleiden voor nieuwe begeleiders. Beter op de kaart zetten van het sociale netwerk van de cliënt in de begeleiding. Efficiënter werken. Verbeterde samenwerking met ketenpartners als het gaat om de begeleiding van cliënten.
40
11.
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
1. Wat is de bereikte doelgroep? De doelgroep van de Kessler Stichting is breed en divers. Het gaat om cliënten die op meerdere levensgebieden met problemen kampen, zoals: verslavings-, psychiatrische- en LVB-problematiek. Deze problematiek zorgt voor het vastlopen op andere gebieden zoals huisvesting en financiën. Vanwege deze meervoudige problematiek worden cliënten begeleid door een breed scala van hulpverleningsorganisaties. Het belangrijkste kenmerk van de doelgroep is dat de cliënten niet zelfredzaam genoeg zijn om zelfstandig een huishouding te kunnen voeren. Dit blijkt ook op de scores die cliënten behalen bij aanvang van hun begeleidingstraject. Vooral op de levensdomeinen Inkomen, Dagbesteding, Huisvesting, Sociaal netwerk en Maatschappelijke participatie is de doelgroep niet zelfredzaam. 2. Hoe wordt Competentiegericht begeleiden bij de Kessler Stichting in de praktijk uitgevoerd? Competentiegericht begeleiden bestaat uit meerdere componenten die hieronder zijn weergegeven. 1) Bejegening cliënt (feedback geven en omgaan met negatieve kernovertuigingen) Binnen de Kessler Stichting wordt duidelijk feedback gegeven op concreet zichtbaar gedrag, op maat, op de passende manier en op het passende moment. Als het gaat om omgaan met negatieve kernovertuigingen van een cliënt dan gaat het vooral om het focussen op wat de cliënt wél is gelukt, positieve feedback geven op de inzet die de cliënt heeft getoond en de cliënt zelf laten benoemen waar ze trots op zijn. 2) Proactief werken Proactief werken betekent binnen Competentiegericht begeleiden dat er regelmatig contact is met de cliënt op initiatief van de begeleider. Bij de Kessler Stichting zijn er structurele contactmomenten met de cliënt. De cliënt heeft gemiddeld één keer per week een gesprek met de trajectondersteuner In de eerste begeleidingsgesprekken worden de wensen en het functioneren van de client in kaart gebracht en vindt de competentieanalyse plaats. Om de 6 of 12 weken is er een evaluatiegesprek met de trajectregisseur. Indien de cliënt behoefte heeft aan meer contactmomenten is die mogelijkheid er. 3) Perspectief bieden Uitgangspunten van deze pijler zijn de wensen die de cliënt heeft over zijn eigen toekomst (perspectief). Een cliënt is enkel te motiveren tot gedragsverandering wanneer hij duidelijk voor ogen heeft hoe dit uiteindelijk voor hem leidt tot een door hem gewenst eindresultaat. De trajectregisseur helpt de cliënt bij het duidelijk krijgen van de stappen die nodig zijn om het gewenste eindresultaat te bereiken en het zelfvertrouwen van de cliënt te versterken tijdens het ontwikkelproces. Zoals passend bij de methodiek Competentiegericht begeleiden, wordt binnen de Kessler Stichting stapsgewijs gewerkt richting een nieuw perspectief waarbij de stappen van de begeleidingscyclus worden gevolgd. Het idee achter dit uitgangspunt is dat binnen het traject van de cliënt voortdurend 41
een cyclisch proces gaande is van informatie verzamelen (over de wensen van de cliënt en het functioneren van de cliënt in zijn omgeving), analyseren (middels een competentie- en probleemanalyse) en doelen stellen, werkpunten opstellen, evalueren van doelen en weer terug naar informatie verzamelen. Het onderdeel perspectief bieden start met het onderdeel informatie verzamelen waarbij alle levensdomeinen van de ZRM samen met de cliënt worden nagelopen en uitgevraagd. De focus ligt op waar de cliënt nu staat en waar hij in de toekomst heen wil. De cliënt heeft de regie: wensen van de cliënt zijn leidend als het gaat om het vaststellen aan welke doelen er gewerkt gaat worden. Hierna volgt de fase waarin er een competentieanalyse van de cliënt wordt gemaakt waarbij de sterke en minder sterke kanten van de cliënt in kaart worden gebracht. De competentieanalyse wordt voornamelijk gebaseerd op het verhaal van de cliënt zelf en de gedragsrapportages die de begeleiders (in dit geval de trajectondersteuners) maken. Indien de cliënt zijn eigen vaardigheden onder- of overschat, wordt daarover het gesprek met de cliënt aangegaan. In geval van onderschatting wordt de cliënt gewezen op wat hij allemaal wel kan. In geval van overschatting van eigen vaardigheden is er een verschil in het werken in een 24-uurssetting en werken op een ambulante afdeling. Op een 24-uurs afdeling is er door de gedragsrapportages die trajectondersteuners maken ook vanuit een andere bron zicht op de vaardigheden van een cliënt. Op een ambulante afdeling duurt het wellicht langer voordat men volledig zicht heeft op het vaardigheidsniveau van de cliënt omdat begeleiders op deze afdeling niet de mogelijkheid hebben om de cliënt regelmatig direct te observeren. Het begeleidingstraject start met het in kaart brengen van het functioneren van de client een situatieschets op de verschillende levensdomeinen: waar staat een cliënt momenteel en waar wil hij naar toe? Er wordt in kaart gebracht wat de cliënt nodig heeft om zijn doel te bereiken en wat hij zelf kan of waar hij eventueel hulp van anderen voor nodig heeft. Het kan voorkomen dat cliënten zelf niet kunnen benoemen met welke problemen zij hulp willen, in dat geval benoemt de medewerker de doelen zelf en stemt af met de cliënt of dit ook de doelen zijn waaraan hij wil werken. Op basis van deze situatieschets wordt een trajectplan opgesteld waarin de koppeling wordt gemaakt tussen de huidige situatie van de cliënt, hetgeen hij uiteindelijk wil bereiken en de daarbij behorende doelen, acties en werkpunten. Het formuleren van (sub-) doelen, acties en werkpunten vindt altijd in overleg met de cliënt plaats waarbij de manier waarop (alleen grotere hoofddoelen of juist alleen kleinere doelen) de doelen worden vastgelegd in het trajectplan afhankelijk is van de wens van de cliënt, wat een cliënt aankan en waar de cliënt zit in zijn begeleidingsproces. Bij het formuleren van doelen kan er gebruik worden gemaakt van hulpmiddelen zoals wenskaarten en schaalvragen. Deze blijken in de praktijk slechts sporadisch gebruikt te worden. Analyse van trajectplannen van cliënten toont aan dat de meeste doelen worden gesteld op voor de hand liggende domeinen zoals Inkomen, Huisvesting en Dagbesteding. Als gekeken wordt naar of de doelen ook volgens de principes van Competentiegericht begeleiden (concreet, meetbaar en gericht op gewenst gedrag) gesteld worden dan blijkt dat voor het grootste deel van de gestelde doelen op de drie eerder genoemde domeinen te gelden. Op andere domeinen bleek de formulering van de doelen voor verbetering vatbaar. De gestelde doelen waren wel gericht op gewenst gedrag maar voor het merendeel niet (of onvoldoende) concreet of meetbaar geformuleerd. Een aandachtspunt in de formulering van de doelen is het taalgebruik, doelen lijken niet altijd in de ‘taal’ 42
van de cliënt te zijn geformuleerd. Een ander aandachtpunt is dat (sub-) doelen en werkpunten soms door elkaar worden gebruikt. In sommige gevallen worden de trajectplannen worden niet altijd als communicatiemiddel voor met de cliënt gebruikt maar lijkt het erop alsof het plan meer een plan voor en door de begeleiding is. Er zijn weinig trajectplannen waarbij de gestelde doelen een toenemend niveau van vaardigheid van de cliënt laten zien. Tenslotte geldt voor sommige doelen dat een cliënt niet altijd zelf een grote invloed heeft op het bereiken van dat doel. 4) Netwerk van de cliënt betrekken Als het gaat om dit element van Competentiegericht begeleiden dan gaat het om het in kaart brengen van het netwerk, het uitbreiden van het netwerk, afspraken maken met het netwerk over ondersteuning van de cliënt, begeleiding bieden bij het omgaan met conflicten binnen het netwerk en begeleiding bij het verbeteren van de sociale vaardigheden van de cliënt. Bij al deze facetten is de wens van de cliënt leidend. Binnen de Kessler Stichting wordt het netwerk wel in kaart gebracht maar de andere facetten van het netwerk betrekken komen minder aan bod zo blijkt uit de interviews. Lastig punt bij deze doelgroep is dat cliënten vaak een ‘verkeerd’ netwerk hebben (foute vrienden) of geen contact willen hebben met hun netwerk vanwege schaamte over de situatie waarin ze zich bevinden. Om het netwerk van cliënten te versterken zijn ze binnen de Kessler Stichting gestart met de groepsactiviteit Samen Sterk, een activiteit gericht op het uitbreiden en versterken van het sociale netwerk van de cliënt en het opdoen en verbeteren van sociale vaardigheden. Deze training is een groot succes gebleken, zo blijkt uit interviews die zijn gehouden met begeleiders van de Kessler Stichting. Veel van de cliënten die hebben meegedaan aan deze activiteit zien en ondersteunen elkaar nog steeds op allerlei gebieden (bijv. op het gebied van koken of samen een huis inrichten). 3. Wat is het resultaat van Competentiegericht begeleiden? Het doel van de begeleiding is het zelfredzaam maken van de cliënt zodat hij weer regie krijgt over zijn eigen leven, zelfstandig kan gaan wonen en weer volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Aanvullende doelen zijn: de cliënt inzicht geven in zijn eigen gedrag en vaardigheden en hem handvatten bieden voor gedragsverandering. Als er gekeken wordt naar welke resultaten er te zien zijn bij cliënten dan geven geïnterviewden aan de meeste vooruitgang te zien op het gebied van financiën en huisvesting. Op deze twee levensgebieden is er een stabiele situatie gecreëerd in het leven van cliënten. Neveneffect van vooruitgang op deze levensdomeinen is vaak dat de cliënten vervolgens ook op andere gebieden (zoals geestelijke gezondheid en maatschappelijke participatie) vooruitgang boeken. Factoren die bijdragen aan een succesvolle uitkomst van de begeleiding zijn het maken van een goede analyse van zowel de competenties van de cliënt (competentieanalyse) als de problemen die hij ervaart op de verschillende levensdomeinen, motivatie van de cliënt en het op de juiste wijze kunnen faciliteren en adviseren van de cliënt. Ook is het stellen van een juiste diagnose in geval van psychische problematiek van groot belang om handvatten te krijgen om de cliënt beter te begeleiden en anderzijds biedt het de cliënt inzicht in zichzelf om beter om te gaan met zichzelf. Tenslotte wordt ook het inschakelen van het sociale netwerk van de cliënt ter ondersteuning van zijn traject genoemd als succesfactor.
43
4. Lukt het om Competentiegericht begeleiden uit te voeren binnen de context waarin men bij de Kessler Stichting moet werken? Als het gaat om de context waarbinnen men moet werken dan gaat het over twee aspecten: toepassing binnen de tijdskaders voor begeleiding van cliënten en aansluiting van de aanpak op andere interventies binnen de Kessler Stichting en werkwijze van andere ketenpartners. Uit de interviews blijkt dat dit lukt. Geïnterviewden geven aan dat Competentiegericht begeleiden juist helpt om de begeleiding van cliënten meer te stroomlijnen binnen de tijdskaders die er zijn voor de begeleiding van cliënten. Als het gaat om de aansluiting bij andere interventies binnen de Kessler Stichting, dan zijn de geïnterviewde begeleiders van mening dat Competentiegericht begeleiden daarop aansluit. De meningen zijn echter verdeeld als het gaat over de mate waarin Competentiegericht begeleiden aansluit bij de werkwijze van andere ketenpartners. Sommige vinden dat de werkwijze van Competentiegericht begeleiden redelijk overeenkomt met de werkwijze van ketenpartners terwijl een ander aangeeft dat de begeleiding van ketenpartner juist erg verschilt met Competentiegericht begeleiden (namelijk meer probleemgericht). Geïnterviewde begeleiders noemen veel voordelen aan Competentiegericht begeleiden zoals het feit dat de methodiek uitgaat van het positieve en de krachten van de cliënt. Door Competentiegericht begeleiden zit er meer structuur in de begeleiding en is het makkelijk de rode draad in de begeleiding vast te houden waardoor het werken sneller en efficiënter is geworden. Door Competentiegericht begeleiden worden cliënten zelfstandiger en onafhankelijker dan voor aanvang van de begeleiding. Verder wordt het als positief ervaren dat Competentiegericht begeleiden de focus legt op het gedrag van de cliënt en er met behulp van Competentiegericht begeleiden meer maatwerk kan worden geleverd. Er worden ook aandachtspunten genoemd voor de uitvoering van Competentiegericht begeleiden bij de Kessler Stichting. Dit betreft het feit dat volgens de geinterviewden niet alles wat de methodiek voorschrijft even bruikbaar is omdat niet alle elementen even goed aansluiten bij hetgeen een cliënt nodig heeft of passen bij de vaardigheden van de trajectondersteuner of regisseur die de cliënt begeleidt. Daarnaast wordt door sommige geïnterviewden genoemd dat sommige cliënten een wat hardere aanpak (meer beheersmatige aanpak) nodig hebben. Tenslotte wordt genoemd dat niet alle technieken (zoals het krijgen van inzicht in hun eigen gedrag) bruikbaar zijn om in te zetten bij cliënten met een licht verstandelijke beperking. Dit zijn opvallende uitspraken omdat Competentiegericht begeleiden wel handvatten geeft voor het omgaan met ongewenst gedrag, cliënten die wat moeilijker te motiveren zijn of cliënten met LVB-problematiek. De vraag die dit oproept is of de geïnterviewde begeleiders de manier waarop dit is uitgewerkt binnen Competentiegericht begeleiden niet toepasbaar vinden in de praktijk (en de methodiek op dit punt aangescherpt zou moeten worden) of dat dit onderdeel van de methodiek wel toepasbaar is maar de begeleiders hier nog extra training in zouden moeten krijgen, omdat zij dit blijkbaar niet als bruikbaar ervaren.
44
Ten uitgeleide Samengevat komt vanuit de verzamelde gegevens naar voren dat Competentiegericht begeleiden een stevige basis heeft binnen de Kessler Stichting. De begeleiders noemen veel voordelen van deze aanpak en zien ook goede resultaten als gevolg van deze aanpak. Hoewel de begeleiders niet alle elementen van de methodiek gebruiken in de begeleiding (meer in het bijzonder bepaalde hulpmiddelen) worden de basiselementen van Competentiegericht begeleiden door de begeleiders ingezet. Er zijn een aantal aspecten van uitvoering van Competentiegericht begeleiden bij de Kessler Stichting die om aanscherping vragen, zoals de wijze waarop doelen worden gesteld. Daarnaast hebben geïnterviewde begeleiders ook een aantal wensen geformuleerd met betrekking tot Competentiegericht begeleiden zoals meer informatie over hoe om te gaan met het feit dat sommige cliënten (bijv. cliënten met een licht verstandelijke beperking) geen inzicht hebben in hun eigen gedrag. Daarnaast worden ook bijscholing over de essentie van Competentiegericht begeleiden, het verbeteren van het op de kaart zetten van het sociale netwerk van de cliënt in de begeleiding en verbeterde samenwerking met ketenpartners, wensen van de begeleiders. Aanbeveling is om deze wensen te concretiseren in een aantal bijscholings- en of verdiepingstrainingen.
45